!"#$%&'$'#() *+,-.+%'+)$'$"/-'0/1&)2&34""51&'$)) !678$+/-
) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) ) voorjaar 2010
Centrum voor Nascholing Amsterdam
9#1+:$0+;("<&) 1. Inleiding 2. Inhoud van het portfolio 3. Achtergrond HBO-docentcompetenties 4. De 7 docentcompetenties
p. 2 p. 3 p. 5 p. 7
Bijlage 1a: Zelfbeoordeling op competenties Bijlage 1b: Toelichting op competenties Bijlage 2: Beoordeling competenties door anderen Bijlage 3: Observatieschema
p. 8 p. 12 p. 13 p. 18
Didactische cursus voor HBO-docenten 2009/2010
1
Centrum voor Nascholing Amsterdam
=>)9#%&'$'#() In de cursus Didactiek voor HBO-docenten werkt u aan de ontwikkeling van de competenties die bij het docentschap horen. Om deze ontwikkeling vast te leggen stelt u een portfolio samen. Hierin beschrijft u hoe u zich in het recente verleden heeft ontwikkeld op de HBO-docentcompetenties. U onderbouwt dit door kenmerkende voorbeelden uit de praktijk, relevante bewijsstukken en validaties (zoals studentevaluaties) op te nemen. Hierbij is het van belang dat u een selectie maakt die uw ontwikkeling goed weergeeft, rekening houdend met de leesbaarheid en hanteerbaarheid van het portfolio. De opdrachten, ervaringen en inzichten tijdens de cursus dienen mede als bronnen voor uw verslaglegging.
Didactiek voor HBO-docenten
2
Centrum voor Nascholing Amsterdam
?>)9#1+:$)<"#)1&-);+,-.+%'+) ) ) In het portfolio neemt u de volgende tien onderdelen op: =>)
@:,,'/:%:5)<'-"& Beschrijf daarbij in ieder geval: - relevante werkervaring; - relevante genoten opleidingen, cursussen, trainingen.
?>)
A&(&<)4&,3;%&3) - naam, adres en telefoon van de werkplek; - naam direct leidinggevende; - omvang van de aanstelling.
B>)
C4)5+-'<"-'&)+5)!678$+/-)-&)D'E#)+.)-&)4+,$) Beschrijf daarbij in ieder geval: - uw affiniteit met het beroep HBO-docent; - uw affiniteit met het vakgebied waarbinnen u doceert; - uw visie op onderwijs.
F>)
G&%.2&++,$&%'#()+;)$&)/+5;&--'&0) U gaat hierbij uit van de zeven HBO-docentcompetenties op pagina 6. Voor het meten van deze competenties zijn gedragsindicatoren (1.1, 1.2, et cetera) geformuleerd. Per gedragsindicator vindt u twee rijen aankruisrondjes. Aan het begin van de cursus vult u telkens de bovenste rij in en aan het einde van de cursus de onderste rij. Dit helpt u zicht krijgen op uw competentieontwikkeling tijdens het traject.
H>)
I+&%'/1-'#();&,)/+5;&--'&) In dit onderdeel (zie bijlage 1b, p. 12) beschrijft u per competentie uw huidige niveau van bekwaamheid. U geeft op beknopte wijze weer hoe u zich in het recente verleden op de competentie heeft ontwikkeld. U kunt hier goed de cursus bij betrekken. Vervolgens besteedt u aandacht aan uw sterke en eventuele ontwikkelpunten, ondersteund met u relevante praktijkvoorbeelden. U sluit de toelichting telkens af door de eventuele ontwikkelpunten te formuleren als (zo concreet mogelijke) leervragen.
