W A T E R S C H A P S B E D R I J F L
I
M
B
U
R
G
2014.13133
WATERSCHAPSBEDRIJF LIMBURG Maria Theresialaan 99 Postbus 1315 6040 KH Roermond ISO 9001 KvKnr. 504.534.83 iso 14001 OHSAS 18001 Bank: NL61NWAB0636760464 Tel: 0888420000 Fax: 0475311605
Waterschap Peel en Maasvallei het Algemeen Bestuur Postbus 3390 5902 RJ VENLO
UW KENMERK UW BRIEF VAN ONS KENMERK BIJLAGE(N) ONDERWERP
porten/2014.07668 1 ontwerpMeerjarenraming 20152020 + ontwerp Begroting 2015
www.wbl.nl
[email protected]
ļ QvAAJci
BEHANDELD DOOR TELEFOONNUMMER EMAIL DATUM
W.A.S. Pörteners +31 655742253
[email protected] 7 mei 2014
Geachte Waterschapsbestuurders, Hierbij bieden wij u de ontwerpMeerjarenraming 20152020 en de ontwerpBegroting 2015 van het Waterschapsbedrijf Limburg aan. De hierbij gehanteerde rekentechnische uitgangspunten zijn afgestemd met de Waterschappen Roer en Overmaas resp. Peel en Maasvallei.
Financiële gevolgen Ontwikkeling in Meerjarenperspectief Met het jaar 2011 als referentiejaar ( C 72,5 min) heeft het WBL als doelstelling om gerekend in meerjarenperspectief uit te komen op een gemiddelde stijging van QYo per jaar inclusief inflatiecorrectie ten opzichte van 2011 (exclusief het effect van KRWmaatregelen). Schommelingen over de jaren heen kunnen worden opgevangen door de bij de waterschappen aangehouden egalisatiereserve.
Waterschapsbedrijf Limburg is een samenwerkingsverband van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas
Onderstaand is het verloop van de netto kosten (~ waterschapsbijdrage) volgens de nieuwe MJR 20152020-2024 vergeleken met de ontwikkeling van de netto kosten volgens de MJR 2014-2018-2023. Deze vergelijking is zowel cijfermatig als grafisch weergegeven. Totaal netto kosten: 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 bedragen x C 1.000 MJR 2014-2018-2023 72.510 69.199 66.440 68.615 71829 72.278 72.924 72.909 72.982 74.534 75.212 MJR 2015-2020-2024 72.510 69.199 66.440 68.615 69.042 72.358 70.972 71.964 74.046 73.595 73.867 Mutatie 0 0 0 -2.786 80 -1.951 -945 1.064 -939 -1.345
»MJR 2014-2018-2023
2022
2023
2024
75.119 72.938 -2.180
75.823 73.804 -2.019
75,036
• MJR 2015-2020-2024
78.000 76.000 74.000 72.000 70.000 68.000
\
i \
f
r
â '
;
66.000 64.000 -
62.000
— -
—
60.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Uit vorenstaande tabel en grafiek blijkt dat de netto kostenontwikkeling volgens de nieuwe MJR 20152020 zich over bijna de gehele periode op een lager niveau beweegt dan de vorige MJR. Alleen de begroting in het jaar 2019 heeft een hoger netto kostenniveau dan in de vorige MJR maar alle andere jaren vertonen een lager dan wel een gelijk netto kostenniveau dan de vorige MJR. Geconcludeerd kan worden dat: -
dat volgens de MJR 2014-2018 het gemiddelde van de kosten over de periode 2011-2023 overeenkomt met C 72,3 min zijnde C 0,2 min lager is dan het niveau van het referentiejaar 2011;
-
dat volgens de MJR 2015-2020 het gemiddelde van de kosten over dezelfde periode 2011-2023 overeenkomt met ê 71,5 min zijnde C 1,0 min lager is dan het niveau van het referentiejaar 2011; met de nieuwe MJR de netto kosten over de jaren 2014-2023 ín totaliteit dalen met C 11,0 min ten opzichte van de vorige MJR. gemiddeld over de tienjarige periode de netto kosten 6 70,9 min bedragen overeenkomend met een daling met 2,3 Zo ten opzichte van de netto kosten 2011. 0
Uitgangspunt hierbij is dat de jaarlijkse schommelingen in het niveau van de netto kosten van het WBL kunnen worden opgevangen door de inzet van de egalisatiereserves die bij de beide waterschappen worden aangehouden en beheerd. Middels een verantwoorde opbouw en inzet van de egalisatiereserves
W A T E R S C H A P S B E D R I J F L
I
M
B
U
R
G
wordt het streven van de waterschappen ondersteund, om het effect van de netto kosten van het WBL op het tarief voor de zuiveringsheffing op een stabiel niveau te houden (niveau netto kosten 2011 is C 72,5 min). Bij de beoordeling van deze ontwikkeling van de netto kosten WBL
= de waterschapsbijdrage, is
relevant dat: conform afspraak met het Algemeen Bestuur het jaar 2011 als referentiepunt wordt gehanteerd; een zo vlak mogelijke ontwikkeling van de netto kosten wordt nagestreefd; in de berekening van de netto kosten alle bekende effecten en maatregelen zijn meegenomen, zoals: o
de te realiseren MDR's/ Verdygo's in Roermond, Simpelveld, Weert en Maastricht;
o
het gemiddelde jaarlijkse investeringsniveau is gehandhaafd op ê 22,5 min;
o
de te nemen KRW-maatregelen afgestemd op de door de beide moeders gestelde eisen;
o
investeren in nutriëntenterugwinning.
Begroting 2015 ten opzichte van Begroting 2014 Volgens de bovenstaande cijfers van de Meerjarenraming stijgt de bijdrage van de waterschappen van 6 68,62 min in 2014 naar C 69, 04 min in 2015 hetgeen overeenkomt met een verhoging met ë 0,42 min. Deze toename ten opzichte van 2014 bestaat uit: een daling van de kapitaallasten met 6 0,51 min als een saldo van lagere rentelasten ad C 0,37 min en lagere afschrijvingen ad 6 0,14 min. Zowel de lagere rentelasten als de lagere afschrijvingskosten zijn daarbij een gevolg van de lagere investeringsuitgaven dan gepland in 2013. De lagere investeringsuitgaven in 2013 worden met name veroorzaakt door uitstel van de investeringen volgens Verdygo-concept in middentrein Simpelveld en voortrein Roermond. De hieraan verbonden afschrijvingskosten schuiven derhalve door naar de jaren na 2015; -
een stijging van de netto bedrijfsvoeringkosten met C 0,94 min bestaande uit hogere personeelslasten ad C 0,71 min gerelateerd aan inflatie en hogere kosten goederen en diensten van derden ad 6 0,73 min bestaande uit diverse plussen en minnen met inbegrip van inflatiecorrectie, gecompenseerd door een stijging van de baten met C 0,5 min.
Strategische relevantie/Beleidsgevoeligheid In de AB-vergadering
van 2-4-2014
is ingestemd
met de bestuurlijke
notitie
"Uitgangspunten
Meerjarenraming 2015-2020 + Begroting 2015". In de onderhavige MJR * Begroting is invulling gegeven aan de in die notitie verwoorde uitgangspunten. Conform afspraak met het Dagelijks Bestuur wordt voor de gehele planperiode uitgegaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende reserve volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. In het licht van dit perspectief wordt bij de vaststelling van de jaarrekening 2013 uitgegaan van compensatie van het negatieve rekeningresultaat 2013 ad C 14.000 door de beide waterschappen.
Waterschapsbedrijf Limburg is een samenwerkingsverband van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas
Toelichting Zie voor een verdere toelichting de tekst van de bijgevoegde Ontwerp-Meerjarenraming 2015-2020 Ontwerp-Begroting 2015.
Hoogachtend, namens het Dagelijks Bestuur, de directeur,
de voorzitter, 3
f
ing. E.M. PelzerMMO
dr. J.J. Schrijen
MĒĚIĚĚĒĒIĚĚĚĚĒİ WĚĚĚĚĒĚĚĒĚĒĒ
^Äs«™««aś lil ™Äİ111I wĒSMmmĚmsm
!
1 ' 5"..Ŵ ., '«rî . .'íl'r„Mt
ÜÍ
r !
I
11111
4 I m
i
W A T E R S C H A P S B E D R I J F L I M B U R G
VV8L var ycierneen bestuur vv 14.xxx corsarìi
u
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
INHOUD 1
Inleiding
5
2
Uitvoerend beleid in de planperiode 2015-2020-2024 2.1 Het Waterschapsbedrijf in 2015-2020-2024 2.1.1 Missie, visie, strategische doelen 2.1.2 Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL 2.1.3 Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL 2.1.4 Bestaand uitvoerend beleid 2.2 Financiële gevolgen 2015-2020 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf 2.2.1 Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) 2.2.2 Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2015-20120-2024 2.3 Beschouwing bij de Begroting 2015 2.3.1 De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2014 2.3.2 Uitgangspunten en normen 2.3.3 Incidentele baten en lasten 2.3.4 Kostentoerekening 2.3.5 Onttrekkingen aan 'overige bestemmingsreserves' en voorzieningen 2.3.6 Waterschapsbelastingen 2.3.7 Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten 2.3.8 Financiering
3
Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater 3.1 Programma Bouwen en Renoveren 3.1.1 Wat willen we bereiken 3.1.2 Wat gaan we doen 3.1.3 Wat gaat het kosten 3.2 Programma Informatie-Technologie, Product- en Procesontwikkeling 3.2.1 Wat willen bereiken 3.2.2 Wat gaan we doen 3.2.3 Wat gaat het kosten 3.2.4 Risico's 3.3 Programma Operations 3.3.1 Wat willen we bereiken 3.3.2 Wat gaan we doen 3.3.3 Wat gaat het kosten 3.3.4 Risico's 3.4 Programma Onderhoud 3.4.1 Wat willen we bereiken 3.4.2 Wat gaan we doen 3.4.3 Wat gaat het kosten 3.4.4 Risico's 3.5 Programma Human Resource Management, Facilitair, Bestuursondersteuning 3.5.1 Wat willen we bereiken 3.5.2 Wat gaan we doen 3.5.3 Wat gaat het kosten 3.5.4 Risico's
en
7 7 7 9 12 16 18 18 18 26 26 28 28 28 28 29 29 30 36 36 37 38 38 39 40 42 42 44 45 46 46 47 52 53 54 56 57 59 Juridische 60 61 62 63 64
© Waterschapsbedrijf tfmburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.7 3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3
Programma Financiën, Planning, Concerncontrol Wat willen we bereiken Wat gaan we doen Wat gaat het kosten Kapitaallasten Programma Bestuur, Directie en Bovenformatief Positionering Wat gaat het kosten Bovenformatief
65 66 67 67 69 74 74 74 76
4
Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet 4.1 MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet 4.2 MJR: Netto-uitgaven Investeringen naar BBP-opzet
78 78 79
5
De Begroting 2015 (naar kostendragers * naar kostensoorten) 5.1 De Begroting 2015 naar kostendragers 5.2 De Begroting 2015 4-MJR naar kosten-en opbrengstsoorten
80 80 82
5.2.1
De Begroting 2015 * MJR naar kostensoorten
82
5.2.2 5.3
De Begroting 2015 * MJR naar opbrengstsoorten Verdeling van de Begroting 2015 naar de bijdrage van de waterschappen
83 84
BIJLAGEN : 1. Rekenuitgangspunten MJR 2015-2020-2024 en Begroting 2015 2. Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werken 3. Staat van vaste schulden 4. Staat van reserves en voorzieningen 5. Berekening van het rente-omslagpercentage 6. Staat van personeelslasten 7. Kostenverdeelstaat met toelichting 8. Meerjarenraming 2014-2018
4
© Waterschapsbedrijf tirobtirg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
1
Inleiding Waterschapswet Met betrekking tot de Meerjarenraming (MJR) is in de nota van toelichting op de waterschapswet het volgende opgenomen: "In de besprekingen ter voorbereiding van en over de meerjarenraming geeft het algemeen bestuur het dagelijks bestuur de beleidsmatige en financiële kaders mee die gelden voor de uitwerking van het meerjarenbeleid voor het komende jaar. Bij de toelichting op artikel 4.6 wordt dit nog eens benadrukt: "Voor de kaderstellende en beleidsbepalende functies van het algemeen bestuur is het jaarlijks ontwikkelen en bespreken van het meerjarig beleidskader essentieel". Verder wordt hierbij het volgende aangegeven: "De MJR moet in beginsel structureel sluitend zíjn, dat wíl zeggen dat lasten en baten aan het einde van de meerjarenperiode in evenwicht moeten zijn". De MJR wordt behandeld voorafgaand aan de Begroting. Bij de begroting stelt het algemeen bestuur de kaders voor zowel het beleid als de financiën voor het komende jaar vast. Bij de behandeling van de begroting dient te worden aangegeven - in de situatie dat de MJR op een eerdere datum (bijv. in het voorjaar) behandeld wordt dan de begroting - welke van de gehanteerde normen en uitgangspunten in belangrijke mate afwijken van het voorafgaande begrotingsjaar én van de MJR. Bij het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) worden MJR + Begroting gelijktijdig in het voorjaar behandeld; voor de beleids- en verantwoordingscyclus betekent dit dat een fysiek gescheiden document MJR en Begroting niet noodzakelijk is. In deze opzet worden de beleidsmatige en financiële kaders van en over de MJR door het Dagelijks Bestuur behandeld in het eerste kwartaal van het jaar van het opstellen van de MJR en de Begroting. De indeling van zowel de Meerjarenraming als de Begroting dient te voldoen aan de in de wetgeving opgenomen kaders, concreet: er dient een programmabegroting te worden opgesteld. Met de beide waterschappen is afgestemd dat de programma's voor het WBL overeenkomen met de taakstelling van de onderscheiden units: » zuiveren en verwerken van afvalwater o bouwen en renoveren o informatie-technologie, product- en procesontwikkeling o operations (incl. bemonsteren en analyseren) o onderhoud o ondersteuning: « human resource management, facilitair, bestuurs-juridische ondersteuning » financiën, planning, concerncontrol » directie en bestuur Functie van Meerjarenraming en Begroting De meerjarenraming bevat het beleid dat door de waterschappen zal worden gevoerd en de financiële gevolgen daarvan voor het waterschapsbedrijf, waaronder de lasten en baten van het bestaande en het nieuwe beleid.
© Waterscîiapsboc'rĩjí Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
De Begroting 2015 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenraming 2015-2020-2024. In de begroting wordt de uitvoering van het beleid, de doelstellingen en de daaraan verbonden kosten voor het desbetreffende jaar toegelicht. D e functie van de Begroting is meerledig: » Allocatiefunctie; toewijzen van middelen naar programma's en kostensoorten; » Autorisatiefunctie; door het vaststellen van de begroting wordt het Bestuur van het WBL gemachtigd om de opgenomen middelen conform de begroting in te zetten; » Taakstellende functie; uitoefening van de aan het WBL opgedragen activiteiten moet binnen de vastgestelde begroting blijven; » Beheersfunctie; tijdens het jaar, en aan het einde van het jaar via de jaarrekening, worden de werkelijke resultaten getoetst aan de in de begroting opgenomen middelen. De Begroting 2015 van het WBL vormt input voor de bepaling van de heffingstarieven voor het jaar 2015 door de beide all-in waterschappen. Inhoudelijk Na een korte terugblik komt in hoofdstuk 2 de strategie en de hoofdlijnen van de uitvoering van het beleid van het Waterschapsbedrijf voor de periode 2015-2020-2024 aan de orde alsmede de beschouwing bij de Begroting 2015. Hoofdstuk 3 bevat de Meerjarenbegroting en de Begroting 2015 naar de onderscheiden programma's. Voor de overzichtelijkheid is bij de toelichtingen steeds hetzelfde stramien toegepast: » wat willen we bereiken ( = de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde effecten) » wat gaan we doen ( = de wijze waarop er naar gestreefd zal worden die effecten te bereiken) » wat gaat het kosten ( s de netto kosten). In hoofdstuk 4 is een opstelling van de Begroting 2015 naar de kosten- en opbrengstsoorten alsmede een presentatie van de cijfers conform het voor de waterschappen gebruikelijke BBP-format opgenomen. In onderhavige Meerjarenraming zijn de verdere mogelijkheden tot kostenreductie in casu prognose besparingen op basis van Ontwikkelplan I innovatieplan IT, Product- Procesontwikkeling, zoals benoemd op pagina 43 van deze Meerjarenraming, nog niet verwerkt. Eveneens is in onderhavige Meerjarenraming nog niet meegenomen het effect van voorgenomen optimalisatie van de WBL organisatie leidende tot een kostenreductie in orde grootte van 6 700.000 per jaar vanaf 2016.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
2
Uitvoerend beleid in de planperiode 2015-2020-2024
2.1
Het Waterschapsbedrijf in 2015-2020-2024 Overeenkomstig het gestelde in de wetgeving voor waterschappen volgt onderstaand een toelichting op het bestaande respectievelijk het nieuwe uitvoerend beleid, alsmede de consequenties hiervan voor de baten en de lasten.
2.1.1
Missie, visie, strategische doelen Het WBL is een bedrijfsmatige organisatie met de kerntaken transporteren afvalwater, zuiveren afvalwater en verwerken van slib. Ter ondersteuning van een doelgerichte aansturing wordt gewerkt met een unitstructuur, strakke financiële aansturing, de cultuurcompetenties, servant leadership, creatief en innovatief gebruik van de technische mogelijkheden. Bij het WBL wordt ingezet op een verhoging van de professionaliteit, verbetering van de kennis van de markt en vergroten van de samenwerking met de markt, verantwoordt gebruik van innovatieve ontwikkelingen. Dit vraagt om het verder doorontwikkelen van de cultuurtransitie naar ondernemerschap binnen een organisatie met een ambtelijke structuur. Dit traject is in 2004 reeds gestart en heeft vele vruchten afgeworpen. Invulling en draagkracht geven aan dit ontwikkelingstraject, gaat gepaard met een geleidelijke cultuurverandering en een verschuiving van reactief handelen naar proactief handelen. Deze ontwikkeling sluit aan bij de geformuleerde missie en visie. De missie van het WBL, gerelateerd aan financiële consequenties, luidt als volgt: a. transporteren en zuiveren van afvalwater volgens de wet en de normen van de waterschappen, tegen de beste prijs- en prestatieverhouding; b. het zuiveringsslib milieuhygiënisch verwerken; c. een kwaliteitsorganisatie zijn die de medewerkers de ruimte geeft zich te ontwikkelen en hierbij aandacht hebben voor veiligheid, gezondheid en welzijn; d. maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen en een zo goed mogelijke relatie met extern belanghebbenden onderhouden. De visie van het WBL geeft weer hoe het WBL wil worden herkend: » » » »
»
als producent van gezuiverd water en een organisatie die zorg draagt voor een verantwoorde verwerking van zuiveringsslib; als de nummer één in de categorie op prestaties (gemeten in de bedrijfsvergelijking waterschappen op zowel het gebied van kwaliteit als op het vlak van kostenbeheersing); als een betrouwbare, open en transparante samenwerkingspartner in de waterketen en beheerder (inclusief onderhoud) van transportstelsels en zuiveringsinstallaties; als een kwaliteitsorganisatie met professionele medewerkers die zich mede-eigenaar voelen en zich blijven ontwikkelen, zodat er uitzonderlijke prestaties worden behaald. Dit alles mét aandacht voor welzijn, gezondheid en veiligheid; als een organisatie die blijvend op zoek is naar verbeteren en vernieuwen en die innoveert vanuit maatschappelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid.
De volgende strategische doelen worden onderkend: a. optimale werking en capaciteit installaties; zuiveren b. transporteren afvalwater binnen gestelde normen c. verbruik grondstoffen verminderen en milieubelasting als gevolg van reststoffen beperken d. kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit
7
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
e. f. g.
tevredenheid partners verbeteren kwaliteit organisatie aan top in branche met gemotiveerde medewerkers/management in veilige werkomgeving maatschappelijk verantwoord ondernemen
De transparantie van de kosten, baten in relatie tot de prestaties wordt vergroot, waarbij de performance door het WBL wordt gevolgd aan de hand van KPľs (K ritieke Prestatie Indicatoren). Voorbeelden van K ritieke Prestatie Indicatoren zijn (planet, profit, people): a. mate van voldoen aan afnameverplichting (transporteren van afvalwater) b. zuiveringspercentage (combinatie van CZV, stikstof- en fosfaatverwijdering) c. nalevingpercentage lozingseisen d. netto kosten (in min euro's) e. netto kosten per ie verwijderd (in euro's) f. gemiddelde score op de vijf HPO-pijlers g. gemiddelde score medewerkers tevredenheid h. tevredenheid stakholders.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting .2015
2.1.2
Externe ontwikkelingen relevant voor het WBL Doelmatigheidswinst Bestuursakkoord Water De economische situatie en de daaruit voortvloeiende rijksbezuinigingen hebben nu al en zullen ook de komende jaren een aanzienlijk effect hebben op de samenleving. Ook de waterschappen blijven hier niet van verschoond en worden geconfronteerd met een financiële situatie die zich kenmerkt door zuinigheid met vlijt en verantwoord kostenbewustzijn. Op waterschapsniveau hebben de rijksbezuinigingen hun vertaalslag gevonden in het Bestuursakkoord Water, waarbij een doelmatig en rationeel waterbeheer als kerntaak voorop staat. In het Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat partijen gezamenlijk streven naar een doelmatigheidswinst die oploopt tot jaarlijks C 750 miljoen in 2020. Deze C 750 min is daarbij als volgt opgebouwd (bron: Bestuursakkoord Water, april 2011): Te bereiken doelmatigheidswinst volgens Bestuursakkoord Water van April 2011 (in min C) 380 70 300 750
Waterketen - waterschappen en gemeenten - drinkwaterbedrijven - rijk, provincies, waterschappen, gemeenten
(in min 6) Doelmatigheidswinst van š 750 min - gemeenten (riolering) 140 - waterschappen (zuivering) 100 - waterschappen en gemeenten 140 - drinkwaterbedrijven 70 - overdracht bestrijding muskus- beverratten van provincie naar waterschappen 19 - aanleg/verbetering primaire waterkeringen van rijk naar ws-en (gedeeltelijk) * 181 - waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven 100 750 (*) periode 2011-2013: ë 81 min; in jaar 2014: ë 131 min; vanaf jaar 2015: C 181 rrin
Deze doelmatigheidswinst zal door de waterschappen gerealiseerd dienen te worden door gezamenlijk invulling te geven aan het begrip 'gematigde lastenontwikkeling'. In de brief d.d. 27-4-2012 van de Unie van Waterschappen wordt hieromtrent vermeld dat als ieder individueel waterschap erin slaagt om de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen zoals deze eind 2009 voor de referentieperiode 2010-2013 werd geraamd (landelijk 3,5 7o), door doelmatigheidswinst met O,87o per jaar naar beneden bij te stellen, als sector waterschappen het vereiste aandeel in de gemaakte afspraken wordt geleverd. Hierbij moeten dan wel de extra kosten van de muskusrattenbestrijding en HWBP-bijdragen eveneens zijn 'terugverdiend'. 0
0
Om adequaat op bovengenoemde Rijksbezuinigingen te kunnen inspelen hebben de waterschappen enerzijds gezocht naar ombuigingsmogelijkheden binnen de eigen begrotingen, maar hebben anderzijds reeds bij het opstellen van de MJR 2012-2016 het WBL verzocht om ook de ombuigingsmogelijkheden binnen de WBL-begroting te onderzoeken. Bepaald is dat daarbij het begrotingsjaar 2011 als referentiejaar geldt. Uit bovenstaande tabel blijkt een voor waterschappen bezuinigingsoperatie van f 380 min, verdeeld over: » C 140 min riolering gemeenten » C 140 min integratie riolering en zuiveringen « C 100 min zuiveringen
-9-
en
gemeenten
beoogde
landelijke
Ŵ Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201520202024; Begroting 2015
De ombuigingsoperatie heeft voor het WBL vooralsnog enkel betrekking op de C 100 min Zuiveringen. De overige besparingen vallen op dit moment buiten de 'invloedscirkeľ van WBL. De onderliggende veronderstelling is dat deze besparingen op termijn, mede te realiseren zijn door optimalisatie in de afvalwaterketen (beheer gemeentelijke rioleringen door de waterschappen). Qua verantwoordelijkheden en het initiëren van samenwerking in de afvalwaterketen met gemeenten zijn in de Limburgse situatie de volgende punten relevant: » de verantwoordelijkheid voor het identificeren, het vormgeven en het organiseren van de samenwerking met gemeenten ligt bij de twee waterschappen WRO en WPM; « van de vier essentiële elementen van een geslaagde marktstrategie (prijs, product, plaats en promotie) kan eigenlijk alleen bij prijs enige eigen invloed worden uitgeoefend door het WBL. Voor het overige ligt de verantwoordelijkheid voor het grijpen van kansen voor besparingen in de afvalwaterketen bij WRO en WPM. In het bijzonder wordt vermeld dat er landelijk geen verdeelsleutel is afgesproken waarbij rekening is gehouden met de inspanningen van de waterschappen in het afgelopen decennium. D e Limburgse waterschappen hebben zich in deze periode sterk gefocust op het realiseren van zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. D e meest recente benchmark, Bedrijfsvergelijking Zuiveringsbeheer 2012, toont aan dat de totale directe kosten per gezuiverde i.e. bij het WBL ca. 20 7o lager zijn dan het gemiddelde van alle Nederlandse waterschappen. 0
Scenario's ontwikkeling netto kosten WBL Onderstaand wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van de netto kosten bij het WBL volgens de Meerjarenraming 201520202024 zich verhoudt tot de te bereiken doelmatigheidswinst. Hierbij worden de volgende scenario's getoond: 1. kosten WBL incl. inflatie in de periode 20102024 (vanaf 2015 volgens MJR 20152024) 2. kosten WBL incl. inflatie op basis van de bijdrage 2010 + de in het feitenrapport verwachte kostenstijging van 187o tot 2020 (overeenkomend met 1,8 7o per jaar) 3. kosten volgens variant 2 aangevuld met het halen van de doelmatigheidsreductie van 0,8 7o per jaar (volgens het Feitenrapport betekent dit voor WBL: kosten incl. inflatie + stijging kosten met 1 "/o per jaar) 4. kosten volgens variant 3 aangevuld met de volgens het Feitenrapport te behalen extra doelmatigheidsreductie van 0,5 7o per jaar bij realisatie van integraal afvalwaterbeheer. 0
0
0
0
1. netto kosten incl. inflatie vlgs MJR 201520202024 2. netto kosten t verwachte stijging waterschapswereld (18^0) 3. netto kosten h besparing afvalwaterketen (stijging daalt tot 10zó) 4. netto kosten t besparing waterketen (stijging daalt tot 57o) 0
0
110.000 105.000 100.000 95.000 90.000 85.000 80.000 75.000 70.000 65.000 60.000 55.000 50.000 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
1. 2. 3. 4.
netto kosten netto kosten netto kosten netto kosten
incl. inflatie - vlgs MJR 2015-2020-2024 * verwachte stijging waterschapswereld (18Zó) t besparing afvalwaterketen (stijging daalt tot 10Zo) * besparing waterketen (stijging daalt tot 5%) 0
0
Jaar 2010 72.510 72.510 72.510 72.510
Jaar stijgings 2020 percent. 73.597 m blauwe lijn 105.650 460/0 rode lijn 97.637 35Zo groene lijn 92.911 28Zo paarse lijn 0 0
Uit deze vergelijking blijkt dat de kostenontwikkeling WBL volgens de onderhavige MJR 2015-2024 (de blauwe lijn) zich al duidelijk beweegt onder het kostenniveau overeenkomend met de landelijk afgestemde doelmatigheidsreductie van 0,8 zó per jaar (de groene lijn). Ook ligt die blauwe lijn (WBL) nog duidelijk lager dan het kostenniveau overeenkomend met de landelijk te behalen aanvullende doelmatigheidsreductie van 0,5 7o per jaar, bij realisatie van de voordelen verbonden aan integraal waterbeheer (zie de paarse lijn). 0
0
Ingestelde visitatiecommissie Gemeenten en waterschappen werken in ruim zestig regio's samen aan de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord water. De landelijke doelen zijn C 380 miljoen kostenbeperking, kwaliteitsverbetering en beperking van de personele kwetsbaarheid. Hiervan zijn regionale doelen afgeleid door de regio's. Overal wordt gewerkt aan het bereiken van de doelen. Door de verschillen tussen de regio's in grootte en organisatie varieert de aanpak en de voortgang. Een onafhankelijke visitatiecommissie waterketen gaat van start en brengt de voortgang van de samenwerking in de waterketen in kaart. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft Karla Peijs in juni 2013 benoemd als voorzitter van de visitatiecommissie waterketen. De visitatiecommissie brengt de voortgang van de samenwerking in de waterketen (gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven) in kaart, beoordeelt dit en schetst eind 2014 een onafhankelijk landelijk beeld. Op basis van een schriftelijke inventarisatie zullen visitatiebezoeken worden afgelegd bij achterblijvende, maar ook bij enkele voorlopende regio's en waar nodig worden regionaal aanwijzingen voor verbetering gegeven. Gemeenten kunnen de regie in eigen hand houden door intensieve regionale samenwerking, ook met het waterschap, te blijven stimuleren en te benutten. Alle regio's zijn in 2013 geconsulteerd. Een eerste beoordeling heeft plaatsgevonden in oktober 2013. Vervolgens hebben de regio's een herkansing gekregen, waarna in januari 2014 een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden. De beoordeling heeft geleid tot een indeling in de categorieën koploper, peloton, achterblijver. Voor de beoordeling zijn daarbij de volgende criteria gehanteerd: het ambitieniveau voor kostenbesparing. Ligt dit ambitieniveau onder 10 /) dan is het voorlopige o
oordeel achterblijver; ligt het ambitieniveau boven îOVo, dan gaat de regio door voor eindoordeel koploper of peloton; voldoen aan randvoorwaarden: concreetheid van de plannen en handhaving van de kwaliteit; mate van implementatie: hoe ver is men met plannen en uitvoeren. De gegevens voor de beoordelingen zijn door de regio's verstrekt. In eerste instantie is WBL hier niet of nauwelijks bij betrokken geweest. Ten behoeve van de gegevensverstrekking voor de tweede beoordeling heeft het WBL aan de regio's een brief gestuurd waarin het WBL haar autonome ontwikkeling schetst voor de komende jaren. Deze
-11
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
gegevens zijn gebaseerd op de vastgestelde WBL begroting 2014 (MJR 2014-2018). Uit deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de bijdrage van WBL in de kostenbesparing in de 5 regio's groot is/wordt. Mede door deze aanvullingen van het WBL zijn alle regio's als koploper beoordeeld (zie navolgend overzicht). Voor de regio's in Limburg heeft de inventarisatie en beoordeling het volgende resultaat gehad: 1 beoordeling oktober 2013 koploper koploper achterblijver peloton achterblijver e
Beheersgebied WPM
Regio Venlo Venray Limburgse Peelen Maas en Mergelland Parkstad Westelijke Mijnstreek
Beheersgebied WRO
2.1.3
2 beoordeling januari 2014 koploper koploper koploper koploper koploper e
Interne ontwikkelingen relevant voor het WBL Uitgangspunten Meerjarenraming 2015-2020-2024 * Begroting 2015 Overeenkomstig het besluit
van
het
Dagelijks
Bestuur van
19-3-2014 worden de
volgende
uitgangspunten gehanteerd: 1.
De reguliere planningsperiode
bedraagt vijf jaar en loopt tot 2019. Op verzoek van de
waterschappen wordt de planningshorizon regulier gesteld tot het jaar 2020, dit in verband met de horizon
gesteld
in
het
landelijke
Bestuursakkoord
Water
en
de
per
2020
te
behalen
doelmatigheidswinst. 2.
Ter beoordeling van de ontwikkeling van de netto kosten op langere termijn, wordt voor het WBL de scope van een beoordelingsperiode van 10 jaar aangehouden.
3.
Referentiekader voor de nieuwe MJR resp. Begroting 2015 vormen: a. Begroting 2011 (reeds vorig jaar besloten bij de behandeling van de Begroting 2012) b. MJR 2014 - 2018+ MIP 2014-2018
4.
Uitgangspunt is dat de volgende rwzi's van het WBL moeten voldoen aan de KRW-normen en ingangsdata, zoals die door de beide Waterschappen op 20-11-2012 schriftelijk aan het WBL zijn kenbaar gemaakt. Hierbij is de keuze gemaakt voor chemisch defosfateren op rwzi's waar alleen maatregelen nodig zijn voor fosfaatverwijdering (Gennep, Meijel, Hoensbroek) en keuze voor biologisch defosfateren op rwzi's waar ook maatregelen nodig zijn voor stikstofverwijdering (Roermond, Simpelveld).
