1
Нидерландский язык с Йипом и Яннеке Составитель пособия: Лидия Данилина
Под редакцией Ильи Франка Метод чтения Ильи Франка Annie M. G. Schmidt — очень известная писательница, которая оставила детские книжки, ставшие классикой. Нет в Голландии детей, которые бы не знали двух малышей Йипа и Яннеке. Пять книжек были написаны в 1953-60 гг, и выдержали большое количество переизданий, общим тиражом 1 млн. экземпляров (для Голландии — !!!). А сама Annie M. G. Schmidt в 1988 г. получила премию Андерсена из рук Астрид Линдгрен. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
1
2
Jip en Janneke spelen samen (Йип и Яннеке играют вместе) Jip liep in de tuin (Йип гулял по саду: lopen ходить) en hij verveelde zich zo (и очень скучал: «скучал так…»: vervelen zich). Maar kijk, wat zag hij daar (но смотри-ка, что он увидел там)? Een klein gaatje in de heg (маленькую дырочку в живой изгороди). Wat zou er aan de andere kant van de heg zijn (что же там: «что должно быть», на другой стороне изгороди), dacht Jip (подумал Йип: denken). Een paleis (дворец)? Een hek (забор)? Een ridder (рыцарь)? Hij ging op de grond zitten (он сел на землю: gaan идти) en keek door het gaatje (и посмотрел в дырочку: kijken). En wat zag hij (и что /же/ он там увидел: zien)? Een klein neusje (маленький носик). En een klein mondje (и ротик). En twee blauwe oogjes (и два голубых глазика). Daar zat een meisje (там сидела девочка: zitten). Zij was net zo groot als Jip (она была такая же большая /маленькая/, как Йип: net точно, как раз; ровно). Hoe heet je (как тебя зовут)? vroeg Jip (спросил: vragen). Janneke, zei het meisje (сказала девочка: zeggen). Ik woon hier (я живу здесь). Gisteren woonde je nog niet hier (вчера ты еще здесь не жила), zei Jip. Vandaag woon ik hier (сегодня я живу здесь), zei Janneke. Kom je met mij spelen (ты пойдешь со мной играть)? Ik zal door het gat kruipen (я проберусь через дырку), zei Jip. En hij stak eerst zijn hoofd door het gat (и он просунул сперва свою голову в дырку: steken). En toen zijn ene arm (и потом одну руку). En toen zijn andere arm (другую). En toen zat hij vast (он застрял: «засел крепко»: zitten сидеть). En Janneke trok aan zijn ene arm (тянула его за одну руку: trekken). En toen aan zijn andere arm. Maar het hielp niet (но это не помогло: helpen). Jip zat vast. En Jip huilde (заплакал). En hij gilde (закричал). Daar kwam Jips vader aangelopen in het ene tuintje (тогда прибежал: «прибыл, прибежав» папа Йипа в один садик = в один из садиков: komen приходить, прибывать). En Jannekes vader kwam aanlopen in het andere tuintje. En samen hilpen zij Jip weer terug (и вместе помогли они Йипу вернуться: «снова назад»). Zo (так, ну), zei Jips vader, nu heb je een buurmeisje (теперь у тебя есть соседка; meisje девочка). Maar je moet eerst (но ты должен сначала) netjes Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
2
3
(аккуратно, прилично, как подобает) de voordeur uitgaan (выйти в наружную дверь) en bij Janneke de voordeur in (и войти к Яннеке в /наружную/ дверь). Dan mag je samen spelen (тогда можете вы вместе играть: «ты вместе /с ней/»). En zo gebeurde het (так и случилось, так и вышло). Jip en Janneke speelden samen (играли вместе). De ene dag in Jips tuintje (один день в садике Йипа). De andere dag in Jannekes tuintje. En zij speelden vader en moedertje (и они играли в дочки-матери).
Jip en Janneke spelen samen
Jip liep in de tuin en hij verveelde zich zo. Maar kijk, wat zag hij daar? Een klein gaatje in de heg. Wat zou er aan de andere kant van de heg zijn, dacht Jip. Een paleis? Een hek? Een ridder? Hij ging op de grond zitten en keek door het gaatje. En wat zag hij? Een klein neusje. En een klein mondje. En twee blauwe oogjes. Daar zat een meisje. Zij was net zo groot als Jip. Hoe heet je? vroeg Jip. Janneke, zei het meisje. Ik woon hier. Gisteren woonde je nog niet hier, zei Jip. Vandaag woon ik hier, zei Janneke. Kom je met mij spelen? Ik zal door het gat kruipen, zei Jip. En hij stak eerst zijn hoofd door het gat. En toen zijn ene arm. En toen zijn andere arm. En toen zat hij vast. En Janneke trok aan zijn ene arm. En toen aan zijn andere arm. Maar het hielp niet. Jip zat vast. En Jip huilde. En hij gilde. Daar kwam Jips vader aangelopen in het ene tuintje. En Jannekes vader kwam aanlopen in het andere tuintje. En samen hilpen zij Jip weer terug. Zo, zei Jips vader, nu heb je een buurmeisje. Maar je moet eerst netjes de voordeur uitgaan en bij Janneke de voordeur in. Dan mag je samen spelen. En zo gebeurde het. Jip en Janneke speelden samen. De ene dag in Jips tuintje. De andere dag in Jannekes tuintje. En zij speelden vader en moedertje.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
3
4
Wormen eten (есть червяков) Nee, zegt Jip tegen de vogeltjes (нет, сказал Йип птичкам). Nou krijgen jullie niks meer (теперь вы ничего больше не получите). Je krijgt geen brood meer (ты больше хлеба не получишь). Want het is lente (потому что весна). Eet nou maar wormen (ешь же теперь червяков: maar но, же; только, лишь). Ze mogen best nog wat brood (они хотели бы лучше еще немного хлеба: mogen мочь; хотеть /что-либо сделать/), zegt Janneke (сказала Яннеке). Dan eten ze eerst wormen (тогда/пусть/ едят они сначала червяков) en dan brood als toetje (и потом хлеб на десерт: «как десерт, в качестве десерта»). En Janneke strooit kruimeltjes op de vensterbank (и Яннеке сыплет крошки на подоконник). Maar de vogeltjes vliegen weg (но птички улетают прочь). Ze piepen hard (они пищат громко: hard твердый, крепкий; резко, сильно, громко). En daar zit er een te zingen (а там сидит вот одна и поет: «сидит петь») in de pereboom (в грушевом дереве). Kijk (смотрите), zegt moeder (говорит мать). Die vogeltjes daar (те птички: «птички там») zijn in het zuiden geweest (на юге были). De hele winter (всю зиму). Die gaan altijd de hele winter weg (они всегда улетают на всю зиму: gaan weg уходить /прочь/). Ver weg (очень далеко: «далеко прочь»). En in het voorjaar (а весной) komen ze weer terug (они возвращаются: «приходят они снова назад»). Hoe ver (как далеко)? vraagt Janneke (спрашивает Яннеке). O, zegt moeder. Helemaal naar Afrika (совсем, совершенно в Африку). Waar het warm is (где тепло). Ze houden niet van ijs en sneeuw (они не любят льда и снега: houden держать). Ze gaan in de herfst weg (осенью они улетают прочь). En in maart of zo (и в марте или вроде того) komen ze terug (они возвращаются). Dan moet wij ook maar doen (тогда должны мы тоже так делать), zegt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
4
5
Hè ja (ну да), zegt Janneke (говорит Яннеке). Zullen we in de winter weggaan (должны мы зимой уехать = не отправиться ли нам зимой)? Naar het zuiden (на юг)? Naar Afrika (в Африку)? En dan (а потом) in het voorjaar (весной) weer terug (снова назад)? Ik zou het heerlijk vinden (я нахожу, посчитала бы это восхитительным: «должна бы, стала бы… находить»), zegt moeder (говорит мать). Maar de vogels hebben vleugels (но птицы имеют крылья). Die kunnen vliegen (они могут летать). En wij niet (а мы нет). We kunnen ook vliegen (мы можем тоже летать), zegt Jip. Met een vliegmachine (на самолете: «с самолетом»). Dat kost een hoop geld (это стóит кучу денег), zegt moeder. En dat hebben we niet (а этого у нас нет: «мы не имеем»). Jip en Janneke kijken een hele tijd naar de vogeltjes (смотрят целое время = долго на птичек). Die zo ver weg (которые так далеко) kunnen gaan (могут улетать). Met hun eigen vleugeltjes (с их собственными крылышками = на собственных крылышках). Heel goedkoop (очень дешево). En ze zijn jaloers (и они завидуют: «завистливые, завидующие»). Ik wou (я хотел бы) dat ik een vogel was (чтобы я птицей был), zegt Jip. Dan moet je ook wormen eten (тогда ты должен тоже червяков есть), zegt Janneke. O ja, zegt Jip. Nee, dan (нет, тогда) wil ik toch maar (хочу я все-таки) liever een jongetje zijn (лучше мальчиком быть). En een boterham eten (и бутерброд есть), zegt moeder. Kom (иди сюда) maar gauw (только быстро = поскорей). De boterham staat al klaar (бутерброд «стоит» уже готовый). En dan gaan ze eten (и тогда идут они есть).
Wormen eten
Nee, zegt Jip tegen de vogeltjes. Nou krijgen jullie niks meer. Je krijgt geen brood meer. Want het is lente. Eet nou maar wormen. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
5
6
Ze mogen best nog wat brood, zegt Janneke. Dan eten ze eerst wormen en dan brood als toetje. En Janneke strooit kruimeltjes op de vensterbank. Maar de vogeltjes vliegen weg. Ze piepen hard. En daar zit er een te zingen in de pereboom. Kijk, zegt moeder. Die vogeltjes daar zijn in het zuiden geweest. De hele winter. Die gaan altijd de hele winter weg. Ver weg. En in het voorjaar komen ze weer terug. Hoe ver? vraagt Janneke. O, zegt moeder. Helemaal naar Afrika. Waar het warm is. Ze houden niet van ijs en sneeuw. Ze gaan in de herfst weg. En in maart of zo komen ze terug. Dan moet wij ook maar doen, zegt Jip. Hè ja, zegt Janneke. Zullen we in de winter weggaan? Naar het zuiden? Naar Afrika? En dan in het voorjaar weer terug? Ik zou het heerlijk vinden, zegt moeder. Maar de vogels hebben vleugels. Die kunnen vliegen. En wij niet. We kunnen ook vliegen, zegt Jip. Met een vliegmachine. Dat kost een hoop geld, zegt moeder. En dat hebben we niet. Jip en Janneke kijken een hele tijd naar de vogeltjes. Die zo ver weg kunnen gaan. Met hun eigen vleugeltjes. Heel goedkoop. En ze zijn jaloers. Ik wou dat ik een vogel was, zegt Jip. Dan moet je ook wormen eten, zegt Janneke. O ja, zegt Jip. Nee, dan wil ik toch maar liever een jongetje zijn. En een boterham eten, zegt moeder. Kom maar gauw. De boterham staat al klaar. En dan gaan ze eten.
Scheren (бриться, бритье) Vader staat sich te scheren (отец стоя бреется: staan стоять). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
6
7
Mag ik een beetje schuim (можно я немножко пены /возьму/)? vraagt Jip (спрашивает). Hier heb je een beetje schuim (вот тебе: «здесь имеешь ты» немного, чуточку пены), zegt vader (говорит). En hij geeft Jip (и он дает Йипу) een tikje schuim. (чуточку пены). Jip smeert het op zijn wangen (намазывает ее на свои щеки). Nog meer (еще больше, побольше), zegt hij. Vader geeft hem nog een beetje. En nu is het zo echt (и теперь это такое настоящее = по-настоящему) Net als vader (совсем, точно как отец) Jip heeft een stokje (имеет палочку = у него есть палочка). Een plat stokje (плоская), dat is om te scheren (это чтобы бриться). En daar staat hij bij de spiegel. (И там стоит он перед зеркалом: «у зеркала»). Daar komt Janneke (тут приходит Яннеке: daar там, туда; тут /при обозначении новой ситуации/). Ga je mee naar buiten (ты идешь со /мной/ на улицу: «наружу»)? vraagt Janneke (спрашивает). Ik moet me eerst scheren (я должен сначала побриться), zegt Jip. Waarom sta je (почему стоишь ты) op een kruk (на табуретке)? vraagt Janneke. Ik moet toch (Я должен же, ведь) in de spiegel kijken (в зеркало смотреть), zegt Jip. En de spiegel is zo hoog (а зеркало так высоко). Nu moet je mee uitgaan (теперь должен ты со мной выйти), zegt Janneke. Nee, zegt Jip, Het duurt nog heel lang (Нет, … Это /про/длится еще целое время: heel весь, целый; lang долго). En dan wordt Jannele boos (и тогда становится Яннеке сердитой = сердится). En als Janneke boos wordt (и если (когда) Яннеке становится сердитой) is ze heel driftig (она очень яростная). Ze trekt aan de poot van de kruk (она тянет за ножку табуретки). O wee (ох, ой-ёй-ёй), daar valt de kruk om (тут опрокидывается табуретка). En Jip valt op de vloer (падает на пол). Met een harde bons (с сильным грохотом). Zijn scheerapparaat valt ook (его бритвенный аппарат падает тоже). En de helft van het schuim (и половина пены) zit nog op zij gezicht (сидит еще на его лице). En hij huilt zo (и он так /сильно/ плачет). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
7
8
De tranen vallen op het schuim (слезы падают на пену). Janneke is erg geschrokken. (Яннеке очень испугалась: «весьма испуганная»: schrikken /ис/пугаться) Ik deed het per ongeluk (я сделала нечаянно: ongeluk несчастье, бедствие; per ongeluk по ошибке, нечаянно, ненароком), zegt ze. Niet waar (неправда), zegt Jip. Je deed het expres (нарочно). Niet, zegt Janneke. Ik wist niet (Я не знала: weten) dat je zou vallen (что ты упадешь). En dan komt vader (и вот приходит отец). En hij zegt: Doet het pijn, Jip (тебе больно: «делает = доставляет это боль»)? Nee, snikt Jip (хнычет). Maar ik ben boos (но я рассердился). Mannen huilen niet (мужчины не плачут) als ze boos zijn (когда они рассердятся), zegt vader, En je bent toch een man (а ты ведь мужчина)? Je scheert je toch (ты ведь бреешься)? O ja, zegt Jip. En hij veegt zijn tranen af (вытирает свои слезы). Maar nu veegt hij (но теперь вытирает он) per ongeluk (нечаянно) ook het schuim af (также и пену). Kom hier (иди сюда), zegt vader. Een washandje over je gezicht (рукавичка для твоего лица: «по твоему лицу /провести/»; wassen мыть). (Голландцы моются махровой рукавичкой). En nu fijn met Janneke spelen (а теперь славненько с Яннеке играть). En niet meer boos zijn (и не злись больше: «и не быть больше злым»). En dan gaan Jip en Janneke naar buiten (и тогда идут наружу = на улицу; ср: binnen дома: «внутри»). Ze zijn nooit (они никогда) zo erg lang boos (так долго /не/ сердятся) op elkaar (друг на друга).
Scheren
Vader staat sich te scheren. Mag ik een beetje schuim? vraagt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
8
9
Hier heb je een beetje schuim, zegt vader. En hij geeft Jip een tikje schuim. Jip smeert het op zijn wangen. Nog meer, zegt hij. Vader geeft hem nog een beetje. En nu is het zo echt. Net als vader. Jip heeft een stokje. Een plat stokje, dat is om te scheren. En daar staat hij bij de spiegel. Daar komt Janneke. Ga je mee naar buiten? vraagt Janneke. Ik moet me eerst scheren, zegt Jip. Waarom sta je op een kruk? vraagt Janneke. Ik moet toch in de spiegel kijken, zegt Jip. En de spiegel is zo hoog. Nu moet je mee uitgaan, zegt Janneke. Nee, zegt Jip, Het duurt nog heel lang. En dan wordt Jannele boos. En als Janneke boos wordt is ze heel driftig. Ze trekt aan de poot van de kruk. O wee, daar valt de kruk om. En Jip valt op de vloer. Met een harde bons. Zijn scheerapparaat valt ook. En de helft van het schuim zit nog op zij gezicht. En hij huilt zo. De tranen vallen op het schuim. Janneke is erg geschrokken. Ik deed het per ongeluk, zegt ze. Niet waar, zegt Jip. Je deed het expres. Niet, zegt Janneke. Ik wist niet dat je zou vallen. En dan komt vader. En hij zegt: Doet het pijn, Jip? Nee, snikt Jip. Maar ik ben boos. Mannen huilen niet als ze boos zijn, zegt vader. En je bent toch een man? Je scheert je toch? O ja, zegt Jip. En hij veegt zijn tranen af. Maar nu veegt hij per ongeluk ook het schuim af. Kom hier, zegt vader. Een washandje over je gezicht. En nu fijn met Janneke spelen. En niet meer boos zijn. En dan gaan Jip en Janneke naar buiten. Ze zijn nooit zo erg lang boos op elkaar.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
9
10
Sigaren kopen (покупать сигары) Ik heb een kwaartje (у меня есть квартье /25 центов/: «четвертинка»), zegt Jip (говорит Йип). Ga je mee (пойдем со мной: mee вместе)? Iets kopen (чтонибудь купить)? Ja (да), zegt Janneke. Ga je toffees kopen (ты идешь за конфетами: toffees ириски, тянучки)? Nee, zegt Jip. Iets voor vader (для папы). Een kadootje (подарочек). Vader is morgen jarig (у папы завтра день рождения). O, zegt Janneke. Wacht even (подожди немножко). En ze holt weg (и она убежала: hollen мчаться, нестись). Even later komt ze terug (немного позже она возвращается: «приходит назад»). Ze heeft ook een kwaartje (у нее тоже есть квартье: «она имеет»). Ik mag ook iets kopen (я могу тоже что-то купить), zegt Janneke. Ook voor jouw vader (тоже /что-нибудь/ для твоего папы). Daar gaan ze met z’n beidjes (туда идут они вдвоем). Er zijn zoveel winkels (как много магазинов!). Eerst winkel met toffees (первый магазин с тянучками). Daar gaan we niet in (туда мы не пойдем), zegt Janneke. Dan komt er een winkel met speelgoed (потом «приходит» = следующий магазин игрушек). Kijk eens (смотри-ка), zegt Janneke. Knikkers (шарики). Rood en geel en blauw (красные и желтые и голубые). Vind je vader dat mooi (они папе понравятся: «папа находит их красивыми»)? Ha, ha, lacht Jip (смеется). Vaders spelen toch niet met knikkers (папы же не играют с шариками = в шарики). Janneke vindt het erg jammer (жаль! Букв.: Яннеке находит, что это очень жалко). Maar ze lopen door. (Но /и/ они идут дальше) Daar is een winkel met sigaren (там магазин с сигарами), zegt Jip. Ik ga een kist sigaren kopen (я /иду/ хочу, собираюсь ящик сигар купить). Ze gaan samen naar binnen (они заходят внутрь: samen вместе).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
10
11
Een kist sigaren alstublieft (пожалуйста), zegt Jip. En hij laat zijn kwaartje zien (и он показывает свой квартье: laat zien показывать: «дать, пустить посмотреть»). En nog een kist (и еще), zegt Janneke. En ze legt ook haar kwaartje neer. (И она кладет свой: «ее» квартье: neer leggen класть; neer вниз) De meneer achter de toonbank moet lachen (господин за прилавком смеется: «должен, вынужден засмеяться»). Een kist sigaren kost veel geld (стоит очень дорого: «много денег»), zegt hij. Veel meer dan twee kwaartjes (много = гораздо больше, чем два квартье). Jullie kunnen ieder een sigaar kopen (вы можете купить каждый по сигаре). Een hele mooie (очень красивые). Met een gouden bandje (с золотой ленточкой). Jip kijkt Janneke aan (смотрит на Яннеке). Ja, knikt Janneke (кивает). Dan kopen ze ieder een sigaar (и они покупают каждый по сигаре). En ze krijgen er ieder een heel mooi zakje omheen (Каждый получает по одной в очень красивом мешочке: оmheen вокруг) De volgende dag is vader jarig (на следующий день у папы день рождения). En Jip en Janneke komen allebei met hun kado (приходят оба со своими подарками). Heel vroeg al (/уже/ очень рано). Om acht uur (в 8 часов). O o, zegt vader. Wat een mooi kado (что за, какие красивые подарки)! Wat ben ik daar blij mee (как я /рад /доволен ими). Die van Janneke rook ik nu meteen op (ту, которая от Яннеке, выкурю я сейчас же: metéen тотчас, сейчас же). En die van Jip rook ik vanavond op (а ту, что от Йипа, выкурю вечером). Jip en Janneke krijgen de sigarenbandjes (получили ленточки от сигар). Ieder een. (каждый одну). En die doen ze om hun vinger (и надели их на свои пальцы).
Sigaren kopen
Ik heb een kwaartje, zegt Jip. Ga je mee? Iets kopen? Ja, zegt Janneke. Ga je toffees kopen? Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
11
12
Nee, zegt Jip. Iets voor vader. Een kadootje. Vader is morgen jarig. O, zegt Janneke. Wacht even. En ze holt weg. Even later komt ze terug. Ze heeft ook een kwaartje. Ik mag ook iets kopen, zegt Janneke. Ook voor jouw vader. Daar gaan ze met z’n beidjes. Er zijn zoveel winkels. Eerst een winkel met toffees. Daar gaan we niet in, zegt Janneke. Dan komt er een winkel met speelgoed. Kijk eens, zegt Janneke. Knikkers. Rood en geel en blauw. Vindt je vader dat mooi? Ha, ha, lacht Jip. Vaders spelen toch niet met knikkers. Janneke vindt het erg jammer. Maar ze lopen door. Daar is een winkel met sigaren, zegt Jip. Ik ga een kist sigaren kopen. Ze gaan samen naar binnen. Een kist sigaren alstublieft, zegt Jip. En hij laat zijn kwaartje zien. En nog een kist, zegt Janneke. En ze legt ook haar kwaartje neer. De meneer achter de toonbank moet lachen. Een kist sigaren kost veel geld, zegt hij. Veel meer dan twee kwaartjes. Jullie kunnen iedereen sigaar kopen. Een hele mooie. Met een gouden bandje. Jip kijkt Janneke aan. Ja, knikt Janneke. Dan kopen ze ieder een sigaar. En ze krijgen er ieder een heel mooi zakje omheen. De volgende dag is vader jarig. En Jip en Janneke komen allebei met hun kado. Heel vroeg al. Om acht uur. O o, zegt vader. Wat een mooi kado! Wat ben ik daar blij mee. Die van Janneke rook ik nu meteen op. En die van Jip rook ik vanavond op. Jip en Janneke krijgen de sigarenbandjes. Iedereen een. En die doen ze om hun vinger.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
12
13
Ze komen thuis met een hondje (они приходят домой с собачкой) Janneke, zegt moeder, weet je de winkel van Smit? (Яннеке, говорит мама, ты знаешь магазин Смита?) De winkel van lapjes en van wol (магазин с лоскутами и шерстью)? Ja (да), zegt Janneke. Ga daar eens een pakje naalden halen (пойди-ка туда за пачкой иголок: halen получать), zegt moeder. Fijne naalden, geen grove (тонкие иголки, не толстые: grof грубый, крупный). Goed (хорошо), zegt Janneke. En ze roept Jip (roepen звать). Ga je mee naalden kopen (пойдешь со мной покупать иголки: gaan идти; mee вместе)? Daar gaan ze samen (и идут они туда вместе: daar туда, там). Het is mooi weer (погода прекрасная: mooi красивый, приятный, прекрасный). En er is veel te zien op straat (много /можно/ видеть на улице). Er is een vrouw met bloemen (вот женщина с цветами). En een kar met pruimen (и тележка со сливами). Jip en Janneke krijgen ieder een pruim van de pruimenman (получают каждый по сливе от продавца слив). Kijk, dat hondje loopt met ons mee (смотри, та собачка идет с нами), zegt Jip. Ja, zegt Janneke, wat een gek hondje (какая смешная собачка). Wat een gek lang (длинная) hondje. Zijn achterpootjes zitten zo ver van zijn voorpootjes (ее задние лапы отстоят: «сидят» далеко от передних). Hij is vies (он грязный), zegt Jip. Maar hij is lief (но милый). Ga maar naar je baas (иди-ка к хозяину), zegt Janneke, ga maar terug (иди-ка назад). Maar het hondje wil niet terug (не хочет назад). Hij wil mee (он хочет вместе = с ними). Arm hondje (бедная собачка), zegt Janneke, heb je geen baas (у тебя нет хозяина: geen отрицание при существительном)? Het hondje kijkt haar verdrietig aan (смотрит на нее грустно: aankijken посмотреть; verdriet горе, скорбь; досада). Heb je geen huis (у тебя нет дома)?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
13
14
Het hondje kan niet praten (не может, не умеет разговаривать), maar zijn oogjes zeggen (но его глазки говорят): Nee, ik heb geen huis. Ga dan maar met ons mee (тогда пойдем же с нами), zegt Janneke. Ja hoor (вот послушай-ка), zegt Jip. Bij mij thuis mag je wonen (у меня дома можешь ты жить). Nee, bij mij thuis, zegt Janneke. Nee, bij mij thuis, schreeuwt Jip (кричит). Ze krijgen echt ruzie (они ссорятся: «получают настоящую ссору»). En ze vergeten de naalden (забывают). En ze komen kwaad (сердитые) bij Janneke's moeder (к маме Яннеке), het hondje achter hen aan (с собачкой позади них: achteraan сзади). Wat is dat (что это)? vraagt moeder. Waar zijn de naalden (где иголки)? En wat is dat voor een vies beest (и что это за грязное животное). ‘t Is geen vies beest (это не грязное животное), roept Jip. ‘t Is mijn hond (это моя собака)! Nee, mijn hond, gilt Janneke (кричит, визжит). Dan komt Jips moeder er ook bij (bijkomen присоединиться). En eindelijk mag het hondje (и наконец может собачка, разрешено собачке) bij Jip thuis in de tobbe (tobbe ушат, лохань). En als het schoon is (и если будет чистый), mag het (het оно, она, он про животное) bij Janneke in een mandje slapen (в корзинке спать). En het krijgt (krijgen) een etensbak bij Jip (и получает миску от Йипа). En ook (тоже) een etensbak bij Janneke. Nu is het hondje van hen samen (теперь собачка /принадлежит/ им обоим). En hoe heet het (и как его зовут: heten звать, называть)? Het heet Takkie. En de moeders zeggen (и мамы говорят): Die kinderen toch (ох уж эти дети: toch все-таки, все равно, же …). Je stuurt ze om naalden (ты посылаешь их за иголками: sturen посылать) en ze komen met een hond thuis (а они приходят домой с собакой).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
14
15
Ze komen thuis met een hondje
Janneke, zegt moeder, weet je de winkel van Smit? De winkel van lapjes en van wol? Ja, zegt Janneke. Ga daar eens een pakje naalden halen, zegt moeder. Fijne naalden, geen grove. Goed, zegt Janneke. En ze roept Jip. Ga je mee naalden kopen? Daar gaan ze samen. Het is mooi weer. N er is veel te zien op straat. Er is een vrouw met bloemen. En een kar met pruimen. Jip en Janneke krijgen ieder een pruim van de pruimenman. Kijk, dat hondje loopt met ons mee, zegt Jip. Ja, zegt Janneke, wat een gek hondje. Wat een gek lang hondje. Zijn achterpootjes zitten zo ver van zijn voorpootjes. Hij is vies, zegt Jip. Maar hij is lief. Ga maar naar je baas, zegt Janneke, ga maar terug. Maar het hondje wil niet terug. Hij wil mee. Arm hondje, zegt Janneke, heb je geen baas? Het hondje kijkt haar verdrietig aan. Heb je geen huis? Het hondje kan niet praten, maar zijn oogjes zeggen: Nee, ik heb geen huis. Ga dan maar met ons mee, zegt Janneke. Ja hoor, zegt Jip. Bij mij thuis mag je wonen. Nee, bij mij thuis, zegt Janneke. Nee, bij mij thuis, schreeuwt Jip. Ze krijgen echt ruzie. En ze vergeten de naalden. En ze komen kwaad bij Janneke's moeder, het hondje achter hen aan. Wat is dat? vraagt moeder. Waar zijn de naalden? En wat is dat voor een vies beest. ‘t Is geen vies beest, roept Jip. ‘t Is mijn hond! Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
15
16
Nee, mijn hond, gilt Janneke. Dan komt Jips moeder er ook bij. En eindelijk mag het hondje bij Jip thuis in de tobbe. En als het schoon is, mag het bij Janneke in een mandje slapen. En het krijgt een etensbak bij Jip. En ook een etensbak bij Janneke. Nu is het hondje van hen samen. En hoe heet het? Het heet Takkie. En de moeders zeggen: Die kinderen toch. Je stuurt ze om naalden en ze komen met een hond thuis.
Pantoffeltjes (тапочки) Janneke heeft pantoffeltjes aan. (Яннеке приходит в тапочках; heeft aan имеет на /себе/). Ze zijn zo mooi (они такие красивые)! Het zijn net konijntjes (совсем /как/ кролики; net совсем, как раз, прямо-таки). Ze hebben oortjes en oogjes (у них есть ушки и глазки). Janneke heeft ze pas gekregen (Яннеке их только что получила). En ze is er heel trots op (и она ими очень гордится; trots zijn op iets гордиться чем-либо). Kijk, zegt ze tegen Jip (смотри, говорит она Йипу). Heb ik gekregen van tante (мне их подарила /дала/ тетя: «я их получила»; krijgen получать). Jip vindt ze prachtig (Йипу они очень нравятся: «он находит их замечательными»). Mag ik ze even aan? Zeurt hij (можно мне их надеть? ноет он; even ровный, равный; точно, как раз; немного, чуть-чуть). Even dan, zegt Janneke (/можно/ немножко; dan тогда). Maar je mag ze niet kapot maken, hoor (но только не порви: «тебе нельзя их порвать»; hoor «слушай», здесь как усилительная частица). Ze doet de pantoffeltjes uit (она снимает тапочки; doen uit cнимать). En Jip past ze aan (и Йип примеряет их). Maar ze zijn een beetje te klein voor Jip Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
16
17
(но они ему немножко малы). Hij trekt en trekt (он тянет и тянет). En het gaat niet (и не получается: «не идет»). Pas op, ze gaan kapot, hoor, zegt Janneke (осторожно, они рвутся, говорит Яннеке). Wat jammer, ze zijn echt te klein (как жалко, они и правда маловаты). Jij moet ook pantoffeltjes vragen, zegt Janneke. Aan je tante (ты должен = тебе надо тоже тапочки попросить, говорит Яннеке. У тети.) Goed, zegt Jip, dat zal ik doen (хорошо, говорит Йип, я так и сделаю). Doe jij ze maar weer aan (надень их снова). Maar dan komt Takkie aanlopen (но тут прибегает Такки: «приходит, прибежав»). Hij pakt een pantoffeltje en rent ermee weg (он хватает один тапочку и убегает с ней). O, o, wat verschrikkelijk (о, какой ужас: «сколь ужасно»)! Hij denkt natuurlijk dat het een echt konijntje is (он, конечно, подумал, что это настоящий кролик; konijntje кроличек, маленький кролик). Hij loopt ermee de tuin in. Janneke holt er achteraan (он бежит с ним /тапком/ в сад. Яннеке несется за ним, вслед). En Jip loopt er ook heel hard achteraan (и Йип бежит тоже быстро за ними). En ze schreeuwen allebei hеel hard: Takkie! (И они оба кричат очень громко: Такки!) Maar Takkie gaat over de heg (но Такки уходит через забор). En in de tuin van de buurman (и /убегает/ в сад соседа). En daar zit hij nu, met het pantoffeltje (и там теперь сидит с тапочкой). Takkie! huilt Janneke (Такки! Плачет Яннеке). Takkie! bruilt Jip (Такки! Ревет Йип). Gelukkig komt de buurman haastig aanlopen (на счастье, прибегает сосед; haastig торопливо). Hij pakt het pantoffeltje uit Takkies bek (и он вынимает тапочку у Такки изо рта; bek рот, пасть, морда). En hij geeft het aan Janneke (и дает ее Яннеке). Over de heg (через забор). Het is nog heel, zegt Janneke. Stoute Tak. (Она еще целая, говорит Яннеке. Глупый Так.) Kom hier, zegt Jip. (Иди сюда, говорит Йип). Maar Takkie komt niet (но Такки не подходит). Hij weet dat het heel stout van hem was (он знает, что плохо себя вел: «что это было очень дерзко с его
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
17
18
стороны»; stout смелый, дерзкий; непослушный). En hij steekt zijn staart tussen zijn beentjes (он держит, /опускает/ хвост между ног; steken колоть, тыкать; засовывать). Jip en Janneke gaan naar binnen (Йип и Яннеке заходят внутрь = в дом). Janneke heeft de pantoffeltjes weer aan (тапочки снова /надеты/ на Яннеке). En ze zegt: Nou doe ik ze nooit meer uit. (И она говорит: Ну, теперь я их никогда не сниму!)
Pantoffeltjes
Janneke heeft pantoffeltjes aan. Ze zijn zo mooi! Het zijn het konijntjes. Ze hebben oortjes en oogjes. Janneke heeft ze pas gekregen. En ze is er heel trots op. Kijk, zegt ze tegen Jip. Heb ik gekregen van tante. Jip vindt ze prachtig. Mag ik ze even aan? Zeurt hij. Even dan, zegt Janneke. Maar je mag ze niet kapot maken, hoor. Ze doet de pantoffeltjes uit. En Jip past ze aan. Maar ze zijn een beetje te klein voor Jip. Hij trekt en trekt. En het gaat niet. Pas op, ze gaan kapot, hoor, zegt Janneke. Wat jammer, ze zijn echt te klein. Jij moet ook pantoffeltjes vragen, zegt Janneke. Aan je tante. Goed, zegt Jip, dat zal ik doen. Doe jij ze maar weer aan. Maar dan komt Takkie aanlopen. Hij pakt een pantoffeltje en rent ermee weg. O, o, wat verschrikkelijk! Hij denkt natuurlijk dat het een echt konijntje is. Hij loopt ermee de tuin in. Janneke holt er achteraan. En Jip loopt er ook heel hard achteraan. En ze schreeuwen allebei heel hard: Takkie! Maar Takkie gaat over de heg. En in de tuin van de buurman. En daar zit hij nu, met het pantoffeltje. Takkie! huilt Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
18
19
Takkie! bruilt Jip. Gelukkig komt de buurman haastig aanlopen. Hij pakt het pantoffeltje uit Takkies bek. En hij geeft het aan Janneke. Over de heg. Het is nog heel, zegt Janneke. Stoute Tak. Kom hier, zegt Jip. Maar Takkie komt niet. Hij weet dat het heel stout van hem was. En hij steekt zijn staart tussen zijn beentjes. Jip en Janneke gaan naar binnen. Janneke heeft de pantoffeltjes weer aan.En ze zegt: Nou doe ik ze nooit meer uit.
Knotje (Клубочек) In de wei zijn twee schapen (на лугу две овцы: zijn быть, существовать). Ze hebben lammetjes (у них: «они имеют» ягнятки). Elk twee lammetjes (у каждой /по/ два ягненочка). Jip en Janneke gaan kijken (идут посмотреть). Die daar is het liefste, zegt Janneke (тот, который там, самый миленький, говорит Яннеке). Ja, zegt Jip, die springt zo hoog (он прыгает так высоко). En wat een mooie krulletjes (и какие красивые кудряшки)! De boer komt ook (крестьянин приходит тоже). Dag, zegt hij (здравствуйте, говорит он). Vind je ze lief (они тебе нравятся: «ты находишь их милыми»)? Heel lief, zegt Jip (/они/ очень милые, говорит Йип), en deze is het leukste (а этот самый лучший: leuk милый, приятный, хороший). Goed, zegt de boer (хорошо, говорит крестьянин). Dat is dan jullie lammetje (тогда это твой ягненочек). Geef hem maar een naam (дай же ему имя: maar но, а, же). En speel er maar mee (и играй с ним: mee вместе). Dan gaat de boer weg (потом уходит крестьянин). En Janneke zegt: Hoe heet ons lammetje (как зовут нашего ягненочка)? Piet, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
19
20
Nee, zegt Janneke (нет, говорит Яннеке). Lammetjes heten geen Piet (ягняток зовут не Пит = не зовут так). Het heet Knotje (его зовут Клубочек). Want het is net een knotje wol (потому что он совсем как клубочек шерсти). We nemen het mee naar huis, zegt Jip (мы возьмем его с собой домой). Zou dat dan mogen (разве это возможно: «было бы это тогда можно»)? Natuurlijk, het is toch van ons (конечно, он же наш)? De boer heeft het gezegt (так крестьянин сказал). En Jip en Janneke pakken samen het lammetje op (вместе забирают ягненочка с собой: oppakken забрать). Het spartelt wel (он же барахтается: wel хорошо; утвердительная частица). En het roept: Meeeeee (и кричит: мееееее)! Kom maar, zegt Jip (пошли же). We gaan naar mijn moeder (мы пойдем к моей маме). En ze nemen het lammetje mee naar huis (и они берут ягненочка с собой домой). Wat is dat nou? zegt Jips moeder (что это такое говорит мама Йипа: nou ну!). Dat is Knotje, zegt Jip (это Клубочек). Hij is van ons (он наш). De boer heeft het zelf gezegt (крестьянин сам так сказал). Maar wij kunnen toch geen schaap houden, zegt moeder (но мы же не можем овцу держать, говорит мама). Wat moeten we daarmee (что мы должны с ней /делать/)? Hè, toe noe, zeuren Jip en Janneke (Ну пожалуйста; toe к; давай!; toe noe брось, хватит! ноют Йип и Яннеке). Hoor eens, zegt moeder (слушайте «одно» = вот что я вам скажу). Dat lammetje wil naar zijn moeder terug (этот ягненочек хочет назад к своей маме). Wat zou jij ervan zeggen, Jip (что бы ты сказал, Йип), als en een grote jongen kwam, die jou meenam (если /бы/ большой мальчик пришел /который/ и тебя с собой взял)? Die jou meenam naar zijn huis (который тебя взял бы к себе домой)? Dat kan toch niet (так же нельзя)? En de moeder van het schaapje is nou ongerust (и мама овечки теперь обеспокоена; gerust спокойный, безмятежный). Maar het is van ons, zegt Janneke (но она наша).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
20
21
Ja, zegt moeder, het is van jullie (да, говорит мама, она ваша). Hier heb je een blauw lintje (вот тебе голубая ленточка). Doe dat maar om zijn halsje (надень: “делай” ее ей на шею). En zet dan weer bij zijn moeder (и отнеси ее назад к ее маме: zetten ставить, помещать). Dan zal het lammetje zoooo blij zijn (этому будет ягненочек оооооочень рад: «тогда он будет тааак рад»). En dan weet je toch dat het jullie lammetje is (и тогда вы точно /будете/ знать, что этот ягненочек ваш). En zo gaat het lammetje weer terug naar de wei (и так вернулся ягненочек назад на пастбище). Het krijgt een blauw lintje om (на нем /он получил/ голубая ленточка). Dag Knotje, zegt Jip (до свидания, Клубочек). Dag Knotje, zegt Janneke. Morgen komen we terug (завтра мы придем назад). Mèèè, zegt Knotje.
Knotje
In de wei zijn twee schapen. Ze hebben lammetjes. Elk twee lammetjes. Jip en Janneke gaan kijken. Die daar is het liefste, zegt Janneke. Ja, zegt Jip, die springt zo hoog. En wat een mooie krulletjes! De boer komt ook. Dag, zegt hij. Vind je ze lief? Heel lief, zegt Jip, en deze is het leukste. Goed, zegt de boer. Dat is dan jullie lammetje. Geef hem maar een naam. En speel er maar mee. Dan gaat de boer weg. En Janneke zegt: Hoe heet ons lammetje? Piet, zegt Jip. Nee, zegt Janneke. Lammetjes heten geen Piet. Het heet Knotje. Want het is net een knotje wol. We nemen het mee naar huis, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
21
22
Zou dat dan mogen? Natuurlijk, het is toch van ons? De boer heeft het gezegt. En Jip en Janneke pakken samen het lammetje op. Het spartelt wel. En het roept: Meeeeee! Kom maar, zegt Jip. We gaan naar mijn moeder . En ze nemen het lammetje mee naar huis. Wat is dat nou? zegt Jips moeder. Dat is Knotje, zegt Jip. Hij is van ons. De boer heeft het zelf gezegt. Maar wij kunnen toch geen schaap houden, zegt moeder. Wat moeten we daarmee? Hè, toe noe, zeuren Jip en Janneke. Hoor eens, zegt moeder. Dat lammetje wil naar zijn moeder terug. Wat zou jij ervan zeggen, Jip, als en een grote jongen kwam, die jou meenam? Die jou meenam naar zijn huis? Dat kan toch niet? En de moeder van het schaapje is nou ongerust. Maar het is van ons, zegt Janneke. Ja, zegt moeder, het is van jullie. Hier heb je een blauw lintje. Doe dat maar om zijn halsje. En zet dan weer bij zijn moeder. Dan zal het lammetje zoooo blij zijn. En dan weet je toch dat het jullie lammetje is. En zo gaat het lammetje weer terug naar de wei. Het krijgt een blauw lintje om. Dag Knotje, zegt Jip. Dag Knotje, zegt Janneke. Morgen komen we terug. Mèèè, zegt Knotje.
Opa is er (дедушка здесь) Ga je mee? vraagt Janneke. Mijn opa is er. (Пойдешь со мной? спрашивает Яннеке. Мой дедушка пришел: is er здесь).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
22
23
Jip wil wel mee. (Йип хочет вместе /к ней/: mee вместе с ...). Want Janneke’s opa kan zo fijn spelen. (Потому что дедушка Яннеке так хорошо умеет играть). Ik heb iets meegebracht, zegt opa. (Я что-то с собой принес, говорит дед; brengen приносить) Voor jullie allebei. (Для вас обоих). Janneke krijgt een heel klein negerpopje. (Яннеке получает очень маленького негритенка: pop кукла; popje куколка). En Jip krijgt een heel klein bootje. (И Йип получает очень маленькую лодочку). Leuk, zegt Jip. (Здорово! leuk забавный, смешной, потешный, приятный). Nou gaan we het kleine poppetje laten varen. (Ну, теперь мы эту куколку пустим плавать). In het kleine bootje (в маленькой лодочке.) Opa vindt dat ook leuk. (Дедушка находит это тоже отличной идеей). Hij gaat met Jip en Janneke naar de bijkeuken. (Он идет вместе с Йипом и Яннеке в наружную кухню /кухня во дворе/; bij у, около, возле, при). En daar nemen ze een teil. (И там берут они корыто.) Een grote teil vol water. (Большое корыто, полное воды). En dan gaat het poppetje uit varen. (и там куколка отправляется в плаванье: uit наружу). Jip en Janneke blazen in het water. (дуют на воду). Want er komt storm. (Потому что начинается шторм). En het schip slaat om. (И корабль переворачивается: omslaan переворачиваться). O, o, het arme negertje valt in het water. (Ой! Бедный негритенок падает в воду). Maar Jip en Janneke redden hem. (Спасают его). Nog net op tijd. (Как раз вовремя: «еще точно вовремя»). En dan hebben ze er ineens genoeg van. (и тогда они вдруг /чувствуют, что/ уже хватит.) Nou gaan we paarden rijden, zegt Janneke. (Ну, теперь давай поедем на лошади). In de huiskamer. (В гостиной). Opa moet het paard zijn. (Дедушка должен быть лошадью). Hij loopt op handen en kniёn. (Он ходит на четвереньках: «руках и коленках»). En Jip klimt er bovenop. (А Йип карабкается «наверх» на него). Ik ook, roept Janneke. (И я тоже, кричит Яннеке).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
23
24
Vooruit maar, zegt opa. (давай же: «вперед» же, говорит дедушка). Kom er ook maar op. (Давай тоже /залезай/). Kijk, nou heeft het paard twee ruiters. (смотрите, теперь на лошади двое всадников). Van hots, hots, hots (hotsen трястись /например, в экипаже/). Janneke’s moeder roept: Nee, jongens, dat gaat zo niet. (Мама Яннеке кричит: Нет, так не пойдет: jongen мальчик, парень, но это слово часто применяется совсем не по адресу). Straks breekt het arme paard. (Вот-вот сломается бедная лошадь: straks вскоре, вот-вот). Twee ruiters is te veel. (Два всадника слишком много). Ieder op zijn beurt. (Каждый по очереди). En niet te lang. (И не слишком долго). Opa blijft de hele middаg spelen. (Дедушка остается играть весь день). En hij vertelt nog een mooi verhaal. (И еще он рассказывает интересный: «красивый» рассказ). En dan gaat opa weer weg. (А потом дедушка вновь уходит). Fijn was het, hè? vraagt Janneke. (Хорошо было, да? спрашивает Яннеке). Ja, zegt Jip, jouw opa is veel leuker dan mijn opa. (да, говорит Йип. Твой дедушка гораздо лучше, интереснее, чем мой). Maar je hebt toch ook een lieve opa, zegt Janneke. (Но у тебя тоже очень хороший: «милый» дедушка). Ja, zegt Jip. Hij is wel lief. (Да, говорит Йип. Он и правда милый.) Maar hij is nooit paard. (Но он никогда /не бывает/ лошадью). Tja, zegt moeder, niet iedereen heeft een opa die paard is. (Да-а, говорит мама, не у каждого есть дедушка-лошадь: «который лошадь»).