) J>))
L>)
K-:$-&<"%:"-'&0) Dit onderdeel van het portfolio bestaat uit studentevaluaties, telkens aangevuld met uw commentaar. U kunt hierbij zowel gebruik maken van studentevaluaties die u zelf heeft ontworpen als van gestandaardiseerde evaluaties. 6&++,$&%'#()/+5;&--'&0)$++,)/+%%&("M0))%&'$'#((&<$& Op pagina 13 tot en met 17 vindt u hetzelfde formulier als bij onderdeel 4. U geeft dit aan twee collega’s ter beoordeling. Tevens vraagt u uw collega’s met behulp van de vragen op pagina 13 een toelichting te schrijven. Het verdient de voorkeur de beoordeling te laten maken door collega’s die al langere tijd met u samenwerken. Bij de beoordeling hoort ook een lesobservatie waarvan uw collega’s een korte schriftelijke rapportage maken. Deze vult u aan met uw commentaar. Het laten beoordelen en observeren door de leidinggevende is facultatief.
Didactiek voor HBO-docenten
3
Centrum voor Nascholing Amsterdam
N>)
720&,<&,)%&00)"#$&,&)$+/- U observeert twee lessen van andere docenten. Dit mogen zowel medecursisten zijn als collega’s binnen de eigen opleiding. U maakt gebruik van een observatieformulier (zie bijlage 3) en schrijft per lesobservatie een verslag. Dit verslag sluit u af met een alinea waarin u aangeeft wat u van de observatie heeft geleerd.
O>)
7;$,"/1-)-'E$)/:,0:0) In dit onderdeel neemt u de opdrachten op die u tijdens de cursus ter beoordeling heeft ingediend. Het gaat om de volgende opdrachten: - lesplan - huiswerkopdracht - analyse groepsdynamica - toetsopdracht
=P>) 6&++,$&%'#()%&&,;,+/&0)-'E$)/:,0:0 In het laatste onderdeel beoordeelt u uw leerproces tijdens de cursus. Dit mag in de vorm van een kwantitatief oordeel (rapportcijfer) of een kwalitatieve normering. U onderbouwt de beoordeling door in ieder geval aandacht te besteden aan: - de mate waarin u uw leerdoelen heeft bereikt - de kwaliteit van de door u gemaakte opdrachten - uw inbreng tijdens de cursusdagen 9#$');+,-.+%'+))&'#$(&0;,&3) Uw portfolio dient uiterlijk op de negende cursusdag in papieren versie te worden ingeleverd bij de cursusleiding. Eén exemplaar houdt u zelf. Op de tiende cursusdag vindt een eindgesprek van een half uur plaats waarin uw docentbekwaamheid en uw leerproces worden besproken aan de hand van het portfolio. U wordt verzocht uw eigen exemplaar mee te brengen naar het gesprek.
Didactiek voor HBO-docenten
4
Centrum voor Nascholing Amsterdam
B>)Q/1-&,(,+#$)!678$+/-/+5;&--'&0) De verantwoordelijkheden van de HBO-docent zijn samen te vatten door vier beroepsrollen te onderscheiden: de interpersoonlijke, de pedagogische, de vakinhoudelijke & didactische en de organisatorische rol. Deze beroepsrollen worden door de docent vervuld in vier verschillende typen situaties die kenmerkend zijn voor het docentenberoep: het werken met studenten, met collega's, met de omgeving van de opleiding en met zichzelf. Bij dat laatste gaat het om het werken aan de eigen professionele ontwikkeling. Door de vier beroepsrollen en de vier typen situaties met elkaar in verband te brengen, ontstaat een raamwerk voor de beschrijving van de docentbekwaamheid. Door vervolgens onder woorden te brengen wat de professionele manier van werken is van een bekwame docent in elke combinatie van beroepsrol en situatie, ontstaat er een beschrijving van de docentbekwaamheid in competenties. 7<&,D'/1-) /+5;&--'&0)
met studenten
interpersoonlijk
=)
pedagogisch
?)
vakinhoudelijk en didactisch
B)
organisatorisch
F)
met collega’s
met omgeving
met zichzelf
H)
J)
L)
Deze zeven competenties vormen de basis voor de cursus Didactiek voor HBO-docenten van het Centrum voor Nascholing Amsterdam.