5.
In de brief van 20-11-2012 van de beide waterschappen is voor Wijlre voor het voldoen aan de KRW-normen als ingangsdatum vermeld 31-12-2014. Aangezien de clustering van tafel is, is het een optie om specifiek voor rwzi Wijlre uit te gaan van het voldoen aan de KRW-eisen per 2020 overeenkomend met de oude KRW-planning van het moment voordat sprake was van clustering van Simpelveld en Wijlre. In 2014 wordt samen met WRO op basis van het WaterSysteemkader Geul een zuiveringsplan opgesteld waarin de consequenties betreffende de rwzi Wijlre worden uitgewerkt, aangaande eventuele aanpassing van de datum waarop voldaan moet worden aan de KRW-richtlijn alsook de mate waarin het Verdygo principe kan worden toegepast.
6.
Als vertrekpunt voor de bouw van een MDR (Modulaire Duurzame Rwzi) I het Verdygo-concept, gelden de door het Algemeen Bestuur vastgestelde bestuurlijke randvoorwaarden:
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024: Begroting 2015
a.
stel voor elke rwzi een jaartal vast, waarin de conventionele rwzi wordt gesloten en de bouw van een MDR gereed is, en waarbij sprake is van lagere netto bedrijfskosten. Het uitwerken van een "stip op de horizon" scenario geschiedt in nauwe samenwerking met WRO en WPM met aandacht voor locatiekeuze en grootte van de MDR, waarbij het watersysteem een prominente plaats krijgt in het afwegingskader;
b.
kies in overbruggingsperiode tot moment sluiten van conventionele rwzi voor bouwkundige/ elektromechanische
renovaties
met
een
technische
levensduur
voor
deze
overbruggingsperiode, die leiden tot lagere netto bedrijfskosten; c.
pas innovaties toe als sprake is van een gecalculeerd risico. Eventuele risico's worden gespreid door samenwerking te zoeken met sterke partners (ondernemingen, overheden, onderwijs);
d.
stel een (Europese) businesscase op, die de basis vormt voor verkrijgen van (Europese) subsidies;
e.
voer onderzoek uit naar de keuze van de juridische structuur/rechtspersoon van het WBL met aandacht voor mogelijkheden tot valorisatie van het Verdygo-concept.
7.
8.
In de nieuwe MJR 2015-2020-2023 wordt uitgegaan van de volgende Verdygo-projecten: a.
niet clusteren van Simpelveld en Wijlre
b.
voortrein Roermond (uiterlijk 2015; was vorige MJR uiterlijk 2014);
c.
middentrein KRW-proof rwzi Simpelveld (uiterlijk 2015)
d.
rwzi Weert (uiterlijk 2018)
e.
rwzi Maastricht-Bosscherveld.
Voor de realisatie van een Verdygo te Maastricht in samenwerking met het bedrijfsleven, wordt in 2014 een verdere uitwerking van de businesscase doorgevoerd.
9.
Vooralsnog wordt voor de Verdygo-uitwerking uitgegaan van een afschrijvingstermijn voor het bouwkundig gedeelte van 30 jaar en van het elektromechanisch gedeelte van 15 jaar; gelet op de wens om flexibel in te kunnen spelen op innovatieve ontwikkelingen in combinatie met het realiseren van verplaatsbare en elders in te zetten installatiecomponenten.
10. Uitvoeren van een verkenning naar potentiële waardecreërende marktpartijen/fabrikanten in de keten van ontwikkelen en bouw van onderdelen van de Verdygo. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich een aantal marktpartijen gemeld, waarmee verkennende gesprekken worden gevoerd. Centraal in deze gesprekken staat steeds "wat kan de wederpartij toevoegen". 11. Uitvoeren
van
een
verkenning
naar
waardecreërende
samenwerkingspartners
voor
het
(internationaal) vermarkten van de Verdygo. Na de innovatiesalon van oktober 2012 hebben zich hiervoor grote marktpartijen gemeld en zijn er in het kader van internationaal vermarkten gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het EIP (Entrepreneurship and Innovation Programma) in Brussel en Den Haag. De Europese Commissie is akkoord met de Verdygo als Action Group. Middels deze contacten is het mogelijk gebruik te kunnen maken van het netwerk van de Europese Commissie. 12. Het WBL stopt met het drogen van slib per 1-7-2018 zijnde de datum van afloop contract met de Enci. Met betrekking tot slibverwerking heeft het Algemeen Bestuur in maart 2012 de volgende bestuurlijke randvoorwaarden geformuleerd: »
Behoudt maximale flexibiliteit zodat snel kan worden ingespeeld op de veranderingen in de afzetmarkten voor zuiveringslib;
»
Investeer op dit moment niet zwaar in eigen grootschalige verwerkingscapaciteit;
»
Zorg dat verwerkingscapaciteit snel kan worden op- en afgeschaald;
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
»
D uurzaamheid biedt kansen voor lagere kosten;
»
D oor modulaire opbouw van slibverwerking ontstaan kansen voor diverse vormen van samenwerking en organisatie;
»
Spreidt de risico's waar mogelijk;
«
Zoek
naar mogelijkheden
voor strategische
samenwerking
met sterke partners
zoals
bijvoorbeeld: D uitse waterschappen en industrie; »
Geef nieuwe innovatieve verwerkingstechnologieën een betere kans door zo kort mogelijke terugverdientijden;
» »
Pas innovatieve oplossingen uitsluitend toe indien de risico's calculeerbaar zijn; Maak maximaal gebruik van (Europese) subsidies door (Europese) business cases op te stellen.
13. Relevant is dat in dit investeringsprogramma geen rekening is gehouden met extra investeringen (buiten het reguliere investeringsprogramma) voor innovatieve zaken welke zich binnen 7 of 8 jaar terugverdienen. D e accordering van dit soort investeringen zal steeds leiden tot een verhoging van het investeringsvolume (omdat deze investeringen zichzelf op korte termijn terug verdienen). 14. Voldoen aan de door WBL gestelde lange termijn doelen volgens de strategiekaart: 2011 2012 2013 2014 2Ō15 2016 2017 2018~~ĩq[9' 2020 2021 2022 20231 0
0
0
planet mate van voldoen aan afname verplichting 90,6Zo 92,794 93,9Zo 94,0»Zo 94,7"Zo 96,9»Zo 100Zo 100Zo 100»Zo 100»Z„ 100«Zo 100Zo 100Zo (transporteren van afvalwater) planet zuiveringspercentage (combinatie van CZV, 83,6Zo 83,6Zo 82,3»Zo 82,6»Zo 83,0»Zo 83,7»Zo 83,7Zo 84,47» 84,4»Zo 84,4»Zo 85,7»Zo 85,7»Zo 85,7Zo stikstof- en fosfaatverwijdering) planet nalevingspercentage lozingseisen 99,4»Zo 99,5»Zo 99,5"Zo 99,5»Zo 99,5Zo 99,5»Zo 100Zo 100"Zo 100»Zg 100»Zo 100Zo 100Zo 100»Zo 0
o
0
0
0
0
0
profit netto kosten (in min euro's) profit netto kosten per ie verwijderd (in euro's)
o
0
0
0
68,9 67,6 66,4 68,6 71,8 72,3 72,9 72,9 73,0 74,5 75,2 75,1 75,8 40,3 38,3 38,4 39,6 41,3 41,7 42,1 42,1 42,1 43,0 43,4 43,4 43,8
7,7 people gemiddelde score op de vijf HPO-pijlers 6,4 7,1 people gemiddelde score medewerkers tevredenheid 7,8 7,9 8,2 people tevredenheid stakeholders Hierbij is van belang dat de gegevens omtrent de netto kosten zijn ontleend aan de bestaande MJR 2014-2018. In 2011, start WBL/Zuiveringsbedrijf, bedroeg de bijdrage van de waterschappen 72,5 min. D e prognose van de gemiddelde netto-kosten over de periode 2011-2023 bedraagt C 72 min inclusief inflatiecorrectie.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
15. Ten aanzien van de rekenkundige uitgangspunten worden de volgende aannames gehanteerd (deze rekenkundige uitgangspunten zijn ambtelijk afgestemd met WRO en WPM). 2015
2016
2017
2018
2019
2020
Inflatie (excl. energie)
20/0
20/0
20/0
2Zo
20/0
20/0
Salaris * sociale lasten
2"k
27o
2Zo
20/0
20/0
2Zo
Rente lang
4A
40/0
4,5 Zo
4,50/0
50/0
50/0
Rente kort
0,5Zo
0,75Zo
r/o
1,5Zo
1,5Zo
1.50/0
0
o
0
o
0
0
0
0
0
0
Ten opzichte van de vorige MJR zijn in de onderhavige MJR 2015-2020-2024 de volgende wijzigingen doorgevoerd: »
De raming voor realisatie van een zuivering in Maastricht conform het Verdygo-concept is verwerkt in het investeringsprogramma 2015-2024; uitgangspunt vormt ingebruikname per 2019.
»
Het doorzetten van het onderhoud van IBA's voor gemeenten tegen een kostendekkend tarief.
De volgende punten zullen in de loop van dit jaar voor bestuurlijke behandeling geagendeerd worden: »
de herziene businesscase met betrekking tot realisatie MDR in Maastricht;
»
een oplossing voor de slibproblematiek in Hoensbroek;
»
de resultaten en toepassingsmogelijkheden van verbeteronderzoeken slibontwatering en de daaraan gekoppelde bedrijfsvoering;
»
terugwinning van fosfaat (struviet).
met
betrekking
tot
De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR De ontwikkeling van de netto kosten ten opzichte van de vorige MJR, is onderstaand zowel in een tabel als in een grafiek inzichtelijk gemaakt (ten opzichte van referentiejaar 2011). Uit onderstaande tabel en grafiek blijkt dat in het jaar 2015 de netto kosten van het WBL C 2,66 min lager zijn dan in het vergelijkbare jaar volgens de vorige MJR. Na het jaar 2015 is het niveau van de netto kosten afwisselend hoger dan wel lager dan het niveau van de netto kosten voor hetzelfde jaar in de vorige MJR. Over de vergelijkbare planperiode (2014-2023) is het totaal van de netto kosten C11 min lager dan het totaal van de netto kosten voor deze periode volgens de vorige Meerjarenraming. Totaal netto kosten; 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 bedragen x e 1.000 MJR 2014-2018-2023 72.510 69.199 66.440 68.615 71.829 72.278 72.924 72.909 72.982 74.534 75.212 75.119 MJR 2015-2020-2024 72.510 69.199 66.440 68.615 69.042 72.358 70.972 71.964 74.046 73.595 73.867 72.938 Mutatie 0 0 0 -2.786 80 -1.951 -945 1.064 -939 -1.345 -2.180
2023
2024
75.823 73.804 -2.019
75.036
© Waterschapsbedrijf Urn burg Meerjarenraming 2015-2(320-2024; Begroting 2015
— MJR 2014-2018-2023
—MJR 2015-2020-2024
78.000 I 76.000 74.000 72.000 r
70.000 68.000 66.000
62.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 High Performance Organisatie Het WBL bevindt zich in een transitieproces naar een High Performance Organisatie, die zich op financiële en niet-financiële prestaties positief wil onderscheiden van vergelijkbare bedrijven. Het transitieproces kenmerkt zich verder door het proces van denken naar handelen als een bedrijf. Waar het WBL staat als organisatie, wordt gemonitord door benchmarks (benchmark Zuiveringsbeheer; benchmark overhead; e.d.). De bestuurlijke uitgangspunten vormen de grondslag voor de Begroting en Meerjarenraming. Centraal staat het realiseren van een kostenbesparing ten opzichte van het begrotingsjaar 2011 met als referentiekader een totaal van de netto kosten van ê 72, 5 min.
2.1.4
Bestaand uitvoerend beleid Met betrekking tot het zuiveringsstelsel wordt uitgegaan van sluiting van de zuivering in Heerlen en het open houden van de zuivering in Meijel. De studies over het toekomstige zuiveringsstelsel rond Maastricht zijn nog niet afgerond. De voortgang ván daarop afgestemde businesscases op basis van het MDR-concept wordt bij periodiek teruggekoppeld aan het algemeen bestuur. Voor de installaties Wijlre, Kaffeberg en Rimburg (vanaf 2015) en Venray (vanaf 2016) wordt rekening gehouden met de effluenteisen zoals die door de beide waterschappen (bij brief van 20-9-2011) in het kader van de KRW zijn geformuleerd (conform de mededeling aan het DB op 11-11-2011). Conform het voorstel aan het DB van 20-3-2013 wordt voor de rioolwaterzuiveringsinstallaties Gennep, Meijel, Roermond, Hoensbroek rekening gehouden met de normen en ingangsdata waarop rwzi's moeten voldoen aan de effluenteisen zoals die door de beide waterschappen (bij brief van 20-11-2012) in het kader van de KRW zijn geformuleerd. Ten aanzien van rwzi Wijlre wordt in afwijking van de brief maar overeenkomstig het DB-voorstel uitgegaan van voldoen aan de KRW-eisen per 2020.
© Wa te rs c ha psfae drijfL ś m bu rg Meerjarenraming 201620202024; Begroting 2015
Er zijn de afgelopen jaren belangrijke beslissingen genomen over het beleid met betrekking tot de verwerking van ons zuiveringsslib. D it beleid heeft een aantal elementen: » Sluiting drogers Venlo en Hoensbroek (beide al gerealiseerd) » » »
Verdergaande ontwatering en vergisten van slib. Voortzetten van het drogen van slib tot medio 2018. Afzetten van het niet gedroogde maar wel ontwaterde slib naar derden; middels een openbare aanbesteding (reeds gerealiseerd).
Samenwerking in de afvalwaterketen Landelijk (Bestuursakkoord Water) is er toenemende aandacht voor de mogelijkheden tot efficiencyverbeteringen in de afvalwaterketen. Inmiddels hebben we veel ervaring opgedaan in 7 samenwerkingsprojecten met gemeenten voor beheer en onderhoud van gemalen (middels Lichte Gemeenschappelijke Regelingen). D aarnaast werken we al veel samen met gemeenten op projectplanning, projectmanagement en informatiebeheer. Echter de schaal en het niet gestructureerde karakter leiden bij het WBL niet tot substantiële inkomsten c.q. kostenverlagingen. Zowel de schaal (middels een hoger ambitieniveau, met name op beheer en onderhoud van rioleringen) als een gestructureerde aanpak zullen leiden tot substantiële kostenverlagingen in de orde zoals aangegeven bij het Bestuursakkoord Water. Alleen bij een gestructureerde aanpak (kwaliteitsgaranties) is het realistisch om van gemeenten te verwachten dat ze een deel van de besparingen doorgeven aan het WBL (en dus aan de waterschappen). In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investerings als uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. Door het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Eind 2012 is in opdracht van de waterschappen een business case uitgevoerd. D e resultaten van de business case bevestigen dat WBL financieel en kwalitatief een interessante samenwerkingspartner is. Middels een pilot wordt in regio Parkstad onderzocht in welke juridische vorm samenwerking tussen gemeenten en WBL het best tot stand kan komen.
17
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-20X4; Begroting 2015
2.2
Financiële gevolgen 2015-2020 van uitvoeringsbeleid Waterschapsbedrijf
2.2.1
Gehanteerde kwantitatieve uitgangspunten (rekenuitgangspunten) Voor de jaren van de meerjarenraming worden de volgende kwantitatieve uitgangspunten gehanteerd, voor het doorrekenen van de kostenontwikkeling en de raming van de eigen baten :
Inflatie (excl. energie)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
20/0
20/0
20/0
20/0
20/0
20/0
20/0
20/0
20/0
2Zo
2Zo
Salaris + sociale lasten
0
0
Rente lang
40/0
40/0
4,50/0
4,5 Zo
50/0
50/0
Rente kort
0,57o
0,750/0
10/0
1,50/0
1,5Zo
1,50/0
o
0
0
Hierbij dient te worden aangetekend dat over de posten: kapitaallasten, energie en laboratorium, geen inflatie wordt berekend. De inflatiecorrectie heeft daardoor betrekking op 46y ^ 6 33,2 min) van het begrotingstotaal, waarvan het aandeel personeelslasten C12.9 min bedraagt. De inflatiecorrectie bij personeelslasten wordt daarbij voor een groot deel opgesoupeerd door de relatief sterker stijgende sociale lasten. Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1. 0
2.2.2
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2015-20120-2024
2.2.2.1 Wat gaan we investeren Het meerjareninvesteringsprogramma (MIP 2015-2020-2024) is verkort weergegeven (naar de BBP beleidsproducten) in paragraaf 4.2. Elk jaar bij het opstellen van de meerjarenraming wordt het investeringsprogramma opnieuw beoordeeld. Vanaf de MJR (2013-2017-2022) gebeurd dit op grond van een tweetal van belang zijnde ontwikkelingen. Enerzijds het streven om te komen tot verlaging van de kosten door de bestaande installaties langer resp. zo lang mogelijk in bedrijf te houden en anderzijds een beweging naar een ander concept voor ontwerp en bouw van een zuiveringsinstallatie - volgens Verdygo-concept (modulair van opzet) - waarmee naar de toekomst toe een grotere flexibiliteit wordt gecreëerd om in te kunnen spelen op nieuwe technologische ontwikkelingen. Omdat de omvorming van traditionele naar rwzi's volgens het Verdygo-concept (groten)deels niet binnen de planperiode van het MIP plaatsvindt, worden de bestaande installaties in stand gehouden door het doen van onderhoudsinvesteringen, met een korte afschrijvingstermijn. Het MIP bevat concrete ramingen op basis van het Verdygo-concept ter realisatie van de middentrein rwzi Simpelveld, de voortrein rwzi Roermond, voor de rwzi Weert en voor de rwzi Maastricht-Bosscherveld (in relatie tot Simpelveld is daarbij van belang dat geen clustering plaats vindt van de rwzi's Simpelveld en Wijlre). Daarnaast bevat het MIP concrete ramingen voor de maatregelen die op de diverse rwzi's getroffen moeten worden in het kader van de voorschriften volgens Kader Richtlijn Water, zoals die door de beide waterschappen kenbaar zijn gemaakt. Rekening houdend met deze Verdygo-projecten, de KRW-maatregelen en de concrete verwachtingen voor de planperiode is het mogelijk gebleken het investeringsniveau voor de nieuwe planperiode te handhaven op gemiddeld C 22,5 min per jaar. Uit het innovatieprogramma kunnen de komende jaren nog investeringen naar voren komen met een korte terugverdientijd. Bijvoorbeeld ter besparing van energiekosten. Deze investeringen zullen het investeringsvolume verhogen, maar de jaarlijkse kosten zullen dan uiteindelijk lager uitvallen.
18
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201620202024; Begroting 2015
2.2.2.2 Wat gaat het kosten Specifieke ontwikkelingen in de periode 2010 2013 van invloed o p de MJR Op landelijk niveau zijn in 2010 afspraken gemaakt over bezuinigingen binnen de waterschapswereld. Het Bestuursakkoord Water poogt bezuinigingen en doelmatig/rationeel waterbeheer samen te brengen. D e onderhavige MJR borduurt voort op de uitgangspunten die daartoe zijn behandeld in het bestuur van het WBL. D e overige middels bestuursbesluiten vastgestelde maatregelen zijn in deze begroting I meerjarenbegroting verwerkt. Ontwikkeling totale kosten volgens de MJR (t.o.v. referentiejaar 2011) De kostenZbatenontwikkeling ziet er in de periode 20112020 ten opzichte van 2011 als volgt uit.
Bedragen x 1 000 euro kapitaallasten personeelslasten goederen en diensten van derden bijdragen aan derden toevoeging aan voorzieningen onvoorzien totaal lasten eigen baten incl. kapitaalbaten
Referentie Bestuurs gemiddeld stijging afwijking Begroting Begroting Begroot begroot gemiddelde í.o.v, stijging 2011 2015 2020 20112020 tov20il conform inflatie 34.210 11.910 29.314 141 176 130 75.881 3.371
30.802 31.780 12.940 13.497 28.677 31.949 156 168 66 71 287 298 72.929 77.763 3.886
31.787 12.542 29.820 156 82 274 74.661
-ľ.ľ/o
-16,60/0
5,3yo V/o
-4,20/0 -7,80/0
0
1,10/0
10,6Zo -53,20/0 110,50/0
101,00/0
1,60/0
-11,10/0
-62,70/0
4.169
3.786
12,30/0
2,80/0
netto kosten netto kapitaallasten netto bedríjfsvoeringskosten
72.510 33.844 38.666
69.042 73.595 30.372 31.350 38.670 42.245
70.874 31.379 39.495
-2,30/0
-11,80/0
-7,30/0 2,10/0
16,80/0 -7,40/0
bijdrage waterschappen exploitatiesaldo
72.510 " 69.042 73.595 0 0 0
70.874 0
-2,30/0
11,80/0
Personeelsformatie
150,6
150,2
143,7
147,8
Voor de ontwikkeling van de netto kosten in relatie tot de bijdragen van de beide waterschappen is door het Algemeen Bestuur besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van een egaliserende reserve volledig ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. Volgens deze insteek vertoont de bijdrage van de waterschappen het volgende verloop: bijdrage in 2011 en 2012 bedroeg C 72,5 min; bijdrage in 2013 bedroeg C 66,4 min en is daarmee C 6,1 min lager dan in 2011; bijdrage gevraagd voor 2015 bedraagt C 69,2 min en is daarmee C 3,3 min lager dan in 2011. In de opvolgende jaren stijgen de netto kosten tot f 73,6 min in 2020. Gemiddeld over de tienjarige periode bedragen de netto kosten C 70,9 min overeenkomend met een daling met 2,3 zó ten opzichte van de netto kosten voor 2011. Het verloop van de waterschapsbijdrage komt overeen met de ontwikkeling van de netto kosten, omdat uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een sluitende begroting. 0
De daling van de netto kosten m e t š 3,5 min in 2015 ten opzichte van 2011 bestaat uit: daling van de kapitaallasten met C 3,5 min (van ê 33,8 min in 2011 naar C 30,3 min); gelijk blijvende bedrijfsvoeringkosten (niveau blijft C 38,7 min).
19
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Het vorenstaande blijkt ook uit de navolgende tabel resp. grafiek: Begroot Begroot Begroot Begroot Begroot Begroot Begroot Begroot bedragen x g 1,000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 netto kapitaallasten 33.844 30.720 30.176 30.886 30.372 32.740 30.854 30.339 netto bedrijfsvoeringkosten 38.666 38.479 36.264 37.729 38.670 39.618 40.118 41.626 bijdrage ws-en 72.510 72.510 66.440 68.615 69.042 72.358 70.972 71.964 procentuele stijging van de bijdrage tov 2011 Q.0% -8,4/» -5,47o -4,87o -0,27o -2,196 -0,816 0
•netto kapitaallasten bijdrage ws-en
0
0
0
Begroot Begroot 2019 2020 32.432 31.350 41.615 42.245 74.046 73.595 2,116 1,5Zo 0
netto bed rijf svoenng kosten
80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
De netto kapitaallasten ten opzichte van referentiejaar 2011 « In de planperiode 2015-2020 ten opzichte van 2011: De kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten én de investeringen zoals geraamd voor de komende jaren. De kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden (zie ook paragraaf 3.7). Als een gevolg van de ontwikkeling en het implementeren van het Verdygo-concept worden onderhoudsinvesteringen verricht voor het tot moment vervanging in bedrijf houden van bestaande installaties; dat leidt tot korte afschrijfperiodes voor deze investeringen en dus tot verhoudingsgewijs hogere afschrijvingen. Ten opzichte van 2011 dalen de kapitaallasten in de planperiode van 6 33,8 min naar een gemiddeld niveau van C 31,4 min in de periode tot 2020. Deze ontwikkeling is het gevolg van: o het beëindigen van de droogactiviteiten te Hoensbroek ultimo 2011 en het wegvallen van 2011 op 2012 van de afschrijving ineens als gevolg van het amoveren van de droger Venlo en van de versnelde afschrijving van onderhoudsinvesteringen op droger Hoensbroek, hetgeen in 2012 leidt tot ca. C 1,8 min lagere kapitaallasten; o het wijzigen van de investeringsraming waarbij wordt afgezien van clustering van de rwzi's Simpelveld en Wijlre. Het totale investeringsniveau bedraagt daardoor C 25 min per jaar; o handhaven van het niveau van de investeringsplanning op het gemiddelde van C 22,5 min per jaar. In de periode 2011-2020 bedraagt de gemiddelde daling van de kapitaallasten 7,1 7o (dit effect is 16,6 7o lager dan een stijging overeenkomend met de inflatie). 0
0
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8 voor de vorige MJR) blijken de kapitaallasten over de planperiode tot 2023 te zijn gedaald (zie onderstaande grafiek). D e daling in het jaar 2015 wordt grotendeels veroorzaakt door het opschuiven van de realisatie van middentrein rwzi Simpelveld (start exploitatie 2014 wordt 2015) en van de voortrein rwzi Roermond (start exploitatie 2014 wordt 2016); de piek in de kapitaallasten schuift daardoor op van 2015 naar 2016. De toename in 2019 is het gevolg van amoveren van slibdroger Susteren; deze investering wordt in 2019 volledig afgeschreven. D e daling van de kapitaallasten in 2020 en opvolgende jaren is het gevolg van het feit dat het investeringsvolume in de vergelijkbare periode (tot 2023) cumulatief gezien C 12,4 min lager is dan vorige meerjarenraming. D it wordt veroorzaakt doordat enerzijds de lagere uitgave in 2013 niet wordt ingehaald in de nieuwe planperiode en anderzijds doordat het investeringsvolume over de periode van de vorige MJR (2014-2023) in totaliteit met C 3,4 min is afgenomen (gemiddeld ē 0,34 min per jaar). Zie onderstaande tabel voor het verloop van de investeringsuitgaven. Verloop van de kapitaallasten — MJR 2014-2018 —MJR 2015-2020 35.000 34.000
\ 29.000 28.000 27.000
i r~ , , , i , T , , 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Verloop van de investeringsuitgaven Ontwikkeling investeringen MJR 2014-2018-2023 bedragen xC 1.000 in jaar t/m jaar 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 gemiddelde 2014-2023
26.700 23.398 22.770 25.129 22.448 22.500 22.500 22.500 22.500 22.500 22.500 22.500 22.500
26.700 ' 50.098 72.868 ] 97.997 120.445 142.945 165.445 ' 187.945 210.445' 232.945 255.445 277.945 \ 300.445
MJR 2015-2020-2024 in jaar ť/mjaar
300.445
26.700 23.398 13.721 24.930 25.193 18.373 25.537 34.050 13.984 17.029 21.072 21.524 22.500 22.500 310.511
22.758
22.419
26.700 50.098 63.819 88.749 113.942 132.315 157.852 191.902 205.886 222.915 243.987 265.511 288.011 310.511
Verschil t.o.v. MJR 2014 in jaar t/m jaar 0 0 -9.049 -199 2.745 -4.127 3.037 11.550 -8.516 -5.471 -1.428 -976 0 -12.434 -339
0 0 -9.049 -9.248 -6.503 -10.630 -7.593 3.957 -4.559 -10.030 -11.458 -12.434 -12.434
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
Netto bedrijfsvoeringkosten (dus excl. kapitaallasten) ten opzichte van referentiejaar 2011 » In de periode 2015-2020 ten opzichte van 2011 De netto bedrijfsvoeringkosten bestaan uit de netto kosten van het WBL exclusief de kapitaallasten. Over de periode 2011-2020 zijn de gemiddelde netto bedrijfsvoeringkosten C 0,8 min hoger dan in 2011 overeenkomend met een stijging van 2,1 7o (dit is 7,4 7o lager dan de stijging overeenkomend met inflatiecorrectie). De formatie in de planperiode neemt af met 6,3 fte van 150,0 fte in 2014 naar 143,7 fte in 2020. Dit door de volgende effecten: » Herziening besluit tot opzeggen contracten onderhoud IBA's: * 0,2 fte » stoppen met drogen in Susteren per juli 2018: -/- 0,5 fte bij unit onderhoud » stoppen met drogen in Susteren per juli 2018: -/- 1,0 fte bij unit operations « verlaging capaciteit bouwen en renoveren: -/- 2,0 fte » realisatie van centrale regelkamer: -/- 3,0 fte bij operations. 0
»
0
Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8 voor de vorige MJR) In de nu voorliggende meerjarenraming dalen de netto bedrijfsvoeringkosten ten opzichte van de vorige MJR met gemiddeld C 0,3 min per jaar (zie onderstaande grafiek). Redenen hiervoor zijn: o verlaging van de netto kosten unit Operations met ê 0,25 min per jaar; o toename van de netto kosten unit IT, Product-, Procesontwikkeling met jaarlijks C 0,2 min als gevolg van datacom Wauter en de bijdrage voor energie+grondstoffenfabriek; o toename netto kosten unit Bouwen en Renoveren met C 0,15 min door inhuur personeel van derden en het tevens vervallen van baten voor uitleen van rioleringsadviseurs; o verlaging van de netto kosten unit Human Resource Management met gemiddeld ê 0,4 min per jaar als gevolg van verhoogde huuropbrengst verbonden aan verhuur groter gedeelte van het centrale kantoorgebouw en bijgestelde ramingen voor diensten door derden resp. voor personeel.
Verloop van de netto bedrijfsvoeringkosten MJR 2014-2018
MJR 2015-2020
46.000 44.000 42.000 40.000 38.000 36.000 34.000 32.000 30.000
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024: Begroting 2015
Stoppen met drogen per 1 -7-2018 Het WBL heeft in een eerder stadium besloten om te stoppen met drogen, gelet op de marktontwikkelingen met betrekking tot de afzet van ontwaterd slib. Reeds in de vorige Meerjarenraming zijn de onderstaande financiële gevolgen van dit besluit verwerkt. Totaal kostenvermindering bedragen x C 1,000 personeelskosten operationele kosten onderhoud kapitaallasten
2014
2015
2016
2017
2018
2019 en verder
0 0 -90 0 -90
0 0 -91 0 -91
0 0 -93 0 -93
0 0 -95 0 -95
-14 98 -370 -1.019 -1.305
-90 184 -767 -1.019 -1.691
De effecten van het stoppen met drogen zijn eveneens bij de onderscheiden units toegelicht.
Ziekteverzuim I verlofstuwmeer in relatie Ter uitwerking van het groeitraject naar Pure Klasse is de afgelopen jaren door het management o.a. de focus gelegd op: beperking van het ziekteverzuim; beperking van het verlofstuwmeer; verdergaande verlaging van declarabele kosten. De onderdelen ziekteverzuim, verlof en declaraties zijn stuurbare indicatoren waarop het management direct invloed kan uitoefenen. De effecten hiervan zijn zichtbaar gemaakt in de grafieken en per onderdeel nader toegelicht. Toelichting trend beperking ziekteverzuim Het verzuimpercentage geeft inzicht in welk deel van de werktijd in een bepaalde aaneengesloten periode verloren is gegaan wegens ziekte. Ter vaststelling van de hoogte van een acceptabel ziekteverzuimpercentage is de Verbaannorm als objectief referentiekader door het WBL gehanteerd. De Verbaannorm gemiddelde norm voor ziekteverzuim, gelet op leeftijd en diensttijd van medewerkers in een organisatie) bedroeg in 2013 voor de WBL organisatie 4,1 "/o. De Verbaannorm is een indicatieve norm voor een organisatie om vast te stellen of het nog zinvol is om te investeren in het treffen van interventiemaatregelen ter verdere beperking van het ziekteverzuim. In 2013 is het WBL verzuimpercentage van 2,64 /) beduidend lager dan de geldende Verbaannorm van 4,1 7o voor het WBL. 0
0
De gemiddelde ziekteverzuimduur geeft inzicht in hoeveel dagen medewerkers in een kalenderjaar per ziekte geval gemiddeld hebben verzuimd. Uit het overzicht blijkt dat bij het WBL in 2013 elke ziekmelding gemiddeld heeft geleid tot 6,89 dagen afwezigheid in verband met ziekte. De gemiddelde verzuimduur in Nederland was in 2013 24 dagen (bron: HR Praktijk). Bij het WBL is het aantal langdurig ziektegevallen in de afgelopen jaren sterk afgenomen, waardoor de gemiddelde ziekteverzuimduur in vergelijking tot de landelijke situatie in positieve zin onderscheidend afwijkt. De gemiddelde leeftijd bij het WBL was eind 2013 48,4 jaar. De gemiddelde leeftijd van de Nederlandse beroepsbevolking is in 2013 geïndexeerd op 41,7 jaar (bron: CBS). Onderzoek heeft aangetoond dat de eerste gezondheidsklachten zich pas om en nabij de 45 jaar aandienen. Uit het uitgevoerde PMO
© Waterschapsbedrijf timburg Meerjarenraming 20Ì5-2020-2024; Begroting 2015
onderzoek in 2013 blijkt dat 87 zó van de mensen bij het WBL een goed tot uitstekend werkvermogen hebben. Dit resultaat komt ook tot uitdrukking in een lager ziekteverzuimpercentage en een lagere ziekteverzuimduur. 0
De gemiddelde verzuimkosten geven inzicht in de salariskosten als gevolg van afwezigheid door ziekte. Ingeval van ziekte geldt een wettelijke loondoorbetalingsverplichting. In de CAO voor de waterschapssector is bepaald dat in het 1e jaar van ziekte het salaris volledig moet worden doorbetaald. De extra kosten als gevolg van inhuur van externe menskracht zijn hierin niet meegenomen. De verzuimkosten zijn in 2012 enigszins hoger dan in 2011, omdat in 2012 sprake was van langdurig ziekteverzuim bij enkele medewerkers. Door het treffen van interventiemaatregelen voor de langdurige ziektegevallen is de gemiddelde verzuimduur en verzuimkosten in 2013 ten opzichte van voorgaande jaren aanzienlijk gereduceerd. De verzuimkosten in 2013 zijn ten opzichte van 2010 met 39 zó gereduceerd. 0
Uit onderstaande grafieken blijkt dat sprake is van een dalende trendlijn, uitgedrukt in een lager ziekteverzuimpercentage, een lager gemiddeld ziekteverzuimduur en lagere verzuimkosten.