Opa is er
Ga je mee? vraagt Janneke. Mijn opa is er. Jip wil wel mee. Want Janneke’s opa kan zo fijn spelen. Ik heb iets meegebracht, zegt opa. Voor jullie allebei. Janneke krijgt een heel klein negerpopje. En Jip krijgt een heel klein bootje. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
24
25
Leuk, zegt Jip. Nou gaan we het kleine poppetje laten varen. In het kleine bootje. Opa vindt dat ook leuk. Hij gaat met Jip en Janneke naar de bijkeuken. En daar nemen ze een teil. Een grote teil vol water. En dan gaat het poppetje uit varen. Jip en Janneke blazen in het water. Want er komt storm. En het schip slaat om. O, o, het arme negertje valt in het water. Maar Jip en Janneke redden hem. Nog net op tijd. En dan hebben ze er ineens genoeg van. Nou gaan we paarden rijden, zegt Janneke. In de huiskamer. Opa moet het paard zijn. Hij loopt op handen en kniёn. En Jip klimt er bovenop. Ik ook, roept Janneke. Vooruit maar, zegt opa. Kom er ook maar op. Kijk, nou heeft het paard twee ruiters. Van hots, hots, hots. Janneke’s moeder roept: Nee, jongens, dat gaat zo niet. Straks breekt het arme paard. Twee ruiters is te veel. Ieder op zijn beurt. En niet te lang. Opa blijft de hele middag spelen. En hij vertelt nog een mooi verhaal. En dan gaat opa weer weg. Fijn was het, hè? vraagt Janneke. Ja, zegt Jip, jouw opa is veel leuker dan mijn opa. Maar je hebt toch ook een lieve opa, zegt Janneke. Ja, zegt Jip. Hij is wel lief. Maar hij is nooit paard. Tja, zegt moeder, niet iedereen heeft een opa die paard is.
Boodschappen doen (за покупками: «покупки делать») Moeder zegt: Willen jullie een boodschappen doen? (Мама сказала: Вы не сходите ли в магазин? Willen в данном случае вежливая просьба) Hier heb je Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
25
26
een mandje. (Вот тебе корзинка.) Haal een pond kaas op de hoek, weet je wel? (возьми фунт /полкило/ сыра /в магазине/ на углу, знаешь /где/?) Jip en Janneke nemen het mandje. (Берут корзинку). En ze gaan naar de winkel op de hoek. (И они идут в магазин на углу). Takkie gaat mee. (Такки идет с ними). Takkie gaat altijd mee. (Такки всегда ходит с ними). Kijk, zegt Jip, wat een grote hond daar aankomt. (Смотри, говорит Йип, какая большая собака там идет, подходит). Dat is Hector van de boer, zegt Janneke. (Это Гектор, /собака/ крестьянина /вероятно, по соседству есть ферма/, говорит Яннеке). Die is heel groot, maar hij doet niks. (Она очень большая, но ничего /плохого/ не делает). Takkie begint te brommen. (Такки начинает рычать). En hij blaft. (И лает). En hij wil naar de grote hond toe. (И он хочет к большой собаке). Hier blijven, Tak, zegt Jip. (Стоять, Так, говорит Йип. Букв.: оставайся здесь). Maar Takkie blijft niet bij Jip. (Но Такки не хочет оставаться около Йипа). Hij gaat erop af. (Он идет туда). O, o, nou gaan ze vechten. (О-о! Они дерутся, затевают драку!). Ze rollen en grommen. (Они катаются /по земле/ и рычат). En de haren vliegen in het rond. (И шерсть: «волосы» летает вокруг). En Takkie is zo klein en Hector is zo groot. (А Такки такой маленький, а Гектор такой большой!). Kom dan hier, Takkie, gilt Janneke. (Сюда! Такки! визжит Яннеке). Toe, Jip, haal hem weg. (Давай, Йип, оттащи его). Jip is bang voor Hector. (Йип боится Гектора). Maar hij krijgt zo’n medelijden met Takkie. (Но ему так жалко Такки букв.: сочувствует, соболезнует: «получает такое сострадание»; lijden страдать). Hij gaat naar de honden toe. En hij slaat met zijn mandje. (Он идет к собакам. И бьет /их/ своей корзинкой). Daar, roept hij, niet vechten! (Эй, букв.: там! кричит он, не драться!) Hector kijkt op. Hij is erg verbaasd. (Гектор смотрит вверх = поднимает взор. Он очень, крайне удивлен: verbazen удивляться). Hij vindt het gek dat die kleine jongen hem durft te slaan. (Ему очень смешно, что такой маленький мальчик решился его ударить: gek забавный, странный, сумасшедший, чудной, диковинный). En Takkie loopt weg. (А Такки убегает). Hij jankt een
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
26
27
beetje. (Он немножко скулит.) Zijn pootje doet pijn. (У него ножка болит: pijn doen болеть: «делать боль») Jip neemt hem op. (Забирает его). Stoute Tak, zegt hij. (Глупый = непослушный Так, говорит он). Het was jouw schuld. (Ты сам виноват: «это твоя вина»). Jij bent begonnen. (Ты /сам/ начал). Ja, zegt Janneke, jij bent begonnen. Tak! (Да, говорит Яннеке. Ты сам начал, Так). Takkie kijkt heel zielig. (Такки смотрит так жалостно). En Jip en Janneke nemen hem mee naar huis. (И Йип и Яннеке берут его, несут домой). Waar is de kaas? vraagt moeder. (Где же сыр? спрашивает мама). O ja, zegt Jip, dat is waar ook. (О! говорит Йип, /и правда/: «это правда тоже» = действительно). Maar Takkie mag niet meer mee. (Но Такки больше не пойдет с ними: «ему больше нельзя»). En dan gaan ze kaas halen. (И тогда идут они за сыром: halen доставать, доставлять). En Takkie moet thuis blijven. (А Такки должен остаться дома.) In zijn mandje. (В своей корзинке). En hij heeft erge spijt. (И /это/ ему очень жаль: «имеет ужасную досаду»).
Boodschappen doen
Moeder zegt: Willen jullie een boodschappen doen? Hier heb je een mandje. Haal een pond kaas op de hoek, weet je wel? Jip en Janneke nemen het mandje. En ze gaan naar de winkel op de hoek. Takkie gaat mee. Takkie gaat altijd mee. Kijk, zegt Jip, wat een grote hond daar aankomt. Dat is Hector van de boer, zegt Janneke. Die is heet groot, maar hij doet niks. Takkie begint te brommen. En hij blaft. En hij wil naar de grote hond toe. Hier blijven, Tak, zegt Jip. Maar Takkie blijft niet bij Jip. Hij gaat erop af. O, o, nou gaan ze vechten. Ze rollen en grommen. En de haren vliegen in het rond. En Takkie is zo klein en Hector is zo groot. Kom dan hier, Takkie, gilt Janneke. Toe, Jip, haal hem weg.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
27
28
Jip is bang voor Hector. Maar hij krijgt zo’n medelijden met Takkie. Hij gaat naar de honden toe. En hij slaat met zijn mandje. Daar, roept hij, niet vechten! Hector kijkt op. Hij is erg verbaasd. Hij vindt het gek dat die kleine jongen hem durft te slaan. En Takkie loopt weg. Hij jankt een beetje. Zijn pootje doet pijn. Jip neemt hem op. Stoute Tak, zegt hij. Het was jouw schuld. Jij bent begonnen. Ja, zegt Janneke, jij bent begonnen. Tak! Takkie kijkt heel zielig. En Jip en Janneke nemen hem mee naar huis. Waar is de kaas? vraagt moeder. O ja, zegt Jip, dat is waar ook. Maar Takkie mag niet meer mee. En dan gaan ze kaas halen. En Takkie moet thuis blijven. In zijn mandje. En hij heeft erge spijt.
Vadertje en moedertje (дочки-матери) Jip is de vader. En Janneke is de moeder. (Йип папа и Яннеке мама). En Janneke heeft al twee maal gevraagd: Wil je nog thee, vader? (И Яннеке уже два раза спрашивает: хочешь ты еще чаю, отец?) Alsjeblieft, zegt vader. (Пожалуйста, говорит отец). En dan drinken ze thee. (И тогда они пьют чай). Ik vind het geen leuk spel, zegt Jip. (Я нахожу, что это неинтересная игра = мне не нравится эта игра: leuk хороший, приятный, веселый…) Ik vind vader en moeder zijn vervelend (Мне кажется, что /играть в/ дочки-матери скучно). Het is alleen maar theedrinken (/Все время/ только /и делать/ чай пить). Anders niet. (Ничего другого). Dat komt omdat we geen kinderen hebben, zegt Janneke. (Это потому, что у нас нет детей, говорит Яннеке). Hebben we dan geen kinderen? vraagt Jip. (/Разве/ у нас нет детей? спрашивает Йип.) Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
28
29
Nee, Poppejans is kapot (Нет. Попеянс сломался). Haar hoofd is eraf. (У него: «у нее» голова оторвалась: «ее голова оторвана»; af указывает направление движения вниз /например, снятие чего-либо/). Dat is heel treurig. (Это очень грустно). Een vader en een moeder met één kind (Мать и отец с одним ребенком). En dan nog een kind zonder hoofd. (И этот ребенок еще и без головы). Weet je wat? (Знаешь что?) Takkie is ons kind. (Такки /будет/ нашим ребенком). En de poes ook. (И кошка тоже). Dan gaan Jip en Janneke de poes aankleden. (Тогда стали Йип и Яннеке одевать кошку). En Takkie krijgt ook een jasje aan. (И Такки тоже получил = надел курточку). En een petje op. (И кепочку надел). En dan gaan vader en moeder rijden met de kinderwagen. (И пошли мама и папа с коляской). Het gaat erg leuk. (Все идет прекрасно). Maar het duurt niet lang (Но это продолжается недолго: duren длиться). Want o, de kinderen blijven niet zitten. (Потому что дети не /хотят/ сидеть). Ze springen uit de wagen. (Они выпрыгивают из коляски). Allebei (Оба). En ze proberen hun kleertjes uit te doen! (И пытаются скинуть одежду!) Hier blijven! (Спокойно! Букв.: здесь оставайтесь) roepen vader en moeder. (Кричат мама и папа). Maar het helpt niet. (Но это не помогает). De kinderen lopen weg. (Дети убегают). Nu komt Jannekes moeder eraan. (Приходит мама Яннеке). Wat doen jullie daar? zegt ze. (Что вы там делаете? говорит она). Kijk nu toch, die arme dieren. (Вы посмотрите-ка, бедные животные!) Kleed ze eens gauw uit! (Быстро разденьте их! Kleed uit раздевать). Je mag een poes en een hond niet aankleden. (Нельзя кошку и собаку одевать). Dat vinden ze zo naar. (Это им очень противно). Jip en Janneke pakken de poes en de hond beet. (Йип и Яннеке держат крепко кошку и собаку; bijten кусать/ся/; beethebben схватить зубами; схватить, задержать /например, вора/). En trekken gauw de kleertjes uit. (И быстро стягивают /с них/ одежду). Jammer. Het was net zo echt. (Жаль. Было /все/ как на самом деле: echt настоящий)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
29
30
Nu gaan ze weer thee drinken. (Теперь идут они снова чай пить). Vader en moeder met één kapot poppekind. (Мать и отец с одним поломанным игрушечным ребенком). Een kind zonder hoofd. (/с/ ребенком без головы).
Vadertje en moedertje
Jip is de vader. En Janneke is de moeder. En Janneke heeft al twee maal gevraagd: Wil je nog thee, vader? Alsjeblieft, zegt vader. En dan drinken ze thee. Ik vind het geen leuk spel, zegt Jip. Ik vind vader en moeder zijn vervelend. Het is alleen maar theedrinken. Anders niet. Dat komt omdat we geen kinderen hebben, zegt Janneke. Hebben we dan geen kinderen? vraagt Jip. Nee, Poppejans is kapot. Haar hoofd is eraf. Dat is heel treurig. Een vader en een moeder met één kind. En dan nog een kind zonder hoofd. Weet je wat? Takkie is ons kind. En de poes ook. Dan gaan Jip en Janneke de poes aankleden. En Takkie krijgt ook een jasje aan. En een petje op/ En dan gaan vader en moeder rijden met de kinderwagen. Het gaat erg leuk. Maar het duurt niet lang. Want o, de kinderen blijven niet zitten. Ze springen uit de wagen. Allebei. En ze proberen hun kleertjes uit te doen! Hier blijven! roepen vader en moeder. Maar het helpt niet. De kinderen lopen weg. Nu komt Jannekes moeder eraan. Wat doen jullie daar? zegt ze. Kijk nu toch, die arme dieren. Kleed ze eens gauw uit! Je mag een poes en een hond niet aankleden. Dat vinden ze zo naar. Jip en Janneke pakken de poes en de hond beet. En trekken gauw de kleertjes uit. Jammer. Het was net zo echt.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
30
31
Nu gaan ze weer thee drinken. Vader en moeder met één kapot poppekind. Een kind zonder hoofd.
Torentje bouwen (строить башенку) Kijk eens, wat een hoge toren, roept Jip (смотри-ка, какая высокая башня, кричит, зовет Йип: toren башня /в голл. яз. муж.рода/). Ja, zegt Janneke. Mooi. (Да, говорит Яннеке. Красивая). Hij is nog niet af, zegt Jip. (Она еще не готова, говорит Йип). Hij moet nog hoger. (Она должна быть еще выше). Zal ik je helpen? vraagt Janneke. (помочь тебе: «должна я тебе помогать»? спрашивает Яннеке.) Goed, zegt Jip. (Хорошо, говорит Йип). En samen maken ze de toren nog hoger. (И они вместе делают башню еще выше). Voorzichtig hoor, als je nu stoot, valt hij om. (Осторожно, если ты ее толкнешь, она опрокинется /упадет/: omvallen). Wacht, zegt Jip. Ik zal moeder roepen. (Подожди, говорит Йип. Я позову маму). Die moet hem ook zien. (Она должна тоже увидеть. Die вместо zij, ze она). Zo’n hoge toren heeft moeder nog nooit gezien. (Такую высокую башню мама никогда не видела). En Jip gaat moeder roepen. (И Йип идет звать маму). Maar hij loopt zo hard. En zijn voetjes dreunen op de vloer. (Но он бежит так быстро, и его ножки стучат по полу). En nu valt de toren om. (И тут башня падает). Je hebt ‘m omgegooid! roept Jip woedend. (Ты ее уронила! кричит Йип в ярости; woede яп\рость, бешенство; woeden свирепствовать, неистовствовать). Nietwaar, zegt Janneke. (Неправда, говорит Яннеке). Hij viel vanzelf om (она сама упала). Omdat jij zo hard liep (потому что ты так бежал). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
31
32
Dat kan niet, gilt Jip. Ik heb hem niet omgegooid. (Не может быть, визжит Йип. Я ее не опрокидывал). Nee, maar hij viel vanzelf om. (Нет, но она сама опрокинулась). Daar komt moeder binnen. (Тут приходит мама; binnen внутрь). Wat is er nou weer? vraagt ze. (Что такое опять? спрашивает она). Waarom gillen jullie zo? (почему вы так визжите?) Janneke heeft de toren omgegooid, huilt Jip. (Яннеке опрокинула башню, плачет Йип). Nietwaar, dat is gemeen, snikt Janneke. (Неправда. Это вранье; gemeen подло, ужасно, омерзительно, жутко, низко …) Kom, zegt moeder. Nu geen ruzie maken. (перестаньте, говорит мама. Не ссорьтесь; ruzie ссора, ruzie maken ссориться). Om een toren moet je nooit ruzie maken. (Нечего ссориться из-за башни). Want die toren kun je toch weer opbouwen? (Потому что вы же можете ее снова построить?) Weet je wat, bouw nu ieder een toren. (Знаете что, постройте теперь каждый по башне). Dan gaan we doen wie de hoogste toren bouwt. (Тогда мы увидим, чья башня самая высокая). En dan doe ik ook mee. (И тогда я тоже буду /строить/). Hè ja, dat is leuk. (Да-а! Это здорово!) Janneke en moeder en Jip, alle drie gaan ze bouwen. Drie torens. (Яннеке, и мама, и Йип все трое строят. Три башни!) Moeder kan het heel vlug. (Мама может очень быстро /делать/). Jip bouwt heel hard, met z’n tong uit z’n mond. (Йип строит очень усердно, высунув язык: «со своим языком из своего рта»). En Janneke doet het heel voorzichtig. (А Яннеке очень осторожно). Het worden drie prachtige hoge torens. (получилось три чудесных высоких башни). Maar ze zijn nog lang niet af. (Но они еще далеко не готовы). En dan opeens: Waf, waf… Daar komt Takkie binnen. (И тут опять: гавгав! Это пришел Такки в комнату; binnen внутрь). Waf, waf, waf! roept hij. (Гав, гав, кричит он). En hij gooit alle drie de torens om! (И он сваливает все три башни! Omgooien cбить, свалить, столкнуть; gooien швырять, кидать) Alle drie tegelijk! (Все три одновременно /вместе/).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
32
33
Stoute Tak… roept Jip. (Противный Так… кричит Йип; stout непослушный, шаловливый, проказливый). Maar hij moet toch lachen. (Но он все же не может удержаться от смеха: «он должен все же /рас/смеяться»). Kom, zegt moeder. (Хватит, говорит мама.) Ik ga boodschappen doen. Gaan jullie mee? (Я пойду в магазин: «делать покупки». Пойдете со мной?) En mag Takkie ook mee? (И Такки тоже пойдет?) Goed. Takkie mag ook mee. (Хорошо. Такки тоже может /вместе/) Al heeft hij het niet verdiend. (Хотя он и не заслужил /этого/).
Torentje bouwen
Kijk eens, wat een hoge toren, roept Jip. Ja, zegt Janneke. Mooi. Hij is nog niet af, zegt Jip. Hij moet nog hoger. Zal ik je helpen? vraagt Janneke. Goed, zegt Jip. En samen maken ze de toren nog hoger. Voorzichtig hoor, als je nu stoot, valt hij om. Wacht, zegt Jip. Ik zal moeder roepen. Die moet hem ook zien. Zo’n hoge toren heeft moeder nog nooit gezien. En Jip gaat moeder roepen. Maar hij loopt zo hard. En zijn voetjes dreunen op de vloer. En nu valt de toren om. Je hebt ‘m omgegooid! roept Jip woedend. Nietwaar, zegt Janneke. Hij viel vanzelf om. Omdat jij zo hard liep. Dat kan niet, gilt Jip. Ik heb hem niet omgegooid. Nee, maar hij viel vanzelf om. Daar komt moeder binnen. Wat is er nou weer? vraagt ze. Waarom gillen jullie zo? Janneke heeft de toren omgegooid, huilt Jip. Nietwaar, dat is gemeen, snikt Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
33
34
Kom, zegt moeder. Nu geen ruzie maken. Om een toren moet je nooit ruzie maken. Want die toren kun je toch weer opbouwen? Weet je wat, bouw nu ieder een toren. Dan gaan we doen wie de hoogste toren bouwt. En dan doe ik ook mee. Hè ja, dat is leuk. Janneke en moeder en Jip, alle drie gaan ze bouwen. Drie torens. Moeder kan het heel vlug. Jip bouwt heel hard, met z’n tong uit z’n mond. En Janneke doet het heel voorzichtig. Het worden drie prachtige hoge torens. Maar ze zijn nog lang niet af. En dan opeens: Waf, waf…. Daar komt Takkie binnen. Waf, waf, waf! roept hij. En hij gooit alle drie de torens om! Alle drie tegelijk! Stoute Tak… roept Jip. Maar hij moet toch lachen. Kom, zegt moeder. Ik ga boodschappen doen. Gaan jullie mee? En mag Takkie ook mee? Goed. Takkie mag ook mee. Al heeft hij het niet verdiend.
De meloen (дыня) Daar komt Janneke aan (приходит Яннеке). Ze draagt een ding (она несет предмет: ding предмет, штука, часто употребляется вместо слова). Een groot rond ding (большой круглый предмет). Wat is dat? zegt Jip (что это? говорит Йип). Een meloen, zegt Janneke. Voor jou (дыня, говорит Яннеке. Для тебя). Ik lust geen meloen, zegt Jip (Я не люблю дыню, говорит Йип). Neem het maar weer mee (возьми же ее назад). Janneke zet de meloen neer en ze kijkt sip (Яннеке ставит /кладет/ дыню и смотрит надуто, недовольно). Maar moeder zegt (но мама говорит): Hè Jip, dat is niet aardig (э, Йип, это не вежливо: aardig мило, приятно, любезно). Als je een meloen krijgt (если ты Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
34
35
дыню получаешь), moet je zeggen: o, wat lekker, dank je wel (должен /тогда/ сказать: о, как вкусно, спасибо). Maar ik vind het niet lekker, zegt Jip (но мне она не нравится: «я нахожу ее невкусной»). Je hebt het nog nooit gegeten, zegt moeder (ты ее никогда не ел, говорит мама: eten кушать). Je weet niks van (ты ничего не знаешь об /этом/). En moeder snijdt de meloen open (и мама разрезает дыню: snijden резать, open открытый). Jip en Janneke krijgen ieder een partje (Йип и Яннеке получают по кусочку каждый: part доля, часть). Met veel suiker erop (с сахаром на нем /сверху/). En met een lepeltje (и с ложечкой). Jip proeft (пробует). Ik vind het toch lekker, zegt hij (все-таки вкусно, говорит он: toch все-таки). Ik vind het ook lekker, zegt Janneke (мне тоже нравится). Zie je wel, zegt moeder (вот видишь). Heb je ‘t op (ты съел: «кончил»)? Dan maken we van de schillen bootjes (тогда мы сделаем лодочки из корок). Kijk, met een mast en een zeil (смотри, с мачтой и парусом). En die pitjes doen we erin (а эти семечки положим в нее /в лодку/). Dat zijn mannetjes (это человечки). Het zijn mooie bootjes (это /хорошие/ красивые лодочки). Maar ze kunnen niet in het bad varen (но они не могут в ванне плавать). Dan zinken ze (тогда, в таком случае они утонут). Als ik een pit plant (если я одно семечко посажу /в землю/), komt er dan een meloen-boom? vraagt Jip (/вырастет: «придет» тогда дынное дерево? спрашивает Йип). Probeer het maar, zegt moeder (попробуй-ка). Jip plant de pit (сажает семечко). En hij gaat iedere dag kijken of er een boom komt (и он каждый день ходит посмотреть, не появилось ли дерево: of /и/ли). Wat denken jullie (что вы думаете)? Zou er een meloenboom groeien in Jips tuin (растет ли дынное дерево в саду /у/ Йипа)?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
35
36
De meloen
Daar komt Janneke aan. Ze draagt een ding. Een groot rond ding. Wat is dat? zegt Jip. Een meloen, zegt Janneke. Voor jou. Ik lust geen meloen, zegt Jip. Neem het maar weer mee. Janneke zet de meloen neer en ze kijkt sip. Maar moeder zegt: Hè Jip, dat is niet aardig. Als je een meloen krijgt, moet je zeggen: o, wat lekker, dank je wel. Maar ik vind het niet lekker, zegt Jip. Je hebt het nog nooit gegeten, zegt moeder. Je weet niks van. En moeder snijdt de meloen open. Jip en Janneke krijgen ieder een partje. Met veel suiker erop. En met een lepeltje. Jip proeft. Ik vind het toch lekker, zegt hij. Ik vind het ook lekker, zegt Janneke. Zie je wel, zegt moeder. Heb je ‘t op? Dan maken we van de schillen bootjes. Kijk, met een mast en een zeil. En die pitjes doen we erin. Dat zijn mannetjes. Het zijn mooie bootjes. Maar ze kunnen niet in het bad varen. Dan zinken ze. Als ik een pit plant, komt er dan een meloen-boom? vraagt Jip. Probeer het maar, zegt moeder. Jip plant de pit. En hij gaat iedere dag kijken of er een boom komt. Wat denken jullie? Zou er een meloenboom groeien in Jips tuin?
Oogjes in de buik (глазки в животе) Janneke heeft drie poppen (у Яннеке есть три куклы). Ze heeft Poppejans, dat is de liefste. (у нее есть Попеянс, самая любимая). Poppejans heeft haar derde Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
36
37
hoof kop al (у Попеянс уже третья голова). Want Janneke spelt zo veel met haar (потому что Яннеке так много с ней играет). En dan gaat het hoofd van Poppejans wel een stuk (и поэтому /тогда/ голова отрывается постоянно: stuk штука, экземпляр; een stuk целиком; постоянно). En Janneke heeft een negerpop (и /еще/ у Яннеке есть кукла-негр /негритенок/). Die heet Kroesje (эту зовут Крушье). En Janneke heeft een heel mooie pop. (и есть у Яннеке очень красивая кукла). Die heet Ansje (ее зовут Аншье). En die kan slapen. En mamma zeggen. (и она может спать. И говорить «мама»). Jip en Janneke spelen meestal met Poppejans (чаще всего играют с Попеянс). Maar vandaag heeft Janneke de mooie pop meegebracht. Ansje (но сегодня Яннеке взяла с собой красивую куклу. Аншье). Kijk, zegt ze (смотри, говорит она). Als ik haar neerleg, dan slaapt ze (если я ее кладу, тогда она спит). En als ik zo doe, dan zegt ze mamma (а если я сделаю так, тогда она говорит «мама».) Jip vindt het leuk (Йипу это нравится: «находит это забавным, смешным, приятным»). Kan ze nog meer? vraagt hij. (Может она еще /чтонибудь/? спрашивает он). Nee, zegt Janneke. Meer kan ze niet. (Нет, говорит Яннеке. Больше ничего не может). O, zegt Jip. Pas jij even op Ansje, zegt Janneke (последи за Аншье, говорит Яннеке: oppassen быть внимательным, посмотреть за …, посидеть с ребенком…). Ik moet een jurk voor haar halen (я должна = мне надо ее платье взять). En ze loopt weg (и она идет прочь /уходит/). En nu is Jip alleen met de pop (теперь Йип один с куклой). Hij tilt haar op (он поднимает ее: optillen поднимать). En de oogjes gaan open (глазки открываются). Hij legt haar neer (он кладет ее neerleggen = положить). En de oogjes gaan dicht (и глазки закрываются). En dan drukt Jip heel hard op de oogjes van de pop. (и тогда Йип очень сильно давит на глазки куклы). En nog eens. En nog eens. (и еще раз, и еще раз). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
37
38
Klik! zegt het. En dan zijn oogjes weg. (Клик! говорит она.) De pop Ansje heeft nu twee gaten in haar hoofd (у куклы Аншье теперь две дырки в голове). Dat is erg (это ужасно). Jip schudt de pop heen en weer (Йип трясет куклу туда и сюда). Het rammelt (она гремит). En als Janneke terugkomt, zegt Jip: Kijk eens! (Когда возвращается Яннеке, Йип говорит: смотри-ка!). Wat gemeen! (какой ужас: gemeen подло, низко; отвратительно; ужасно, страшно, жутко) gilt Janneke (визжит Яннеке). Ze is heel boos. (она очень сердита). En Jip kijkt erg verschrikt (глядит испуганно). Jips moeder zegt: Tja, nu zitten de oogjes in haar buikje (мама Йипа говорит: Даа …теперь сидят = располагаются глазки у нее в животе). We zullen haar naar de poppendokter brengen (нам надо ее к кукольному доктору нести). Gaan jullie maar samen mee (идите все вместе со мной). En dan gaan ze naar de poppendokter. Met de tram (и тогда едут они к кукольному доктору. На трамвае). En de poppendokter woont in een winkel (а кукольный доктор живет в магазине). Met wel honderd poppen (с еще целой сотней кукол). U kunt wel even wachten, zegt hij. (вам нужно подождать, говорит он). En na een kwartier is het klaar (и через четверть часа все готово). Ansje heeft weer oogjes (у Аншье опять есть глазки). En als ze ligt gaan de oogjes weer dicht (и если она лежит, глазки снова закрываются). Ziezo, zegt moeder (ну вот, говорит мама). En jullie krijgen ieder een héél klein poppetje voor in het bad (а вы получите каждый по куколке для ванны). En dan zijn Jip en Janneke weer goede vriendjes (и тогда /так/ Йип и Яннеке снова остались хорошими друзьями).
Oogjes in de buik
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
38
39
Janneke heeft drie poppen. Ze heeft Poppejans, dat is de liefste. Poppejans heeft haar derde hoof kop al. Want Janneke spelt zo veel met haar. En dan gaat het hoofd van Poppejans wel een stuk. En Janneke heeft een negerpop. Die heet Kroesje. En Janneke heeft een heel mooie pop. Die heet Ansje. En die kan slapen. En mamma zeggen. Jip en Janneke spelen meestal met Poppejans. Maar vandaag heeft Janneke de mooie pop meegebracht. Ansje. Kijk, zegt ze. Als ik haar neerleg, dan slaapt ze. En als ik zo doe, dan zegt ze mamma. Jip vindt het leuk. Kan ze nog meer? vraagt hij. Nee, zegt Janneke. Meer kan ze niet. O, zegt Jip. Pas jij even op Ansje, zegt Janneke. Ik moet een jurk voor haar halen. En ze loopt weg. En nu is Jip alleen met de pop. Hij tilt haar op. En de oogjes gaan open. Hij legt haar neer. En de oogjes gaan dicht. En dan drukt Jip heel hard op de oogjes van de pop. En nog eens. En nog eens. Klik! zegt het. En dan zijn oogjes weg. De pop Ansje heeft nu twee gaten in haar hoofd. Dat is erg. Jip schudt de pop heen en weer. Het rammelt. En als Janneke terugkomt, zegt Jip: Kijk eens! Wat gemeen! gilt Janneke. Ze is heel boos. En Jip kijkt erg verschrikt. Jips moeder zegt: Tja, nu zitten de oogjes in haar buikje. We zullen haar naar de poppendokter brengen. Gaan jullie maar samen mee. En dan gaan ze naar de poppendokter. Met de tram. En de poppendokter woont in een winkel. Met wel honderd poppen. U kunt wel even wachten, zegt hij. En na een kwartier is het klaar. Ansje heeft weer oogjes. En als ze ligt gaan de oogjes weer dicht. Ziezo, zegt moeder. En jullie krijgen ieder een héél klein poppetje voor in het bad. En dan zijn Jip en Janneke weer goede vriendjes. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
39
40
Ballen (играют в мяч) Janneke heeft een bal gekregen. (Яннеке подарили мяч; krijgen получать). En ze brengt hem mee. (И она взяла его с собой). Het is een blauwe. Met goud. En met scheepjes. (Он голубой. С золотом. И с корабликами). Mooi, zegt Jip. Mag ik voetballen? (Красивый, говорит Йип. Можно мне пофутболить? voetballen играть в футбол). Het is geen voetbal, zegt Janneke. (Это не футбольный мяч). Wat dan? zegt Jip. (А что же?). Het is een bal, zegt Janneke. (Это мяч). Je mag er wel mee gooien. (Ты можешь его бросать вместе со мной). Hij kaatst. (Он отпрыгивает, его можно отбивать, пересылать друг другу: kaatsen отпрыгивать /о мяче/; играть в лапту). Ze gooit de bal op. (Она бросает мяч вверх.) Heel hoog. (Очень высоко). En ze vangt hem weer. (И ловит его опять). Ja, dat kan ze goed. (Да, это она хорошо умеет). Nou ik, zegt Jip. (Теперь я). Maar hij kan de bal niet vangen. (Но он не может поймать мяч). De bal rolt telkens weg. (Мяч каждый раз укатывается: telkens всякий раз, постоянно). En dan wordt Jip boos. (И тогда Йип рассердился: «становится сердитым»). En hij geeft de bal een harde trap. (И он сильно ударяет мяч, по мячу: geeft de trap дает удар). Ik ga voetballen, schreeuwt hij. Kijk maar. (Я буду в футбол играть! кричит он. Глянь-ка) Niet doen, zegt Janneke. (Нельзя: «не делай»). Maar Jip trapt weer. (Но Йип пинает снова). En nu komt de bal tegen de tafel. (И теперь приходит /падает / мяч на стол). En de asbak valt eraf. (И пепельница падает оттуда /на пол/; as пепел).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
40
41
O, de asbak is kapot. (пепельница разбивается.). De asbak is in drie stukken. (Пепельница /разбивается/ на три части). Oei, zegt Janneke. (Ой-ой, говорит Яннеке). Ai, zegt Jip. Ze pakken de stukken op. (Они поднимают куски). Die passen precies in elkaar. (Они /куски/ аккуратно /точно/ соединяются вместе: «один в другой»). Nu is het weer een asbak. (Ну, теперь это снова пепельница). Je kunt hem gewoon op tafel zetten. (Можно ее опять на стол поставить). Niemand ziet het. (Никто этого не видел). Jip en Janneke gaan op de bank zitten, hand in hand, heel zoet. (Садятся на диван, держась за руки, совсем как паиньки: «очень сладкие»). Dan komt moeder binnen. (Тут входит мама: binnen внутрь). Wat zijn jullie stil, zegt ze. Is er iets? (Что вы такие тихие? Что-то случилось?) Nee, zegt Jip. (Нет, говорит Йип). Gaan jullie niet naar buiten? (Вы не идете гулять? buiten наружу, из дома). zegt moeder. Met de bal? (С мячиком?) Jip en Janneke zwijgen (молчат). En ze kijken naar de asbak. (И смотрят на пепельницу). Wat is er toch? Zegt moeder. Is er iets? (Что же такое все-таки? говорит мама. Что-то есть /тут/?) Ze pakt de asbak op. (Она берет /в руки/ пепельницу). Hè, zegt moeder, wat akelig. (У, говорит мама, как неприятно /ужасно/). Nou heb ik vaders mooie asbak gebroken. (Я сейчас папину красивую пепельницу разбила). Wat zal vader boos op me zijn. (Как папа на меня рассердится!). Ik durf het hem niet te vertellen. (Я не решусь /даже/ ему сказать). Jip doet zijn mond open en dan meteen dicht. (Йип раскрывает рот и сразу опять закрывает). Hij zegt niks. (Он ничего не говорит). Vader zal zo boos op me zijn, zegt moeder treurig. (Папа будет так злиться на меня, говорит мама грустно). Ik heb het gedaan, zegt Jip. Met de bal. (/Это/ я сделал это, говорит Йип. Мячом). O, zegt moeder. Dan moet jij het hem vertellen. (Тогда должен ты ему сказать) Zul je dat doen? (Ты сделаешь это?) Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
41
42
Ja, zegt Jip. (Да). En nou naar buiten, vort! (А теперь на улицу, давайте!) zegt moeder. Met de bal. Daar zijn geen asbakken. (С мячом. Там нет пепельниц). En Jip en Janneke gaan ballen op het gras. (И Йип и Яннеке идут играть с мячом на травку).
Ballen
Janneke heeft een bal gekregen. En ze brengt hem mee. Het is een blauwe. Met goud. En met scheepjes. Mooi! zegt Jip. Mag ik voetballen? Het is geen voetbal, zegt Janneke. Wat dan? zegt Jip. Het is een bal, zegt Janneke. Je mag er wel mee gooien. Hij kaatst. Ze gooit de bal op. Heel hoog. En ze vangt hem weer. Ja, dat kan ze goed. Nou ik, zegt Jip. Maar hij kan de bal niet vangen. De bal rolt telkens weg. En dan wordt Jip boos. En hij geeft de bal een harde trap. Ik ga voetballen, schreeuwt hij. Kijk maar. Niet doen, zegt Janneke. Maar Jip trapt weer. En nu komt de bal tegen de tafel. En de asbak valt eraf. O, de asbak is kapot. De asbak is in drie stukken. Oei, zegt Janneke. Ai, zegt Jip. Ze pakken de stukken op. Die passen precies in elkaar. Nu is het weer een asbak. Je kunt hem gewoon op tafel zetten. Niemand ziet het. Jip en Janneke gaan op de bank zitten, hand in hand, heel zoet. Dan komt moeder binnen. Wat zijn jullie stil, zegt ze. Is er iets? Nee, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
42
43
Gaan jullie niet naar buiten? zegt moeder. Met de bal? Jip en Janneke zwijgen. En ze kijken naar de asbak. Wat is er toch? zegt moeder. Is er iets? Ze pakt de asbak op. Hè, zegt moeder, wat akelig. Nou heb ik vaders mooie asbak gebroken. Wat zal vader boos op me zijn. Ik durf het hem niet te vertellen. Jip doet zijn mond open en dan meteen dicht. Hij zegt niks. Vader zal zo boos op me zijn, zegt moeder treurig. Ik heb het gedaan, zegt Jip. Met de bal. O, zegt moeder. Dan moet jij het hem vertellen. Zul je dat doen? Ja, zegt Jip. En nou naar buiten, vort! zegt moeder. Met de bal. Daar zijn geen asbakken. En Jip en Janneke gaan ballen op het gras.
Soep (суп /гороховый суп традиционное зимнее блюдо голландцев/) Moet ik ook erwtensoep eten? vraagt Jip (должен я тоже гороховый суп есть? спрашивает Йип). Ja, zegt moeder (да, говорит мама). Janneke vindt het lekker (Яннеке любит его: «находит его вкусным»: vinden находить). Hè, Janneke? En Janneke eet hier vandaag (и Яннеке ест здесь сегодня). En dus eten we erwtensoep (следовательно, едим мы /все/ гороховый суп). Ik lust het niet (я не люблю его: lusten нравиться, любить, питать склонность; lust охота, желание), zegt Jip. En trekt een vies gezicht (и вытягивает противное лицо = делает мину). Ik vind het heel naar (мне он неприятен, противен: «я нахожу его совершенно…»). Kom, zegt moeder (иди /сюда/). Dan mag je zien hoe ik in de erwtensoep roer (тогда ты увидишь, как я мешаю суп: roeren мешать). Jip en Janneke gaan mee kijken (Йип и Яннеке идут вместе смотреть). In de keuken (в = на кухню). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
43
44
Daar staat een hele grote pan (там стоит очень большая кастрюля). Een heeele grote pan. En daarin zit de soep (и в ней «сидит» = находится суп). Het ruikt wel erg lekker (Он пахнет «и правда» очень вкусно). En Jip mag even helpen roeren (и Йипу можно /разрешили/ помогать мешать /суп/: even равный, ровный; как раз; немного). Pas op, hoor, zegt moeder (осторожно). Val er niet in, Jip (не упади в нее /кастрюлю/). Stel je voor, zegt Janneke (представляешь). Val er niet in (не упади внутрь), Jip. Dan ben je helemaal groen (тогда будешь ты совсем зеленый). En dan moeten wij jou aflikken (и тогда мы должны будем тебя облизывать). Maar Jip valt er niet in (но Йип не падает). Hij roert (он мешает). Met een grote houten lepel (большой деревянной ложкой). Nou ik weer, zegt Janneke (ну теперь я: weer опять, снова). En zij mag ook eens roeren (и ей тоже разрешается помешать). Kom (пойдем), zegt moeder. Nu ga ik de worst snijden (теперь я буду колбасу резать). Die wil je wel, hè Jip (это ты хочешь)? Ja, zegt Jip. Lekker (вкусно). En moeder gaat de grote ronde worst snijden (и мама режет большую круглую колбасу). In vier stukjes (на четыре куска). Een voor vader (один для папы). Een voor moeder. Een voor Jip en een voor Janneke. En dan gaan ze aan tafel zitten (и тогда садятся они за стол: gaan zitten идут садиться). Een klein bordje soep (маленькую тарелку супа), Jip, zegt vader. Kom, grote mannen eten altijd erwtensoep (большие мужчины едят всегда гороховый суп). Dat helpt (это помогает). Jip eet een heel bord (Йип ест целую тарелку). Nog meer dan Janneke (еще больше, чем Яннеке). En een groot stuk roggebrood erbij (и большой кусок черного хлеба вместе: roggebrood ржаной хлеб). Nu is mijn buik zo dik (ну, теперь мой живот такой толстый!), zegt Jip. Zo dik. En de mijne ook, zegt Janneke (и мой тоже).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
44
45
Soep
Moet ik ook erwtensoep eten? vraagt Jip. Ja, zegt moeder. Janneke vindt het lekker. Hè, Janneke? En Janneke eet hier vandaag. En dus eten we erwtensoep. Ik lust het niet, zegt Jip. En trekt een vies gezicht. Ik vind het heel naar. Kom, zegt moeder. Dan mag je zien hoe ik in de erwtensoep roer. Jip en Janneke gaan mee kijken. In de keuken. Daar staat een hele grote pan. Een heeele grote pan. En daarin zit de soep. Het ruikt wel erg lekker. En Jip mag even helpen roeren. Pas op, hoor, zegt moeder. Val er niet in, Jip. Stel je voor, zegt Janneke. Val er niet in, Jip. Dan ben je helemaal groen. En dan moeten wij jou aflikken. Maar Jip valt er niet in. Hij roert. Met een grote houten lepel. Nou ik weer, zegt Janneke. En zij mag ook eens roeren. Kom, zegt moeder. Nu ga ik de worst snijden. Die wil je wel, hè Jip? Ja, zegt Jip. Lekker. En moeder gaat de grote ronde worst snijden. In vier stukjes. Een voor vader. Een voor moeder. Een voor Jip en een voor Janneke. En dan gaan ze aan tafek zitten. Een klein bordje soep, Jip, zegt vader. Kom, grote mannen eten altijd erwtensoep. Dat helpt. Jip eet een heel bord. Nog meer dan Janneke. En een groot stuk roggebrood erbij. Nu is mijn buik zo dik, zegt Jip. Zo dik. En de mijne ook, zegt Janneke.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
45
46
Jip is de chef (Йип начальник) Kijk nou eens! roept Jip (Смотри-ка, кричит Йип). Kijk nou eens, Janneke, wat ik heb gekregen (что у меня есть: «что я получил»). Janneke kijkt (Яннеке смотрит). Jip heft een pet op (на Йипе /надета/ фуражка: op на; если heeft pet = имеет фуражку, а heeft een pet op надета на него, фуражка НА нем). Een mooie rode pet (красивая красная фуражка). Ik ben een stationchef, zegt Jip (я начальник станции, говорит Йип) . Ik heb een pet (у меня фуражка). En ik heb een spiegelei (spiegelei яичница-глазунья; /шутл./ ручной сигнальный диск /дежурного по станции/). Kijk maar (посмотри-ка). En ik heb een fluitje (и /еще/ есть свисток). En ik heb echte kaartjes (и есть настоящие билеты). En ik heb een tang (и есть у меня щипцы = компостер). O, wat mooi, zegt Janneke (о, как красиво). Mag ik ook eens knippen (можно и мне разочек щелкнуть)? Nee, zegt Jip. Jij bent de dame (нет, ты дама). De dame in de trein (дама в поезде, пассажир). Wacht, dit is de trein (подожди, вот /пришел/ поезд). Jip zet een heleboel stoeltjes achter elkaar (Йип ставит много стульев один за другим; boel движимое имущество; мебель»; множество, масса). Ziezo, zegt hij. Dat is de trein (ну вот … это поезд). Schiet op, dame, de trein gaat weg (торопитесь, дама, поезд уходит). Ik ben nog niet klaar, roept de dame (я еще не готова, кричит дама). Ik moet mijn koffer nog pakken (я должна еще мой чемодан уложить). De trein wacht niet, dame, zegt de chef (поезд не ждет, дама, говорит начальник). Daar komt de dame al aanhollen (тут уже прибегает и дама: aanhollen, komen aanhollen прибежать, примчаться). Ze heeft een koffertje in haar hand (у нее чемоданчик в руке). En ze loopt zó hard (и она бежит так быстро)! Help, help, roept ze. Ik moet de trein nog halen (помогите, помогите, кричит она. мне надо на поезд: de trein halen добраться до поезда). Opschieten, roept de chef (поторопитесь, кричит начальник). Gelukkig, ze zit in de trein (к счастью, она /уже/ сидит в поезде). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
46
47
En de chef blaast op zijn fluit (и шеф свистит: «дует» в свой свисток). Tuut! En de chef steekt het spiegelei de lucht in (туут! И шеф поднимает сигнальный диск «в воздух»: steken колоть; помещать, засовывать). Tsjoeke-tsjoeke-tsjoeke-tsjoek … daar gaat de trein (чуки-чук … вот идет поезд). Maar de dame in de trеin verveelt zich zo (но даме в поезде так скучно, она так скучает). Nou wil ik de chef zijn! roept ze (теперь я хочу быть шефом, кричит она). Hoe kan dat nou (Как это возможно)? zegt Jip. Dames zijn geen chef (дамы не бывают начальниками). Ik ben geen dame, huilt Janneke (я не дама, плачет Яннеке). Ik ben Janneke. Janneke's zijn ook nooit chef (Яннеке (мн.ч.) тоже никогда не бывают шефом). Meisjes kunnen geen chef zijn (девочки не могут быть шефом). Wel waar (да нет же, бывают! wel утверждение, противоположное отрицанию, waar правда)! huilt Janneke. En ze pakt zijn pet af (и она снимает /с него/ фуражку). Niet waar, bruilt Jip (неправда, рычит Йип). En hij grist de pet weer terug (и он отбирает фуражку назад). Wat doen jullie nou (что вы делаете), zegt moeder. Maken jullie ruzie (вы ссоритесь: ruzie ссора, maken делать)? Zij wil chef zijn (она хочет шефом быть), zegt Jip. En meisjes zijn nooit chef (а девочки никогда /не бывают/ шефом). Ja hoor (знаешь: hoor послушай-ка, слышь), zegt moeder. Een meisje kan net zo goed chef zijn als jij (девочка может быть шефом так же, как и ты). Ik heb nog nooit een meisje gezien (я никогда еще не видел девочку: zien видеть), die chef was (которая /бы/ шефом была), zegt Jip. Ik wel (а я да), zegt moeder. Ik heb het wel eens gezien (я один раз видела). Heus (правда: heus настоящий; в самом деле, действительно)? vraagt Jip. Heus, zegt moeder. En dan geeft Jip de pet aan Janneke (и тогда дает Йип фуражку Яннеке). En de fluit, en de kaartjes en het spiegelei (и свисток, и билеты, и сигнальный диск). Daar dan (ну тогда), zegt hij. Eventjes mag jij ook (немножко и ты можешь). En dan doen ze om de beurt (и тогда они /играют/ делают по очереди). En dat gaat fijn (и все идет хорошо). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
47
48
En de trein gaat zo hard (и поезд идет так быстро). Eerst naar Den Haag (сначала в Гаагу). En dan naar Parijs (и потом в Париж).
