Datum 09 juni 2009 Versie 10e gewijzigde versie SB/J/09.007 © Hogeschool Utrecht Servicebureau, Juridische Zaken Utrecht 2009 Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan. HU-productnummer: SB/J/09.007
STUDENTENSTATUUT HU 2009-2010 SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
INHOUDSOPGAVE 1 PREAMBULE 4 2 ALGEMENE BEPALINGEN 5 Artikel 1 Begripsbepalingen .......................................................................................... 5 Artikel 2 Relatie met de wet en specifieke HU-regelingen............................................. 10 Artikel 3 Reikwijdte........................................................................................................ 10 Artikel 4 Inhoud en openbaarmaking............................................................................. 10 3 INSCHRIJVING 11 Artikel 5 Inschrijving als student of extraneus ............................................................... 11 Artikel 6 Inschrijvingsvereisten...................................................................................... 11 Artikel 7 Hoogte collegegeld en examengeld ................................................................ 12 Artikel 8 Beëindiging inschrijving op verzoek ................................................................ 12 Artikel 8a Beëindiging na Bindend Negatief Studie Advies 13 Artikel 9 Rechten en plichten uit inschrijving ................................................................. 13 Artikel 10 Rechtsbescherming..................................................................................... 14 Artikel 11 Nadere regeling inschrijving ........................................................................ 14 4 ONDERWIJS EN EXAMENS 15 5 MEDEZEGGENSCHAP 16 Artikel 35 Centrale medezeggenschapsraad............................................................... 16 Artikel 36 Faculteitsmedezeggenschapsraad .............................................................. 16 Artikel 37 Opleidingscommissies ................................................................................. 17 Artikel 38 Rechtsbescherming..................................................................................... 17 Artikel 39 Nadere regeling medezeggenschap............................................................ 17 6 STUDENTENVOORZIENINGEN 18 Artikel 40 Studentendecaan ........................................................................................ 18 Artikel 41 Mediatheken ................................................................................................ 18 Artikel 42 Sport en culturele voorzieningen ................................................................. 19 7 STEUNFONDSREGELING EN NOODFONDS 20 Artikel 43 Steunfondsregeling HU................................................................................ 20 Artikel 44 Aanvraagprocedure ..................................................................................... 20 Artikel 45 Bijzondere omstandigheden ........................................................................ 20 Artikel 46 Rechtsbescherming..................................................................................... 21 Artikel 47 Nadere regeling steunfondsen..................................................................... 21 Artikel 47a Noodfonds HU ......................................................................................... 21 8 ORDEHANDHAVING 22 Artikel 48 Goede gang van zaken................................................................................ 22 Artikel 49 Toepassing maatregelen ............................................................................. 22 9 RECHTSBESCHERMING 24 Artikel 50 Privacybescherming .................................................................................... 24 Artikel 51 Vertrouwenspersonen.................................................................................. 24 Artikel 52 Klachtencommissie...................................................................................... 25 Artikel 53 Algemeen klachtrecht .................................................................................. 26 Artikel 54 College van Beroep ..................................................................................... 27 Artikel 55 Bevoegdheden College van Beroep ............................................................ 27 Artikel 56 Beroepsgronden College van Beroep.......................................................... 28 Artikel 57 Nadere regeling College van Beroep........................................................... 28 10 SLOTBEPALINGEN 29 Artikel 58 Onvoorziene omstandigheden..................................................................... 29 Artikel 59 Evaluatie...................................................................................................... 29 Artikel 60 Inwerkingtreding .......................................................................................... 29
2/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 Tiende gewijzigde versie, vastgesteld door het College van Bestuur op 23 juni 2009, instemming van de CMR op 2 september 2009. Deze gewijzigde versie treedt in werking op 1 september 2009. Voorafgaande versies: 1. Oorspronkelijke versie: BJZ/94-028/05 d.d. 14 maart 1995 vastgesteld door CvB op 8 februari 1995, met instemming van VCMR op 7 maart 1995 2. Eerste gewijzigde versie: BJZ/96-039/02 d.d. 14 juni 1996 vastgesteld door CvB op 6 mei 1996, met instemming van CMR op 11 juni 1996 3. Tweede gewijzigde versie: BJZ/97-042/02 d.d. 8 juli 1997 Vastgesteld door CvB op 2 juli 1997, met instemming van CMR op 1 juli 1997 4. Derde gewijzigde versie: BJZ/98-016/03 d.d. 15 juli 1998 Vastgesteld door CvB op 18 juni 1998, met instemming van CMR op 14 juli 1998 5. Vierde gewijzigde versie: SB/J/00.012/02 Vastgesteld door CvB op 22 juni 2000, met instemming van CMR op 4 juli 2000 6. Vijfde gewijzigde versie: SB/J/04.005-02 Vastgesteld door CvB op 24 augustus 2004, met instemming van CMR op 24 augustus 2004 7. Zesde gewijzigde versie: SB/J/05.003-01 Vastgesteld door het College van Bestuur op 9 mei 2005, met instemming van de CMR op 28 juni 2005 8. Zevende gewijzigde versie: SB/J/06.006-01 Vastgesteld door het College van Bestuur op 6 juni 2006, met instemming van de CMR op 13 juni 2006. 9. Achtste gewijzigde versie: SB/J/07.009 Vastgesteld door het College van Bestuur op 22 mei 2007, met instemming van de CMR op 29 mei 2007. 10. Negende gewijzigde versie: SB/J/08.011 Vastgesteld door het College van Bestuur op 24 juni 2008, met instemming van de CMR op 11 juli 2008.
3/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
1
PREAMBULE
Hogeschool Utrecht heeft op grond van artikel 7.59 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) de plicht om de rechten en verplichtingen van de studenten in een studentenstatuut vast te leggen. Die rechten en verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de wet, dan wel uit de nadere regeling die op basis van de WHW door de hogeschool is gemaakt. De achterliggende gedachte van de wetgever met betrekking tot het studentenstatuut is, dat een student op deze wijze een duidelijk beeld van zijn rechtspositie kan krijgen. Een recht van de student houdt vaak een verplichting in voor het instellingsbestuur van de hogeschool, het College van Bestuur. Het College van Bestuur heeft de uitoefening van bepaalde wettelijke taken en bevoegdheden gemandateerd aan de faculteitsdirecties. In die gevallen wordt in dit studentenstatuut gesproken over “faculteitsdirectie”, waar anders “College van Bestuur” zou staan. Het studentenstatuut bevat tevens, voor zover in dit kader van belang, de daaruit voortvloeiende opdrachten aan de faculteitsdirecties. Het studentenstatuut kenmerkt zich door een raamwerkstructuur, waarbij in het studentenstatuut zelf de rechten en verplichtingen van de studenten in hoofdlijnen worden weergegeven. Voor de concrete invulling daarvan wordt verwezen naar de specifieke hogeschoolregelingen, die steeds, met instemmingsrecht van de CMR, afzonderlijk worden vastgesteld. Sommige van die hogeschoolregelingen (bijv. de onderwijs- en examenregeling) worden op faculteits- en afdelingsniveau nader ingevuld. De specifieke regelingen vormen met het studentenstatuut één geheel. Bij strijdigheid tussen het studentenstatuut en de specifieke regeling prevaleert de specifieke regeling. In dit studentenstatuut wordt ook regelmatig naar wetgeving (WHW, WSF 2000 etc.) verwezen. In geval van tegenstrijdigheid prevaleert uiteraard de wettekst. De tekst van de WHW ligt in de mediatheek van elke faculteit ter inzage.
4/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
2
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit studentenstatuut wordt verstaan onder: 1.
Afdeling: Een organisatorische eenheid van een faculteit belast met het verzorgen van: - een of meer bacheloropleidingen van die faculteit alsmede de eventueel daarbij behorende afdelingsdiensten (Instituut of cluster) en/of: - een of meer masteropleidingen van die faculteit alsmede de eventueel daarbij behorende afdelingsdiensten (Academie), en/of: - een of meer deeltijd-bacheloropleidingen en/of commerciële activiteiten zoals cursussen en dienstverlening van die faculteit alsmede de eventueel daarbij behorende afdelingsdiensten (Centrum), zoals geregeld in het door de faculteitsdirectie vastgestelde faculteitsorganisatiebesluit.
2.
Afdelingsdirecteur: Degene die de directie vormt van een afdeling, met taken en bevoegdheden in mandaat uitgeoefend, zoals geregeld in het door de faculteitsdirectie vastgestelde faculteitssubmandateringsbesluit.
3.