Didactiek voor HBO-docenten
5
Centrum voor Nascholing Amsterdam
In de lijst op pagina 7 e.v. ‘Zelfbeoordeling op competenties’ worden professionele handelingen weergegeven waaruit de bekwaamheid van de docent moet blijken. Bij het invullen geeft u per onderwerp aan in welke mate u denkt dat u een bepaald gedrag beheerst. U doet dit door telkens één van de bolletjes achter de zogeheten gedragsindicator aan te kruisen. De notatie loopt steeds in dezelfde richting. Voorbeeld: ik beheers dit volledig
0
0
0
0
0
ik beheers dit helemaal niet
Het invullen van sommige onderdelen is misschien lastig als u er nog geen of weinig ervaring mee heeft. In dat geval baseert u uw score zoveel mogelijk op soortgelijke ervaringen in andere beroepspraktijken. In het uiterste geval kunt u het onderdeel open laten.
Zelfkennis is de basis tot leren
Didactiek voor HBO-docenten
6
Centrum voor Nascholing Amsterdam
F>)R&)L)$+/-/+5;&--'&0) De onderstaande zeven docentcompetenties1 vormen de leidraad voor de cursus Didactiek voor HBO-docenten. ) =>))) 9#-&,;&,0++#%'E3)/+5;&--) De docent heeft interpersoonlijke bekwaamheid nodig als hij in het contact met studenten (en ook met anderen) leidt, begeleidt, bemiddelt, stimuleert en confronteert. Daarmee bereikt hij een klimaat met open communicatie en een sfeer van samenwerking en wederzijds vertrouwen. ?>))) *&$"(+('0/1)/+5;&--) De docent heeft pedagogische bekwaamheid nodig als hij benaderingen ontwerpt, uitvoert en evalueert om het welbevinden van studenten te bevorderen, om ontwikkelings- en gedragsproblemen te signaleren, en om groepen en individuen te begeleiden. Een pedagogisch bekwame docent schept een veilige leeromgeving waarin studenten zich verder kunnen ontwikkelen tot zelfstandige en verantwoordelijke personen. ) B>))) S"3'#1+:$&%'E3))$'$"/-'0/1)/+5;&--) De docent heeft vakinhoudelijke en didactische bekwaamheid nodig als hij leerprocessen binnen het vakdomein ontwerpt, aanbiedt, begeleidt en evalueert, zodat er een krachtige leeromgeving ontstaat. F>))) 7,("#'0"-+,'0/1)/+5;&--) De docent heeft organisatorische bekwaamheid nodig als hij concrete en functionele procedures en afspraken hanteert, en als hij de leeromgeving en het leren van studenten organiseert en faciliteert, de planning bewaakt en bijstelt. Daarmee bereikt hij een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte leeromgeving. H>))) @+5;&--)'#)0"5&,3'#()5&-)/+%%&("M0)T)'#-&,#&)+5(&<'#() De docent heeft bekwaamheid in het samenwerken met collega’s nodig als hij werkt op een onderwijsinstituut. Daarmee bereikt hij een goed werkklimaat voor studenten. ) J>))) @+5;&--)'#)0"5&,3'#()5&-)&U-&,#&)+5(&<'#() De docent heeft bekwaamheid in het samenwerken met de omgeving nodig als hij studenten opleidt tot startbekwame beroepsbeoefenaars. Daarmee bereikt hij een goede aansluiting tussen opleiding en beroepsveld. L>))) @+5;&--)'#),&.%&/-'&V)+#$&,D+&3));&,0++#%'E3&)+#-4'33&%'#() De docent heeft overstijgende (meta-)bekwaamheden nodig, om alle docentcompetenties te kunnen integreren in het professioneel handelen in de praktijk van een HBO-docent.