Jip is de chef
Kijk nou eens! roept Jip. Kijk nou eens, Janneke, wat ik heb gekregen. Janneke kijkt. Jip heft een pet op. Een mooie rode pet. Ik ben een stationchef, zegt Jip. Ik heb een pet. En ik heb een spiegelei. Kijk maar. En ik heb een fluitje. En ik heb echte kaartjes. En ik heb een tang. O, wat mooi, zegt Janneke. Mag ik ook eens knippen? Nee, zegt Jip. Jij bent de dame. De dame in de trein. Wacht, dit is de trein. Jip zet een heleboel stoeltjes achter elkaar. Ziezo, zegt hij. Dat is de trein. Schiet op, dame, de trein gaat weg. Ik ben nog niet klaar, roept de dame. Ik moet mijn koffer nog pakken. De trein wacht niet, dame, zegt de chef. Daar komt de dame al aanhollen. Ze heeft een koffertje in haar hand. En ze loopt zó hard! Help, help, roept ze. Ik moet de trein hog halen. Opschieten, roept de chef. Gelukkig, ze zit in de trein. En de chef blaast op zijn fluit. Tuut! En de chef steekt het spiegelei de lucht in. Tsjoeke-tsjoeke-tsjoeke-tsjoek… daar gaat de trein. Maar de dame in de train verveelt zich zo. Nou wil ik de chef zijn! roept ze. Hoe kan dat nou? zegt Jip. Dames zijn geen chef. Ik ben geen dame, huilt Janneke. Ik ben Janneke. Jane's zijn ook nooit chef, zegt Jip. Meisjes kunnen geen chef zijn. Wel waar! huilt Janneke. En ze pakt zijn pet af. Niet waar, bruilt Jip. En hij grist de pet weer terug. Wat doen jullie nou, zegt moeder. Maken jullie ruzie? Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
48
49
Zij wil chef zijn, zegt Jip. En meisjes zijn nooit chef. Ja hoor, zegt moeder. Een meisje kan net zo goed chef zijn als jij. Ik heb nog nooit een meisje gezien, die chef was, zegt Jip. Ik wel, zegt moeder. Ik heb het wel eens gezien. Heus? vraagt Jip. Heus, zegt moeder. En dan geeft Jip de pet aan Janneke. En de fluit, en de kaartjes en het spiegelei. Daar dan, zegt hij. Eventjes mag jij ook. En dan doen ze om de beurt. En dat gaat fijn. En de trein gaat zo hard. Eerst naar Den Haag. En dan naar Parijs.
De telefoon gaat (телефон звонит)
Jip en Janneke spelen in de kamer (Йип и Яннеке играют в комнате). Ze spelen kikkertje (они играют /в/ лягушек: kikker лягушка). Jip kan mooi springen (Йип умеет хорошо: «красиво» прыгать). Heel hoog op zijn hurken (очень высоко, на корточках) . En Janneke kan mooi kwaken (а Яннеке умеет хорошо квакать). Het zijn twee echte kikkers (/они/ две настоящие лягушки). De telefoon gaat, zegt Jip (телефон, говорит Йип). Ja, zegt Janneke (да, говорит Яннеке). Ring-ring-rrrrrrrr … zegt de telefoon (Рррррр, говорит телефон). Ik zal hem oppakken, zegt Jip (я «его» возьму). Hij pakt de hoorn (он берет трубку). En hij legt de hoorn tegen zijn oor (и подносит к уху). Precies zoals het moet (точно так, как надо: «как должно быть»). En hij zegt: Dag (и он говорит: здравствуйте). Dag, zegt een stem (здравствуйте, говорит голос). Met wie (кто у телефона: «с кем?») Met Jip, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
49
50
O, zegt de stem. Is je vader thuis (о, говорит голос, а твой отец дома)? Nee, zegt Jip. Is je moeder thuis (/а/ мама дома)? Nee, zegt Jip. Maar Janneke is er wel (нет, говорит Йип, но есть Яннеке: Janneke is er wel Яннеке здесь да). Wacht maar (подождите). En hij wenkt Janneke (и он кивает Яннеке). Janneke komt aanhollen (Яннеке прибегает). Ze neemt de hoorn van Jip over (она берет у Йипа трубку: overnemen брать у кого-то). Dag, zegt ze (здравствуйте, говорит она). Met wie? vraagt de stem (кто у телефона, спрашивает голос). Met Janneke, zegt Janneke. O, zegt de stem. Is er verder niemand thuis (и больше никого нет дома)? Ja. Takkie, zegt Janneke (есть: «да». Такки). En de poes is ook thuis (и кошка тоже дома). En het egeltje is in de tuin (и ежик в саду). Zo, zo, zegt de stem. Nou, dag (так-так, говорит голос. ну, до свидания). Dag, roept Janneke (До свидания, кричит Яннеке). Dag, roept Jip. En ze leggen de hoorn neer (и они кладут трубку: neerleggen положить; neer вниз). En dan komt moeder thuis (и потом приходит мама домой). Ziezo zegt ze (ну вот, говорит она). Daar ben ik weer (опять я здесь). Is er nog iets geweest, Jip (что-нибудь здесь было, Йип)? Er was telefoon, zegt Jip (телефон был). Wie was het dan? zegt moeder (кто же это был). Dat weet ik niet, zegt Jip (этого я не знаю, говорит Йип). Het was een meneer (это был господин). Een lieve meneer, zegt Janneke (/очень/ любезный господин, говорит Яннеке). Hij zei dag tegen ons (он сказал «здравствуйте» нам). De volgende keer moet je vragen: met wie (в следующий раз вы должны спросить: кто говорит: met wie с кем)? zegt moeder. Jip en Janneke beloven het (и Йип и Яннеке обещают это).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
50
51
De telefoon gaat
Jip en Janneke spelen in de kamer. Ze spelen kikkertje. Jip kan mooi springen. Heel hoog op zijn hurken. En Janneke kan mooi kwaken. Het zijn twee echte kikkers. De telefoon gaat, zegt Jip. Ja, zegt Janneke. Ring-ring-rrrrrrrr … zegt de telefoon. Ik zal hem oppakken, zegt Jip. Hij pakt de hoorn. En hij legt de hoorn tegen zijn oor. Precies zoals het moet. En hij zegt: Dag. Dag, zegt een stem. Met wie? Met Jip, zegt Jip. O, zegt de stem. Is je vader thuis? Nee. zegt Jip. Is je moeder thuis? Nee, zegt Jip. Maar Janneke is er wel. Wacht maar. En hij wenkt Janneke. Janneke komt aanhollen. Ze neemt de hoorn van Jip over. Dag, zegt ze. Met wie? vraagt de stem. Met Janneke, zegt Janneke. O, zegt de stem. Is er verder niemand thuis? Ja. Takkie, zegt Janneke. En de poes is ook thuis. En het egeltje is in de tuin. Zo, zo, zegt de stem. Nou, dag. Dag, roept Janneke. Dag, roept Jip. En ze leggen de hoorn neer. En dan komt moeder thuis. Ziezo, zegt ze. Daar ben ik weer. Is er nog iets geweest, Jip? Er was telefoon, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
51
52
Wie was het dan? zegt moeder. Dat weet ik niet, zegt Jip. Het was een meneer. Een lieve meneer, zegt Janneke. Hij zei dag tegen ons. De volgende keer moet je vragen: met wie? zegt moeder. Jip en Janneke beloven het.
Radijsjes (редиски)
Kom je bij mij eten? zegt Janneke (придешь ты ко мне есть? говорит Яннеке). We hebben aardbeien («мы имеем» = у нас есть клубника). Mag het, moeder? vraаgt Jip (можно, мама? спрашивает Йип). Natuurlijk, zegt moeder (конечно, говорит мама). Ga jij maar bij Janneke eten (иди поешь у Яннеке). Jip gaat met Janneke mee (Йип идет вместе с Яннеке: mee вместе). Hij vindt het altijd heerlijk, eten bij Janneke (он находит /что/ это чудесно, прелестно, восхитительно есть у Яннеке). Hij eet dan veel meer (он ест там всегда больше). Kijk, er is een grote schaal vol aardbeien (смотри-ка, /здесь/ большое блюдо, полное клубники). Ze zijn zoo mooi rood (она такая красивая /и/ красная). Prak ze maar, op je boterham, zegt de moeder van Janneke ( намажь : prakken разминать /на бутерброд/). Zo, en nou suiker erop (так, и теперь сахар сверху). Basterd-suiker (сорт сахара, грубой обработки; basterd = bstaard внебрачный ребенок; гибрид, смесь; продукт низкого сорта). Dat is heerlijk (это изумительно, восхитительно, чудесно, очень приятно). Jip eet vijf boterhammen (Йип ест пять бутербродов). En Janneke vier (/а/ и Яннеке четыре). En nu hebben ze zulke dikke buikjes (и теперь у них такие тугие животики). Ze kunnen niet eens meer krijgertje doen (Они не
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
52
53
могут больше ни кусочка: krijgen получать). Ze hijgen ervan (они от этого пыхтят, задыхаются). Kom je morgen bij mij? zegt Jip (придешь завтра ко мне? говорит Йип). Kom je dan bij mij aardbeien eten (придешь ко мне клубнику есть?) Maar o, de volgende dag heeft Jip bultjes (но о! На следующий день у Йипа: «имеет Йип» волдыри: hebben иметь). Allemaal bultjes (везде волдыри). Ze jeuken zo (и так чешутся). Niet zo krabben, Jip, zegt moeder (не надо так чесать, говорит мама). Dan gaan ze stuk (Тогда они лопнут: stuk прим. то же, что и kapot сломанный, разбитый, разорванный и т.д., а gaan действие, «идет рваться, ломаться»). Maar Jip wordt heel boos van die jeuk (но Йип очень зол на этот зуд). Hij trekt een lelijk gezicht (он делает противную мину: trekken gezicht вытягивать лицо; trekken тянуть, тащить, волочить). En hij krabt (и он /продолжает/ чесать: «и он чешет»). Het komt van de aardbeien, zegt moeder (это получается, происходит «приходит» от клубники). Die mag je niet meer hebben (ее нельзя тебе больше есть: «иметь»). Daar krijg je bultjes van (от этого: «daar van» получишь ты волдыри). Och, wat naar (ох, как противно). Nu komt Janneke eten (теперь приходит Яннеке есть). En ze krijgen geen aardbeien (и они не получают /больше/ клубники). -
Jullie krijgen radijsjes, zegt moeder (вы получите редиску, говорит мама). Dat is ook rood (она тоже красная). En ook lekker (и тоже вкусная). En je krijgt er geen bultjes van (и ты не получишь волдырей от нее).
Jip en Janneke eten een boel boterhammen (Йип и Яннеке едят много бутербродов). Met radijsjes (с редиской). En ze hebben een grote radijs (и у них есть одна большая редиска), dat is de moeder (это мама). En nog een grote (и еще одна большая), dat is de vader (это папа). En zes kleine (и шесть маленьких), dat zijn de kindertjes (это детки).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
53
54
Ze mogen mee in Jips auto (они могут /поместиться/ вместе в машину Йипа). Dat is leuk (это забавно). De hele familie radijs gaat rijden (целая семья редисок едет /в машине/). Maar als ze genoeg gereden hebben (но когда они достаточно покатались), dan loopt het niet goed met ze af (тогда не так хорошо с ними закончилось). Jip en Janneke eten ze op (Йип и Яннеке их съели: eten есть; opeten съесть). De hele familie radijs wordt opgegeten (целая семья редисок была съедена). Zielig, hè (жалко, да)?
Radijsjes
Kom je bij mij eten? zegt Janneke. We hebben aardbeien. Mag het, moeder? vraagt Jip. Natuurlijk, zegt moeder. Ga jij maar bij Janneke eten. Jip gaat met Janneke mee. Hij vindt het altijd heerlijk, eten bij Janneke. Hij eet dan veel meer. Kijk, er is een grote schaal vol aardbeien. Ze zijn zoo mooi rood. Prak ze maar, op je boterham, zegt de moeder van Janneke. Zo, en nou suiker erop. Basterd-suiker. Dat is heerlijk. Jip eet vijf boterhammen. En Janneke vier. En nu hebben ze zulke dikke buikjes. Ze kunnen niet eens meer krijgertje doen. Ze hijgen ervan. Kom je morgen bij mij, zegt Jip. Kom je dan bij mij aardbeien eten? Maar o, de volgende dag heeft Jip bultjes. Allemaal bultjes. Ze jeuken zo. Niet zo krabben, Jip, zegt moeder. Dan gaan ze stuk. Maar Jip wordt heel boos van die jeuk. Hij trekt een lelijk gezicht. En hij krabt. Het komt van de aardbeien, zegt moeder. Die mag je niet meer hebben. Daar krijg je bultjes van. Och, wat naar. Nu komt Janneke eten. En ze krijgen geen aardbeien. Jullie krijgen radijsjes, zegt moeder. Dat is ook rood. En ook lekker. En je krijgt er geen bultjes van. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
54
55
Jip en Janneke eten een boel boterhammen. Met radijsjes. En ze hebben een grote radijs, dat is de moeder. En nog een grote, dat is de vader. En zes kleine, dat zijn de kindertjes. Ze mogen mee in Jips auto. Dat is leuk. De hele familie radijs gaat rijden. Maar als ze genoeg gereden hebben, dan loopt het niet goed met ze af. Jip en Janneke eten ze op. De hele familie radijs wordt opgegeten. Zielig, hè?
De papegaai (попугай) De buurman heeft een papegaai (у соседа есть попугай). En de buurmen roept over de heg: (и сосед зовет через /из-за/ забор): Hee, Jip! Hee, Janneke (эй, Йип, эй, Яннеке)! Komen jullie eens kijken (вы зайдете посмотреть)? Ik heb een papegaai (у меня есть попугай: ik heb я имею)! Jip en Janneke gaan direct door het gat in de heg (Йип и Яннеке проходят через дырку в изгороди). En ze komen in de kamer van de buurmen (и они приходят в комнату соседа). Och, wat een mooie papegaai (о, какой красивый попугай). Hij zit in een gouden kooi (он сидит в золотой клетке). Hij is groen (он зеленый). Met een blauwe staart (с синим хвостом). En hij heeft een kromme snavel (и у него изогнутый клюв). Goedemiddag! roept hij (добрый день, говорит /кричит/ он). Hij kan praten, zegt Jip (он умеет говорить, говорит Йип). Ja, hij kan praten, zegt de buurman (да, он умеет говорить, говорит сосед). Hij kan erg goed praten (он может очень хорошо говорить). Koppie krauw, zegt de papegaai («чашечка царапина» (абсолютно никакого смысла, так говорят с птицей в клетке) говорит попугай). Lorre, lorre. Jip en Janneke zijn opgetogen (Йип и Яннеке восхищены). Ze hebben nog nooit een vogel horen praten (они еще никогда не слышали, /как/ птица говорит). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
55
56
Heb je kersen? vraagt de papegaai (у тебя есть вишни? спрашивает попугай). Nee, zegt Jip, ik heb geen kersen (нет, говорит Йип, у меня нет вишен: geen отрицание при существительном). Heb je kersen, vraagt papegaai weer (у тебя есть вишни, спрашивает попугай опять). Nee, dat zeg ik je toch (нет, я сказал же тебе), ik heb ze niet (у меня их нет), zegt Jip. Hier, zegt de buurman (вот: «здесь», говорит сосед), hier heb je een kers (вот тебе вишня). Geef hem die maar (дай-ка ему ее: maar в данном случае для усиления). Wees maar niet bang, hij pikt je niet (только не бойся, он не клюнет тебя). Jip geeft de kers aan de papegaai (Йип дает вишню попугаю). Het beest pakt de kers heel voorzichtig aan (птица: «животное» берет вишню очень осторожно: aanpakken хватать, брать). En pikt erin (и клюет ее: erin в нее). Mooi, hè? zegt Janneke (/здорово/ “красиво”, да? говорит Яннеке). En dan gaan ze naar huis (и тогда идут они домой). Ik wou dat Takkie ook kon praten (я хотел бы чтобы Такки тоже умел говорить), zegt Jip. Misschien kan hij het leren (может быть, он может научиться), zegt Janneke. Takkie! roept Jip. Kom eens hier (иди-ка сюда). Takkie komt aanhollen (Такки прибегает). Zeg eens goedemorgen (скажи-ка доброе утро)! Beveelt Jip (приказывает Йип). Woef! zegt Takkie. Hij leert het nooit (он никогда этому не научится), zegt Janneke. Hij is veel te dom (он слишком глуп).
De papegaai
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
56
57
De buurman heeft een papegaai. En de buurmen roept over de heg: Hee, Jip! Hee, Janneke! Komen jullie eens kijken? Ik heb een papegaai! Jip en Janneke gaan direct door het gat in de heg. En ze komen in de kamer van de buurmen. Och, wat een mooie papegaai. Hij zit in een gouden kooi. Hij is groen. Met een blauwe staart. En hij heeft een kromme snavel. Goedemiddag! roept hij. Hij kan praten, zegt Jip. Ja, hij kan praten, zegt de buurman. Hij kan erg goed praten. Koppie krauw, zegt de papegaai. Lorre, lorre. Jip en Janneke zijn opgetogen. Ze hebben nog nooit een vogel horen praten. Heb je kersen? vraagt de papegaai. Nee, zegt Jip, ik heb geen kersen. Heb je kersen, vraagt papegaai weer. Nee, dat zeg ik je toch, ik heb ze niet, zegt Jip. Hier, zegt de buurman, hier heb je een kers. Geef hem die maar. Wees maar niet bang, hij pikt je niet. Jip geeft de kers aan de papegaai. Het beest pakt de kers heel voorzichtig aan. En pikt erin. Mooi, hè? Zagt Janneke. En dan gaan ze naar huis. Ik wou dat Takkie ook kon praten, zegt Jip. Misschien kan hij het leren, zegt Janneke. Takkie! roept Jip. Kom eens hier. Takkie komt aanhollen. Zeg eens goedemorgen! Beveelt Jip. Woef! zegt Takkie. Hij leert het nooit, zegt Janneke. Hij is veel te dom.
Een tante met een auto Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
57
58
(тетя с машиной, на машине) Tante Mies komt vandaag (тетя Мис придет сегодня: komen). Dat is heerlijk (это чудесно). Janneke mag haar mooie jurk aan (Яннеке может надеть красивое платье: mоgen мочь; aan на /себе иметь надетым/). En Jip krijgt een nieuwe broek aan (и Йип надевает новые брюки: krijgen получать). Want tante Mies komt met haar auto (потому что тетя Мис приедет на машине). En Jip en Janneke mogen mee (могут вместе /покататься/). Toet! Daar is de auto (это /там/ машина). Jip en Janneke hollen naar buiten (несутся на улицу: buiten наружу). Ik wil voorin (спереди), roept Jip. Nee, gilt Janneke (вопит: gillen). Ik mag voorin (я хочу: mogen мочь; сметь; хотеть). Het is mijn tante (моя тетя). Dat is waar (это правда). Daar heeft Jip niet aan gedacht (об этом Йип не подумал: denken-dacht-gedacht; daaraan в д. сл. об этом). Tante Mies is Janneke's tante. Jullie gaan achterin (вы пойдете назад), zegt tante Mies. Dat moet (так надо). Maar ik ga eerst even naar binnen (но я пойду сначала в дом: binnen внутрь) om je moeder gedag te zeggen (с твоей мамой поздороваться: gedag = goedendag). Het duurt erg lang (это длится очень долго), vinden Jip en Janneke (находят). Maar eindelijk (наконец), daar gaan ze (они едут). Allebei achterin (оба сзади, на заднем сиденье). Dat gaat het (“поехали”)! Heel hard (очень быстро)! De wind suist om hen heen (ветер свистит вокруг них, овевает их). Het is fijn (это здорово). Hier gaan we even stoppen (здесь мы остановимся), zegt tante Mies. En de auto staat stil (и машина останавливается: «стоит тихо»). Ha, hier is de speeltuin (а, здесь игровая площадка), zegt Jip. Ja, maar de speeltuin is nog dicht (да, но она еще закрыта), zegt tante. Het is nog winter. We gaan maar even binnen zitten (только внутри посидим). Ik wil limonade, roept Janneke. Ik ook (тоже), zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
58
59
Limodade in die kou (лимонад в такой холод), hoe kun je dat lekker vinden (как вам может нравиться: «находить вкусным»), lacht tante (смеется: lachen). Maar het mag wel (но можно вполне). Bij tante Mies mag altijd alles (с тетей Мис всегда все можно). En als het glas leeg is (и когда стакан пуст), mogen ze ook heel eventjes op de wip (можно им немножко на качели). Al is de speeltuin dicht (даже если площадка закрыта). Heel eventijes maar (только совсем немножечко). En dan… we gaan terug (и теперь мы поедем назад), roept tante (зовет). Daar rijden ze weer (и едут они опять), en het gaat zo hard en de wind suist. Wat is het toch heerlijk (как же все-таки здорово) om een tante Mies te hebben (что у них есть тетя Мис: «иметь тетю Мис»). Een tante met een auto (тетю с машиной).
Een tante met een auto
Tante Mies komt vandaag. Dat is heerlijk. Janneke mag haar mooie jurk aan. En Jip krijgt een nieuwe broek aan. Want tante Mies komt met haar auto. En Jip en Janneke mogen mee. Toet! Daar is de auto. Jip en Janneke hollen naar buiten. Ik wil voorin, roept Jip. Nee, gilt Janneke. Ik mag voorin. Het is mijn tante. Dat is waar. Daar heeft Jip niet aan gedacht. Tante Mies is Janneke's tante. Jullie gaan achterin, zegt tante Mies. Dat moet. Maar ik ga eerst even naar binnen om je moeder gedag te zeggen. Het duurt erg lang, vinden Jip en Janneke. Maar eindelijk, daar gaan ze. Allebei achterin. Dat gaat het! Heel hard! De wind suist om hen heen. Het is fijn. Hier gaan we even stoppen, zegt tante Mies. En de auto staat stil. Ha, hier is de speeltuin, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
59
60
Ja, maar de speeltuin is nog dicht, zegt tante. Het is nog winter. We gaan maar even binnen zitten. Ik wil limonade, roept Janneke. Ik ook, zegt Jip. Limodade in die kou, hoe kun je dat lekker vinden, lacht tante. Maar het mag wel. Bij tante Mies mag altijd alles. En als het glas leeg is, mogen ze ook heel eventjes op de wip. Al is de speeltuin dicht. Heel eventijes maar. En dan… we gaan terug, roept tante. Daar rijden ze weer, en het gaat zo hard en de wind suist. Wat is het toch heerlijk om een tante Mies te hebben. Een tante met een auto.
Een sneeuwman met een bezem (снеговик с метлой) Vader, hoe maak je een sneeuwman (как сделать снеговика: maken)? vraagt Jip. Ik zal jullie helpen (я тебе помогу), zegt vader. Hij haalt een schop uit de schuur (он берет лопату из сарая). En Jip krijgt een klein schopje (получает маленькую лопатку). En Janneke ook (тоже). En dan werken zij heel hard (и потом работают они очень усердно: hard твердый, тяжелый, крепкий). Koud (холодно), zegt Janneke. Mijn handen prikken (у меня руки колет). Dat gaat wel over (это пройдет), zegt vader. Hard werken («тяжело работать»). Eindelijk is de sneeuwman klaar (наконец снеговик готов). Hij heeft een hoed op (на нем шляпа: op на, букв: он имеет шляпу на). En hij heeft een bezem (и он имеет метлу). En een oranje neus (и оранжевый нос). Want zijn neus is een winterpeen (потому что его нос морковка; peen морковь). Dag man (здравствуй), zegt Janneke. Maar de man zegt niets (но человек молчит: /не/ говорит ничего). Als je van sneeuw bent (если ты /сделан/ из снега), zeg je niet veel (ты немного скажешь, поговоришь). Moeder, roept Jip, kom eens kijken (иди, посмотри). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
60
61
En moeder komt kijken (приходит). Wat een grote witte man (какой большой белый человек), zegt zij. Ik ben er bang voor (я его боюсь: ervoor его, этого). Hu, straks bijt hij (У, сейчас он укусит: bijten). Janneke moet erom lachen (смешно: «должна смеяться»: erom от этого). En dan gaat zij op het sleetje zitten (и потом она на санки садится). Jip moet trekken (должен тянуть). Ze gaan de helling op (они идут на горку: helling cкат, откос; ор верх, наверх). Het is zwaar voor Jip (это тяжело для Йипа). En het is zo glad (и так скользко). Boem, daar valt hij (там = и вот он падает: vallen). En het sleetje gaat achteruit, met een vaart (и санки бегут сзади, с грузом). En Jip wordt meegetrokken (и Йип тащится вместе, увлекаем /санями/: meetrekken тащить за собой), op zijn buik naar beneden (на животе, вниз). Nog eens (еще раз), roept Janneke. Het is zo fijn, dat er sneeuw ligt (так здорово, что снег лежит: liggen). Ze glijden de hele dag (они катаются целый день). Maar de volgende morgen is het helemaal weg (но на следующее утро его совсем не стало: «он совсем ушел»). De grond is weer zwart (и земля снова черная). Het regent (идет дождь). Jip en Janneke gaan naar de sneeuwman kijken (идут посмотреть на снеговика). Het is alleen nog maar een vies hoopje (это всего лишь грязная кучка). En de hoed ligt op de grond (и шляпа лежит на земле). De neus ook (нос тоже). Arme sneeuwman (бедный).
Een sneeuwman met een bezem
Vader, hoe maak je een sneeuwman? vraagt Jip. Ik zal jullie helpen, zegt vader. Hij haalt een schop uit de schuur. En Jip krijgt een klein schopje. En Janneke ook. En dan werken zij heel hard. Koud, zegt Janneke. Mijn handen prikken. Dat gaat wel over, zegt vader. Hard werken. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
61
62
Eindelijk is de sneeuwman klaar. Hij heeft een hoed op. En hij heeft een bezem. En een oranje neus. Want zijn neus is een winterpeen. Dag man, zegt Janneke. Maar de man zegt niets. Als je van sneeuw bent, zeg je niet veel. Moeder, roept Jip, kom eens kijken. En moeder komt kijken. Wat een grote witte man, zegt zij. Ik ben er bang voor. Hu, straks bijt hij. Janneke moet erom lachen. En dan gaat zij op het sleetje zitten. Jip moet trekken. Ze gaan de helling op. Het is zwaar voor Jip. En het is zo glad. Boem, daar valt hij. En het sleetje gaat achteruit, met een vaart. En Jip wordt meegetrokken, op zijn buik naar beneden. Nog eens, roept Janneke. Het is zo fijn, dat er sneeuw ligt. Ze glijden de hele dag. Maar de volgende morgen is het helemaal weg. De grond is weer zwart. Het regent. Jip en Janneke gaan naar de sneeuwman kijken. Het is alleen nog maar een vies hoopje. En de hoed ligt op de grond. De neus ook. Arme sneeuwman.
Takkie eet mee (Такки ест в компании : mee вместе) Jip, wat zit je toch te zeuren (Йип, что ты все копаешься), zegt moeder. Je doet al een uur over je boterham (ты целый час сидишь со своим бутербродом). En daar is Janneke al om je te halen (а там Яннеке пришла за тобой: halen позвать, пригласить). Je moet even wachten (тебе надо немного подождать: «ты должна подождать»), Janneke. Jip zit nog te eten (Йип еще ест: «сидит еще есть»). Wil je ook een boterham (хочешь тоже бутерброда)? Alstublieft (пожалуйста), zegt Janneke. Daar zitten ze samen te eten (и сидят они вместе, едят). Het is wel gezellig (это очень уютно, весело: gezellig компанейский, общительный, уютный). Maar Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
62
63
Jip treuzelt toch nog (ковыряется все еще: treuzelen медлить, копаться, мешкать). We zullen spelen dat we meneer en mevrouw zijn (мы будем играть, будто мы менеер и мефрау), zegt Janneke. En we hebben visite (и у нас гости). Takkie is de visite (Такки гость). Hij mag mee eten (он может с нами есть). Ja, zegt Jip. Hij doet Takkie een servetje om (он надевает ему салфетку: omdoen надеть, напр. галстук). En hij zet Takkie op een stoel (сажает Такки на стул). Takkie is een hele lieve gast (очень милый гость). Hij blijft zoet zitten (смирно сидит: blijven оставаться) en hij kijkt alleen rond (и только смотрит вокруг). Wilt u ook een boterham (вы хотите тоже бутерброд)? vraagt Janneke aan de gast (спрашивает Яннеке гостя: vragen). Takkie zegt niets (ничего не говорит). Wilt u muisjes op de boterham (вы хотите бутерброд с «мышками» = шоколадные крошки)? vraagt Jip. Takkie kijkt nu heel nieuwsgierig (смотрит с большим любопытством: «очень любопытно»). Of hebt u liever suiker (или лучше с сахаром)? vraagt Janneke. Maar o, o, daar springt de gast ineens op (но вдруг гость подпрыгивает: opspringen). Hij springt boven op tafel (прыгает на стол). Hij pakt een boterham (хватает бутерброд: pakken) en springt ermee van de tafel af (и спрыгивает с ним ermee со стола: afspringen) en hij draaft door de kamer (и мчится по комнате: draven бежать рысью /о лошади/). Hoooo! Hei! roept Jip (roepen кричать, звать). Moeder pakt de boterham van Takkie af (afpakken отнимать). Ze moet erg lachen (ей очень смешно, не может удержаться от смеха: «она должна, вынуждена очень смеяться») en ze zegt: Ik vind jullie visite niks netjes (я нахожу вашего гостя совершенно неприличным: niks = niets /разг./ ничего; netjes милый, изящный; опрятный). Meneer en mevrouw moeten maar andere visite vragen (должны другого гостя пригласить). Maar meneer krijgt eerst een andere boterham (но менеер сначала получит новый бутерброд). En die moet Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
63
64
in drie minuten op (и тот должен быть в три минуты съеден: орeten съесть /целиком, до конца/). Dan is de boterham in vier minuten op (затем он был в четыре минуты съеден). En dat is toch vlug (и это все же быстро).
Takkie eet mee
Jip, wat zit je toch te zeuren, zegt moeder. Je doet al een uur over je boterham. En daar is Janneke al om je te halen. Je moet even wachten, Janneke. Jip zit nog te eten. Wil je ook een boterham? Alstublieft, zegt Janneke. Daar zitten ze samen te eten. Het is wel gezellig. Maar Jip treuzelt toch nog. We zullen spelen dat we meneer en mevrouw zijn, zegt Janneke. En we hebben visite. Takkie is de visite. Hij mag mee eten. Ja, zegt Jip. Hij doet Takkie een servetje om. En hij zet Takkie op een stoel. Takkie is een hele lieve gast. Hij blijft zoet zitten en hij kijkt alleen rond. Wilt u ook een boterham? vraagt Janneke aan de gast. Takkie zegt niets. Wilt u muisjes op de boterham? vraagt Jip. Takkie kijkt nu heel nieuwsgierig. Of hebt u liever suiker? vraagt Janneke. Maar o, o, daar springt de gast ineens op. Hij springt boven op tafel. Hij pakt een boterham en springt ermee van de tafel af en hij draaft door de kamer. Hoooo! Hei! roept Jip. Moeder pakt de boterham van Takkie af. Ze moet erg lachen en ze zegt: Ik vind jullie visite niks netjes. Meneer en mevrouw moeten maar andere visite vragen. Maar meneer krijgt eerst een andere boterham. En die moet in drie minuten op. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
64
65
Dan is de boterham in vier minuten op. En dat is toch vlug.
Koud en toch lente (холодно, но все же весна) Hè, zegt moeder. Ik heb geen bloemetjes in huis (у меня нет цветочков дома). Wat saai (как грустно). Zullen wij blumetjes plukken (нам нарвать цветочков: «должны мы цветочки нарвать»)? vraagt Jip (спрашивает: vragen). Ik geloof niet dat ze er zijn (я не думаю, что они есть: geloven верить, думать, полагать), zegt moeder. Het is nog winter (/ведь/ еще зима). Maar Jip roept (зовет: roepen): Janneke! Ja, roept Janneke. Ik kom al (я уже иду). Ga je mee bloemetjes plukken (пойдешь со мной цветочки рвать)? vraagt Jip. Goed, zegt Janneke. En daar gaan ze (и тут идут они). Ze gaan naar de wei (они идут в поле: weide луг, пастбище). Maar het is koud (но холодно). En het gras is heel nat (и трава очень мокрая). En er zijn geen bloemen (и /совсем/ нет цветов). Er zijn wel schapen (но /зато/ есть овцы). Hebben jullie het erg koud (вам очень холодно)? vraagt Jip aan een schaap (спрашивает Йип овцу). Het schaap kijkt hem aan (овца смотрит на него). Maar het zegt niets (но /не/ говорит ничего). Ze hebben het niet koud (им не холодно), zegt Janneke. Ze hebben dikke bontjassen aan (у них толстые шубы; bont пестрый). Ze hebben het warm (им тепло). Dan gaan Jip en Janneke verder (идут дальше). Ze gaan eens kijken in de laan (идут посмотреть в аллею). De laan waar huizen staan (аллею, где дома стоят). Huizen met tuintjes (дома с садиками). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
65
66
Kijk eens (смотри-ка), zegt Jip. Daar zijn bloemen (там цветы). En hij wijst (и он показывает). Ja, daar zijn mooie gele bloemen (да, там красивые желтые цветы). Maar die mogen we niet plukken (но их нам нельзя рвать), zegt Janneke. Die zijn niet van ons (они не наши). Die zijn van die mevrouw (они вон той мефрау /госпожи/). Ja, zucht Jip (вздыхает). Wat jammer (как жаль: «какая жалость»). Maar de mevrouw van het huis zit voor het raam (но мефрау из этого дома сидит у окна). En ze kijkt naar buiten (и она смотрит на улицу: «наружу»). En ze ziet Jip en Janneke (видит). Ze komt naar buiten (она выходит /из дома/). En ze zegt: Willen jullie een paar takjes hebben (хотите вы несколько веток)? Een paar takjes met die gele bloemetjes (несколько веток с желтыми цветочками)? Alstublieft, mevrouw (пожалуйста, мефрау), zeggen Jip en Janneke. En dan haalt de mevrouw een mes (и тогда берет мефрау нож: halen достать, принести). En ze snijdt drie takken af (и срезает три ветки: afsnijden). Hele mooie takken (очень красивые ветки). Jip en Janneke gaan naar huis (идут домой). Ze zijn zo gelukkig (они так рады). Kijk eens, moeder (посмотри, мама), zegt Jip. Ach, jongen (мальчик), zegt moeder. Wat heb je daar nou (что это у тебя)? Hoe kom je daaraan (откуда у тебя это)? Gekregen (получили: krijgen-kreeg-gekregen), zegt Jip. Moeder zet de takjes in de vaas (ставит ветки в вазу: zetten). En het staat erg prachtig (и они выглядят прекрасно). En Jip zegt: Nu ga ik iedere dag naar het huis in de laan (теперь я буду каждый день ходить в дом на аллее). Dan krijg ik daar iedere dag bloemen (тогда получу я там каждый день цветы). Nee hoor (ну нет: «нет, послушай-ка»), zegt moeder. Dat mag je volstrekt (абсолютно, ничуть, нисколько…) niet doen (этого тебе ни в коем случае нельзя делать: volstrekt абсолютный, неограниченный; совершенно, совсем). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
66
67
Als het een beetje verder is (немного позже: «дальше»), krijgen we zelf bloemen in de tuin (мы будем сами иметь цветы в /нашем/ саду). Wacht maar (подожди же). En daar wachten Jip en Janneke nu op (и тут стали они дожидаться: opwachten ждать, дожидаться).
Koud en toch lente
Hè, zegt moeder. Ik heb geen bloemetjes in huis. Wat saai. Zullen wij blumetjes plukken? vraagt Jip. Ik geloof niet dat ze er zijn, zegt moeder. Het is nog winter. Maar Jip roept: Janneke! Ja, roept Janneke. Ik kom al. Ga je mee bloemetjes plukken? vraagt Jip. Goed, zegt Janneke. En daar gaan ze. Ze gaan naar de wei. Maar het is koud. En het gras is heel nat. En er zijn geen bloemen. Er zijn wel schapen. Hebben jullie het erg koud? vraagt Jip aan een schaap. Het schaap kijkt hem aan. Maar het zegt niets. Ze hebben het niet koud, zegt Janneke. Ze hebben dikke bontjassen aan. Ze hebben het warm. Dan gaan Jip en Janneke verder. Ze gaan eens kijken in de laan. De laan waar huizen staan. Huizen met tuintjes. Kijk eens, zegt Jip. Daar zijn bloemen. En hij wijst. Ja, daar zijn mooie gele bloemen. Maar die mogen we niet plukken, zegt Janneke. Die zijn niet van ons. Die zijn van die mevrouw. Ja, zucht Jip. Wat jammer.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
67
68
Maar de mevrouw van het huis zit voor het raam. En ze kijkt naar buiten. En ze ziet Jip en Janneke. Ze komt naar buiten. En ze zegt: Willen jullie een paar takjes hebben? Een paar takjes met die gele bloemetjes? Alstublieft, mevrouw, zeggen Jip en Janneke. En dan haalt de mevrouw een mes. En ze snijdt drie takken af. Hele mooie takken. Jip en Janneke gaan naar huis. Ze zijn zo gelukkig. Kijk eens, moeder, zegt Jip. Ach, jongen, zegt moeder. Wat heb je daar nou? Hoe kom je daaraan? Gekregen, zegt Jip. Moeder zet de takjes in de vaas. En het staat erg prachtig. En Jip zegt: Nu ga ik iedere dag naar het huis in de laan. Dan krijg ik daar iedere dag bloemen. Nee hoor, zegt moeder. Dat mag je volstrekt niet doen. Als het een beetje verder is, krijgen we zelf bloemen in de tuin, Wacht maar. En daar wachten Jip en Janneke nu op.