Afstudeersteun: De steun die studenten van de hogeschool krachtens artikel 7.51 WHW kunnen ontvangen als zij door bijzondere omstandigheden studievertraging hebben opgelopen tijdens hun beursrechtperiode. De steun wordt verleend om de student in redelijkheid in staat te stellen zijn studie zo spoedig mogelijk af te ronden dan wel voort te zetten. Nader geregeld in de Steunfondsregeling HU (afstudeersteunregeling).
4.
Beheerder: Degene die belast is met de dagelijkse leiding over een organisatorische eenheid binnen de hogeschool en die de verantwoordelijkheid draagt voor de administratieve uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot de registratie en bewerking van persoonsgegevens, alsmede voor het technisch beheer van de gebruikte apparatuur. Te onderscheiden zijn: a. de hogeschoolbeheerder: - de beheerder van de persoonsregistraties studenten op hogeschoolniveau: - de directeur van de stafdienst Bedrijfsvoering van de hogeschool; b. de faculteitsbeheerder: - de beheerder van de persoonsregistraties studenten op faculteitsniveau: - de directie van de desbetreffende faculteit; c. de afdelingsbeheerder: - de beheerder van de persoonsregistraties studenten op afdelingsniveau: - de directeur van de desbetreffende afdeling
5.
Bestuursbeurs: De steun die studenten van de hogeschool krachtens artikel 7.51 WHW kunnen ontvangen als ze tijdens hun beursrechtperiode erkende bestuursactiviteiten verrichten. Nader geregeld in de Steunfondsregeling HU (regeling bestuursbeurzen UU-HU).
6.
Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs (CRIHO): Een centraal register, onderdeel van de Informatie Beheer Groep (IBG), waarin gegevens van hen die aan een hogeschool ingeschreven zijn, geregistreerd staan.
1
1
Ingeval een afdeling twee of meer directeuren kent moet hiervoor in dit besluit gelezen worden afdelingsdirectie.
5/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
7.
Centrale medezeggenschapsraad (CMR): De medezeggenschapsraad van de hogeschool zoals bedoeld in artikel 10.17 WHW, voor de helft bestaande uit personeelsleden, voor de andere helft uit studenten van de hogeschool. Inrichting en bevoegdheden zijn geregeld in het door het College van Bestuur vastgestelde CMR-reglement HU.
8.
College van Beroep: Het College zoals bedoeld in artikel 7.60 en 7.68 WHW. Inrichting, taken en bevoegdheden zijn geregeld in het door het College van Bestuur vastgestelde Reglement College van Beroep HU.
9.
College van Bestuur: Bestuursorgaan van de hogeschool, tevens instellingsbestuur van de Stichting Hogeschool Utrecht krachtens artikel 10.8 WHW, met taken en bevoegdheden zoals geregeld in de Statuten van de Stichting Hogeschool Utrecht.
10.
Deeltijdse opleiding: Opleiding die zodanig is ingericht dat de student naast de onderwijsactiviteiten ook andere werkzaamheden kan verrichten. Deze werkzaamheden kunnen in de vorm van vrijstellingen studiepunten opleveren dan wel als onderwijseenheden worden aangemerkt onder door de examencommissie te stellen eisen.
11.
Duale opleiding: Opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende één of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De opleiding bestaat dan uit een onderwijs- en een beroepsuitoefeningsdeel. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kan dus studiepunten opleveren.
12.
ECTS: European Credit Transfer System. Hiermee wordt de studielast op internationaal vergelijkbare wijze uitgedrukt. Zie ook: studiepunt.
13.
Europese Economische Ruimte: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groot Brittannië, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, IJsland en Zweden.
14.
Examen: De afsluitende beoordeling van een opleiding dan wel de propedeutische fase daarvan. Aan elke opleiding is een examen verbonden. Aan de propedeutische fase kan een examen verbonden zijn.
15.
Examencommissie: De conform de onderwijs- en examenregeling ingestelde commissie ten behoeve van het afnemen, de organisatie en de coördinatie van het propedeutisch en/of het afsluitende examen van één of meer opleidingen.
16.
Extraneus: Degene die conform artikel 7.32 e.v. WHW als extraneus aan de hogeschool is ingeschreven. Een extraneus heeft niet het recht om onderwijs te volgen, maar kan wel tentamens en examens afleggen en gebruik maken van bepaalde studievoorzieningen.
17.
Faculteit:
6/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 Een organisatorische eenheid van de hogeschool bestaande uit een groep verwante afdelingen, alsmede de bij de faculteit behorende faculteitsdiensten, zoals opgenomen in het door de faculteitsdirectie vastgestelde organisatiebesluit van de faculteit.
18.
Faculteitsdirectie: De directie van een faculteit, met taken en bevoegdheden zoals geregeld in het door het College van Bestuur vastgestelde Mandateringsbesluit HU.
19.
Faculteitsmedezeggenschapsraad (FMR): De deelraad van een faculteit zoals bedoeld in artikel 10.25 WHW. Inrichting, samenstelling en bevoegdheden zijn geregeld in het door de faculteitsdirectie vastgestelde FMR-reglement.
20.
Faculteitsonderwijs- en examenregeling (faculteits-OER): De voor alle opleidingen van een faculteit geldende nadere uitwerking van de OER-HU. De faculteits-OER bevat inhoudelijk de integrale tekst van de OER-HU. In de faculteitsOER wordt ook aangegeven welke onderwerpen in studiegidsen op afdelingsniveau nader worden geregeld. De faculteits-OER wordt vastgesteld door de faculteitsdirectie.
21.
Hogeschool: Hogeschool Utrecht (HU), in stand gehouden door de Stichting Hogeschool Utrecht.
22.
Initieel onderwijs: Hoger onderwijs dat aansluit op de tweede fase van het voortgezet onderwijs en het MBO.
23.
Instellingscollegegeld: Het door het College van Bestuur voor enig studiejaar vastgesteld collegegeld. Te onderscheiden zijn: a. het collegegeld voor hen die zich als voltijdstudent voor een opleiding van de hogeschool laten inschrijven en die gedurende het betreffende studiejaar geen aanspraak kunnen maken op het wettelijk vastgestelde collegegeld (voltijdinstellingscollegegeld). b. het collegegeld voor hen die zich als deeltijdstudent voor een opleiding van de hogeschool laten inschrijven (deeltijd-instellingscollegegeld). c. het collegegeld voor hen die zich als duale student voor een opleiding van de hogeschool laten inschrijven (duaal-instellingscollegegeld).
24.
Instellingsexamengeld: Het door het College van Bestuur voor enig studiejaar vastgesteld examengeld voor hen die zich als extraneus voor een opleiding van de hogeschool laten inschrijven.
25.
Major: Het onderdeel van de hoofdfase van een opleiding dat bestaat uit verplichte onderwijseenheden en een aantal nader omschreven, aan de major gerelateerde, keuzecursussen. Zie ook: profileringsruimte.
26.
Minor: Een samenhangend geheel van keuzecursussen, dat als zodanig is opgenomen in de HUOnderwijscatalogus dan wel door een andere onderwijsinstelling als zodanig wordt aangeboden. Zie ook: profileringsruimte.
27.
Onderwijs- en examenregeling (OER): De regeling voor een opleiding of groep van opleidingen, zoals bedoeld in artikel 7.13 WHW. Hoofdzaken van de onderwijs- en examenregeling worden voor de hele hogeschool vastgesteld in de onderwijs- en examenregeling HU. Nadere invulling daarvan en aanvulling daarop vindt plaats in de faculteitsonderwijs- en examenregeling, respectievelijk in de studiegidsen van de opleidingen.
7/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
28.
Opleiding: Een samenhangend geheel van onderwijseenheden zoals genoemd in artikel 7.3.2 WHW, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. Opleidingen zijn voltijds, deeltijds en/of duaal ingericht.
29.
Opleidingscommissie (OC): Een commissie voor één of meer opleidingen van een faculteit zoals bedoeld in artikel 10.3c WHW. Samenstelling, inrichting en bevoegdheden zijn geregeld in het door de faculteitsdirectie vastgestelde OC-reglement.
30.
Orgaan: Een persoon of groep van personen die bij of krachtens een algemeen verbindend voorschrift binnen de hogeschool met enige bevoegdheid is bekleed.
31.
Profileringsruimte: Het onderdeel van de hoofdfase van een opleiding dat de student naar eigen inzicht kan invullen met een minor en/of losse keuzecursussen, mits daarvoor de voorafgaande goedkeuring van de examencommissie wordt verkregen.
32.
Propedeutische fase: De aan de hoofdfase van een opleiding voorafgaande fase die, tenzij de faculteits-OER daaromtrent anders bepaalt, wordt afgesloten met het propedeutisch examen. Als aan een propedeutische fase een propedeutisch examen is verbonden, is de studielast van die fase 60 studiepunten.
33.
Stage: Een onderwijseenheid van een opleiding die de student binnen of buiten de instelling volgt als een praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
34.