1
Ze zijn afgeleid van de docentencompetenties die landelijk door het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (SBL) zijn opgesteld. Didactiek voor HBO-docenten
7
Centrum voor Nascholing Amsterdam
6'E%"(&)="W)G&%.2&++,$&%'#()+;)$&)/+5;&--'&0) ) X""5)3"#$'$""-W) ..................................................................................................................... ) ) X>6>))Per item staan -4&& rijen bolletjes. Aan het begin van de cursus vult u de bovenste rij in, aan het einde van de cursus vult u de onderste rij in. Dit heeft als doel om inzicht te krijgen in uw competentieontwikkeling.) ) ) 93)2&1&&,0)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&-) ) =) 9#-&,;&,0++#%'E3)/+5;&--) 1.1. Ik communiceer effectief door het hanteren van verbale 0 0 0 0 0 (volume, tempo, articulatie, melodie) en non-verbale 0 0 0 0 0) technieken (mimiek, uiterlijk, lichaamshouding).) 1.2 Ik bevorder effectieve communicatie door bijv. te 0 0 0 0 0 luisteren, samen te vatten en door te vragen naar zowel 0 0 0 0 0) inhoud als betrekkingsniveau. 1.3 Ik toon betrokkenheid en enthousiasme bij individuele 0 0 0 0 0 studenten en groepen. 0 0 0 0 0) 1.4 Ik herken en benoem gedragspatronen van individuele 0 0 0 0 0 studenten en de groep en maak deze inzichtelijk voor de 0 0 0 0 0) studenten. 1.5 Ik corrigeer ongewenst gedrag en waardeer gewenst 0 0 0 0 0 gedrag. 0 0 0 0 0) 1.6 Ik motiveer mijn handelen aan studenten. 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0)
) ) ?) 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
*&$"(+('0/1)/+5;&--) Ik bied een veilig klimaat waarin studenten en docent(en) elkaar respectvol behandelen. Ik zorg voor een leersituatie waarin studenten een eigen inbreng kunnen tonen. Ik gebruik op systematische wijze de input van studenten in het onderwijsleerproces. Ik stimuleer het bespreken van normen en waarden tussen studenten. Ik daag studenten uit om mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen Ik houd rekening met verschillen tussen studenten in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht. Ik onderneem waar nodig actie om het sociale klimaat in de groep te verbeteren. Ik signaleer gedragsproblemen bij studenten en verwijs zonodig door.
Didactiek voor HBO-docenten
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
8
Centrum voor Nascholing Amsterdam
93)2&1&&,0)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&-) B) ) ) 3.1
3.3
S"3'#1+:$&%'E3))$'$"/-'0/1)/+5;&--) ) 7#-4&,;) Ik zorg voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten Ik ontwerp verschillende leertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen studenten. Ik ontwerp zowel individuele als groepsactiviteiten.
3.4
Ik ontwikkel beoordelingsinstrumenten.
3.5
Ik maak gebruik van audiovisuele en digitale leermiddelen om leerdoelen te bereiken. Ik pas bestaande leermiddelen zelf aan en breid ze uit met eigen inbreng (vragen, suggesties, voorbeelden). ) Q"#2'&$) Ik geef een heldere opbouw in de leerstof aan.
3.2
3.6
3.7 3.8 3.9 3.10
3.11 3.12 3.13 ) ) 3.14 3.15
Ik maak actief gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van studenten. Ik hanteer verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen studenten (de leerstijlen van studenten, niveau en wijze van werken). Ik verwerk actuele inzichten en de beroepspraktijk in mijn onderwijsactiviteit. ) 6&(&%&'$) Ik ondersteun de studenten in hun leerproces door leervragen en -problemen te signaleren, te benoemen en er op te reageren. Ik evalueer systematisch het leerproces met de studenten op resultaten en bijbehorend proces. Ik analyseer (vakspecifieke) leerproblemen en speel daarop in of verwijs door. ) S"3$+5&'#) Ik leg relaties tussen de leerinhouden van mijn vakdomein en die van verwante vakken. Ik sta boven de stof.