Pum en Poem Tante Truus is op visite (тетя Трюс /приехала/ в гости). En tante Truus heeft twee meisjes meegebracht (и с двумя девочками: mee вместе; brengen принести, привезти). Twee kleine meisjes (маленькие). Ze heten Poem en Pum (их зовут Пум и Пюм). En ze zijn nog niet zo groot (и они еще не такие большие) als Jip en Janneke. Wil je mijn pop zien (хочешь мою куклу видеть)? vraagt Janneke. En ze komt met Poppejans aandragen (и она приходит, принеся Попеянс: dragen нести). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
68
69
En wil je mijn hondje zien (собачку видеть)? vraagt Jip. En hij sleurt Takkie door de kamer (и он волочит Такки по комнате). Maar Poem em Pum zijn zo vreselijk verlegen (ужасно застенчивы). Ze zeggen niets (они /не/ говорят ничего). En voor Takkie zijn ze een beetje bang (немного боятся). Ga je mee in de tuin spelen (пойдешь с нами (mee) в сад играть)? vraagt Janneke. Maar (но) ze zegen niets (maar но). Zal ik eens op mijn hoofd staan (встать мне на голову: «должен я немного на голове стоять»)? vraagt Jip. En hij gaat op zijn hoofd staan (и он встает на голову), tegen de piano (у пианино). Pum en Poem vinden het wel mooi (/им/ это нравится: «находят, что это хорошо, красиво»). Maar ze zwijgen nog steeds (но они молчат все еще: steeds всегда; nog steeds все еще, как всегда). Kunnen ze niet praten (они не умеют разговаривать)? vraagt Jip aan tante Truus. Natturlijk wel (конечно умеют: wel да /положительный ответ на отрицат. вопрос/), zegt tante Truus. Maar ze moeten eerst een beetje wennen (но они должны сначала немного привыкнуть). Een beer (мишка: «медведь»)! roept Pum ineens (кричит Пюм вдруг). Ja, een beer! zegt Poem. En nu gaan ze praten (и теперь они начали говорить). Ze vinden de beer zo mooi (им так нравится мишка: «находят его таким красивым»). En ze willen wel (и они хотят) in het wagentje zitten (в тележке сидеть). Met de beer (с мишкой). En Jip en Janneke trekken het wagentje (тянут тележку). Eеrst door de kamer (сперва по комнате). En dan door de tuin (по саду). En dan weer terug, in de kamer (и потом снова назад, в комнату). Fijn hè (хорошо, да), gillen Pum em Poem (кричат). Zie je (вот видишь), zegt tante Truus. Het ijs is gebroken (лед сломан: breken, brak, gebroken). Wat voor ijs (какой лед: «что за лед»)? vraagt Jip. Hij kijkt rond (и он смотрит вокруг) waar er ergens ijs is (где это есть лед: «где где-либо лед есть»). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
69
70
Dat noem je zo (так говорится), zegt tante. Dat betekent (это значит) dat ze niet meet verlegen zijn (что они больше не стесняются). En dan gaat tante weg (и потом тетя собирается уходить). En Pum en Poem moeten mee (должны тоже). Ze willen niet (они не хотят). Ze willen in het wagentje blijven (они хотят в тележке остаться). En ze zetten een keel op (кричат во все горло). En ze willen ook de beer niet loslaten (и не хотят мишку выпустить, оставить). Weet je wat (знаешь что)? zegt Jip. De beer mag een poosje met jullie mee (мишку можно ненадолго взять: «мишка может немного с вами вместе»). Die mag bij jullie logeren (он может у вас погостить). Een week (одну неделю)! Dat vinden Poem em Pum erg heerlijk (находят, что это /очень/ чудесно). En nu gaan ze braaf mee (и теперь идут они послушно вместе), met hun moeder (с их мамой). Ze zullen beer toch niet houden, hè (они мишку все-таки насовсем не возьмут)? vraagt Jip angstig (испуганно), als ze weg zijn (когда они ушли). Ik weet niet (я не знаю), zegt Janneke. Dan roep ik de politie (тогда я позову полицию), zegt Jip boos (сердито). Jongen toch (мальчик, прекрати: toch все-таки, все же, однако), zegt moeder. Wat onaardig (как невежливо: aardig милый, приятный, любезный, забавный, порядочный), het zijn zulke kleine meisjes (это же такие маленькие девочки). Wees maar niet bang (не бойся). We zullen ze weer op visite vragen de volgende week (мы их снова пригласим в гости на следующей неделе). Dan vragen we ze mét de beer, hè (тогда пригласим мы с мишкой)? Ja, met de beer. En dan is Jip gerustgesteld (успокоился: geruststellen, geruststelde, gerustgesteld; rust спокойный).
Pum en Poem
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
70
71
Tante Truus is op visite. En tante Truus heeft twee meisjes meegebracht. Twee kleine meisjes. Ze heten Poem en Pum. En ze zijn nog niet zo groot als Jip en Janneke. Wil je mijn pop zien? vraagt Janneke. En ze komt met Poppejans aandragen. En wil je mijn hondje zien? vraagt Jip. En hij sleurt Takkie door de kamer. Maar Poem em Pum zijn zo vreselijk verlegen. Ze zeggen niets. En voor Takkie zijn ze een beetje bang. Ga je mee in de tuin spelen? vraagt Janneke. Maar ze zegen niets. Zal ik eens op mijn hoofd staan? vraagt Jip. En hij gaat op zijn hoofd staan, tegen de piano. Pum en Poem vinden het wel mooi. Maar ze zwijgen hog steeds. Kunnen ze niet praten? vraagt Jip aan tante Truus. Natturlijk wel, zegt tante Truus. Maar ze moeten eerst een beetje wennen. Een beer! roept Pum ineens. Ja, een beer! zegt Poem. En nu gaan ze praten. Ze vinden de beer zo mooi. En ze willen wel in het wagentje zitten. Met de beer. En Jip en Janneke trekken het wagentje. Eеrst door de kamer. En dan door de tuin. En dan weer terug, in de kamer. Fijn hè, gillen Pum em Poem. Zie je, zegt tante Truus. Het ijs is gebroken. Wat voor ijs? vraagt Jip. Hij kijkt rond waar er ergens ijs is. Dat noem je zo, zegt tante. Dat betekent dat ze niet meet verlegen zijn. En dan gaat tante weg. En Pum en Poem moeten mee. Ze willen niet. Ze willen in het wagentje blijven. En ze zetten een keel op. En ze willen ook de beer niet loslaten. Weet je wat? zegt Jip. De beer mag een poosje met jullie mee. Die mag bij jullie logeren. Een week! Dat vinden Poem em Pum erg heerlijk. En nu gaan ze braaf mee, met hun moeder. Ze zullen beer toch niet houden, hè? vraagt Jip angstig, als ze weg zijn. Ik weet niet, zegt Janneke. Dan roep ik de politie, zegt Jip boos. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
71
72
Jongen toch, zegt moeder. Wat onaardig, het zijn zulke kleine meisjes. Wees maar niet bang. We zullen ze weer op visite vragen de volgende week. Dan vragen we ze mét de beer, hè? Ja, met de beer. En dan is Jip gerustgesteld.
Stoute vader (глупый, непослушный папа) Jip en Janneke spelen met de bal (играют в мяч). In de kamer (в комнате). Boem! zegt de bal op de grond (стучит мяч об пол “землю”: zeggen говорить). En hij springt heel hoog (и он прыгает очень высоко: springen). Pas op, hoor (осторожно, слышь ты), zegt moeder. Niet tegen het kastje (не в направлении шкафчика). Dan breekt het mooie haantje (тогда разобьется красивый петушок). Er staat een haantje op de plank (там стоит петушок на полке). Het haantje is van steen (из керамики: steen камень; steengoed фаянс). Het is mooi blauw en groen en rood (он красивый синий, зеленый и красный). We doen heel zachtjes met de bal (мы играем совсем потихоньку), zegt Jip. Kijk maar (смотри-ка). En hij gooit de bal heel zachtjes op (и он подбрасывает мяч очень тихо: zacht тихо, мягко, легко). Dat is goed (так хорошо), zegt moeder. Want als jullie weer iets breken (потому что если вы что-то разобьете)… Wat dan (тогда что)? vraagt Jip. Dan dan, moeder zit te verzinnen (сидит и выдумывает). Dan sluit ik jullie op (тогда я вас запру: opsluiten запереть), zegt ze. Dan sluit ik jullie allebei op (обоих). Waar dan (куда же)? vraagt Jip. In de schuurtje (в сарайчик), zegt moeder. Een hele week lang (на целую неделю). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
72
73
Jip en Janneke geloven het niet (не верят). Een hele week in het schuurtje (целую неделю в сарайчике). Mag ik ook eens met de bal (можно и мне /поиграть/ в мяч)? vraagt vader. Hè ja. Vader mag ook met de bal spelen (да, папе тоже можно в мяч поиграть). Met z’n drietjes (с ними втроем). Vader gooit naar Jip (бросает Йипу). En Jip gooit naar Janneke. En Janneke gooit weer naar vader (опять). Zo gaat het leuk (все идет так забавно). En dan gooit vader ineens heel hard (и вдруг папа бросает очень сильно). Beng… tegen het kastje (в шкафчик)… Oooo, ooooh! Dаar ligt het hantje (и вот лежит петушок). Het is kapot (он разбит). Zijn hoofdje is eraf (головка отломалась, отломана). Jip en Janneke staan heel stil (стоят очень тихо). En vader ook (тоже). Kijk nou (ну смотри), zegt moeder boos (сердито). Dat heb ik gedaan (это я сделал: doen-deed-gedaan), zegt vader. Maar ik zal het lijmen (но я склею). Nou moet jij in het schuurtje (ну, теперь ты должен /идти/ в сарайчик), zegt Jip. Ja! roept Janneke. In het schuurtje! Ze pakken vader vast (они хватают крепко папу). Vader huilt (плачет: huilen). Maar het helpt niet (но это не помогает). Hij moet in het schuurtje. En Jip en Janneke doen de deur op slot (запирают дверь на замок). Daar zit hij (и там сидит он). Voor de hele week (на целую неделю), zegt Jip. Die arme vader (бедный папа), zegt moeder. Het is zijn eigen schuld (он сам виноват: «это его собственная вина»), zegt Janneke. Maar wie moet er nu het haantje lijmen (но кто же тогда склеит петушка)? zegt moeder. Laat vader maar weer los (освободите его: loslaten выпустить). Anders ga ik ook huilen (иначе и я буду плакать). En kijk, moeder huilt ook al (и смотрите: мама уже плачет тоже). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
73
74
Nou, vooruit dan maar (ну, тогда выходи), zegt Jip. En hij doet de deur van het schuurtje open (и он открывает дверь сарайчика). En denk erom (и думай впредь: erom об этом)! zegt hij streng (строго). Nooit meer iets breken (никогда больше ничего не разбивать). Nee Jip, zegt vader heel zoet (очень послушно: zoet сладкий, приятный, послушный). Ik beloof het (я обещаю: beloven обещать). En dadelijk lijmen (и немедленно клеить: dadelijk фактический, действительный; немедленно, тотчас), zegt Janneke. Goed, Janneke, zegt vader. Ik zal het meteen doen (я сейчас же сделаю). En hij neemt (nemen) een tube lijm (и он берет тюбик клея). En hij zet de kop van het haantje (и он прикрепляет голову петушка) weer netjes aan het lijf (опять аккуратно к /его/ телу). En nu voorzichtig allemaal (и теперь все будьте осторожны), zegt moeder. Niemand meer ballen in de kamer (никто больше не играет в мяч в комнате)! Niemand!
Stoute vader
Jip en Janneke spelen met de bal. In de kamer. Boem! zegt de bal op de grond. En hij springt heel hoog. Pas op, hoor, zegt moeder. Niet tegen het kastje. Dan breekt het mooie haantje. Er staat een haantje op de plank. Het haantje is van steen. Het is mooi blauw en groen en rood. We doen heel zachtjes met de bal, zegt Jip. Kijk maar. En hij gooit de bal heel zachtjes op. Dat is goed, zegt moeder. Want als jullie weer iets breken… Wat dan? vraagt Jip. Dan dan, moeder zit te verzinnen. Dan sluit ik jullie op, zegt ze. Dan sluit ik jullie allebei op. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
74
75
Waar dan? vraagt Jip. In de schuurtje, zegt moeder. Een hele week lang. Jip en Janneke geloven het niet. Een hele week in het schuurtje. Mag ik ook eens met de bal? vraagt vader. Hè ja. Vader mag ook met de bal spelen. Met z’n drietjes. Vader gooit naar Jip. En Jip gooit naar Janneke. En Janneke gooit weer naar vader. Zo gaat het leuk. En dan gooit vader ineens heel hard. Beng… tegen het kastje… Oooo, ooooh! Daаr ligt het hantje. Het is kapot. Zijn hoofdje is eraf. Jip en Janneke staan heel stil. En vader ook. Kijk nou, zegt moeder boos. Dat heb ik gedaan, zegt vader. Maar ik zal het lijmen. Nou moet jij in het schuurtje, zegt Jip. Ja! roept Janneke. In het schuurtje! Ze pakken vader vast. Vader huilt. Maar het helpt niet. Hij moet in het schuurtje. En Jip en Janneke doen de deur op slot. Daar zit hij. Voor de hele week, zegt Jip. Die arme vader, zegt moeder. Het is zijn eigen schuld, zegt Janneke. Maar wie moet er nu het haantje lijmen? zegt moeder. Laat vader maar weer los. Anders ga ik ook huilen. En kijk, moeder huilt ook al. Nou, vooruit dan maar, zegt Jip. En hij doet de deur van het schuurtje open. En denk erom! zegt hij streng. Nooit meer iets breken. Nee Jip, zegt vader heel zoet. Ik beloof het. En dadelijk lijmen, zegt Janneke. Goed, Janneke, zegt vader. Ik zal het meteen doen. En hij neemt een tube lijm. En hij zet de kop van het haantje weer netjes aan het lijf. En nu voorzichtig allemaal, zegt moeder. Niemand meer ballen in de kamer! Niemand! Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
75
76
Takkie is weg (Такки исчез) Het is toch zo verdrietig (как все-таки грустно; verdriet досада, неприятность). Zo akelig (как противно = такой ужас)! Takkie is weg (Такки исчез). Takkie is weggelopen (сбежал). Vanmorgen was hij al zoek (уже утром он пропал). En Jip heeft geroepen (Йип звал: roepen-riep-geroepen): Takkie! En Janneke heeft ook geroepen (тоже): Takkie-ie-ie-ie! Maar hij bleef weg (но его все не было: blijven-bleef-gebleven оставаться, пребывать; weg прочь). En nu is het al avond (а теперь уже вечер) en Takkie is nog niet terug (все еще не вернулся: terug назад). Ik ga niet naar bed (я не пойду в кровать), zegt Jip. Maar je kunt toch niet (но ты же не можешь) de hele nacht op blijven (всю ночь не ложиться), zegt moeder. Morgen gaan we naar de politie (завтра пойдем мы в полицию). Dan vragen we (там спросим) of ze Takkie gevonden hebben (не нашли ли они Такки: of или, ли). En Jip gaat treurig zijn tanden poetsen (идет грустный чистить зубы). Nu moet hij gaan slapen (должен он идти спать) en misschien is Takkie wel helemaal verdwaald (а Такки может быть совсем заблудился: verdwalen), ergens ver weg (где-то далеко). Ik kom je toedekken (я иду тебя укрыть), zegt vader. Wees maar niet bang (не бойся: «не будь боящимся, встревоженным»), Jip. Morgen gaan we naar de politie (завтра пойдем в полицию). Dan komt het wel goed (все идет хорошо). Maar als vader weg is (но как только папа вышел), moet Jip wel even huilen (Йип заплакал: «должен плакать» = не смог удержаться от слез). En dan valt hij in slaap (и потом заснул: vallen падать). En midden in de nacht (в середине ночи) wordt Jip wakker (проснулся: «стал бодрствующим»: worden становиться). Wat is dat (что это)? Hij hoort
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
76
77
zachtjes janken (он слышит тихие повизгивания: horen). In een wip (в один миг) is Jip zijn bedje uit (и Йип уже не в кровати). Takkie! Hij gaat vlug de trap af (быстро вниз по лестнице) en hij doet voorzichtig de achterdeur open (и осторожно открывает заднюю дверь: «делает открытой»: doen делать). Takkie vliegt naar binnen (влетает внутрь). Hij jankt van blijdshap (визжит от радости). Hij springt tegen Jip op (прыгает на Йипа). Hij likt Jip op zijn neus (лижет Йипа в нос: likken). Och, Takkie, zegt Jip. Waar was je toch (где же ты был)! Heeft een boze man je meegenomen (тебя, что ли, злой дядя унес: meenemen взять с собой)? Of was je verdwaald (или ты заблудился: verdwalen)? Waar zat je toch (где ты был все-таки: zitten сидеть, здесь: запропаститься)? Maar Takkie kan niet vertellen (но Такки не может рассказать) waar hij heeft gezeten (zitten). Jip en Takkie rollen samen door de gang (катаются по коридору) en hebben een reuze plezier (и получают огромное удовольствие). Dan komt er ineens iemand naar beneden (кто-то вдруг приходит вниз). Het is moeder. Wat is dat? vraagt ze verschrikt (испуганно). Wat is er aan de hand (что случилось)? Ben je beneden (ты /что/ внизу), Jip? Takkie is terug (вернулся «назад»), schreeuwt Jip. Takkie is terug. Mag ik het aan Janneke vertellen (можно я Яннеке расскажу)? Nee, zegt moeder. Het is midden in de nacht (середина ночи). Ga maar gauw weer slapen (иди быстро спать). Morgen ziet Janneke het vanzelf (завтра Яннеке сама увидит). En voor deze ene keer (и в этот единственный раз) mag Takkie in Jips kamer slapen (может Такки спать в комнате Йипа). Op het matje voor het bed (на коврике у кровати).
Takkie is weg
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
77
78
Het is toch zo verdrietig. Zo akelig! Takkie is weg. Takkie is weggelopen. Vanmorgen was hij al zoek. En Jip heeft geroepen: Takkie! En Janneke heeft ook geroepen: Takkie-ie-ie-ie! Maar hij bleef weg. En nu is het al avond en Takkie is nog niet terug. -
Ik ga niet naar bed, zegt Jip. Maar je kunt toch niet de hele nacht op blijven, zegt moeder. Morgen gaan we naar de politie. Dan vragen we of ze Takkie gevonden hebben.
En Jip gaat treurig zijn tanden poetsen. Nu moet hij gaan slapen en misschien is Takkie wel helemaal verdwaald, ergens ver weg. Ik kom je toedekken, zegt vader. Wees maar niet bang, Jip. Morgen gaan we naar de politie. Dan komt het wel goed. Maar als vader weg is, moet Jip wel even huilen. En dan valt hij in slaap. En midden in de nacht wordt Jip wakker. Wat is dat? Hij hoort zachtjes janken. In een wip is Jip zijn bedje uit. Takkie! Hij gaat vlug de trap af en hij doet voorzichtig de achterdeur open. Takkie vliegt naar binnen. Hij jankt van blijdshap. Hij springt tegen Jip op. Hij likt Jip op zijn neus. Och, Takkie, zegt Jip. Waar was je toch! Heeft een boze man je meegenomen? Of was je verdwaald? Waar zat je toch? Maar Takkie kan niet vertellen waar hij heeft gezeten. Jip en Takkie rollen samen door de gang en hebben een reuze plezier. Dan komt er ineens iemand naar beneden. Het is moeder. Wat is dat? vraagt ze verschrikt. Wat is er aan de hand? Ben je beneden, Jip? Takkie is terug, schreeuwt Jip. Takkie is terug, Mag ik het aan Janneke vertellen? Nee, zegt moeder. Het is midden in de nacht. Ga maar gauw weer slapen. Morgen ziet Janneke het vanzelf. En voor deze ene keer mag Takkie in Jips kamer slapen. Op het matje voor het bed.
Jip zit vast (Йип зацепился, сидит крепко) Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
78
79
Jip en Janneke spelen in de tuin (играют в саду). Ze spelen krijgertje (в пятнашки; krijgen получать; схватить, поймать). Om de appelboom heen (вокруг яблони: omheen вокруг). En ze gillen (визжат). En ze schreeuwen zo hard (орут так громко). Tik, jij bent ‘m (ты пятна)! roept Janneke. En ze holt weg (мчится прочь: hollen). Jip wil haar tikken (хочет ее запятнать: tikken слегка ударять, щелкать; тикать), maar ineens wat is dat (но вдруг что это)? Hij zit aan de boom vast (он зацепился за дерево: vastzitten). Met zijn trui (своим свитером). Hij trekt (trekken тянуть) en hij sjort (sjorren таскать, волочить) Hij zit met een draadje van zijn trui vast (зацепился ниткой от своего свитера). En kijk, het draadje wordt langer (и смотри-ка, нитка становится длиннее). En langer, en langer. Pas op (осторожно, будь осторожен)! roept Janneke. Je trekt je trui uit (ты распустишь свитер: uittrekken вытаскивать). Maar Jip vindt het leuk (это нравится: «находит это приятным, забавным»). Hij loopt een eindje weg (он идет немного подальше: eind конец). En de draad wordt aldoor langer (и нитка становится все длиннее: aldoor непрерывно, все время) . Nu loopt hij om de boom heen (теперь ходит он вокруг дерева: omheen). En de draad gaat nu ook om de boom heen (и нитка ходит тоже…). Pas toch op (toch усиление: все же), zegt Janneke. Dat mag je niet doen (нельзя так делать). Maar Jip moet zo lachen (но Йипу так смешно). Hij loopt maar rond en rond (он все ходит и ходит кругом), en de draad wikkelt om de boom (omwikkelen обвиваться). En zijn trui wordt al maar korter (и его свитер становится все короче). En nu moet Janneke ook lachen (теперь и Яннеке смешно). Het is zo’n gek gezicht (такой смешной, дурацкий вид). Nu heeft Jip nog maar een halve trui aan (теперь на Йипе только половина свитера).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
79
80
En dan gaat de draad niet verder (нитка не идет дальше). Hij zit vast (он зацепился). Ik zal het losmaken, zegt Janneke (я его расцеплю, отпущу, развяжу). En je moet gauw naar je moeder (и ты быстро иди к маме). En Janneke trekt de draad stuk (обрывает нитку) en dan is Jip los (свободен). Nu durft hij bijna niet naar binnen (теперь он почти не решается идти в дом: durven мочь /иметь разрешение/; binnen внутрь). Jip! roept moeder. Jip, wat doen jullie daar (что вы там делаете)? Jip zijn trui is helemaal uitgetrokken (свой свитер совсем распустил)! roept Janneke. Nu is Jip zo bang (так испуган). Hij kruipt achter de boom (прячется, скрывается за деревом: kruipen ползать, медленно тащиться). Maar moeder is heel vlug bij hem (но мама очень быстро /появляется/ возле него). Ze is heus boos (она ужасно сердита: heus настоящий, действительный; в самом деле, не шутя). Dat is erg stout van je (это очень глупо с твоей стороны, это непослушание), Jip, zegt ze. Die trui heeft oma gebreid (этот свитер /тебе/ бабушка связала: breien, breide, gebreid). En het was een heel werk (было /с ним/ много работы). En kijk nou toch (а теперь посмотри)! Daar staat Jip, heel treurig (стоит Йип, очень грустный), met een halve trui (с половиной свитера). Nooit meer doen… (больше никогда не буду) huilt hij (плачет он). Nee, dat moest er nog bij komen (этого еще нехватало), zegt moeder.
Jip zit vast
Jip en Janneke spelen in de tuin. Ze spelen krijgertje. Om de appelboom heen. En ze gillen. En ze schreeuwen zo hard. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
80
81
Tik, jij bent ‘m! roept Janneke. En ze holt weg. Jip wil haar tikken, maar ineens wat is dat? Hij zit aan de boom vast. Met zijn trui. Hij trekt en hij sjort. Hij zit met een draadje van zijn trui vast. En kijk, het draadje wordt langer. En langer, en langer. Pas op! roept Janneke. Je trekt je trui uit. Maar Jip vindt het leuk. Hij loopt een eindje weg. En de draad wordt aldoor langer. Nu loopt hij om de boom heen. En de draad gaat nu ook om de boom heen. Pas toch op, zegt Janneke. Dat mag je niet doen. Maar Jip moet zo lachen. Hij loopt maar rond en rond, en de draad wikkelt om de boom. En zijn trui wordt al maar korter. En nu moet Janneke ook lachen. Het is zo’n gek gezicht. Nu heeft Jip nog maar een halve trui aan. En dan gaat de draad niet verder. Hij zit vast. Ik zal het losmaken, zegt Janneke. En je moet gauw naar je moeder. En Janneke trekt de draad stuk en dan is Jip los. Nu durft hij bijna niet naar binnen. Jip! roept moeder. Jip, wat doen jullie daar? Jip zijn trui is helemaal uitgetrokken! roept Janneke. Nu is Jip zo bang. Hij kruipt achter de boom. Maar moeder is heel vlug bij hem. Ze is heus boos. Dat is erg stout van je, Jip, zegt ze. Die trui heeft oma gebreid. En het was een heel werk. En kijk nou toch! Daar staat Jip, heel treurig, met een halve trui. Nooit meer doen… huilt hij. Nee, dat moest er nog bij komen, zegt moeder.
Vliegen (летать, летание, полет)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
81
82
Er wordt gebeld (звонок: букв позвонили страд. залог: bellen). Daar is een man (там /стоит/ человек). Met een hele grote doos (очень большой коробкой). Jane's moeder is zo blij (мама Яннеке так рада). Dat is de stofzuiger (это пылесос: stof пыль, zuigen сосать), zegt ze. De nieuwe stofzuiger (новый). Jip en Janneke komen gauw kijken (приходят быстро посмотреть). De stofzuiger wordt uitgepakt (распакован: uitpakken). Jip wil dadelijk op het knopje drukken (Йип хочет немедленно на кнопку нажать). En Janneke pakt het snoer (а Яннеке берет, хватает шнур: pakken). Afblijven (не трогать!: «оставайтесь на расстоянии, неблизко»), zegt moeder. Jullie mogen er helemaal niet aan komen (вам нельзя совсем к нему подходить). Het is mijn stofzuiger (это мой пылесос). Mogen we dan de doos (можно нам тогда коробку)? vraagt Janneke. Dat mag (это можно). Еn dat is heerlijk (и это прекрасно). Want het is een hele grote doos (потому что это очень большая коробка). Jip en Janneke kunnen er samen in (могут вместе в ней поместиться: in внутри). Het is een boot (это корабль), zegt Jip. Ja, een boot, zegt Janneke. Nee, wacht, geen boot (нет, подожди, не корабль: geen отрицание при сущ.), zegt Jip. Het is een helicopter (это вертолет). Hoe dan (как это)? vraagt Janneke. Met de kapstok (с вешалкой: kapstok стоячая вешалка), zegt Jip. Want er is een oude kapstok in het huis van Janneke (потому что есть старая вешалка в доме у Яннеке). En daar mogen ze altijd mee spelen (и там могут они всегда играть). En nu haalt Jip de kapstok (и теперь берет Йип вешалку: halen доставать, приносить) . En zet hem in de doos (и ставит, «помещает» ее в коробку) . Ziezo (ну вот), zegt hij. Een echte helicopter (настоящий). Waar wilt u heen, mevrouw (куда вы хотите поехать, мефрау: heen туда, указывает направление)? Naar Parijs (в Париж), zegt Janneke.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
82
83
Daar gaan we dan (тогда поехали туда), zegt Jip. Z z-z-z-z-z, r-r-r-r-r-r-r-, daar gaat ie dan (отправляется он туда: ie = hij) . We zijn al heel hoog (мы уже очень высоко). Wacht even (подожди-ка, подожди немного), roept Janneke. Mijn kind was ik vergeten (я забыла моего ребенка). Maar we zijn al in de lucht (но мы уже в воздухе), zegt Jip. Gaat u dan weer landen (можете вы опять приземлиться), piloot? Want mijn kind staat nog beneden (потому что мой ребенок стоит еще внизу). Nou vooruit dan maar (ну ладно: voruit вперед; ладно, давай), zegt de piloot. Voor deze keer dan (/только/ на этот раз). Z-z-z-z-z-z, r-r-r-r-r-r. Ze zijn geland (они приземлились). Ik haal even mijn kind (я только возьму ребенка), zegt de mevrouw. En ze komt terug met Poppejans (и она возвращается с Попеянс). En met een hoed op (и в шляпе). Ziezo, nu gaan we naar Parijs. Het gaat erg hard met een helikopter (очень быстро летит вертолет: «оно /дело/ идет быстро на вертолете»). En ze spelen zo lang (и они играют так долгo), zo lang. Net zo lang tot Janneke zegt (как раз, точно до тех пор, пока Яннеке /не/ говорит): Ik heb honger (я хочу есть: «имею голод»). Moeder! roept Janneke. Ik heb honger. O jee (ой-ёй-ёй), zegt moeder. Ik was het eten helemaal vergeten (я про еду совсем забыла). Ik was aan het stofzuigen (я /все/ пылесосила: «была при этом /процессе/»). Jip en Janneke vinden het gek (смешно, забавно). Een moeder die het eten vergeet (мама, которая про еду забыла). Dat gebeurt nooit (этого никогда не бывало: gebeuren случаться).
Vliegen
Er wordt gebeld. Daar is een man. Met een hele grote doos. Jane's moeder is zo blij. Dat is de stofzuiger, zegt ze. De nieuwe stofzuiger. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
83
84
Jip en Janneke komen gauw kijken. De stofzuiger wordt uitgepakt. Jip wil dadelijk op het knopje drukken. En Janneke pakt het snoer. Afblijven, zegt moeder. Jullie mogen er helemaal niet aan komen. Het is mijn stofzuiger. Mogen we dan de doos? vraagt Janneke. Dat mag. En dat is heerlijk. Want het is een hele grote doos. Jip en Janneke kunnen er samen in. Het is een boot, zegt Jip. Ja, een boot, zegt Janneke. Nee, wacht, geen boot, zegt Jip. Het is een helicopter. Hoe dan, vraagt Janneke. Met de kapstok, zegt Jip. Want er is een oude kapstok in het huis van Janneke. En daar mogen ze altijd mee spelen. En nu haalt Jip de kapstok. En zet hem in de doos. Ziezo, zegt hij. Een echte helicopter. Waar wilt u heen, mevrouw? Naar Parijs, zegt Janneke. Daar gaan we dan, zegt Jip. Z z-z-z-z-z, r-r-r-r-r-r-r-, daar gaat ie dan. We zijn al heel hoog. Wacht even, roept Janneke. Mijn kind was ik vergeten. Maar we zijn al in de lucht, zegt Jip. Gaat u dan weer landen, piloot? Want mijn kind staat nog beneden. Nou vooruit dan maar, zegt de piloot. Voor deze keer dan. Z-z-z-z-z-z, r-r-r-r-r-r. Ze zijn geland. Ik haal even mijn kind, zegt de mevrouw. En ze komt terug met Poppejans. En met een hoed op. Ziezo, nu gaan we naar Parijs. Het gaat erg hard met een helikopter. En ze spelen zo lang, zo lang. Net zo lang tot Janneke zegt: Ik heb honger. Moeder! roept Janneke. Ik heb honger. O jee, zegt moeder. Ik was het eten helemaal vergeten. Ik was aan het stofzuigen.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
84
85
Jip en Janneke vinden het gek. Een moeder die het eten vergeet. Dat gebeurt nooit.
De tent (палатка) Kijk (смотри), zegt Jip. Ik maak de tent (я делаю палатку: maken). Mag ik ook in (можно и мне туда: in внутрь)? vraagt Janneke. Ja, we gaan er samen in (да, мы пойдем туда вместе), zegt Jip. Jip heeft een oude deken (у Йипа /есть/ старое одеяло: hebben иметь). En hij maakt een tent bij de bank (и он делает палатку у дивана). Nu nemen ze nog twee kussens (теперь у них еще две подушки). Dat is voor in de tent (это для палатки: «для в палатку»). En nu gaan ze er samen in zitten (и они влезают вместе внутрь: «идут вместе внутри сидеть»). Donker (темно), hè? zegt Jip. Ja, zegt Janneke. Mag Poppejans er ook in (может Попеянс тоже внутрь)? Ja, en de beer ook (и мишка тоже). Nu hebben ze een echt huis (у них настоящий дом). Daar komt Siepie, de poes (приходит Сипи, /это/ кошка). Kom je ook in, Siep (/ты/ придешь тоже внутрь)? vraagt Janneke. Maar Siepie denkt dat Jip en Janneke met haar willen spelen (думает, что они с ней хотят играть). En ze steekt haar pootje vlug uit (быстро высовывает лапку). En o, ze haalt haar nageltjes over Jips neus (достает кoгтями до носа Йипа: halen). Nu heeft hij een hele krab over zijn neus (теперь у него целая царапина на носу). En hij brult (он орет: brullen). Moeder komt haastig aanlopen (быстро прибегает: «прибывает, прибежав»). Wat is er gebeurt (что случилось: gebeuren), Jip? De poe-hoe-hoes… snikt Jip (хнычет: snikken). Die lelijke poes (противная кошка: lelijk некрасивый, безобразный; отвратительный). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
85
86
Heb je Siep geplaagd (ты дразнил Сиппи: plagen, plaagde, geplaagd)? vraagt moeder. Nee, vertelt Janneke (vertellen рассказывать). We hebben de poes echt niet geplaagt (правда не дразнили). Maar ze wou spelen en ze krabde toen (но она хотела играть и тогда /стала/ царапаться: krabben). Moeder geeft Jip een zoen en een flink (поцеловала и дала шлепка: «дала поцелуй и дала шлепок»: geven). En dan is het weer over (и тогда все прошло). Weet je wat (знаешь что: weten), zegt moeder. We zullen de poes handschoentjes aan doen (мы кошке рукавички наденем). Dan kan ze hааr nageltjes niet meer gebruiken (тогда она свои коготки не сможет больше использовать). Hè ja, zegt Janneke. Kleine wantjes (маленькие варежки). Maar Siepie is al lang weer weg (давно убежала). Ze zit buiten in een boom (сидит на улице «в» дереве: buiten снаружи) en ze kijkt naar de vogeltjes (смотрит на птичек). Ze wil geen wantjes aan (она не хочет варежек), zegt Jip. Poezen willen geen wantjes (кошки не любят варежек: geen отрицание при сущ.). En dan gaan Jip en Janneke weer in de tent (идут опять в палатку). De beer is erin (и мишка тоже внутри). En de pop (кукла). En Takkie wil ook wel heel even. En de poes mag niet meer (а кошке больше нельзя).
De tent
Kijk, zegt Jip. Ik maak de tent. Mag ik ook in? vraagt Janneke. Ja, we gaan er samen in, zegt Jip. Jip heeft een oude deken. En hij maakt een tent bij de bank. Nu nemen ze nog twee kussens. Dat is voor in de tent. En nu gaan ze er samen in zitten. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
86
87
Donker, hè? zegt Jip. Ja, zegt Janneke. Mag Poppejans er ook in? Ja, en de beer ook. Nu hebben ze een echt huis. Daar komt Siepie, de poes. Kom je ook in, Siep? vraagt Janneke. Maar Siepie denkt dat Jip en Janneke met haar willen spelen. En ze steekt haar pootje vlug uit. En o, ze haalt haar nageltjes over Jips neus. Nu heeft hij een hele krab over zijn neus. En hij brult. Moeder komt haastig aanlopen. Wat is er gebeurt, Jip? De poe-hoe-hoes… snikt Jip. Die lelijke poes. Heb je Siep geplaagd? vraagt moeder. Nee, vertelt Janneke. We hebben de poes echt niet geplaagt. Maar ze wou spelen en ze krabde toen. Moeder geeft Jip een zoen en een flink. En dan is het weer over. Weet je wat, zegt moeder. We zullen de poes handschoentjes aan doen. Dan kan ze hааr nageltjes niet meer gebruiken. Hè ja, zegt Janneke. Kleine wantjes. Maar Siepie is al lang weer weg. Ze zit buiten in een boom en ze kijkt naar de vogeltjes. Ze wil geen wantjes aan, zegt Jip. Poezen willen geen wantjes. En dan gaan Jip en Janneke weer in de tent . De beer is erin. En de pop. En Takkie wil ook wel heel even. En de poes mag niet meer.
Arme Siep (Бедная Сип)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
87
88
Nu zijn jullie zo vies (какие же вы грязные), zegt moeder. Nu moet je maar meteen in het bad (вам надо немедленно в ванну). Allebei (обоим). En ja, Jip en Janneke zijn allebei pik-zwart (оба черные как смоль)! Dat komt van de tuin (это «пришло» из сада). Ze mochten helpen spitten (им разрешено было помогать копать: mogen-mocht, mochten-gemogen). Kom (пошли), zegt moeder. Een lekker warm bad (приятная теплая ванна). Ga er maar gauw in (пошли быстро в нее). Jip voelt (чувствовать, щупать) met een teen (палец на ноге) = (Йип пробует /воду/ ногой). Het is nog te heet (она еще слишком горячая)! roept hij (кричит он). Janneke voelt ook met haar teen (тоже). Veel te heet (слишком горячая), zegt ze. Dan doe ik er nog een klein beetje koud bij (тогда я добавлю еще немного холодной: bijdoen добавить), zegt moeder. De kraan loopt (вода бежит: «кран течет») ssssssss… Plons, daar ligt Jip in het water (Шлеп! И Йип лежит в воде). Plons, daar ligt Janneke (там лежит /и/ Яннеке). En ze gaan dadelijk met hun beentjes spartelen (и они начинают немедленно: «действительно» ногами брызгаться). Het lijkt wel storm (это весьма похоже на шторм), zegt moeder. Niet zo hard (не так сильно)! Je spat mij helemaal klets-nat (вы обрызгали меня совсем: klets-nat до нитки, насквозь). Maar Jip en Janneke zijn door het dolle heen (разгулялись: dol безумный, безрассудный…). Ze gaan nog veel harder (они еще гораздо сильнее) met de beentjes slaan (ножками бьют). En moeder wordt klets-nat (становится мокрой насквозь). En de hele badkamer (и вся ванная комната) wordt klets-nat. Moeder moet erg lachen (маме очень смешно). Maar dan zegt ze (но потом говорит она): Nu is het uit (ну, всё). En ze pakt Jip vast en gaat hem wassen (и она держит Йипа крепко и начинает его мыть), met zeep (с мылом). En dan gaat ze Janneke wassen (и потом начинает Яннеке мыть). Heet stevig (очень сильно, крепко). En hun haartjes inzepen (и их волосы намыливать). Wat een schuim (какая пена). Ze
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
88
89
lijken wel twee lammetjes (они похожи на двух ягняток) met witte krullen (с белыми кудряшками). Ziezo (ну вот), en nu de handdouche op de haren (теперь ручной душ на волосы). Dat is leuk (хорошо!). Net een gietertje (как леечка; gieten лить). Jip mag ook even met dat ding spelen (Йипу можно тоже немного с этой вещью поиграть). Kijk (смотри-ка), daar is Siep (там Сип /кошка/). Die komt ook even kijken (она пришла тоже посмотреть) in de badkamer (в ванную). Maar dat is dom van Siep (но она сделала глупость: «это глупо со стороны Сип»). Want zij krijgt (потому что она получает) een hele straal water uit het gietertje (целую струю воды из леечки). Arme Siep (бедная Сип). Die houdt niet van water (она не любит воды). Die is bang voor nat (она боится сырости). Ze kruipt gauw weg (она быстро прячется: kruipen ползти, тащиться) achter het wasmandje (сзади корзинки с бельем). En als ze even de kans ziet (и как только видит возможность: zien), glipt ze de deur uit (ускользает за дверью: glippen проскользнуть мимо, промелькнуть). Zo, zegt moeder. Jullie zijn schoon en nu eruit (вы чистые, и теперь прочь). Daar staan (там стоят) Jip en Janneke bibberend op de mat (дрожа на коврике). Met een grote handdoek (с большим полотенцем) worden ze afgedroogt (их вытирают: «они вытираемы»: afdrogen-afdroogde-afgedroogt). En dan zijn ze zo roze (и теперь они такие розовые). En zo schoon (такие чистые). Hoelang zal het zo blijven (как долго останутся они такими)?
Arme Siep
Nu zijn jullie zo vies, zegt moeder. Nu moet je maar meteen in het bad. Allebei. En ja, Jip en Janneke zijn allebei pik-zwart! Dat komt van de tuin. Ze mochten helpen spitten. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
89
90
Kom, zegt moeder. Een lekker warm bad. Ga er maar gauw in. Jip voelt met een teen. Het is nog te heet! roept hij. Janneke voelt ook met haar teen. Veel te heet, zegt ze. Dan doe ik er nog een klein beetje koud bij, zegt moeder. De kraan loopt ssssssss… Plons, daar ligt Jip in het water. Plons, daar ligt Janneke. En ze gaan dadelijk met hun beentjes spartelen. Het lijkt wel storm, zegt moeder. Niet zo hard! Je spat mij helemaal kletsnat. Maar Jip en Janneke zijn door het dolle heen. Ze gaan nog veel harder met de beentjes slaan. En moeder wordt klets-nat. En de hele badkamer wordt kletsnat. Moeder moet erg lachen. Maar dan zegt ze: Nu is het uit. En ze pakt Jip vast en gaat hem wassen, met zeep. En dan gaat ze Janneke wassen. Heet stevig. En hun haartjes inzepen. Wat een schuim. Ze lijken wel twee lammetjes met witte krullen. Ziezo, en nu de handdouche op de haren. Dat is leuk. Net een gietertje. Jip mag ook even met dat ding spelen. Kijk, daar is Siep. Die komt ook even kijken in de badkamer. Maar dat is dom van Siep. Want zij krijgt een hele straal water uit het gietertje, Arme Siep. Die houdt niet van water. Die is bang voor nat. Ze kruipt gauw weg achter het wasmandje. En als ze even de kans ziet, glipt ze de deur uit. Zo, zegt moeder. Jullie zijn schoon en nu eruit. Daar staan Jip en Janneke bibberend op de mat. Met een grote handdoek worden ze afgedroogt. En dan zijn ze zo roze. En zo schoon. Hoelang zal het zo blijven?