Student: Degene die, conform artikel 7.32 e.v. WHW of andere wettelijke regelingen, als student (voltijds, deeltijds of duaal) aan de hogeschool is ingeschreven.
35.
Studieadvies: Advies over het al dan niet voortzetten van de studie, dat in de loop van de propedeutische fase aan de student wordt gegeven. Aan dit advies kan een afwijzing verbonden zijn. Ook wel aangeduid als bindend negatief studieadvies (BNSA).
36.
Studiegids: De door de afdelingsdirecteur vastgestelde informatiegids voor studenten van één of meer opleidingen van de afdeling. De studiegids omvat mede de opleidings-OER, die een uitwerking en invulling van de faculteits-OER op opleidingsniveau vormt.
37.
Studiejaar: Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar, zoals bedoeld in artikel 1.1 WHW.
38.
Studielink Studielink is een digitaal instrument van alle HO-instellingen in Nederland waarmee de student zich online kan aanmelden of herinschrijven voor een opleiding aan een hogeschool of universiteit. Ook voor uitschrijven of het doorgeven van een adreswijziging kan de student van Studielink gebruik maken.
39.
Studiepunt:
8/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 Een studiepunt is gelijk aan 28 uren studie en wordt toegekend als (een deel van) een onderwijseenheid met goed gevolg is afgelegd (zie ook: ECTS). 40.
Tentamen: Aan elke cursus (onderwijseenheid) is een tentamen verbonden. Het tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Als het tentamen met goed gevolg is afgelegd worden de studiepunten van de desbetreffende cursus toegekend. (7.3.3 en 7.10.1)
41.
Voltijdse opleiding: Een voltijdse opleiding is een opleiding die is ingericht zonder dat rekening is gehouden met het verrichten van andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Werkzaamheden in de vorm van stages zijn onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kunnen dus studiepunten opleveren. De student komt conform de WSF 2000 in aanmerking voor studiefinanciering.
42.
WEB: De Wet Educatie en Beroepsonderwijs, zoals gepubliceerd in Staatsblad 1995, nummer 501, inclusief de latere wijzigingen en aanvullingen.
43.
Week: Een periode van zeven aaneengesloten dagen, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen en (voor wat betreft de bezwaar- en beroepstermijnen) het jaarlijks door het College van Beroep vastgestelde zomerreces.
44.
Werkdag: Alle dagen van een jaar met uitzondering van: de zondagen; de bij CAO of door de overheid als zodanig erkende feest- of gedenkdagen; de dagen waarop de gehele hogeschool voor studenten gesloten is.
45.
Wettelijk collegegeld: Het bij of krachtens de WHW voor enig studiejaar vastgesteld collegegeld voor voltijdstudenten. Een en ander zoals geregeld in artikel 7.43 WHW.
46.
WHW: De Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), zoals gepubliceerd in Staatsblad 1992 nr. 593, inclusief de latere aanvullingen en wijzigingen.
47.
WSF 2000: De Wet op de Studiefinanciering 2000, inclusief de latere aanvullingen en wijzigingen.
9/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
Artikel 2
Relatie met de wet en specifieke HU-regelingen
1. Dit studentenstatuut is het studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW. 2. De bepalingen van het studentenstatuut zijn slechts rechtsgeldig indien en voor zover zij niet in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet. 3. Voor zover dit studentenstatuut in strijd mocht zijn met de specifieke regeling(en) zoals genoemd in artikel 4, gelden de bepalingen van de desbetreffende specifieke regeling(en). Artikel 3
Reikwijdte
1. De reikwijdte van dit studentenstatuut is beperkt tot degenen die als voltijdstudent, deeltijdstudent of duale student bij de hogeschool zijn ingeschreven voor een initiële opleiding of een door de overheid bekostigde vervolgopleiding. 2. Met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7A zijn de bepalingen van dit studentenstatuut overeenkomstig van toepassing op degene die als extraneus bij de hogeschool is ingeschreven. Voor zover artikelen beperkt van toepassing zijn, is dat in het desbetreffende artikel of in de desbetreffende specifieke regeling aangegeven. 3. Waar in deze regeling wordt gesproken over opleiding, kan ook gelezen worden een groep van twee of meer samenhangende opleidingen. Artikel 4
Inhoud en openbaarmaking
1. Dit studentenstatuut bevat de rechten en de plichten van studenten die zijn ingeschreven aan de hogeschool. Het zijn de rechten en plichten voortvloeiende uit het bepaalde bij of krachtens de wet, alsmede de daarop gebaseerde nadere regelingen van de hogeschool. 2. De tot dit studentenstatuut behorende nadere regelingen zijn: - Inschrijvingsregeling HU; - Onderwijs- en examenregeling HU; - Steunfondsregeling HU; - Reglement College van Beroep HU; - Privacyreglement persoonsgegevens studenten HU; - Reglement inzake Ongewenst Gedrag HU; - Reglement studentendecanen HU; - Reglement Centrale Medezeggenschapsraad HU; - Basisreglement FMR HU en - Basisreglement Opleidingscommissies HU. 3. De faculteitsdirectie maakt het bestaan van het studentenstatuut aan de studenten van de faculteit bekend en draagt er zorg voor dat het op een voor de studenten toegankelijke plaats ter inzage ligt en op Sharepoint geraadpleegd kan worden. 4. De faculteitsdirectie reikt aan iedere student bij eerste inschrijving dit studentenstatuut uit. Indien noodzakelijk reikt de faculteitsdirectie dit studentenstatuut ook bij volgende inschrijvingen aan de desbetreffende studenten uit.
10/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
3
INSCHRIJVING
Artikel 5
Inschrijving als student of extraneus
1. Ieder die wenst gebruik te kunnen maken van onderwijsvoorzieningen, examenvoorzieningen of voorzieningen van andere aard ten behoeve van initieel onderwijs aan een faculteit, dient zich als student te laten inschrijven. 2. Degene die alleen gebruik wenst te kunnen maken van examenvoorzieningen van een faculteit, dient zich te laten inschrijven als extraneus of als student. (7.32.1) 3. De inschrijving geschiedt voor een opleiding en geschiedt door de faculteitsdirectie van de faculteit die deze opleiding verzorgt. (7.32.3) 4. De inschrijving voor een opleiding geschiedt voor het gehele studiejaar en in beginsel vóór 1 september. 5. De faculteitsdirectie kan besluiten dat een eerste inschrijving2 voor een opleiding tussen 1 en 30 september van het studiejaar wordt toegestaan. In dat geval dient uiterlijk op 30 september door Hogeschool Utrecht vastgesteld te kunnen worden dat de student voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden. De inschrijving wordt beschouwd als een inschrijving voor het volledige studiejaar. 6. Indien een verzoek tot eerste inschrijving na 30 september ingediend wordt, of een verzoek tot tweede inschrijving3 na 1 september ingediend wordt, kan de faculteitsdirectie, na afweging van de betrokken belangen en onder door haar te stellen voorwaarden, besluiten dat de inschrijving wordt toegestaan met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop voor de eerste maal vastgesteld kon worden dat de student voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden, cq tegen een andere datum waartegen inschrijving wordt verzocht. Deze inschrijving kan niet met terugwerkende kracht geschieden. 7. Elke inschrijving voor een opleiding geschiedt conform de inschrijvingsprocedure zoals opgenomen in de Inschrijvingsregeling HU. Artikel 6
Inschrijvingsvereisten
1. De inschrijving als student voor een opleiding staat open voor degene die a. voldoet aan de in hoofdstuk 7 van de WHW genoemde vooropleidingseisen, of van die vereisten vrijstelling heeft gekregen; b. indien vereist, voldoet aan de in hoofdstuk 7 van de WHW genoemde nadere vooropleidingseisen, of daarvan vrijstelling heeft gekregen; c. indien vereist, voldoet aan de in de WHW genoemde aanvullende eisen (7.26); d. indien vereist, beschikt over de vereiste bewijzen van toelating zoals geregeld in de Inschrijvingsregeling HU; e. het verschuldigde wettelijke- of instellingscollegegeld heeft betaald, danwel betaling door een machtiging heeft verzekerd; f. zich voor de betrokken opleiding tijdig conform de Inschrijvingsregeling HU heeft aangemeld via Studielink; g. de in de Inschrijvingsregeling HU genoemde bescheiden heeft overlegd;
2