Verzuimpercentage 5,00»/» 4,500/0
4,46Zo 0
3,520/0
4,000/0 3,500/0
3,320/0
Verzuimpercentage
3,00Zo 2,50/» 2,002o 1,50?» l,007o o
0
Lineair (Verzuimpercentage)
o
o
0,500/0
O.OQo/o 2010
2011
2012
2013
Gemiddelde duur ziekteverzuim (in dagen) 12,00
10,83
10,00
9,19 BS Gemiddelde duur ziekteverzuimfin dagen) Lineair (Gemiddelde duur ziekteverzuim (in dagen))
8,00 6,00 4,00 2,00 0,00
2010
2011
2012
2013
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201820202024; Begroting 2015
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 20152020 * Begroting 2015 Totaal WBL Rekening Begroot 2013 2014 mutatie
Omschrijving
Meerjarenraming 20151 2016 2017 2018
(bedragen x ś 1.000) LASTEN Rentelasten Afschrijving Totaal kapitaallasten Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten f Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden W Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden ľ' Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten Geactiveerde lasten: bouwrente Onttrekking aan voorziening TOTAAL BATEN
2019
2020
9.737 23.124 32.862 ' 9.513 2.382 729 465 162 13.252 ' 349 4.776 6.230 136 150 823 8.933 10.109 31.507
9.663 22.117 31.780 9.696 2.430 737 471 164 13.497 353 4.824 6.232 137 151 831 9.217 10.203 31.949
1 8.745 21.899 30.644 7.803 1.968 621 1.397 220 12.009 ' 282 3.017 8.252 143 114 643 8.216 6.940 27.607 ' r
59 59 78 78 70.398
8.650 r 22.665 T 31.315 8.809 V 2.220 V 657 r 371 177 r 12.234 319 w 3.245 V 7.861 127 127 752 8.944 6.567 27.942
368 145 513 " 67 8 24 651 28 706 " 7 147 115 3 13 16 334 1.063 735 '
152 r 4 152 4 80 — 14 282 5 362 9 72.005 924 r
80 7 53 V 1.398 r
8.282 22.520 30.802 ' 8.876 2.212 681 1.022 149 12.940 ' 326 3.098 7.976 130 140 768 8.610 7.630 28.677 ľ
8.790 8.284 8.841 24.379 23.001 21.928 33.170 ' 31.284 ' 30.769 ' 9.046 9.227 9.459 2.259 2.302 2.353 694 708 722 648 450 460 153 156 160 12.800 ' 12.843 ' 13.155 ' 332 339 346 4.223 4.317 4.718 7,497 7.532 6.964 132 134 135 143 145 148 783 799 815 9.130 9.405 9.248 7.580 7.658 9.195 29.819 " 30.329 " 31.569 ľ
156 159 162 165 167 168 156 ' 159 162 165 ' 167 168 66 67 68 70 71 71 287 289 292 292 292 298 353 356 360 361 362 369 72.929 76.303 74.978 76.019 78.151 77.763
115 1 1.747 63 1.791 185 42 3.944
3.390
496
NETTO KOSTEN netto kapitaallasten netto bedrijfsvoeringskosten
66.454 30.370 36.084
68.615 30.886 37.729
427 513 940
69.042 72.358 70.972 71.964 74.046 73.595 30.372 32.740 30.854 30.339 32.432 31.350 38.670 39.618 40.118 41.626 41.615 42.245
BIJDRAGE WATERSCHAPPEN
66.440
68.615
427
69.042 72.358 70.972 71.964 74.046 73.595
EXPLOITATIESALDO PERSONEEL Aantalformatieplaatsen(fle's) waarvan structureel bezet per ultimo
Ontwikkeling tijdens planperiode ten opzichte van voorgaande jaar Netto kapitaallasten Netto bedrijfsvoeringskosten Bijdrage waterschappen
r
r
1.509 350
14 150,2 136,9
53 530 66 47
80
80
80
80
80
80
1.928 66 1462 350
1.958 66 1.491 350
1.989 66 1.521 350
2.007 66 1.551 350
2.026 66 1.583 350
2.058 66 1.614 350
3.886
3.946
4.006
4.055
4.104
4.169
0 150,0
0,2
Rokoning Begroot 2013 2014 mutatii V/o
150,2
148,2
146,2
144,9
Meerjarenraming 201 J[ 2016 2017 2018 0
-IJ /»
0
7,8 7o
0
-5,8 Zo
0
0
-3,3 /»
O.OO/o
1,5 Zo
2,90/0
-0,60/0
1,3 Zo
3,8 Zo
4,80/0
-1,90/0
1,4 Zo
0,6 Zo
6,90/0
2020
0
2,50/0
0
3,3")o
2019
143,7
0
2,5 Zo
4,6 Zo
0
-IJ /»
0
0
143,7
0
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
2.3
Beschouwing bij de Begroting 2015
2.3.1
De ontwikkelingen sinds het begrotingsjaar 2014 In deze paragraaf dient aandacht te worden besteed aan: » de externe en interne ontwikkelingen die zich sinds het vaststellen van de vorige begroting hebben voorgedaan « afwijkingen van uitgangspunten en grondslagen zoals deze voor de vorige begroting zijn gehanteerd » belangrijke afwijkingen ten opzichte van de cijfers in de meerjarenraming Het maken van een vergelijking met de meerjarenraming is vanwege het behandelen van beide stukken in een vergadering niet opportuun. Resteert een vergelijking met het voorgaande begrotingsjaar. Relevante ontwikkelingen sinds de vorige begroting: » herziening voornemen tot opzeggen contracten voor onderhoud IBA's. Ingezet wordt nu op verlengen van contracten met gemeenten voor onderhoud IBA's tegen een kostendekkend tarief; In de toelichtingen van de diverse units wordt hier zo nodig verder op ingegaan. Uitgegaan is van de met de waterschappen afgestemde technische uitgangspunten waarbij voor 2015 een inflatiepercentage van 2 Zo is gehanteerd. Uitzondering hierop vormt de inflatiecorrectie op de energiekosten; omdat voor het grootste deel van de energiebehoefte de prijzen 2015 al middels inkoopafspraken zijn vastgezet. 0
Ontwikkeling kapitaallasten De kapitaallasten voor 2015 worden bepaald door twee zaken: de afschrijving op investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten per moment dat die investeringen volledig zijn afgeschreven * de afschrijving op investeringen voor zover deze in gebruik worden genomen in 2014 resp. vóór 1 juli 2015; de rentelasten verbonden aan de financiering van investeringen. Ten opzichte van 2014 dalen de kapitaallasten met C 0,51 min als een saldo van lagere rentelasten ad f 0,37 min en lagere afschrijvingen ad 6 0,14 min. Zowel de lagere rentelasten als de lagere afschrijvingskosten zijn daarbij een gevolg van de lagere investeringsuitgaven dan gepland in 2013. De lagere investeringsuitgaven in 2013 worden met name veroorzaakt door uitstel van de investeringen volgens Verdygo-concept in middentrein Simpelveld en voortrein Roermond. De hieraan verbonden afschrijvingskosten schuiven derhalve door naar de jaren na 2015. Personeelslasten De personeelslasten stijgen van 2014 naar 2015 met C 0,71 min. Deze toename bestaat uit: C 0,65 min hogere personeel van derden, welke als volgt worden verklaard: » š 0,20 min door budgetneutrale inzet van een businesscontroller (unit Financiën, Planning, Concerncontrol) ter optimalisatie van de afstemming tussen bedrijfsvoering en exploitatie (gecompenseerd vanuit budget onvoorzien); » C 0,16 min door een (tijdelijke) uitbreiding van personele inhuur voor het optimaliseren van de bedrijfsvoering (unit Operations); » C 0,21 min door het niet vast maar flexibel invullen van een aantal vacatures binnen unit IT, Product- en Procesontwikkeling, rekening houdend met mogelijke personele consequenties van het onderzoek naar insourcing dan wel outsourcing inzake IT. Dit budget wordt overgeheveld binnen de unit vanuit budget salarissen en sociale lasten; » C 0,08 min per saldo bij de overige units; per saldo C 0,05 min door de overheveling naar personeel van derden (zie bovenstaande toelichting) resp. door het effect van de inflatiecorrectie inclusief aangepaste raming voor de sociale lasten.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
De personeelsformatie op WBL-niveau is in 2015 ten opzichte van 2014 verhoogd met 0,2 fte, bestaande uit: » terugcorrigeren van de vorig jaar opgevoerde afbouw contracten onderhoud IBA's: 0,2 fte; » verlaging van de formatie van unit Bouwen en Renoveren: -/-1,0 fte (optimalisatie doelstelling); »
verhoging van de formatie van unit Operations in verband met opstart centrale regelkamer: 1,0 fte.
Op unitniveau zijn de volgende neutrale verschuivingen doorgevoerd: een budgettair en formatief neutrale overheveling van 1 fte van unit IT en Product-, Procesontwikkeling naar de unit Operations. Hiermee wordt de vorig jaar doorgevoerde tijdelijke overheveling teruggedraaid. Kosten van goederen en diensten van derden Het totaal van goederen en diensten van derden stijgt van 2014 naar 2015 met C 0,74 min. Deze toename is het saldo van: een toename met f 0,47 min voor hogere kosten voor transport en afzet van slib, grotendeels door het nog niet optimaal functioneren van de thermische drukhydrolyse Venlo; een toename met C 0,52 min enerzijds door hogere raming voor diensten door derden alsook voor kosten externe adviezen door derden bij de diverse units (totaal ê 0,42 min) en anderzijds door hogere kosten voor datacommunicatie C 0,1 min; een toename met ê 0,1 min door uitgestelde realisatie businesscase Abdisschenbosch; een toename met C 0,12 min voor energiekosten als gevolg van hogere gaskosten door stijging van de gasprijs; een verlaging met ê 0,14 min voor gebruiks- en verbruiksgoederen ten gevolge van lagere kosten chemicaliën; een verlaging met C 0,33 min voor onderhoud door derden op basis van een geactualiseerd onderhoudsprogramma. Kosten van bijdragen aan derden Het totaal van bijdragen aan derden stijgt van 2014 naar 2015 met ê 4.000,-. Naast de inflatiecorrectie bestaat deze toename uit een aanpassing van de raming voor bijdrage aan participaties transportleidingen. Kosten van toevoegingen aan voorzieningen * onvoorzien Het totaal van toevoegingen aan voorzieningen is verlaagd met C 14.000,- als gevolg van een met de accountant afgestemd verloop van de betreffende voorziening. Het totaal van de post onvoorzien is enkel gecorrigeerd voor inflatie. Ontwikkeling van de eigen baten De eigen baten van het WBL zijn de baten die worden gerealiseerd los van de begrotingsbijdrage die wordt ontvangen van de waterschappen. De eigen baten zijn incl. de van de gemeenten ontvangen vergoeding van samenwerking in de afvalwaterketen (onderhoud/beheer van gemalen voor gemeenten). Vanaf 2014 worden deze werkzaamheden tevens uitgevoerd voor gemeente Valkenburg. Het totaal aan baten stijgt van 2014 naar 2015 met C 0,5 min welke het saldo is van: » een toename met C 0,2 min door hogere huuropbrengsten als gevolg van uitbreiding verhuur kantoorruimte centraal kantoorgebouw; » een toename met C 0,2 min door heroverweging van standpunt dat onderhoud IBA's wordt stopgezet. Nu vormt uitgangspunt het voortzetten van het onderhoud IBA's van gemeenten tegen een kostendekkende vergoeding;
27
© Waterschapsbedrijf Limhuig Meerjarenraming 2015-2020-2024; Bogroíìny 2015
* »
2.3.2
een verlaging met C 0,1 min als gevolg van lagere opbrengsten van beheer en onderhoud van gemalen voor gemeenten; een toename met C 0,2 min door een geraamde bijdrage van GMB in de exploitatiekosten van de TDH Venlo.
Uitgangspunten en normen Voor het begrotingsjaar 2015 wordt gerekend met een inflatiepercentage van 2Vo over de directe kosten en een stijging van de loonkosten met eveneens 2 A. D aarnaast wordt voor de loonkosten nog beperkt rekening gehouden met het effect van periodieke verhogingen. Het rentepercentage voor het jaar 2015 wordt gesteld op 4 Zo (tegen eveneens 4 Z o voor 2014). 0
0
0
Voor een uitgebreidere toelichting op de rekenuitgangspunten zie bijlage 1. 2.3.3
Incidentele baten en lasten Bij een vergelijking van de begrotingsjaren 2014 en 2015 dient rekening te worden gehouden met de onderstaande incidentele componenten: In de begrotingsjaren zijn de volgende eenmalig optredende lasten en baten opgenomen: » Vergelijking Lasten 2015 met lasten 2014: o Er zijn geen incidentele componenten opgenomen. »
2.3.4
Vergelijking Baten 2015 met baten 2014: o Er zijn geen incidentele componenten opgenomen.
Kostentoerekening Alle netto kosten binnen het Waterschapsbedrijf - incl. de kosten van ondersteuning - worden toegerekend aan de taak zuiveringsbeheer. Uitgangspunt voor de kostentoerekening is dat de kosten worden toegerekend naar rato van het aandeel van de kosten dat betrekking heeft op de betreffende kostendrager. Hieruit resulteert de volgende verdeling : Zuivering beheer Planvorming Eigen plannen iooy Bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalwater 100/» Gezuiverd afvalwater 100A Verwerkt slib 100/» Beheersing van lozingen Vergunningen en meldingen 1ŨWo Handhaving nvt Rioleringsplannen en subsidies lozingen 100^0 Bestuur en externe communicatie Bestuur 1000/c. Externe communicatie nvt Dekkingsmiddelen Onvoorzien 1007o 0
0
o
o
0
2.3.5
Onttrekkingen aan 'overige bestemmingsreserves' en voorzieningen Er vindt ten behoeve van de Begroting 2015 geen onttrekking bestemmingsreserves' en voorzieningen.
plaats
aan
'overige
© Waterschapsbedrijf timburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
2.3.6
Waterschapsbelastingen Het Waterschapsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie en is als zodanig ondersteunend aan de activiteiten van de Waterschappen Roer en Overmaas resp. Peel en Maasvallei. Deze beide all-in waterschappen stellen de tarieven voor de waterschapsbelastingen vast. De opbrengsten van het Waterschapsbedrijf bestaan naast de eigen baten uit de verplichte bijdragen van de beide waterschappen. Overeenkomstig het voorstel aan het Dagelijks Bestuur van het WBL stijgt met de Begroting 2015 de bijdrage door de beide waterschappen van C 68,62 min in 2014 met C 0,42 min naar C 69,04 min.
2.3.7
Reservepositie: het weerstandvermogen en de ontwikkeling van de Netto kosten Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de middelen en mogelijkheden waarover de organisatie beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten en risico's van materiële betekenis te dekken. Ultimo 2013 beschikt het WBL over een algemene reserve ad 6 2,7 min ter dekking van de in 2013 geïnventariseerde risico's (overeenkomstig AB-besluit). Het WBL houdt geen bedrijfsreserve aan (besluit AB 30-5-2012); een saldo op rekeningbasis wordt afgedragen aan resp. aangevuld door de beide waterschappen. Door het Algemeen Bestuur is in 2012 besloten om voor de gehele planperiode uit te gaan van op jaarbasis sluitende begrotingen voor het WBL, waarbij het beheer van reserves - met uitsluiting van de algemene reserve - ligt bij de beide moederorganisaties. Het reservebeheer door de moederorganisaties zal er op gericht zijn om het fluctueren van de bijdrage aan het WBL tijdens de planperiode op te kunnen vangen. De noodzaak tot het aanhouden van weerstandsvermogen door het WBL, wordt door dit uitgangspunt gereduceerd tot het aanhouden van een algemene reserve ter dekking van niet begrote kosten en risico's van materiële omvang.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Om inzicht te bieden in de mate van fluctuatie van de netto kosten van het WBL resp. de bijdrage van de waterschappen over een langere periode dan de onderhavige meerjarenraming, is de ontwikkeling van de netto kosten en dus ook die van de waterschapsbijdrage berekend over een periode van 10 jaar. De geschetste ontwikkeling is zowel in onderstaande tabel als ook grafisch weergegeven. bedragen x ë 1.000 netto kapitaallasten netto bedrijfsvoeringkosten bijdrage ws-en
Begroot 2011 33.844 38.666 72.510
Begroot 2012 30.720 38.479 72.510
«netto kapitaallasten
Begroot 2013 30.176 36.264 66.440
Begroot 2014 30.886 37.729 68.615
Begroot 2015 30.372 38.670 69.042
Begroot 2016 32.740 39.618 72.358
"•netto bedrijfsvoeringkosten
Begroot 2017 30.854 40.118 70.972
Begroot 2018 30.339 41.626 71.964
Begroot Begroot Begroot Begroot Begroot 2019 2020 2021 2022 2023 32.432 31.350 31.249 29.934 30.077 41.615 42.245 42.618 43.004 43.727 74.046 73.595 73.867 72.938 73.804
Begroot 2024 31.128 43.908 75.036
bijdrage ws-en
90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
2.3.8
Financiering
2.3.8.1 Treasury-paragraaf (financieringsparagraaf) Het actuele Financieringsstatuut van het WBL is vastgesteld in de AB-vergadering van 8-12-2010. Het statuut is gebaseerd op het landelijke conceptmodel. Voor de financiële bedrijfsvoering van het Waterschapsbedrijf zijn de bepalingen van het BBVW (Bepalingen Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen) van toepassing, waarbij een accent wordt gelegd op het naleven en toetsen van rechtmatigheid. Daartoe is het statuut afgestemd op het vigerende delegatiebesluit van het Algemeen Bestuur en op de daarvan afgeleide mandaatbesluiten. Tevens geeft het statuut een nadere invulling aan de uitoefening van de financieringsfunctie (opgedragen aan het Dagelijks Bestuur bij "Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Waterschapsbedrijf Limburg"). Verplicht dient in de begroting en de jaarrekening - in de treasuryparagraaf - verslag te worden gedaan van de uitvoering van het treasurybeleid, bedoeld voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op de treasury. De treasury-onderwerpen in deze begroting zijn de volgende: A. Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid A.1 Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap A.2 Relatie met de meerjarenraming A.3 Rentevisie I rentegevoeligheid
30
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
B.
Treasurybeheer B.1 Het risicobeheer B.2 Bepaling van de financieringsbehoefte 2015 B.3 Kas- en liquiditeitenbeheer
A.
Ontwikkelingen met invloed op de treasuryfunctie en het treasurybeleid
A,1
Ontwikkelingen binnen en buiten het waterschap Het Waterschapsbedrijf verkrijgt de benodigde financiële middelen door ontvangst van maandelijkse bijdragen afkomstig van de beide all-in waterschappen op basis van de voor het WBL vastgestelde begroting. Deze waterschappen halen hun financiering uit de opgelegde belastingaanslagen. Het WBL is een zelfstandige organisatie die het eenmaal toegewezen budget zelfstandig besteedt en wanneer nodig zelfstandig geldleningen afsluit. Op 18-3-2014 werd het Centraal Economisch Plan 2014 gepresenteerd met de volgende kernpunten. »
De wereldeconomie trekt aan. De groei in het eurogebied blijft wel achter bij die in andere geavanceerde economieën.
»
De Nederlandse economie klimt in het kielzog van het eurogebied langzaam uit het dal, met een groei van 0,75 /) in 2014 en 1,25 20 in 2015. Deze groei wordt grotendeels gedreven door de uitvoer. De bijdrage van binnenlandse factoren neemt toe, vooral vanuit de investeringen. Bedrijven benutten het begin van de opgaande conjunctuur dit jaar voor verbetering van de arbeidsproductiviteit. De werkloosheid loopt in 2014 nog op door de dalende werkgelegenheid, maar zal in 2015 voorzichtig gaan dalen als de arbeidsmarkt weer aantrekt. Door de lage inflatie is er een voorzichtige toename van de reële lonen in 2015. De mediane koopkracht verbetert in 2014 met 1,25 7o door lagere zorg- en pensioenpremies en een aantal (incidentele) beleidsmaatregelen. In 2015 stijgt de koopkracht met 0,25 7o bij stijgende zorgpremies. Het overheidstekort stabiliseert op 2,9 ĥ bbp in 2014 en verbetert vervolgens in 2015 tot 2,1 X) bbp. D e relatief sterke verbetering van het overheidstekort in 2014 op 2015 vloeit deels voort uit maatregelen in eerdere begrotingsafspraken. 0
» * » »
0
0
o
»
A.2
0
0
Relatie met de meerjarenraming Het uitgewerkte begrotingsjaar 2015 vormt de eerste jaarschijf van de meerjarenbegroting. In de hoofdstukken 2 en 3 is uitgebreid aandacht besteed aan de door het WBL te volgen strategie. D e financiële consequenties daarvan zijn zo veel als mogelijk in Begroting 2015 en MJR 20152020 opgenomen. Voor 2015 en volgende jaren zijn in overleg met WRO en WPM uitgangspunten opgenomen omtrent de ontwikkeling van inflatie, loonkostenstijging en rentestanden. Bij de investeringsramingen voor de komende jaren wordt gestreefd naar een stabiel uitgavenniveau, hetgeen een nivellerend effect zal hebben op de ontwikkeling van de kapitaallasten. Verwezen wordt o.a. naar paragraaf 2.2.2.2. Indien nodig zullen nieuwe geldleningen worden aangetrokken. D e laatst aangetrokken geldlening, december 2013, bedroeg C 10 min, aflossing 20 jaar lineair, rente 2,875 7o (rentevast over 20 jaar). 0
De reserves Het WBL beschikt alleen over een algemene reserve ter hoogte van C 2.700,000, D eze algemene reserve komt overeen met het bedrag van de geïnventariseerde risico's bij een veronderstelde kans van optreden van ÎOVo voor de categorie middelgrote risico's. D e geïnventariseerde risico's worden jaarlijks geëvalueerd en dientengevolge ook de benodigde hoogte van de algemene reserve. Op basis van de in 2013 uitgevoerde risicoinventarisatie is de algemene reserve voor 2013 bepaald op 6 2.700.000,. In paragraaf 2.3.7 is aangegeven dat de beide moederorganisatie (WRO en WPM) een egalisatiereserve beheren met als doel om fluctuaties bij het WBL in de exploitatiesaldi over de jaren heen op te kunnen vangen. Ten aanzien van het WBL geldt dat voor alle jaren van de planperiode wordt uitgegaan van een sluitende begroting met reservevorming bij de beide waterschappen. Optredende exploitatietekorten zullen worden aangevuld door de beide integrale waterschappen en exploitatieoverschotten zullen worden afgedragen aan de beide waterschappen.. A.3
Rentevisie I rentegevoeligheid De in 2015 gehanteerde rentevoet voor af te sluiten geldleningen (normaliter met een looptijd van 20 jaar) bedraagt 4,Q ĥ. Voor kortlopende financieringsbehoefte (rekeningcouranttegoeden) wordt in 2015 een rentevoet van 0,5 7o gehanteerd. Verderop in de planperiode worden deze percentages licht verhoogd. 0
0
Gevolg van de afspraken over de líquiditeitsstromen tussen het WBL en de beide waterschappen is dat het renterisico van te late of te vroege heffingsontvangsten bij de waterschappen ligt. Het WBL draagt het renterisico van een verschil tussen een gelijkmatige betaling van de bijdrage door de waterschappen en een ongelijkmatig uitgavenpatroon gedurende het jaar. Vooralsnog wordt verondersteld dat dit renteeffect budgetneutraal zal blijven. /
Voor een volledig overzicht van de voor 2015 en volgende jaren gehanteerde (rekenkundige) uitgangspunten verwijzen wij u hier naar bijlage 1.
© W aterschapsbodrìjf Lintburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
B.
Treasurybeheer
B.1
Het risicobeheer Het risicoprofiel van het Waterschapsbedrijf Limburg kan als laag worden gekwalificeerd. Onderkende risico's in dit verband zijn: renterisico's, kredietrisico's, liquiditeitsrisico's, koersrisico's en voor zover ter zake doende, valutarisico's. « het renterisico van een (te) hoge vlottende schuld wordt ingeperkt door het hanteren van de kasgeldlimiet ^ de maximaal toegestane netto korte schuld). De hoogte van de kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 23Vo van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar; » naast de kasgeldlimiet geeft de renterisiconorm inzicht in de feitelijke risico's op de vaste schuld. In de wet FIDO wordt de renterísiconorm geformuleerd als een percentage van de omzet: het totaal van verplichte aflossingen en renteherzieningen van de eerste 4 jaren mag niet meer bedragen dan 30 7o van het begrotingstotaal bij aanvang van het eerste jaar. Het WBL beperkt het renterisico door regelmatig (^ tenminste 1x I jaar) vaste geldleningen op te nemen met een lineair aflossingsregime. 0
bedragen x f 1 min
Begrotingtotaal MJR Kasgeldlimiet = 23 /) Renterisiconorm = 307o 0
0
2015 72,9 16,8 21,9
2016 76,3 17,5 22,9
2017 75,0 17,2 22,5
2018 76,0 17,5 22,8
2019 78,2 18,0 23,4
2020 77,8 17,9 23,3
B.2
Bepaling van de financieringsbehoefte 2015 Op basis van onderstaande aspecten kan de financieringsbehoefte voor 2015 worden berekend op een bedrag van C 27,1 min ( C 25,2 * 24,4 - 22,5 min), te financieren met langlopende geldleningen. Voor de berekening van de rentegevolgen 2015 is uitgegaan van een renteniveau van 4,0'^ voor nieuwe leningen. » het investeringsvolume 2015: ê 25,2 min (voor berekening zie paragraaf 2.2.2.2); » de te betalen aflossingen op geldleningen in 2015: C 24,4 min; » de begrote afschrijvingen in 2015: C 22,5 min; « de ontwikkeling van de voorzieningen zal in 2015 naar verwachting saldoneutraal zijn.
B.3
Kas- en liguiditeitenbeheer Volgens de gehanteerde uitgangspunten zal de financiering van kortlopende schulden de komende jaren ca. 2 à 37o goedkoper zijn dan die van langlopende schulden. In het verleden werd zo veel mogelijk gestreefd naar een gemiddelde nulstand van het rekening-courantsaldo, waarbij fluctuaties rond dit nulpunt onvermijdelijk waren wegens het niet-synchroon lopen van de uitgaven en ontvangsten. Teneinde te kunnen profiteren van de goedkopere korte rentetarieven, is deze lijn bewust losgelaten. Voorwaarde daartoe blijft uiteraard dat wij binnen de marges van de kasgeldlimiet blijven. Met andere woorden: per jaar is een negatief rekening-courantsaldo acceptabel, zelfs opportuun, mits dit de limiet van C 16,8 min (voor het jaar 2015) niet te boven gaat. Wanneer het saldo in rekening-courant (te) groot wordt, vindt telkens een afweging plaats wanneer en tot welk bedrag een vaste geldlening moet worden opgenomen. Met de introductie van schatkistbankieren is het uitzetten van overtollige kasgelden in deposito niet meer aan de orde. Bij een rekening-courantsaldo > C 550.000, dagelijks te beoordelen, is het WBL vanaf begin 2014 verplicht de overtollige middelen uit te zetten bij de schatkist. 0
Het vigerende financieringsstatuut bevat adequate procedurebeschrijvingen voor het aantrekken van geldleningen en/of kasgeldleningen.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
2.3.8.2 Risicoparagraaf Het Waterschapsbedrijf Limburg loopt bij de taakuitoefening bepaalde risico's waarvan onderstaand een aantal structurele risico's worden benoemd: - financiële risico's t.a.v. de energieprijzen; - afzetbeperkingen van zuiveringsslib; - de gebleken bedrijfsonzekerheid van de slibdroger; - het niet verzekeren van het brandschaderisico van de installaties; - milieuaansprakelijkheid. De onderkende risico's met hun financieel belang zijn terug te vinden bij de toelichtingen per unit in het opvolgende hoofdstuk. In het kader van risicomanagement ís in 2013 een risicoanalyse uitgevoerd. Op basis daarvan is besloten om een algemene reserve te vormen ad C 2,7 min. Dit bedrag komt overeen met de geïnventariseerde risico's bij een veronderstelde kans van optreden van ÎOYo voor de categorie middelgrote risico's. 2.3.8.3 Bedrijfsvoering Onder bedrijfsvoering wordt hier verstaan het geheel van interne organisatie-onderdelen en processen die ondersteunend zijn ten behoeve van de primaire processen van de waterschappen. Deze paragraaf omvat de ondersteunde beheerproducten welke hoofdzakelijk zijn ondergebracht bij de unit Human Resource Management en bij de unit Financiën, Planning, Concerncontrol. De ondersteunende activiteit bemonsteren en analyseren is ondergebracht bij de unit Operations.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
2.3.8.4 EMU-saldo Jaar 2015
Jaar 2016
Jaar 2017
Jaar 2018
Jaar 2019
Jaar 2020
0
0
0
0
0
0
-2.673
6.006
-2.536
-12.122
9.140
5.088
25.193 0 0 22.520
18.373 0 0 24.379
25.537 0 0 23.001
34.050 0 0 21.928
13.984 0 0 23.124
17.029 0 0 22.117
-108
-107
0
0
0
0
d
Invloed voorzieningen (zie staat van reserves en voorzieningen) toevoegingen aan voorzieningen t.l.v. exploitatie * onttrekkingen aan voorzieningen tb.v. exploitatie -1-1betalingen rechtsreeks uit voorzieningen externe vermeerderingen van voorzieningen 4-
66 0 174 0
67 0 174 0
68 0 68 0
70 0 70 0
71 0 71 0
71 0 71 0
0
0
0
0
0
0
a b
Invloed reserves (zie staat van reserves en voorzieningen) -1betalingen rechtstreeks uit reserves externe vermeerderingen van reserves 4-
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
Deelnemingen en aandelen boekwinst boekverlies
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
-2.781
5.899
-2.536
-12.122
9.140
5.088
Opbouw en berekening van het EMU-saldo (bedragen xê 1.000) 1.
EMU-exploitatiesaldo (vóór gebruik van reserves)
2.
Invloed investeringen (zie staat van vaste activa) -1bruto investeringen + investeringssubsidies verkoop materiële en immateriële activa •rafschrijvingen *
a b c d
3. a b c
4.