Het regent zo (Такой дождь!) Mogen we een boodschap doen (можно нам в магазин: «сделать покупку»)? vraagt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
90
91
Met die weer (в такую погоду: “с такой погодой”)? zegt moeder. Toe noe (ну, пожалуйста, ну давай же: toe к /напаравление действия/), zegt Janneke. Maar het regent zo (но такой дождь). En het waait zo (и так дует). Kijk het eens stormen (смотрите, штормит), zegt moeder. Jullie waaien weg (вас сдует прочь). Een klein eindje maar (/мы/ только недалеко), zegt Jip. Naar de bakker (до булочной: к булочнику). Goed dan, naar de bakker, zegt moeder. Haal dan maar een roggebroodje (Возьмите тогда ржаной хлебец: halen принести). Daar gaan Jip en Janneke (туда /и/ идут). En ze nemen de paraplu mee (и они взяли с собой зонт: meenemen взять с собой). Omdat het zo regent (потому что такой дождь). De grote paraplu (большой). Van vader (папин). Ik kan hem opsteken (я могу его раскрыть), zegt Janneke. Geef maar hier (дай сюда). Ik kan het ook (и я тоже могу), zegt Jip. Laat mij nou (дай мне). Samen dan (тогда вместе). En samen steken ze de grote paraplu op (и вместе раскрывают они большой зонт). O, o, wat een weer (что за погода). De regen tikt op de paraplu (дождь стучит по зонту: tikken). En de wind trekt heel hard aan de paraplu (и ветер тащит, тянет зонт очень сильно: trekken). Jip en Janneke moeten samen vasthouden (должны держать вместе). En ze moeten ook nog goed uitkijken (и они должны еще очень хорошо смотреть). Anders vallen ze in de plas (иначе упадут в лужу). We zijn er haast (давай поторопимся), zegt Janneke. Daar is de bakker (там булочная). Hollen dan (тогда побежали), roept Jip (кричит). Maar o wee (но вот беда, ой-ёй-ёй). Die nare wind (этот противный ветер: naar неприятный, противный, мерзкий). Die trekt ineens zo vreselijk hard aan de paraplu (он тащит вдруг так ужасно сильно зонт). En wat gebeurt er nou (и что же случилось)! O, o, de paraplu klapt om (перегибается, вывертывается: omklappen; klappen хлопать, щелкать). Naar boven (вверх). Nu hebben ze een omgekeerde paraplu (теперь у них вывернутый зонт). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
91
92
Help (помоги), roept Jip. Hou vast (держи крепко), zegt Janneke. De vrouw van de bakker komt naar buiten (жена булочника выходит на улицу). En ze zegt: Kom maar gauw hier (идите быстро сюда). Heb je een ongeluk met de paraplu (у вас несчастье с зонтом)? En dan neemt ze het ding vast (тогда берет она эту вещь крепко: nemen) en houdt hem tegen de wind (и держит его против ветра). Klap, zegt de paraplu. En hij is ineens weer goed (и он вдруг опять хороший). Ziezo, zegt de bakkersvrouw (жена пекаря). En komen jullie brood kopen (вы пришли хлеб купить)? Een roggebrood (один ржаной хлеб), zegt Jip. Hier (вот: «здесь»), zegt ze. En voor allebei een snoepje (и для вас обоих конфетку). En ik zou de paraplu nu maar dichtdoen (я бы зонт теперь закрыла: dicht плотный). Kijk, het regent niet meer (дождя больше нет). Het waait alleen nog (только ветер дует). Dan gaan Jip en Janneke naar huis (идут домой). Met de dichte paraplu (с закрытым зонтом). We zijn bijna de dicht in gewaaid (нас едва не сдуло), zeggen zij tegen moeder. Dat dacht ik wel (так я и думала), zegt moeder. Zijn jullie sokken nat (ваши носки мокрые)? Doe ze maar gauw uit (снимайте скорее). En kom in de kamer (и идите в комнату). Daar kan de wind niet komen (туда ветер не может прийти). Nee, hier kan de boze wind gelukkig niet komen (сюда злой ветер, к счастью, не может прийти). Jip en Janneke kijken uit het raam (смотрят в окно). En ze zien hoe de wind aan de bomen rukt (они видят, как ветер деревья дергает, рвет). Fijn om binnen te zitten (как хорошо, приятно дома сидеть).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
92
93
Het regent zo
Mogen we een boodschap doen? vraagt Jip. Met die weer? zegt moeder. Toe noe, zegt Janneke. Maar het regent zo. En het waait zo. Kijk het eens stormen, zegt moeder. Jullie waaien weg. Een klein eindje maar, zegt Jip. Naar de bakker. Goed dan, naar de bakker, zegt moeder. Haal dan maar een roggebroodje. Daar gaan Jip en Janneke. En ze nemen de paraplu mee. Omdat het zo regent. De grote paraplu. Van vader. Ik kan hem opsteken, zegt Janneke. Geef maar hier. Ik kan het ook, zegt Jip. Laat mij nou. Samen dan. En samen steken ze de grote paraplu op. O, o, wat een weer. De regen tikt op de paraplu. En de wind trekt heel hard aan de paraplu. Jip en Janneke moeten samen vasthouden. En ze moeten ook nog goed uitkijken. Anders vallen ze in de plas. We zijn er haast, zegt Janneke. Daar is de bakker. Hollen dan, roept Jip. Maar o wee. Die nare wind. Die trekt ineens zo vreselijk hard aan de paraplu. En wat gebeurt er nou! O, o, de paraplu klapt om. Naar boven. Nu hebben ze een omgekeerde paraplu. Help, roept Jip. Hou vast, zegt Janneke. De vrouw van de bakker komt naar buiten. En ze zegt: Kom maar gauw hier. Heb je een ongeluk met de paraplu? En dan neemt ze het ding vast en houdt hem tegen de wind. Klap, zegt de paraplu. En hij is ineens weer goed. Ziezo, zegt de bakkersvrouw. En komen jullie brood kopen? Een roggebrood, zegt Jip. Hier, zegt ze. En voor allebei een snoepje. En ik zou de paraplu nu maar dichtdoen. Kijk, het regent niet meer. Het waait alleen nog. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
93
94
Dan gaan Jip en Janneke naar huis. Met de dichte paraplu. We zijn bijna de dicht in gewaaid, zeggen zij tegen moeder. Dat dacht ik wel, zegt moeder. Zijn jullie sokken nat? Doe ze maar gauw uit. En kom in de kamer. Daar kan de wind niet komen. Nee, hier kan de boze wind gelukkig niet komen. Jip en Janneke kijken uit het raam. En ze zien hoe de wind aan de bomen rukt. Fijn om binnen te zitten.
Janneke heeft een beetje griep (У Яннеке есть небольшой грипп /букв.:«немножко гриппа»/ = небольшая простуда /разг./) Janneke is ziek (Яннеке заболела). Mag ik naar haar toe (можно мне к ней)? vraagt Jip. Nee, zegt Jips moeder. Janneke heeft een klein beetje griep (у Яннеке немножко гриппа). Hoeveel griep (сколько гриппа)? zegt Jip. Zo’n beetje (столько немножко)? Of zo’n beetje (или столько немножко)? Zo’n beetje, zegt moeder. Maar jij moet vandaag (но ты должен = тебе придется сегодня) maar alleen spelen en morgen ook (только один играть и завтра тоже). Dat is akelig (это противно = очень неприятно). Jip weet niet wat hij moet doen (Йип не знает, что ему делать: «что он должен делать»: weten знать). Zijn bromtol is kapot (его волчок сломался). En Beer wil niet spelen (и мишка не хочет играть), die wil alleen slapen (он: «тот» хочет только спать). Ik ga op mijn hoofd staan (пойду встану на голову), zegt Jip. En hij doet het ook (и он делает это «тоже» = он так и делает). Maar hij valt telkens om (но он падает всякий раз: omvallen падать, опрокидываться). Eindelijk gaat Jip naar buiten (наконец идет Йип на улицу). Daar is het huis van Janneke (там дом Яннеке). Maar hij durft niet naar binnen te gaan (но он не решается зайти внутрь: durven отваживаться, дерзать). Er staat Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
94
95
iemand voor het raam (кто-то стоит у окна). Kijk (смотри), dat is de moeder van Janneke (это мама Яннеке). En daar is Janneke ook (и там /и/ Яннеке тоже), met een doek om haar halsje (с платком на шейке). Een wollen doek (шерстяной платок). Dag, zegt Jip. Dag, zegt Janneke. Maar ze is zo ver weg (но она так далеко). Het raam is zo hoog (окно так высоко). Dan ziet Jip de vuilnisbak staan (видит Йип стоит мусорный бак). Hij sleept het ding voor het raam (он волочит эту штуку к окну: slepen). En dan klimt hij erop (и потом забирается на него: klimmen). Nu kan hij naar binnen kijken (теперь может он внутрь посмотреть). En hij kan zijn neus tegen het glas drukken (и он может свой нос к стеклу прижать). En Janneke drukt ook haar neus tegen het raam (и Яннеке прижимает тоже ее нос к окну). Twee neuzen tegen elkaar (два носа напротив друг друга), met het raam ertussen (с окном между /ними/). Dag, zegt Jip. Dag, zegt Janneke. En dan moet zij weer naar bed (и потом должна она снова /лечь/ в кровать). En Jip gaat naar huis en roept (идет домой и кричит): Ik heb toch met Janneke gespeeld (я все-таки с Яннеке поиграл: spelen-spelde-gespeeld). Wat (что)? zegt moeder, stoute jongen (непослушный мальчик)! Door het glas heen (через стекло), zegt Jip. En dan lacht moeder weer (и тогда мама опять смеется).
Janneke heeft een beetje griep
Janneke is ziek. Mag ik naar haar toe? vraagt Jip. Nee, zegt Jips moeder. Janneke heeft een klein beetje griep. Hoeveel griep? zegt Jip. Zo’n beetje? Of zo’n beetje?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
95
96
Zo’n beetje, zegt moeder. Maar jij moet vandaag maar alleen spelen en morgen ook. Dat is akelig. Jip weet niet wat hij moet doen. Zijn bromtol is kapot. En Beer wil niet spelen, die wil alleen slapen. Ik ga op mijn hoofd staan, zegt Jip. En hij doet het ook. Maar hij valt telkens om. Eindelijk gaat Jip naar buiten. Daar is het huis van Janneke. Maar hij durft niet naar binnen te gaan. Er staat iemand voor het raam. Kijk, dat is de moeder van Janneke. En daar is Janneke ook, met een doek om haar halsje. Een wollen doek. Dag, zegt Jip. Dag, zegt Janneke. Maar ze is zo ver weg. Het raam is zo hoog. Dan ziet Jip de vuilnisbak staan. Hij sleept het ding voor het raam. En dan klimt hij erop. Nu kan hij naar binnen kijken. En hij kan zijn neus tegen het glas drukken. En Janneke drukt ook haar neus tegen het raam. Twee neuzen tegen elkaar, met het raam ertussen. Dag, zegt Jip. Dag, zegt Janneke. En dan moet zij weer naar bed. En Jip gaat naar huis en roept: Ik heb toch met Janneke gespeeld. Wat? zegt moeder, stoute jongen! Door het glas heen, zegt Jip. En dan lacht moeder weer.
Plaatjes knippen (Картинки вырезать) O, wat regent het (О, какой дождь)! Wat regent het! Het is helemaal geen weer om buiten te spelen (погода совсем не годится, чтобы играть на улице: «buiten»).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
96
97
Jip en Janneke hebben een poosje op de vensterbank gezeten (немного у подоконника посидели: zitten-zat-gezeten) en naar buiten gekeken (и на улицу глядели: kijken-keek-gekeken). Maar er kwam niemand voorbij (но никто не прошел мимо). Alleen maar een klein hondje (только лишь маленькая собачка). Toen zijn ze plaatjes gaan kijken (тогда они стали картинки смотреть). En alle plaatjesboeken hebben ze al uit (и все книжки с картинками уже кончились, уже все просмотрели). En het regent zo en het regent zo (и дождь все идет…). Hier hebben jullie twee scharen (вот вам двое ножниц), zegt Jips moeder. Voor allebei een schaar (для каждого из вас по ножницам: allebei оба). Dit boek mag je hebben (эту книгу можешь ты взять: «иметь») om uit te knippen (чтобы /из нее/ вырезать) en dit ook (и эту тоже) en dat ook (ту тоже). Drie boeken om plaatjes uit te knippen (три книжки, чтобы картинки вырезать: uitknippen вырезать /из/). Nu, dat is een heerlijk werk (это прекрасная работа). Er zijn veel plaatjes van auto’s (есть /здесь/ много картинок с машинами) en veel plaatjes van mooie dames (и много картинок с красивыми дамами). Die knippen ze allemaal uit (все их они вырезают) , maar na een poos (но спустя немного /времени/) zijn alle plaatjes uitgeknipt (все картинки вырезаны). We zijn klaar (мы все сделали: «мы готовы»), zegt Janneke. We hebben niets meer te knippen (у нас ничего нет больше, чтобы вырезать). Zijn er nog meer boeken (есть еще книги)? Jip kijkt naar de boekenkast (смотрит на книжный шкаф). Daar onderin staan boeken (там внизу стоят книги) met veel mooie gekleurde plaatjes (где много цветных картинок: «с многими…»). Dat mag vast wel (это, конечно: «наверняка», можно), zegt Jip. Ze staan toch onderin (они же стоят внизу), die boeken (эти книги). Niemand kijkt ernaar (никто не смотрит на них). Hier, jij mag dit boek uitknippen (вот, ты можешь эту книгу вырезать), dan neem ik dat andere (тогда я возьму ту, другую). Ze knippen zo ingespannen (они вырезают так усердно: inspannen старательно, напряженно) dat hun tongetje uit hun mond komt (что у них Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
97
98
язычок изо рта высовывается: uitkomen выходить наружу). En ze merken niet eens (и они замечают не сразу) dat er iemand binnen komt (что кто-то вошел /в комнату/). Hee! Wat doen jullie daar (эй! Что вы делаете там)? roept een stem (кричит голос). Jip en Janneke laten de schaar vallen (роняют ножницы: laten vallen ронять: «дать упасть»). Het is Jips vader (это папа Йипа). O, o, wat is hij boos (как он сердит)! Wat is hij boos! Janneke gaat heel stiekem naar huis (Яннеке очень тихонько, крадучись уходит домой). En Jip is heel verdrietig (Йип очень опечален) want vader leest nu ook niet voor (потому что папа больше не почитает ему: voorlezen читать вслух), bij het slapen gaan (перед сном). Maar het is wel een beetje (но это немножко) zijn eigen schuld (его собственная вина). Want boeken uit de boekenkast (потому что /из/ книги из шкафа)… daar mag je niet te knippen (нельзя вырезать /картинки/).
Plaatjes knippen
O, wat regent het! Wat regent het! Het is helemaal geen weer om buiten te spelen. Jip en Janneke hebben een poosje op de vensterbank gezeten en naar buiten gekeken. Maar er kwam niemand voorbij. Alleen maar een klein hondje. Toen zijn ze plaatjes gaan kijken. En alle plaatjesboeken hebben ze al uit. En het regent zo en het regent zo. Hier hebben jullie twee scharen, zegt Jips moeder. Voor allebei een schaar. Dit boek mag je hebben om uit te knippen en dit ook en dat ook. Drie boeken om plaatjes uit te knippen. Nu, dat is een heerlijk werk. Er zijn veel plaatjes van auto’s en veel plaatjes van mooie dames. Die knippen ze allemaal uit, maar na een poos zijn alle plaatjes uitgeknipt. We zijn klaar, zegt Janneke. We hebben niets meer te knippen. Zijn er nog meer boeken? Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
98
99
Jip kijkt naar de boekenkast. Daar onderin staan boeken met veel mooie gekleurde plaatjes. Dat mag vast wel, zegt Jip. Ze staan toch onderin, die boeken. Niemand kijkt ernaar. Hier, jij mag dit boek uitknippen, dan neem ik dat andere. Ze knippen zo ingespannen dat hun tongetje uit hun mond komt. En ze merken niet eens dat er iemand binnen komt. Hee! Wat doen jullie daar? roept een stem. Jip en Janneke laten de schaar vallen. Het is Jips vader. O, o, wat is hij boos! Wat is hij boos! Janneke gaat heel stiekem naar huis. En Jip is heel verdrietig want vader leest nu ook niet voor, bij het slapen gaan. Maar het is wel een beetje zijn eigen schuld. Want boeken uit de boekenkast… daar mag je niet te knippen.
Pruimen eten (Едят сливы, поедание слив)
Mogen we nog een pruim (можно нам еще одну сливу)? roept (кричит) Jip. Ja, roept moeder terug («кричит мама обратно»). Je mag nog een pruim (тебе можно еще одну). Jip en Janneke zitten in de tuin (сидят в саду). En er is een hele mand vol gele pruimen (и есть целая корзина полная желтых слив). En zo lekker zacht (такие вкусные, мягкие). Mogen we nog een ? roept Janneke. Ja, roept moeder. En nu nog een (и теперь еще одну), schreeuwt (орет: schreeuwen) Jip. Maar moeder is weggegaan uit de keuken (но мама вышла из кухни: weggaan-wegging-weggegaan). Ze hoort Jip niet meer (она больше не слышит Йипа: horen). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
99
100
Het mag vast wel (конечно, можно), zegt Jip. En hij neemt er nog een (и он берет еще одну: nemen). En Janneke neemt er ook nog een (тоже). En de pitten bewaren ze (и семечки они сохраняют). Die ga ik planten (их я посажу /в землю/), zegt Jip. Ik ga ze allemaal planten in de tuin (всех посажу в саду). Dan krijgen we een heleboel pruimenbomen (тогда мы получим много: «целую кучу» сливовых деревьев). Laten we ze allemaal opeten (давай мы их все съедим), zegt Janneke. Dan hebben ze nog meer pitten (тогда у нас будет еще больше семечек). En nog meer. En nog meer. Jip en Janneke eten. En ze eten (и они едят). Ik kan niet meer (я больше не могу), zegt Jip. Nog maar een paar (еще только парочку), zegt Janneke. We hebben nog geen pitten genoeg voor een heel bos (у нас еще семечек недостаточно для целого леса). Dan komt moeder de tuin in (приходит мама в сад: komen). Wat is dat nou (что же это)? zegt ze. Jullie hebben de hele mand pruimen leeggegeten (вы целую корзину слив опустошили: leeg пусто; eten есть). Hoe is het mogelijk (как же это возможно). Veel te veel (слишком много). Ja, zegt Jip. Mijn buikje doet pijn (у меня животик болит: «делает больно»). Mijn buikje doet ook pijn, zegt Janneke. Maar we hebben nu fijn veel pitten (но у нас теперь так много семечек). Om te planten (чтобы посадить). Maar Jip heeft geen zin meer om te pitten te planten (не хочет больше семечки сажать). Hij wil alleen maar liggen (только лишь лежать). En Janneke ook. Gaan jullie maar even op de bank liggen (идите-ка на диван полежать), zegt moeder. Ik hoop dat jullie niet ziek worden (надеюсь, что вы не заболели). Jip en Janneke worden niet ziek (не заболели). Maar ze eten geen boterhammetje meer (не едят больше бутерброда). En ze willen nooit meer pruimen (и они никогда больше не хотят есть слив).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
100
101
Pruimen eten
Mogen we nog een pruim? roept Jip. Ja, roept moeder terug. Je mag nog een pruim. Jip en Janneke zitten in de tuin. En er is een hele mand vol gele pruimen. En zo lekker zacht. Mogen we nog een? roept Janneke. Ja, roept moeder. En nu nog een, schreeuwt Jip. Maar moeder is weggegaan uit de keuken. Ze hoort Jip niet meer. Het mag vast wel, zegt Jip. En hij neemt er nog een. En Janneke neemt er ook nog een. En de pitten bewaren ze. Die ga ik planten, zegt Jip. Ik ga ze allemaal planten in de tuin. Dan krijgen we een heleboel pruimenbomen. Laten we ze allemaal opeten, zegt Janneke. Dan hebben ze nog meer pitten. En nog meer. En nog meer. Jip en Janneke eten. En ze eten. Ik kan niet meer, zegt Jip. Nog maar een paar, zegt Janneke. We hebben nog geen pitten genoeg voor een heel bos. Dan komt moeder de tuin in. Wat is dat nou? zegt ze. Jullie hebben de hele mand pruimen leeggegeten. Hoe is het mogelijk. Veel te veel. Ja, zegt Jip. Mijn buikje doet pijn. Mijn buikje doet ook pijn, zegt Janneke. Maar we hebben nu fijn veel pitten. Om te planten. Maar Jip heeft geen zin meer om te pitten te planten. Hij wil alleen maar liggen. En Janneke ook. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
101
102
Gaan jullie maar even op de bank liggen, zegt moeder. Ik hoop dat jullie niet ziek worden. Jip en Janneke worden niet ziek. Maar ze eten geen boterhammetje meer. En ze willen nooit meer pruimen.
Poppetjes van klei (куколки из глины)
Het onweert (/на дворе/ непогода: «непогодится»; onweer гроза). Jip en Janneke zitten in de kamer (Йип и Яннеке сидят в комнате). Boeng! Boem! Boemel-de-boem! zegt het in de lucht (говорит что-то в небе). En dan na een poosje (и потом, через некоторое время) komt het weerlicht («приходит» молния), flits! En dan weer (и потом опять) boemel-de-boem! Ik ben niet bang (я не боюсь), zegt Jip. Ik ben ook (тоже) niet bang, zegt Janneke. Maar haar stemmetje bibbert erg (но ее голосок дрожит сильно: bibberen). Ze kruipt met haar hoofdje onder tafel (она прячется с головкой под стол: kruipen ползти, заползать). Wat doe je nou (что ты делаешь: doen), zegt Jip. Niks (ничего), zegt Janneke. Ik zoek wat (я ищу что-то, кое-что). Maar ze zoekt echt niets (но она не ищет ничего). Ze is gewoon bang (она просто боится). Weet je wat (знаешь что: weten), zegt moeder. We gaan poppetjes maken (мы будем куколок делать). Van klei (из глины). En wie ‘t mooiste (het mooiste) poppetje maakt (и кто самую лучшую куколку сделает) krijgt van mij een stroopwafel (получит от меня вафлю с патокой). Ze haalt de kleidoos (она приносит коробку с глиной: halen) en dan gaan ze beginnen (и они начинают).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
102
103
Jip maakt een hele familie (Йип делает целую семью: maken). Hij maakt een vader van klei (он делает отца из глины), en een moeder van klei, en zeven kindertjes (и семь деток), allemaal van klei (все из глины). Janneke is bezig aan een beest (трудится: «занята» над каким-то животным). Wat voor beest (что за животное), Janneke? Maar Janneke wil niet zeggen (но Яннеке не хочет говорить: willen). Ze werkt heel hard (она работает очень усердно). Boem, boem, boemelboem, zegt het in de lucht (говорит что-то в небе). Maar Janneke heeft het zo druk (но Яннеке так занята). Ze hoort het niet eens meer (она больше ничего не слышит: horen). Ik ben klaar (я закончил: «готов»), roept Jip. Heel mooi (очень хорошо: красиво), zegt moeder. De kindertjes hebben geen beentjes (у деток нет ножек: «не имеют»), dat is jammer (это жалко). En ze hebben ook geen hoofd (и у них нет и головы). Maar verder zijn ze mooi (но в остальном они красивые). Ik ben ook klaar (я тоже кончила), zegt Janneke. Is het een olifant (это слон)? vraagt Jip. Welnee (ну, нет), zegt Janneke. Het is hondje (это собачка). Dat zie je toch (ты же видишь)? Natuurlijk (конечно), zegt moeder. Het is hondje. Ik zie het best (я хорошо это вижу: zien). Het is Takkie (это Такки). Wie heeft het nou gewonnen (кто теперь победил: winnen-woon-gewonnen), roept Jip. Heb ik gewonnen (я выиграл: «победил»)? Moeder kijkt nog eens en zegt (мама смотрит еще раз и говорит): Janneke heeft gewonnen (Яннеке выиграла). Haar hondje heeft beentjes (у ее собачки есть ножки: hebben иметь) en haar hondje heeft een kop (голова). Maar de poppetjes van Jip zijn ook leuk (но куколки Йипа тоже хорошие, симпатичные). En daarom krijgen jullie allebei (и поэтому получите вы оба) een stroopwafel (вафлю с патокой). En kijk eens naar buiten (и посмотрите-ка на улицу)! Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
103
104
Ze kijken uit het raam (они смотрят в окно: «из окна»). En daar schijnt de zon (и там сияет солнце). Het onweer niet meer (гроза прошла: «грозы больше нет»). Hier (вот), zegt moeder. Allebei een dikke stroopwafel (обоим /по/ толстой вафле с патокой). Buiten gaan ze hem opeten (на улицу идут они их съесть).
Poppetjes van klei
Het onweert. Jip en Janneke zitten in de kamer. Boeng! Boem! Boemel-de-boem! zegt het in de lucht. En dan na een poosje komt het weerlicht, flits! En dan weer boemel-de-boem! Ik ben niet bang, zegt Jip. Ik ben ook niet bang, zegt Janneke. Maar haar stemmetje bibbert erg. Ze kruipt met haar hoofdje onder tafel. Wat doe je nou, zegt Jip. Niks, zegt Janneke. Ik zoek wat. Maar ze zoekt echt niets. Ze is gewoon bang. Weet je wat, zegt moeder. We gaan poppetjes maken. Van klei. En wie ‘t mooiste poppetje maakt krijgt van mij een stroopwafel. Ze haalt de kleidoos en dan gaan ze beginnen. Jip maakt een hele familie. Hij maakt een vader van klei, en een moeder van klei, en zeven kindertjes, allemaal van klei. Janneke is bezig aan een beest. Wat voor beest, Janneke? Maar Janneke wil niet zeggen. Ze werkt heel hard. Boem, boem, boemelboem, zegt het in de lucht. Maar Janneke heeft het zo druk. Ze hoort het niet eens meer. Ik ben klaar, roept Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
104
105
Heel mooi, zegt moeder. De kindertjes hebben geen beentjes, dat is jammer. En ze hebben ook geen hoofd. Maar verder zijn ze mooi. Ik ben ook klaar, zegt Janneke. Is het een olifant? vraagt Jip. Welnee, zegt Janneke. Het is hondje. Dat zie je toch? Natuurlijk, zegt moeder. Het is hondje. Ik zie het best. Het is Takkie. Wie heeft het nou gewonnen, roept Jip. Heb ik gewonnen? Moeder kijkt nog eens en zegt: Janneke heeft gewonnen. Haar hondje heeft beentjes en haar hondje heeft een kop. Maar de poppetjes van Jip zijn ook leuk. En daarom krijgen jullie allebei een stroopwafel. En kijk eens naar buiten! Ze kijken uit het raam. En daar schijnt de zon. Het onweer niet meer. Hier, zegt moeder. Allebei een dikke stroopwafel. Buiten gaan ze hem opeten.
Poppejans gaat varen (Попеянс отправляется в путешествие) Hier is een oude hoed (вот старая шляпа). Speel daar maar mee (играй с ней: spelen), zegt Jannekes moeder. Ha, zegt Jip. Ha, zegt Janneke. Maar ze weten niet (но они не знают) wat ze zullen doen met de hoed (что им делать со шляпой). Janneke zet hem op (Яннеке надевает ее: opzetten надеть). Het staat gek (это выглядит: «стоит» смешно). Het is net een schip (совсем как корабль), zegt Jip. Een schip moet varen (корабль должен плавать), zegt Janneke. Ga je mee naar de schuur (пойдешь со мной в сарай)? Dar is een teil met water (там корыто с водой). Dat is zee (это море). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
105
106
Het gaat erg leuk (все идет очень хорошо). De hoed kan echt varen (шляпа может по-настоящему плавать), net als een boot (совсем как лодка). Er moet iemand in (должен кто-то /сидеть/ в ней), zegt Janneke. De poes (кошка), zegt Jip. En hij haalt de poes erbij (и он приносит кошку сюда: bijhalen). Maar poes wil niet in het schip (но кошка не хочет в корабль). Poes is bang (кошка боится). Ze loopt hard weg (она быстро убегает). Poppejans, zegt Janneke. Poppejans wil wel (Попеянс хочет). En ja hoor (и действительно). Poppejans is dol op varen (обожает плавать /на корабле/: dol сумасшедший). Ze zit in het schip (она сидит на корабле) , midden op zee (посередине моря). Nu komt een storm (теперь начинается: «приходит» шторм), roept Jip (кричит). En hij maakt golven met zijn hand (и он делает волны рукой: maken). Heel hoge golven (очень высокие волны). Het schip zinkt (корабль тонет), gilt Janneke (визжит, вопит). Het is zo (это так), heel langzaam zinkt het schip (очень медленно тонет корабль). En de arme Poppejans gaat mee (и бедная Попеянс с ним вместе). Hoep, ineens kantelt de boot (вдруг переворачивается лодка: kantelen). Poppejans valt in het water (Попеянс падает в воду: vallen). Help, help (помогите), roept Janneke. En ze pakt het poppekind bij haar jurk (и она хватает куклу за ее платье). Gelukkig, ze is gered (к счастью, она спасена: reden-redde-gereed). Maar nat (но мокрая). Heel, heel, heel nat (очень-очень). Nu moet ze allemaal droge kleertjes aan (теперь надо им всем надеть сухую одежду). Toch is het fijn geweest (все-таки, это было хорошо: zijn-was-geweest), zegt Janneke. Hè, Poppejans? Popjans zegt niets (не говорит ничего: zeggen). Ze vond het vast niet prettig (ей это явно не понравилось: vinden-vond-gevonden находить; prettig прятный, прелестный). Maar ze laat het niet merken (но она этого не показывает: laten merken «давать заметить»).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
106
107
Poppejans gaat varen
Hier is een oude hoed. Speel daar maar mee, zegt Jannekes moeder. Ha, zegt Jip. Ha, zegt Janneke. Maar ze weten niet wat ze zullen doen met de hoed. Janneke zet hem op. Het staat gek. Het is net een schip, zegt Jip. Een schip moet varen, zegt Janneke. Ga je mee naar de schuur? Dar is een teil met water. Dat is zee. Het gaat erg leuk. De hoed kan echt varen, net als een boot. Er moet iemand in, zegt Janneke. De poes, zegt Jip. En hij haalt de poes erbij. Maar poes wil niet in het schip. Poes is bang. Ze loopt hard weg. Poppejans, zegt Janneke. Poppejans wil wel. En ja hoor. Poppejans is dol op varen. Ze zit in het schip, midden op zee. Nu komt een storm, roept Jip. En hij maakt golven met zijn hand. Heel hoge golven. Het schip zinkt, gilt Janneke. Het is zo, heel langzaam zinkt het schip. En de arme Poppejans gaat mee. Hoep, ineens kantelt de boot. Poppejans valt in het water. Help, help, roept Janneke. En ze pakt het poppekind bij haar jurk. Gelukkig, ze is gered. Maar nat. Heel, heel, heel nat. Nu moet ze allemaal droge kleertjes aan. Toch is het fijn geweest, zegt Janneke. Hè, Poppejans? Poppejans zegt niets. Ze vond het vast niet prettig. Maar ze laat het niet merken.
Tien rode nageltjes en een rode neus (Десять красных ноготков и один красный нос)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
107
108
In de slaapkamer staat een tafeltje (в спальне стоит столик: staan). Dat tafeltje is van Janekes moeder (этот столик мамы Яннеке). En op dat tafeltje staat een flesje (и на этом столике стоит бутылочка). Dat flesje is ook van Jannekes moeder (эта бутылочка тоже ее). Er zit iets in (там есть: «сидит» что-то) en het is rood (и оно красное). Wat is dat (что это)? zegt Jip. Dat is nagellаk (это лак для ногтей), zegt Janneke. Als moeder uitgaat (когда мама выходит: gaan uit; uitgaan, напр. в гости) doet ze dat op haar nagels (делает = накладывает она это на свои ногти). Dat is erg mooi (это очень красиво). Kan het open (это открывается: «может открываться»)? Ja, het kan open (да, это открывается), kijk maar (посмотри-ка). En er zit een klein kwastje in (и там вставлена маленькая кисточка: inzitten находиться, быть заключенным). Kijk zo (смотри, вот так). En Janneke laat het zien (и Яннеке показывает: laten zien показывать, «давать посмотреть»). Ze doet een beetje lak op haar nageltje (она накладывает, намазывает: «делает» немного лака на ее ноготок). Mooi (красиво), zegt Jip. Ik ook (я тоже). En deze vinger ook (и этот палец тоже). En de pink ook (мизинец). En nu de duim ook (большой палец). Nou ik weer (теперь я опять), zegt Janneke. Het is een leuk spelletje (это очень приятная игра) en na een poosje (и спустя немного времени) hebben Jip en Janneke allebei rode nageltjes (у Йипа и Яннеке, у обоих красные ноготки). Er zit nog meer in (там еще есть: zitten сидеть), zegt Jip. Maar onze nagels zijn op (но у нас ногти кончились), zegt Janneke. Zullen we Beer zijn nagels ook rood maken (надо нам: «должны мы» медведю его ногти тоже красными сделать)? Maar Beer heeft geen nagels (но у медведя нет ногтей). Hij heeft wel een neus (у него есть нос). Wil jij een rode neus hebben, Beer (хочешь красный нос иметь, медведь)?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
108
109
Beer zegt niets (не говорит ничего). Hij vindt het dus goed (значит, он хочет: «находит, что это хорошо»: dus стало быть). En Jip maakt de neus van Beer rood (делает нос медведя красным). Helemaal rood (совсем красным). Het staat gek (это выглядит смешно). En het glimt zo (и так блестит: glimmen). Kan het er nooit meer af (это никогда больше не уйдет, пройдет)? vraagt Jip. Nooit meer (никогда больше), zegt Janneke. Maar dan komt moeder (но тут приходит мама). En ze lacht en ze is boos tegelijk (и она смеется и она сердится одновременно). Jullie booswichten (вы злодеи), zegt ze. En ze neemt een ander flesje (и она берет другую бутылочку) en een stukje watten (и клочок ваты). En ze veegt al het rood eraf (и она стирает все это красное прочь: vegen мести, подметать; afvegen вытереть, смахнуть). Al het rood van alle twintig nageltjes (все красное со всех двадцати ноготков). En van Beer z’n neus (и с носа медведя). Ziezo (ну вот), zegt moeder. En nooit meer aan dat flesje komen (и никогда больше к этой бутылочке /не/ подходить). Nooit meer (никогда больше), zeggen Jip en Janneke.
Tien rode nageltjes en een rode neus
In de slaapkamer staat een tafeltje. Dat tafeltje is van Janekes moeder. En op dat tafeltje staat een flesje. Dat flesje is ook van Jannekes moeder. Er zit iets in en het is rood. Wat is dat? zegt Jip. Dat is nagellаk, zegt Janneke. Als moeder uitgaat doet ze dat op haar nagels. Dat is erg mooi. Kan het open? Ja, het kan open, kijk maar. En er zit een klein kwastje in. Kijk zo. En Janneke laat het zien. Ze doet een beetje lak op haar nageltje. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
109
110
Mooi, zegt Jip. Ik ook. En deze vinger ook. En de pink ook. En nu de duim ook. Nou ik weer, zegt Janneke. Het is een leuk spelletje en na een poosje hebben Jip en Janneke allebei rode nageltjes. Er zit nog meer in, zegt Jip. Maar onze nagels zijn op, zegt Janneke. Zullen we Beer zijn nagels ook rood maken? Maar Beer heeft geen nagels. Hij heeft wel een neus. Wil jij een rode neus hebben, Beer? Beer zegt niets. Hij vindt het dus goed. En Jip maakt de neus van Beer rood. Helemaal rood. Het staat gek. En het glimt zo. Kan het er nooit meer af? vraagt Jip. Nooit meer, zegt Janneke. Maar dan komt moeder. En ze lacht en ze is boos tegelijk. Jullie booswichten, zegt ze. En ze neemt een ander flesje en een stukje watten. En ze veegt al het rood eraf. Al het rood van alle twintig nageltjes. En van Beer z’n neus. Ziezo, zegt moeder. En nooit meer aan dat flesje komen. Nooit meer, zeggen Jip en Janneke.
Siep op de kast (Сип на шкафу)
Mauw mauw mauw. Waar zit je toch (где же ты сидишь), Siepie? Mauw mauw mauw! O, kijk eens (смотри-ка: kijken), Siepie zit boven op de kast (сидит на верху шкафа). Op de linnenkast (на бельевом шкафу). Zo hoog (так высоко)! En ze kan er niet meer af (и она не может больше спуститься: af с…вниз). Ze durft er niet af (она не решается, не осмеливается: durven) .
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
110
111
Kom maar (иди-ка), zegt Jip. Toe dan (ну, давай), zegt Janneke. Maar de poes durft niet (но кошка не решается). Janneke zegt: Laten we op een stoel gaan staan (давай мы на стул встанем). Dat doen ze (так они и делают). Maar dan kunnen ze nog niet bij de poes (но тогда они еще не могут /подойти, приблизиться/ к кошке). Een tafel (стол), zegt Jip. En dan een stoel (и потом стул). En dan een kruk (и потом табурет). Het wordt een heel hoge toren (получается очень большая башня). Nu klim ik erop (теперь я заберусь на нее: klimmen), zegt Jip. Val niet (не упади: vallen). Hij houdt zich goed vast (он держится крепко: vasthouden держать). Aan de linnenkast (за бельевой шкаф). En hij zegt: Kom maar, Siepie (иди-ка сюда, Сиппи). Kom maar. Ik zal je wel naar beneden dragen (я тебя вниз стащу). Maar Siepie is zo bang (но Сиппи так испугана). Ze wil niet (она не хочет). En dan pakt Jip de poes stevig vast (и тогда берет Йип кошку крепко). Ze stribbelt tegen (она упирается: stribbelen). Ze krabt (она царапается: krabben). Au, au, roept Jip. En hij laat de poes los (и он отпускает кошку: loslaten). Die valt helemaal naar beneden (она падает совсем вниз: vallen). Maar ze komt op haar pootjes terecht (но она падает на лапы: terecht справедливо, по праву, верно; terechtkomen попасть на место). Mauw, zegt ze nog eens heel hard (еще раз очень громко). En dan loopt ze hard weg (и потом быстро убегает). Au, zegt Jip, lelijke poes (противная кошка). Je hebt me gekrabd (ты меня поцарапала: krabben- krabde -gekrabd). Laat eens kijken (дай-ка посмотреть), zegt Janneke. Ja, er komt bloed uit (да, идет кровь: uitkomen выходить). Wacht maar (подожди-ка: wachten), zegt Janneke. Ik zal het verbinden (я ее перевяжу). Ik was de verpleegster (я была медсестрой). Nu moet jij daar gaan liggen (теперь ты должен лечь).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
111
112
Jip gaat liggen (ложится). Op de bank (на диван). En Janneke doet een kleedje over haar hoofd (надевает повязку на голову). Nu is ze de zuster (теперь она сестра). Ze doet ееn lapje om Jips vinger (она накладывает тряпочку на палец). Heel keurig (очень аккуратно). Ziezo (ну вот), zegt ze. No moet het genezen (теперь должно пройти). U moet een week in bed blijven, meneer (вы должны одну неделю в кровати оставаться, менеер). Goed, zegt Jip. En hij blijft liggen (и он лежит). Is de week al om (уже неделя прошла)? vraagt hij. Nee, nog lang niet (нет, еще нет: «далеко не»), zegt de zuster. Ik ga toch lekker opstaan (тогда я все-таки встану: lekker с удовольствием, охотно), zegt Jip. En hij holt de tuin in (и он несется: hollen в сад). En de verpleegster loopt hem achterna (и сестра бежит за ним вслед). Heel hard (очень быстро). Wat een gek ziekenhuis (какая смешная больница), zegt moeder. De zuster loopt in de tuin (сестра бежит в сад) achter de patiёnt aan (позади пациента). Ja, een heel gek ziekenhuis (да, очень смешная больница).
Siep op de kast
Mauw mauw mauw. Waar zit je toch, Siepie? Mauw mauw mauw! O, kijk eens, Siepie zit boven op de kast. Op de linnenkast. Zo hoog! En ze kan er niet meer af. Ze durft er niet af. Kom maar, zegt Jip. Toe dan, zegt Janneke. Maar de poes durft niet. Janneke zegt: Laten we op een stoel gaan staan. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
112
113
Dat doen ze. Maar dan kunnen ze nog niet bij de poes. Een tafel, zegt Jip. En dan een stoel. En dan een kruk. Het wordt een heel hoge toren. Nu klim ik erop, zegt Jip. Val niet. Hij houdt zich goed vast. Aan de linnenkast. En hij zegt: Kom maar, Siepie. Kom maar. Ik zal je wel naar beneden dragen. Maar Siepie is zo bang. Ze wil niet. En dan pakt Jip de poes stevig vast. Ze stribbelt tegen. Ze krabt. Au, au, roept Jip. En hij laat de poes los. Die valt helemaal naar beneden. Maar ze komt op haar pootjes terecht. Mauw, zegt ze nog eens heel hard. En dan loopt ze hard weg. Au, zegt Jip, lelijke poes. Je hebt me gekrabd. Laat eens kijken, zegt Janneke. Ja, er komt bloed uit. Wacht maar, zegt Janneke. Ik zal het verbinden. Ik was de verpleegster. Nu moet jij daar gaan liggen. Jip gaat liggen. Op de bank. En Janneke doet een kleedje over haar hoofd. Nu is ze de zuster. Ze doet ееn lapje om Jips vinger. Heel keurig. Ziezo, zegt ze. No moet het genezen. U moet een week in bed blijven, meneer. Goed, zegt Jip. En hij blijft liggen. Is de week al om? vraagt hij. Nee, nog lang niet, zegt de zuster. Ik ga toch lekker opstaan, zegt Jip. En hij holt de tuin in. En de verpleegster loopt hem achterna. Heel hard. Wat een gek ziekenhuis, zegt moeder. De zuster loopt in de tuin achter de patiёnt aan. Ja, een heel gek ziekenhuis.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
113
114
Takkie is een lief hondje (Такки такой милый песик) Takkie, zegt Jip. Van wie hou je meer (кого ты больше любишь: houden van любить), van mij of van Janneke (меня или Яннеке)? Zeg eens (скажи-ка), Takkie. Waf, zegt Takkie. Hou je meer van mij (ты меня больше любишь)? vraagt Janneke. Waf, zegt Takkie. Nu weten ze nog niet (теперь они еще не знают = так они ничего не узнали). Want wat is nou waf (потому что что значит ‘Ваф’: nou ну)? Weet je wat (знаешь что), zegt Jip, ik loop deze kant uit (я дойду до этого края: uitlopen = дойти до). En jij moet die kant uitlopen (а ты пойдешь на тот конец: «должна пойти»), Janneke. En dan kijken we (и тогда посмотри мы) met wie Takkie meeloopt (с кем Такки пойдет вместе: meelopen идти вместе). Goed, zegt Janneke. Maar dan moet je hem niet roepen (но тогда должен ты его не звать). Ze lopen elk een andere kant uit (так пошли они каждый в другой конец). En Takkie? Takkie blijft zitten (Такки остается сидеть). Hij kijkt eerst naar Jip (он смотрит сперва на Йипа) en dan weer naar Janneke (и потом опять на Яннеке). Hij kijkt aldoor van de een naar de ander (он смотрит все время на одного и на другого, переводит взгляд с одного на другого). Maar hij blijft zitten (но он остается = продолжает сидеть) en hij jankt een beetje (и скулит немножко: janken). Hij houdt van ons allebei evenveel (он любит нас обоих одинаково), zegt Janneke. Zie je wel (ты же видишь)? En dat is zo (и это правда: «так и есть»). Takkie is een heel lief hondje (очень милый песик). Maar hij is zo bang voor de poes (но он так боится кошки). Telkens vergeet hij weer (каждый раз забывает он снова), dat er ook en poes is (что здесь еще и кошка есть). Telkens komt Takkie vrolijk binnen bij Janneke thuis (каждый раз входит он весело в дом Яннеке), om uit zijn bak te eten (чтобы из своей миски поесть). En dan hoort hij (и тогда слышит он): Sjjjjj! Dat is de poes (это кошка). Die Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
114
115
staat daar met een dikke staart (которая стоит там с «толстым» хвостом = с поднятым хвостом). En ze blaast heel hard (и шипит очень громко, сильно). Zij is heel boos op Takkie (она очень зла на Такки). Dan schrikt Takkie zo (тогда пугается Такки так: schrikken), dat hij hard wegloopt (что он быстро убегает). Met zijn staart tussen de pootjes (с хвостом между лапок). Kom maar hier, hoor (иди сюда), zegt Janneke, en neemt hem op schoot (и берет его на колени). Je bent een echt flauw hondje (ты очень трусливая собачка). Je bent bang hondje (ты собака-бояка), Takkie. Maar Takkie is ook nog maar zo klein (тоже всего лишь малыш). En de poes heeft zoooo’n dikke staart (а у кошки такоооооой «толстый» = грозный хвост)!. Het zal wel wennen (он привыкнет), zegt Jannekes moeder. Over een poosje (через недолгое время) slapen ze samen in èèn mandje (будут они спать вместе в одной корзинке). Sjjjjjj, blaast poes (шипит кошка). Net of ze zeggen wil (как будто она сказать хочет): In één mandje (в одной корзинке)? Nooit van mijn leven (через мой труп: «никогда в моей жизни»)!
Takkie is een lief hondje
Takkie, zegt Jip. Van wie hou je meer, van mij of van Janneke? Zeg eens, Takkie. Waf, zegt Takkie. Hou je meer van mij? vraagt Janneke. Waf, zegt Takkie. Nu weten ze nog niet. Want wat is nou waf? Weet je wat, zegt Jip, ik loop deze kant uit. En jij moet die kant uitlopen, Janneke. En dan kijken we met wie Takkie meeloopt. Goed, zegt Janneke. Maar dan moet je hem niet roepen. Ze lopen elk een andere kant uit. En Takkie? Takkie blijft zitten. Hij kijkt eerst naar Jip en dan weer naar Janneke. Hij kijkt aldoor van de een naar de ander. Maar hij blijft zitten en hij jankt een beetje. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
115
116
Hij houdt van ons allebei evenveel, zegt Janneke. Zie je wel? En dat is zo. Takkie is een heel lief hondje. Maar hij is zo bang voor de poes. Telkens vergeet hij weer, dat er ook en poes is. Telkens komt Takkie vrolijk binnen bij Janneke thuis, om uit zijn bak te eten. En dan hoort hij: Sjjjjj! Dat is de poes. Die staat daar met een dikke staart. En ze blaast heel hard. Zij is heel boos op Takkie. Dan schrikt Takkie zo, dat hij hard wegloopt. Met zijn staart tussen de pootjes. Kom maar hier, hoor, zegt Janneke, en neemt hem op schoot. Je bent een echt flauw hondje. Je bent bang hondje, Takkie. Maar Takkie is ook nog maar zo klein. En de poes heeft zoooo’n dikke staart. Het zal wel wennen, zegt Jannekes moeder. Over een poosje slapen ze samen in èèn mandje. Sjjjjjj, blaast poes. Net of ze zeggen wil: In één mandje? Nooit van mijn leven!