3.16 Ik gebruik huidige toepassingen van mijn vakgebied. ) Z<"%:&,) 3.17 Ik evalueer het leerproces en de leerresultaten van studenten. 3.18 Ik verantwoord mijn vakdidactische opvattingen en mijn gekozen aanpak.
Didactiek voor HBO-docenten
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
9
Centrum voor Nascholing Amsterdam
93)2&1&&,0)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&-) F) 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
7,("#'0"-+,'0/1)/+5;&--) Ik geef duidelijk aan wat de inhoud, vorm, structuur en relevantie van de (onderwijs)activiteit is. Ik ben consequent in het hanteren van regels en afspraken. Ik maak afspraken over de taken van de studenten en geef aan welke ondersteuning zij van mij kunnen verwachten. Ik stel prioriteiten en verdeel de beschikbare tijd efficiënt. Ik weet om te gaan met beperkte mogelijkheden van de leeromgeving, en beschik bij knelpunten over alternatieven. Ik verantwoord mijn opvattingen over de organisatie van mijn onderwijs.
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
) ) H) 5.1
@+5;&--)'#)0"5&,3'#()5&-)/+%%&("M0)T)'#-&,#&) +5(&<'#() Ik vraag hulp van en bied hulp aan collega’s.
5.2
Ik stel mijn eigen grenzen vast.
5.3
Ik werk volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen. Ik neem verantwoordelijkheid voor de taak.
5.4 5.5 5.6
J) 6.1 6.2 6.3
Ik lever een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van de opleiding. Ik verantwoord mijn opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega’s binnen de organisatie. @+5;&--)'#)0"5&,3'#()5&-)&U-&,#&)+5(&<'#() Ik hanteer relevante gespreksvaardigheden en – technieken. Ik raadpleeg reeds aanwezige informatie, registreer nieuwe informatie en stel anderen in de gelegenheid hier gebruik van te maken. Ik verantwoord mijn professionele opvattingen, werkwijze en benadering.
Didactiek voor HBO-docenten
10
Centrum voor Nascholing Amsterdam
) )
) )
L)
7.7
@+5;&--)'#),&.%&/-'&V)+#$&,D+&3));&,0++#%'E3&) +#-4'33&%'#() Ik beschrijf gericht op de feitelijke situaties de eigen kwaliteit en beperkingen. Ik reflecteer systematisch op mijn eigen gedrag en betrek in mijn reflectie de feedback van anderen. Ik weet aan te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden. Ik werk op een planmatige manier aan mijn eigen ontwikkeling. Ik stem mijn ontwikkeling af op het beleid van de opleiding. Ik pas me aan veranderende omstandigheden aan en heb beschikking over alternatieven. Ik volg nieuwe ontwikkelingen rond mijn beroep.
7.8
Ik sta open voor andere visies en ideeën.
7.9
Ik breng onder woorden wat ik belangrijk vind in mijn professionele handelen en geef aan vanuit welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen ik uitga. )
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Didactiek voor HBO-docenten
93)2&1&&,0)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
11
Centrum voor Nascholing Amsterdam
6'E%"(&)=2W)I+&%'/1-'#();&,)/+5;&--'&) In het vorige onderdeel ‘Zelfbeoordeling op de competenties’ heeft u uw bekwaamheid per competentie in kaart gebracht aan de hand van de gedragsindicatoren. In dit onderdeel verzoeken wij u om voor elk van de zeven competenties de vragen 1 t/m 3 te beantwoorden, zo veel mogelijk ondersteund met concrete voorbeelden. =>)
[&%3&)&,<",'#()1&&.-):)+;(&$""#)5&-)2&-,&33'#()-+-)$&D&)/+5;&--'&\) Het gaat hierbij om het beschrijven van kenmerkende situaties uit uw praktijkervaring voorafgaand aan en tijdens de cursus die relevant zijn voor het aantonen van uw bekwaamheid op deze competentie.