5. a b
EMU-saldo
Toelichting:
2.a 3.a 3.c
-1+
bruto investeringen is zonder aftrek van ontvangen bijdragen (C 0) is toevoeging aan voorziening mobiliteit (C 66) zijn uitgaven voor mobiliteit (ē 174) in 2015.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2015
3
Uitvoerend beleid Zuiveren en verwerken van afvalwater
3.1
Programma Bouwen en Renoveren Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2015-2020 + Begroting 2015 Bouwen en Renoveren Omschrijving (bedragen x ź 1.000)
Rekening Begroot 2013 2014 mutatie
LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN
9 12 0 62
1.527 392 2 116
2.019 7
1.996 2 18
41 ' 0 0
2.037 ' 2.097 ' 2.074 ' 2.134 ' 2.175 ' 2.216 2 2 2 2 2 2 18 18 19 19 19 20
1
1
173 181
200 221 '
2.200
0 24 24 '
17
53
53
1.791 1.799
1.509 1.562
NETTO KOSTEN
401
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
24,0 21,0
1.556 398 2 117
1.602 410 2 119
2020
1.536 404 2 54
0
1.572 404 2 119
2019
1284 339 2 394
2.217
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN
Meerjarenraming 2016 2017 2018
«MS
1.634 419 2 120
1.666 427 2 121
1
1
1
1
1
1
0 176 197 '
0 102 123 '
0 77 99
0 79 101 '
0 80 102
0 81 103
2.234
2.220
2.173
2.235
2.277
2.319
47 100
1.462 1.462
1.491 1.491
1.521 1.521
1.551 1.551
1.583 1.583
1.614 1.614
656
117
772
728
652
684
694
705
24,0
1,0
23,0
23,0
22,0
22,0
22,0
22,00
8
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.1.1
Wat willen we bereiken Waar staan we nu Naast de levering van de ingenieursdiensten voor de uitvoering van de werkzaamheden voor de instandhouding van de WBL infrastructuur levert Bouwen en Renoveren een grote bijdrage aan het ontwikkelen en toekomstproof maken van deze infrastructuur. WBL vaart een koers gericht op het omvormen van de huidige zeer robuuste infrastructuur naar installaties gebaseerd op het MDR- (Modulair Duurzame Rwzi) I Verdygo-concept; een bouwconcept voor zuiveringsinstallaties dat de mogelijkheid biedt om sneller in te kunnen inspelen op innovatieve ontwikkelingen. Om hieraan invulling te geven werkt WBL sinds enige jaren aan de doorontwikkeling van continu verbeteren en optimalisatie van processen en systemen. Binnen de unit Bouwen en Renoveren heeft dit geleid tot de uitvoering van drie grote verbetertrajecten; te weten: » vaststellen identiteit unit Bouwen en Renoveren; » optimaliseren werkprocessen van de unit; * introduceren professioneel capaciteits- en competentiemanagement binnen de unit waarvan de resultaten in 2013 zijn gestabiliseerd om ze te kunnen borgen. Deze resultaten vertalen zich in financiële zin met name bij de beoordeling en uitvoering van investeringsprojecten. Het ten opzichte van de oorspronkelijke begroting verlaagde investeringsvolume in 2013 bestaat enerzijds uit projecten die op een later moment alsnog zullen worden uitgevoerd en anderzijds uit projecten die uit het meerjaren investeringsplan zijn geschrapt vanwege gewijzigde inzichten. Naar de toekomst toe leiden de uitgestelde projecten niet tot additionele investeringsuitgaven in de komende jaren. Als een resultaat van genoemde verbetertrajecten, worden nu twee afzonderlijke primaire bedrijfsprocessen onderscheiden bij Bouwen en Renoveren: Dienstverlening (intern en extern, w.o. samenwerking afvalwaterketen). Projectenrealisatie (c.q. voorbereidingswerkzaamheden). Daarbij zijn de werkprocessen voor beide primaire bedrijfsprocessen sterk verbeterd, door de invoering van een heldere structuur, harmonisatie van de werkprocessen van de projectleiders en nauwe afstemming met andere units welke voor Bouwen en Renoveren de belangrijkste stakeholders vormen (Operations en Onderhoud). Tevens is de medewerkertevredenheid toegenomen.
Waar willen we naar toe Een infrastructuur die toekomstproof is. Belangrijke indicatoren zijn lagere maatschappelijke kosten, duurzaamheid en inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Lagere maatschappelijke kosten betekent naast een samenwerking in de (afval)waterketen ook samenwerking met andere stakeholders zoals de bedrijven (zeker ook het MKB), de energieproducenten, de onderwijssector en de agro-wereld. Deze beweging naar een nieuwe infrastructuur houdt in dat op termijn op een verantwoorde wijze afscheid genomen moet worden van de huidige rwzi's (en mogelijk deels van het transportsysteem). Door het borgen van de resultaten uit de verbeterprojecten wil de unit Bouwen en Renoveren ervoor zorgen dat verdere efficiëntie voordelen mogelijk blijven in de nabije toekomst. Tevens wordt verder gewerkt aan het verhogen van de kwaliteit van de werkuitvoering hetgeen leidt tot verdere verbetering van de arbeidsbeleving en verdergaande verlaging van de netto kosten. De basis hiervoor is gelegd, maar het bestendigen van deze basis is een voorwaarde voor het bereiken van de gestelde doelen.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.1.2
Wat gaan we doen Vooraleerst gaat de unit de verbetertrajecten nu geheel afmaken en de borging goed beleggen in de organisatie. Tegelijkertijd wordt vol ingezet op het verder bevorderen van de onderlinge samenwerking; zowel binnen de unit, als tussen units, als in de afvalwaterketen. De realisatie van de projecten volgens het MeerjarenlnvesteringsProgramma 2015-2020-2024 worden opgepakt, waarbij het aantal projecten weer aantrekt ten opzichte van het jaar 2013. Het komt hierbij aan op het managen van de (verdere) verbetering van de kwaliteit van ons werk, onze arbeidsbeleving en het verlagen van de netto kosten.
3.1.3
Wat gaat het kosten Om de kosten op langere termijn te kunnen inschatten wordt een planperiode van 10 jaar in acht genomen. De baten bij de unit Bouwen en Renoveren betreffen nagenoeg volledig de werkzaamheden die ten behoeve van investeringsprojecten worden verricht. De aan deze werkzaamheden verbonden personele kosten mogen ten laste van de betreffende projecten worden geboekt. Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2014 stijgen de netto kosten in 2015 met C 117.000 als gevolg van inflatiecorrectie, hogere kosten voor personeel van derden en voor dienstverlening door derden, alsmede lagere opbrengsten door het vervallen van advieswerkzaamheden voor gemeenten door de rioleurs. In de planperiode stijgen de kosten conform de inflatieontwikkeling, waarbij deze stijging deels wordt gecompenseerd door een verlaging van de formatie met 1 fte per 2017 en het terugbrengen van de raming voor diensten van derden in 2016 naar het niveau van 2014. Gevolg is dat de netto kosten van de unit Bouwen en Renoveren gemiddeld gezien nagenoeg gelijk blijven. Personeel I Formatie Voor Bouwen en Renoveren betekent de verlaging volgens de vorige MJR van de investeringskosten ook een verlaging van jaarlijkse omzet. Het aantal fte binnen de unit zal gaandeweg worden verlaagd van 24 naar 22 fte, nadat het werk dat nu gedaan wordt door inleenkrachten zo veel mogelijk eerst naar de vaste krachten is overgeheveld.
38
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201520202024; Begroting 2015
Programma InformatieTechnologie, Product en Procesontwikkeling Kosten. Baten en Netto kosten volgens de MJR 20152020 + Begroting 2015 IT en Product, Procesontwikkeling Omschrijving
Re kening Begroot 2013 2014 mutatie
ļļMeerjarenramíng 20151 2016 2017 2018
2019
2020
(bedragen x C 1.000} LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
960 243 3 179
1.151 299 2
154 49 0 209
997 250 2 209
1.386 124 12
1.452 125 10
61 1
53 1
555 686 1.438
496 998 1.683
2 195 184 '
2.82S
3.134
190
3.325
3.749
3.838
3.929
3.983
4.038
2.806
3.134
190
3.325
3.749
3.838
3.929
3.983
4.038
18,0 15,0
18,0
1,0
17,0
17,0
17,0
17,0
17,0
17,00
6" 18 9 14 0
1.155 292 2
1.189 300 2
1.224 309 2
1.248 316 2
k
1.536 114 1
1.566 ' 1.596 115 116 1 1
70 1
71 1
1.458 ' 1.449 " 1.492 107 109 111 1 1 1 67 1
69 1
72 1
1.272 322 2
73 1
498 851 868 886 895 903 1.193 1.269 1.295 1.321 1.334 1.347 1.867 " 2.300 ' 2.346 ' 2.393 " 2.417 ' 2.441 *
r
18 18
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.2.1
Wat willen bereiken IT en Product- en Procesontwikkeling is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een toekomstvaste robuuste IT infrastructuur en van toekomstige producten en processen die de marktpositie van het WBL versterken. De doelen te bereiken in de periode tot en met 2018 zijn: « Ontwikkelen van technologieën, technieken en zuiverings- en slibverwerkingsprocessen waarmee wordt bereikt dat: o kan worden voldaan aan Wet- en regelgeving inclusief Kader Richtlijn Water; o nieuwe processen en apparatuur past in de gedacht van de Modulaire Duurzame Rwzi (MDR); o nieuwe toepassingen voor afvalwater (de rwzi als waterfabriek) worden gevonden; o energie uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkinginstallatie als energiefabriek) kan worden teruggewonnen; o nuttige grondstoffen uit afvalwater (de rwzi of slibverwerkinginstallatie als grondstoffenfabriek) worden teruggewonnen; o slibontwatering met minder of geen chemicaliën kan worden uitgevoerd; o de bediening van zuiveringstechnische installaties mensonafhankelijk en op afstand kan worden uitgevoerd. » Ontwikkelen en toepassen van technologieën en technieken op het gebied van energie efficiency en toepassing van duurzame vormen van opwekking van energie; » Intensievere samenwerking met onderwijsinstellingen, Universiteiten, onderzoekslaboratoria, sterke (industriële) partners in de afvalwaterketen in binnen- en buitenland; « Implementatie van een toekomstvaste IT infrastructuur voor de geautomatiseerde regeling van rwzi's en slibverwerkingsinstallaties en voor de verdere uitbouw van de online horizontale en verticale integratie van gegevensacquisitie vanuit de operationele en ondersteunende (werk)processen t.b.v. bestuurs- en management informatie en dashboards; » Toepassing van nieuwe IT toepassingen die de effectiviteit en efficiency bij de uitvoering van werkprocessen ondersteunen; » Verder doorgroeien naar een High Performance Organisatie met hoge medewerkertevredenheid en werkprocessen die erop zijn gericht verspilling te voorkomen. Waar staan we nu Aan de overeengekomen prestatieverplichting in het kader van de MeerJarenAfspraak energie (MJA) is voldaan. In het kader van de ontwikkeling van een toekomstvaste robuuste IT infrastructuur en van toekomstige producten en processen die de marktpositie van het WBL versterken, heeft de unit IT en Product- en Procesontwikkeling in 2013 de volgende doelen bereikt: » Op het gebied van technologische en technische zuiverings- en slibverwerkingsprocessen: o de consequenties met betrekking tot de Kader Richtlijn Water zijn onderzocht en op alle zuiveringsinstallaties kan tijdig worden voldaan aan gestelde eisen. Hierbij wordt opgemerkt dat voor Wijlre wordt uitgegaan van realisatie per 2020; o met een integraal verbeterproject op de rwzi Venray is bereikt dat de voor KRW geplande investering van 6 miljoen euro niet hoeft te worden uitgegeven. De bedrijfsvoering is dermate onder controle gebracht en geborgd dat met de huidige installatie het voldoen aan gestelde normen mogelijk is. Tevens is een start gemaakt met het opstellen van Zuiveringsplannen, startend met het stroomgebied de Geul, erop gericht om die maatregelen inzake effluentlozing uit te werken en te vertalen naar noodzakelijk te nemen maatregelen, waardoor binnen gestelde kaders (WaterSysteemKader Geul) zowel kwantitatief als kwalitatief aan de toekomstige normen kan worden voldaan; o het nieuwe procesautomatiseringsysteem WAUTER is verder geïmplementeerd waardoor inmiddels meer dan de helft van alle installaties en het gehele aanvoerstelsel (gemalen) zijn aangesloten. Het project zal in 2015 helemaal zijn afgrond;
40
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
o
verdere uitbreiding van slibvergisting en verbeteringen van de regelingen van zuiveringsinstallaties door simulatie van rwzi's in samenwerking met AquaPlus. De revenuen hiervan zijn in 2013 en 2014 geëffectueerd; o eerste pilot is gestart op de rwzi Susteren met een nieuw stabieler procesregelingsconcept (CARCON) waarmee een besparing van circa 5 tot lO /» wordt bereikt. Definitieve business case wordt maart 2014 opgeleverd; o haalbaarheid van Real Time Control (RTC): in het transportstelsel sturen op waterstromen met als doel energie te besparen op de zuiveringsinstallatie door een gelijkmatigere aanvoer van afvalwater is bestudeerd. Dit heeft geen haalbare business case opgeleverd als gevolg van de hoge investeringen in meetinstrumenten om waterhoeveelheden te kunnen meten; o onderzoek is gestart naar andere vormen van slibdestructie vergelijkbaar met Thermische Druk Hydrolyse maar dan meer modulair en kleinschaliger. Dit onderzoek loopt tot voorjaar 2015; o voorbereiding voor twee installaties voor nutriëntenterugwinning is inmiddels gestart; o onderzoek naar kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van zonneenergie heeft nog geen haalbare business case opgeleverd; o een pilot in 2013 en 2014 met een fundamenteel andere vorm van beluchting van zuiveringsinstallaties (Air Implosion machine) waarmee naar verwachting minimaal 25Vo beluchtingsenergie kan worden bespaard. Dit onderzoek zal in 2014 tot een definitieve business case leiden; o onderzoek naar samenwerking met andere partners die beschikken over vergistbare afvalstoffen, denk aan gemeentes, Attero en industrie, is uitgevoerd. Dit heeft geen haalbare business cases opgeleverd;; o aangesloten is bij de Grondstoffenfabriek, een samenwerking tussen verschillende Nederlandse waterschappen en onderzoek naar mogelijkheden van fosfaatterugwinning zijn uitgevoerd en hebben haalbare business cases opgeleverd; o onderzoek is uitgevoerd naar mogelijke toepassing van andere vormen van duurzame energie. Dit heeft tot nu toe nog geen haalbare business case opgeleverd, mede als gevolg van het lage energietarief dat WBL als grootverbruiker betaald. De ontwikkelingen op dit gebied worden nauwkeurig gevolgd; Verdere samenwerking met Onderwijs, Onderzoek en Ondernemingen is opgestart en heeft tot de volgende samenwerkingen geleid: met Zuyd Hogeschool en de Universiteit van Maastricht. Daarnaast is WBL op diverse projecten "launching customer" voor bedrijven op het gebied van innovatieve technieken en technologieën. Tevens heeft de samenwerking met Duitse waterschappen verder vorm gekregen; o met Zuyd Hogeschool is een overeenkomst afgesloten voor het onderzoeksproject De Wijk van Morgen op het Avantis industrieterrein in Heerlen. WBL onderzoekt daarin de mogelijkheden van het 0-water concept, hetgeen inhoudt dat de woningen die daar worden gebouwd geen infrastructuur hebben voor input van water in en output van afvalwater. De eerste resultaten tonen dat er veel mogelijk is; o met WML wordt samengewerkt op het gebied van procesautomatisering; o met Syntens Innovatiecentrum is een avondsessie onder de titel "Innovatie ontketend!!" georganiseerd om het MKB meer te betrekken bij een aantal technische en technologische uitdagingen waarmee het WBL de komende jaren wordt geconfronteerd. Dit heeft tot een aantal contacten geleid voor mogelijk verdere samenwerking; o met Duitse waterschappen is een Europese samenwerkingsvereniging opgericht met als doel mogelijkheden van samenwerking met name op het gebied van slib(eind)verwerking te bevorderen. Nadat in 2012 een Second Opinion IT is uitgevoerd door PwC is een IT transitie traject opgestart dat voor eind 2017 moet leiden tot een vernieuwde en toekomstvaste IT-infrastructuur waarmee de 0
»
»
41
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
verdere uitbouw van de online horizontale en verticale integratie van gegevensacquisitie vanuit de operationele en ondersteunende (werk)processen ten behoeve van bestuurs- en management informatie en dashboards mogelijk wordt. De eerste stappen zijnde de inventarisatie van de huidige situatie en het opstellen van het kaderstellend Informatie BeleidsPlan (IBP) zijn uitgevoerd.
3.2.2
Wat gaan we doen De jaren 2014 en 2015 staan in het teken van de verdere uitbouw van reeds ingezette projecten en de start van nieuwe projecten. Enkele relevante projecten zijn: » De verdere uitwerking van de MDR en MDS in samenwerking met kenniscentra, Universiteiten en industriële partners; » Intensiveren van de samenwerking met onderwijsinstellingen betreffende de lange termijn ontwikkelingen van het water- en afvalwater, o.a. met Hogeschool Zuyd in het kader van de Wijk van Morgen; « Intensiveren van samenwerking met Business Schools met als doel verhogen van de kennis betreffende nieuwe businessconcepten en vergroten van ondernemerschap; » De uitwerking van de samenwerking op het gebied van slibverwerking op lange termijn samen met industrie en Duitse waterschappen, passend binnen het concept van de MDR; » Verder onderzoek naar mogelijke kleinschalige modulaire vormen van slibeindverwerking; » Uitwerken en invoeren van verdere toepassingen van thermische druk hydrolyse en vergisting en het voortzetten van onderzoek naar andere vormen van slibdestructie en desintegratie; » Verder uitwerken en invoeren van de gestandaardiseerde nieuwe regeling (CARCON) van het zuiveringsproces gericht op vermijden van onnodige investeringen voor KRW, verlagen van het energieverbruik en groeien naar mensonafhankelijke zuiveringstechnische installaties; » Uitwerken en invoeren van nutriëntenverwijdering en terugwinning van grondstoffen; « Uitwerken en invoeren van nieuwe technologie op het gebied van slibontwatering met name gericht op vermijden van chemicaliën en verlagen van energieverbruik;; » Intensief volgen van ontwikkelingen op het gebied van kleinschalige toepassing van nieuwe technologie op het gebied van windenergie en zonne-energie; » De verdere uitrol van Wauter; « Verder uitwerken van verbeterprojecten of innovaties gericht op het versterken van het gebruik van de Centrale Regelkamer, waardoor onbemenste zuiveringsinstallaties mogelijk worden; » Implementatie van nieuwe IT infrastructuur en business applicaties op basis van onderzoek, nieuwe informatiebeleidsplan en business cases opgesteld in 2013 en 2014; » De verdere inrichting van de IT organisatie gebaseerd op de second opinion van Price waterhouse Cooper (PwC).
3.2.3
Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode. Ten opzichte van de begroting 2014 stijgen de netto kosten van de unit IT, product- en procesontwikkeling van C 3,14 min in 2014 naar C 3,33 min in 2015. Een stijging van C 0,19 min (6,1 7o) die wordt verklaard uit de hogere kosten voor overige diensten door derden alsmede door de toename van de kosten van datacommunicatie vanaf 2015 door het project Wauter (procesautomatisering). 0
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
-
In de planperiode stijgen de netto kosten van IT, product- en procesontwikkeling van ë 3,33 min in 2015 naar 6 4,04 min in 2020 (een stijging met 21,4 zó). De stijging van de netto kosten bedraagt daarmee 11 7o meer dan de stijging overeenkomstig de jaarlijkse inflatiecorrectie met 2 zó. Deze stijging wordt voornamelijk verklaard uit een toename van de beheerskosten vanaf 2015 door het project Wauter (onderhoudscontracten procesautomatisering). Bezien vanaf 2008 (besluit tot invoering Wauter) is successievelijk gestopt met vervangingen en diverse ondersteuningscontracten voor de traditionele procesautomatisering. Daardoor zijn de uitgaven en de begroting voor een groter deel teruggelopen dan de stijging die voor beheer van Wauter worden opgevoerd. De over de periode 2008 tot nu doorgevoerde wijzigingen komen overeen met de destijds opgestelde businesscase: gelijkblijvende integrale kosten met als resultaat een beter beheerste procesautomatisering met minder verstoringen en minder toekomstige beheerslasten dan wanneer op traditionele wijze was doorgegaan. 0
0
0
Niet meegenomen in deze MJR: Prognose besparingen op basis van Ontwikkelplan Jaarlijks wordt een Innovatieplan opgesteld (recentelijk eind 2013: voor 2014 en verder). In dit Innovatieplan worden uitgaande van de strategische doelen van WBL onderzoeken geïdentificeerd die, op basis van het KAN-principe (Kwaliteit, Arbeidsbeleving, Netto kosten), een positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de Meerjarenraming. In onderstaande prognose is gekeken naar die ontwikkelingen die als meest realiseerbaar met een positieve business case worden ingeschat. Alle andere innovaties worden in 2014 op basis van deskstudie opgepakt en zullen qua besparingspotentieel in het Innovatieplan 2015 worden opgenomen indien er voldoende uitzicht is op positieve business cases. De geprognosticeerde besparingen voortkomend uit dit Innovatieplan starten beperkt in 2014 (quick wins) en vanaf 2015 worden de jaarlijkse effecten groter. De netto besparingen (ten opzichte van WBL-begroting 2014) bedragen naar verwachting: 2015: 0,25 7o C 175.000 2016: 0,80 7o š 575.000 2017: 1,25 7o š 865.000 2018: 1,600/0 f 1.115.000 2019: 1,80 7o «1.215.000 Totaal: 5,70 7o ten opzichte van 2014 ofwel circa C 4 min. Een belangrijk besparingspotentieel in deze prognose is de Airimplosion (ongeveer ê 1 min), een innovatie op het gebied van beluchten in de zuiveringsinstallatie. In de Meerjarenraming 2014 t/m 2018 was uitgegaan van een start van de pilot in 2013. Dit is te optimistisch gebleken. Inmiddels zijn de voorbereidingen gestart om deze pilot in mei 2014 uit te voeren op de rwzi Gennep., lindien deze pilot In 2013 wordt een pilot hiermee uitgevoerd op de rwzi Gennep, indien deze slaagt dan ligt hierin een enorme verbeterpotentieel waarvan een beperkt deel is meegenomen in deze prognose, omdat beluchtingen vervangen niet direct voor de hand ligt op bestaande installaties tenzij de besparingen een vervroegd afschrijven van bestaande installaties verantwoord mogelijk maakt. Het belangrijkste deel zal worden gerealiseerd in te bouwen Verdygo's. Door de vertraging in de start van de pilot is de inschatting van het hieruit voortvloeiende besparingspotentieel een jaar vertraagd.. o
0
0
0
o
Personeel I Formatie Op dit moment zijn twee fte's niet vast ingevuld. Het onderzoek naar insourcing dan wel outsourcing inzake IT, inclusief de verdere professionalisering op het gebied van informatie management en informatie analyse kan personele consequenties hebben. Derhalve worden in 2014 en 2015 deze vacatures flexibel ingevuld zodat vlot kan worden ingespeeld op deze ontwikkelingen.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Verder is relevant dat in 2013 budgettair en formatief neutraal 1 fte is overgeheveld van unit Operations naar de unit IT en Product-, Procesontwikkeling, bedoeld voor een periode van 3 jaar. Per 2015 wordt deze fte versneld weer terug verplaatst naar de unit Operations. 3.2.4
Risico's In 2014 zijn de volledige IT infrastructuur en alle business applicaties afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de exploitatiekosten (kapitaallasten) met ê 1 min. In het MIP is een bedrag van 6 4 min opgenomen voor noodzakelijke vervanging van deze gehele IT-infrastructuur en applicaties in 2013, 2014 en 2015. In 2012 is een second opinion uitgevoerd door Price waterhouse Coopers (PwC) op de hele IT omgeving, waarna verder wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur en de business applicaties zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. Dit wordt getoetst aan de hand van het van visie en strategische doelen afgeleide informatiebeleidsplan. Daarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbesteden. Eveneens te onderzoeken is in hoeverre de huidige "best of breed" aanpak (het beste softwarepakket per werkproces) op termijn financieel en technisch houdbaar en duurzaam is, of dat de keuze voor een meer geïntegreerd ERP-systeem (Enterprise Requirement Planning) een betere toekomstvaste oplossing biedt. Een investering van C 4 min in 2013 t/m 2015 zal leiden tot kapitaalslasten van circa ê 0,9 min per jaar vanaf 2015. Dit investeringsbedrag komt overeen met de historische investeringen in datacentrum en softwarelicenties voor bedrijfskritische applicaties. Onderzoek in 2013 en 2014 moet uitwijzen in hoeverre deze investering kan worden bijgesteld resp. een andere oplossing kan worden gekozen.
44
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.3
Programma Operations Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2015-2020 * Begroting 2015 Operations Omschrijving (bedragen x i. 1.000)
Rekening Begroot 2013 2014 mutatie
LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN
Meerjarenraming 2016 2017 2018
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
152 152 18.763
4 4 1.199
149 47 42 264
203
212 66
415 66
415 66
415 66
402 66
388 66
388 66
203
278
481
481
481
468
454
454
19.220
18.560
921
31,1 29,6
31,1
2,0
156 159 162 165 167 168 156 159 162 165 167 168 19.962 20.483 20.732 22.076 22.276 22.454
19.481 20.002 20.251 21.608 21.822 22.000 33,1
33,1
MJR 2015-2020
23.000 22.000 21.000 20.000 19.000 18.000 17.000 2014
1.886 452 12 145 2.495 47 4.574 5.993 20 63 794 466 7.835 19.791
40 40 19.483
•MJR 2014-2018
2013
1.869 450 12 141 2.471 46 4.473 6.732 20 62 778 457 6.873 19.440 "
26
NETTO KOSTEN
2011 2012
1.868 451 11 137 2.467 45 4.076 7.310 19 60 763 448 5.382 18.104 "
1.851 444 12 143 2.449 46 4.528 5.992 20 62 786 462 7.764 19.660 '
1.666 401 11 127 2.205 22 2.956 7.643 31 41 718 402 4.593 16.406
r
1.865 451 11 134 2.461 44 3.985 7.279 19 59 748 439 5.290 17.864 '
2020
1.534 374 6 541 2.455 28 2.705 8.002 27 34 637 395 5.160 16.988
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Onttrekking aan voorziening TOTAAL BATEN
147 1.813 37 438 0 11 182 309 366 2.571 21 43 -93 2.863 110 7.753 -13 18 17 58 16 734 29 431 742 5.335 830 ' 17.236 '
2019
2015
2016
2017
2018
2019
2020
32,1
31,1
30,1
30,10
© Waterschapsbedrijf Urnburg Meerjarenraming 2015-2020-2024: Begroting 2015
3.3.1
Wat willen we bereiken Het WBL wil herkenbaar zijn als een High Performance Organisatie (HPO). Een HPO is een organisatie die betere financiële en niet-financiële resultaten behaalt dan vergelijkbare organisaties over een periode van minstens vijf tot tien jaar. Operations zal daar een bijdrage aan leveren door de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de resultaten daarvan te vergroten onder gelijktijdige verlaging van de netto kosten. Tevens dient daarbij de arbeidsbeleving van de medewerkers toe te nemen. Waar staan we nu Momenteel zijn er 18 zuiveringsinstallaties, 6 slibontwateringen en 1 slibdroger in bedrijf. Het WBL beschikt over circa 535 kilometer transportriolen. Belangrijke geplande wijzigingen van de zuiveringstechnische infrastructuur tijdens de planperiode zijn: Uit bedrijf nemen van de zuiveringsinstallatie Heerlen in 2014/2015; De aanleg van een transportriool om het afvalwater van Heerlen naar de zuiveringsinstallatie van Hoensbroek te vervoeren, lengte ca. 2 km en gereed in 2015; Uit bedrijf nemen van de slibdroger Susteren in 2018; De aanleg van MDR's te Simpelveld (middentrein), Roermond (voortrein) en Maastricht Bosscherveld (gehele rwzi). De operationele kostengevolgen hiervan zijn verwerkt in de nu voorliggende Meerjarenbegroting. Waar willen we naar toe? De medewerkers van de unit Operations dienen zich, meer dan nu, bezig te houden met hun kerntaken: het proces van het transporteren en zuiveren van afvalwater en het verwerken van slib. Installaties dienen steeds meer mens- en persoonsonafhankelijk te functioneren. Werkzaamheden zoals schoonmaak installaties, controle effluentkwaliteit en overig 1e lijns onderhoud dienen uitgevoerd te worden. Daarnaast vraagt de invulling van wachtdiensten een minimale formatieve omvang. De processen zullen meer op afstand bestuurd worden. In de loop van 2014 wordt de centrale regelkamer in gebruik genomen. Verdergaande automatisering van de processen en de realisatie van Wauter zal dit mogelijk moeten maken. De automatisering stuurt de processen in het overgrote deel van de tijd. Hierdoor ontstaat een stabielere procesvoering. Verlaging van de kosten zal mede worden vormgegeven door continue aandacht in de bedrijfsvoering voor het energie- en chemicaliënverbruik. Met ondersteuning van de unit IT en Product- en Procesontwikkeling zal middels de introductie van nieuwe technologieën (bijvoorbeeld de CARCON regeling en de introductie van de MDR) een reductie van het energieverbruik worden bewerkstelligd. De maatregelen zien we in beperkte mate terug in het verbruik per verwijderde i.e. (zie onderstaande tabel). De reden hiervoor is dat er een deel van de benodigde beluchtingenergie nu opgewekt wordt in Warmte Kracht Koppelingen (WKK) welke gevoed worden door biogas. Middels diverse maatregelen, zoals optimalisering bedrijfsvoering en aanpassing van beter renderende beluchtinginstallaties, wordt het energieverbruik per i.e. positief beïnvloed.
3.3.2
Wat gaan we doen Zoals hiervoor reeds benoemd zullen de processen meer op afstand bestuurd gaan worden. Dat zal andere kwaliteiten en competenties van medewerkers vragen. Een toekomstvisie van de inrichting van Operations is in voorbereiding en zal in de loop van 2014 worden voorgelegd. In 2013 zijn een groot deel van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van zowel de medewerkers als de gehele unit in kaart gebracht en is ook vorm gegeven aan verder uitwerking van de verschillende processen. Onder leiding van de Interim-manager zal een andere wijze van werken meer gestalte krijgen.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201520202024; Begroting 2015
Introductie van de regelkamer en een gestructureerde werkwijze binnen de unit dient ervoor te zorgen dat de core business gevrijwaard zal worden van verstoringen door derden. Prestaties Uitgangspunt is en blijft dat de prestaties van het transportsysteem, de zuiveringsinstallaties en de droger minimaal voldoen aan de wettelijke vereisten alsook aan de met derden gemaakte afspraken. Onderstaand zijn de relevante prestaties weergegeven, bestaande uit de realisatie in 2013 en de planning voor de jaren 2014 (bijgesteld) en 2015. Relevante prestaties Transport afvalwater m3 getransporteerd afvalwater (x 1.000 ) percentage voldoen aan afnameverplichting
Rekening 2013
Begroting 2014
Begroting 2015
158.210 100,0Zo
155.000
155.000
100.0O/0
100,00/0
1.550 61,2 92,07o 75,8Zo 79,ľyo
1.732 54,5
1.732 54,5
92,20/0
92,20/0
76,0Zo 78,8/»
76,00/0
25.755 13.151 12.549
25.500 14.000 11.500
25.500 14.000 11.500
o
Zuiveren van afvalwater totaal verwijderde i.e.'s (x 1.000 ) energieverbruik per verwijderde i.e. (in wattuur) CZVzuivaringspercentage (doelstelling is 90Vo ) fosfaatvarwijdering (norm = 75Xi) stikstofverwijdering (norm = 75Vo ) Verwerken en afzetten van slib aantal tds ontwaterd en vervolgens gedroogd afzet gedroogd slib: tds naar Biomill (Enci) afzet ontwaterd slib: tds naar verbrandingsinstallatie/ stortplaats
0
0
0
0
0
78,80/0
In de bovenstaande tabel zijn de relevante prestaties gedefinieerd. Uitgangspunt is het leveren van prestaties niet hoger dan de wettelijke norm vereist. D it betekent zo laag mogelijke kosten, minder verbruik energie en van chemicaliën. D it uitgangspunt is doorgerekend in de begroting. Momenteel worden (kritieke) prestatieindicatoren ontwikkeld die passen in de missie, visie en strategie van de unit Operations en die maatgevend zijn voor de realisatie hiervan. Bij de kritieke prestatie indicatoren valt bijvoorbeeld te denken aan voldoen aan lozingseisen, specifiek energieverbruik transport en zuiveren en specifiek chemicaliënverbruik. 3.3.3
Wat gaat het kosten Voor het opstellen van de meerjarenraming 20152020 is uitgegaan van de resultaten van 2013, lopende contracten en doorgevoerde verbeteringen of geaccordeerde plannen voor verbetering. Per hoofditem is een opsomming gemaakt met een indicatie van te verwachten kosten dan wel afwijkingen ten opzichte van de voorgaande ramingen. Tevens is bij het opstellen van deze meerjarenraming rekening gehouden met de effecten van diverse (kleinere) projecten zoals bijvoorbeeld de MD R en nutriëntenterugwinning in Venlo en Susteren.
