Gezang 409: 1, 3, en 5 Votum en groet Psalm 71: 1, 2 en 5 NB Geboden Psalm 119: 3 NB 1e lezing: Ruth 1: 22 2: 17 Psalm 31: 16 en 17 OB 2e lezing: Deuteronomium 24: 17-22 Psalm 146: 4 en 5 NB Verkondiging Gezang 465: 1, 2 en 5 Psalm 63: 1 en 3 Zegen *** Gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes, Schuilen, dat doe je als het regent. Ergens onder een afdak ... zoek je een plekje om te wachten tot het weer droog geworden is. Schuilen, dat doet een klein kind, als het bang is. Dan kruipt het weg achter moeder en houdt zich stevig aan haar vast. Schuilen, dat doet een klein vogeltje, als het koud wordt in het nest. Dan kruipt het weg onder de vleugels van de moeder-vogel. Veilig en warm vindt het daar wat het nodig heeft: geborgenheid en veiligheid. Schuilen, dat doet een mens. Hoog in de bergen ... in een schuilhut als de duisternis je plotseling overvalt. Overnachten tot de dag van morgen. Tot het licht de duisternis doet wijken. Schuilen, dat doet Ruth, de jonge weduwe uit Moab. Een heidense vrouw komt schuilen in Israël. Onder de vleugels van de HERE, de God van Israël, zoekt zij bescherming, geborgenheid, veiligheid. Bij de God van Abraham, Isaäk en Jakob. Want bij Hem is iedereen welkom. Hij kan troosten, meer dan een moeder troosten kan. Hoe God dat doet? Hij gebruikt er mensen voor. Boaz, in in dit geval. Boaz laat zien wat Gods bescherming voor mensen kan betekenen. Ruth is welkom bij hem. Hij geeft haar ... troost, rust, warmte, veiligheid, geborgenheid. Bovendien ... hij zorgt voor eten en drinken. Boaz is symbool voor de Messias en zijn gemeente. In Gods naam mogen wij er zijn voor elkaar. Elkaar troosten, elkaar bemoedigen. Elkaar ondersteunen en daadwerkelijk bijstaan. In de gemeente van Jezus Christus mogen we elkaar bescherming geven. Om Jezus' wil mogen wij ook zelf geborgenheid ontvangen. Bij de HERE. Bij de God van het verbond, die er wil zijn voor mensen, die bij Hem schuilen. * Schuilen onder Gods vleugels: "Zo keerde Naomi terug met Ruth, de Moabitische, haar schoondochter, die met haar uit het veld van Moab meegekomen was." Er kan, broeders en zusters, jongelui, in tien jaar tijd heel wat gebeuren. Niet alleen in een mensenleven ... ook in het leven van een land en van een volk.
Preek over Ruth 2: 12b
blz. 1
Er is weer een richter in Israël. Het volk heeft zich inmiddels bekeerd tot de God, die haar uit het slavenhuis Egypte, bevrijd heeft. Daarom heeft de HERE omgezien naar zijn volk. De hongersnood is ten einde. Op de velden van Efrath staan de halmen met golvend gerst en tarwe. Er is weer brood in het broodhuis: Bethlehem. Hoofdstuk 1 eindigt met deze woorden: "En zij kwamen te Bethlehem aan in het begin van de gerstenoogst." Een echte Israëliet weet: Dat is in de paastijd. Dat is de tijd van de bevrijdende uittocht uit Egypte. De tijd waarin God genadig sparend - aan de deuren van de Israëlieten is voorbijgegaan. Aan alle deurposten van de huizen van de Israëlieten is het verzoenende bloed van het paaslam gestreken. Pasen is het feest van het leven! Het leven dat de dood overwint. Dat mag je vieren met elkaar. Ook in Bethlehem. Daar, waar straks de Redder van Israël en de wereld geboren zal worden. Uit het huis van Ruth - een moeder in Israël. Het is het begin van de gerstenoogst. In Israël is - net als in andere