?>)
7;)4&%3&)+#$&,$&%)"/1-):)D'/1D&%.)<+%$+$&)/+5;&--\)["-)D'E#):4)0-&,3&) 3"#-\) Aan het einde van de cursus dient u aan te kunnen geven dat u zichzelf een startbekwaam HBO-docent acht. U onderbouwt dit aan de hand van bewijsstukken en validaties. Bewijsstukken kunnen cursusopdrachten zijn als een lesplan of een groepsdynamica-analyse, maar ook andere vervaardigde producten als een studiehandleiding of toets. Validaties zijn beoordelingen van uw functioneren door anderen. Dit kunnen studentevaluaties zijn of feedbackverslagen van collega’s. Belangrijk is dat u per bewijsstuk of validatie aangeeft wat u ermee wilt aantonen.
B>)
7;)4&%3&)+#$&,$&%)"/1-):)D'/1D&%.)5'#$&,)/+5;&--\)["-)D'E#):4) +#-4'33&%;:#-\)) Beargumenteer hierbij waarom u vindt dat u een bepaald onderdeel minder goed beheerst. Vertaal uw ontwikkelpunt(en) naar zo concreet mogelijk geformuleerde leervragen.
Didactiek voor HBO-docenten
12
Centrum voor Nascholing Amsterdam
6'E%"(&)?W)6&++,$&%'#()$+/-/+5;&--'&0)$++,)"#$&,) X""5)3"#$'$""-W) ..................................................................................................................... X""5)2&++,$&%"",W) ................................................................................................................. Hieronder vindt u een lijst met professionele handelingen waaruit de bekwaamheden van de kandidaat blijken. Wilt u zo vriendelijk zijn deze lijst zo compleet mogelijk in te vullen? Indien u op bepaalde onderdelen te weinig zicht heeft om een oordeel te kunnen geven, kruist u dan het alternatief aan dat is gemarkeerd met een ‘\’ in de rechterkantlijn. De lijst dient tevens als achtergrond bij de vervolgvragen die u vindt onder deze lijst. Ten slotte maakt ook het observeren van een (deel van een) les van de kandidaat deel uit van het portfolio dat hij/zij moet indienen ter verkrijging van de didactische bevoegdheid. Meer informatie hierover vindt u op pagina 17
=) 1.1 . 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
9#-&,;&,0++#%'E3)/+5;&--) De docent communiceert effectief door het hanteren van verbale (volume, tempo, articulatie, melodie) en non-verbale technieken (mimiek, uiterlijk, lichaamshouding).) De docent bevordert effectieve communicatie door bijv. te luisteren, samen te vatten en door te vragen naar zowel inhoud als betrekkingsniveau. De docent toont betrokkenheid en enthousiasme bij individuele studenten en groepen. De docent herkent en benoemt gedragspatronen van individuele studenten en de groep en maakt deze inzichtelijk voor de studenten. De docent corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag. De docent motiveert zijn handelen aan studenten.
]"#$'$""-)2&1&&,0)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&-) ) 0 0 0 0 0)
\ Ļ
0
0
0
0
0)
0
0
0
0
0
0)
0
0
0
0
0
0)
0
0
0
0
0
0)
0
0
0
0
0
0)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
) ) ?) 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
*&$"(+('0/1)/+5;&--) De docent biedt een veilig klimaat waarin studenten en docent(en) elkaar respectvol behandelen. De docent zorgt voor een leersituatie waarin studenten een eigen inbreng kunnen tonen. De docent gebruikt op systematische wijze de input van studenten in het onderwijsleerproces. De docent stimuleert het bespreken van normen en waarden tussen studenten. De docent daagt studenten uit om mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen. De docent houdt rekening met verschillen tussen studenten in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht. De docent onderneemt waar nodig actie om het sociale klimaat in de groep te verbeteren. De docent signaleert gedragsproblemen bij studenten en verwijs zonodig door.