Poesjes (котята) Siepje heeft weer kleintjes (У Сиппи опять малыши). Ze zijn zo lief (они такие милые). Het zijn er drie (их там трое). Er is een zwarte (там один черный). En een grijze (и один серый). En een witte met zwarte vlekjes (белый с черными пятнышками). Mogen we ze houden (можно нам их оставить: houden держать, сохранить), moeder? vraagt Jip. Nee, zegt moeder. Eentje houden we er (одного оставим /здесь/). Maar de andere moeten weg (но других надо отдать: «должны прочь»). Daar moeten we nog een huis voor vinden (для них нам надо еще дом найти: daarvoor для этого). En nu mogen jullie uitzoeken (теперь вы можете выбрать), welke je wilt houden (какого хотите оставить). De grijze (серого), zegt Janneke. De zwarte (черного), zegt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
116
117
En dan kijkt het witte poesje op (и тогда смотрит белый котенок вверх). Hij kijkt Jip aan (он смотрит на Йипа: aankijken смотреть на). En hij kijkt Janneke aan. Net of hij zeggen wil (как будто сказать хочет: net точно, как раз): En ik dan (а я-то как: dan потом, тогда, итак), ben ik dan niet lief (я, что, не милый)? Kijk eens (смотри-ка), zegt Janneke. Hij heeft een zwarte vlek op zijn neus (у него черное пятно на носу: «на его носу»). En een zwarte vlek op zijn wang (и черное пятно на щеке). Ja, zegt Jip. Hij is de leukste poes (он самый милый). Zullen we dan die witte houden (оставить ли нам тогда белого: «должны мы белого /у/держать”)? Hoe moet hij heten (как его назовете: «должен он зваться»)? vraagt moeder. Dan moeten Jip en Janneke lang over denken (тогда должны они об /этом/ долго думать). Vlekkie (Пятнышко), zegt Janneke. Dat is een mooie naam (это хорошее, красивое имя). En Vlekkie heet hij nu (и Пятнышком зовут его теперь). Zullen jullie nu aan iedereen vragen (будете вы всех спрашивать), wie er nog een poesje wil (кто еще котеночка хочет)? zegt moeder. Het is zo moeilijk ieder jaar (это так трудно каждый год). Telkens heeft Siep kleintjes (каждый раз у Сиппи малыши). En telkens moeten we twee of drie poesjes weggewen (должны мы двух или трех котяток отдавать). Siep hoort het (Сип слышит это: horen), zegt Janneke. Ze kijkt zo treurig (она смотрит так грустно). Nee, Siep hoort het niet (нет, Сип не слышит), zegt moeder. En ze hoeven nog lang niet weg (и они должны еще очень нескоро уйти: hoeven должны /в предложениях с отрицанием/). Pas over een week of vier (только через неделю или через четыре /недели/: pas только, как раз, едва). En dan vragen Jip en Janneke aan iedereen (и тогда спрашивают они каждого): Wil je een klein poesje (хочешь ты маленького котеночка)? Ze vragen het aan Gijs (они спрашивают Хейса), de schillenman (уборщика; schil кожура, шкурка, шелуха; schillenman /первоначально/ человек, собирающий Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
117
118
пищевые остатки на корм скоту). En ze vragen het aan de buurman (соседа). En ze vragen het aan de jongen van de kruidenier (мальчика бакалейщика). Die heet Henk (его зовут Хенк). Henk, wil je een jong poesje (хочешь ты маленького котенка)? Ik niet (я нет), zegt Henk. Maar ik zal wel eens vragen in de buurt (но я поспрашиваю по соседству). En dan zijn Jip en Janneke gerust (успокоились). Want Henk kent zoveel mensen (потому что Хенк знает так много людей). Ze gaan weer kijken naar de mand van Siep (они идут снова посмотреть в корзинку Сип). Piep, piep, zeggen de kleintjes (говорят малыши). Ze kunnen nog niet mauwen (они еще не могут мяукать). Ze kunnen alleen nog maar piepen (могут только лишь пищать). En Siep spint (а Сип мурлычет). Ze is heel trots (она очень горда). Ze zegt: Niemand heeft zulke prachtkinderen als ik (ни у кого нет таких чудных детей, как у меня). Takkie komt ook kijken (Такки приходит тоже посмотреть). Maar dan wordt Siep bos (но тогда становится Сип сердитой = сердится). Ze blaast (она шипит). En Takkie loopt hard weg (и Такки быстро убегает: hardlopen бегать). Hij begrijpt er niets van (он ничего тут не понимает: begrijpen). Waarom doet Siep zo naar tegen hem (почему Сип так ведет себя с ним: «так жутко, отвратительно делает против него = по отношению к нему»)? Het gaat wel weer over (это пройдет: «это «уж снова» пройдет), Takkie, zeggen Jip en Janneke.
Poesjes
Siepje heeft weer kleintjes. Ze zijn zo lief. Het zijn er drie. Er is een zwarte. En een grijze. En een witte met zwarte vlekjes. Mogen we ze houden, moeder? vraagt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
118
119
Nee, zegt moeder. Eentje houden we er. Maar de andere moeten weg. Daar moeten we nog een huis voor vinden. En nu mogen jullie uitzoeken, welke je wilt houden. De grijze, zegt Janneke. De zwarte, zegt Jip. En dan kijkt het witte poesje op. Hij kijkt Jip aan. En hij kijkt Janneke aan. Net of hij zeggen wil: En ik dan, ben ik dan niet lief? Kijk eens, zegt Janneke. Hij heeft een zwarte vlek op zijn neus. En een zwarte vlek op zijn wang. Ja, zegt Jip. Hij is de leukste poes. Zullen we dan die witte houden? Hoe moet hij heten? vraagt moeder. Dan moeten Jip en Janneke lang over denken. Vlekkie, zegt Janneke. Dat is een mooie naam. En Vlekkie heet hij nu. Zullen jullie nu aan iedereen vragen, wie er nog een poesje wil? zegt moeder. Het is zo moeilijk ieder jaar. Telkens heeft Siep kleintjes. En telkens moeten we twee of drie poesjes weggewen. Siep hoort het, zegt Janneke. Ze kijkt zo treurig. Nee, Siep hoort het niet, zegt moeder. En ze hoeven nog lang niet weg. Pas over een week of vier. En dan vragen Jip en Janneke aan iedereen: Wil je een klein poesje? Ze vragen het aan Gijs, de schillenman. En ze vragen het aan de buurman. En ze vragen het aan de jongen van de kruidenier. Die heet Henk. Henk, wil je een jong poesje? Ik niet, zegt Henk. Maar ik zal wel eens vragen in de buurt. En dan zijn Jip en Janneke gerust. Want Henk kent zoveel mensen. Ze gaan weer kijken naar de mand van Siep. Piep, piep, zeggen de kleintjes. Ze kunnen nog niet mauwen. Ze kunnen alleen nog maar piepen. En Siep spint. Ze is heel trots. Ze zegt: Niemand heeft zulke prachtkinderen als ik. Takkie komt ook kijken. Maar dan wordt Siep bos. Ze blaast. En Takkie loopt hard weg. Hij begrijpt er niets van. Waarom doet Siep zo naar tegen hem? Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
119
120
Het gaat wel weer over, Takkie, zeggen Jip en Janneke.
In Artis (в «Артисе» зоопарк в Амстердаме) Waar gaan we eerst naar toe (куда пойдем мы сначала: eerst первый, сперва)? zegt tante Truus. Naar de apen (к обезьянам)? Of naar de tijgers (или к тиграм)? Naar de apen, zegt Jip. Ja, naar de apjes (к обезьянкам), zegt Janneke. Ze hebben een grote zak nootjes (у них большой мешок с орешками: noot орех). Voor de apen (для обезьян). Kijk, daar de apenrots (смотри, там обезьянья скала: rots скала). Daar zitten er een paar (там сидят несколько: een paar несколько). Hier aap (сюда, обезьяна)! roept Jip. Hier, een nootje (сюда, здесь орешек). En hij steekt zijn handje uit (и он протягивает руку: «ручку»: uitsteken протянуть, вытянуть). Gooi het maar naar hem toe (брось же его ему: gooien бросать), zegt tante. Jip gooit het. En het aapje raapt het op (и обезьянка поднимает его: oprapen поднять, подобрать). Janneke moet hard lachen (ей очень смешно, не может удержаться от смеха: «должна сильно смеяться»). De apen doen zo gek (обезьяны делают так смешно = ведут себя так забавно). Ze maken zulke rare sprongen (они делают такие странные, чудные прыжки: raar). En er is een moeder aap (и там есть мама-обезьяна). Met een kindje aap (с ребеночком-обезьяной). En de moeder aap springt heel hoog (и мама-обезьяна прыгает очень высоко). En ze houdt het kind niet eens vast (и она держит ребенка даже не крепко: eens однажды; niet eens даже не). Straks valt het kindje (сейчас упадет ребеночек)… zegt Janneke angstig (испуганно: angst страх). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
120
121
Nee hoor, zegt tante Truus. Het houdt zich stevig vast (он держится сам очень крепко: vasthouden держаться). Kijk maar (смотри-ка). Nu gaan ze verder (теперь идут они дальше). O kijk, daar is een kameel (там верблюд). En daar zitten kindertjes op (и там сидят детки на /нем/). Willen jullie ook op de kameel (хотите вы тоже на верблюда)? vraagt tante Truus. Ja, roept Jip. Ik wil op de kameel (я хочу на верблюда). Ik wil ook wel (я тоже хочу /туда/: wel утвердительная частица), zegt Janneke. Maar ze is wel een beetje bang (но она все же немного боится). Goed (хорошо), zegt tante. Kom dan maar (пойдем же тогда). Wat is de kameel groot (какой верблюд большой). Het is veel te hoog (он слишком высокий), zegt Jip. Maar dan laat de kameel zich zakken (но тогда верблюд опускается: «дает себя опустить»). Hij zakt door zijn knietjes (он опускается на коленки, с помощью коленок = согнув коленки: knie колено). Daar ligt hij (потом ложится: «лежит»: liggen). En Jip kan erop klimmen (может на него забраться). En Janneke ook (тоже). Daar zitten ze (там сидят они). Precies tussen de twee bulten (как раз между двумя горбами: bult). Zitten jullie goed (сидите вы хорошо)? vraagt de oppasser (спрашивает служитель, смотритель: oppassen быть внимательным, присматривать /за чем-либо, кем-либо/). Ja, ze zitten goed (да, они сидят хорошо). Het ik lekker zacht (это мягко: lekker вкусный, приятный). Maar Janneke is wel een tikje angstig (но Яннеке все же чуточку страшно). Nu staat de kameel op (теперь верблюд встает: opstaan). Oei, wat is hij nou hoog (какой же он теперь высокий). Jip houdt zich vast (держится) aan een pluk haar (за клок шерсти). En Janneke houdt zich ook (тоже) met allebei haar handjes vast (обеими руками крепко). De kameel heeft gelukkig (верблюд имеет к счастью) overal grote plukken haar (повсюду большие клоки шерсти). Erg slordig (очень неряшливые, грязные). Hij moest nodig eens gekamd worden (его надо /бы/ как-нибудь расчесать: «должен быть расчесан»).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
121
122
Daar gaan ze (поехали: «тут отправились они»). Hij loopt erg langzaam (он идет очень медленно: lopen). Maar hij hobbelt erg (но он очень качается). Joeps naar links (хупс налево). En joeps, naar rechts. Net een boot (совсем как лодка). Zitten jullie fijn (сидите вы хорошо)? roept tante. Wat is ze nou ver weg (как же она сейчас далеко /внизу/). Ze zitten zo hoog (они сидят так высоко). Het gaat fijn (все хорошо)! roept Jip. En hij zwaait (и он машет /рукой/). Hij durft een hand los te laten (он отваживается одну руку отпустить: loslaten). De kameel loopt netjes in een rondje (верблюд ходит точно по кругу: rond). En dan houdt hij stil (и потом останавливается). Hij buigt weer door zijn knien (он наклоняется опять на колени). Ziezo, zegt de oppasser (ну вот, говорит служитель). Ga er maar weer af (слезайте теперь назад: afgaan спуститься, сойти вниз). En hij tilt eerst Jip naar beneden (и он снимает сначала Йипа вниз: tillen поднимать). En dan (потом) Janneke. Janneke heeft een kleur van (Яннеке покраснела: «имеет краску» от /этого катания/). Ik durfde best, hè (я не боялась: durven отважиться)? zegt ze. Ja, flink hoor (да, здорово: flink расторопный, ловкий; смелый; молодец), zegt tante. Hij rook vies (он пахнул противно: rieken), zegt Jip. De kameel rook erg vies (верблюд пахнул очень противно). Hij moet in het bad (ему надо помыться: «в ванну») . En hij heeft heel vies haar (и у него очень грязная шерсть: hebben иметь). Kamelen gaan nooit in bad (верблюды никогда не моются в ванне), zegt tante. Dat hoeft niet (это /им/ не нужно: hoeven быть необходимым /только с отрицанием/). En nou wil ik op de olifant (а теперь я хочу на слона)! roept Jip. Maar nee, op de olifant mag je niet rijden (ну нет, на слоне тебе нельзя кататься). Je mag wel kijken (ты можешь /только/ смотреть). En hem iets geven (и ему что-то дать).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
122
123
En dan gaan ze naar de leeuw (и тогда идут они к льву). Er is ontzettend veel te zien in Artis (ужасно много можно увидеть в Артисе). Maar de kameel was toch het mooiste (но верблюд все-таки был самое лучшее: мооi красивый, хороший).
In Artis
Waar gaan we eerst naar toe? zegt tante Truus. Naar de apen? Of naar de tijgers? Naar de apen, zegt Jip. Ja, naar de apjes, zegt Janneke. Ze hebben een grote zak nootjes. Voor de apen. Kijk, daar de apenrots. Daar zitten er een paar. Hier aap! roept Jip. Hier, een nootje. En hij steekt zijn handje uit. Gooi het maar naar hem toe, zegt tante. Jip gooit het. En het aapje raapt het op. Janneke moet hard lachen. De apen doen zo gek. Ze maken zulke rare sprongen. En er is een moeder aap. Met een kindje aap. En de moeder aap springt heel hoog. En ze houdt het kind niet eens vast. Straks valt het kindje… zegt Janneke angstig. Nee hoor, zegt tante Truus. Het houdt zich stevig vast. Kijk maar. Nu gaan ze verder. O kijk, daar is een kameel. En daar zitten kindertjes op. Willen jullie ook op de kameel? vraagt tante Truus. Ja, roept Jip. Ik wil op de kameel. Ik wil ook wel, zegt Janneke. Maar ze is wel een beetje bang. Goed, zegt tante. Kom dan maar.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
123
124
Wat is de kameel groot. Het is veel te hoog, zegt Jip. Maar dan laat de kameel zich zakken. Hij zakt door zijn knietjes. Daar ligt hij. En Jip kan erop klimmen. En Janneke ook. Daar zitten ze. Precies tussen de twee bulten. Zitten jullie goed? vraagt de oppasser. Ja, ze zitten goed. Het ik lekker zacht. Maar Janneke is wel een tikje angstig. Nu staat de kameel op. Oei, wat is hij nou hoog. Jip houdt zich vast aan een pluk haar. En Janneke houdt zich ook met allebei haar handjes vast. De kameel heeft gelukkig overal grote plukken haar. Erg slordig. Hij moest nodig eens gekamd worden. Daan gaan ze. Hij loopt erg langzaam. Maar hij hobbelt erg. Joeps naar links. En joeps, naar rechts. Net een boot. Zitten jullie fijn? roept tante. Wat is ze nou ver weg. Ze zitten zo hoog. Het gaat fijn! roept Jip. En hij zwaait. Hij durft een hand los te laten. De kameel loopt netjes in een rondje. En dan houdt hij stil. Hij buigt weer door zijn knien. Ziezo, zegt de oppasser. Ga er maar weer af. En hij tilt eerst Jip naar beneden. En dan Janneke. Janneke heeft een kleur van. Ik durfde best, hè? zegt ze. Ja, flink hoor, zegt tante. Hij rook vies, zegt Jip. De kameel rook erg vies. Hij moet in het bad. En hij heeft heel vies haar. Kamelen gaan nooit in bad, zegt tante. Dat hoeft niet. En nou wil ik op de olifant! roept Jip. Maar nee, op de olifant mag je niet rijden. Je mag wel kijken. En hem iets geven. En dan gaan ze naar de leeuw. Er is ontzettend veel te zien in Artis. Maar de kameel was toch het mooiste.
Gietertje (леечка) Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
124
125
We gaan de plantjes water geven (мы пойдем растения поливать: «давать воду»), zegt Jip. Kom mee (пойдем со мной), Janneke. Ik heb een gietertje (у меня есть леечка; gieten лить). Voorzichtig (осторожно), hoor, zegt moeder, niet eroverheen morsen (не перелейте через край: overheen через). Zo is het goed (так хорошо). Jip en Janneke doen het erg netjes (делают очень аккуратно). Ze geven alle plantjes water (они дают всем растениям воды). De plantjes hebben dorst (растения хотят пить: dorst жажда), zegt Janneke. kijk, deze is helemaal droog (смотри: это совсем сухое). Die moet een heleboel (тому надо много). Nog meer (еще больше). Nog meer. Hij moet groeien (ему надо расти: «оно должно расти»). Kijk nou, wat dom (смотри-ка, как глупо), zegt moeder. Je geeft die plant veel te veel (ты даешь тому растению слишком много). Het water loopt over de vensterbank (вода течет через подоконник) en over de vloer (и по полу). Ga maar een doek halen (иди же принеси тряпку) en veeg het op (и вытри; opvegen смести). Als ze het opgeveegd hebben, zegt Jip: Nou hebben alle plantjes water gehad (теперь все растения получили воду). Ja, zegt Janneke, maar het water is nog niet op (но вода еще не кончилась). Willen we de bloempjes buiten ook nog doen (будем мы цветочкам в саду: «снаружи» тоже давать: «сделаем еще и цветочки»)? zegt Jip. Nee, zegt Janneke, dat hoeft niet (этого не надо). Die krijgen regen (они получают дождь). Die groeien zo wel (они растут так хорошо). Dan ziet Jip Poppejans (там видит Йип Попеянс). Poppejans zit in haar wagentje (Попеянс сидит в своей колясочке: zitten). Ze moet onder de doesj (ей надо в душ), zegt Jip. Ja, zegt Janneke, maar dan moeten haar kleertjes uit (но тогда нужно ей все одежки снять).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
125
126
Die arme Poppejans (бедная Попеянс). Zij moet onder de doesj (она должна под душ). En ze wordt heel nat (и она становится совсем мокрой) en ze vindt het akelig (и ей это ужасно не нравится: «находит это отвратительным»).
Gietertje
We gaan de plantjes water geven, zegt Jip. Kom mee, Janneke. Ik heb een gietertje. Voorzichtig, hoor, zegt moeder, niet eroverheen morsen. Zo is het goed. Jip en Janneke doen het erg netjes. Ze geven alle plantjes water. De plantjes hebben dorst, zegt Janneke. kijk, deze is helemaal droog. Die moet een heleboel. Nog meer. Nog meer. Hij moet groeien. Kijk nou, wat dom, zegt moeder. Je geeft die plant veel te veel. Het water loopt over de vensterbank en over de vloer. Ga maar een doek halen en veeg het op. Als ze het opgeveegd hebben, zegt Jip: Nou hebben alle plantjes water gehad. Ja, zegt Janneke, maar het water is nog niet op. Willen we de bloempjes buiten ook nog doen? zegt Jip. Nee, zegt Janneke, dat hoeft niet. Die krijgen regen. Die groeien zo wel. Dan ziet Jip Poppejans. Poppejans zit in haar wagentje. Ze moet onder de doesj, zegt Jip. Ja, zegt Janneke, maar dan moeten haar kleertjes uit. Die arme Poppejans. Zij moet onder de doesj. En ze wordt heel nat en ze vindt het akelig.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
126
127
Janneke is jarig (у Яннеке день рождения) Jip wordt wakker (Йип просыпается). Het is nog donker (еще темно). Maar hij denkt (но он думает: denken): Janneke is jarig (у Яннеке день рождения: «Яннеке именинница»). En hij staat op (и он встает). Hij gaat heel zachtjes naar moeder (идет тихонечко к маме). Moeder ligt nog in bed (мама лежит еще в кровати: liggen). Ze slaapt (она спит: slapen). Moeder, zegt Jip Janneke is jarig. Mmmmm… zegt moeder. Ze wordt er niet wakker van (она не просыпается «от этого»). Janneke is jarig! schreeuwt Jip (кричит). Nu is vader wakker geworden (теперь папа проснулся). Hij is boos (он сердит). Hij zegt: Hoor eens (слушай), Jip. Het is pas zes uur (/сейчас/ только шесть часов). Ga weer in je bed (иди опять в кровать: gaan). Tot ik je roep (пока я тебя /не/ позову). Jip gaat treurig in zijn bed (идет печальный в свою кровать). En het duurt heel lang (и проходит много времени: «длится очень долго») voor vader roept (прежде чем папа зовет). Mag ik nu naar Janneke (можно теперь к Яннеке)? vraagt Jip (vragen спрашивать). Eerst je boterham (сначала твой бутерброд), zegt moeder. En je melk (и молоко). En netjes aankleden (и аккуратно одеться). Ziezo (вот так). Nu is het acht uur (теперь восемь часов). Nu mag je gaan (теперь можешь идти). En geef haar dan deze bloemetjes (и дай ей тогда эти цветочки). En het kado (и подарок: /другое, французское, написание: cadeau/). Daar gaat Jip (тут Йип идет). Hij kruipt door de heg (он пролезает сквозь изгородь). Dan is hij in de tuin bij Janneke (и вот: «тогда» он в саду у Яннеке). Hij gaat door de achterdeur (он идет через заднюю дверь). Daar zit Janneke (там сидит Яннеке). Ze zit op een versierd stoel (она сидит на украшенном стуле). Prachtig (прекрасно, восхитительно). Een stoel vol linten en strikken (на стуле много: «стул полон» ленточек и бантиков). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
127
128
En er zijn slingers in de kamer (и в комнате гирлянды). Met allerlei kleuren (всевозможных цветов). En er zijn lampions (и фонарики). Wel gefeliciteerd (поздравляю: «хорошо» /будь/ поздравлена»), zegt Jip. En hij geeft de bloemetjes (и он дает цветочки). Dank je wel (спасибо), zegt Janneke. En ze geeft Jip een zoentje (и она целует Йипа: «дает поцелуйчик»). En nu wil ik limonade (а теперь я хочу лимонада), zegt Jip. Maar Jannekes moeder zegt: Nee, Jip. Zo vroeg krijg je nog geen limonade (так рано ты еще не получишь лимонада). Wil je beker melk (хочешь кружку молока)? Ba, zegt Jip. Melk! Ik heb al een hele beker op (я уже целую кружку /выпил/). Kijk eens (смотри-ка), zegt Janneke. Ik heb al een kado gehad (я уже подарок получила: hebben-had-gehad иметь). En ze laat het zien (и она показывает: «разрешает, дает посмотреть»). Het is een strijkenplank (это гладильная доска). En een strijkijzer (и утюг). Voor de kleertjes van Poppejans (для одежек Попеянс). Poppejans zit naast haar (сидит около нее: zitten). Op de versierde stoel (на украшенном стуле). En ze is ook blij (она тоже рада). Van me krijg je ook kado (от меня ты получишь тоже подарок), zegt Jip. Waar is het dan (где же он: «тогда»)? vraagt Janneke. Jip krijgt een kleur (Йип краснеет: «получает, приобретает краску»). Het kado is weg (подарка нет: «исчез прочь»). Toen hij van huis ging (когда он из дома шел: gaan) had hij het nog (имел он его еще). Het was een groot pak (это был большой пакет). En nu is het weg (и теперь его нет). Ben je door de heg gekropen (ты сквозь забор прополз: kruipen), Jip? vraagt de moeder van Janneke (спрашивает мама Яннеке). Ja, ik ben door de heg gekropen. Ga dan eens kijken of het daar nog ligt (иди тогда посмотри, /не/ лежит ли он там еще: liggen). Jip holt de tuin in (бежит в сад: hollen мчаться). En hij kijkt bij de heg (смотрит у забора). Ja hoor (ну да!). Daar ligt het pak nog (там лежит пакет
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
128
129
еще). En Jip brengt het gauw mee (несет его быстро /с собой/: brengen приносить). Alsjeblieft (пожалуйста /при обращении на ‘ты’/), zegt hij. Janneke maakt het open (открывает: openmaken открывать). Het is een reiswieg (это коляска: «дорожная люлька»). Met een baby-pop erin (с куклойбеби внутри). O, wat mooi (красиво). Janneke is er zo blij mee (так рада этому: «с этим»). Die breng ik elke dag mee (это я буду каждый день приносить с собой), zegt ze. Als ik naar jou toe ga (когда к тебе приду). En dan doet ze de baby in het bad (и кладет беби в ванну). En Jip mag helpen (Йипу можно помогать /ей/).
Janneke is jarig
Jip wordt wakker. Het is nog donker. Maar hij denkt: Janneke is jarig. En hij staat op. Hij gaat heel zachtjes naar moeder. Moeder ligt nog in bed. Ze slaapt. Moeder, zegt Jip Janneke is jarig. Mmmmm… zegt moeder. Ze wordt er niet wakker van. Janneke is jarig! schreeuwt Jip. Nu is vader wakker geworden. Hij is boos. Hij zegt: Hoor eens, Jip. Het is pas zes uur. Ga weer in je bed. Tot ik je roep. Jip gaat treurig in zijn bed. En het duurt heel lang voor vader roept. Mag ik nu naar Janneke? vraagt Jip. Eerst je boterham, zegt moeder. En je melk. En netjes aankleden. Ziezo. Nu is het acht uur. Nu mag je gaan. En geef haar dan deze bloemetjes. En het kado. Daar gaat Jip. Hij kruipt door de heg. Dan is hij in de tuin bij Janneke. Hij gaat door de achterdeur. Daar zit Janneke. Ze zit op een versierd stoel. Prachtig. Een stoel vol linten en strikken. En er zijn slingers in de kamer. Met allerlei kleuren. En er zijn lampions. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
129
130
Wel gefeliciteerd, zegt Jip. En hij geeft de bloemetjes. Dank je wel, zegt Janneke. En ze geeft Jip een zoentje. En nu wil ik limonade, zegt Jip. Maar Jannekes moeder zegt: Nee, Jip. Zo vroeg krijg je nog geen limonade. Wil je beker melk? Ba, zegt Jip. Melk! Ik heb al een hele beker op. Kijk eens, zegt Janneke. Ik heb al een kado gehad. En ze laat het zien. Het is een strijkenplank. En een strijkijzer. Voor de kleertjes van Poppejans. Poppejans zit naast haar. Op de versierde stoel. En ze is ook blij. Van me krijg je ook kado, zegt Jip. Waar is het dan? vraagt Janneke. Jip krijgt een kleur. Het kado is weg. Toen hij van huis ging had hij het nog. Het was een groot pak. En nu is het weg. Ben je door de heg gekropen, Jip? vraagt de moeder van Janneke. Ja, ik ben door de heg gekropen. Ga dan eens kijken of het daar nog ligt. Jip holt de tuin in. En hij kijkt bij de heg. Ja hoor. Daar ligt het pak nog. En Jip brengt het gauw mee. Alsjeblieft, zegt hij. Janneke maakt het open. Het is een reiswieg. Met een baby-pop erin. O, wat mooi. Janneke is er zo blij mee. Die breng ik elke dag mee, zegt ze. Als ik naar jou toe ga. En dan doet ze de baby in het bad. En Jip mag helpen.
Jip snijdt zich (Йип порезался)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
130
131
Ga je mee (пойдешь со мной)? Ik ga in de tuin spelen (я пойду в сад играть), zegt Jip. Nee, zegt Janneke. Ik moet appels schillen (мне надо яблоки чистить: «я должна»). Een hele emmer vol appels (целое ведро яблок: «полное яблок»). Voor de appelmoes (для яблочного мусса, пюре). Ik ga ook appels schillen (я буду: «пойду» тоже яблоки чистить), zegt Jip. Ik heb maar één mes (у меня только один нож: «я имею»), zegt Janneke. Dan ga ik eerst een mes halen (тогда я сначала пойду нож возьму). Jip gaat naar huis (идет домой) en haalt een mes (и приносит нож). Uit de keuken (из кухни). En hij holt met het mes naar Janneke (и он мчится с ножом к Яннеке). Nu gaat hij appels schillen (сейчас он будет яблоки чистить). Kijk (смотри), zegt Janneke. Ik maak hele lange kronkelschillen (я делаю такую: «целую» длинную вьющуюся шкурку: maken; heel целый; очень, весьма). Dat is erg moeilijk (это очень трудно). Maar ik kan het al (но я уже умею, но у меня все же получается: kunnen мочь, уметь). Jip probeert het ook (пробует тоже: proberen). Hij krijgt er een kleur van (он покраснел от этого: «получил, приобрел цвет»). Maar de schil breekt af (но шкурка обрывается: afbreken). Zo moet je doen (так должен ты делать), zegt Janneke. Kijk zo (смотри, как). Jip doet het zo (делает так). Maar… Q! Jee! Au! Daar snijdt hij in zijn duim (режет он /в/ свой большой палец)! Er komt bloed uit (появляется: «выходит» кровь: uitkomen). Wat een schrik (как страшно: «какой испуг»)! Jip staat met zijn duim naar boven (поднимает большой палец вверх) en kijkt zo angstig (и смотрит так испуганно). Moeder! roept Janneke. Daar komt moeder aanhollen (тогда прибегает мама). Wat is er (что это, что случилось)? roept ze, maar ze ziet het al (но уже видит).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
131
132
Wacht (подожди: wachten), zegt ze. Ik zal de duim verbinden (я /твой/ большой палец забинтую). Ik heb er een mooi lapje voor (у меня хорошая тряпочка для /этого/). Kom maar mee (пойдем со мной). Doet het pijn (тебе больно)? Ja, zegt Jip. Maar ik huil niet (да, но я не плачу). Nee, Jip is heel dapper en hij huilt niet (нет, Йип очень мужественный и он не плачет). Hij krijgt een lap om de duim (ему перевязывают тряпочкой палец: «он получает тряпочку вокруг пальца») en Janneke staat er bij tе kijken (и Яннеке стоит рядом и смотрит). Hij wou appels schillen (он хотел яблоки чистить), zegt ze tegen moeder (говорит она маме). En toen is hij een mes gaan halen (и тогда пошел и взял нож). Ja, dat zie ik (да, я вижу), zegt Jannekes moeder. Maar dat mes is ook zo scherp (но тот нож такой острый). Veel te scherp (слишком острый). Voortaan moet je het eerst vragen (в следующий раз ты сначала спроси: «ты должен спросить»: voortaan впредь, отныне), hoor Jip, als je een mes wil hebben (если ты захочешь нож взять: «иметь»). En nu, weet je wat (а теперь, знаешь что), Janneke mag schillen (Яннеке можно чистить). En Jip mag eten (а Йипу можно есть). Omdat Jip gewond is (потому что Йип раненый) mag hij appeltjes eten (ему можно яблоки есть). Dat is natuurlijk fijn (это, конечно, здорово). Want eten is niet moeilijk (потому что есть не трудно). Schillen wel (не то, что чистить: «/а/ чистить да»).
Jip snijdt zich
Ga je mee? Ik ga in de tuin spelen, zegt Jip. Nee, zegt Janneke. Ik moet appels schillen. Een hele emmer vol appels. Voor de appelmoes. Ik ga ook appels schillen, zegt Jip. Ik heb maar één mes, zegt Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
132
133
Dan ga ik eerst een mes halen. Jip gaat naar huis en haalt een mes. Uit de keuken. En hij holt met het mes naar Janneke. Nu gaat hij appels schillen. Kijk, zegt Janneke. Ik maak hele lange kronkelschillen. Dat is erg moeilijk. Maar ik kan het al. Jip probeert het ook. Hij krijgt er een kleur van. Maar de schil breekt af. Zo moet je doen, zegt Janneke. Kijk zo. Jip doet het zo. Maar… Q! Jee! Au! Daar snijdt hij in zijn duim! Er komt bloed uit. Wat een schrik! Jip staat met zijn duim naar boven en kijkt zo angstig. Moeder! roept Janneke. Daar komt moeder aanhollen. Wat is er? roept ze, maar ze ziet het al. Wacht, zegt ze. Ik zal de duim verbinden. Ik heb er een mooi lapje voor. Kom maar mee. Doet het pijn? Ja, zegt Jip. Maar ik huil niet. Nee, Jip is heel dapper en hij huilt niet. Hij krijgt een lap om de duim en Janneke staat er bij tе kijken. Hij wou appels schillen, zegt ze tegen moeder. En toen is hij een mes gaan halen. Ja, dat zie ik, zegt Jannekes moeder. Maar dat mes is ook zo scherp. Veel te scherp. Voortaan moet je het eerst vragen, hoor Jip, als je een mes wil hebben. En nu, weet je wat, Janneke mag schillen. En Jip mag eten. Omdat Jip gewond is mag hij appeltjes eten. Dat is natuurlijk fijn. Want eten is niet moeilijk. Schillen wel.
Het vriest (морозно: «морозит»: vriezen)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
133
134
Jip wordt wakker (просыпается: wakker worden проснуться: «стать бодрствующим»). En Jip kijkt naar buiten (и он смотрит на улицу: «наружу»). O, o, alles is wit (всё белое). “Sneeuw (снег)!” roept Jip (кричит). Nee, zegt moeder. Het is geen sneeuw (это не снег). Het heeft gevroren (/всё/ замерзло). Het gras is wit van de vorst (трава белая от мороза). Ik wil naar buiten (я хочу на улицу), zegt Jip. Eerst je boterham (сначала твой бутерброд), zegt moeder. Jip eet zijn boterham (ест свой бутерброд). Daar komt Janneke al aan (тут приходит Яннеке уже: aankomen приходить). Ze heeft een wollen muts op (на ней шерстяная шапка /надета сверху/). En wollen wantjes (и шерстяные рукавички). En een dikke sjaal (и толстый шарф). En een broek aan (и брюки: op и aan все это значит: «на /ней/»). Ga je mee (пойдем со мной), Jip, zegt Janneke. Het heeft gevroren (/все/ замерзло: vriezen-vroor-gevroren). Ja, zegt Jip. Ik ben klaar met eten (я уже поел: «я готов с едой»). Ik ga mee. En Jip wordt ook dik aangekleed (и Йипа тоже тепло: «толсто» одевают: «становится одетым»). En Jip gaat mee naar buiten (идет вместе /с ней/ на улицу). Het is zo mooi (так красиво). Alles is wit (все белое). De takjes van de bomen zijn wit (веточки деревьев белые: tak ветка). En het gras (и трава). En de heg (и изгородь). Je kunt er met je vinger op schrijven (можно: «ты можешь» там пальцем писать). Nu zijn ze bij het slootje (теперь они /пришли/ к канаве: «они у канавы»). Er ligt ijs op het slootje (там лежит лед «на канаве, над канавой»). Maar het ijs is nog erg dun (но лед еще слишком тонкий). Durf jij erop (ты не боишься на него /встать/: durven осмелиться, решиться, отважиться)? vraagt Janneke. Nee, zegt Jip. Het is gevaarlijk (это опасно). Het mag ook niet (это и нельзя тоже). Zou ie er doorheen zakken (можно провалиться, провалишься насквозь: doorheen насквозь, zakken опуститься)? vraagt Janneke. Ik denk het wel (я думаю, что да), zegt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
134
135
Durft Takkie erop (решится Такки /встать/ на него)? Die is zo klein (он такой маленький). Die zakt er niet door (он не провалится). Ga op het ijs (иди на лед), Takkie, zegt Jip. Maar Takkie durft niet (боится: «не осмеливается»). Hij blijft aan de kant (он остается на краю). Toe dan (ну давай), roept Janneke. En ze gooit een steentje op het ijs (и он бросает камушек на лед: gooien). Maar Takkie gaat het steentje niet halen (не идет взять камушек). Hij is bang (он боится). Hij wil niet op het ijs (он не хочет на лед). Hier (сюда), Tak, zegt Jip. Deze grote steen moet je halen (этот большой камень ты должен взять). En hij gooit een grote steen op het ijs (и он бросает большой камень на лед). Krak, zegt het ijs. En het is kapot (и он сломался). Er zit een mooie ster in («сидит» = появилась красивая звезда в /нем/). Zie je wel (вот видишь), je kunt nog niet op het ijs (ты еще не можешь на лед). En Jip en Janneke gaan naar binnen (идут домой: «внутрь»). Want het waait (потому что /ветер/ дует: waaien). En het is koud (и холодно). En Takkie bibbert van de kou (дрожит от холода: bibberen). Maar Takkie heeft ook geen muts op (но у Такки нет шапки). En geen sjaal om (и шарфа). En geen broek aan (и брюк: op /сверху/, om /вокруг/, aan /на (теле)/ на нем /надеты/).
Het vriest
Jip wordt wakker. En Jip kijkt naar buiten. O, o, alles is wit. “Sneeuw!” roept Jip. Nee, zegt moeder. Het is geen sneeuw. Het heeft gevroren. Het gras is wit van de vorst. Ik wil naar buiten, zegt Jip. Eerst je boterham, zegt moeder. Jip eet zijn boterham. Daar komt Janneke al aan. Ze heeft een wollen muts op. En wollen wantjes. En een dikke sjaal. En een broek aan. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
135
136
Ga je mee, Jip, zegt Janneke. Het heeft gevroren. Ja, zegt Jip. Ik ben klaar met eten. Ik ga mee. En Jip wordt ook dik aangekleed. En Jip gaat mee naar buiten. Het is zo mooi. Alles is wit. De takjes van de bomen zijn wit. En het gras. En de heg. En het hekje. Je kunt er met je vinger op schrijven. Nu zijn ze bij het slootje. Er ligt ijs op het slootje. Maar het ijs is nog erg dun. Durf jij erop? vraagt Janneke. Nee, zegt Jip. Het is gevaarlijk. Het mag ook niet. Zou ie er doorheen zakken? vraagt Janneke. Ik denk het wel, zegt Jip. Durft Takkie erop? Die is zo klein. Die zakt er niet door. Ga op het ijs, Takkie, zegt Jip. Maar Takkie durft niet. Hij blijft aan de kant. Toe dan, roept Janneke. En ze gooit een steentje op het ijs. Maar Takkie gaat het steentje niet halen. Hij is bang. Hij wil niet op het ijs. Hier, Tak, zegt Jip. Deze grote steen moet je halen. En hij gooit een grote steen op het ijs. Krak, zegt het ijs. En het is kapot. Er zit een mooie ster in. Zie je wel, je kunt nog niet op het ijs. En Jip en Janneke gaan naar binnen. Want het waait. En het is koud. En Takkie bibbert van de kou. Maar Takkie heeft ook geen muts op. En geen sjaal om. En geen broek aan.
Warm brood (Теплый хлеб)
Ik ga opendoen (я пойду открою), roept Jip (кричит). Nee ik (нет, я)! roept Janneke.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
136
137
Ze hollen allebei door de gang (они несутся оба по коридору). Jip is er het eerst (/прибежал/ первый: er там, туда). Hij doet de deur open (он открывает дверь: opendoen). Het is de bakker (это булочник). Zo jongelui (молодежь, молодые люди), zegt hij. Dag bakker (здравствуйте, булочник), zegt Jip. Dag bakker, zegt Janneke. Wat zal het wezen (что вы хотите /купить/: «что это должно быть» = что изволите)? vraagt de bakker. Even vragen (сейчас спрошу), zegt Jip. En hij roept: Moeder! Maar moeder geeft geen antwoord (но мама не отвечает: «не дает ответа»). Moeder is boven op zolder (мама наверху, на чердаке). Wat moet ik nu nemen (что же мне взять: «что я должен»)? vraagt Jip. Neem maar een halfje wit (возьми половинку белого) en een halfje bruin (и половинку черного: «коричневого»), zegt Janneke. Dat is vast goed (это, конечно, наверняка, хорошо: vast крепкий, прочный). Dat doet mijn moeder ook (так моя мама делает тоже). Een halfje wit en een halfje bruin, zegt Jip. Goed hoor (хорошо), zegt de bakker. Daaaag. Tot morgen (до завтра). Tot morgen, zeggen (говорят) Jip en Janneke. Leg het brood maar in de keuken (положи хлеб на кухне), zegt Janneke. Nee, zegt Jip. Ik ga het aan mijn moeder laten zien (я его пойду моей маме покажу). Hij pakt allebei de broden (он берет оба хлеба) onder zijn arm (под мышку: «под свою руку»). En hij klimt de zoldertrap op (и он поднимается по чердачной лестнице: opklimmen влезть, взобраться). Moeder! roept hij. Maar moeder is niet op zolder (но мамы нет на чердаке). En ook niet in de kamer (и тоже нет в комнате). En ook niet in de keuken. Jip zoekt overal (ищет везде). En Janneke draaft achter hem aan (бежит сзади него: draven бежать рысью; идти торопливым шагом). In het kolenhoek misschien (в угольном чулане, может быть: kool /каменный/ уголь + hoek угол), zegt ze.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
137
138
Jip doet het kolenhoek open (открывает угольный чулан). Maar hij doet het zo haastig (но он делает это так поспешно). En hij struikelt over de drempel (спотыкается о порог). Daar ligt Jip (/и/ там лежит Йип). Op zijn neus (носом вниз: «на носу»). En het halfje wit ligt in de kolen (и половинка белого лежит в угле). O, o, wat vies (какая грязь). Het brood is helemaal zwart (хлеб /стал/ совсем черным). Laten we het afwassen (давай мы его вымоем), zegt Janneke. onder de kraan (под краном). Ze houden het brood onder de kraan (они держат хлеб под краном). Het zwart gaat er wel af (черное /действительно/ уходит: afgaan отходить, сойти). Maar het brood wordt heet nat (но хлеб стал совсем мокрым). Wat doen jullie weer (что вы делаете опять)? vraagt moeder. Ze is er ineens (она появилась вдруг). Ze komt uit de tuin (она приходит из сада). Wat doen jullie daar (там)? vraagt ze. Het brood onder de kraan (хлеб под краном)? Jip vertelt het allemaal (рассказывает всё). En Janneke zegt: Ja, en Jip kan het niet helpen (да, и Йип ничего не мог поделать: «не может этому помочь»). Hij zocht naar u (он искал вас) toen viel hij in het kolenhoek (и тогда упал в угольный чулан). Nou, zegt moeder. Het is weer fraai, hoor (ну и дела; ничего себе: «опять красиво, изящно, мило»: dat is fraai! это мило /ирон./). Maar weet je wat (но знаете что)? We zullen vanmiddag het brood in de oven leggen (мы сегодня днем хлеб в духовку положим). Dan wordt het weer droog (тогда будет он опять сухим). En ‘s middags eten ze warm brood (и днем будем мы есть теплый хлеб). Uit de oven (из духовки). Lekker is dat brood (/какой/ вкусный этот хлеб), zegt vader. Zo warm (такой теплый). Dat moet je nog een doen. Moeder lacht (смеется). En Jip lacht ook. Maar ze vertellen lekker niet aan vader (но они лучше не расскажут папе), waarom ze lachen (почему они смеются).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
138
139
Warm brood
Ik ga opendoen, roept Jip. Nee ik! roept Janneke. Ze hollen allebei door de gang. Jip is er het eerst. Hij doet de deur open. Het is de bakker. Zo jongelui, zegt hij. Dag bakker, zegt Jip. Dag bakker, zegt Janneke. Wat zal het wezen? vraagt de bakker. Even vragen, zegt Jip. En hij roept: Moeder! Maar moeder geeft geen antwoord. Moeder is boven op zolder. Wat moet ik nu nemen? vraagt Jip. Neem maar een halfje wit en een halfje bruin, zegt Janneke. Dat is vast goed. Dat doet mijn moeder ook. Een halfje wit en een halfje bruin, zegt Jip. Goed hoor, zegt de bakker. Daaaag. Tot morgen. Tot morgen, zeggen Jip en Janneke. Leg het brood maar in de keuken, zegt Janneke. Nee, zegt Jip. Ik ga het aan mijn moeder laten zien. Hij pakt allebei de broden onder zijn arm. En hij klimt de zoldertrap op. Moeder! roept hij. Maar moeder is niet op zolder. En ook niet in de kamer. En ook niet in de keuken. Jip zoekt overal. En Janneke draaft achter hem aan. In het kolenhoek misschien, zegt ze. Jip doet het kolenhoek open. Maar hij doet het zo haastig. En hij struikelt over de drempel. Daar ligt Jip. Op zijn neus. En het halfje wit ligt in de kolen. O, o, wat vies. Het brood is helemaal zwart. Laten we het afwassen, zegt Janneke. onder de kraan. Ze houden het brood onder de kraan. Het zwart gaat er wel af. Maar het brood wordt heet nat. Wat doen jullie weer? vraagt moeder. Ze is er ineens. Ze komt uit de tuin. Wat doen jullie daar? vraagt ze. Het brood onder de kraan? Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
139
140
Jip vertelt het allemaal. En Janneke zegt: Ja, en Jip kan het niet helpen. Hij zocht naar u toen viel hij in het kolenhoek. Nou, zegt moeder. Het is weer fraai, hoor. Maar weet je wat? We zullen vanmiddag het brood in de oven leggen. Dan wordt het weer droog. En ‘s middags eten ze warm brood. Uit de oven. Lekker is dat brood, zegt vader. Zo warm. Dat moet je nog een doen. Moeder lacht. En Jip lacht ook. Maar ze vertellen lekker niet aan vader, waarom ze lachen.