Met eerste inschrijving wordt hier bedoeld de inschrijving voor de eerste opleiding(svariant). Voor deze inschrijving dient de student collegegeld te betalen. 3 Met tweede inschrijving wordt hier bedoeld een inschrijving voor een tweede opleiding(svariant). Voor deze inschrijving hoeft de student in beginsel geen collegegeld te betalen. Zie ook de artikelen 25,26 en 27 (7.48). 11/29
© Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 h. krachtens de Onderwijs en examenregeling HU geen negatief bindend studieadvies heeft ontvangen voor de desbetreffende opleiding, en i. aan wie voor de gewenste afstudeerrichting van de desbetreffende opleiding krachtens de faculteits-OER geen toegangsbeperking is opgelegd. 2. De inschrijving als extraneus staat uitsluitend open als bovendien, naar het oordeel van de desbetreffende faculteitsdirectie, de aard of het belang van het onderwijs zich daartegen niet verzet. In dat geval wordt geen collegegeld betaald, maar examengeld. Artikel 7
Hoogte collegegeld en examengeld
1. Voor de inschrijving als voltijdstudent is collegegeld verschuldigd. De hoogte van het te betalen collegegeld wordt jaarlijks per studiejaar bij of krachtens de wet (wettelijk collegegeld), dan wel door het College van Bestuur (instellingscollegegeld) vastgesteld. 2. Voor voltijdstudenten die vóór aanvang van het studiejaar nog geen 30 jaar oud zijn, en tevens: a. behoort tot een van de groepen van personen bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, of b. de Surinaamse nationaliteit bezit. geldt het wettelijk collegegeld (7.43.1). 3. a. Voor voltijdstudenten die niet voldoen aan de in lid 2 genoemde eisen, geldt het voltijdinstellingscollegegeld (7.43.2). b. Voor onder lid 2 sub a bedoelde vreemdelingen voor wie pas na aanvang van het studiejaar aangetoond kan worden dat zij met ingang van de eerste dag van inschrijving studiefinanciering genieten, zal vanaf de eerste dag van inschrijving het wettelijk collegegeld worden berekend. In dat geval zal zo nodig het verschil met het reeds betaalde instellingscollegeld worden terugbetaald. 4. Voor deeltijdstudenten geldt voor het studiejaar waarvoor wordt ingeschreven het deeltijdinstellingscollegegeld. 5. Voor duale studenten geldt voor het gehele studiejaar waarvoor wordt ingeschreven het duale instellingscollegegeld. 6. Voor de inschrijving als extraneus is examengeld verschuldigd. De hoogte van het te betalen examengeld wordt jaarlijks per studiejaar door het College van Bestuur (instellingsexamengeld) vastgesteld. Artikel 8
Beëindiging inschrijving op verzoek
1. Naar aanleiding van een verzoek via Studielink (of op schriftelijk verzoek) van degene die als student is ingeschreven voor een opleiding aan de hogeschool, wordt een inschrijving door de faculteitsdirectie voor het desbetreffende studiejaar beëindigd: a. met ingang van de maand volgend op die waarin het afsluitend examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg is afgelegd; b. in geval van ziekte, danwel bijzondere familieomstandigheden, een en ander ter beoordeling van de faculteitsdirectie, met ingang van de maand volgend op de tweede hele maand waarin betrokkene niet aan het onderwijs heeft kunnen deelnemen; c. tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase met ingang van de tweede hele maand volgend op de maand waarin de faculteitsdirectie het verzoek heeft 4 ontvangen ; 4
Voor een opleiding die start per 1 september correspondeert het eerste jaar van inschrijving met het wettelijke begrip studiejaar. Voor een opleiding die op een ander tijdstip start wordt met het eerste jaar van inschrijving een periode van 12 maanden bedoeld, of een periode zoveel korter als ook de propedeutische fase van dat programma korter is.
12/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 d. indien de student als gevolg van de inrichting van de opleiding wat betreft de volgtijdelijkheid van de praktische oefeningen, alsmede de momenten waarop deze gevolgd kunnen worden, gedurende enige tijd geen onderwijs zal kunnen volgen. Beëindiging geschiedt dan met ingang van de eerste maand volgend op de maand waarin de faculteitsdirectie het verzoek heeft ontvangen; e. indien naar het oordeel van de faculteitsdirectie beëindiging van de inschrijving gerechtvaardigd is. De student moet in zijn verzoek gemotiveerd aangeven welke belangen voor hem bij uitschrijving gediend zijn. De faculteitsdirectie besluit vervolgens gemotiveerd door afweging van de voor de student en de faculteit in het geding zijnde belangen. Beëindiging geschiedt dan met ingang van de tweede hele maand volgend op de maand waarin de faculteitsdirectie het verzoek heeft ontvangen. 2. Bij tussentijdse beëindiging van inschrijving vindt gedeeltelijke terugbetaling van betaald collegegeld plaats conform de Inschrijvingsregeling HU.
Artikel 8a
Beëindiging na Bindend Negatief Studie Advies
1. Ingeval een student een bindend studie advies waar een afwijzing aan verbonden is (BNSA) ontvangt, vindt er geen vervolginschrijving per 1 september van het volgende studiejaar plaats voor die opleiding , of opleidingen met een gezamenlijk Propedeuse. 2. Ingeval een student die per 1 februari of later ingeschreven is, vóór 1 februari van het daarop volgend studiejaar een bindend studie advies waaraan een afwijzing verbonden is (BNSA) ontvangt, zal de student per 1 februari van dat studiejaar uitgeschreven worden. Er vindt geen vervolginschrijving per 1 september van dat studiejaar plaats.
Artikel 9
Rechten en plichten uit inschrijving
1. De belangrijkste rechten en plichten die voortvloeien uit de inschrijving zijn opgenomen in de volgende hoofdstukken van dit studentenstatuut. Meer in detail zijn die rechten en plichten te vinden in de bij dit studentenstatuut behorende hogeschoolregelingen. 2. In aanvulling op het bepaalde elders in dit studentenstatuut of in de bijbehorende specifieke hogeschoolregelingen, geeft de inschrijving als student de volgende rechten: a. recht op deelname aan het onderwijs van in elk geval de opleiding waarvoor is ingeschreven; b. recht op het afleggen van tentamens en examens behorende tot de opleiding waarvoor is ingeschreven; c. recht op toegang tot de bij de hogeschool behorende gebouwen en de daarin aanwezige onderwijsvoorzieningen volgens de daartoe vastgestelde (huis)regels; d. recht gebruik te maken van andere ten behoeve van studenten getroffen voorzieningen, daaronder begrepen de diensten van een studentendecaan en recht op studiebegeleiding; e. recht op het binnen een redelijke tijd kunnen afmaken van de opleiding aan Hogeschool Utrecht of aan een andere hogeschool in geval van een besluit van het College van Bestuur tot beëindiging van de opleiding. 3. In aanvulling op het bepaalde elders in dit studentenstatuut of in de bijbehorende specifieke hogeschoolregelingen, schept de inschrijving als student de volgende plichten: a. de verplichting om, conform het daaromtrent bepaalde in de onderwijs- en examenregeling, deel te nemen aan die onderwijseenheden, waarbij participatie van de student om onderwijskundige redenen noodzakelijk wordt geacht; b. de verplichting om datgene te doen wat in redelijkheid van de student mag worden verwacht om per studiejaar het studieprogramma van de opleiding waarvoor is ingeschreven met succes te doorlopen.
13/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
4. Alleen het bepaalde in lid 2 onder b. en c. is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving als extraneus. Artikel 10
Rechtsbescherming
Tegen een, door of namens de faculteitsdirectie,op basis van de Inschrijvingsregeling HU genomen besluit, kan de desbetreffende student: a. in beroep gaan bij het College van Beroep van de hogeschool, conform het Reglement College van Beroep HU. De beroepstermijn bedraagt 4 weken; b. een bezwaarschrift indienen bij de faculteitsdirectie conform art. 37 Inschrijvingsregeling HU. De bezwaartermijn bedraagt 2 weken.
Artikel 11
Nadere regeling inschrijving
1. De wettelijke regels met betrekking tot de inschrijving voor een opleiding zijn vastgelegd in hoofdstuk 7, titel 2, 2a en titel 3 van de WHW en in de Inschrijvingsregeling HU. 2. In de Inschrijvingsregeling HU zijn onder meer de volgende onderwerpen geregeld: a. nadere vereisten voor inschrijving; b. inschrijvingsprocedure; b. beëindiging van de inschrijving; c. betaling van college- en examengeld; d. mogelijkheden tot vermindering, vrijstelling en terugbetaling van collegegeld.
14/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
4
ONDERWIJS EN EXAMENS
Zie Onderwijs- en examenregelingen bachelor- en masteropleidingen HU 2009-2010 (SB/J/09.001 resp. SB/J/09.002).