Didactiek voor HBO-docenten
13
Centrum voor Nascholing Amsterdam
B) ) ) 3.1 3.2 3.3
S"3'#1+:$&%'E3))$'$"/-'0/1)/+5;&--) ) 7#-4&,;) De docent zorgt voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten. De docent ontwerpt verschillende leertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen studenten. De docent ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten.
]"#$'$""-)2&1&&,0)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&-)
\ Ļ
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
3.4
De docent ontwikkelt beoordelingsinstrumenten.
0
0
0
0
0
0
3.5
De docent maakt gebruik van audiovisuele en digitale leermiddelen om leerdoelen te bereiken. De docent past bestaande leermiddelen zelf aan en breidt ze uit met eigen inbreng (vragen, suggesties, voorbeelden). ) Q"#2'&$) De docent geeft een heldere opbouw in de leerstof aan.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
De docent maakt actief gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van studenten. De docent hanteert verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen studenten (de leerstijlen van studenten, niveau en wijze van werken). De docent verwerkt actuele inzichten en de beroepspraktijk in zijn onderwijsactiviteit. ) 6&(&%&'$) De docent ondersteunt de studenten in hun leerproces door leervragen en -problemen te signaleren, te benoemen en er op te reageren. De docent evalueert systematisch het leerproces met de studenten op resultaten en bijbehorend proces. De docent analyseert (vakspecifieke) leerproblemen en speelt daarop in of verwijst door. ) S"3$+5&'#) De docent legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vakdomein en die van verwante vakken. De docent staat boven de stof.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
3.6
3.7 3.8 3.9
3.10
3.11 3.12 3.13 ) ) 3.14 3.15
3.16 De docent gebruikt huidige toepassingen van zijn vakgebied. ) Z<"%:&,) 3.17 De docent evalueert het leerproces en de leerresultaten van studenten. 3.18 De docent verantwoordt zijn vakdidactische opvattingen en zijn gekozen aanpak. Didactiek voor HBO-docenten
14
Centrum voor Nascholing Amsterdam
]"#$'$""-)2&1&&,0-)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&-)
\ Ļ
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
@+5;&--)'#)0"5&,3'#()5&-)/+%%&("M0)T) '#-&,#&)+5(&<'#( 5.1 De docent vraagt hulp van en biedt hulp aan collega’s.
0
0
0
0
0
0
5.2 De docent stelt zijn eigen grenzen vast.
0
0
0
0
0
0
5.3 De docent werkt volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen. 5.4 De docent neemt verantwoordelijkheid voor de taak.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5.5 De docent levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van de opleiding. 5.6 De docent verantwoordt zijn opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega’s binnen de organisatie.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
F) 7,("#'0"-+,'0/1)/+5;&--) 4.1 De docent geeft duidelijk aan wat de inhoud, vorm, structuur en relevantie van de (onderwijs)activiteit is. 4.2 De docent is consequent in het hanteren van regels en afspraken. 4.3 De docent maakt afspraken over de taken van de studenten en geef aan welke ondersteuning zij van hem kunnen verwachten. 4.4 De docent stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt. 4.5 De docent weet om te gaan met beperkte mogelijkheden van de leeromgeving, en beschikt bij knelpunten over alternatieven. 4.6 De docent verantwoordt zijn opvattingen over de organisatie van zijn onderwijs.
) ) H)
J)
@+5;&--)'#)0"5&,3'#()5&-)&U-&,#&) +5(&<'#() 6.1 De docent hanteert relevante gespreksvaardigheden en -technieken. 6.2 De docent raadpleegt reeds aanwezige informatie, registreert nieuwe informatie en stelt anderen in de gelegenheid hier gebruik van te maken. 6.3 De docent verantwoordt zijn professionele opvattingen, werkwijze en benadering.
Didactiek voor HBO-docenten
15
Centrum voor Nascholing Amsterdam
]"#$'$""-)2&1&&,0-)$'-) <+%%&$'()Y)(&1&&%)#'&-)
\ Ļ
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
7.8 De docent staat open voor andere visies en ideeën.
0
0
0
0
0
0
7.9 De docent brengt onder woorden wat hij belangrijk vindt in zijn professionele handelen en geeft aan vanuit welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat.