gebieden van de wereld - de tijd van de oogst van grote betekenis. De Bijbel spreekt over de vreugde van de oogst (Jesaja 9:2). Dat mag je vieren met elkaar. Niet één dag ... maar dagen achter elkaar. Geen wonder: Want van de opbrengst van de oogst hangt het leven van velen af. Daarbij komt nog: Het beloofde land is alleen maar vruchtbaar ... als God het wil. De mensen blijven afhan-kelijk van Hem! Daarom is het - gemeente - om even een zijsprongetje te maken ... daarom is het denk ik - een goede zaak om bid- en dankdagen te houden. Biddag en dankdag voor gewas en arbeid. Dat leert je te groeien in afhankelijk van de Here God. "Geef ons heden ons dagelijks brood", bidden we. Maar dat brood moet wel gebakken kunnen worden. En er moet wel gerst en tarwe groeien wil je dat brood kunnen bakken. "Geef ons heden ..." - Geef ons elke dag opnieuw, voor elke dag genoeg! Het land is alleen vruchtbaar als God het wil. Wij kunnen zaaien, wij kunnen maaien, maar God moet de wasdom, de groei geven. Nu, daar mag je Hem om bidden. Daar mag je Hem voor danken. Voor gele gerstenvelden. Voor witte tarwevelden. Het gaat in het bijbelboekje Ruth van de gerstenoogst naar de tarweoogst. Van Pasen naar Pinksteren. Van Israël naar de volken. Zo ziet God om naar mensen. Zo voorziet de HERE zijn volk van voedsel. En niet alleen voor zijn volk ... ook voor de vreemdeling moet er genoeg te eten zijn. Ook voor hem wordt straks het Brood in Bethlehem geboren. * Maar zóver is het nog lang niet. "En Ruth, de Moabitische, zei tot Naomi: Laat mij naar het veld gaan en aren lezen achter hem, die mij genegen zal zijn." Aren lezen achter de maaiers. Dat heeft de Here God zo bepaald. Voor armen, weduwen en wezen ... en voor vreemdelingen. Sociale wetgeving. Als iemand honger heeft, mag hij naar de akker of de wijngaard van zijn buurman gaan. Daar mag hij graan of vruchten eten ... tot hij geen honger meer heeft. Denk maar aan de discipelen die op de sabbat aren plukken, gewoon ... omdat ze honger hadden. En datgene dat - ná de oogst op de akker of in de wijngaard achterblijft - is bestemd voor de armen en de vreemdelingen: "Wanneer gij de oogst op uw akker binnen-
Preek over Ruth 2: 12b
blz. 2
haalt" - heeft God aan Mozes gezegd - en een garve op de akker vergeet, dan zult gij niet teruggaan om die weg te halen ... En wanneer gij uw olijven afslaat, zult gij de takken niet nog eens afzoeken ... Wanneer gij de oogst van uw wijngaard inzamelt, zult gij niet nog eens een nalezing houden: voor de vreemdeling, de wees en de weduwe zal dit zijn. Gij zult gedenken dat gij in het land Egypte slaaf geweest zijt." (Deuteronomium 24: 19-22) Als Ruth, gemeente, aren leest achter de maaiers, doet ze niets anders dan gebruik maken van haar recht. Haar recht op een - zij het - minimaal inkomen. Dat recht is haar van Godswege geschonken. Ondanks alles wat mensen er soms van kunnen maken ... er zijn door de HERE heel wat sociale voorschriften in de Bijbel gegeven. Ter bescherming - van alles wat kwetsbaar is. Is het u en jou trouwens opgevallen wat een pracht vrouw Ruth is. Neem nou haar bescheidenheid. Ze stáát niet op haar recht. Ze vráágt - heel bescheiden - om haar recht: "Laat mij toch oplezen en inzamelen bij de schoven achter de maaiers." Ruth is bereid om genade-brood te eten. Brood, dat God bereid