15/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
5
MEDEZEGGENSCHAP
Artikel 35
Centrale medezeggenschapsraad
1. Aan de hogeschool is een Centrale Medezeggenschapsraad (CMR) verbonden. De CMR bestaat uit 20 leden, voor de helft gekozen door en uit de personeelsleden van de hogeschool, voor de andere helft gekozen door en uit de studenten van de hogeschool. 2. De CMR is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden de hogeschool betreffende. De CMR is bevoegd over deze aangelegenheden aan het College van Bestuur voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Het College van Bestuur dient op deze voorstellen binnen 5 weken schriftelijk met redenen omkleed te reageren. 3. De CMR heeft daarnaast onder meer instemmingbevoegdheid inzake de door het College van Bestuur vast te stellen hogeschoolregelingen en hogeschoolplannen. Tot die hogeschoolregelingen behoren in elk geval de volgende bij dit studentenstatuut behorende regelingen: - Inschrijvingsregeling HU; - Onderwijs- en Examenregeling HU; - Steunfondsregeling HU; - Reglement College van Beroep HU; - Privacyreglement persoonsgegevens studenten HU; - Regeling inzake Ongewenst Gedrag HU; - Reglement studentendecanen HU; - Reglement Centrale Medezeggenschapsraad HU; - Basisreglement FMR HU; - Basisreglement Opleidingscommissies HU. Artikel 36
Faculteitsmedezeggenschapsraad
1. Aan elke faculteit is een Faculteitsmedezeggenschapsraad (FMR) verbonden. De FMR bestaat uit een door de faculteitsdirectie vast te stellen aantal leden, voor de helft gekozen door en uit de personeelsleden van de faculteit, voor de andere helft gekozen door en uit de studenten van de faculteit. 2. Een FMR is bevoegd desgevraagd of uit eigener beweging advies uit te brengen aan de CMR over aangelegenheden die de faculteit in het bijzonder aangaan. 3. De FMR oefent tegenover de faculteitsdirectie het instemmingsrecht uit dat toekomt aan de CMR voor zover het aangelegenheden betreft die de faculteit in het bijzonder aangaan en de besluitneming daaromtrent tevens aan de faculteitsdirectie in mandaat is overgelaten of opgedragen. Het betreft vooral faculteitsregelingen en faculteitsplannen. Tot de faculteitsregelingen behoren in elk geval de faculteitsonderwijs- en examenregeling. 4. Indien er een instemminggeschil is tussen de faculteitsdirectie en een FMR en de faculteitsdirectie wenst zijn voorstel te handhaven, dan meldt de faculteitsdirectie dit geschil bij het College van Bestuur. Het College van Bestuur legt het geschil voor aan de Commissie voor de Geschillen, tenzij het College van Bestuur en de CMR het geschil beslechten zonder tussenkomst van de geschillencommissie.
16/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
Artikel 37
Opleidingscommissies
1. Voor elke opleiding of een groep van opleidingen(Bachelor of Master) van een afdeling wordt door de faculteitsdirectie een Opleidingscommissie (OC) ingesteld. Een OC bestaat uit een voor elke OC afzonderlijk door de faculteitsdirectie vast te stellen aantal leden. De OC bestaat uit tenminste twee leden. Bij voorkeur bestaat de OC voor de helft uit personeelsleden en voor de andere helft uit studenten, met dien verstande dat minimaal de helft van het totaal aantal leden uit studenten bestaat. De leden worden rechtstreeks gekozen door en uit personeelsleden met een onderwijsfunctie ten behoeve van de desbetreffende opleiding en door en uit studenten van de desbetreffende opleiding 2. Een opleidingscommissie heeft in elk geval de bevoegdheid: a. aan de afdelingsdirectie advies uit te brengen over elk door de afdelingsdirectie ten nemen besluit betreffende de nadere vaststelling van de faculteits-OER, voorzover het de desbetreffende opleiding(en) aangaat (studiegidsen); b. het desgevraagd of uit eigen beweging advies uit te brengen aan de FMR, de faculteitsdirectie en de afdelingsdirectie over: - het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs-en examenregeling van de desbetreffende opleiding(en); - het systeem van kwaliteitszorg van de faculteit voorzover het de desbetreffende opleiding(en) betreft: - alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding(en). 3. Indien een OC een negatief advies heeft uitgebracht op een voorgenomen besluit van een afdelingsdirectie en die afdelingsdirectie wenst dit voorstel te handhaven, dan dient dit voorgenomen besluit de goedkeuring te hebben van de desbetreffende faculteitsdirectie. De goedkeuring van de faculteitsdirectie vereist de instemming van de desbetreffende FMR. Artikel 38
Rechtsbescherming
1. Het College van Bestuur en de faculteitsdirecties dragen er zorg voor dat studenten die participeren in een medezeggenschapsraad of in een opleidingscommissie van de hogeschool, niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool. Dit geldt ook voor kandidaat-leden en voormalige leden. 2. Studenten die menen vanwege hun participatie in een medezeggenschapsraad of in een opleidingscommissie, in hun positie met betrekking tot de hogeschool te zijn benadeeld, kunnen hiertegen een gemotiveerde klacht indienen bij het College van Bestuur. 3. Het College van Bestuur doet binnen 5 weken uitspraak omtrent de klacht. De uitspraak wordt onverwijld medegedeeld aan de desbetreffende faculteitsdirectie, de desbetreffende raad of commissie en aan de desbetreffende student. Artikel 39
Nadere regeling medezeggenschap
De wettelijke regels met betrekking tot de medezeggenschap zijn vastgelegd in hoofdstuk 10 van de WHW en nader uitgewerkt in het CMR-, FMR- en OC-reglement (onder meer ten aanzien van samenstelling, bevoegdheden, functioneren, facilitering en geschillenoplossing).
17/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
6
STUDENTENVOORZIENINGEN
Artikel 40
Studentendecaan
1. De faculteitsdirectie is belast met de zorg voor studentenvoorzieningen, waaronder de diensten van een studentendecanaat. Elke faculteit van de hogeschool heeft één of meer studentendecanen. Indien een faculteit (ook) gevestigd is buiten Utrecht, wordt er voor gezorgd dat het studentendecanaat voor de studenten (ook) bereikbaar is in die vestigingsplaats. 2. De studentendecanen hebben tot taak het verstrekken van informatie, advies en/of begeleiding aan studenten bij vragen/problemen die de studie nadelig kunnen beïnvloeden, waarbij de studentendecaan zich onafhankelijk opstelt. Tot die adviesfunctie behoort onder meer: a. het wijzen op de mogelijkheid tot doorverwijzing naar de studentenpsychologen van de hogeschool; b. het, met toestemming van de betrokken student,adviseren bij de beoordeling van "bijzondere omstandigheden", die een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van met name het bindend studieadvies en de toekenning van geldelijke steun op basis van 5 de Steunfondsregeling HU . 3. De studentendecaan heeft als vertrouwenspersoon een geheimhoudingsplicht met betrekking tot hetgeen hem in deze functie in vertrouwen door een student wordt medegedeeld. Persoonlijke gegevens die de student heeft medegedeeld aan een studentendecaan worden niet zonder zijn toestemming opgeslagen in een studentenadministratie. 4. De studentendecaan geeft geen informatie over een individuele student aan derden zonder uitdrukkelijke toestemming van de betrokken student. 5. In het Reglement studentendecanen HU zijn nadere regels opgenomen omtrent positie, taken en bevoegdheden van de decaan, het dienstverlenend contact tussen decaan en student en de rechten die de student in dit verband heeft. Artikel 41
Mediatheken
1. Elke faculteit van de hogeschool heeft op één of meer plaatsen een mediatheek, mede ten behoeve van het onderwijs dat binnen de faculteit wordt verzorgd. 2. Een student heeft recht op toegang tot en gebruik van de mediatheken van de faculteiten. 3. Studenten mogen zonder betaling van auteursrechten en zonder toestemming van de auteursrechtrechthebbende, ten behoeve van eigen studie en louter voor eigen gebruik een beperkt aantal kopieën maken van auteursrechtelijk beschermde werken. Het kopiëren van hele boekwerken is verboden, tenzij het om uitverkochte, niet meer in herdruk verschijnende, boeken gaat. 4. Studenten zijn verplicht om zich, behoudens de toestemming van de faculteitsdirectie, te onthouden van het verveelvoudigen en/of openbaar maken, door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, van onderwijsmateriaal, het kopiëren van software daaronder begrepen, waarvan het auteursrecht berust bij de hogeschool. Deze verplichting is ook van toepassing op gehele of gedeeltelijke bewerking.
5
Zie daaromtrent artikel 14 en hoofdstuk 8 van dit statuut.
18/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 5. Het handhaven van auteursrechtelijke aanspraken van derden en van de hogeschool is per faculteit geregeld in een Uitvoeringsregeling handhaving auteursrechten. Artikel 42
Sport en culturele voorzieningen
Op grond van contractuele afspraken kunnen studenten van de hogeschool op dezelfde condities als die voor studenten van de Universiteit Utrecht, gebruik maken van de door de stichting Mesa-Cosa aangeboden sportvoorzieningen, alsmede van de door de Stichting Parnassos aangeboden culturele voorzieningen.