0
0
0
0
0
0
L) 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
@+5;&--)'#),&.%&/-'&V)+#$&,D+&3));&,0++#%'E3&) +#-4'33&%'#() De docent beschrijft gericht op de feitelijke situaties de eigen kwaliteit en beperkingen. De docent reflecteert systematisch op zijn eigen gedrag en betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen. De docent weet aan te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden. De docent werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling. De docent stemt zijn ontwikkeling af op het beleid van de opleiding. De docent past zich aan veranderende omstandigheden aan en heeft beschikking over alternatieven. De docent volgt nieuwe ontwikkelingen rond zijn beroep.
Dank u voor het invullen van de lijst. Op de volgende pagina vindt u enkele vragen over uw beoordeling.
Didactiek voor HBO-docenten
16
Centrum voor Nascholing Amsterdam
S,"())%&0+20&,<"-'&) S,""()=W)[&%3&)/+5;&--'&0)2&1&&,0-)$&)3"#$'$""-)<+%():)'#)0-&,3&)5"-&\)]:#-):) $'-)+#$&,2+:4)""#)$&)1"#$)<"#)&,<",'#()$'&):)1&&.-)5&-)$&)3"#$'$""-\)
S,""()?W)7;)4&%3&)/+5;&--'&0)D+:)$&)3"#$'$""-)D'/1)<+%():)<&,$&,)3:##) +#-4'33&%\)]:#-):)$'-)+#$&,2+:4\)
^&0+20&,<"-'&) Onderdeel van het portfolio vormt het laten observeren van enkele lessen door collega’s en leidinggevende (optioneel). De kandidaat zal in overleg met u bepalen welk(e) les(onderdeel) het meest geschikt is voor observatie. In deze fase kan de kandidaat ook bij u aangeven waar hij in ieder geval feedback op zou willen hebben. Als basis voor de observatie wordt het observatieschema aanbevolen dat ook wordt gebruikt om microlessen tijdens de cursus mee te beoordelen. Dit schema vindt u direct onder deze tekst in bijlage 3. Het staat u echter vrij om een alternatief instrument te gebruiken, mits dit voldoende aandacht besteedt aan belangrijke didactische thema’s als lesopbouw, presentatievaardigheid en interactie. De rapportage van de lesobservatie geeft u aan de kandidaat, die het verslag toevoegt aan het portfolio en aanvult met een reflectiegedeelte waarin hij aangeeft wat hij van de feedback heeft geleerd. Didactiek voor HBO-docenten
17
Centrum voor Nascholing Amsterdam
6'E%"(&)BW)720&,<"-'&0/1&5") Naam kandidaat: Naam beoordelaar: Aspecten
Opmerkingen
Suggesties voor verbetering
R+&%0-&%%'#() Wordt duidelijk wat de docent wil bereiken met de les?
6&('#0'-:"-'&) Peilt de docent de beginsituatie en speelt hij/zij hier adequaat op in?
^&0'#1+:$) Wordt de leerstof op gestructureerde wijze en in hanteerbare hoeveelheid aangeboden?
[&,3<+,5_`) Sluit de gebruikte werkvorm aan op de doelstelling en wordt deze goed uitgevoerd?
^&&,5'$$&%) Sluiten de gebruikte leermiddelen aan op de doelstelling en worden ze goed gebruikt? (PowerPoint, bord,…)
Q.,+#$'#() Rondt de docent de les op adequate wijze af? Komt hij terug op de doelstelling?
*,&0-"-'&<"",$'(1&$) ) Hoe maakt de docent gebruik van stem, spreektempo, lichaamshouding, oogcontact?
9#-&,"/-'&)
Maakt de docent actief gebruik van interactie met het publiek?
Q%(&5&)++,$&&%W)
Didactiek voor HBO-docenten
18