47
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201520202024; Begroting 2015
Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2014 stijgen de netto kosten in 2015 met ruim f 1,0 min door: o personele uitbreiding in 2015 van per saldo 2 fte ten behoeve van de centrale regelkamer; o een (tijdelijke) uitbreiding van personele inhuur voor het optimaliseren van de bedrijfsvoering; o hogere energielasten. Betreft zowel de kosten van elektriciteit als van gas (wordt hierna separaat toegelicht); o de kosten van afzet ontwaterd slib naar derden (neemt toe met ruim ê 0,6 min.); o hogere opbrengsten van ca. C 0,3 min als gevolg van een overeengekomen bijdrage van GMB in de exploitatiekosten van de TDH te Venlo en een jaarlijkse subsidie op energiebesparing. In de planperiode stijgen de netto kosten van de unit Operations van C 19,5 min in 2015 naar C 22,0 min in 2020, een stijging van bijna 137o (3 7o meer dan de stijging conform inflatie). 0
0
Bij de onderstaande hoofditems worden de netto kosten nader toegelicht.
Personeel I Formatie De naar de unit IT en Product en Procesontwikkeling overgehevelde fte wordt in 2014 formatief en budgettair neutraal weer terugverplaatst naar de unit Operations; hierdoor stijgt de formatie met 1 fte. Daarnaast stijgt de formatie van 2014 naar 2015 met 1 fte door de introductie van de centrale regelkamer. In de periode 20152020 daalt de formatie van de unit Operations van 33,1 naar 30,1 fte, bestaande uit de volgende effecten: vanaf 2016 worden 2 fte die tijdelijk waren overgeheveld naar de unit FPC, weer teruggeplaatst bij de unit Operations; voor de introductie van de centrale regelkamer in 2014 was een tijdelijke formatie uitbreiding nodig, maar uiteindelijk leidt de centrale regelkamer tot een verlaging van de formatie met 3 fte, gerealiseerd met ingang van 2018; als gevolg van sluiting droger Susteren per 1 72018 wordt de formatie per 2019 met 1 fte verlaagd. De begrote personele lasten vertonen een overeenkomstige ontwikkeling. Laboratorium In 2013 is ten behoeve van de laboratorium analyses op basis van een openbare aanbesteding een overeenkomst met Omegam afgesloten. Het contract omvat een vaste prijs voor de reguliere analyse werkzaamheden en een variabel deel afhankelijk van de omvang van extra analyses (als gevolg van lozingen en/of calamiteiten) en onderhoud van de analyse apparatuur. D e totale jaarlijkse kosten voor laboratoriumdiensten zijn geraamd op ê 700.000. Hierbij moet nadrukkelijk worden opgemerkt dat de kosten van extra analyses in het kader van onderzoeken niet zijn begroot. D e kosten voor deze analyses moeten worden gefinancierd vanuit de betreffende onderzoeken en/of projecten. Kader Richtlijn Water (KRW) Het WBL heeft een brief d.d. 20112012 van WRO en WPM ontvangen, waarin door de beide waterschappen voor de WBLrwzľs effluenteisen in relatie tot de KRW bekend zijn gemaakt. D e maatregelen om aan de richtlijn te kunnen voldoen zijn doorgerekend en in het nieuwe MeerjarenlnvesteringsProgramma 201520202024 opgenomen conform het D B voorstel met het nummer 2013.06463. D e daaruit volgende kapitaallasten alsook de hieraan verbonden exploitatielasten zijn opgenomen in deze Meerjarenbegroting. Conform berekening zullen de totale extra kosten ten behoeve van de KRW maatregelen oplopen van ë 844.000 2016 tot š 1.150.000 in 2019.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Thermische Drukhydrolyse (TDH) Ten tijde van het opstellen van dit document functioneert de TDH te Venlo nog niet optimaal. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de begroting van 2013. De exacte cijfers worden nog inzichtelijk gemaakt. Uitgangspunt voor 2014 en de daarop volgende jaren is dat de TDH functioneert conform contractuele afspraken met GMB. De thermische drukhydrolyse (TDH) van Hoensbroek is in de voorbereidingsfase. In deze meerjarenbegroting zijn de daaraan verbonden kosten en besparingen niet verwerkt. De plancijfers van de Thermische Drukhydrolyse met betrekking tot energieopwekking en chemicaliën inkoop zijn bijgesteld naar aanleiding van de behaalde resultaten in 2013. Naar aanleiding van de behaalde resultaten is een overeenkomst met GMB afgesloten voor de verrekening van de extra kosten ten opzichte van het referentiejaar 2011. Op basis van een vergelijking van behaalde resultaten wordt een OPEX-sheet opgesteld en worden de gerealiseerde meer-Aninderkosten jaarlijks verrekend.. Chemicaliën sliblijn De chemicaliën voor de sliblijn worden gebruikt voor het ontwateren van het slib. Er zijn een aantal maatregelen genomen, leidend tot het verbeteren van het totale bedrijfsresultaat. De maatregelen zijn bijvoorbeeld het centraliseren van slibontwateringlocaties (door sluiting van enkele), aankoop van nieuwe slibontwateringapparatuur en optimalisering van de bestaande slibontwatering-apparatuur. De verwerking van het slib op een centrifuge heeft tot gevolg dat de kosten voor verbruik van PE (chemicaliën) toenemen, maar doordat deze machines minder inzet van personeel vragen en een beter rendement hebben, nemen de kosten op andere posten juist af. Verhoging van het percentage droge stof in het ontwaterd slib betekent een afname van transportvolume (tonnen slib) en dus verlaging van de transportkosten ontwaterd slib. Daarnaast hoeft bij de slibdroging minder water verdampt te worden met als gevolg verlaging van het gasverbruik voor de droger te Susteren en er hoeft minder ontwaterd slib in Duitsland en bij SNB te worden afgezet. De kosten van chemicaliën voor zowel de waterlijn als de sliblijn nemen sterk toe van C 2,8 min in 2015 tot C 4,2 min in 2018. Belangrijkste oorzaken zijn: KRW-maatregelen op een aantal rwzi's (Gennep, Meijel, Hoensbroek) hogere verbruiken ten behoeve van verbetering van het ontwateringresultaat contract TDH Venlo met GMB Elektriciteit Voor elektriciteit geldt dat 2014 al volledig is ingekocht en dat voor het jaar 2015 inmiddels (op moment van samenstellen van deze begroting) grotendeels is ingekocht. I Voor de jaren 2016 en 2017 zijn forward-prijzen (verwachte toekomstige prijzen volgens energiebeurs ENDEX) als uitgangspunt gekozen. Door bij de kostenramingen voor energie dit uitgangspunt te hanteren, wordt over het nog niet ingekochte deel van de energiebehoefte risico
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
gelopen ten aanzien van toekomstige prijsontwikkelingen (zie de risicoparagraaf). De MeerJarenAfspraak (MJA) energie (elektriciteit), waaraan ook door WBL wordt deelgenomen, bepaalt dat vanaf 2005 voor een periode van 15 jaar gemiddeld jaarlijks 2 Zo bespaard moet worden op het energieverbruik. Na uitvoering van de relevante MlP-projecten, de bouw en in bedrijf name van de thermische drukhydrolyse in Venlo en een investering in en de implementatie van de maatregelen voorgesteld op de installaties Limmel en Hoensbroek is de energiereductie in 2017 31,5 7o ten opzichte van 2005. Hiermee wordt het afgesproken te behalen resultaat uit de MJA ruimschoots gehaald. De daling van elektriciteitsverbruik is niet alleen te wijten aan relevante investeringen. Ook het optimaliseren van de bedrijfsvoering, beter en bewuster omgaan met de installaties en voldoende aandacht voor het eerste en tweede lijnsonderhoud dringen het energieverbruik terug. 0
0
Het verwachte verbruik van elektriciteit daalt van 2014 naar 2015 met 0,5 miljoen kWh (van 51,5 miljoen kWh naar 51,0 miljoen kWh) en vanaf 2016 naar een structureel niveau van 50,7 miljoen kWh; zie de volgende tabel. Elektriciteitsverbruik Begroot Begroot Raming Raming Raming Raming Raming 2014 2017^ 2018~ 2019 2020 2016 (aantallen x 1 MWh) 2015 Transporteren afvalwater Zuiveren afvalwater Slibontwatering
6.425 44.043 75
6.425 43.383 200
6.425 43.068 200
6.425 43.068 200
6.425 43.068 200
6.425 43.068 200
6.425 43.068 200
Centrale huisvesting Totaal verbruik
1.000 51.543
1.000 51.008
1.000 50.693
1.000 50.693
1.000 50.693
1.000 50.693
1.000 50.693
5.907
5.864
5.575
5.565
5.713
5.705
5.705
Totaal kosten ( x ê 1.000 )
Aardgas Op een aantal zuiveringen zijn maatregelen getroffen die het aardgasverbruik moeten terugdringen. De maatregelen variëren van een kleine impact, zoals de plaatsing van een klokthermostaat op de verwarming van (bedrijfs)gebouwen, tot grotere impact zoals het beperken van het aardgasverbruik voor de warmtekrachtkoppeling (WKK) op de locaties Limmel, Susteren en Roermond. Dit laatste houdt in dat bij onvoldoende aanvoer van biogas de WKK (tijdelijk)buìten bedrijf gesteld wordt omdat inkoop van elektriciteit goedkoper is als de productie van elektriciteit met behulp van aardgas. De grootste verbruiker van aardgas is de droger Susteren. Optimalisatie van de ontwateringen heeft geleid tot een verlaging van het aardgasverbruik zonder dat dit effect heeft op de productiecapaciteit van de droger. Volgens planning zal de droger medio 2018 buiten bedrijf worden gesteld. Voor de slibdroger is op moment van samenstellen van deze MJR de geplande aardgasbehoefte in 2015 voor 50 7o ingekocht en die van 2016 voor 25 7o. 0
0
© Waterschapsbedrijf Urnburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Gasverbruik ţ&ĪCU tlCJIIĽi ! A 1 IVI VVI :i
Begroot 2014
Begroot 2015
Raming 2016
Raming 2017
Raming 2018
Raming 2019
Raming 2020
Zuiveren alvalwater Drogen van slib
482 3.900
400 3.900
400 3.900
400 3.900
400 1.950
400 0
400 0
Centrale huisvesting Totaal verbruik
180 4.562
180 4.480
180 4.480
180 4.480
180 2.530
180 580
180 580
Totaal kosten ( x ë 1.000 )
1.858
2.003
1.811
1.854
1.136
409
409
Transport derden nat slib Ten opzichte van de ramingen in de vorige Meerjarenbegroting liggen de gemiddelde kosten voor transport van nat slib vanaf 2016 ca. C 40.000 lager. Belangrijkste reden voor deze lagere transportkosten vormt de geplande realisatie van een ontwatering te Abdissenbosch in 2015. Het slib van de rwzi's Rimburg en Kaffeberg worden hier ontwaterd en verder verwerkt in de droger van Susteren respectievelijk een externe verwerker. Transport derden ontwaterd slib Voor deze post geldt dat verhoging van het percentage droge stof van het ontwaterd slib een verlaging van het volume betekent met als gevolg dat minder ontwaterd slib getransporteerd hoeft te worden. D e betere afstemming van transporten, hogere percentage droge stof ontwaterd slib en een lagere prijs ten gevolge van de aanbesteding transport ontwaterd hebben een verlaging van transportkosten tot gevolg. Door het sluiten van de droger te Susteren behoeft er met ingang van 2018 veel minder ontwaterd slib te worden getransporteerd. Afzet ontwaterd slib naar derden De prognose voor de afzetkosten van ontwaterd slib is hoger dan in de vorige Meerjarenbegroting D e kosten zijn t/m 2017 jaarlijks gemiddeld ca. 6 500.000 hoger. Oorzaken zijn onder andere de werking van de TD H Venlo, door een lagere afbraak dan verwacht. Zoals eerder vermeld zal het verschil verrekend worden in het contract met GMB. Verder geldt dat door buiten bedrijfstelling van de droger Susteren deze kostenpost naar verwachting op jaarbasis met ê 2,5 min. zal toenemen. Baten De unit Operations kent een beperkt aantal opbrengstposten. Traditioneel betreft het met name pachtopbrengsten en bijdragen in de exploitatielasten voor dienstverleningen op zuiveringstechnisch gebied, buiten de reguliere zuiveringstaken van het WBL. D eze baten bedragen in totaal ca. C 190.000 per jaar. Met ingang van 2014 vervalt een batenpost ad ë 70.000 nu een extern bedrijf zelf nat slib kan verwerken en dit niet meer op de rwzi Roermond laat doen. Extra baten in deze MJR zijn de garantstellingsbijdrage ten aanzien van de kosten en werking van de TDH Venlo (jaarlijks C 287.000; deze geraamde bijdrage is een compensatie is voor de eventuele extra verwerkingskosten) alsmede de jaarlijks verwachte SD Esubsidie ad C 66.000 voor de opwekking van groene stroom op rwzi Venlo. Prognose Opdracht is het realiseren van een High Performance Organisatie die doelgericht en slagvaardig werkt. Doel is het bereiken van hogere kwaliteit van dienstverlening, verbeterde arbeidsbeleving en lagere netto kosten (KAN principe). In het kader van het versnellen van de ontwikkeling van de unit is een verbeterplan opgesteld. In dit plan ligt de focus op resultaatgericht werken, optimalisatie van de
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024: Begroting 2015
werkprocessen, een verbeterde inrichting van de organisatie van de unit Operations en een betere samenwerking met de andere units van het WBL. De potentiële effecten van de nieuwe manier van werken worden op dit moment in kaart gebracht. Belangrijke pijlers zijn het borgen van de kwaliteit, het inrichten van de werkprocessen en op basis van deze werkprocessen inrichten van de organisatie en het verlagen van de kosten. De nieuwe inrichting van de werkprocessen en de organisatie zal leiden tot provinciebrede eenduidige en uniforme werkwijzen en een capabele organisatie en daarmee een verbeterde arbeidsbeleving. De verwachting is dat door betere aansturing van de werkprocessen in de komende jaren op jaarbasis kan worden bespaard op personeelslasten, diensten derden (transport) en gebruiks- en verbruiksgoederen (chemicaliën). Daarnaast is in samenwerking met de unit IPP mogelijk om te investeren in de zuiveringsprocessen (zie ook de toelichting bij unit IPP). Deze kansen tot verlaging van de netto kosten worden opgepakt en uitgewerkt in verbetervoorstellen en projecten. Om te komen tot de verbeterde aansturing van de unit en het realiseren van de potentiële verbeteringen wordt de organisatie tijdelijk in capaciteit uitgebreid met flexibele arbeidskrachten. De verwachting is dat de tijdelijke extra kosten worden gecompenseerd door lagere toekomstige netto kosten.
3.3.4
Risico's Bij het opstellen van de begroting is alleen rekening gehouden met de reguliere stabiele bedrijfsvoering. Dit betekent dat calamiteiten en andere uitzonderlijke omstandigheden, die in de praktijk voorkomen maar niet voorspelbaar zijn, niet financieel zijn opgenomen in de exploitatiebegroting 2015 en de meerjarenraming 2015-2019. Als er calamiteiten en/of andere uitzonderlijke omstandigheden plaatsvinden (bijvoorbeeld langere stilstand van de droger Susteren) dan kan dat leiden tot een overschrijding van de exploitatiebegroting van het jaar waarin zich deze situatie plaatsvindt. Ook het tijdelijk wegvallen van de afzetmogelijkheid naar de Enci of het verschuiven van de geplande onderhoudsstop bij de Enci betekent een verhoging van afzetkosten voor het gedroogd en ontwaterd slib. In het vigerende MIP is een aantal investeringen gepland dat een direct effect op hoeveelheden (bijvoorbeeld energie en tonnen slib te transporten en te verwerken) en chemicaliënverbruik heeft en daarmee op de kosten. Op het moment dat de geplande projecten in de tijd verschuiven heeft dit direct invloed op de verschillende kostenposten. Een aantal goederen en diensten die ingekocht worden zoals energie, transport en chemicaliën zijn gekoppeld aan de actuele olieprijzen. Wereldwijde ontwikkelingen hebben direct invloed op de hoogte van de inkoop. Bij het vaststellen van de begroting is derhalve uitgegaan van de in te kopen hoeveelheden op basis van het huidige prijspeil of contractueel vastgelegde bedragen voor de looptijd van het contract. Brandschaderisico van de installaties In het kader van het verzekeringsbeleid is bepaald dat de zuiveringsinstallaties niet zijn verzekerd tegen brandschade c a . Het daaruit voortvloeiende financiële risico wordt relatief beperkt van omvang geacht, temeer daar het merendeel van de investeringen in de installaties ondergronds is gesitueerd, c.q. betonwerken zijn. Evenwel is er een beperkt risico aanwezig. In dit verband zij opgemerkt dat het kantoor en de slibdroger van Susteren is wél tegen brandschade zijn verzekerd.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201520202024; Begroting 2015
3.4
Programma Onderhoud Kosten. Baten en Netto kosten volgens de MJR 20152020 + Begroting 2015 ļ
Onderhoud
Rekening Begroot 2014 mutatie 2013
Omschrijving (bedragen x ś 1.000)
LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN
2.320 588 13 159
60 9 1 3
2.380 597 14 162
2.915 69 4
3.080 ' 66 2
73 1 0
r
3.153 67 2
1 1
7 2
7 0
2
7.443 125 7.646 "
2.449 615 14 165 7
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
-
i
i
-
'
2013
T
3.467 ' 3.531 72 73 2 2
-,
2015
2
2
2
10.559 10.802 11.139 11.031 10.749 11.082
y
r
10.726
166
637
700
98
798
814
830
847
864
881
637
700
98
798
814
830
847
864
881
9.312
10.026
264
9.761
44,7 43,0
44,5
0,2
44,7
—MJR 20152020
-
2014
3.417 ' 71 2
9.949
9.000
~
3.243 " 3.336 ' 69 70 2 2 2
2.669 672 15 175
7.090 7.237 7.474 7.278 6.944 7.208 245 250 255 260 262 265 7.406 ' 7.559 ' 7.803 ' 7.614 " 7.283 ' 7.550
9.500
2011 2012
2.620 659 15 173
353 120 239 '
2020
2.582 649 15 172
2
10.000
8.500
2019
2.520 633 14 168
*
NETTO KOSTEN
«—MJR 20142018
2.189 560 13 153
6.713 246 7.034
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN
10.500
1 Meerjarenraming 2015 I 2016 2017 2018 «•Maal
-
2016
r
,
2017
,
2018
2019
-
2020
9.988 10.308 10.184 44,7
44,7
44,5
9.886 10.201 44,2
44,20
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.4.1
Wat willen we bereiken Unit Onderhoud streeft ernaar een professionele onderhoudsorganisatie te zijn waar de relatie tussen de technische wereld van het onderhoud, die van de productie (operations en projecten) en de strategische doelen geregeld en geborgd is. Centraal staat hierbij de vraag hoe de onderhoudsdoelen zich verhouden tot de bedrijfsdoelen (missie, visie en strategie). In het bijzonder het hebben van doelen als vertrekpunt voor bedrijfsactiviteiten is van groot belang. De bedrijfsdoelstellingen en de onderhoudsstrategie voor de komende jaren zijn: »
Een optimale werking en capaciteit van de installaties en voldoen aan de wettelijke normen die zijn gesteld aan zuiveren en transporteren van afvalwater;
» »
Investeren in een kwaliteitsorganisatie; Kostenreductie op alle processen met behoud van kwaliteit.
Het onderhoudsbeleid is afgeleid van voorgenoemde bedrijfsdoelstellingen en geeft antwoord op de vraag: "Waarom voeren wij onderhoud uit". Onderhoud is met name gericht op het waarborgen dat de primaire functionaliteit zo lang mogelijk wordt benut binnen de gewenste randvoorwaarden van veiligheid, gezondheid, milieu, kwaliteit en financiën (VGMKF) en tegen zo laag mogelijke kosten. De betrouwbaarheid, het product van de beschikbaarheid en de performance, van de bedrijfsmiddelen (ofwel assets) van de operationele processen moet te allen tijde de vereiste kwaliteit van het effluent alsook de afgesproken afnameverplichting kunnen waarborgen. De onderhoudsorganisatie beschikt over een onderhoudsfilosofie die beantwoordt aan de geformuleerde doelstellingen van een excellerende organisatie. Om de onderhoudsorganisatie het transitieproces te laten doorlopen in "Groeien naar Pure Klasse" is het noodzakelijk dat de waarden van de technische bedrijfsmiddelen over de gehele levenscyclus worden gemaximaliseerd. Asset Management zal worden ingezet voor het bereiken van dit doel. Vragen die hierbij beantwoord worden zijn: » Hoe wordt de bedrijfsvoering vanuit organisatorisch oogpunt verbeterd (operational excellence); » Hoe wordt de technische betrouwbaarheid verhoogd, en dus het technisch rendement, van de installaties door een onderbouwde en geborgde onderhoudsaanpak (onderhoud S betrouwbaarheid); « Aan welke regels moet de organisatie voldoen om veilig te kunnen opereren (technische veiligheid); » Hoe wordt geborgd dat de organisatie steeds aan specifieke kwaliteitseisen voldoet (kwaliteitsborging). Waar staan we nu WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn Vanaf 2009 is ingezet op meer planmatig werken. Dit heeft geleid tot een jaarplan, waarin alle geplande werkzaamheden verwerkt zijn. Periodiek Onderhoud aan rwzi's wordt uitgevoerd in een "stopachtige vorm" (bundeling van onderhoudsactiviteiten in een korte tijdsperiode). Dit heeft er toe geleid dat de realisatie van het planbaar onderhoud substantieel verhoogd is. Tegelijkertijd is waarneembaar dat het aantal storingen afneemt. Sinds kort wordt ook het niet urgente Correctief Onderhoud aan rwzi's gebundeld uitgevoerd volgens een jaarplan. Voor storingen overdag wordt middels een proef gebruik gemaakt van een storingsteam. Dit leidt er toe dat minder vaak afgeweken wordt van een planning en de realisatie van de planning verhoogd wordt.
54
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024: Begroting 2015
Gemeenten I klanten, afvalwaterketen In 2013 heeft WBL een Lichte gemeenschappelijke regeling (LGR) afgesloten met gemeente Valkenburg aan de Geul. Daarmee heeft de unit Onderhoud met 7 gemeenten een lichte gemeenschappelijke regeling inclusief uitvoeringsovereenkomsten ten behoeve van beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen, bergbezinkbassins, overstorttellers en/of regenmeters. Voor één waterschap verzorgen we het beheer en onderhoud van de gemalen en kunstwerken. Gemeenten I IBA's Tot en met 2009 had WBL het onderhoud aan IBA-systemen uitbesteed aan een marktpartij. Vanaf 2010 verzorgt de unit Onderhoud van WBL het beheer en onderhoud aan IBA's in eigen beheer. Dit heeft geleid tot een verlaging van de kosten, een verbetering van de effluentkwaliteit en een vermindering van het aantal storingen. Eind 2012 heeft het DB besloten dat alle gemaakte kosten doorberekend worden aan de gemeenten. Dit heeft tot weerstand geleid bij de gemeenten. In 2013 zijn door de unit Onderhoud gesprekken gevoerd met een afvaardiging van deze gemeenten om de weerstand weg te nemen. In overleg met het DB wordt het kostenneutraal werken per 2014 ingevoerd.
Waar willen we naar toe WBL Transportlijn, waterlijn, sliblijn Het doel is het zodanig inrichten van de onderhoudsprocessen dat de afgesproken kwaliteitscriteria optimaal worden bereikt. Betrouwbaarheid, beschikbaarheid en validiteit van gegevens spelen hierin een grote rol. Het onderhoud evolueert naar het strategische niveau van "Pure Klasse". Hiervoor wordt binnen de onderhoudsorganisatie op een integrale en structurele wijze samengewerkt. Zodoende wordt geborgd dat onderhoud op een correcte wijze wordt uitgevoerd ("de dingen tijdig en goed doen") en voor alles dat is geborgd dat de geplande taken de noodzakelijk uit te voeren taken zijn ("de juiste dingen goed doen"). Het gaat hierbij om het maken van de juiste keuzes waardoor het mogelijk wordt de prestaties van de installaties te verbeteren onder gelijkblijvende of dalende onderhoudskosten. De betrouwbaarheid van de primaire functionaliteit is geborgd, zolang mogelijk tegen de laagste kosten binnen de randvoorwaarden van VGMKF. De rol van onderhoud is niet het in record tempo herstellen van een storing; maar, is de rol van het onderhoud het voorkomen van achteruitgang van de conditie en dien ten gevolge verliezen die worden veroorzaakt door apparatuur of systeem gerelateerde problemen (risico management). De visie van de onderhoudsorganisatie in een high performance organisatie is het bereiken en voortzetten I borgen van: « Betrouwbaarheid van de functionaliteit; «
Effectiviteit ("de juiste dingen doen" en "de dingen goed doen") en efficiëntie (effectief tegen de laagste kosten); o
Optimale beschikbaarheid;
o
Optimale conditie van de bed rijfstoestand;
o
Effectief gebruik van de onderhoudsmiddelen;
o
Optimale bedrijfseconomische en technische apparatuur levensduur;
o
Minimale voorraad reservedelen;
o
Competentie om snel te kunnen reageren;
o
Transparantie;
o
Continu verbeteren.
© Waterschapsbociriif timburg Meerjarenraming 201520202024; Begroting 2015
Om de bovenstaande waarden te meten en te monitoren worden conform de SMART methodiek (S)pecifieke, (M)eetbare, (A)cceptabele, (R)ealistische en (T)ijdgebonden Kritische Prestatie Indicatoren (KPľs) ontwikkeld. Het ultieme doel is portfolio management waarbij het totaal van alle assets, uitgezet in de tijd, bewaakt en beheerd worden. Vervanging en revisie kunnen dan worden gemanaged. Hiermee wordt validatie van het beheerssysteem bereikt. Groei binnen de afvalwaterketen In het beheer van de afvalwaterketen is het zuiveringsbeheer een belangrijk onderdeel. Het Bestuursakkoord Water vermeldt de doelstellingen om de efficiëntie en de kwaliteit van het gemeenschappelijke beheer van de (afval)waterketen te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Basis voor het bereiken van deze doelstellingen is een krachtige samenwerking tussen gemeenten, drinkwaterbedrijven en waterschappen. In de samenwerking staat centraal de juiste afweging van zowel investerings als uitvoeringsbeslissingen, waarbij zowel verhoging van de duurzaamheid als verhoging van de kosteneffectiviteit de uitdaging is. Middels het optimaliseren van kosten, prestaties en middelen streeft het WBL ernaar het transportstelsel naar een niveau te brengen dat voldoet aan deze doelstellingen. D oor het tonen van deze expertise laat WBL zien een interessante samenwerkingspartner te zijn in de afvalwaterketen voor gemeenten. Binnen de planperiode zou een verdere omzetgroei mogelijk zijn door uitbreiding van samenwerkingsovereenkomsten met gemeenten. D e acquisitie ter realisatie van een verdere toename van het aantal gemeenten waarvoor beheer en onderhoud van gemeentelijke gemalen wordt verzorgd, behoort volgens afspraak tot de verantwoordelijkheid van de accountmanagers van de waterschappen. Gemeenten I IBA's De unit Onderhoud zich blijven inzetten om de IBA's nog optimaler te laten functioneren. Financieel gezien is het streven het beheer en onderhoud aan IBAsystemen voor WBL kosten neutraal uit te voeren. Hierover hebben positieve gesprekken plaatsgevonden met een afvaardiging van de gemeenten.
3.4.2
Wat gaan we doen Ontwikkelen en implementeren onderhoudsbeleid Middels het vaststellen en ten uitvoer brengen van het onderhoudsbeleid wordt de integriteit en betrouwbaarheid van de installaties gewaarborgd. Beleid en meer specifiek het onderhoudsbeleid zal gericht zijn op het voortdurend maken van afwegingen tussen optimaal gebruik van de technische bedrijfsmiddelen en het noodzakelijk uit te voeren onderhoud aan deze bedrijfsmiddelen. Hierdoor verkeert de organisatie in een constante status van effectiviteit (de juiste dingen doen en de dingen tijdig en goed doen) en efficiëntie (effectief tegen de laagste kosten). Voor het goed, efficiënt en verantwoord uitvoeren wordt vastgesteld welke analysemethoden en strategie worden toegepast. Het bewaken en controleren van de meetwaarden gebeurt aan de hand van een set KPľs waarvan de waarden en toleranties op managementniveau formeel zijn vastgesteld. De gerealiseerde waarden worden met vooraf vastgestelde intervallen getoetst en geëvalueerd. Het ontwikkelen en inzetten van periodiek onderhoud met vaste frequentie naar onderhoud op basis van faalmechanismen en conditie van de installatieonderdelen wordt geïmplementeerd. Het inspectie en onderhoudprogramma (MAXIMO) wordt afgestemd op de resultaten van de verplicht of gepland uitgevoerde analyses. D it leidt tot termijnverlenging of flexibilisering van inspectie en onderhoudsprogramma's.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 201S
Het inspectie- en onderhoudsprogramma MAXIMO wordt zodanig ingericht dat de installatie en installatieonderdelen te allen tijde in een optimale conditie verkeren. Indien de installatie en installatieonderdelen niet meer voldoen aan de gestelde specificaties worden deze vervangen c.q. vernieuwd. Hiermee wordt de technische restlevensduur geborgd. Onderzoek naar de restlevensduur vindt plaats vanuit een technische en een economische invalshoek (LCC en TCO). Vaststellen van het verbeterpotentieel De effectiviteit, efficiency en kostenvoorspelbaarheid van de assets van het WBL bevat verbeterpotentieel. Het is noodzakelijk dat de verbetermogelijkheden worden gedefinieerd in een verbeterplan. Een analyse van de huidige Asset Management status, haar doelstellingen, het gevoerde beleid, de gebruikte processen en concepten zal worden uitgevoerd. In deze analyse zullen tevens de minder concreet benoembare componenten van de organisatie, zoals taak- en vakvolwassenheid, eigenaarschap en verantwoordelijkheid van de medewerkers, uitdrukkelijk meegenomen worden. Deze componenten zijn een belangrijke kritische succesfactor om te komen tot de gewenste verbeteringen. De WBL organisatie is door middel van een Asset Management scan geanalyseerd en beoordeeld. Middels deze Asset Management scan is de "nul" situatie (1ST) objectief vastgelegd. De uitkomst van de scan geeft een goed overzicht en inzicht in het verbeterpotentieel. Het verbeterpotentieel zal inzichtelijk worden gemaakt in een verbeterplan, waarin prioriteiten volgens een duidelijke tijdslijn worden weergegeven. Slibdroger Per 1 juli 2018 wordt geen slib meer gedroogd in Susteren. Het Onderhoudsprogramma voor de droger wordt afgestemd op sluiting per bovengenoemde datum. Gemeenten I IBA's Bíj de gemeenten ligt een voorstel, dat opgesteld is samen met de drie gemeenten met het meeste aantal IBA-systemen, ter beoordeling. Hierbij is het uitgangspunt dat het beheer en onderhoud voor WBL kostenneutraal kan worden uitgevoerd.
3.4.3
Wat gaat het kosten Netto Kosten De ontwikkeling van de netto kosten van de unit Onderhoud wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling van de netto kosten in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2014 dalen de netto kosten in 2015 met C 0,3 min met name als gevolg van lager geraamde kosten van onderhoud door derden; In de planperiode stijgen de netto kosten van C 9,8 min in 2015 naar ê 10,2 min in 2020 (een stijging van 4,5 zó). Deze stijging is 5,9 7o lager dan de stijging overeenkomend met inflatiecorrectie. 0
0
De ontwikkeling van de netto kosten gedurende de planperiode vertoond een vergelijkbaar verloop als bij de vorige MJR. De vorig jaar verminderde formatie met 0,2 fte vanwege het afbouwen van onderhoud IBA's wordt nu weer toegevoegd als gevolg van bestuurlijke besluitvorming. Onderstaand worden per relevante activiteit de verschillen met de vorige meerjarenraming toegelicht.