19/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
7
STEUNFONDSREGELING EN NOODFONDS
Artikel 43
Steunfondsregeling HU
1. De hogeschool kent diverse regelingen voor financiële ondersteuning van studenten, te weten: de afstudeersteunregeling, de studiefondsregeling en de regeling bestuursbeurzen. Deze regelingen zijn samengebracht in de Steunfondsregeling HU (hierna: Steunfondsregeling). 2. De Steunfondsregeling heeft betrekking op (gewezen) voltijd- en duale studenten aan de hogeschool die na 31 augustus 1996 voor het eerst studiefinanciering hebben ontvangen voor een opleiding in het hoger onderwijs (prestatiebeursstudenten). De regeling heeft tot doel te regelen: a. hoe studenten die door bijzondere omstandigheden tijdens hun beursrechtperiode studievertraging hebben opgelopen, in staat worden gesteld hun studie zo spoedig mogelijk af te ronden dan wel voort te zetten (afstudeersteunregeling). b hoe studenten die tijdens of binnen 12 maanden na afloop van hun beursrechtperiode erkende bestuursactiviteiten verrichten, daarvoor gefaciliteerd kunnen worden uit het bestuurssteunfonds van de hogeschool. De desbetreffende bestuursactiviteiten zijn opgenomen in een driejaarlijks vastgestelde bijlage bij de regeling (regeling 6 bestuursbeurzen) . Artikel 44
Aanvraagprocedure
1. Een aanvraag om toekenning van afstudeersteun moet worden ingediend bij de facultaire steunfondscommissie. Deze adviseert aan de faculteitsdirectie omtrent de te nemen beslissing. De faculteitsdirectie beslist vervolgens op de aanvraag. 2. Een aanvraag om toekenning van een bestuursbeurs moet worden ingediend bij de directeur van het Servicebureau HU. De directeur beslist namens het College van Bestuur op de aanvraag binnen uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 45
Bijzondere omstandigheden
1. De bijzondere omstandigheden die kunnen leiden tot erkenning van studievertraging en toekenning van ondersteuning, zijn: gevallen van overmacht en erkende bestuursactiviteiten. 2. Als gevallen van overmacht worden aangemerkt: a. ziekte of zwangerschap van de student; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornissen bij de student; c. bijzondere familieomstandigheden, waaronder begrepen de bijzondere omstandigheden van degene met wie de student samenwoont of een LAT-relatie onderhoudt; d. de omstandigheid dat de opleiding zodanig is ingericht dat de student redelijkerwijze niet in staat is geweest of zal zijn het afsluitend examen af te leggen binnen zijn beursrechtperiode (onvoldoende studeerbare opleiding) e. andere bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling door de faculteitsdirectie, indien het achterwege blijven van afstudeersteun in dat geval zou leiden tot onbillijkheid van overwegende aard (hardheidsclausule) 3. Als erkende bestuursactiviteiten worden aangemerkt die activiteiten die zijn opgenomen in de bijlage bij de Regeling bestuursbeurzen UU-HU. De met deze bestuursactiviteiten 6
De Regeling bestuursbeurzen UU-HU (vastgesteld door CvB op 25 november 2008) is opgenomen in de Steunfondsregeling HU.
20/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 corresponderende studievertraging is daarin ook opgenomen. Daarnaast dient de studentbestuurder te voldoen aan nadere voorwaarden zoals opgenomen in genoemde regeling. Artikel 46
Rechtsbescherming
Tegen een besluit van de faculteitsdirectie of de directeur van het Servicebureau HU tot het niet erkennen van studievertraging of niet toekennen van financiële steun kan de student in beroep gaan bij het College van Beroep van de Hogeschool, conform het Reglement College van Beroep HU. De beroepstermijn bedraagt 4 weken. Artikel 47
Nadere regeling steunfondsen
In de Steunfondsregeling HU is onder meer nader geregeld: a. het functioneren van de steunfondscommissie; b. het melden van de bijzondere omstandigheden; c. het erkennen van studievertraging; d. het erkennen van bestuursactiviteiten; e. het toekennen van ondersteuning; f. de uitkeringsvoorwaarden. Artikel 47a Noodfondsregeling Studenten HU 1. In geval van acute financiële nood kan de student een beroep doen op het noodfonds van de hogeschool. Het betreft dan onvoorziene uitgaven die de draagkracht van de student te boven gaan, en waartegen de student zich redelijkerwijs niet kan verzekeren. De financiële noodsituatie moet voldoen aan de volgende criteria: - de situatie moet acuut zijn. 7 - de situatie moet niet oplosbaar zijn via normale kanalen . - de situatie moet incidenteel zijn; dus niet structureel of periodiek optredend. - het probleem moet van een beperkte omvang zijn; het Noodfonds voorziet niet in hulp met grote bedragen. - de situatie moet effectief oplosbaar zijn door eenmalige hulp. - de bijdrage uit het noodfonds mag niet bestemd zijn voor betaling van collegegelden. 2. Een financiële bijdrage kan bestaan uit een gift of een renteloze lening. De lening moet zo mogelijk binnen één jaar, maar in ieder geval voor het beëindigen van de studie aan de hogeschool worden terugbetaald, behoudens in geval van overmacht, door de hogeschool te bepalen. 3. De student moet een aanvraag om uitkering uit het noodfonds via de eigen studentendecaan indienen bij de Noodfondscommissie van het Servicebureau Studentzaken. Deze commissie adviseert aan de directeur Servicebureau omtrent de te nemen beslissing. De directeur Servicebureau beslist vervolgens op de aanvraag. 4. Tegen de beslissing van de directeur Servicebureau staat beroep open bij het College van Beroep, conform het Reglement College van Beroep HU. De beroepstermijn bedraagt 4 weken. 5. Het Noodfonds HU is nader geregeld in de Noodfondsregeling Studenten HU (zie www.reglementen.hu.nl).
7
Als normale kanalen worden o.a. beschouwd: studiefinanciering op grond van de WSF 2000, facultaire steunfondsen, regeling bijzondere bijstand (gemeente), ziekenfonds, huursubsidie, of de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg).
21/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
8
ORDEHANDHAVING
Artikel 48
Goede gang van zaken
1. Ter handhaving van de goede gang van zaken binnen de hogeschool gelden, behalve de wet en daaruit voortvloeiende normen, de normen en nadere voorschriften en aanwijzingen zoals vastgesteld door of namens het College van Bestuur of de faculteitsdirectie. Deze normen, voorschriften en aanwijzingen kunnen betrekking hebben op, maar zijn niet beperkt tot de volgende onderwerpen: a. verbale, fysieke en seksuele intimidatie of andere vormen van ongewenst gedrag; b. het gebruik van de gebouwen en terreinen met de daarin of daarop aanwezige voorzieningen, zowel in als buiten de periode van onderwijs. Hieronder zijn in elk geval begrepen: - de verplichting de door de hogeschool ter beschikking gestelde voorzieningen en materialen zorgvuldig en op de voorgeschreven wijze te gebruiken; - de verplichting om, indien materiaal aan studenten al dan niet onder bepaalde voorwaarden te huur of te leen is gegeven, dit op het overeengekomen tijdstip in dezelfde staat als waarin het werd ontvangen te retourneren en de na teruggave geconstateerde schade, die naar het oordeel van de faculteitsdirectie aan de student kan worden toegerekend, te vergoeden; c. afmelding van de student bij ziekte of verhindering anderszins; d. roosterwijzigingen en tussenuren; e. bijzondere omstandigheden. 2. Binnen de hogeschool geldt een algemeen verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding, onverminderd de bevoegdheid van afdelingsdirecties om aanvullende kledingvoorschriften te stellen in de studiegids, indien dit uit het oogpunt van praktische uitvoering van het onderwijs noodzakelijk is. 3. Op basis van de Arbeidsomstandighedenwet en het daarop gebaseerde Arbeidsomstandighedenbesluit Onderwijs gelden voor de studenten de volgende plichten: a. de plicht om in werk en studie zorgvuldig en voorzichtig te handelen; b. de plicht om zich op de hoogte stellen van (veiligheids)voorschriften die betrekking hebben op het werk en de studie; c. de plicht om aangebrachte veiligheidsvoorzieningen op de juiste wijze te gebruiken en de verplichte beschermingsmiddelen te dragen of toe te passen; d. de plicht om onveilige en/of ongezonde werksituaties te melden aan de desbetreffende faculteitsdirectie. 4. Bij overtreding van de wet en daaruit voortvloeiende normen of overtreding van de normen, voorschriften of aanwijzingen genoemd in leden 1 en 2, of niet nakoming van de plichten genoemd in lid 3, kunnen door de faculteitsdirectie de volgende maatregelen worden getroffen: a. het geven van een waarschuwing of berisping; b. het ontzeggen van de toegang tot gebouwen en terreinen van de hogeschool voor de tijd van ten hoogste een jaar. Artikel 49
Toepassing maatregelen
1. Voordat de faculteitsdirectie besluit tot het nemen van een maatregel als bedoeld in het vorige artikel, stelt de faculteitsdirectie de betrokken student in de gelegenheid daarover te worden gehoord.