Ba, vies (Фу, грязь) Jip moet een boodschappen doen (Йип должен идти за покупками: «покупки делать»). En Janneke gaat mee. Wat moet je halen (что должен ты купить: «достать, принести»)? vraagt Janneke. -
Een half pond basterdsuiker (полфунта сахара: bаsterdsuiker спец. темный сахар), zegt Jip. En een half pond meel (и полфунта муки). Voor de appeltaart (для яблочного торта).
Heb je geen mandje om het in te doen (у тебя нет корзинки, чтобы это туда положить: mand корзина)? vraagt Janneke. Nee, zegt Jip. Het gaat zo wel (и так хорошо). Dag kinders (здравствуйте, дети), zegt de kruidenier (бакалейщик). wat zal het wezen (что вы хотите: «что должно это быть»)? Een half pond basterdsuiker en een half pond meel, zegt Jip. De kruidenier weegt het netjes af (взвешивает аккуратно: afwegen взвешивать). En Jip krijgt twee zakken (и Йип получает два пакета: zak мешок). Daar gaan ze weer (идут они опять).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
140
141
Laat het niet vallen (не урони это: laten vallen уронить, «дать упасть»), Jip, zegt Janneke. Ik laat nooit iets vallen (я никогда ничего не роняю), zegt Jip. En hij gaat harder lopen (и он пошел быстрее: hardlopen быстро идти, бежать). O kijk, de brug is open (смотри, мост раскрыт). Jip en Janneke gaan even kijken (идут посмотреть). Want er komt een schip doorheen (потому что сквозь него = через него проходит корабль). Jip zet de zakjes boven op het hek (ставит пакеты на парапет: hek решетка, штакетник). Boem, de brug is weer dicht (бум и мост опять закрыт). En Jip pakt de zakjes weer op (берет пакетики опять: oppakken поднять, собрать, схватить). Maar o jee, er is een gaatje in de ene zak (там есть дырочка в одном мешке: gaat дырка). De suiker loopt eruit (сахар высыпается наружу). Jip houdt zijn handje voor het gat (держит руку перед дыркой = закрывает дырку: houden). Maar hij scheurt het per ongeluk nog verder open (но он разрывает нечаянно еще больше: scheuren). O kijk toch, al de suiker valt uit de zak (весь сахар выпадает из мешка: uitvallen). Oei, zegt Janneke. Een heel bergje suiker op straat (целая горка сахара на дороге, «на улице»: berg гора). Laten we het er weer in doen (давай мы ее опять внутрь положим). Maar dat kan niet (но это невозможно). De zak is kapot (мешок разорван). Ik stop het in mijn broekzak (я положу его /сахар/ в мой карман брюк), zegt Jip. Met zijn handjes pakt hij de suiker van de straat (руками собирает он сахар с дороги). En Janneke doet het ook (делает это тоже). En ze stoppen hun zakken vol met suiker (они наполняют их мешки сахаром). Als ze thuiskomen zegt moeder (когда они приходят домой, мама говорит): En (ну, ну и)? Jip graait in zijn broekzak (роется в кармане: graaien). Hier (здесь = вот), zegt hij. En hij legt een handvol suiker op tafel (и он кладет пригоршню сахара на стол: leggen класть, положить).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
141
142
En dit (и это), zegt Janneke. En ze grijpt ook wat suiker uit haar zak (и она вынимает тоже сахар из своего кармана: grijpen хватать). O, o, zegt moeder. Ik dacht het al (я так и знала: «я думала так уже»: denken). Zonder mandje boodschappen doen (без корзинки идти за покупками)! En de suiker is zo vies (и сахар такой грязный), Jip. Daar bak ik geen taart van (я не испеку торт из этого: bakken; daarvan из того). Ga maar gauw weer terug (иди-ка быстро назад). En dan gaan Jip en Janneke weer naar de kruidenier (идут снова к бакалейщику). En nu nemen ze een mandje mee (и теперь берут корзинку с собой).
Ba, vies
Jip moet een boodschappen doen. En Janneke gaat mee. Wat moet je halen? vraagt Janneke. Een half pond basterdsuiker, zegt Jip. En een half pond meel. Voor de appeltaart. Heb je geen mandje om het in te doen? vraagt Janneke. Nee, zegt Jip. Het gaat zo wel. Dag kinders, zegt de kruidenier. Wat zal het wezen? Een half pond basterdsuiker en een half pond meel, zegt Jip. De kruidenier weegt het netjes af. En Jip krijgt twee zakken. Daar gaan ze weer. Laat het niet vallen, Jip, zegt Janneke. Ik laat nooit iets vallen, zegt Jip. En hij gaat harder lopen. O kijk, de brug is open. Jip en Janneke gaan even kijken. Want er komt een schip doorheen. Jip zet de zakjes boven op het hek. Boem, de brug is weer dicht. En Jip pakt de zakjes weer op. Maar o jee, er is een gaatje in de ene zak. De suiker loopt eruit. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
142
143
Jip houdt zijn handje voor het gat. Maar hij scheurt het per ongeluk nog verder open. O kijk toch, al de suiker valt uit de zak. Oei, zegt Janneke. Een heel bergje suiker op straat. Laten we het er weer in doen. Maar dat kan niet. De zak is kapot. Ik stop het in mijn broekzak, zegt Jip. Met zijn handjes pakt hij de suiker van de straat. En Janneke doet het ook. En ze stoppen hun zakken vol met suiker. Als ze thuiskomen zegt moeder: En? Jip graait in zijn broekzak. Hier, zegt hij. En hij legt een handvol suiker op tafel. En dit, zegt Janneke. En ze grijpt ook wat suiker uit haar zak. O, o, zegt moeder. Ik dacht het al. Zonder mandje boodschappen doen! En de suiker is zo vies, Jip. Daar bak ik geen taart van. Ga maar gauw weer terug. En dan gaan Jip en Janneke weer naar de kruidenier. En nu nemen ze een mandje mee.
Verdwaald (Заблудились)
Hoor (слышишь), zegt Jip. De koekoek (кукушка). Ze staan samen in de tuin (они стоят вместе в саду). Jip en Janneke. En ze horen het zo duidelijk (и они слышат так ясно): Koekoek… koekoek…koekoek… Hij zit daar (она: «он» сидит там), zegt Janneke. Daar in die boom (там, в том дереве). Ze gaan heel zachtjes (они идут очень тихо: zachtjes мягко; тихо) naar de appelboom (к яблоне). Rrrr… hij vliegt weg (она улетает /прочь/). Het was ‘m niet eens (это даже была не она: ‘m = hem его, ему; niet eens даже не), zegt Jip. Ga je mee zoeken (пойдешь со мной искать: meegaan идти вместе)? Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
143
144
Jip en Janneke gaan het hekje uit (выходят за забор: uitgaan выйти). Ze lopen over het bruggetje (они идут через мостик: brug). Ze gaan de wei in (они идут в поле). Maar als ze bij de grote lindeboom komen (но когда они до большой липы дoходят: bijkomen), dan is de koekoek weer verder (тогда кукушка /слышна/ опять дальше). Veel verder (много дальше). Ze lopen maar door (но они идут дальше). Nu komen ze weer tussen huizen (теперь приходят они к домам: «между домами»). Daar is de koekoek vast niet (там уж кукушки конечно нет). Maar daar in het bosje (а там, в лесочке)? Nee, weer mis (нет, опять нету: mis промах). Eindelijk zegt Janneke (наконец говорит Яннеке): Ik weet niet meer waar we zijn (я не знаю больше, где мы). Jip en Janneke kijken om zich heen (смотрят вокруг: omheen) . Hier zijn ze nog nooit geweest (здесь они никогда еще не были: is-was-geweest). Ze zijn de koekoek opeens vergeten (они кукушку сразу забыли). Hoe moeten we nou thuis komen (как мы теперь домой придем)? zegt Janneke. Ik weet niet meer (я больше не знаю = забыл), zegt Jip. Die kant uit (в эту сторону)? Nee, die andere kant (нет, в другую), zegt Janneke. Daar staan ze nou (там стоят они теперь). Twee kleine kindertjes (двое маленьких деток). En helemaal verdwaald (совсем потерявшиеся: verdwalen заблудиться, сбиться с пути). Daar is een wegje (там дорожка: weg), zegt Jip. Laten we daar maar gaan staan (давай мы там встанем). Nu staan ze aan de kant van de weg (теперь стоят они у края дороги). Maar het is zo’n stil wegje (но это такая тихая дорожка). Er komen niemand voorbij (никто не идет, не проходит мимо). Een paard (лошадь)! Een paard en wagen (лошадь и повозка). En jawel (и да!), daar komt de vrachtrijder aan (тут подъезжает возчик: aankomen прибывать; vracht груз; rijden ехать верхом, скакать) . Ze kennen hem wel (они /же/ его знают), het is Jan (это Ян). Hee, zegt Jan. Wat doen jullie hier (что вы тут делаете)? We weten de weg niet meer (мы не помним дорогу: «больше не знаем»), zegt Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
144
145
Kom maar mee (пойдем со мной), zegt Jan. En hij tilt ze allebei op de bok (и он поднимает их обоих на кóзлы: tillen). Daar zitten ze (там сидят они). En het is heerlijk (и это чудесно). Het gaat lekker langzaam (/все/ идет медленно: lekker подчеркивает, что это приятно, хорошо), want Jan moet overal nog pakjes rondbrengen (потому что Ян должен еще всюду пакеты развозить: pak пакет). Ik breng jullie wel thuis (я привезу-таки вас домой), zegt hij. En hij zet ze vlak voor huis af (и он высаживает их недалеко от дома: afzetten). Daar zijn ze (вот они: «там»)! roept Jips moeder (кричит мама Йипа: roepen). Daar zijn ze, roept Jannekes moeder. Waar hebben jullie gezeten (где вы были: «сидели»: zitten-zat-gezeten)? O, o, we waren zo bang (мы так боялись)! We hebben de koekoek gezocht (мы кукушку искали), zegt Jip. Ja, zegt Janneke. Maar hij was nergens (но ее «его» нигде не было). En toen waren we verdwaald (и тогда мы заблудились). Maar allebei de moeders zijn boos (но обе мамы сердиты). Echt boos (очень сердиты: echt настоящий, подлинный; по-настоящему). Totdat Jan zegt (пока Ян /не/ говорит): Kom, kom, ze zijn toch weer (ладно, ладно, они все же опять /дома/)! Dan krijgt Jan een kop koffie (тогда получает Ян чашку кофе) en Jip en Janneke ieder een grote beker melk (каждый по большой кружке молока).
Verdwaald
Hoor, zegt Jip. De koekoek. Ze staan samen in de tuin. Jip en Janneke. En ze horen het zo duidelijk: Koekoek… koekoek…koekoek… Hij zit daar, zegt Janneke. Daar in die boom. Ze gaan heel zachtjes naar de appelboom. Rrrr… hij vliegt weg. Het was ‘m niet eens, zegt Jip. Ga je mee zoeken?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
145
146
Jip en Janneke gaan het hekje uit. Ze lopen over het bruggetje. Ze gaan de wei in. Maar als ze bij de grote lindeboom komen, dan is de koekoek weer verder. Veel verder. Ze lopen maar door. Nu komen ze weer tussen huizen. Daar is de koekoek vast niet. Maar daar in het bosje? Nee, weer mis. Eindelijk zegt Janneke: Ik weet niet meer waar we zijn. Jip en Janneke kijken om zich heen. Hier zijn ze nog nooit geweest. Ze zijn de koekoek opeens vergeten. Hoe moeten we nou thuis komen? zegt Janneke. Ik weet niet meer, zegt Jip. Die kant uit? Nee, die andere kant, zegt Janneke. Daar staan ze nou. Twee kleine kindertjes. En helemaal verdwaald. Daar is een wegje, zegt Jip. Laten we daar maar gaan staan. Nu staan ze aan de kant van de weg. Maar het is zo’n stil wegje. Er komen niemand voorbij. Een paard! Een paard en wagen. En jawel, daar komt de vrachtrijder aan. Ze kennen hem wel, het is Jan. Hee, zegt Jan. Wat doen jullie hier? We weten de weg niet meer, zegt Janneke. Kom maar mee, zegt Jan. En hij tilt ze allebei op de bok. Daar zitten ze. En het is heerlijk. Het gaat lekker langzaam, want Jan moet overal nog pakjes rondbrengen. Ik breng jullie wel thuis, zegt hij. En hij zet ze vlak voor huis af. Daar zijn ze! roept Jips moeder. Daar zijn ze, roept Jannekes moeder. Waar hebben jullie gezeten? O, o, we waren zo bang! We hebben de koekoek gezocht, zegt Jip. Ja, zegt Janneke. Maar hij was nergens. En toen waren we verdwaald. Maar allebei de moeders zijn boos. Echt boos. Totdat Jan zegt: Kom, kom, ze zijn toch weer! Dan krijgt Jan een kop koffie en Jip en Janneke ieder een grote beker melk.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
146
147
Verven (Красить, покраска) De schilder is er (маляр здесь). Hij verft (он красит). Hij verft de ramen van Jips kamertje (он красит окна в комнатке Йипа). Jip en Janneke staan te kijken (стоят и смотрят: «стоят смотреть»). En ze willen ook zo graag eens schilderen (и они тоже очень: «так охотно» хотят «разок» покрасить). Mogen wij ook eens (можно нам тоже)? vragen ze. Nee hoor (ну нет), zegt de schilder. Dat mag niet (этого нельзя). Dan maak je je vuil (тода вы испачкаетесь: «сделаете себя грязными»). Dat is heel jammer (это очень жаль). Want het gaat zo lekker (потому что все идет так интересно, увлекательно: lekker вкусный, аппетитный), het kozijn van het raam (оконная рама: kozijn оконная /дверная/ коробка) wordt mooi blauw (становится красивого голубого цвета). En de deur wordt ook mooi blauw (и дверь тоже). En Jip en Janneke kijken maar (только смотрят). En dan gaat de schilder weg (и потом уходит маляр «прочь»). Maar hij laat de pot met verf staan (но он оставляет банку с краской стоять). En er liggen twee kwasten (и там лежат две кисти). Zullen we eventjes verven (не покрасить ли нам немножно)? zegt Jip. Het mag niet (это нельзя), zegt Janneke. Еventjes maar (только немножко), zegt Jip. Maar dan horen ze iemand (но вдруг: «тогда» слышат они кого-то). Op de gang (в коридоре). En Jip schrikt (и Йип пугается: schrikken). Hij wil gauw de kwast wegleggen (он хочет быстро кисть отложить). Maar hij gooit de pot om (но он опрокидывает банку: omgooien). O, o, daar ligt de hele verfpot over de vloer (там лежит целая банка краски на полу: liggen). En de blauwe verf stroomt over de grond (и голубая краска течет по полу: stromen). O, o, Jip is zo geschrokken (Йип так испуган). En Janneke ook (тоже). En er wás niet eens iemand op de gang (и никого не было в коридоре). Het was enkel Takkie (это был только Такки). Die komt nu binnen (он вошел в комнату: «внутрь»), en hij kwispelt met zijn staartje (и он виляет хвостом: kwispelen). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
147
148
Weet je wat (знаешь что), zegt Jip. Ik zal de vloer netjes verven (я буду пол аккуратно красить). De pot is nu toch omgevallen (банка же теперь перевернулась: omvallen). Ik zal nu de hele vloer blauw verven (я буду теперь весь пол голубым /цветом/ красить). Ik zal helpen (я буду помогать), zegt Janneke. Het wordt heel mooi (/он/ становится очень красивым, это будет очень красиво). Het is een houten vloer (это деревянный пол). Met planken (из досок: «с досками»: plank). En Jip strijkt de verf netjes uit (размазывает краску аккуратно: uitstrijken). Kijk, zegt hij, het wordt prachtig (становится красиво). Janneke helpt (помогает). En ze vinden het fijn (и им нравится: «находят это приятным»). Maar dan kоmt Jips vader (но потом приходит папа Йипа). Hij kijkt even om de deur (он смотрит на дверь: kijken) en roept (и кричит): Wat is dat nou (что это такое)? We verven (мы красим), zegt Jip. We verven de vloer (мы красим пол), zegt Janneke. En ze kijken vader aan (и они смотрят на папу: aankijken). Ze zitten helemaal onder de verf (они все в краске: «они сидят совсем под краской»)! Ze zijn helemaal blauw (они совсем голубые). Allebei (оба). Vader is heel boos (папа очень сердит). Maat toch moet hij ineens lachen (но все же он не может удержаться от смеха: «вдруг должен засмеяться»). Ba, wat een viezeriken (фу, ну и грязнули), zegt hij. Wat een boeven (ну и негодяи: boef плут, мошенник, злодей). En ze moeten mee naar moeder (и они должны вместе /идти/ к маме). En Takkie loopt door de verf (и Такки идет по краске). Per ongeluk (случайно). Zijn pootjes zijn nu ook blauw (его лапки теперь тоже голубые). O, wat een stoute kinderen (о, что за непослушные дети). Ze moeten nu worden afgeboend (их надо теперь отчистить: «должны быть вычищены»: afboenen:). Met terpentijn (терпентином). En dan in het bad (и потом в ванну). En ze mogen niet meer (и им больше нельзя) naar de schilder kijken (на маляра смотреть). Dat heb je er nou van (вот вам за это), zegt moeder. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
148
149
Verven
De schilder is er. Hij verft. Hij verft de ramen van Jips kamertje. Jip en Janneke staan te kijken. En ze willen ook zo graag eens schilderen. Mogen wij ook eens? vragen ze. Nee hoor, zegt de schilder. Dat mag niet. Dan maak je je vuil. Dat is heel jammer. Want het gaat zo lekker, het kozijn van het raam wordt mooi blauw. En de deur wordt ook mooi blauw. En Jip en Janneke kijken maar. En dan gaat de schilder weg. Maar hij laat de pot met verf staan. En er liggen twee kwasten. Zullen we eventjes verven? zegt Jip. Het mag niet, zegt Janneke. Еventjes maar, zegt Jip. Maar dan horen ze iemand. Op de gang. En Jip schrikt. Hij wil gauw de kwast wegleggen. Maar hij gooit de pot om. O, o, daar ligt de hele verfpot over de vloer. En de blauwe verf stroomt over de grond. O, o, Jip is zo geschrokken. En Janneke ook. En er wás niet eens iemand op de gang. Het was enkel Takkie. Die komt nu binnen, en hij kwispelt met zijn staartje. Weet je wat, zegt Jip. Ik zal de vloer netjes verven. De pot is nu toch omgevallen. Ik zal nu de hele vloer blauw verven. Ik zal helpen, zegt Janneke. Het wordt heel mooi. Het is een houten vloer. Met planken. En Jip strijkt de verf netjes uit. Kijk, zegt hij, het wordt prachtig. Janneke helpt. En ze vinden het fijn. Maar dan kоmt Jips vader. Hij kijkt even om de deur en roept: Wat is dat nou? We verven, zegt Jip. We verven de vloer, zegt Janneke.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
149
150
En ze kijken vader aan. Ze zitten helemaal onder de verf. Ze zijn helemaal blauw. Allebei. Vader is heel boos. Maat toch moet hij ineens lachen. Ba, wat een viezeriken, zegt hij. Wat een boeven. En ze moeten mee naar moeder. En Takkie loopt door de verf. Per ongeluk. Zijn pootjes zijn nu ook blauw. O, wat een stoute kinderen. Ze moeten nu worden afgeboend. Met terpentijn. En dan in het bad. En ze mogen niet meer naar de schilder kijken. Dat heb je er nou van, zegt moeder.
Te veel poesjes (слишком много котят) Jip heeft het grijze poesje onder zijn arm (Йип берет серого котенка под мышку: «под руку»). En Janneke draagt het zwarte poesje (Яннеке тащит черную кошечку). Moeder heeft gezegd (мама сказала: zeggen-zei-gezegd): Nu moeten jullie samen (ну теперь вы должны вместе) de poesjes wegbrengen (котяток унести). Naar mevrouw Van Riet (к мефрау Ван Рит). Op de hoek, weet je wel (на углу, ты же знаешь)? Die wil ze allebei hebben (их обоих она хочет иметь = взять). Jip huilt een beetje (Йип плачет немножко). Hij vindt het zo zielig (ему так жалко: «он находит …») dat de poesjes weg moeten (что котятки должны уйти: «прочь»). Ze zijn zo lief (они такие милые). Ik denk dat Siepie erg verdriet heeft (я думаю, что Сиппи очень грустит: verdriet горе, скорбь; досада) als ze weg zijn (если их не будет: «когда они будут прочь»), zegt Jip. Ik denk het niet (я думаю, что нет), zegt moeder. Siepie heeft nog één kind over (у Сиппи остался еще один ребенок).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
150
151
Maar de twee kleine poesjes hebben verdriet (но два котеночка будут грустить), zegt Janneke. Als ze hun moeder niet meer zien (если, когда они маму больше не увидят), gaan ze huilen (станут они плакать). Nee, dat geloof ik niet (нет, не думаю: geloven верить, думать, полагать), zegt moeder. Ze hebben elkaar (их двое: «они имеют друг друга»). En ze zijn nu al groot (и они теперь уже большие). Ze kunnen best zonder hun moeder (они могут отлично без мамы). Ga nu maar (идите уж). Ik wil ze toch liever houden (я бы все-таки хотел их оставить: «держать»), zeurt Jip (ноет). Hoor eens (послушай), zegt moeder. We houden er nu één (мы оставили теперь одного). We kunnen geen vier katten houden (мы не можем четырех кошек держать). Dat is te veel (это слишком много). Als ze groot zijn (когда они большие /будут/), krijgen die jonkies (будут у этих малышей) ook weer jonkies (тоже опять малыши). En die jonkies ook weer jonkies (а у тех тоже опять малыши). En daаr gaat maar zo door (и так пойдет дальше). Dan krijgen we wel honderd katjes (тогда получим мы сто кошек), zegt Jip. Leuk (здóрово)! Ja, en die honderd katjes krijgen weer jonge katjes (да, те сто кошек принесут: “получат” еще маленьких кошек), zegt Janneke. En dan komen er miljoen (и тогда будет миллион)! Ga nu maar (идите теперь), zegt moeder. En doe de groeten aan mevrouw (и передайте привет мефрау). Daar gaan Jip en Janneke (идут туда). Met de poesjes (с котятками). Ze bellen aan bij mevrouw Van Riet (они звонят /в дверь/ мефрау Ван Рит). Zijn jullie daar (это вы там), zegt mevrouw. Ach, heb je daar de poesjes (ах, у тебя там котятки)? Wat lief (как мило). U moet erg aardig voor ze zijn (вы должны с ними доброй быть), roept Jip. Heel erg aardig (очень-очень доброй). Anders mag u ze niet hebben (иначе вы их не получите: «вам нельзя их иметь»). Hij kijkt een beetje boos (он смотрит немного сердито). O, ik zal heel lief voor ze zijn (я буду с ними очень милой), zegt mevrouw Van Riet. Kijk eens, wat een lekker mandje ik voor ze heb (смотри, какая у меня для них корзиночка есть). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
151
152
Ja, daar staat een heel mooi mandje (да, там стоит очень красивая корзиночка), met een kussentje (с подушечкой). En krijgen ze ook lekker eten (и будет у них тоже вкусная еда: «получат они»)? vraagt Janneke. Ja hoor, ik zal ze vis geven (я им дам рыбы). Daar zijn ze dol op (они обожают это: dol сумасшедший, безумный; dol op iets zijn быть без ума от чего-либо). Jip en Janneke krijgen ieder een koekje (получают каждый по печенью) . En ze laten de poesjes nu lopen, in de kamer (и они отпускают котят ходить по комнате). De poesjes blijven zitten (котята остаются сидеть), een beetje angstig (немного испуганные). Ze willen hier niet zijn (они не хотят здесь быть), zegt Jip. Ze willen naar huis (они хотят домой). Ja, zegt Janneke. Ze vinden het hier naar (им здесь не нравится: naar противно, отвратительно). We nemen ze weer mee (мы возьмем их обратно). Nee, zegt mevrouw Van Riet. Ze moeten alleen even wennen (они должны только привыкнуть). Kom morgen maar naar ze kijken (приходите завтра на них посмотреть). Dan zul je zien dat ze met elkaar spelen (тогда ты увидишь, что они вместе играют). Jip en Janneke gaan treurig naar huis (идут грустные домой). Daar zit Siep (там сидит Сип). Met haar kleine poesje Vlekkie (с ее маленьким котеночком Пятнышком). Siep is helemaal niet treurig (Сип совсем не грустная). Ze heeft niet eens gemerkt dat er twee kindertjes weg zijn (она совсем не заметила, что двух деток нет). Wat een domme moeder ben jij (что за глупая мама ты), zegt Jip. Je kan niet eens tellen (ты совсем не умеешь считать). En de volgende dag gaan ze gauw kijken (и на следующий день они торопятся: «идут быстро» посмотреть) naar de poesjes bij mevrouw Van Riet (на котят мефрау Ван Рит).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
152
153
Die hebben een ontzettend plezier samen (они имеют огромное удовольствие вместе: onzettend ужасный, потрясающий). Ze rennen achter elkaar aan (они бегают друг за другом), door de kamer (по комнате). Zie je wel dat ze het hier prettig vinden (вы же видите, что им здесь нравится: «находят приятным»: prettig приятный; милый, прелестный)? Ja, zeggen Jip en Janneke. En nu zijn ze gerust (и теперь они успокоились).
Te veel poesjes
Jip heeft het grijze poesje onder zijn arm. En Janneke draagt het zwarte poesje. Moeder heeft gezegd: Nu moeten jullie samen de poesjes wegbrengen. Naar mevrouw Van Riet. Op de hoek, weet je wel? Die wil ze allebei hebben. Jip huilt een beetje. Hij vindt het zo zielig dat de poesjes weg moeten. Ze zijn zo lief. Ik denk dat Siepie erg verdriet heeft als ze weg zijn, zegt Jip. Ik denk het niet, zegt moeder. Siepie heeft nog één kind over. Maar de twee kleine poesjes hebben verdriet, zegt Janneke. Als ze hun moeder niet meer zien, gaan ze huilen. Nee, dat geloof ik niet, zegt moeder. Ze hebben elkaar. En ze zijn nu al groot. Ze kunnen best zonder hun moeder. Ga nu maar. Ik wil ze toch liever houden, zeurt Jip. Hoor eens, zegt moeder. We houden er nu één. We kunnen geen vier katten houden. Dat is te veel. Als ze groot zijn, krijgen die jonkies ook weer jonkies. En die jonkies ook weer jonkies. En daаr gaat maar zo door. Dan krijgen we wel honderd katjes, zegt Jip. Leuk! Ja, en die honderd katjes krijgen weer jonge katjes, zegt Janneke. En dan komen er miljoen! Ga nu maar, zegt moeder. En doe de groeten aan mevrouw.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
153
154
Daar gaan Jip en Janneke. Met de poesjes. Ze bellen aan bij mevrouw Van Riet. Zijn jullie daar, zegt mevrouw. Ach, heb je daar de poesjes? Wat lief. U moet erg aardig voor ze zijn, roept Jip. Heel erg aardig. Anders mag u ze niet hebben. Hij kijkt een beetje boos. O, ik zal heel lief voor ze zijn, zegt mevrouw Van Riet. Kijk eens, wat een lekker mandje ik voor ze heb. Ja, daar staat een heel mooi mandje, met een kussentje. En krijgen ze ook lekker eten? vraagt Janneke. Ja hoor, ik zal ze vis geven. Daar zijn ze dol op. Jip en Janneke krijgen ieder een koekje. En ze laten de poesjes nu lopen, in de kamer. De poesjes blijven zitten, een beetje angstig. Ze willen hier niet zijn, zegt Jip. Ze willen naar huis. Ja, zegt Janneke. Ze vinden het hier naar. We nemen ze weer mee. Nee, zegt mevrouw Van Riet. Ze moeten alleen even wennen. Kom morgen maar naar ze kijken. Dan zul je zien dat ze met elkaar spelen. Jip en Janneke gaan treurig naar huis. Daar zit Siep. Met haar kleine poesje Vlekkie. Siep is helemaal niet treurig. Ze heeft niet eens gemerkt dat er twee kindertjes weg zijn. Wat een domme moeder ben jij, zegt Jip. Je kan niet eens tellen. En de volgende dag gaan ze gauw kijken naar de poesjes bij mevrouw Van Riet. Die hebben een ontzettend plezier samen. Ze rennen achter elkaar aan, door de kamer. Zie je wel dat ze het hier prettig vinden? Ja, zeggen Jip en Janneke. En nu zijn ze gerust.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
154
155
Een wolf die erg lacht (волк, который сильно смеется) Kijk, dit is de wolf (смотри, это волк), zegt Jip. En dit is Roodkapje (а это Красная Шапочка). Het staat allemaal in het boek (это стоит = написано все в книге: staan). Zullen we Roodkapje spelen (должны мы в Красную Шапочку играть = не сыграть ли нам…)? vraagt Janneke. Dan ben je de wolf (тогда ты будешь волком). Janneke zet haar rode regenkapje op (Яннеке надевает свою красную шапочку от дождя). Ze neemt moeders boodschappenmandje (она берет мамину продуктовую корзинку). Nu is ze precies Roodkapje (теперь она точно /как/ Красная Шапочка). Boe! roept Jip. Maar al roept hij nog zo hard Boe (но хотя он так громко кричит: Бу), hij is toch geen wolf (он все-таки не волк). Hij blijf Jip (он остается Йипом). Maar hij weet er wel wat op (но он знает. что надеть)! Hij neemt het bruine tafelkleed (он берет коричневую скатерть). Dat slaat hij om (и заворачивает /себя/: omslaan накинуть на). En hij loopt op handen en voeten (и он идет на четвереньках: «на руках и ногах»). Boe! roept hij. Nu is Jip echt een wolf (теперь Йип настоящий волк). Dag Roodkapje (здравствуй, Красная Шапочка), zegt wolf. Dag wolf (здравствуй, волк), zegt Roodkapje. Waar ga je naar toe (куда ты идешь)? vraagt de wolf. Ik ga naar mijn grootmoeder (я иду к моей бабушке), zegt Roodkapje. Zij is ziek (она больна). Ik ga haar een fles wijn brengen (я иду ей бутылку вина принести). En koek (печенье). En sigaren (и сигары). Nu moet de wolf zo vreselijk lachen (теперь волку ужасно смешно, не может удержаться от смеха: «должен так ужасно смеяться»). Hij rolt omver van het lachen (он катается, опрокидывается от смеха; покатился со смеху: rollen). Sigaren! roept hij. Sigaren voor jouw grootmoeder (сигары для бабушки)? Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
155
156
Maar Janneke is boos (но Яннеке сердита). Een wolf lacht niet (волки не смеются: «волк не смеется»), zegt ze. Dat hoort er helemaal niet bij (это совсем сюда не относится, не подходит: bijhoren не соответствовать). Goed (хорошо), zegt de wolf. Ik zal niet lachen (я не буду смеяться). Als jij nou bloemetjes gaat plukken (когда ты сейчас пойдешь цветочки рвать), Roodkapje, dan ga ik vast naar je grootmoeder (тогда я пойду точно к твоей бабушке). Dan eet ik haar op (тогда я ее съем: opeten). En dan ga ik in haar bed liggen (и потом пойду на кровати лежать = лягу). En dan kom jij (и потом придешь ты). Dat moet je niet zeggen (не говори так: «так ты не должен говорить»), roept Janneke. Dan is de aardigheid er af (тогда будет неинтересно: «вся прелесть пропадет»). Ik mag niet weten (я не желаю знать) dat jij alvast naar het huisje van grootmoeder gaat (что ты тем временем к дому бабушки идешь). O nee, zegt Jip, dat is waar (это правда). Dan doen we het over (тогда мы повторим, начнем с начала: overdoen повторить, переделать). Dag Roodkapje, waar ga je naar toe (куда ты идешь)? Ik ga naar grootmoeder, met wijn en met sigaren. En weer moet Jip zo verschrikkelijk hard lachen (и снова Йипу так ужасно смешно). En dan zegt Janneke (и тогда говорит Яннеке): Ik doe het niet meer (я больше не играю: «я больше этого не делаю»). En ze zet haar kapje af (и она снимает свою шапочку: afzetten). En Jip gooit het tafelkleed weg (и Йип сбрасывает скатерть: weggoоien отбросить, выбросить). En ze gaan maar liever naar het plaatje kijken (и они идут лучше картинки смотреть). Van Roodkapje en de wolf (про Красную Шапочку и волка).
Een wolf die erg lacht
Kijk, dit is de wolf, zegt Jip. En dit is Roodkapje. Het staat allemaal in het boek. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
156
157
Zullen we Roodkapje spelen? vraagt Janneke. Dan ben je de wolf. Janneke zet haar rode regenkapje op. Ze neemt moeders boodschappenmandje. Nu is ze precies Roodkapje. Boe! roept Jip. Maar al roept hij nog zo hard Boe, hij is toch geen wolf. Hij blijf Jip. Maar hij weet er wel wat op! Hij neemt het bruine tafelkleed. Dat slaat hij om. En hij loopt op handen en voeten. Boe! roept hij. Nu is Jip echt een wolf. Dag Roodkapje, zegt wolf. Dag wolf, zegt Roodkapje. Waar ga je naar toe? vraagt de wolf. Ik ga naar mijn grootmoeder, zegt Roodkapje. Zij is ziek. Ik ga haar een fles wijn brengen. En koek. En sigaren. Nu moet de wolf zo vreselijk lachen. Hij rolt omver van het lachen. Sigaren! roept hij. Sigaren voor jouw grootmoeder? Maar Janneke is boos. Een wolf lacht niet, zegt ze. Dat hoort er helemaal niet bij. Goed, zegt de wolf. Ik zal niet lachen. Als jij nou bloemetjes gaat plukken, Roodkapje, dan ga ik vast naar je grootmoeder. Dan eet ik haar op. En dan ga ik in haar bed liggen. En dan kom jij. Dat moet je niet zeggen, roept Janneke. Dan is de aardigheid er af. Ik mag niet weten dat jij alvast naar het huisje van grootmoeder gaat. O nee, zegt Jip, dat is waar. Dan doen we het over. Dag Roodkapje, waar ga je naar toe? Ik ga naar grootmoeder, met wijn en met sigaren. En weer moet Jip zo verschrikkelijk hard lachen. En dan zegt Janneke: Ik doe het niet meer. En ze zet haar kapje af. En Jip gooit het tafelkleed weg. En ze gaan maar liever naar het plaatje kijken. Van Roodkapje en de wolf.
Dierentuin (Зоопарк: dier зверь; tuin сад) Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
157
158
Hè wat zit je weer te knoeien met je pap (что ты сидишь опять и копаешься со своей кашей: zitten), Jip. Kijk eens naar Janneke (посмотри-ка на Яннеке)! Die doet het vlug (она делает это быстро)! Die knoeit niet (она не копается). Kijk maar, hap, hap, hap! Zo moet het (так должно быть), Jip. Ik lust geen pap (я не люблю кашу), zegt Jip. Altijd moet ik pap eten (всегда должен я кашу есть). Altijd pap (всегда каша). Ik vind pap vies (мне каша противна: «я нахожу…»). En Jip zwaait met zijn lepel (размахивает своей ложкой: zwaaien). Er vliegt een hele lik pap door de kamer (и летит целый шмат: «мазок» каши по комнате: vliegen). En moeder is boos (и мама сердита). En Janneke zegt: Jij bent vies (ты /сам/ противный)! En dan komt vader (и тут приходит папа). En vader neemt de lepel van Jip (берет ложку у Йипа: nemen). En hij zegt: Kijk, nu moeten alle dieren in hun hok (смотри, сейчас должны все звери /уйти/ в свою клетку). Dit is een olifant (это слон), Jip. En vader neemt een lepel pap (и папа берет ложку каши). Die moet in zijn hok (он должен в свою клетку). Open dat hok (открой клетку)! Jip doet zijn mond wijd open (широко открывает рот). En dit is een kameel (а это верблюд). Vooruit, kameel, in de hok (вперед, верблюд, в клетку). En dit is een nijlpaard (бегемот: «нильская лошадь»). Toe dan (давай же), nijlpaard! En het hokje gaat steeds open (и клетка все время открывается: opengaan). En de dieren gaan naar binnen (и звери идут в нее: «внутрь»). Achter elkaar (друг за другом: «за друг другом»). Het gaat zo fijn vlug (все идет весело /и/ быстро). En dit is een struisvogel (а это страус), zegt vader. Maar Jip houdt zijn mond dicht (но Йип не открывает рот: “держит рот закрытым”: houden). Wat is een struisvogel (что это: страус)? vraagt hij. Kijk, zegt vader. Ik zal hem voor je tekenen (я тебе его нарисую). Het is een hele grote vogel (это очень большая птица: groot). Met hele grote veren (с большими перьями: veer). En met hele lange poten (длинными ногами: poot). Zie je, dit is een struisvogel (видишь, это страус). En nu komt hij (теперь Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
158
159
приходит он). Hij wil in zijn hok (он хочет в свою клетку: willen)! Daar gaat het hok weer open (там клетка снова открывается: opengaan). En dan komt nog de beer (и туда приходит еще медведь). En dan komt nog de tijger (тигр). En de leeuw (лев). En wat komt er nu (и кто приходит сейчас)? vraagt Jip. Hij doet het hokje alweer wijd open (он опять широко открывает клетку). Nu komt er niets meer (больше никто не приходит), zegt vader. De dieren zijn er allemaal in (все звери уже там: «внутри»). Hè, zegt Jip, wat jammer (как жаль). En mijn pap was al lang op (а моя каша давно уже вся кончилась), zegt Janneke. Mijn mondje was geen hokje (мой ротик не был клеточкой). Nou, we hebben nog meer dieren in huis (ну, у нас еще есть звери в доме), zegt vader. Kijk maar (смотри-ка), een boterham voor Janneke (бутерброд для Яннеке). En een boterham voor Jip. Al de stukjes zijn weer beesten (все кусочки опять звери). Hier komt de aap (сюда приходит обезьяна), Janneke. En hier komt de kangoeroe (кенгуру), Jip. En hier komt een heel gewoon paard aan (сюда приходит обычная лошадь: aankomen приходить). Nou, zegt moeder. Jij kan toveren (ты можешь колдовать), vader! Morgen doen we weer dierentuintje (завтра мы сделаем опять зоосадик). En nu naar bed (а сейчас в кровать). Het is hoog tijd (уже давно пора: «высокое время»). Kijk maar, de klok kijkt boos (часы смотрят сердито). Heel boos (очень сердито). Jip en Janneke zien het (видят это). De klok kijkt heel boos.
Dierentuin
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
159
160
Hè wat zit je weer te knoeien met je pap, Jip. Kijk eens naar Janneke! Die doet het vlug! Die knoeit niet. Kijk maar, hap, hap, hap! Zo moet het, Jip. Ik lust geen pap, zegt Jip. Altijd moet ik pap eten. Altijd pap. Ik vind pap vies. En Jip zwaait met zijn lepel. Er vliegt een hele lik pap door de kamer. En moeder is boos. En Janneke zegt: Jij bent vies! En dan komt vader. En vader neemt de lepel van Jip. En hij zegt: Kijk, nu moeten alle dieren in hun hok. Dit is een olifant, Jip. En vader neemt een lepel pap. Die moet in zijn hok. Open dat hok! Jip doet zijn mond wijd open. En dit is een kameel. Vooruit, kameel, in de hok. En dit is een nijlpaard. Toe dan, nijlpaard! En het hokje gaat steeds open. En de dieren gaan naar binnen. Achter elkaar. Het gaat zo fijn vlug. En dit is een struisvogel, zegt vader. Maar Jip houdt zijn mond dicht. Wat is een struisvogel? vraagt hij. Kijk, zegt vader. Ik zal hem voor je tekenen.Het is een hele grote vogel. Met hele grote veren. En met hele lange poten. Zie je, dit is een struisvogel. En nu komt hij. Hij wil in zijn hok! Daar gaat het hok weer open. En dan komt nog de beer, En dan komt nog de tijger. En de leeuw. En wat komt er nu? vraagt Jip. Hij doet het hokje alweer wijd open. Nu komt er niets meer, zegt vader. De dieren zijn er allemaal in. Hè, zegt Jip, wat jammer. En mijn pap was al lang op, zegt Janneke. Mijn mondje was geen hokje. Nou, we hebben nog meer dieren in huis, zegt vader. Kijk maar, een boterham voor Janneke. En een boterham voor Jip. Al de stukjes zijn weer beesten. Hier komt de aap, Janneke. En hier komt de kangoeroe, Jip. En hier komt een heel gewoon paard aan. Nou, zegt moeder. Jij kan toveren, vader! Morgen doen we weer dierentuintje. En nu naar bed. Het is hoog tijd. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
160
161
Kijk maar, de klok kijkt boos. Heel boos. Jip en Janneke zien het. De klok kijkt heel boos.