57
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Reinigen zuiveringstechnische werken De post reinigen zuiveringstechnische werken "onderhoud rwzi" neemt t.o.v. de vorige MJR met gemiddeld ca. 6 90.000 per jaar af. Planmatige uitvoering van het Periodiek Onderhoud en een juiste afstemming van het naar Operations overgehevelde takenpakket reinigen, maken dit mogelijk. CB onderhoud gebouwen/terreinen De kostenramingen voor onderhoud gebouwen/terreinen ligt in grote lijnen op hetzelfde niveau als in de vorige MJR. Onderhoud leidingen Naar aanleiding van een geactualiseerd meerjaren onderhoudsprogramma "onderhoud transportstelsel" is deze begroting, ten opzichte van de vorige MJR, met gemiddeld ca. C 50.000 per jaar naar beneden bijgesteld. E/M Onderhoud: Naar aanleiding van een geactualiseerd meerjaren onderhoudsprogramma "onderhoud drogen", met als uitgangspunt sluiting droger Susteren per 1 juli 2018, is deze begroting in 2018/2019 met in totaal C 360.000 (prijspeil 2014) naar beneden bijgesteld. Het elektrotechnische en werktuigbouwkundig onderhoud van gemalen is eveneens verlaagd met ca. f 130.000 per jaar. Echter voor onderhoud van de rwzi en ontwateringinstallaties is de begroting verhoogd met ca. C 250.000. Externe adviezen en onderzoek Op basis van realisatie "onderhoud rwzi" 2013, is deze begroting ten opzichte van de vorige MJR met ca. C 100.000 naar boven bijgesteld naar ca f 150.000 per jaar IB A-systemen Door een andere systematiek van onderhoud te gaan toepassen kan de (lasten) begroting worden verlaagd met ca C 35.000 per jaar. Verder zullen de contracten met gemeenten betreffende de IBA worden aangepast gericht op het volledig doorberekenen van de gemaakte kosten, rekening houdend met de vergoeding die door eindgebruikers al betaald wordt via de ve-heffing.. Deze aanpassing levert een verhoging van de bijdrage van gemeenten op van ca. C 200.000. Dit geheel resulteert in een neutraal begroting voor beheer en onderhoud van IBA's met in achtneming van de heffingen die door de waterschappen worden geïnd (ca. C 55.000 per jaar).
Personeel I Formatie In 2015 neemt de formatie toe met 0,2 fte als gevolg van het terugdraaien van het besluit tot afbouw van onderhoud en beheer van IBA's. Het sluiten van de slibdroger Susteren leidt tot een structurele verlaging van de formatie met 0,5 fte per 2019 (hiervan reeds 0,25 fte in 2018). Flexibiliteit met betrekking tot formatiebewegingen wordt in stand gehouden door het niet structureel invullen van een deel van de formatieruimte binnen de bestaande toegestane formatie.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.4.4
Risico's Er wordt gewerkt met een budgetgestuurde exploitatiebegroting. Binnen de waterschapswereld zijn we gebonden aan de hiervoor geldende inkoop- en aanbestedingswetgeving en het hiernaar vertaalde inkoop en aanbestedingsbeleid. Teneinde rechtmatig te kunnen inkopen, zijn veel opdrachten aanbestedingsplichtig. Komende periode lopen een aantal contracten af, die opnieuw aanbesteed moeten worden. Onzekerheid over de kosten ten gevolge van deze nieuwe aanbestedingen zijn niet opgenomen in de MJR 2015-2019. Vanwege het voldoen aan rechtmatigheid zal een steeds groter deel van het exploitatiebudget weggeschreven worden naar deze contracten. Het "variabel te besteden deel" van de exploitatie, zal naar verhouding steeds kleiner worden. De begroting zal in de komende jaren steeds nauwkeuriger ingevuld kunnen worden, waardoor het inzicht in onderhoud naar behoefte groter wordt en de afweging tussen budgetgestuurde en behoeftegestuurde begroting aan de orde zal komen. Voor IBA-systemen is in de meerjarenraming uitgegaan van nieuwe contracten met gemeenten die uitgaan van kostenneutraliteit voor WBL. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een deel van de door WBL gemaakte kosten via inwoners rechtstreeks aan de waterschappen betaald wordt, namelijk het deel ter hoogte van de waterschapheffing.
'0 Watorschapsbodrijf Limburg
itñoeíjeronramìng 2016-2020-2024; Begroting 2010
3.5
Programma Human Resource Management, Facilitair, Bestuurs- en Juridische ondersteuning Kosten. Baten en Netto kosten volgens de MJR 2015-2020 * Begroting 2015 HRM Omschrijving (bedragen x ŭ 1.000)
Rekening Begroot 2013 2014 mutat
LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
.;~ . Meerjarenramingì 2018 ' 2016 2017 2018 •HHflļ
2019
2020
608 146 552 91 194 1.590 59 121 250 54 76 6 553 174 1.294
811 191 567 5 120 1.695 68 204 218 36 81 34 603 179 1.422 '
17 7 21 4 15 8 ' 2 46 4 8 3 0 13 5 43 '
794 824 850 902 856 872 198 204 210 216 221 225 588 600 612 624 630 637 1 1 1 1 1 1 105 107 109 111 113 114 1.686 ' 1.736 " 1.782 1.855 ' 1.821 " 1.849 70 71 72 74 75 75 158 161 164 167 169 171 222 217 223 232 239 239 44 44 44 44 44 44 78 79 81 82 83 84 34 35 36 36 37 37 590 602 614 626 632 639 184 188 192 195 197 199 1380 ' 1.397 ' 1.425 ' 1.458 ' 1.477 ' 1.489
78 78 2.963
80 80 3.197
14 14 65
66 66 3.132
67 67 3.201
68 68 3.276
70 70 3.382
71 71 3.368
71 71 3.409
650 16
495
220
715
729
743
758
773
789
666
495
220
715
729
743
758
773
789
2.296
2.702
285
2.417
2.472
2.533
2.624
2.594
2.620
14,0 11,5
14,0
14,0
14,0
14,0
14,0
14,0
14,00
7
UI
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2016
3.5.1
Wat willen we bereiken Doelstelling Evenals voorgaande jaren blijft de oriëntatie van de unit HRM in zijn geheel gericht op ondersteuning van mensen en bedrijfsprocessen met de focus op strategische en operationele aspecten waardoor waarde wordt toegevoegd aan de organisatie. Zorgen voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en 'zin hebben in morgen' blijven belangrijke uitdagingen in deze dynamische perioden. Waar staan we nu In 2013 is de focus gelegd op een verdere fine tuning van interne processen waardoor vraag en aanbod van de dienstverlening naar de operationele units nog beter op elkaar aansluiten. Ook zijn alle HR processen in kaart gebracht en wordt onderzoek gedaan naar verdere optimalisatiemogelijkheden. Een verdere optimalisatieslag van de back office (o.a. HR systemen) van unit HRM heeft plaatsgevonden door middel van implementatie van YOUPP (o.a. digitalisering verlofadministratie, declaratieproces, koppeling salarissysteem aan financieel systeem). De vergrijzing van de organisatie en de technologische ontwikkeling is vanuit een optiek van (strategische) personeelsontwikkeling een toenemend aandachtspunt om de kwaliteit van dienstverlening ook de komende jaren te kunnen waarborgen op het niveau van een High Performance Organisatie (HPO). Centralisering van facilitaire taken bij het taakveld facilitair heeft geleid tot minder verspilling, waardoor kosten zijn bespaard. Uitwerking van het begrip 'good hostmanship' houdt o.a. in dat tijdig rekening wordt gehouden met het groeiscenario van BsGW (denk aan het aanbieden van voldoende huisvestingsmogelijkheden en/of parkeergelegenheid), waardoor de huurinkomsten zijn gestegen. In het kader van de vergrijzing van de organisatie (gemiddelde leeftijd 48,85 jaar) is in maart 2013 een rapport strategische personeelsplanning genaamd "Het waterschapsbedrijf Limburg: stabiel en dynamisch, tussen planbaarheid en wendbaarheid" vastgesteld. In dat kader wordt HR Metrics ingericht met als doel inzicht en sturingsinstrumenten te geven aan het management van het WBL. Daarnaast zijn alle processen binnen de unit HRM inzichtelijk gemaakt om te onderzoeken of er verdere optimalisatieslagen kunnen worden gemaakt. Om beter te kunnen sturen op ontwikkeling en performance is een nieuwe TOP gesprekscyclus ontwikkeld en geïmplementeerd in de organisatie. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de digitale module gesprekscyclus waardoor de informatievoorziening naar medewerkers en managers is verbeterd en het gehele administratieve proces van de TOP gesprekken efficiënter is ingericht. Ter uitwerking van een activerend personeelsbeleid en de duurzame inzetbaarheid van mensen heeft in 2013 een Preventief Medisch Onderzoek plaatsgevonden, waaraan 90 "/o van het personeel heeft deelgenomen. De doelstelling van dit onderzoek was: goed inzicht krijgen in het werkvermogen van medewerkers; vroegtijdig inzicht krijgen in de beïnvloedbare gezondheidsen vitaliteitsaspecten (arbeidsomstandigheden en leefstijl); zorg dragen voor een gezonde, vitale en veilige werkomgeving met optimale werkomstandigheden; streven naar vitale medewerkers door het stimuleren van gezonde leefstijl en bewustwording gericht op duurzame inzetbaarheid van mensen. Uit dit onderzoek is gebleken dat het overgrote deel van de mensen beschikt over een goed tot uitstekend werkvermogen.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024: Begroting 2015
In het kader van het Nieuwe Werken is een nieuwe werktijdenregeling geïmplementeerd waarin de plusen minuren systematiek is verwerkt en de ADV regeling is afgeschaft. Deze nieuwe werktijdenregeling geldt voor iedereen in de organisatie. Uit evaluatie van de werktijdenregeling (waaraan 96*^ van de medewerkers heeft deelgenomen) is gebleken dat de nieuwe werktijdenregeling goed is ontvangen (gemiddelde algemene waardering 7,8). De afhandeling van het frictiefonds in het kader van de overgang van de voormalige laboratorium medewerkers naar Intertek is naar tevredenheid van alle betrokkenen definitief afgerond. Er zijn geen bezwaarschriften ingediend tegen het uitkeringbesluit tot compensatie van het pensioenverlies. Het frictiefonds is in 2013 opgeheven. Daarnaast is - in samenspraak met WRO en WPM - een verdere professionaliseringsslag gemaakt op het gebied van excursies op de rwzi's. Ook is een introductiepakket voor nieuwkomers geactualiseerd en zijn de voorbereidingen gestart voor overdracht van het beheer van het bedrijfswagenpark van de operationele units naar de unit HRM. Waar willen we naar toe De ontwikkeling van de organisatie tot een HPO-organisatie waarbij in toenemende mate samenwerking wordt gezocht met externe partijen (o.a. ontwikkeling afvalwaterketen) staat de komende jaren centraal. De ondersteuning en facilitering van de unit HRM (zowel vanuit het taakveld communicatie, administratieve dienstverlening, facilitaire dienstverlening alsmede HR dienstverlening) is erop gericht om deze organisatie ontwikkeling maximaal te ondersteunen. De ontwikkeling van een HR managementdashboard (HR Metrics) waarin de HR performance van de organisatie is weergegeven en implementatie van een gedegen strategische personeelsplanning dienen hiervoor een belangrijke basis te vormen. Daarnaast zal de unit HRM steeds meer taken met een facilitair karakter (waaronder begrepen het beheer van het bedrijfswagenpark) overnemen van de operationele units. Het streven van de unit HRM blijft gericht op verdergaande verlaging van de netto kosten, dat is gebaseerd op het gedachtegoed van Lean Six Sigma. Werken vanuit een kernformatie met behoud van kwaliteit van dienstverlening staat daarbij centraal.
3.5.2
Wat gaan we doen De aard van de verrichte activiteiten is zodanig dat er geen significant verschil bestaat tussen de activiteiten in de periode van de meerjarenraming versus de activiteiten volgens de Begroting 2015 respectievelijk het jaar 2014. Personeelszaken (HRM) Verdere digitalisering van de HRM back-office waardoor relevante informatie voor management en medewerk(st)ers eenvoudig toegankelijk is en HRM-processen verder worden gestroomlijnd. Aandacht voor perspectief, motivatie, gedrevenheid en 'zin hebben in morgen' zal in toenemende mate op individueel niveau (Persoonlijk Ontwikkelingsperspectief; POP) het onderwerp van gesprek zijn tussen manager en medewerker en speerpunt voor het management en HRM. Vanuit het groeien naar Pure Klasse zullen twee speerpunten in het TOP gesprek centraal staan, namelijk Talent Ontwikkeling en Performance. Talentmanagement en Strategische Personeelsplanning is het antwoord op de mogelijke dreiging van leegloop van sleutelfuncties zodra de economie verder aantrekt waardoor continuïteit in bedrijfsvoering wordt gewaarborgd.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Ook in 2014 zullen wij onze expertise en kwantiteit met name vrijmaken voor ondersteuning op deze items. In samenspraak met de afzonderlijke units zal op basis van het opgestelde strategische personeelsbeleid en de daarmee samenhangende speerpunten de agenda's worden bepaald. Facilitaire Zaken Good hostmanship leidt tot tevreden klanten die graag inspelen op duurzame samenwerking. Gebouw en bedrijfsvoering zijn hierin bepalend. De groeiscenario's van de in- en externe "klanten" die wij huisvesten vragen permanente afstemming en een goed relatiebeheer. Daarnaast vindt er een onderzoek plaats om steeds meer werkzaamheden (met een facilitair karakter) van de operationele units over te dragen naar de unit HRM, waardoor deze operationele units nog meer de focus kunnen leggen op de core business. Externe communicatie Op 11 juni 2012 is door het Dagelijks Bestuur ingestemd met het opstellen van een extern communicatieplan door het WBL dat passend is binnen de externe communicatie van WRO, WPM en WBL. Op 27 juni 2012 is het Algemeen Bestuur hierover geïnformeerd en is de betreffende mededeling voor kennisgeving aangenomen. Inmiddels is de innovatiesalon georganiseerd en is het wenselijk om een communicatieplan MDR uit te werken. Ter verdere uitwerking van het communicatiebeleid en de ontwikkelingen in onze organisatie is het noodzakelijk dat binnen de beschikbare vacatureruimte van de unit HRM in totaal 0,5 fte wordt aangewend voor het aantrekken van een communicatie adviseur.
3.5.3
Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten van de unit HRM wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: Ten opzichte van de begroting 2014 dalen de netto kosten in 2015 met C 0,28 min met name door de hogere huuropbrengsten; In de planperiode stijgen de netto kosten van HRM van ê 2,42 min in 2015 naar C 2,62 min in 2020 (een stijging van 8,4 /)). Deze stijging is 2,0 7o lager dan de stijging overeenkomend met 0
0
inflatiecorrectie. Deze daling treedt met name op door gerealiseerde efficiencywinst door centralisering van facilitaire taken bij de unit HRM en hogere huuropbrengsten. Voor de begroting 2015 is rekening gehouden met de opbrengst van verhuur van kantoorruimte aan externe partijen. De huuropbrengst bedraagt in 2015 naar verwachting in totaal C 0,71 min en neemt de komende jaren ten gevolge van inflatiecorrectie toe C 0,79 min in 2020. Personeel I Formatie Binnen de unit HRM was in 2013 sprake van een vacatureruimte van in totaal 3,35 fte. De bestaande vacature van HR adviseur (1 fte) is per 1 januari 2014 structureel ingevuld. Vanwege toename van werkzaamheden op het gebied van communicatie en facilitaire dienstverlening (centralisering van activiteiten) zal binnen de beschikbare vacatureruimte de formatie voor het taakveld communicatie met 0,5 fte worden uitgebreid en het taakveld facilitair met 1 fte. De resterende beschikbare vacatureruimte ter grootte van 0,85 fte is per 1 mei 2013 structureel vervallen. De totale formatiecapaciteit van de unit HRM is daardoor met ingang van 1 mei 2013 structureel verlaagd van 14,85 fte naar 14,0 fte.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.5.4
Risico's Een belangrijke risicofactor is dat opzegging van het huurcontract door een van de huurders leidt tot lagere huurbaten, waardoor per saldo de netto kosten zullen toenemen. Voor het overige bevat de begroting 2015 enkele kleine potentiële risico's, waardoor de kosten enigszins kunnen toenemen. Het streven is om een mogelijke kostentoename binnen de begroting van de unit HRM op te vangen.
SJ Waterschapsbe-drijf Limhurg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 201S
3.6
Programma Financiën, Planning, Concerncontrol Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2015-2020 + Begroting 2015 Financiën, Planning, Concerncontrol Omschrijving (bedragen x 1 1.000)
Rekening I Begroot 2014 mutatie . 2015 2013
LASTEN Salarissen Sociale lasten Cherige personeelslasten Personeel van derden Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks- en verbruiksgoederen Energie Huren en rechten Verzekeringen Belastingen Onderhoud door derden Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN
Meerjarenraming 2016 2017 2018
1.010 256 1 39
1.069 271 4 26
27 0 0 199
1.096 271 4 225
903 224 4 229
957 238 4 27
1.306
1.369 15 13
225 ' 1 0
1.595 " 1.361 ' 16 16 13 12
1.226 ' 16 10
1
0
6
250 257
5 5'
240 269
1
1
1
245 274
224 252
195 222
2019
985 245 4 28
2020
1.004 250 4 28
1.024 255 4 28
1.262' 1.287 " 1.312 17 17 17 11 11 11 1 199 227'
1
1
201 229
203 231
t
*
1.563
1.638
230
1.869
1.613
1.449
1.489
1.516
1.543
1.563
1.638
230
1.869
1.613
1.449
1.489
1.516
1.543
14,4 13,8
14,4
0,0
14,4
12,4
12,4
12,4
12,4
12,4
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
© Waterscnapsbe-driji Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 2016
3.6.1
Wat willen we bereiken De unit Financiën, Planning, Concerncontrol (FPC) wil meewerken aan het herkennen van het WBL als een betrouwbare, deskundige en vooruitstrevende organisatie, die het belastinggeld van de burgers efficiënt en doelmatig besteedt aan de doelen die aan het WBL worden gesteld en waarbij aantoonbaar wordt voldaan aan geldende wet- en regelgeving. Bij het vervullen van die rol wil de unit FPC bekend staan als een pro actieve, positief ingestelde, deskundige, betrouwbare en standvastige partner, waarop de organisatie kan vertrouwen als baken en mobiel ankerpunt bij het varen van een vooruitstrevende koers. Het takenpakket van de unit bestaat uit: » Het ontwikkelen van financieel beleid en het opstellen van meerjarenraming en begroting. » Het inrichten en voeren van de financiële administratie en het opstellen van de jaarrekening. » Het ontwikkelen van inkoop- en aanbestedingsbeleid en het procedureel faciliteren van de praktische uitvoerbaarheid middels een handboek inkoop- en aanbesteding. » Het opstellen van management- en bestuursrapportages; opstellen van bedrijfsvergelijkingen. « Het doorvoeren van concerncontrol I audits op concernniveau, waarmee getoetst wordt of de uitvoering in de praktijk overeenstemt met het daarvoor geformuleerde beleid en procedures, incl. het aanreiken van eventuele verbetermogelijkheden. « Het ontwikkelen van beleid voor KAM (kwaliteit arbeid milieu), het opzetten van KAM-procedures en het ondersteunen van trajecten tot certificering van bedrijfsactiviteiten. » Het ontwikkelen en implementeren van instrumenten om te komen tot een High Performance Organisatie (best presterend in de branche). De vijf pijlers hiervoor zijn: Kwaliteit management, Kwaliteit medewerkers, Open en actiegericht, Lange termijn denken, Continue verbeteren. Optimalisatie, professionalisering, betrouwbaarheid en innovatief denken zijn daarbij sleutelbegrippen. Waar staan we nu In 2013 is bij de introductie van de nieuwe versie van het financieel systeem een kwaliteitsslag gemaakt met het volgen en beheersen van de vastgestelde mandaatregeling. Op het gebied van kwaliteit, arbo en milieu is de systematiek van de directiebeoordeling verder verbeterd en is gestuurd op het volgbaar en aantoonbaar maken van acties en maatregelen op KAM-gebied. Vanuit het HPO-streven is ingezet op een gestructureerde aansluiting tussen missie/visie/strategie en de activiteiten op operationeel niveau. Dit moet leiden tot jaarplannen en een marap-opzet die aansluit op en ondersteunend is aan de op strategisch niveau geformuleerde doelen. Op inkoopgebied worden stappen gezet gericht op een verdere professionalisering van de inkoop en aanbesteding, met oog voor de eventuele organisatorisch effecten. Ter ondersteuning van dit traject en ter waarborging van de objectiviteit wordt gebruikt gemaakt van externe advisering. Vanuit de behoefte van de diverse units wordt vanaf 2014 - vooralsnog tijdelijk - invulling gegeven aan de functie van businesscontroller. Deze functie richt zich met name op het verbeteren en inzichtelijk maken van de relatie tussen de te leveren resp. geleverde prestaties en de daarmee gemoeide financiën. Middels operational excellence sheets (OPEX) zijn daar inmiddels de eerste instrumenten voor ontwikkeld. In 2013 heeft de unit als onderdeel van een organisatiebreed traject haar eigen identiteit geformuleerd. Dit traject zal in 2014 worden voortgezet middels het afstemmen op de identiteiten van de andere units, gericht op verbinden met en leren van elkaar. Parallel hieraan zijn de werkprocessen beschreven voor het onderdeel financiën; de onderdelen KAM en organisatie-ondersteuning zijn beschreven in 2014. Deze beschrijving is de basis om te onderzoeken of er verdere optimalisatieslagen kunnen worden gemaakt. Dit zijn allemaal stapjes in het traject om te komen tot een 'high performance organisation'.
© w ate fse h a ps b o ti rij f Um b u rg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Ook de rol van KAM is aan verandering onderhevig. Een meer ondersteunende, sparrende en toetsende rol en minder in de uitvoering. Dit is tot uiting gekomen bij onder andere het in samenwerking met Operations opzetten van werkplekinspecties/oog-rondes en begeleiden van het opstellen en opvolgen van het plan van aanpak naar aanleiding van de certificeringsaudits. Waar willen we naar toe De organisatie is voortdurend in beweging en oriënteert zich steeds opnieuw met betrekking tot haar eigen positie in relatie tot de veranderende omgeving. Dit vereist een hoge mate van professionaliteit en flexibiliteit van de unit FPC. De unit FPC wil hieraan invulling geven door: » aandacht voor en versterken van de professionaliteit van de unit, o.a. op basis van het advies tot verdere professionalisering van de inkooporganisatie; » versterken van de rol als onafhankelijke sparringpartner voor de units o.a. door het positioneren van een onafhankelijke businesscontroller; » verbetering van de toegankelijkheid (verzamelen+structureren+aanbieden) en daardoor van het gebruik van informatie zoals regelgeving, procedures, rapportages, verantwoordingen; » de uitbouw van de functie concerncontrol waarbij middels audits een vinger aan de pols wordt gehouden en samen met de geauditeerden verbeterideeën worden geïnitieerd; voortdurend streven naar optimalisatie van de verhouding tussen rechtmatigheid en doelmatigheid ten aanzien van de ontwikkelde procedures.
3.6.2
Wat gaan we doen Het streven naar een structureerde aansluiting vanuit missie/visie naar operationele activiteiten vertaald zich naar daarvan afgeleide prestatiedoelen en prestatie-indicatoren, een jaarplansystematiek en een aangepaste marap-opzet. Vanuit kwaliteit, arbo en milieu wordt gestuurd op verbeteren van het inzicht in de situatie ter plaatse en de controleerbare opvolging van actiepunten, onder anderen door het introduceren van dynamische locatiegebonden risico-inventarisaties waarbij risico's en actiepunten aan elkaar gekoppeld worden. De op organisatieniveau vastgestelde administratief organisatorische procedures worden periodiek geëvalueerd, ondersteund door daartoe uitgevoerde audits. De functie van businesscontroller wordt verder vormgegeven waarbij naast de relatie tussen prestatie en financiën ook de focus wordt gelegd op het verbeteren van de sturing van de operationele processen. Daartoe is van belang om de benodigde sturingsinformatie gestructureerd te registreren en de onderlinge relaties expliciet te maken. De functie van businesscontroller wordt vooralsnog op tijdelijke basis ingevuld met het voornemen om bij een structurele behoefte deze functie ook structureel te gaan invullen. Op basis van het advies tot verdere professionalisering van inkoop- en aanbesteding wordt een traject gestart (projectmatig) om de overgang naar een meer gecentraliseerde inkooporganisatie te realiseren.
3.6.3
Wat gaat het kosten Netto kosten De ontwikkeling van de netto kosten wordt enerzijds vergeleken met de begroting van het voorafgaande jaar en anderzijds wordt gekeken naar de ontwikkeling in de planperiode: » ten opzichte van de begroting 2014 stijgen de netto kosten in 2015 met C 0,23 min. Deze tijdelijke toename is het gevolg van de introductie van de functie van businesscontroller;
67
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
»
in de planperiode dalen de netto kosten van FPC van ê 1,87 min in 2015 naar C 1,54 min in 2020 (een daling met 18,S /)). Vanaf 2016 dalen zowel de kosten als de formatie (met 2 fte) doordat de tijdelijk aan de unit FPC toegevoegde fte's weer worden teruggeplaatst naar de unit Operations; dit overeenkomstig de hieromtrent gemaakte afspraak. 0
Personeel I Formatie Als gevolg van interne formatief neutrale verschuivingen is de unit voor een periode van drie jaar uitgebreid met 2 fte, bestaande uit de functies programmamanager duurzaam verbeteren en de functie programmamanager MDR/afvalwaterketen. Per 2016 gaan 2 fte weer terug naar de unit Operations. Vanaf 2016 bedraagt de formatie 12,4 fte.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2016-2020-2024; Begroting 201S
3.7
Kapitaallasten Kosten. Baten en Netto kosten volgens de MJR 2015-2020 + Begroting 2015 Kapitaallasten Omschrijving
Rekening Begroot 2013 2014 mutatie (bedragen x i. 1.000)
LASTEN Getransporteerd afvalwater Rentelasten Afschrijving Gezuiverd afvalwater Rentelasten Afschrijving Verwerkt slib Rentelasten Afschrijving Financ.beleid, financ.administratie Rentelasten Afschrijving Human Resource Management Rentelasten Afschrijving Huisvesting * Interne faciliteiten Rentelasten Afschrijving Automatisering Rentelasten Afschrijving Kwaliteit-Arbo-Milieuzorg Rentelasten Afschrijving Overig ondersteunend Rentelasten Bouwrente Afschrijving totaal rentelasten totaal afschrijvingen TOTAAL LASTEN BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde lasten: bouwrente TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN
Meerjarenraming 2016 2017 2018
2019
2020
WĚÈÊĚÈÈĚĚĚÊm
1.982 5.325
2.018 5.604
85 19
5.313 12.182
5.134 12.385
-115 106
935 3.078
819 3.483
9 -243
828 3.240
776 3.327
3 47
2 18
0 14
2 32
1 32
4 22
3 22
-1 0
2 22
1 22
0 22
283 857
255 795
-20 -16
235 779
204 773
40 388
69 339
-56 -16
13 323
82 120
185 8.745 21.899 30.644 '
350 19 8.650 22.666 31.316
89
80
80
80
80
80
80
80
185 274
350 430
350 430
350 430
350 430
350 430
350 430
350 430
30.370
30.886
-269
"
-9 -368 -145 -513
-513
2.103 5.623
2.183 7.093
2.091 5.123
2.101 5.151
1.999 4.969
2.106 4.757
5.019 5.461 5.128 5.758 6.856 6.807 12.491 13.001 12.946 13.014 13.552 13.758 672 3.333
630 2.410
556 3.259
460 2.264
170 746
148 564
149 555
151 558
141 820
123 779
97 779
58 779
-269 -269 -269 -269 -270 -270 350 350 350 350 350 350 10 10 10 10 10 0 8.282 8.790 8.284 8.841 9.737 9.663 22.520 24.379 23.001 21.928 23.124 22.117 30.802 33.170 31.284 30.769 32.862 31.780
30.372 32.740 30.854 30.339 32.432 31.350
© Waterschapstoednif i Moariarotirammo 2015-2020 2024
Hirotmg 2í.n b
Vergelijking ontwikkeling kapitaallasten met ontwikkeling volgens vorige MJR Ten opzichte van de vorige Meerjarenraming (zie bijlage 8 voor de vorige MJR) blijken de kapitaallasten over de planperiode tot 2023 te zijn gedaald (zie onderstaande grafiek). De daling in het jaar 2015 wordt grotendeels veroorzaakt door het opschuiven van de realisatie van middentrein rwzi Simpelveld (start exploitatie 2014 wordt 2015) en van de voortrein rwzi Roermond (start exploitatie 2014 wordt 2016); de piek in de kapitaallasten schuift daardoor op van 2015 naar 2016. De toename in 2019 is het gevolg van amoveren van slibdroger Susteren; deze investering wordt in 2019 volledig afgeschreven. De daling van de kapitaallasten in 2020 en opvolgende jaren is het gevolg van het feit dat het investeringsvolume in de vergelijkbare periode (tot 2023) cumulatief gezien ê 12,4 min lager is dan vorige meerjarenraming. Dit wordt veroorzaakt doordat enerzijds de lagere uitgave in 2013 niet wordt ingehaald in de nieuwe planperiode en anderzijds doordat het investeringsvolume over de periode van de vorige MJR (20142023) in totaliteit met C 3,4 min is afgenomen (gemiddeld ê 0,34 min per jaar). Zie onderstaande tabel voor het verloop van de investeringsuitgaven. Ten opzichte van begrotingsjaar 2014 dalen de kapitaallasten in het jaar 2015 met ê 0,51 min door zowel lagere rentelasten (C 0,37 min) als lagere afschrijvingen (C 0,14 min) als gevolg van de lagere investeringsuitgaven in 2013. In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling volgens de huidige MJR vergeleken met de ontwikkeling volgens de vorige MJR. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling van de kapitaallasten is gedaald ten opzichte van de vorige MJR. Verloop van de kapitaallasten MJR 2014-2018
MJR 2015-2020
35.000 34.000 33.000 32.000 31.000 30.000 29.000 28.000 27.000
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Zie ook de paragraaf 2.2.2.2 vooreen nadere toelichting.
'70
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; -Begroting 2015
Ontwikkeling kapitaallasten binnen de planperiode 2015-2020-2024 De » * De
kapitaallasten worden bepaald door twee zaken: de investeringen in het verleden en de daaraan verbonden vrijval van kapitaallasten; de nieuwe investeringen zoals geraamd voor de jaren van de planperiode. kapitaallasten volgend uit de investeringen uit het verleden zijn nauwelijks te beïnvloeden.