heeft voor weduwen, wezen en voor vreemdelingen. * En daar staat ze ... met lege handen. Wie zal haar schoot vullen met het dagelijks brood? Het woordje 'toevallig' moet je hier met een knipoog lezen. Want door Gods hand wordt Ruth naar de akker van Boaz geleid. Boaz is een bloedverwant. Familie van Naomi. Van de kant van haar overleden man Elimelech. Boaz ... z'n naam betekent: In hem is sterkte. Mattheüs de evangelist vertelt ons dat Boaz een zoon is van Rachab, de vrouw die op de walletjes van Jericho woonde. We zullen de uitdrukking 'zoon van' moeten lezen als: nakomeling van. Dat moet wel, want historisch gezien, speelt het boek Ruth later dan de intocht van het volk Israël in Kanaän. Boaz, een nakomeling van Rachab. Ook in deze afstamming, broeders en zusters, jongelui, zien we iets van Pinksteren. Want ook Rachab - een heidense vrouw - wordt met heel haar familie opgenomen in het uitverkoren volk van God. De HERE kan soms heel verrassend handelen. Langs andere wegen en andere lijnen dan welke wij voor ogen hebben. En blijkbaar is deze Boaz een belangrijk man in Bethlehem. Hij heeft in in het dorp heel wat voor het zeggen. "Sterk van vermogen" is hij. Een rijke boer. Maar ook een eerlijk en een betrouwbaar mens. Iemand, die als werkgever, bepaald niet over de hoofden van z'n werknemers heen loopt. In tegendeel. Boaz is een baas die op handen wordt gedragen. Een gelovig mens. Let maar op. Waar vind je dat nog, zo'n geestelijke omgang met elkaar: "En zie, Boaz kwam uit Bethlehem en hij zei tot de maaiers: De HERE zij met u!" Zij zeiden tot hem: "De HERE zegene u!" 't Is net alsof je het begin van een oud-kerkelijke eredienst bijwoont. Waarin de voorganger en de gemeente elkaar in de naam van de HEER begroeten. Iemand schrijft: 'Op de akker van Boaz is de messiaanse gemeente aanwezig, in de eredienst van het dagelijks werk. Je hebt de zondagse eredienst en je hebt de maandagse eredienst, al begint die wel zeer zeldzaam te worden.' Kennen wij dat trouwens nog? Elkaar begroeten in de naam van de HERE?
Preek over Ruth 2: 12b
blz. 3
Elkaar Gods zegen toewensen? Met een bijbeltekst op een felicitatiekaart, bijvoorbeeld - da's niet zo moeilijk? Of gewoon, in ons leven van elke dag, met een stevige handdruk bij het afscheid bij een bezoek? "De HERE zij met u." "Gods zegen voor u en voor jou." Terecht wordt Boaz als een voorloper / een type van de Messias gezien. In zijn woorden en in zijn daden weerspiegelt hij al iets van Gods Gezalfde. Een voorbeeld voor ons. Om elkaar als mens van God, als schepsel van God, te respecteren. Doen we dat nog? Elkaar respecteren? Ondanks cultuurverschillen. Ondanks verschil in overtuiging en geloofsbeleving. Elkaar respecteren? Ook de vreemdeling. Ook degene die - met geldige redenen - asiel in ons land zoekt. Daarom, mensen als Boaz zijn een verademing als je ze tegenkomt. Kent u van die mensen? Of misschien bent u zelf wel een Boaz? Een Chajil - een mens die wandelt in de wegen van de HERE. En daardoor tot een zegen voor je omgeving, een zegen voor anderen. Zegenend maakt deze messiaanse mens zijn ronde. Niemand ontsnapt er aan zijn aandacht. Zulke mensen doet de HERE gelukkig telkens opstaan. Mensen, die niet boven anderen, maar naast anderen staan. Mensen die oog hebben voor anderen zonder uitzondering. Ook al is