22/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 2. Het besluit van de faculteitsdirectie tot toepassing van een maatregel wordt schriftelijk en met redenen omkleed zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 3 weken nadat de student is gehoord, aan deze medegedeeld. 3. Bij het treffen van de maatregel van ontzegging van de toegang tot gebouwen en terreinen van de hogeschool kan worden bepaald dat deze niet ten uitvoer wordt gelegd, indien en zolang de betrokken student zich houdt aan gestelde bijzondere voorwaarden. 4. Onverminderd het in lid 1 en lid 2 bepaalde, kan de afdelingsdirectie in ernstige situaties besluiten de student voorlopig maar met onmiddellijke ingang de toegang tot de gebouwen en terreinen te ontzeggen. Deze maatregel duurt maximaal 2 weken. 5. Tegen een maatregel tot ontzegging van de toegang tot gebouwen en terreinen van de hogeschool kan degene die daardoor rechtstreeks in zijn belang is getroffen beroep instellen bij het College van Beroep van de hogeschool conform het Reglement College van Beroep HU. De beroepstermijn bedraagt 4 weken.
23/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
9
RECHTSBESCHERMING
Artikel 50
Privacybescherming
1. Elke betrokkene heeft het recht te verzoeken: a. of hem/haar betreffende persoonsgegevens in het bestand zijn opgenomen; b. zo ja, een overzicht daarvan met inlichtingen over de herkomst aan hem/haar te verstrekken dan wel die te mogen inzien; c. indien de gegevens uit het overzicht feitelijk onjuist, voor het doel van de registratie onvoldoende of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift, deze gegevens te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen; d. of hem/haar betreffende gegevens in het jaar voorafgaande aan het verzoek uit het systeem aan derden zijn verstrekt; e. om een verklaring met bepaalde persoonsgegevens uit het bestand, waarvan de betrokkene aantoont deze nodig te hebben om aan derden te kunnen overleggen. 2. Een verzoek wordt schriftelijk aan de beheerder gedaan; deze voldoet binnen een maand na ontvangst schriftelijk aan het verzoek als bedoeld onder 1a, b, d of e en bericht binnen twee maanden na ontvangst of, dan wel in hoeverre aan het verzoek onder 1c zal worden voldaan. 3. Als een klacht omtrent de toepassing van dit reglement niet afdoende is afgehandeld door de beheerder, maakt betrokkene deze klacht schriftelijk kenbaar aan het College van Bestuur (door een daartoe bestemd klachtenformulier in te vullen en in te leveren bij het Bureau Inschrijving). 4. Namens het College van Bestuur wordt binnen twee maanden schriftelijk op de klacht beslist. Indien de klacht niet op bevredigende wijze is afgehandeld, kan betrokkene de klacht met overlegging van het schriftelijk antwoord van het College van Bestuur indienen bij de functionaris voor de gegevensbescherming (FG-P) van de hogeschool. 5. Uiterlijk twee jaar na beëindiging van de inschrijving worden alle persoonsgegevens van de betrokkene uit het bestand verwijderd, tenzij een langere termijn doelmatig wordt geacht of op grond van een wettelijke plicht noodzakelijk is. Persoonsgegevens van personen die na toelating niet bij de hogeschool worden ingeschreven, worden uiterlijk 1 jaar na aanvang van het nieuwe studiejaar uit het bestand verwijderd. 6. Verzameling, opslag, correctie en verstrekking van persoonsgegevens zijn nader geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens en in het Privacyreglement persoonsgegevens studenten HU. 7. Het Privacyreglement persoonsgegevens studenten HU is niet van toepassing op persoonsgegevens opgenomen in dossiers van studentendecanen, vertrouwenspersonen, de klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep van de hogeschool. De in die dossiers opgenomen persoonsgegevens zijn in beginsel vertrouwelijk en dienen ook als zodanig behandeld te worden. 8. Persoonsgegevens kunnen slechts aan functionarissen binnen de hogeschool en personen of instanties buiten de hogeschool worden verstrekt, voor zover daartoe op basis van externe of interne regelgeving (w.o. het Privacyreglement persoonsgegevens studenten HU) een verplichting of bevoegdheid bestaat, dan wel betrokkene daartoe toestemming verleent. Artikel 51
Vertrouwenspersonen
1. Elke faculteit kent één of meer vertrouwenspersonen. Elke vertrouwenspersoon wordt benoemd door het College van Bestuur op voordracht van de desbetreffende 24/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 faculteitsdirectie. 8
2. Iedere student en ieder personeelslid van de hogeschool die persoonlijk ongewenst gedrag (waaronder begrepen verbale, seksuele of fysieke intimidatie) van personeelsleden of (mede-)studenten van de hogeschool wordt geconfronteerd of die dit binnen de hogeschool heeft gesignaleerd, kan dit aan de vertrouwenspersoon melden.
3. Studenten kunnen ook de op stageadressen ondervonden vormen van ongewenst gedrag melden bij een vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon adviseert in dat geval de faculteits- of afdelingsdirectie omtrent te nemen maatregelen met betrekking tot de stage en het stageadres. 4. Melden bij een vertrouwenspersoon kan mondeling of schriftelijk geschieden. Hiertoe kan de klager zich wenden tot een vertrouwenspersoon van zijn eigen faculteit of tot een vertrouwenspersoon van een andere faculteit. 5. Een vertrouwenspersoon heeft onder meer de volgende taken: a. het als aanspreekpunt fungeren voor studenten en personeelsleden die persoonlijk met ongewenst gedrag worden geconfronteerd in de werk- of studiesituatie of in die situatie ongewenst gedrag hebben gesignaleerd; b. het verlenen van opvang, begeleiding en nazorg aan studenten en personeelsleden die met ongewenst gedrag zijn geconfronteerd; c. het bieden van ondersteuning aan de klager bij een klachtenprocedure bij de klachtencommissie of bij het verzoeken om hulp bij interne of externe hulpverleningsinstanties. 6. In de Regeling inzake Ongewenst Gedrag HU zijn onder meer geregeld: a. de verdere taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon; b. de waarborging van een onafhankelijk functioneren van de vertrouwenspersoon. Artikel 52
Klachtencommissie
1. De hogeschool kent een klachtencommissie ongewenst gedrag. De leden van de commissie worden benoemd door het College van Bestuur. Als bij een klacht een student als klager en/of aangeklaagde betrokken is, is één lid van de commissie een student. 2. Iedere student en ieder personeelslid van de hogeschool die klachten heeft omtrent gedrag van personeelsleden of (mede-)studenten van de hogeschool, dat is aan te merken als ongewenst gedrag (waaronder begrepen verbale, seksuele of fysieke intimidatie), kan daartegen een schriftelijke klacht indienen bij de klachtencommissie. 3. De klachtenprocedure is niet van toepassing op voorvallen van ongewenst gedrag die zich hebben voorgedaan op stageadressen, tenzij de aangeklaagde bereid is zijn gedrag aan het oordeel van de klachtencommissie te onderwerpen. 4. De klachtencommissie heeft onder meer tot taak een oordeel te geven over de bij haar aanhangig gemaakte klachten en zo nodig, op basis van haar oordeel, het College van Bestuur te adviseren omtrent te nemen maatregelen. 5. Tegen de door het College van Bestuur genomen maatregelen staat voor een student beroep open bij het College van Beroep van de hogeschool conform het Reglement College van Beroep HU. De beroepstermijn bedraagt 4 weken.
8
Ongewenst gedrag kan bestaan uit het bewust of onbewust kwetsen van een ander, waaronder kan worden verstaan: grove pesterijen, verbaal, fysiek en psychisch geweld, uitingen van onverdraagzaamheid, schending van integriteit, fundamentalisme, radicalisme en extremisme, seksuele intimidatie en seksueel misbruik, als verder beschreven in art. 1 lid 7 van de Regeling inzake Ongewenst Gedrag HU.