De ontwikkeling van de kapitaallasten naar deze twee invalshoeken is onderstaand weergegeven: Moorjarigo ontwikkeling kapitaallasten kapitaallasten investeringen t/m 2012 vrijral kapitaallasten 2013-2020 (cumulatief) subtotaal
Jrok 2011 33.138 33.138
kapitaallasten nieuwe investeringen 2015-2020 Totaal kapitaallasten 2011-2020 mutatie t.o.v. 2011
33.138
Jrek Boqroot Boqroot Begroot Beg mot Begroot Begroot Bogroot Begroot 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 31.528 31.528 31.528 31.528 31.528 31.528 31.528 31.528 31.528 -924 -213 -3.747 -5.882 -8.179 -10.608 -12.763 -14.119 31.528 30.604 31.315 27.781 25.646 23.349 20.920 18.765 17.409 0
0
0
3.021
7.524
7.935
9.849
14.097
14.371
31.528 -1.610
30.604 -2.534
31.315 -1.823
30.802 -2.336
33.170 32
31.284 -1.854
30.769 -2.369
32.862 -276
31.780 -1.358
De ontwikkeling van de kapitaallasten is daarnaast in het perspectief geplaatst van de ontwikkeling ten opzichte van 2011, hetgeen onderstaand grafisch is weergegeven. Uit onderstaande grafiek blijkt dat de ontwikkeling van de kapitaallasten zich stabiliseert.
netto rentelasten
* afschrijvingen
' netto kapitaallasten
35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024
Onderstaand volgt een toelichting op de ontwikkeling van de kapitaallasten per activiteit. Getransporteerd afvalwater « Investeringen: o in het MIP 2015-2020 zijn C 38,1 min aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. aanpassen afstroomgebied Maasbracht en Stein, transportleiding Heerlen-Hoensbroek, transportsysteem westelijke mijnstreek). * Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen van 2014 naar 2015 met C 0,10 min tot C 7,7 min In de planperiode dalen de kapitaallasten van C 7,6 min in 2014 tot ë 6,9 min in 2020 doordat de kapitaallasten van nieuwe investeringen lager zijn dan de vrijval van oude investeringen
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Gezuiverd afvalwater » Investeringen: o in het MIP 2015-2020 zijn C 86,7 min aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. MD R Simpelveld; clustering rwzi's Heerlen-Hoensbroek incl. KRW; renovatie en KRW rwzi's Weert, Susteren, Roermond, Rimburg, Wijlre; procesautomatiserìng WAUTER, nutriëntenterugwinning Venlo en Susteren, KRW-maatregelen Venray). » Kapitaallasten: o de kapitaallasten van 2014 naar 2015 blijven gelijk op 6 17,5 min . In de planperiode stijgen de kapitaallasten van ë 17,5 min in 2014 naar C 20,6 min in 2020 doordat de kapitaallasten van nieuwe investeringen groter zijn dan de vrijval van oude investeringen. Verwerkt slib » Investeringen: o in het MIP 2015-2020 zijn ê 6,8 min aan investeringen gepland voor deze activiteit (o.a. MD R slibindikking Rimburg/kaffeberg, revisie slibverwerking Bosscherveld, vernieuwen slibontwatering Hoensbroek). » Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van 2014 naar 2015 met ë 0,2 min. In de planperiode dalen de kapitaallasten van 4,3 min in 2014 naar C 2,7 min in 2020. Financieel beleid, financiële administratie » Investeringen: o in het MIP 2015-2020 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. » Kapitaallasten: o de kapitaallasten stijgen met ē 0,01 tot C 0,03 in 2015 doordat in 2013 een upgrade van het financiële pakket heeft plaatsgevonden. Huisvesting * interne faciliteiten: » Investeringen: o in het MIP 2015-2020 zijn C 1,8 min investeringen voor groot onderhoud gepland. » Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van C 1,05 min in 2014 naar C 1,01 min in 2015 . D e daling van de kapitaallasten is het gevolg van de reguliere afschrijvingen. o in de planperiode dalen de kapitaallasten van C 1,05 min. in 2014 naar f 0,7 min in 2020. D e daling van de kapitaallasten is terug te voeren op de vermindering van de boekwaarde van investeringen in het kantoorgebouw (omvorming van het laboratorium tot kantoorruimte, aanleg koelplafonds, luchtbrug 2e etage). Automatisering: » Investeringen: o in het MIP 2015-2020 is in het jaar 2016 ê 1,6 min. opgenomen voor noodzakelijke vervanging van de volledige IT-infrastructuur. In 2013 wordt onderzocht in hoeverre de infrastructuur zoals deze nu is opgezet voldoende toekomstvast is. D aarin wordt meegenomen de vraag zelf doen of uitbesteden; »
Kapitaallasten: o de kapitaallasten dalen van C 0,4 min in 2014 naar C 0,3 min in 2015. o In de planperiode stijgen de kapitaallasten van C 0,4 min in 2014 naar C 0,96 min. in 2017 om vervolgens te dalen tot C 0,84 min in 2020.
72
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
o
In 2014 is de volledige IT infrastructuur afgeschreven. Dat leidt tot een verlaging van de kapitaallasten. De investeringen van C 2,0 min in 2014 en C 1,6 min in 2015 leiden tot hogere kapitaalslasten in de jaren 2017 t/m 2020.
Kwaliteit, Arbeid en Milieuzorg « Investeringen: o in het bijgevoegde MIP 2014-2018 zijn geen investeringen gepland voor deze activiteit. « Kapitaallasten: o de kapitaallasten zijn vanaf 2013 C 0,-. doordat de eerder verrichte investeringen dan volledig zijn afgeschreven.
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.8
Programma Bestuur, Directie en Bovenformatief
3.8.1
Positionering Het Dagelijks Bestuur van het WBL bestaat uit 6 onbezoldigde bestuursleden waarvan er 3 worden afgevaardigd door het waterschap Roer en Overmaas en eveneens 3 worden afgevaardigd door het waterschap Peel en Maasvallei. Het Algemeen Bestuur bestaat uit de leden van het Dagelijks Bestuur aangevuld met 8 leden uit de algemeen besturen van de waterschappen WRO en WPM (per waterschap 4 leden). De Directeur van het Waterschapsbedrijf is belast met de dagelijkse aansturing.
3.8.2
Wat gaat het kosten De uitgaven in het meerjarenperspectief en voor de Begroting 2015 voor Directie en Bestuur zijn alleen gecorrigeerd voor de inflatie. Verder zijn er geen wijzigingen. Directie De post overige diensten door derden wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de personeelsvereniging, de ondernemingsraad en de vereniging van oud-personeelsleden. Daarnaast is er extra ruimte in deze post opgenomen om in crisissituaties slagvaardig zonder veel procedurele voorbereiding te kunnen optreden. Onvoorzien: In de onderhavige MJR 2015-2020 en Begroting 2015 is het budget onvoorzien centraal geraamd bij de directie en wordt bij de andere units geen budget onvoorzien geraamd. De hoogte van de post onvoorzien is in de planperiode gesteld op het beleidsmatig uitgangspunt van 0,4 7o van het begrotingstotaal, voor het jaar 2015 overeenkomend met ë 287.000,-. o
Bestuur De uitgaven door het Bestuur behelzen drie posten: » De uitgaven voor uitkeringen voor voormalige bestuursleden van het voormalige Zuiveringschap Limburg die zijn begroot conform afspraken uit het verleden, huidige bestuursleden krijgen geen vergoeding. » Uitgaven voor overige gebruiksgoederen, dit is een soort verzamelpost voor vele kleine kosten m.n. vergaderkosten, voorbereiding activiteiten, etc. » Diensten door derden ten behoeve van, indien nodig, externe adviseurs.
0 Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201520202024; Begrotímļ 2015
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 20152020 * Begroting 2015 Directie Omschrijving
Meerjarenraming 2016 2017 2018
Rekening Begroot 2013 2014 mutatie (bedragen x í 1.000)
2019
2020
äËiślÊ
LASTEN Salarissen Sociale lasten Overige personeelslasten Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL LASTEN
13 195 209
126 29 58 213 21 38 215 274
10 0 1 12 0 1 5 6
136 29 59 225 21 39 220 280
140 30 61 231 22 39 224 285
144 31 62 237 22 40 229 291
148 32 63 243 23 41 233 297
151 33 64 248 23 41 235 300
154 33 64 252 23 42 238 303
414
282 282 769
5 5 22
287 287 791
289 289 805
292 292 819
292 292 832
292 292 839
298 298 853
NETTO KOSTEN
414
769
22
791
805
819
832
839
853
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
1,0 1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
1,00
133 28 43 205
TOTAAL BATEN
Bestuur Omschrijving (bedragen x C 1.000)
Rekening Begroot 2013 2014 mutatie
LASTEN Voormalig personeel en bestuur Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige gebruiks en verbruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden TOTAAL LASTEN
Meerjarenraming 2016 2017 2018
2019
2020
26 26
57 57 '
13 13
44 44 '
45 45
47 47 '
48 48 '
49 49 '
50 50
9 56 65
4 15 19
0 16 16
4 31 35
4 32 36
4 32 37
4 33 38
5 33 38 '
5 34 38
19 19 109
77
4
80
82
84
86
87
89
109
77
4
80
82
84
86
87
89
W
r
ľ
r
TOTAAL BATEN NETTO KOSTEN PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
3.8.3
Bovenformatief
3.8.3.1 Wat willen we bereiken De organisatorische ontwikkelingen sedert de oprichting van het Waterschapsbedrijf hebben het nut en de benodigde flexibiliteit aangetoond van een afzonderlijk budget voor bovenformatief. Ook nu staat het WBL voor tal van uitdagingen met nog onbekende gevolgen voor de organisatorische ontwikkelingen. In dat licht bezien is het wenselijk en realistisch om het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven. 3.8.3.2 Wat gaat het kosten Overeenkomstig de vorige MJR wordt voor de planperiode een omvang van 3 fte geraamd. Gelet op de nog te verwachten ontwikkelingen en het scherper gevoerde personeelsbeleid met betrekking tot functioneringsdiscrepanties is het realistisch het budget voor medewerkers met een, veelal tijdelijke, bovenformatieve status te handhaven.
K o s t e n , B a t e n e n N e t t o k o s t e n v o l g e n s d e M J R 2015-2020 * B e g r o t i n g 2015 Boveniornuitir'f Omschrijving (bedragen x C 1.000) LASTEN Salarissen Sociale lasten Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen Overige diensten door derden Totaal goederen en diensten van derden TOTAAL LASTEN BATEN Personeelsbaten TOTAAL BATEN
Rekening Begroot 2013 2014 mutatie
2015
Meerjarenraming 2016 2017 2018
2019
2020
85 21 106
130 37 167
4 1 5
134 38 172 '
138 39 177
142 40 182
146 41 188
149 42 192
152 43 195
106
2 2 169
0 0 5
2 2 174
2 2 179
2 2 184
2 2 190
2 2 194
2 2 198
5
174
179
184
190
194
198
3,0
3,0
3,0
3,0
3,0
3,00
r
1 1
NETTO KOSTEN
105
169
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's) waarvan structureel bezet per ultimo
3,0 2,0
3,0
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
77
0 Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Uitgaven Meerjarenraming naar BBP-opzet MJR: Netto-kosten Exploitatie-uitgaven naar BBP-opzet
MJR/ Begroting (Bedragen * 1000 euro ) 2014
NETTO - KOSTEN Exploitatie-uitgaven
1 11
Planvorming Bgen plannen
2 21 22 23
Zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalwater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
4 41 42 43
MJR 2015
MJR 2016
MJR 2017
MJR 2018
MJR 2019
MJR 2020
258 258
248 248
167 167
177 177
172 172
171 171
170 170
67.497 12.356 37.523 17.618
67.878 12.755 37.988 17.135
71.267 14.565 39.827 16.875
69.851 12.820 39.863 17.168
70.844 12.999 41.184 16.661
72.920 12.749 43.024 17.147
72.455 12.840 43.445 16.170
Beheersing van lozingen WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
83 35 0 48
109 45 0 64
110 46
116 48
112 47
112 47
112 47
64
68
65
65
65
6 61 62
Bestuur en externe communicatie Bestuur Externe communicatie
495 495 0
520 520 0
525 525 0
536 536 0
544 544 0
551 551 0
560 560 0
81 8101
Dekkingsmiddelen Onvoorzien
282 282
287 287
289 289
292 292
292 292
292 292
298 298
68.615
69.042
72.358
70.972
71.964
74.046
73.595
68.615
69.042
72.358
70.972
71.964
74.046
73.595
0
0
0
0
0
0
0
TOTAAL Netto - kosten Bijdrage van de Waterschappen Exploitatie-resultaat
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 201520202024; Begroting 2018
4.2
MJR: Nettouitgaven Investeringen naar BBPopzet
(bedragen x 1.000 euro)
MIP MIP MIP MIP MIP MIP MIP MIP MIP MİP MIP TOTAAL 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2014 t/m 2024
2 Zuiveringstechnische werken
23.661 23.578 17.573 25.137 33.650 13.234 16.809 21.072 21.524 22.500 22.500 241.238
NETTO UITGAVEN Investeringen
21 Getransporteerd afvalwater 22 Gezuiverd afvalwater
5.401 5.140 5.520 5.185 4.320 2.576 6.660 5.629 5.850 5.400 5.400 0 250
826
0 0 0 0 0 829 1.811 1.856 2.025 2.025
400
400
750
220
0
0
0
0
5.454
800
400
200
0
0
0
0
0
0
4.000
0
Û
200
750
220
0
0
0
0
1.454
23 Verwerkt slib
0 0 975 350 1.100 2.550 1.156 1.592
9 Ondersteunend
1.269 1.615
800
Automatisering
1.000 1.600
- matvan Pro cesauto matisering (Wauter)
Huisvesting * interne faciliteiten
TOTAAL Netto uitgaven
57.082
17.160 15.888 10.897 18.360 29.080 9.832 9.320 13.631 13.818 15.075 15.075 168.137
269
15
0
1.325 16.019
24.930 25.193 18.373 25.537 34.050 13.984 17.029 21.072 21.524 22.500 22.500 246.692 Gemiddelde 20142024 22.427
Bovenstaand overzicht is ontleend aan het parallel aan deze MJR opgestelde MIP 201520202024. Het investeringsprogramma is gebaseerd op een uitgewerkte opstelling naar projecten. D eze opstelling is indicatief in die zin dat wordt aangegeven welke projecten in welk jaar tot investeringsuitgaven zullen leiden en tot welke geraamde bedragen. D eze opstelling laat onverlet dat het jaarlijkse uitgavenniveau is gemaximeerd tot het bestuurlijk aangegeven maximum (zie ook paragraaf 2.2.2.1). Het voor het jaar 2015 geraamde uitgavenniveau op investeringsprojecten bedraagt ë 25,2 min.
79
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
5
De Begroting 2015 (naar kostendragers * naar kostensoorten)
5.1
De Begroting 2015 naar kostendragers Onderstaand wordt een overzicht getoond van de bruto kosten en van de netto kosten naar beleidsvelden en beleidsproducten. Hierbij is per regel aangegeven welk deel van de netto kosten wordt toegerekend aan de kostendrager zuiveringsbeheer resp. watersysteem. Baten WBL
Bruto kosten
B e g r o t i n g 2015
Netto kosten
(Bedragen * 1000 euro ) 1 11
Planvorming Bgen plannen
2 21 22 23
Zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalw ater Gezuiverd afvalwater Verw erkt slib
4 41 42 43
Aandeel Zuiverings-
Aandeel Water-
beheer
systeem
248 248
0
248 248
248 248
0
69.158 13.284 38.425 17.449
1.280 529 437 314
67.878 12.755 37.988 17.135
67.878 12.755 37.988 17.135
0
Beheersing van lozingen VWO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
109 45
0
109 45 0 64
109 45 0 64
0
6 61 62
Bestuur en externe communicatie Bestuur Externe communicatie
600 600
80 80
520 520 0
520 520 0
0
81 8101
Dekkingsmiddelen Onvoorzien
287 287
0
287 287
287 287
0
0 01
Geactiveerde lasten Geactiv. lasten bouwprojecten
1.812 1.812
1.812 1.812
0 0
0 0
0
715
715
0
72.929
3.887
69.042
69.042
0
Door baten gecompenseerde kosten van
Totaal
64
Bijdrage Waterschappen
69.042
Exploitatie-saldo 2015
0
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
Naast de uitsplitsing van de begroting naar het aandeel dat betrekking heeft op de Zuiveringsheffing resp. op de Watersysteem heffing (zie vorige pagina), is een vergelijking van de netto-kosten relevant. Deze vergelijkende opstelling wordt onderstaand gepresenteerd. Vergelijking van de NETTO - KOSTEN
Rekening Begroting Begroting 2014 2015 2013
(Bedragen * 1000 euro ) 1 11
Planvorming Bgen plannen
2 21 22 23
Bouw 1 exploitatie zuiveringstechnische werken Getransporteerd afvalw ater Gezuiverd afvalwater Verwerkt slib
4 41 42 43
311 311
258 258
248 248
65.293 12.542 35.891 16.860
67.497 12.356 37.523 17.618
67.878 12.755 37.988 17.135
Beheersing van lozingen WVO-vergunningen en meldingen Handhaving WVO Rioleringsplannen en subsidies lozingen
112 47 0 65
83 35 0 48
109 45 0 64
6 61 62
Bestuur en externe communicatie Bestuur Externe communicatie
471 454 17
495 495 0
520 520 0
81 8101
Dekkingsmiddelen Onvoorzien
0 0
282 282
287 287
91 9115
Laboratoriumwerk voor WRO 1 WPM Kostenaandeel voor LAB-werkzaamheden
267 267
0 0
0 0
Totaal Netto - kosten
66.454
68.615
69.042
Bijdrage van de Waterschappen
66.440
68.615
69.042
-14
0
0
Exploitatie-resultaat
© WatorscIiHpŵodrijf Limburg Meerjarenraming 2016- 2020-2024; Begroting 201S
5.2
De Begroting 2015 * MJR naar kosten- en opbrengstsoorten
5.2.1
De Begroting 2015 h- MJR naar kostensoorten Het presenteren van de Begroting naar K osten- en Opbrengstsoorten, gebaseerd op de BBVWrichtlijnen, is een comptabele verplichting. Onderstaand wordt de begroting naar kostensoorten weergegeven (x 6 1.000). Voor de begroting naar opbrengstsoorten, zie de opvolgende paragraaf Totaal WBL Omschrijving
(bedragen x e 1.000)
Rekening Begroot Baţruot Meerjarenraming. 2013 2014 mutatie 2016 2017 2018
41 Rente en afschrijvingen 30.644 4101 Externe rentelasten 8.656 4102 Interne rentelasten 89 4103 Afschrijvingen van activa 21899 4104 Afschrijvingen van boekverliezen 42 Personeelslasten 12.009 4201 Salarissen huidig personeel en bestuurders 7.803 4202 Sociale premies 1.968 4203 Rechtsfreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur 4204 Overige personeelslasten 621 4205 Personeel van derden 1.398 4206 Uilkeringen voormalig personeel en bestuurders 220 43 Goederen en diensten van derden 27.607 4301 Duurzame gebruiksgoederen 282 4302 Overige gebruiksgoederen en verbruiksgoederen 3.017 4303 Energie 8.252 4304 Huren en rechten 143 4306 Pachten en erfpachten 4307 Verzekeringen 114 4308 Belastingen 643 4309 Onderhoud door derden 8.216 4310 Overige diensten door derden 6.940 44 Bijdragen aan derden 59 4401 Bijdragen aan bedrijven 4402 Bijdragen aan overheden 59 4403 Bijdragen aan overigen 45 Toevoegingen aan voorzieningen 78 4501 Toevoegingen aan voorzieningen 78 4502 Onvoorzien Totaal Bruto Kosten Totaal middelen Exploitatie-saldo
31.316 8.650
2019
2020
22.666
-513 30.802 33.170 31.284 30.769 32.862 31.780 -448 8.202 8.710 8.204 8.761 9.657 9.583 80 80 80 80 80 80 80 -146 22.520 24.379 23.001 21.928 23.124 22.117
12.233 8.808 1.672 548 657 370 177 27.942 319 3.245 7.861 127
707 12.940 12.800 12.843 68 8.876 9.046 9.227 8 1.680 1.713 1.746 -16 532 546 556 23 681 694 708 651 1.022 648 450 -28 149 153 156 736 28.677 29.819 30.329 7 326 332 339 -147 3.098 4.223 4.317 115 7.976 7.497 7.532 3 130 132 134
13.155 9.459 1.785 568 722 460 160 31.569 346 4.718 6.964 135
13.252 9.513 1.807 575 729 465 162 31.507 349 4.776 6.230 136
13.497 9.696 1.843 586 737 471 164 31.949 353 4.824 6.232 137
126 752 8.945 6.568 152
14 16 -335 1.062 3
152
3
156
159
162
165
167
168
362 80 282
-8 -14 5
353 66 287
356 67 289
360 68 292
361 70 292
362 71 292
369 71 298
70.398 72.004 70.384 72.004 -14 0
140 143 145 148 150 151 768 783 799 815 823 831 8.610 9.130 9.405 9.248 8.933 9.217 7.630 7.580 7.658 9.195 10.109 10.203 156 159 162 165 167 168
924 72.929 76.303 74.978 76.019 78.151 77.763 924 72.929 76.304 74.978 76.019 78.150 77.764 0 0 0 0 0 0 0
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
5.2.2 D e Begroting 2015 4- MJR naar opbrengstsoorten Overeenkomstig de comptabele verplichting, worden onderstaand de baten volgens begroting naar opbrengstsoorten weergegeven (x C 1.000). Totaal WBL
Rekening Begroot 2013 2014 mutatie
Omschrijving
Meerjarenraming 2Ū15| 2016 2017 2018
2019
2020
(bedragen x 6 1.000) 81 Financiële baten 8101 Externe rentebaten 8102 Interne rentebaten 8103 Dividenden en bonusuítkeringen 82 Personeelsbaten 8201 Baten ivm salarissen en sociale lasten 8202 Uitlening van personeel 83 Goederen en diensten aan derden 8301 Verkoop van grond 8302 Verkoop van duurzame goederen 8303 Verkoop van overige goederen 8304 Opbrengst uit grond en water 8305 Huuropbrengst uit overige eigendommen 8306 Diensten voor derden 84 Bijdragen van derden 8401 Bijdragen van overheden 8402 Bijdragen van overigen 86 Interne verrekeningen 8601 Onttrekkingen aan voorzieningen 8603 Geactiveerde lasten Totaal opbrenqsten WBL Bijdraqe Waterschappen Totaal Middelen
115
80
80
80
80
80
80
80
89 26 1
80
80
80
80
80
80
80
53
-53
1 1.747
53 1.398
-53 530
1.928 1.958 1.989 2.007
2.026
2.058
31 53 607 1.056 63 47 16 2.019 42 1.976
30 37 495 836
2 -5 220 314 66 66
32 32 715 1.150 66 66
32 32 729 1.166 66 66
5 32 773 1.215 66 66
5 32 789 1.233 66 66
1.859
-47
1.812
1.841 1.871 1.901 1.933
1.964
1.859
-47
1.812
1.841 1.871 1.901 1.933
1.964
3.944 3.390 66.440 68.615 70.384 72.004
32 32 743 1.182 66 66
18 32 758 1.198 66 66
497 3.886 3.946 4.006 4.055 4.104 4.169 428 69.042 72.358 70.972 71.964 74.046 73.595 924 72.929 76.304 74.978 76.019 78.150 77.764
© Waterschapsbedrijf Limburg Meerjarenraming 2015-2020-2024; Begroting 2015
5.3
Verdeling van de Begroting 2015 naar de bijdrage van de waterschappen De aan het Waterschapsbedrijf Limburg opgedragen taken worden gefinancierd door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling (Waterschap Roer en Overmaas, Waterschap Peel en Maasvallei). Vertrekpunt hiervoor vormt de vastgestelde begroting voor het WBL (kostendrager zuiveringsbeheer); zie hiervoor paragraaf 5.1. De door elk afzonderlijk waterschap te betalen bijdrage wordt vervolgens bepaald overeenkomstig de tussen de waterschappen afgesproken verdeelsleutels: « het aandeel voor de kostendrager zuiveringsbeheer op basis van het aantal vervuilingeenheden per waterschapsgebied voor ongezuiverde lozingen; Van de aldus bepaalde bijdrage per waterschap wordt door het betreffende all-in waterschap per maand een betaling verricht aan het WBL, ter grootte van de jaarbijdrage gedeeld door 12. Omdat de prognose van het aantal vervuilingeenheden pas in de 2 helft van het jaar wordt vastgesteld door de waterschappen, kan op dit moment nog geen (definitieve) berekening worden gemaakt van het aandeel per waterschap. Er wordt derhalve op dit moment volstaan met het aangeven van de ontwikkeling van de kosten van het WBL én de bijdrage van de waterschappen op totaalniveau. e
W A T E R S C H A P S B E D R I J F L
I
M
B
U
R
G
B i j l a g e n M J R
2 0 1 5 - 2 0 2 0
e n
B e g r o t i n g
2 0 1 5 :
1.
Rekenuitgangspunten MJR 2015-2020 en Begroting 2015
2.
Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk
3.
Staat van vaste schulden
4.
Staat van reserves en voorzieningen
5.
Berekening van het rente-omslagpercentage
6.
Staat van personeelslasten
7.
Kostenverdeelstaat met toelichting
8.
Meerjarenraming 2 0 1 4 - 2 0 1 8
Rekenuitgangspunten 2015
Uitgangspunten t.a.v. de Begroting 20151 de MJR 2015-2019-2024 De algemene ontwikkelingen en uitgangspunten zijn door de drie betrokken organisaties in onderling overleg bepaald en kunnen worden gesplitst in intern en extern bepaalde factoren. 1.
De algemene reserve: zie onderstaand overzicht Algemene reserve per 1-1-2014 Nog te bestemmen rekeningresultaat 2013
+ 2.700.000 14.000 + 14.000 4- 2.700.000
Bijdrage van waterschappen WPM en WRO Totaal
Voor het jaar 2015 wordt uitgegaan van een geprognosticeerd resultaat van C 0. Dat geldt eveneens voor de volgende jaren in de planperiode..
2.
De afschrijvingsmethodiek: voor nieuwe investeringen worden de navolgende afschrijvingstermijnen gehanteerd. Omschrijving
Afschrijvings termijn
Civlelbouwkundíge werken Electro-mechanische werken Waterstaatkundige werken
25 jaar 15 jaar 30 jaar
Gebouwen (bedrijfsgebouwen en woonruimten) Automatisering
30 jaar 5 jaar 10 jaar f 5 jaar < 10 jaar
Inventaris Immateriële activa Tractiemiddelen
Op grond, waarop installaties of gebouwen zijn gesitueerd, wordt niet afgeschreven.
3.
Inflatie Voor 2014 en 2015 verwacht het Centraal Planbureau een stijging van de consumentenprijsindex met jaarlijks 1,5 7o (Centraal Economisch Plan, maart 2014). Gelet op het economisch herstel 0
(met een mogelijk verhogend effect op het inflatiecijfer) dat vanaf 2014 naar verwachting zal doorzetten, gaan we voor 2015 en verder toch uit van een inflatiepercentage van 2 A. 0
Het is echter niet zo dat de budgetten automatisch worden verhoogd. Voor investeringen is een uitgavenplafond gedefinieerd van C 22,5 min., o.a. met inperking van de toekomstige kapitaallasten als doel. 4.
Salariskosten De laatste CAO voor waterschapsmedewerkers liep per 31 december 2013 af. Ten tijde van het voorbereiden van onderhavige meerjarenbegroting was nog niets bekend over de inhoud van de nieuwe CAO en tot welke kostenstijging die mogelijk leidt voor het WBL in 2014 e.v.. We houden daarom voorlopig vast aan de gedragslijn die we hebben gevolgd bij het opstellen van de (meerjarenbegroting 2014-2018.
Begroting 2015, Bijlage 1, blad 1
Rekenuitgangspunten 2015
Naast de reguliere verhogingen (o.a. vanwege doorgroei in functieschalen), houden we in 2015 rekening met een indexering van de bruto loonkosten van 2 Zo. Ook voor de navolgende jaren 0
gaan we uit van een jaarlijkse stijging van 2 Zo. Dit 'opslagpercentage' is niet alleen bedoeld voor 0
de bekostiging van bruto loonstijgingen, maar ook voor secundaire arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld groei Individueel Keuze Budget) die op basis van de CAO worden afgesproken. Hiermee wordt de bestaande lijn gecontinueerd. Op het moment dat er een definitief CAO-akkoord is gesloten zullen we dit akkoord als uitgangspunt nemen voor hernieuwde berekeningen van de personeellasten in de begroting. 5.
Rekenrente Rente langlopende leningen Voor 2015 en 2016 nemen we 4 Zo als uitgangspunt voor nieuwe langlopende leningen. Om het 0
meerjarig renterisico te beperken, gaan we voor 2017 en 2018 uit van een percentage van 4,5 Zo 0
en de jaren vanaf 2019 van een percentage van 5 Zo. 0
In de vorige meerjarenraming werd voor de jaren 2017, 2017 en 2018 met 0,5 7o hogere rentelaso
ten gerekend. Rente kortlopende leningen Voor 2015 gaan wij uit van een rentepercentage voor kortlopende geldleningen ^
1 jaar) van
0,5 /). Op de langere termijn verwachten we dat dit percentage zal stijgen tot 1,5 7o. In de vorige 0
0
meerjarenraming werd op langere termijn nog 2,5*70 gerekend.
6.
Onvoorzien In de uitgangspunten met betrekking tot de begroting is opgenomen dat de hoogte van het budget voor onvoorzien - overeenkomstig het voorstel bij de begroting 2013 - bedraagt ca. 0,4 7o van het begrotingstotaal. o
7.
Het Meerjaren-lnvesterings-Plan Het Masterplan voor de zuiveringstechnische werken van het Waterschapsbedrijf Limburg wordt jaarlijks geëvalueerd en daarna vertaald in een jaarlijks geactualiseerd meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Bij deze MJR is het investeringsvolume opnieuw beoordeeld voor de jaren 2015-2024. Daarbij is rekening gehouden met het vastgestelde maximale uitgavenniveau per jaar, welk bij deze begroting/meerjarenraming mede als input geldt voor de berekening van de kapitaallasten. Voor de periode 2014-2024 is in totaal een bedrag van C 246,7 min. aan effectieve investeringen meegenomen; dit is C 22,4 mln./jaar; zie ook s 4 . 2 .
8.
Samenvattend. Ten aanzien van de rekenkundige uitgangspunten worden de volgende aannames gehanteerd (deze zijn ambtelijk afgestemd met WRO en WPM). Inflatie (excl. energie) Salaris * sociale lasten Rente lang Rente kort
2015 2Zo
2016 27o
2017 27o
2018
20/0
2 Zo
2*70
4 Zo
4 Zo
0,57o
0,75 7o
4,57o 17o
2 7, 4,5 /) 1,57o
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2 Zo 0
0
0
0
2019 27o
2020
20/0
2 Zo
50/0
5 Zo
1,57o
1,57o
0
0
2 Zo 0
0
0
0
Begroting 2015, Bijlage 1 , blad 2
B i j l a g e n
B e g r o t i n g
2 0 1 5
:
1. Rekenuitgangspunten MJR 2015-2020 en Begroting 2015
Rekenuitgangspunten 2015
Uitgangspunten t.a.v. de Begroting 20151 de MJR 2015-2019-2024 De algemene ontwikkelingen en uitgangspunten zijn door de drie betrokken organisaties in onderling overleg bepaald en kunnen worden gesplitst in intern en extern bepaalde factoren. 1.
De algemene reserve: zie onderstaand overzicht * 2.700.000 14.000 * 14.000 * 2.700.000
Algemene reserve per 1-1-2014 Nog te bestemmen rekeningresultaat 2013 Bijdrage van waterschappen WPM en WRO Totaal
Voor het jaar 2015 wordt uitgegaan van een geprognosticeerd resultaat van C 0. Dat geldt eveneens voor de volgende jaren in de planperiode..
2.
De afschrijvingsmethodiek: voor nieuwe investeringen worden de navolgende afschrijvingstermijnen gehanteerd. Omschrijving
Afschrijvingstermijn
Civielbouwkundige werken
25 jaar
Electro-mechanische werken Waterstaatkundige werken Gebouwen (bedrijfsgebouwen en woonruimten)
15 jaar 30 jaar 30 jaar
Automatisering Inventaris Immateriële activa Tractiemiddelen
5 jaar 10 jaar 5 5 jaar < 10 jaar
Op grond, waarop installaties of gebouwen zijn gesitueerd, wordt niet afgeschreven.
3.
Inflatie Voor 2014 en 2015 verwacht het Centraal Planbureau een stijging van de consumentenprijsindex met jaarlijks 1,5 7o (Centraal Economisch Plan, maart 2014). Gelet op het economisch herstel 0
(met een mogelijk verhogend effect op het inflatiecijfer) dat vanaf 2014 naar verwachting zal doorzetten, gaan we voor 2015 en verder toch uit van een inflatiepercentage van 2 Zo. 0
Het is echter niet zo dat de budgetten automatisch worden verhoogd. Voor investeringen is een uitgavenplafond gedefinieerd van C 22,5 min., o.a. met inperking van de toekomstige kapitaallasten als doel. 4.
Salariskosten De laatste CAO voor waterschapsmedewerkers liep per 31 december 2013 af. Ten tijde van het voorbereiden van onderhavige meerjarenbegroting was nog niets bekend over de inhoud van de nieuwe CAO en tot welke kostenstijging die mogelijk leidt voor het WBL in 2014 e.v.. We houden daarom voorlopig vast aan de gedragslijn die we hebben gevolgd bij het opstellen van de (meerjarenbegroting 2014-2018.
Begroting 2015, Bijlage 1, blad 1
Rekenuitgangspunten 2015
Naast de reguliere verhogingen (o.a. vanwege doorgroei in functieschalen), houden we in 2015 rekening met een indexering van de bruto loonkosten van 2 Zo. Ook voor de navolgende jaren 0
gaan we uit van een jaarlijkse stijging van 2 Zo. Dit 'opslagpercentage' is niet alleen bedoeld voor 0
de bekostiging van bruto loonstijgingen, maar ook voor secundaire arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld groei Individueel Keuze Budget) die op basis van de CAO worden afgesproken. Hiermee wordt de bestaande lijn gecontinueerd. Op het moment dat er een definitief CAO-akkoord is gesloten zullen we dit akkoord als uitgangspunt nemen voor hernieuwde berekeningen van de personeellasten in de begroting. 5.