die ander ... een buitenlandse werknemer, een gastarbeider. Die gebruikmakend van haar recht, de gevallen kruimels van de welvaartstafel in haar schoot bergt. Om die straks ook nog te kunnen delen met haar verbitterde schoonmoeder thuis. * Boaz doet z'n ronde. Op de velden van Efrath waar eeuwen later de herders hun kudden zullen hoeden en de engelen hun "Ere zij God" zullen zingen. Wat een heilshistorische grond. Wat een bijzonder mens. Alles wat in zijn vermogen ligt stelt hij in dienst van die jonge vrouw uit Moab. 't Is hartverwarmend, vindt u niet? Tot drie keer toe horen we dat hij zijn werklui opdraagt ... zich tegenover Ruth correct te gedragen. Vers 9: "Heb ik de knechten niet verboden, u lastig te vallen?" Vers 15: "Maakt haar niet beschaamd." Vers 16: "Vaart niet ruw tegen haar uit." Blijkbaar was het niet vanzelfsprekend dat Ruth als vrouw en als mens ... veilig was op de akkers van Boaz. De ruwheid van de Richterentijd proef je hier. Maar Ruth heeft genade gevonden / genegenheid in de ogen van Boaz. Wat een verademing als je nog even terugdenkt aan Naomi. Wat moet Ruth zich ... in het gezelschap van haar schoonmoeder ... alleen gevoeld hebben. Eén en al verbittering. Eén en al kritiek op de HERE. En dan kom je opeens een mens tegen als ... Boaz. Wat een genade, wat een genegenheid, wat een liefde trilt door in zijn woorden en zijn daden. Bij hem zal ze straks mogen schuilen. Onder de vleugels van de Allerhoogste. * Inmiddels heeft deze Boaz al de nodige informatie over deze vrouw ingewonnen: "Bij wie hoort deze vrouw?" Relaties zijn in het Oosten altijd belangrijk. Ach, Bethlehem is maar een klein dorp. Iedereen weet inmiddels van de thuiskomst van Naomi. "Dat
Preek over Ruth 2: 12b
blz. 4
is de jonge vrouw uit Moab, die met Naomi meegekomen is uit het veld van Moab." Verder heeft de opzichter niets dan goeds over haar te vertellen: - ze heeft toestemming gevraagd; - ze is de hele morgen druk bezig geweest; - ze heeft zich geen ogenblik rust gegund; - ze is nog maar weinig in de schuilhut geweest; - ze is een bescheiden en ijverige vrouw. De reactie van Boaz is koninklijk: - "Hoor eens mijn dochter" - was Boaz al wat ouder? - 'Je mag rustig op mijn akker blijven.' - 'Je mag je aansluiten bij mijn arbeidsters.' - 'Van de maaiers zul je geen last hebben.' - 'Als je dorst hebt, drink dan uit de vaten voor mijn personeel.' En Ruth: Ach ze is diep onder de indruk van de vriendelijkheid van Boaz. Ze begrijpt het niet goed. Ze reageert met een oosters gebaar van groot respect: - ze maakt een diepe buiging; - werpt zich ter aarde; - op haar aangezicht. "Waarom betoont gij mij uw gunst, dat gij uw oog slaat op mij, hoewel ik een vreemdelinge ben?" Even dat woordje gunst / genegenheid. We kwamen het al eerder tegen in vers 2: "Die mij genegen zal zijn." In het Hebreeuws gebruikt Ruth een woord dat wij kennen als genade, goedertierenheid. Ruth moet het hebben van de genade, de goedheid van mensen. Van mensen? Ja, ook van mensen. Natuurlijk - ook van God. Maar hoe bikkelhard kunnen mensen soms tegen elkaar zijn. Genade! Je moet ook bereid zijn ... genade te willen vragen én te willen ontvangen. Genegenheid, gunst, goedheid. * "De HERE vergelde u uw daad, en uw loon valle u overkort ten deel van de HERE, de God van Israël, onder wiens vleugels gij bent