25/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
6. In de Regeling inzake Ongewenst Gedrag HU is onder meer geregeld: a. de verdere taken en bevoegdheden van de klachtencommissie; b. de procedure die in acht moeten worden genomen bij het indienen en behandelen van een klacht; c. de maatregelen die door het College van Bestuur kunnen worden genomen; d. een waarborging van het onafhankelijk functioneren van de klachtencommissie. Artikel 53
Algemeen klachtrecht
1. Elke student die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een handeling of een besluit van een personeelslid, een andere student of enig orgaan van de faculteit, en waartegen geen rechtstreeks beroep bij het College van Beroep van de hogeschool open staat, heeft het recht om de faculteitsdirectie te verzoeken een voorziening terzake te treffen. 2. Het verzoek als bedoeld in het eerste lid moet schriftelijk en met redenen omkleed binnen 4 weken nadat de handeling is verricht of het besluit is genomen bij de faculteitsdirectie worden ingediend. 3. Bij overschrijding van deze termijn kan de faculteitsdirectie het verzoek niet-ontvankelijk verklaren, tenzij de desbetreffende student aantoont, dat hij het verzoek zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd, heeft ingediend. 4. Het verzoek moet zijn ondertekend en bevat ten minste de volgende gegevens: a. naam, adres, woonplaats en opleiding van de belanghebbende; b. een aanwijzing van degene die de bestreden handeling heeft verricht dan wel het bestreden besluit heeft genomen; c. een duidelijke omschrijving van de handeling of het besluit waarop de klacht betrekking heeft; d. de datum waarop de handeling plaatsvond, of het besluit werd genomen dan wel ter kennis van de belanghebbende werd gebracht; e. de voorziening die naar het oordeel van de student behoort te worden getroffen. 5. Voordat de faculteitsdirectie een besluit neemt omtrent het verzoek om een voorziening te treffen, worden de bij de handeling of het besluit betrokken personen gehoord. De faculteitsdirectie kan desgewenst getuigen oproepen en/of deskundigen raadplegen. 6. De faculteitsdirectie beslist binnen 4 weken nadat het verzoek om een voorziening te treffen is ingediend. In bijzondere gevallen kan deze termijn met 4 weken worden verlengd. De beslissing op het verzoek, dat mede inhoudt de eventueel te treffen voorziening, wordt schriftelijk en met redenen omkleed aan de betrokken partijen medegedeeld. 7. Tegen een besluit van de faculteitsdirectie, zoals bedoeld in het voorgaande lid, staat beroep open bij het College van Beroep van de hogeschool conform het Reglement College van Beroep HU. De beroepstermijn bedraagt 4 weken. 8. De student die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een handeling of een besluit van de faculteitsdirectie en waartegen geen beroep bij het College van Beroep van de hogeschool open staat, heeft het recht om het College van Bestuur te verzoeken een voorziening terzake te treffen. Op het verzoek en de beslissing van het College van Bestuur is het bepaalde in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel overeenkomstig van toepassing.
26/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
Artikel 54
College van Beroep
1. De belanghebbende bij een besluit, zoals bedoeld in artikel 9 van het Reglement College van Beroep HU, kan daartegen beroep instellen bij het College van Beroep van de hogeschool. De beroepstermijn bedraagt 4 weken. 2. De rechtsmacht en de bevoegdheden van het College van Beroep als College van Beroep voor de examens zijn gebaseerd op artikel 7.61 WHW en als College van Beroep bijzonder onderwijs in alle overige geschillen op artikel 7.68 WHW. 3. Naast de voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter bestaat het College van Beroep uit twaalf leden en een tenminste gelijk aantal plaatsvervangende leden. De helft van de leden is als docent werkzaam bij de hogeschool; de andere helft wordt gevormd door studenten van de hogeschool. 4. Het College van Beroep verricht zijn werkzaamheden in zes afzonderlijke kamers. Kamer 1: Faculteit Communicatie & Journalistiek; Kamer 2: Faculteit Economie & Management; Kamer 3: Faculteit Educatie; Kamer 4: Faculteit Gezondheidszorg; Kamer 5: Faculteit Natuur & Techniek; Kamer 6: Faculteit Maatschappij & Recht. Artikel 55
Bevoegdheden College van Beroep
1. Het College van Beroep oordeelt op grond van artikel 7.61 WHW over het beroep ingesteld tegen: a. besluiten als bedoeld in artikel 7.8b lid 3 en lid 5 (bindend studieadvies), artikel 7.9 lid 1 (bindende verwijzing) en artikel 16.6a lid 3 WHW (inschrijving na bindend studieadvies); b. besluiten inzake vaststelling van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in artikel 7.9a, WHW, alsmede besluiten inzake het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen als bedoeld in artikel 7.9d WHW; c. besluiten inzake de omvang van de vrijstelling, bedoeld in artikel 7.31a lid 3 WHW (vrijstelling op grond van verwante opleiding in het beroepsonderwijs); d. besluiten, niet zijnde besluiten van algemene strekking, genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 2 van hoofdstuk 7 van de WHW, met het oog op de toelating tot examens; e. besluiten, genomen op grond van het aanvullend onderzoek, bedoeld in de artikelen 7.25 lid 2 en 7.28 lid 4 WHW; f. besluiten van examencommissies en examinatoren; g. besluiten van commissies als bedoeld in artikel 7.29 lid 1 WHW (vrijstelling op grond van toelatingsonderzoek); 2. Het College van Beroep oordeelt ingevolge artikel 7.68 WHW over het beroep ingesteld tegen: a. besluiten genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 2 en 2a van hoofdstuk 7 van de WHW met het oog op de inschrijving, anders dan genoemd in het eerste lid; b. besluiten genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 3 van hoofdstuk 7 van de WHW, anders dan genoemd in het eerste lid; c. besluiten genomen op grond van artikel 7.57h WHW (ordemaatregelen). 3. Voorts is het College van Beroep ingevolge artikel 10.5 WHW bevoegd te oordelen over het beroep ingesteld tegen besluiten met betrekking tot het treffen van een voorziening naar aanleiding van een klacht, zoals bedoeld in het Studentenstatuut HU.
27/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010 4. Tevens is het College van Beroep bevoegd te oordelen voor zover het daartoe in het Studentenstatuut HU of andere hogeschoolregeling is aangewezen. 5. Voor de toepassing van dit reglement worden met een besluit gelijkgesteld: a. de schriftelijke weigering om een besluit te nemen, en b. het niet tijdig nemen van een besluit. Indien een besluit niet binnen de daarvoor bij of krachtens wet gestelde termijn, of bij het ontbreken van zulk een termijn, niet binnen 8 weken is genomen, wordt ervan uitgegaan dat een besluit niet tijdig is genomen. 9
6. Geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten van algemene strekking. Artikel 56
Beroepsgronden College van Beroep
Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat een besluit in strijd is met het recht. Dit is het geval als: a. het besluit in strijd is met enig algemeen verbindend voorschrift; b. het desbetreffende orgaan bij het nemen van het besluit zijn bevoegdheid kennelijk tot een ander doel heeft gebruikt dan tot de doeleinden waartoe die bevoegdheid is gegeven; c. het desbetreffende orgaan bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen; d. het besluit in strijd is met enig ander in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur. Artikel 57
Nadere regeling College van Beroep
1. De wettelijke regels met betrekking tot beroep zijn vastgelegd in hoofdstuk 7 van de WHW en nader uitgewerkt in het Reglement van het College van Beroep HU. 2. In het Reglement van het College van Beroep HU zijn onder meer de volgende onderwerpen nader geregeld: a. samenstelling en benoeming van het College van Beroep; b. verdere taken en bevoegdheden van het College; c. de wijze van instellen van beroep; d. de poging tot minnelijke schikking; e. het vooronderzoek en behandeling ter zitting; f. de inhoud van de uitspraak.
9
Een besluit van algemene strekking heeft geen betrekking op één individuele belanghebbende. Vaak kunnen problemen als gevolg van deze besluiten via de weg van de medezeggenschap aan de orde worden gesteld.
28/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007
Studentenstatuut HU 2009-2010
10
SLOTBEPALINGEN
Artikel 58
Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin dit studentenstatuut niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist het College van Bestuur. De beslissing wordt onverwijld aan de faculteitsdirecties medegedeeld. Artikel 59
Evaluatie
Het College van Bestuur zorgt ervoor dat ieder jaar, in overleg met de CMR, wordt nagegaan of en in hoeverre het studentenstatuut aanpassing behoeft en maakt elke wijziging van het studentenstatuut drie maanden voor het begin van een studiejaar schriftelijk aan de faculteitsdirecties bekend. Artikel 60
Inwerkingtreding
Dit gewijzigde studentenstatuut treedt in werking op 1 september 2009 en kan worden aangehaald als "Studentenstatuut HU 2009-2010”.
29/29 © Hogeschool Utrecht, SB/J/09.007