Rekenrente Rente langlopende leningen Voor 2015 en 2016 nemen we 4Zo als uitgangspunt voor nieuwe langlopende leningen. Om het 0
meerjarig renterisico te beperken, gaan we voor 2017 en 2018 uit van een percentage van 4,5 Zo 0
en de jaren vanaf 2019 van een percentage van 5Zo. 0
In de vorige meerjarenraming werd voor de jaren 2017, 2017 en 2018 met 0,5 Zo hogere rentelas0
ten gerekend. Rente kortlopende leningen Voor 2015 gaan wij uit van een rentepercentage voor kortlopende geldleningen ^
1 jaar) van
0,5 Zo. Op de langere termijn verwachten we dat dit percentage zal stijgen tot 1,5 Zo. In de vorige 0
0
meerjarenraming werd op langere termijn nog 2,5 Zo gerekend. 0
6.
Onvoorzien In de uitgangspunten met betrekking tot de begroting is opgenomen dat de hoogte van het budget voor onvoorzien - overeenkomstig het voorstel bij de begroting 2013 - bedraagt ca. 0,4 Zo van het begrotingstotaal. o
7.
Het Meeriaren-lnvesterings-Plan Het Masterplan voor de zuiveringstechnische werken van het Waterschapsbedrijf Limburg wordt jaarlijks geëvalueerd en daarna vertaald in een jaarlijks geactualiseerd meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Bij deze MJR is het investeringsvolume opnieuw beoordeeld voor de jaren 2015-2024. Daarbij is rekening gehouden met het vastgestelde maximale uitgavenniveau per jaar, welk bij deze begroting/meerjarenraming mede als input geldt voor de berekening van de kapitaallasten. Voor de periode 2014-2024 is in totaal een bedrag van ë 246,7 min. aan effectieve investeringen meegenomen; dit is ë 22,4 mln./jaar; zie ook ş 4.2.
8.
Samenvattend. Ten aanzien van de rekenkundige uitgangspunten worden de volgende aanna mes gehanteerd (deze zijn ambtelijk afgestemd met WRO en WPM). Inflatie (excl. energie) Salaris * sociale lasten Rente lang Rente kort
2015 2Zo 2Zo 4Zo 0,5Zo 0
0
0
0
2016 2Zo 2Zo 4Zo 0,75Zo 0
0
0
o
2017 0
2Zo 2Zo 0
0
4,5Zo 1Zo 0
2018 2Zo 0
0
2Zo 4,5Zo 1,5Zo 0
0
2019 2Zo 2Zo 5Zo 1,5Zo 0
0
0
0
2020 2Zo 2Zo 0
0
0
5Zo 1,5Zo 0
Begroting 2015, Bijlage 1, blad 2
B i j l a g e n
B e g r o t i n g
2 0 1 5
:
2. Staat van immateriële, materiële, financiële vaste activa en onderhanden werk
cn
to
O) ÍN
O c tyj
3~
co tO r-
(O
O T lO co
MNO l Ol O C O (O 0ï" o» o" CM" CN oĩ CO S N Pl PI
Cl
O
r
tr ai o (N d N O) ^ Ifi V N ^ d * (D Ol O O V O l NO Í N t\ O T
« .5, "O 1į 5 O>v
O O O O O O O O O O
0
0
.
0
o" o" (SÍ
o" o" o" O Oï «O t O(
O O CO
KI
S
O O O O O O
o 4i 2 I's a ,ÏTl5
o" o" co
O O Wï O O t O O O
'fMífťOíO'TCviűi o T- to — r oc
co r» co cq
"O c
O
«2
V
C 4 1
c"« O» O»
X
gs| í E 5
trao |
S ÍS
T3 e
e
«
~ -İ ra ŝ '" UI I S.ÍS ! S t i e t
•i 3 m o . E SI f ï c c !5 S ' :g ľD ľĴ O t O S
«
êò öö ö ö
1 »f Çra^ a
Ê
į cB 1Ŝ 8 | «fil-NWQ » i 11 5 ŝ ã 5 I >O^NNNNO •r- ÍN í-l M n T N r^-r-r-o OOOOOOOOT
ooooooooo
O«
O > O ^: N ü Ũ LU ü- Í5
55 o
B i j l a g e n
3.
B e g r o t i n g
Staat van vaste schulden
2 0 1 5
:
co ca cu ca CC .o >
Cl»
CN O O cCoN" O C O co' O ö C CO O O O cd LO O
O O o" O o' O O oi O
o o o" o O* O o
tC coN" CJ co CN co
co CD' c Co D CO D C
!o O O ö o o
O O O O O O q
o o o" o O LO O
05/06
CC
O hCO" o" C N o CO c h-' C D C CO N LO CO
5
u rt" 5 »í 0) Tf oî O 0)î
«6 č «ĩ : (ļ) C tlï s
Q o ~
CU «
o
1
0)
S »
O) O
CN O CN CN CN t O ċo CN O CN co O O O LO CN O O C O O cq CN co" o" LO CO f; c o CO O aí öí CO q CN
o ìo o CN INCO 0) *T cd •* c o 1^. CO o TT CO LO O o C O" h co o" O o" O d •5; L O O a cd *3' C LO in N q cn LO C CO O O O ^ Oì C O O C D Oi" O O r" •cŕ LO CN c o C M c o co' LO' O co L O 01
:
u
CO •sf «T CM O C Oi co
Si
ui
I a I S I fl) cu P5 ro c 03 *- e OÍ
o» u o
(6 Qī -C {ţf s™ o» > •S ^ 5 c 'ff .2. 2g c *~ m C riì Ç .U •o JB S-.firaT» OJ O xs a m m o og, C OI 1) ca ŗo -o
LO
CO cd C OD C O co
CO CO
co" CO CO TT'
en co o O o" a cd q Oî
co o o r»q
CO
O O O c o o" LO O o cd LO q LO cd CN
o o o" o o' LO o N
Tt O) Tt Tt LO CŅ
O O CU ç "O 1 O LO co LO CN co" co 0 LO O0 Ì LO q CN >
O LO CN CN CO
CM co o O LO" O o" LO ai O cd co c Co O
co CM co co co" c•«ot c o O cd Oî LO co CN
CO
O O o" O O ö O O ö
O O o" O O o' O O
O O a" LO O
to
r» C coN" co co CN
O O cd o" C M id OO q co O oS co O
CM
co co" co LO O co
O O o" O O
O co"
c c C O ra
o tu "O O cõ O o"
Tt to" 0î O c Co D LO
Tt O Tt") TĮ LO CN
LO
LO
Tî co ccd o C N co
o" Oî co q
LO
LO
cd" c o cd C toN
o" CD co q
co c o cd CN co O;
CN C N cd O cd c hq
CO C cM o Tt CN
CN C coN" O cd o rc~
•*
CO
LO O
cn O)
CN co CO LO
LO O O)
h
LO
O ò
co d cco d co
-sŕ LO" CM
co" 0) o CD Ol
CN co OO q o" q C dN CN
co LO CO •ţf c o LO" o" to" LO CO co q CN cd TT; CN CÛ CO •t CM r O O) C D O oi" o" co" C t7O î~ q O co LO cd CO c qo co CN h CN o Oî Oî" co" CN (O LO o cd f cd O cd c co' co CN
O ó O O
co co" c o cd C D co
LO
O C dN co CO LO ì-~ Tf
O co CN Tf d 0 0 O cd cdî
co TJOî cd
co Tt Tt
LO
LO
LO
LO
O
O
O
O o" O cdî q CN
o o" O cdî q CN
Tř O Třî Tt LO CM
Tt O Tt") Tt LO CN
Tt O Ttî Tt LO CM
co
O O o" •* O o! L O C N O o! O •ŕ
O O to Ü u CU CU LO
O O o"
1
!
CO
co co" c o cd q co o tu
co L cO o" O TJ CD
O LO" O Oî LO oi
co
cn CN t^ co' CD
O LO r" Oî LO c qo
co CO oo" O co' C N LO
LO O O)" O d CO cco CD d q co co O LO •«ŕ CM h ~ Ocd LO co
Tt
O)
O Oîî O cdî
CN CN >
>
O cdî
co Tf Tt
00 Tt Tt
o o co" q q cd cd to oİ N LO LO C CM O O
Tt O Ttî Tt LO CN
Tt O Ttî T| LO CN
O O Tt" CO
cd co
>
>
>
>
>
>
O O c c LO LO CM C N" co" h~ TT O TŤ O Tf CN
O c LO Oî O coî" O Oî Tt;
O c tó O O coî"
O c LÔ co c o o" Tt cd CN
O c t 00 LO C D t^." O oo' co
O c LÔ OI cn OJ q
O c LÔ OJ C ON
co co LO Tf Tj
to" S Tř
CN c o •t" C CD N r oo
co CN O O
Tt •Tt Sf 0 0 co
tn O o"J Oi ai
00 h o"
Oî LO cd
LO
TI-
co O Oî
OJ LO 00 T coJ" od C oiN cd LO LO co ř~ r O co Tt C D" c o LO* Tt co o" O O O co cd cTto q h~ CN r cco o" O «SJ" LO Ttî d O Tt
co lTt" O O oi) Tt
to co o ai
co 0 0 LO
CN co" co ö CM
(N co" CO Ö CN
CN cd" CO o' C M "
O O CN O "t cd o •et
oi co •n
co cco o" co
CN LO co c o LO" o" I O c od cd co
Tf oo co h" Tf d
CM co" c Co O co' c o c o ' "
o co o" CD ö c co o
CM co" CO ö CM
LO
S
Oî
to co CD c o" c o co o" q r d oi O)
LO
CN
r
15-nov I
, -
15-nov |
r
15-nov I
CM CD" CO o' C N '•tf
15-hov I
115-nov I
15-nov I
O co O rc~ o ö C CO D 15-nov I
15-nov I
|
r
1
r
' "
1-dec
O) co' L O O
O O o" O O ö O r*1
rf
1-dec
00 •*
1-dec
| 1-dec
| [20-okt
18-dec I
| 1-jan
|
-
1-jan
15-dec|
I
1-nov
| 120-jul
1-dec
cd L O o "
CO co CN O LO co C •*'N
4,890 ļ
5,860 ļ
1 6,140
| 6,090
6,760
| 6,950
7,250
6,980
1 4,260 1
5,190
6,090
1 6,750
6,080
4,760
4,940
6,970
6,800
4,070
3,510
3,980
CO
4,500
w
2.268.901,08
2.268.901,08
İ08/06
08/07
1.361.340,65
2.500.000,00 08/05
08/13
1.500.000,00 İ08/04
2.268.901,08
2.268.901,08 İ08/03
08/12
9.075.604,32 İ08/02
2.268.901,08
1.361.340,65 108/01
İ08/11
15.000.000,00 107/01
2.268.901,08
1.588.230,00 İ06/04
108/10
2.268.901,08 İ06/03
2.268.901,08
2.268.901,08 İ06/02
2.268.901,08
15.000.000,00
60/80İ
80/80İ
1-0/00
106/01
ro
15.000.000,00
-
O
o co O cn ď f^" O «t O •O ö CD L O C N r» cri
İ05/01
o
o O
•*
o C 7í CN LO"
20.000.000,00
o ts ^
L O CD" O COì
İ04/01
c i — "O OS > ģ ã 8 C ™ -3 1 Ě tfi ja cu 'c co Wet: 0) Q Q S ctļ
V)
03/12
CC 0. o O
4,410 |
Ol
102/01
O W
ñ
5,315
cl Ŝ ® Ŝ
O O ď O O O L O C N cd
—i —i —i —i —! —i —i —i —i —i —i —i —i —i —i -J -J -j —j -j -j —i -j o o LO o O o o LO LO LO o m LO LO LO O LO LO LO o LO CM LO LO CN CN CN CM CM CN CN CN CN CN CN CM CN CN CN CN CM CN CN CN CN CN 5,830
JL I .Ŝ tė it i *C c 3 co —í "(ţj cu
o O o" O O ò O O 0) 122-dec |
uní-g
Sas?™
[Ī3-dec |
1
cu cu w a ja >
CO cn" L O C O co LO O O) cd Ö oi o •"f hCD c r-n cd CD oi
24-sep |
c
L O r~
11.344.505,40 |a. 25-5-2000 nr.10020351 19.058.769,08 \a. 13-09-2001 nr. 10021553 4.000.000,00 nr. 10022359 1 20.000.000,00
Vi -o
O
101/01
a
I
s
cd CU 01 CC -o
O O d O ö O O Q LO
OO LOo" LO o"
OOOOOOOOOOO O Od Od OO Od OO O o" O d' O o" O d d d O Oq OO OO OO OO O d OO OO d O d O Od q OO OO OO OO OO O O Oq O O O O O O cd CN(N cd CNCNCN N " • ~ co q LO O co q Tf O O
OOo O Od OO o" d O o" O O O O OOOO q OL OO O O cd O Tľ' cO o co q LOO
O O o" O O q O co O
CN cO o" L co O
O O o" O ö O LO
OOOOOOOOOOOOOO o" o" O o" O OO o" O d O OO d O d O ďO o" O d O OO o" O î c n O O O O O O O O O O cd cd o" ò O d d O O O d O O d O d c qOO O Co Nc Co NO OL LOq Oq Oq OO LOO LOO OO OO LOL O
OOOO O OO o" O o" O o" O O d OO OO d q qOO Oq OL O
O O o" O d O O
o co" c o cd ILO -
CNCNO CNCNLOco CNTĩ- CNco CNCN Ü O LO Oc c c c c c c c c c c Û) CU tb co Cō co ctĵ co co co roroC Oco NCNCNCNCNCNCNCNCNCNCNCN V C T3 í "* Oî O 00 O CÛco Oî O co O Oî Oî 00 cd co r-" OC ONC co LO o 00 ONL CO O"0 q0 o" 00 ď Tt-co' i; 4" Nco" o"C íLcO oL Tľ C D c o q 0 0 Tf C N c o o o C N oC D O CNcd d COO O) LOOî 4 c cd cd C I O q Tļ- rr o cO o Oî 0î r- CÛ00 00 co o CO
co co LO O C Nü ü O Ŭļ CU"O C1J cô cõ cô "O O cn LO TT O co CO N TT o" co" C C û CNcd CNd c co o N
q
o O 00 CNOî o co O TJO co h- 00 c TT NC 0O co LOco co ļ coC cd Tf CD" c Co N0 cd TD J- LOLO"O TT Tf" cd" cd cd Tf co co O LOO) cō ;!dOo' TT io 0 0 O hcd CNcd O cd cd r--' LOO id cd cd TT O : 00co h- c r-o L C DCÛO C OÛ ) O co co
O co TJo o" c Co NCÛ" LOO CN c o c n cd cd d L C N O COO co) LOCN
ļOî co O o O O O O O o o O O O O OO -co LOO CNO o" L LO"O d o" d O d O d O d O OO OO d OO TT s2 rO C N C N O O O Tf c o c o c n c o Ncd co O cō cd Oî co Oî C î cd cd cd od TT o co q i CNLO ** Tf 00 co Oî c Co Nc O h- CNq Oc On •jCNr- co CNO O COco O O o O LOLO oL ļļċû co c O~C DO NC N Co Nc cd LO co cd L LO O"co" O LO"O r" COO cO oC CNL co fL O r rC N c o L O O î C O O O î C D q co cd 4 co co 00 COcd TŢ Oî co cd cd cd r- co TT oo q c oO co q C CN NO O
Tf o sf OOO O o" O d O d O to" C N Tf c o N Tř I - cd C cd I C Tf CNq N LO co O O CN c o" O -" o" co o" IO co co c o I CNco L 4O O NTf co coî C co
L 4OL TO J-' Tf T co T fO
s
IIVICN s
h-' 5 cd CD CC
>
id
O 4c LO C TfN q cd
co > *cŕ
íd
ü f f f l
2 o » » « g J2 f S 3 ã ï S ÍtoS s m ^ c *ï Í B
Z
co co co" o O 4 CN xř o ld" C N cd c Co N
w
cToř C ldD " CD CD co
oi S
c a l l -* ^- cc- .52. | .Ç ff c fj » g c 2— c a M -o ļ į C L ŵ 5i -n ÍD ö " o g,
TT
s
s
s
s
s
co Tf O CN ' > i
s
Icco o" cco d cCoN
ÍN Tf cd c co o
O CO O IC N c co o" L cO o" C O C O cd 4 q 00 L qO O IcdO ď o CN O c d co o q O CN 0o 0 O cd c c o O co" CN c o O cd LO c co o Ih s
s
s
CN CN
5
Ö
>
CO
üĩ "O CD CU CC -O
CN
Ü cd 0) •ņ 4 Jl İ 1 c il « ! ŗ CN *C c (0 Cö —I ,S ŗ'Q COJ ra ~ ~ lO cd o B, O~ O to O ű) C»l OJ co co cco CC ~ Q. o ~ o" O CV5 CC CL o O S ro c co 4» S f 73
t
«
,
Ï
O O o" O ö O LO
3 ~Í
» oi'i: «* 3
Ś oi c 2 o) ra »i -" 5 ui O ~* O -
> >
O O 1 4 Tjc c
OOOOOOOOOOOOOO C ÛO OO OO o'û C o" o" o' o" O OO d O d O d O o" O o" O d O O T O O O O O O O O O O O O ċo co ö O d d d d O d d d O d q O q q q q q O O O O O O O ONL O ONL O O q q L O LOLO O O Tf' C C NL 4O O C C NL C N NO O I q O CNO q CNCN
OOOO cq o" O o' O OO O O O O O OOd d O q O O O LOO LOO d O cn co co CNLO CJ OÜO O Ü Ü CU 0) c c c c c c c c c c c CDCUŢJ co Ctj co co COco co co co co co CDCUCU~o T 3 43 "4O CNC NCNCNCNCNCNCNCNCNCNCN 7có ó có TJ "cD s
>
J J —1 —1 J J J —1 —1 J J i —I „J —JJ J J —1 OOOOOOOOOOOOOO OOOO O CNCNCNCNCNCNCNCNCNCNCNCNCNCN CNCNCN CN
OO co co co" cd
O O O 00 O O O O O O O O co r h Tf C Nco LO co co co 00 00 00 N" N" TJ" L cO o ITf- LO TT cO nc co nL co LO •ţf co co co Tf co N Tř s
Q
O) cò OO
, ÇNco LOco co Oî O CNco Tf OOOOOOo OOOo OOO
LO ô ~ T
ČN
Ĉò
co c4n c o cd q CN O to CN
O ç
OO CNCN
—1 —1
O O O LO Ť co r co c o CN o O 00 Ol CN cc CU «ļ cd ' î N cu CU x: O O O co O O O O O O O O O O O O o O O O ŭ) O O O OO O 1 O. O O o" OO O o" OO OO OO Od O "c O o" o" OO d o" d o" o" O d d d d o" O d O d Ç OO O O O C D c o c o O O O O O O O O O O O O O O oi O ö o' ò tied cd o' o' d O O O d O O O d O O O O d O q q q q q O O OO OO Oq q q O O O O CDC O O ONq O Oq Oq O 0) LO L OL O C CÛ NL OO O CNO CNL OO co' O CNO Tf O CNO cd C CN O cd cd cd d O O O >C! CNCNO LOLOO O O LOLOO O LOLO O O O CN CNO O Tř õo O
O O ď O d q O d O CN
O O 4
O O o" O d q O O O CN
4
O ON î C O CD C D q CN co J cl ř2
OI
0 m
Bijlagen Begroting 2015 :
4.
Staat van reserves en voorzieningen
CN CN
cu ÙĹ f
CO
co
O) 00
4)
8
8
00
co
CÛ
ŨĴ
Ŭ) co
CÛ
4J
CN
co
X»
CO
co
co
Cft oo ÍN
CN
«I
CN
o)
4)
O)
ca
LU
4)
CU
LU 0) O)
CO
2 5 CN
CN
CN
ÍN
CN
s
co
co
co
in cn co
CN
CN
CM
co
CO CN
(N
CN
CN
CO
CO
4)
i S
I
S 9
CD CO
•8
CO
to
ca
4Í 4)
0í
CN
CN
CN
in co co cv
co
CN
ÍN
CN
CN
ÍN
CN
co
co
íD
co
CO ÍO
ÍD
n cco
O)
O)
C O ÍN
co CN 05 CO
4) 4) LU
4» LU
at s
CD
41 4»
CD
CO
ÍN
ÍN
CN
co
co
c g VI 9 Cö
4)
0) to
ca
0)
c u 4)
cu
4)
4)
4) O)
CÛ
4) CU 10
cu Ui
ra ra
co
Ca 13 3 5O) O) O Í cu O ) 4)N cn
4)
CO
UI
c u 4) CÛ
cu CU O)
4)
CU O) 4)
cu cu co u c O)
CU Oo
cu DJ
.Si
4)
4)
cu O) 4)
4)
4) 4) OJ CU
B i j l a g e n
5.
B e g r o t i n g
2 0 1 5
:
Berekening van het rente-omslagpercentage
Berekening rente-omslagpercentage
Berekening van het rente-omslagpercentage Boekwaarde 1-1-2015 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Boekwaarde 31-12-2015 van de investeringen -Staat van activa -Staat van onderhanden werken Totaal Gemiddelde boekwaarde :
Totaal rentelasten -Externe rentelasten -Interne rentelasten -Afschrijving op boeterente -Diensten van het bankwezen -Geactiveerde bouwrente
2015 196.685 20.928
192.097 28.188 437.898 218.949
8.202
-350
Toe te rekenen rentelasten
7.852
Rente-omslagpercentage :
3,59 7o 0
Begroting 2015, Bijlage 5
B i j l a g e n
6.
B e g r o t i n g
Staat van personeelslasten
2 0 1 5
:
oo SC O «
C D io CD
J
S 85
co Tl" co CM v~ T** LO O ) cd O CO co NiLO O
CO O
co O T — LO t
s
CO CO LO CO 1- T- CD I - LO O O Tt lí) NO) O N "1 T- C D ^ O 'Ct co oi co co "tf; O) 00 •4- LO O) r- 00 "Ï ai c o «o t o oo 03 O O LO CO CO CN i v i •e- CO CN
CN
O)
CO
O)
s
ICN LO
00 to
CO
CN ai co 0)
LO
O)
.2 g»
n
o
Ē
m m" O CN O)
co o cû
c
m
5
3 CU
00
O O OJ
00 Oî
(V
a
O
O)
cn oo
co O
CN O O
c 2
CN
M
CD -4-» CO
0) c 4) •4-* w jo w 0) 0) c
0) 'N X3
O)
3
O
CA b. O
a c
O) UI -
in o CM
O)
* J
CO
B
L?
E O O > c
CU O)
ro T3
>
re
CU OO
co
co
cu
03
(0
c c T J T3 CD
c
CN
O)
O CO
O
CN
B i j l a g e n
7.
B e g r o t i n g
2 0 1 5
Kostenverdeelstaat met toelichting
:
•ŝ f- İ !? 2 3 Š? flt CD c a
2 S ŭū
f 1
1
1
1
p O
O
O) (0
N
I— O O
M
CO CO LO o' t~
Tf O TT co LO LO ó OI O LO CN CO cd co
t co CO CN CO o
CN ÇN CN CN co co N CN N "'
z
O
CN co Tt CO CO o'
« co co 00 Tt CO TT CO CO o h' N
oo co co O Oî CN Tľ
LO CO O ö co
00 co O) CN O
LO co O
102.9'
,-
CN CN CO TT CN
co S o. ÇN "*
co
O O CN i— 00
CO IN 00 CN
CM LO
Tt LO
CN CN
5
1 0
LO LO ľ od CO
01 0) 01 O I Tt O) O» O) CN CN
Ol . E o
ŕ
'.c O į O)
0
m 1 O CN
I o lil
Tf Cjl CJ1 O) CN CN
LO LO t
a
Ol oi
Ŝ
o 01 Çl) "2 «
t r~ CO co
Ol c
te w O T 01 CN 01 m
O r Tř M įí Si J
" W ^ ^ Tt "9 O
t ld co h co co W O ) « LO cp "ţ O l CN
CO ço O O oS
lO LO
t» O O CN CO Tt
CO CO O) CN
at
It) O
co co O
O O CN T— oo
s
0
CN
o o O O CN ÇN
Tţ CN
'45 LO O 't is. öï CM
r*. O O CN
CO
O O O
CO
co co
at
Tt CM LO Tt
s
Tt CN LO
Tt I. LO cd CM dl
00 CM
LO cd CM cn
01 TJ c O
US
O CM O CN f0
ro CU
CU XI L 01 •o
>
O c c
3 .
O O 3 3 41 CA O
*-»
CÛ
O
m
c
cv
<
Ä V)
•D O
•u •a
ŝ
1.
c ü
CD
!
CQ :
4)
>
'ē
. Q (A k.
c CU
iň
O) c
O) c 'C
E CU X
(A O) c CD O
ra CD 0)
I
•o dl CU a E O
A
UI a
co
o
ra
CS
dl O O O O
ra «ļ o I
IN
co LD
91 w
Tt
CN
C O t • C 41
Tt
Ě T
oo co
— I CO O) CO O CN
co o cn cn CN ÇN
CD
1 S
88
O
^
co co O
CN CN r į Oì cn
5
«5
co
co
cō
«
LO
sś »
CŃ
CN
p O)
m Tf Tt
™
co
co LO CN
co
fO O
s « 05
Tt
00
Tf
Tt
CN LO
r~-
Tt
oo'
LO CN cn
ĝ
T-
O CM O) O (N
co CU CU
"E 0)
•g c cv -*-» V)
O SÉ
11)
O c 'Ñ O c co
c 0)
to 0)
c
01 0)
ļ
a
O
co
co cu
o 12
k.
Cű
0)
01 0)
cu
A
a -
CO
•8
O
4.»
o o
(0
o
m
•o 0)
T3
x:
3 3
<
O) c
O) O .Q (0
ISJ
co
c
c
ra s
o l-
TOELICHTING OP de KOSTENVERDEELSTAAT van de BEGROTING 2015
1.
Algemeen
De kostentoerekening gaat overeenkomstig de verslagleggingvoorschriften in op de principes die worden gehanteerd bij de toerekening van de (netto) kosten aan de kostendragers. Zie hiertoe paragraaf 2.3.4. Een kostendrager is in dit verband de reglementaire taak volgens de Waterschapswet. Bij het Waterschapsbedrijf (WBL) worden in het kader van de aan haar opgedragen uitvoeringsactiviteiten, de volgende taken geraakt: zuiveringsbeheer en watersysteembeheer. De kostenverdeelstaat geeft weer op welke wijze uitvoering is gegeven aan de gehanteerde principes. Om de onderlinge vergelijkbaarheid van de kosten/ opbrengsten van de diverse waterschappen mogelijk te maken, onderscheiden de voorschriften landelijk uniforme beleidsvelden en beleidsproducten binnen elke reglementaire taak. Het WBL richt zich naar deze landelijke opzet. De begroting en de jaarrekening worden conform het landelijk uniforme BBP-model opgesteld, waarbij naast beleidsvelden/ beleidsproducten ook uniforme beheerproducten worden onderscheiden. Op organisatieniveau kan ten behoeve van de bewaking van begrotingsbudgetten een extra dimensie worden toegevoegd (werkplanproducten), om kosten/ baten te kunnen indelen naar de (kern)taken van een organisatieonderdeel. Werkplanproducten zijn in feite een onderverdeling van de beheerproducten, waarbij 1 werkplanproduct slechts 1 keer voorkomt op WBL-niveau en elk werkplanproduct een relatie heeft naar slechts één beleids-1 beheerproduct (en dus ook slechts naar 1 beleidsveld).
2.
Kostenverdeelstaat voor de kosten en de baten
De kostenverdeelstaat is ingedeeld naar de relevante beleidsvelden en beleidsproducten. Deze staat start met twee kolommen van kostentotalen resp. batentotalen ontleend aan de eerste vastlegging (naar kostenplaatsen/ werkplanproducten/ kostensoorten) van kosten resp. baten waarbij de kapitaallasten als volgt zijn toegerekend: »
de afschrijvingskosten zijn toegerekend op basis van de uitsplitsing van de staat van activa naar investeringsobjecten;
«
de rentekosten worden onderscheiden in bouwrente, rente onderhanden werken en overige rentekosten. De bouwrente wordt toegerekend aan het beleidsveld geactiveerde lasten. De rente op onderhanden werken wordt specifiek toegerekend aan deze investeringsprojecten. De overige rentekosten worden toegerekend op basis van de gemiddelde boekwaarde van de investeringsobjecten zoals deze zijn opgenomen in de staat van activa
In de derde kolom is het saldo van kosten en baten gepresenteerd. In de opvolgende kolommen vinden achtereenvolgens de onderstaande toerekeningen plaats:
Verdeling van de indirecte kosten: De "indirecte kosten" houden verband met de kosten gemaakt voor de inzet van personele capaciteit. Deze kosten kunnen niet rechtstreeks aan één bepaald product worden toegerekend omdat de kostentoedeling afhankelijk is van de tijdsbesteding door het personeel.
Begroting 2015, Bijlage 7 blad 1
Kosten, Baten en Netto kosten volgens de MJR 2014-2018 TOTAAL W B L (bedraqen
Rekening 2012
Begroot 2013
Begroot ' 2014 |
mutatie
2015
Meerjarenraming 2016 2017
2018
1.000)
LASTEN Rentelasten
9.053
8.835
-185
8.650
9.194
9.219
9.071
9.393
Afschrijving
22.474
21.768
897
22.665
24.955
23.448
23.272
22.105
Totaal kapitaallasten
31.498
31.527
30.603
712
31.315
34.149
32.667
32.343
Salarissen
7.636
8.242
567
8.809
8.966
9.141
9.366
9.624
Sociale lasten
1.865
2.007
213
2.220
2.260
2.307
2.356
2.422
Overige personeelslasten
635
635
22
657
670
684
696
711
Personeel van derden
360
396
-25
371
378
331
337
347
Voormalig personeel en bestuur
125
174
3
177
181
186
189
194
10.621
11.454
780
12.234
12.455
12.649
12.944
13.298
318
312
7
319
326
333
339
346
Overige gebruiks- en verbruiksgoederen
2.648
2.891
354
3.245
3.536
4.602
4.701
4.802
Energie
7.898
8.074
-213
7.861
7.833
7.803
8.026
7.400
150
110
17
127
128
131
133
134
Totaal personeelslasten Duurzame gebruiksgoederen
Huren en rechten Verzekeringen
106
132
-5
127
129
132
134
136
Belastingen
510
735
17
752
766
782
798
813 9.310
Onderhoud door derden
8.275
8.706
238
8.944
8.688
9.193
9.468
Overige diensten door derden
9.105
6.515
52
6.567
6.621
6.826
6.926
8.097
Totaal goederen en diensten van derden
29.010
27.475
467
27.942
28.027
29.802
30.525
31.038
Bijdrage aan bedrijven Bijdragen aan overheden en overige Totaal bijdragen aan derden Toevoegingen aan voorzieningen Onvoorzien Totaal toevoegingen aan voorzieningen TOTAAL L A S T E N
0
0
0
0
0
0
0
0
129
147
5
152
156
159
162
165
129
147
5
152
156
159
162
165
77
78
2
80
81
83
84
86
0
282
0
282
287
289
292
292
77
360
2
362
368
372
376
378
71.364
70.039
1.966
72.005
75.155
75.649
76.350
76.377
436
78
2
80
80
80
80
80
BATEN Financiële baten Personeelsbaten Goederen en diensten aan derden Bijdrage van derden Geactiveerde personele lasten Geactiveerde lasten: bouwrente Onttrekking aan voorziening
7
52
1
53
54
55
56
57
1.618
1.640
-242
1.398
1.380
1.395
1.419
1.430
0
0
0
0
0
0
0
0
1.258
1.479
30
1.509
1.462
1.491
1.521
1.551
396
350
0
350
350
350
350
350 0
0
0
0
0
0
0
0
TOTAAL BATEN
3.715
3.599
-209
3.390
3.326
3.371
3.426
3.468
NETTO K O S T E N
67.649
66.440
2.175
68.615
71.829
72.278
72.924
72.909
- netto kapitaallasten
31012
30.253
632
30.885
33.719
32.237
31.913
31.068
- netto bedrijfsvoeringskosten
36.637
36.187
1.543
37.730
38.110
40.041
41.011
41.841
BIJDRAGE WATERSCHAPPEN
72.510
66.440
2.175
68.615
71.829
72.278
72.924
72.909
4.861
0
0
0
0
0
0
0
136,9
150,3
-0,3
150,0
148,3
148,2
147,2
146,9
RESULTAAT
PERSONEEL Aantal formatieplaatsen (fte's)
Begrotintg 2015, Bijlage 8