komen schuilen." Ik moest denken, broeders en zusters, jongelui, aan die prachtige geloofsbelijdenis van Ruth uit hoofdstuk 1: "Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God." In goed vertrouwen is Ruth met deze God op weg gegaan. Alles achter zich latend. Alles wat haar zekerheid en houvast had kunnen geven: - haar volk, haar familie, haar geboorteplaats, haar godenwereld. Ze is op weg gegaan om onder de vleugels van de God van Israël genade: genegenheid en geborgenheid te zoeken. Ruth lijkt in alles op die andere moeder in Israël: Rebekka, de vrouw van Izaäk. Ook zij liet alles achter om - te midden van het uitverkoren volk van Israël - een nieuw bestaan op te bouwen. Wie zich bij de gemeente van de Here Jezus voegt lijdt soms een gevoelig verlies. Er staat echter een belofte tegenover: "Voorwaar, Ik zeg u, er is niemand die huis of vrouw of broeder of ouders of kinderen heeft prijsgegeven om het Koninkrijk van God, of hij zal vele malen meer ontvangen in deze eeuw en in de toekomende eeuw het eeuwige leven." (Lucas 18: 29,30)
Preek over Ruth 2: 12b
blz. 5
Maar op de vervulling van die belofte moet je wel eens een hele tijd wachten. En dat kan best wel een moeilijke tijd zijn. Los van je oude familie ... moet je nieuwe broers en zusters gaan leren kennen. Dat kost tijd, dat vraagt om genegenheid. Het mooie is dat een mens als Boaz daar nu juist oog voor heeft. Hij voelt zich voor haar verantwoordelijk. Zij is immers bij de HERE komen schuilen. Bij de God van Israël. Ruths leven is verweven geraakt met deze God en met dit volk. Onder de beschermende vleugels van de HERE vindt ze bij Boaz troost en rust. * Heel dit bijbelgedeelte, broeders en zusters, jongelui, staat in het teken van bemoediging, van hulp die wordt gevraagd en die wordt gegeven. Als Ruth 's avonds thuiskomt brengt ze ongeveer zesendertig liter gerst met zich mee. Een heel gewicht voor een jonge vrouw. Het is de oogst van één dag aren lezen achter de maaiers. En zo is er weer brood op de plank in het huisje van Naomi en Ruth. Zo ziet God om naar mensen die op hem vertrouwen. Die in geloof met Hem op weg gaan. Op weg naar het beloofde land. En wij? Geloven, broeders en zusters, jongelui, is schuilen onder Gods vleugels. Daar - in de warmte van Gods vaderlijke zorg - ben je onaantastbaar, veilig en geborgen. Onder Gods beschermende vleugels kun je de stormen van het leven aan. Die stormen zullen er zijn en zullen je leven telkens weer bedreigen. Maar wie gelooft in de God van Abraham, Izaäk en Jakob ... wie gelooft in genade / de genegenheid van de God van Boaz en van Ruth ... hoeft bang te zijn. Hij zorgt voor u, voor jou, voor mij. Zijn vaderlijke zorg doet ons aan niets ontbreken. Bij Hem is er brood - brood in overvloed. Brood dat we mogen delen met anderen. Met elkaar - als broeders en als zusters - van Jezus Christus onze HERE. Samen zijn we afhankelijk van dezelfde genade van God. Op voet van gelijkheid. Respect voor elkaar. In de gemeente hebben we elkaar nodig. Hier zijn we thuis. Jongeren en ouderen. Gasten en ieder die met ons het feest van de oogst van Pasen en Pinksteren wil mee vieren. Want dankzij Jezus Christus is hier ons thuis. Hier zijn we welkom. Geborgen onder zijn vleugels. Amen. ds. Jan K.C. Kronenberg Haarlem 02/07/2000
Preek over Ruth 2: 12b
blz. 6