Janneke is jarig en geeft een feestje (Яннеке празднует день рождения: «дает праздник»)
Even je haar kammen (ну-ка причешись: even равный, ровный; как раз; kam расческа, haar волосы), Jip, zegt moeder. Je gaat naar een partijtje (ты идешь на праздник: partij вечеринка)! Zo, nu ben je echt een heer (вот так, теперь ты настоящий господин). En Jip is de enige heer op het feest (Йип единственный господин на празднике). Verder zijn er twee vriendinnetjes (остальные две подружки). De kamer is zo mooi versierd (комната так красиво украшена: versieren). En er zijn lampions (там фонарики). En op tafel staat een grote taart met kaarsjes (и на столе стоит большой торт со свечками: kaars). Janneke heeft een nieuwe pop gekregen (получила новую куклу) en de meisjes gaan ermee spelen (и девочки с ней играют). Maar Jip heeft geen zin (но Йипу не хочется) om alweer met poppen te spelen (опять в куклы играть). Hij wil rovertje doen (он хочет в разбойники: rover). En dat willen de meisjes niet (но этого девочки не хотят). Nu wordt Jip vreselijk boos (ужасно рассердился: «стал сердитым») en pakt de nieuwe pop van Janneke beet (и крепко схватил новую куклу). Nee! gilt (визжит) Janneke, geef hier (дай сюда)! Lelijke jongen (противный мальчишка), roepen de twee vriendinnetjes (кричат две подружки). En dan gaan ze slaan (и тогда они подрались). En ze gaan heel hard gillen en trappen (и очень громко кричат и дерутся ногами). Jips moeder komt aangelopen (прибегает мама Йипа: «приходит, прибежав»). Wat is dat hier (что это здесь), zegt ze. Is dat nou een feest (это что за праздник)? Het lijkt meer op een apenkooi (мне кажется, что это клетка с обезьянами). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
161
162
Het is Jip zijn schuld (это Йип виноват: schuld вина), roept Janneke. Hij trekt aan de pop (он тянет куклу). Ja, het is Jip zijn schuld (да, это он виноват), roepen de anderen (кричат другие). Hij trekt aldoor (все время, непрерывно) aan de pop. Kom, zegt moeder, we zijn hiet niet оm kwaad te wezen (мы здесь не для того, чтобы злиться: «быть сердитыми»). We zijn hier om pret te hebben (чтобы удовольствие получать: «иметь»). We gaan een spelletje doen (мы будем играть). We gaan blindemannetje spelen (в жмурки : blindmannetje слепой человечек). En dat is fijn (и это хорошо). Jip is de blindeman (он водит, ищет) en dan Janneke (и потом Яннеке) en ze hebben een boel plezier (и они получают огромное удовольствие: boel движимое имущество; куча, масса). En als Janneke de blinddoek afdoet (и когда Яннеке повязку снимает: doek платок), wat ziet ze dan (что она видит тогда)? De kaarsjes branden (свечки горят). De kaarsjes op de taart (свечки на торте). Het zijn vijf kaarsjes (пять свечек), want Janneke is vijf jaar (потому что Яннеке /уже/ пять лет). Wie mag ze strakjes uitblazen (кто может их сейчас задуть)? Zeg jij het maar (скажи-ка ты), Janneke, zegt moeder. Wie mag de kaarsjes uitblazen (кто может свечки погасить)? Jip, zegt Janneke. En Jip gloeit van trots (сияет от гордости). Hij blaast ze heel voorzichtig uit (он задувает их очень осторожно). Alle vijf (все пять). En dan gaan ze taart eten (и потом идут они торт есть).
Janneke is jarig en geeft een feestje
Even je haar kammen, Jip, zegt moeder. Je gaat naar een partijtje! Zo, nu ben je echt een heer. En Jip is de enige heer op het feest. Verder zijn er twee vriendinnetjes. De kamer is zo mooi versierd. En er zijn lampions. En op tafel staat een grote taart met kaarsjes. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
162
163
Janneke heeft een nieuwe pop gekregen en de meisjes gaan ermee spelen. Maar Jip heeft geen zin om alweer met poppen te spelen. Hij wil rovertje doen. En dat willen de meisjes niet. Nu wordt Jip vreselijk boos en pakt de nieuwe pop van Janneke beet. Nee! gilt Janneke, geef hier! Lelijke jongen, roepen de twee vriendinnetjes. En dan gaan ze slaan. En ze gaan heel hard gillen en trappen. Jips moeder komt aangelopen. Wat is dat hier, zegt ze. Is dat nou een feest? Het lijkt meer op een apenkooi. Het is Jip zijn schuld, roept Janneke. Hij trekt aan de pop. Ja, het is Jip zijn schuld, roepen de anderen. Hij trekt aldoor aan de pop. Kom, zegt moeder, we zijn hiet niet оm kwaad te wezen. We zijn hier om pret te hebben. We gaan een spelletje doen. We gaan blindemannetje spelen. En dat is fijn. Jip is de blindeman en dan Janneke en ze hebben een boel plezier. En als Janneke de blinddoek afdoet, wat ziet ze dan? De kaarsjes branden. De kaarsjes op de taart. Het zijn vijf kaarsjes, want Janneke is vijf jaar. Wie mag ze strakjes uitblazen? Zeg jij het maar, Janneke, zegt moeder. Wie mag de kaarsjes uitblazen? Jip, zegt Janneke. En Jip gloeit van trots. Hij blaast ze heel voorzichtig uit. Alle vijf. En dan gaan ze taart eten.
Jip en Janneke gaan trouwen (Йип и Яннеке женятся) Als ik groot ben (когда я буду большой), zegt Jip, dan word ik vliegenier (тогда я буду летчиком). En wat wil jij worden (а кем ты хочешь быть), als je groot bent (когда ты будешь большая)? Ik word moeder (я буду мамой), zegt Janneke.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
163
164
Dan moet je eerst trouwen (тогда ты должна сначала выйти замуж: trouwen и жениться, и выйти замуж; вступить в брак), zegt Jip. Dat doe ik ook (я это тоже сделаю), zegt Janneke. Ik ga trouwen (я выйду замуж). Met een vliegenier (за летчика)? vraagt Jip. Ja, zegt Janneke, dat wil ik wel (я так хочу). Dan trouw je met mij (тогда выходи за меня), zegt Jip. Ga je mee trouwen (пойдем жениться: «пойдешь со мной жениться»)? Hoe doe je dat (как это делается)? vraagt Janneke. Gewoon (обыкновенно). In de kerk (обычно в церкви). Het schuurtje is de kerk (сарайчик /будет/ церковью). En jij moet een sluier hebben (а у тебя должна быть фата). Zo’n lange sluier (такая длинная фата). En ik moet een hoed op (и у меня должна быть шляпа: ор надета). Daar loopt het bruidspaar (там идут новобрачные: «брачная пара»: lopen). Arm in arm naar de kerk (рука в руке в церковь). Maar er is geen dominee in de kerk (но нет священника в церкви). Hoe moet dat nu (как тут быть)? De beer is de dominee (мишка будет священником), zegt Jip. En het trapleertje is de preekstoel (и стремянка церковной кафедрой). De beer krijgt een zwarte lap om (на мишку надевают черную тряпку: «получает вокруг = накинутой»). Nu is het helemaal klaar (теперь все совсем готово), geloof ik (я думаю: geloven верить, полагать), zegt Jip. En dan komt Jips moeder in het schuurtje en zegt (и тут приходит мама Йипа в сарайчик и говорит: zeggen): Wel gefeliciteerd (мои наилучшие поздравления), bruid en bruidegom (жениху и невесте). Het feestmaal staat al klaar (праздничный стол уже готов). Twee krentenbroodjes voor ieder (/по/ две булочки с изюмом каждому). Ik wil niet eten (я не хочу есть), roept Jip (кричит Йип). Ik wil nu eindelijk vliegenier zijn (я хочу наконец летчиком быть). Je moet eten (ты должен есть), zegt Janneke. Dat hoort bij bruiloft (так полагается на свадьбе). En ze trekt hem mee (и она тащит его за собой).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
164
165
Nee, gilt Jip (нет, визжит Йип) en hij geeft Janneke een klap (и он бьет Яннеке: «дает ей шлепок»). Foei, zegt moeder. Je vrouw slaan (фу, свою жену бить)! Als je net getrouwd bent (когда ты только что женился). Wat een schande (какой стыд)! Dat vindt Janneke ook (Яннеке тоже так считает). Maar kijk, de bruidegom heeft berouw (и смотрите-ка! Жених /уже/ раскаялся). Dat is al heel wat (это уже кое-что). En dan gaan ze eten (и тогда идут они есть).
Jip en Janneke gaan trouwen
Als ik groot ben, zegt Jip, dan word ik vliegenier. En wat wil jij worden, als je groot bent? Ik word moeder, zegt Janneke. Dan moet je eerst trouwen, zegt Jip. Dat doe ik ook, zegt Janneke. Ik ga trouwen. Met een vliegenier? vraagt Jip. Ja, zegt Janneke, dat wil ik wel. Dan trouw je met mij, zegt Jip. Ga je mee trouwen? Hoe doe je dat? vraagt Janneke. Gewoon. In de kerk. Het schuurtje is de kerk. En jij moet een sluier hebben. Zo’n lange sluier. En ik moet een hoed op. Daar loopt het bruidspaar. Arm in arm naar de kerk. Maar er is geen dominee in de kerk. Hoe moet dat nu? De beer is de dominee, zegt Jip. En het trapleertje is de preekstoel. De beer krijgt een zwarte lap om. Nu is het helemaal klaar, geloof ik, zegt Jip. En dan komt Jips moeder in het schuurtje en zegt: Wel gefeliciteerd, bruid en bruidegom. Het feestmaal staat al klaar. Twee krentenbroodjes voor ieder. Ik wil niet eten, roept Jip. Ik wil nu eindelijk vliegenier zijn. Je moet eten, zegt Janneke. Dat hoort bij bruiloft. En ze trekt hem mee. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
165
166
Nee, gilt Jip en hij geeft Janneke een klap. Foei, zegt moeder. Je vrouw slaan! Als je net getrouwd bent. Wat een schande! Dat vindt Janneke ook. Maar kijk, de bruidegom heeft berouw. Dat is al heel wat. En dan gaan ze eten.
Jip is de meester (Йип учитель) Woensdag speelt Jip met zijn trein (/в/ среду играет Йип со своим поездом: spelen) en donderdag (четверг) speelt Jip met zijn trein. En dan zegt moeder (и тогда говорит мама): Je hebt ook een schoolbord gekregen (ты тоже школьную доску получил = у тебя есть). Speel je daar niet mee (ты с ней не играешь: daarmee с ней)? O ja, zegt Jip. Het schoolbord (о да, школьная доска). Kom, Janneke (пойдем, Яннеке). We gaan schooltje spelen (мы будем в школу играть: school). Jij bent het kind (ты ребенок). Ga in je bank (иди на скамью, за парту). En ik ben de meester (а я учитель). Janneke zit heel zoet in de bank (сидит очень послушная за партой: zoet сладкий). Wat heb ik hier op het bord geschreven (что я тут на доске написал: schrijven-schreef-geschreven)? vraagt de meester. Niks (ничего), zegt Janneke. Wel waar (/не/ правда), zegt de meester. Wat staat hier (что здесь написано: «что стоит здесь»)? Een poppetje (куколка), zegt Janneke. Een gek poppetje (смешная куколка, человечек). Ha, ha, de meester kan niet schrijven (ха-ха, учитель не умеет писать). De meester kan niet schrijven.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
166
167
Jip wordt boos (Йип рассердился). Je bent brutaal (ты нахалка: brutaal наглый, дерзкий), zegt hij. Nu moet je in de hoek (иди в угол: «ты должна в угол»). Janneke staat een hele poos in de hoek (стоит долго в углу). En de meester loopt heen en weer (учитель ходит туда-сюда: lopen). Mag ik er al uit (можно мне уже выйти)? vraagt Janneke. Nee, zegt de meester. Je bent stout (нет, ты непослушная). Je mag er niet uit (тебе нельзя выйти). Maar de mester heeft niets meer te doen (но учителю больше нечего делать). Hij heeft maar één kind in de klas (у него только один ребенок в классе). En dat kind staat in de hoek (и этот ребенок стоит в углу). Dat is gek (это смешно, нелепо). En daarom gaat de meester (и потому идет учитель) maar met zijn treintje spelen (со своим поездом играть). Hee, zegt Janneke, wat gemeen (это подло, низко). En nu vergeten ze de hele school (и тут забыли они всю школу). Poppejans mag op de trein zitten (может в поезде сидеть). Ze mag heel ver weg (ей можно /ехать/ очень далеко). Waar naar toe (куда)? Naar Spanje (в Испанию). Ja, naar Spanje. Tuuut! Daar gaat de trein (туда идет поезд). Dag Poppejans (привет, Попеянс)!
Jip is de meester
Woensdag speelt Jip met zijn trein en donderdag speelt Jip met zijn trein. En dan zegt moeder: Je hebt ook een schoolbord gekregen. Speel je daar niet mee? O ja, zegt Jip. Het schoolbord. Kom, Janneke. We gaan schooltje spelen. Jij bent het kind. Ga in je bank. En ik ben de meester. Janneke zit heel zoet in de bank. Wat heb ik hier op het bord geschreven? vraagt de meester. Niks, zegt Janneke. Wel waar, zegt de meester. Wat staat hier?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
167
168
Een poppetje, zegt Janneke. Een gek poppetje. Ha, ha, de meester kan niet schrijven. De meester kan niet schrijven. Jip wordt boos. Je bent brutaal, zegt hij. Nu moet je in de hoek. Janneke staat een hele poos in de hoek. En de meester loopt heen en weer. Mag ik er al uit? vraagt Janneke. Nee, zegt de meester. Je bent stout. Je mag er niet uit. Maar de mester heeft niets meer te doen. Hij heeft maar één kind in de klas. En dat kind staat in de hoek. Dat is gek. En daarom gaat de meester maar met zijn treintje spelen. Hee, zegt Janneke, wat gemeen. En nu vergeten ze de hele school. Poppejans mag op de trein zitten. Ze mag heel ver weg. Waar naar toe? Naar Spanje. Ja, naar Spanje. Tuuut! Daar gaat de trein. Dag Poppejans!
Jip spuit ook arme poes nat (Йип обливает бедную кошку)
Het is zo warm (как жарко)! Het is zoooooo warm (Какая жарааа)! Janneke wil niet meer spelen (Яннеке не хочет больше играть). Ze ligt op het gras (она лежит на траве: liggen). En ze heeft alleen haar badpakje aan (и на ней только ее купальник /надет/). Wacht (подожди: wachten), zegt Jip. Ik ga je natspuiten (я тебя оболью: nat мокрый; spuiten поливать) . Nee, gilt Janneke (визжит). Ja, zegt Jip. Ja, ja, ik ga je helemaal natspuiten (я тебя всю оболью: helemaal совсем). En Jip neemt de uitspuit (берет шланг). Hij zet het kraantje aan (он открывает кран: aanzetten). Janneke rent heel hard weg (очень быстро убегает: wegrennen). Maar het helpt niet (но это не помогает). Ze krijgt een heel straaltje water over zich heen (она получает целую струю воды на себя).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
168
169
Maar Jip gaat door en Janneke wordt klets-klets-nat (но Йип продолжает и Яннеке становится совсем-совсем насквозь мокрой). En eigenkijk is het wel fijn (однако это весело). Ze is ineens zo lekker koel (стало вдруг так приятно прохладно). Nou jij (теперь ты), zegt ze. En ze pakt Jip de tuinspuit af (и она отнимает шланг у Йипа: afpakken). Nee! Ik wil niet (я не хочу)! huilt (плачет) Jip. Hij is zelf heus bang (он сам-то очень боится). Maar Janneke heeft echt geen medelijden met hem (у Яннеке нет сострадания к нему). En Jip krijgt zo’n grote straal (получает такую большую струю) dat het water uit zijn haren druipt (что вода с его волос капает). Er staat een heel plasje om hem heen (и стоит целая лужа вокруг него: omheen). Nu zijn ze allebei nat (теперь они оба мокрые). En ze zijn allebei lekker koel (и обоим приятно прохладно). En nou de poes (а теперь кошку), zegt Jip. Poezen mogen niet nat worden (кошкам нельзя быть мокрыми), zegt Janneke. Dat is zielig (это жалко). Poes kan er niet tegen (кошка этого не выносит: «не может ничего против этого»: ertegen kunnen быть невосприимчивым к чему-либо; побороть страх, отвращение к чему-либо; ertegen против этого). Hè toe, een klein beetje (нуу, немножко), zeurt Jip (ноет). En hij loopt achter poes aan (и он идет за кошкой: aanlopen). Die arme poes krijgt een heel straaltje water (кошка получает целую струю воды). Ze zegt heel hard Mauw (она говорит очень громкое Мяу) en is ineens weg (и немедленно убегает). Daar zit poes (там сидит кошка /она/). In de boom (в /на/ дереве). Erg nat (очень мокрая). Nare jongen (противный мальчишка), zegt Janneke. Ze wordt wel weer droog (она высохнет: «снова станет сухой»), zegt Jip. In de zon (на солнце). En poes wordt wel weer droog (и кошка высохла). Maar ze blijf wel drie dagen boos op Jip (но она остается целых три дня сердитой на Йипа). En blaast tegen hem (и шипит на него: blazen). En dat heeft hij echt verdient (и это он действительно заслужил: verdienen).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
169
170
Jip spuit ook arme poes nat
Het is zo warm! Het is zoooooo warm! Janneke wil niet meer spelen. Ze ligt op het gras. En ze heeft alleen haar badpakje aan. Wacht, zegt Jip. Ik ga je natspuiten. Nee, gilt Janneke. Ja, zegt Jip. Ja, ja, ik ga je helemaal natspuiten. En Jip neemt de uitspuit. Hij zet het kraantje aan. Janneke rent heel hard weg. Maar het helpt niet. Ze krijgt een heel straaltje water over zich heen. Maar Jip gaat door en Janneke wordt klets-klets-nat. En eigenkijk is het wel fijn. Ze is ineens zo lekker koel. Nou jij, zegt ze. En ze pakt Jip de tuinspuit af. Nee! Ik wil niet! huilt Jip. Hij is zelf heus bang. Maar Janneke heeft echt geen medelijden met hem. En Jip krijgt zo’n grote straal dat het water uit zijn haren druipt. Er staat een heel plasje om hem heen. Nu zijn ze allebei nat. En ze zijn allebei lekker koel. En nou de poes, zegt Jip. Poezen mogen niet nat worden, zegt Janneke. Dat is zielig. Poes kan er niet tegen. Hè toe, een klein beetje, zeurt Jip. En hij loopt achter poes aan. Die arme poes krijgt een heel straaltje water. Ze zegt heel hard Mauw en is ineens weg. Daar zit poes. In de boom. Erg nat. Nare jongen, zegt Janneke. Ze wordt wel weer droog, zegt Jip. In de zon. En poes wordt wel weer droog. Maar ze blijf wel drie dagen boos op Jip. En blaast tegen hem. En dat heeft hij echt verdient.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
170
171
Takkie in de sloot (Такки в канаве) Je das om, hoor (надень свой шарф: om надеть на: «вокруг» = обмотать ср. ор тоже надеть на, но напр. шапку на голову, и aan тоже, напр. куртку), zegt moeder. Je nieuwe rode das om (надень твой новый красный шарф), Jip. En jij, Janneke (и ты, Яннеке), heb je ook je mooie nieuwe das om (ты тоже надела свой красивый новый шарф: mooi)? Die groene (тот зеленый)? Dat is goed (хорошо). Niet te ver weg, hoor (не далеко уходите, слышите)! Jip en Janneke gaan met Takkie de weg op (идут вместе с Такки по дороге). Ze lopen heel hard (они идут очень быстро), want het is koud (потому что холодно). En Takkie loopt vooruit (и Такки бежит впереди). Janneke gooit een steentje weg (бросает камешек: weggooien бросать, выбрасывать). En Takkie rent er achter aan (и Такки бежит за ним: eraan за ним /камешком/). Hij heeft het steentje in zijn bek (он берет камешек в рот: hebben иметь, bek пасть) en brengt het netjes terug (и приносит его аккуратно обратно: brengen нести). Jip gooit een ander steentje (бросает другой камешек: gooien). Nog veel verder (еще подальше: «много дальше»: ver далеко). En Takkie wordt helemaal dol van plezier (и Такки вне себя от удовольствия: dol сумасшедший). Waf, waf, zegt hij en brengt alle steentjes terug (приносит все камешки назад). Dan gooit Jip een stukje hout in de slot (потом бросает Йип деревяшку в канаву: «кусочек дерева»). Niet doen (не делай /этого/)! zegt Janneke. Pas op (осторожно)! Maar het is al te laat (но уже поздно). Ploemp, daar springt Takkie in de vieze sloot (там прыгает Такки в грязную канаву: vies; springen). Hij piept en hijgt (он пищит и дрожит: piepen, hijgen). O, o, het is zo koud (так холодно)! Hij verdrinkt (он тонет), jammert Janneke (кричит: «причитает, голосит» Яннеке). Hij vat kou (он простудится: kou vatten простужаться: «схватывать холод»), gilt (кричит) Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
171
172
Maar Takkie verdrinkt niet (но Такки не тонет: verdrinken). Hij kan goed zwemmen (он умеет хорошо плавать) en hij komt met stokje in zijn bek an de wal (и приходит с палкой во рту на берег: wal вал, насыпь). We moeten hem afdrogen (нам надо его обсушить: «мы должны»), zegt Jip. Anders wordt hij ziek (иначе он заболеет: «станет больным»: worden стать). Hij neemt zijn nieuwe das (он берет свой новый шарф: nemen) en hij droogt Takkiе af (и вытирает Такки: afdrogen). En Janneke neemt haar eigen mooie groene das (берет свой собственный красивый зеленый шарф). En ze helpt hem (и помогает ему). Dan is Takkie weer bijna droog (тогда Такки опять почти сухой). Hij blaft vrolijk (он лает весело: blaffen) en loopt heel hard om weer warm te worden (и бегает очень быстро, чтобы опять согреться: «теплым стать»). Maar de dasjes zijn zo vies (но шарфики такие грязные). Zo vies. Van de modder (от ила). Kijk nou toch (посмотрите-ка), zegt moeder, als ze thuis komen (когда они домой приходят). We hebben Takkie afgedroogd (мы Такки обсушили), zegt Jip. Ik zal jullie afdrogen (/вот сейчас/ я вас обсушу), zegt moeder boos (говорит мама сердито). Maar Jip ziet, dat ze stiekem lacht (но Йип видит, что она потихоньку смеется: lachen).
Takkie in de sloot
Je das om, hoor, zegt moeder. Je nieuwe rode das om, Jip. En jij, Janneke, heb je ook je mooie nieuwe das om? Die groene? Dat is goed. Niet te ver weg, hoor! Jip en Janneke gaan met Takkie de weg op. Ze lopen heel hard, want het is koud. En Takkie loopt vooruit. Janneke gooit een steentje weg. En Takkie rent er achter aan. Hij heeft het steentje in zijn bek en brengt het netjes terug. Jip gooit een ander steentje. Nog veel verder. En Takkie wordt helemaal dol van plezier. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
172
173
Waf, waf, zegt hij en brengt alle steentjes terug. Dan gooit Jip een stukje hout in de slot. Niet doen! zegt Janneke. Pas op! Maar het is al te laat. Ploemp, daar springt Takkie in de vieze sloot. Hij piept en hijgt. O, o, het is zo koud! Hij verdrinkt, jammert Janneke. Hij vat kou, gilt Jip. Maar Takkie verdrinkt niet. Hij kan goed zwemmen en hij komt met stokje in zijn bek an de wal. We moeten hem afdrogen, zegt Jip. Anders wordt hij ziek. Hij neemt zijn nieuwe das en hij droogt Takkiw af. En Janneke neemt haar eigen mooie groene das. En ze helpt hem. Dan is Takkie weer bijna droog. Hij blaft vrolijk en loopt heel hard om weer warm te worden. Maar de dasjes zijn zo vies. Zo vies. Van de modder. Kijk nou toch, zegt moeder, als ze thuis komen. We hebben Takkie afgedroogd, zegt Jip. Ik zal jullie afdrogen, zegt moeder boos. Maar Jip ziet, dat ze stiekem lacht.
Op visite (в гостях)
Moeder gaat op visite (мама идет в гости: «с визитом»). Mag ik mee (можно мне с тобой)? vraagt Jip. Je hebt er niets aan (это не для тебя), zegt moeder. ’t Zijn allemaal grote mensen (там /будут/ только взрослые люди: «большие»). En ik ook (и я тоже)? vraagt Janneke. Nou vooruit dan (ну пошли тогда), zegt moeder. Maar als jullie vervelend zijn (но если вы будете надоедать: «надоедающие»), moet je de straat op (вас выгонят на улицу: «должны будете на улицу»). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
173
174
Jip en Janneke gaan mee op visite (идут вместе с визитом). De kamer is vol dames en heren (комната полна дам и господ). Het is verjaardag (это день рождения, годовщина). Jip mag netjes op een stoel zitten (Йипу можно /только/ тихонько на стуле сидеть), en Janneke ook (тоже). En ze krijgen een kopje thee (и им дают /по/ чашечке чая: «они получают»). En ieder een koekje (и каждому /по/ печенью). En dan gaan de grote mensen praten (и потом начинают взрослые разговаривать). Ze praten zoveel en ze praten zolang (они говорят так много и так долго). Jip kijkt onderwijl naar de schilderijen (смотрит тем временем на картины). Er hangt er een met een groot schip (там висит одна с большим кораблем). En een ander met schaapjes op de hei (и другая с овечками в поле: hei, heide вересковая пустошь). En Janneke zit de zool van haar schoentjes los te peuteren (Яннеке сидит и подметку на ее ботинке отковыривает: peuteren ковырять, los вы/свобождать/). Die is al een beetje los (она уже немного отошла), en ze trekt er aan (и она (Яннеке) натягивает ее обратно: aantrekken). Dan ziet Jip ineens de poes (потом вдруг увидел Йип кошку). En Janneke ziet haar ook (видит ее тоже). Een mooie grijze poes (красивая серая кошка) loopt daar onder de tafel (ходит там под столом: lopen). Jip laat zich van zijn stoel glijden (соскользнул со стула) en gaat ook onder tafel (и пошел тоже под стол). En Janneke komt er bij (приходит туда же). En de grote mensen hebben het zo druk (взрослые так заняты: druk оживленный, подвижный, крикливый…). Ze merken het niet eens (они замечают это не сразу). Ze praten en ze praten maar (они все только разговаривают). Totdat opeens de hele tafel wordt opgelicht (до тех пор, пока весь стол не поднялся: oplichten приподнять). O, o, de tafel gaat naar boven (стол поднимается: «идет наверх»), en al de kopjes rammelen (и чашки звякают) en de koekjesschaal valt op de grond (и блюдо с печеньем падает на пол: opvallen), en ook een asbak (и также пепельница; as пепел, зола). Ho! roept iedereen ( кричат все: «кричит каждый»), en ze pakken de tafel vast (и они хватают стол крепко). En ze kijken wat er aan de hand is (и они смотрят, что же случилось). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
174
175
Onder de tafel vinden ze Jip (под столом находят они Йипа). En Janneke en de poes (и Яннеке, и кошку). Ze hadden het net zo gezellig (им было так весело). En al de grote menzen moeten een beetje lachen (и всем взрослым немного смешно). Maar moeder zegt: Vort, de straat op (/пошли/ вон, на улицу!). En je gaat nooit meer mee op visite (и никогда больше не пойдете со мной в гости).
Op visite
Moeder gaat op visite. Mag ik mee? vraagt Jip. Je hebt er niets aan, zegt moeder. ’t Zijn allemaal grote mensen. En ik ook? vraagt Janneke. Nou vooruit dan, zegt moeder. Maar als jullie vervelend zijn, moet je de straat op. Jip en Janneke gaan mee op visite. De kamer is vol dames en heren. Het is verjaardag. Jip mag netjes op een stoel zitten, en Janneke ook. En ze krijgen een kopje thee. En ieder een koekje. En dan gaan de grote mensen praten. Ze praten zoveel en ze praten zolang. Jip kijkt onderwijl naar de schilderijen. Er hangt er een met een groot schip. En een ander met schaapjes op de hei. En Janneke zit de zool van haar schoentjes los te peuteren. Die is al een beetje los, en ze trekt er aan. Dan ziet Jip ineens de poes. En Janneke ziet haar ook. Een mooie grijze poes loopt daar onder de tafel. Jip laat zich van zijn stoel glijden en gaat ook onder tafel. En Janneke komt er bij. En de grote mensen hebben het zo druk. Ze merken het niet eens. Ze praten en ze praten maar. Totdat opeens de hele tafel wordt opgelicht. O, o, de tafel gaat naar boven, en al de kopjes rammelen en de koekjesschaal valt op de grond, en ook een asbak.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
175
176
Ho! roept iedereen, en ze pakken de tafel vast. En ze kijken wat er aan de hand is. Onder de tafel vinden ze Jip. En Janneke en de poes. Ze hadden het net zo gezellig. En al de grote menzen moeten een beetje lachen. Maar moeder zegt: Vort, de straat op. En je gaat nooit meer mee op visite.
Mandje appels voor opa (Корзинка яблок для дедушки)
Nu moeten jullie samen (теперь должны вы вместе) een mandje appels naar opa brengen (корзинку яблок дедушке отнести: mand корзина), zegt moeder van Jip. Ieder aan een kant en het mandje tussenin (вдвоем, каждый со своей стороны: «каждый со своего боку, корзинка в середине»: tussenin между) en doe de groeten (и передайте привет). Jip en Janneke lopen met hun mandje langs de weg (идут со своей «с их» корзинкой по дороге) en na een poosje zegt Jip ( и спустя немного времени, говорит Йип): Er zitten rode appeltjes in en groene (там «сидят» = находятся красные яблочки и зеленые). Ja, zegt Janneke, de groene zijn lekkerder (зеленые вкуснее: lekker вкусный). Niet, zegt Jip, de rooie zijn lekkerder (красные вкуснее: rooie = rode). Even proeven (попробуем), zegt Janneke. Zij zetten de mand neer (они ставят корзинку: neerzetten поставить, положить вниз) en Janneke bijt in een rood appeltje (и Яннеке кусает красное яблочко). Jip bijt in een groen appeltje. Die is lekkerder (то вкуснее), zegt Jip. Nee, dit is lekkerder (нет, это), zegt Janneke. Niet alle rooie appeltjes smaken eender (не все красные яблочки одинаковы на вкус).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
176
177
Hier is een die er fijn uitziet (здесь есть одно, которое красивое на вид: uitzien выглядеть). En déze (и это), zegt Jip. En dié (и то), zegt Janneke. Zij zitten aan de kant van het weggetje (они сидят на краю дорожки: weg) en even later (и немного позже) hebben ze alle appeltjes geprobeerd (перепробовали все яблочки), en uit alle appeltjes een klein stukje gebeten (и от всех по маленькому кусочку откусили: bijten-beetgebeten). Je kunt precies hun tandjes zien staan (можно точно увидеть, /где/ их зубки были: «стояли»: tand зуб). O, wat erg (какой ужас), zegt Jip. Wat zal je opa boos zijn (как твой дедушка рассердится), zegt Janneke. Ze nemen het mandje wеer op (они поднимают опять корзинку: opnemen) en gaan heel treurig naar opa (и идут очень печальные к дедушке). De groeten van moeder (привет от мамы), zegt Jip. En hier is een mandje appeltjes (и это корзинка с яблочками), zegt Janneke. Maar overal is een stukje uit (но у всех кусочка не хватает), zegt Jip. We hebben ze geproefd (мы их попробовали), zegt Janneke. En allebei kijken ze heel, heel bang (и оба смотрят очень испуганно). Zo, zegt opa, overal een stukje uit (у всех по кусочку)? Ik denk dat ze nu nog veel lekkerder zijn (я думаю, они теперь еще вкуснее стали). Weet je wat (знаете что), we gaan er allemaal eentje opeten (мы /сейчас/ все по одному съедим). En dat doen ze dan (и так они и сделали). Maar als Jip het later aan moeder vertelt (но когда Йип позже маме рассказал), zegt die: “Opa is veel te goed” (дедушка слишком добрый: “хороший”). Zou dat waar zijn, denk je (ты думаешь, это правда)?
Mandje appels voor opa
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
177
178
Nu moeten jullie samen een mandje appels naar opa brengen, zegt moeder van Jip. Ieder aan een kant en het mandje tussenin en doe de groeten. Jip en Janneke lopen met hun mandje langs de weg en na een poosje zegt Jip: Er zitten rode appeltjes in en groene. Ja, zegt Janneke, de groene zijn lekkerder. Niet, zegt Jip, de rooie zijn lekkerder. Even proeven, zegt Janneke. Zij zetten de mand neer en Janneke bijt in een rood appeltje. Jip bijt in een groen appeltje. Die is lekkerder, zegt Jip. Nee, dit is lekkerder, zegt Janneke. Niet alle rooie appeltjes smaken eender. Hier is een die er fijn uitziet. En déze, zegt Jip. En dié, zegt Janneke. Zij zitten aan de kant van het weggetje en even later hebben ze alle appeltjes geprobeerd, en uit alle appeltjes een klein stukje gebeten. Je kunt precies hun tandjes zien staan. O, wat erg, zegt Jip. Wat zal je opa boos zijn, zegt Janneke. Ze nemen het mandje wеer op en gaan heel treurig naar opa. De groeten van moeder, zegt Jip. En hier is een mandje appeltjes, zegt Janneke. Maar overal is een stukje uit, zegt Jip. We hebben ze geproefd, zegt Janneke. En allebei kijken ze heel, heel bang. Zo, zegt opa, overal een stukje uit? Ik denk dat ze nu nog veel lekkerder zijn. Weet je wat, we gaan er allemaal eentje opeten. En dat doen ze dan. Maar als Jip het later aan moeder vertelt, zegt die: “Opa is veel te goed”. Zou dat waar zijn, denk je?
Lopen in een grote regenplas (Походить по большой луже, хождение по большой луже)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
178
179
Het regent (дождь, идет дождь: «дождит»)! Het regent! Het regent dat het giet (льет как из ведра: «так что льет») . En er zijn grote plassen op straat (большие лужи на улице: plas). En het water stroomt uit de goten (вода струится по желобам: goot). Niemand gaat uit (никто не выходит). Maar Jip wel (только Йип: «но Йип да»). Want Jip heeft een heel regenpak (потому что у него целый дождевик: pak мужской костюм). En Jip heeft laarsjes (и у него резиновые сапожки). Jip kan ertegen (ему нипочем: ertegen kunnen быть невосприимчивым к чему-либо; побороть страх, отвращение к чему-либо; ertegen против этого). Eerst stapt hij over de plassen heen (Сначала ступает он через лужи: overheen через). Dan loopt hij er voorzichtig door (потом осторожно по ним: door сквозь, через). En dan gaat hij midden in een plas staan (и потом встает он в середину лужи). En hij stampt heel hard (он ступает, топает очень сильно), zodat het water om zijn oren springt (так, что вода допрыгивает до его ушей). En Janneke? Janneke zit voor het raam (сидит у окна). Zij heeft geen regenpak (у нее нет дождевика). En geen laarsjes (и нет резиновых сапог). En daarom mag ze niet op straat (и поэтому ей нельзя на улицу). Ze is erg jaloers op Jip (она очень завидует Йипу). Arme Janneke (бедная Яннеке). Ze kijkt maar en ze kijkt maar (она все смотрит и смотрит). En Jip maakt kunsten voor haar (и он перед ней выпендривается: «делает трюки, фокусы для нее»). Hij loopt nu heel hard (он ходит теперь очень сильно) en springt dan midden in de plas (и прыгает потом в середину лужи). Hoei, wat spat dat water hoog (как брызгается вода высоко)! Moeder, vraagt Janneke, mag ik heel eventjes (можно мне немножечко, чуть-чуть)? Je zult natte voeten krijgen (у тебя будут мокрые ноги: «ты получишь»), zegt moeder. Je hebt geen laarsjes (у тебя нет сапог). Dan komt Janneke's vader binnen (входит папа Яннеке: binnenkomen войти). Hij zegt: Ik weet wat (я что-то знаю). Je mag mijn laarzen aan (ты можешь мои сапоги надеть). En je mag eventjes met Jip op straat (и сможешь /тогда/ немножко, ненадолго к Йипу на улицу). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
179
180
Janneke krijgt vaders laarzen aan (надевает отцовы сапоги). Wat zijn die groot (какие они большие)! Ze kan bijna niet lopen (она почти не может ходить). Maar ze gaat toch bij Jip in de plas staan (но все же она приходит к Йипу в лужу), en zegt: Kijk (смотри)! Ha, roept Jip, nu ben je net Klein Duimpje (ты совсем как Мальчик-спальчик: duim большой палец). Janneke probeert heel hard te lopen (пробует очень сильно ступать, бегать: proberen), net als Klein Duimpje (совсем как). Maar o! O! Daar valt ze (она падает)! Met haar neus in de plas (носом в лужу). Nu is Janneke helemaal zwart (теперь она совсем черная). Van de modder (от грязи: modder жидкая грязь, ил). Kom (иди сюда) Jip, roept Jips moeder. Kom Janneke, roept Janneke's vader. De pret is uit (удовольствие закончилось). Janneke moet in de tobbe (ей надо мыться: tobbe ушат, корыто). Hеt was eventjes (это было немножко, недолго), zegt Janneke, maar het was toch fijn (но все-таки здорово).
Lopen in een grote regenplas
Het regent! Het regent! Het regent dat het giet. En er zijn grote plassen op straat. En het water stroomt uit de goten. Niemand gaat uit. Maar Jip wel. Want Jip heeft een heel regenpak. En Jip heeft laarsjes. Jip kan ertegen. Eerst stapt hij over de plassen heen. Dan loopt hij er voorzichtig door. En dan gaat hij midden in een plas staan. En hij stampt heel hard, zodat het water om zijn oren springt. En Janneke? Janneke zit voor het raam. Zij heeft geen regenpak. En geen laarsjes. En daarom mag ze niet op straat. Ze is erg jaloers op Jip. Arme Janneke. Ze kijkt maar en ze kijkt maar. En Jip maakt kunsten voor haar. Hij loopt nu heel hard en springt dan midden in de plas. Hoei, wat spat dat water hoog! Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
180
181
Moeder, vraagt Janneke, mag ik heel eventjes? Je zult natte voeten krijgen, zegt moeder. Je hebt geen laarsjes. Dan komt Janneke's vader binnen. Hij zegt: Ik weet wat. Je mag mijn laarzen aan. En je mag eventjes met Jip op straat. Janneke krijgt vaders laarzen aan. Wat zijn die groot! Ze kan bijna niet lopen. Maar ze gaat toch bij Jip in de plas staan, en zegt: Kijk! Ha, roept Jip, nu ben je net Klein Duimpje. Janneke probeert heel hard te lopen, net als Klein Duimpje. Maar o! O! Daar valt ze! Met haar neus in de plas. Nu is Janneke helemaal zwart. Van de modder. Kom Jip, roept Jips moeder. Kom Janneke, roept Janneke's vader. De pret is uit. Janneke moet in de tobbe. Hеt was eventjes, zegt Janneke, maar het was toch fijn.
Jip wil geen thee drinken (Йип не хочет пить чай) Janneke is weer beter (Яннеке поправилась: «опять лучше»). Maar moeder heeft gezegt (но мама говорит): Je mag nog niet op straat (тебе нельзя еще на улицу). Waar zullen we dan spelen (где же нам тогда играть)? vraagt Jip. Niet in de keuken (не в кухне), zegt moeder. Daar kan ik je niet gebruiken (так как я ее не смогу использовать: je = het её). Gaan jullie maar samen naar de zolder (идите-ка вместе на чердак). Op zolder is het fijn (на чердаке здорово). Als je twee planken schuin neerzet tegen de muur (если положить две доски наклонно к стене), dan heb je zo maar een huisje (тогда будет, как домик). We gaan vadertje en moedertje doen (мы будем в дочки-матери играть: «папу и маму делать»), zegt Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
181
182
Nee, zegt Jip, ik wil niet meer met poppen spelen (я не хочу больше в куклы играть: «с куклами»). En de beer dan (тогда мишка), zegt Janneke. Dat is geen pop, dat is gewoon Beer (это не кукла, это просто медведь). Dan doen we maar meneer en mevrouw (тогда будем мы /играть в/ менеера и мефрау), zegt Janneke. Komt u bij me theedrinken, meneer (придете ко мне чай пить, менеер)? Alstublieft (пожалуйста), zegt Jip. Wilt u een kop thee (хотите чашку чаю), meneer? Nee, zegt Jip, ik lust geen thee (я не люблю чая). O, o, zegt Janneke, dat zegt een meneer nooit (так менеер никогда /не/ говорит). Een meneer gaat netjes zitten en drinkt netjes thee (менеер садится прилично и аккуратно пьет чай). Dan wil ik nooit meneer worden (тогда я никогда не буду менеером), zegt Jip. Wat wil je dan worden (а кем ты тогда будешь)? Notaris (нотариусом), zegt Jip. Ik wil notaris worden en een pijp roken (я хочу нотариусом быть и курить трубку). Maar een notaris mag ook niet zeggen (но нотариусу тоже нельзя говорить): “Ik lust geen thee” (я не люблю чая). Wel waar (а вот и да), zegt Jip. Een notaris mag dat best zeggen (нотариус еще как может так сказать). Nietjes, zegt Janneke. Welles, zegt Jip. (это такие детские поддразнивания: «а вот и нет, а вот и да») Ik ga het aan moeder vragen (я пойду у мамы спрошу), zegt Janneke. En moeder zegt: “Als Jip groot is, dan lust hij thee (когда Йип вырастет: «будет большим», он будет чай любить)”. Zie je wel (вот видишь), zegt Janneke. Maar Jip vindt dat heel gek (но Йипу это смешно). Hij moet daar eerst еens over nadenken (ему надо еще об этом подумать). En het huisje op de zolder breekt hij af (и домик на чердаке он разрушает: afbreken сломать).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
182
183
Ik wil geen meneer en mevrouw meer doen (я не хочу больше в менеера и мефрау играть), zegt hij. Ik heb knikkers (у меня есть шарики). En dan gaan ze fijn samen knikkeren (и тогда они начали играть в шарики) op de grote, grote zolder (на большом, большом чердаке).
Jip wil geen thee drinken
Janneke is weer beter. Maar moeder heeft gezegt: Je mag nog niet op straat. Waar zullen we dan spelen? vraagt Jip. Niet in de keuken, zegt moeder. Daar kan ik je niet gebruiken. Gaan jullie maar samen naar de zolder. Op zolder is het fijn. Als je twee planken schuin neerzet tegen de muur, dan heb je zo maar een huisje. We gaan vadertje en moedertje doen, zegt Janneke. Nee, zegt Jip, ik wil niet meer met poppen spelen. En de beer dan, zegt Janneke. Dat is geen pop, dat is gewoon Beer. Dan doen we maar meneer en mevrouw, zegt Janneke. Komt u bij me theedrinken, meneer? Alstublieft, zegt Jip. Wilt u een kop thee, meneer? Nee, zegt Jip, ik lust geen thee. O, o, zegt Janneke, dat zegt een meneer nooit. Een meneer gaat netjes zitten en drinkt netjes thee. Dan wil ik nooit meneer worden, zegt Jip. Wat wil je dan worden? Notaris, zegt Jip. Ik wil notaris worden en een pijp roken. Maar een notaris mag ook niet zeggen: “Ik lust geen thee”. Wel waar, zegt Jip. Een notaris mag dat best zeggen. Nietjes, zegt Janneke. Welles, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
183
184
Ik ga het aan moeder vragen, zegt Janneke. En moeder zegt: “Als Jip groot is, dan lust hij thee”. Zie je wel, zegt Janneke. Maar Jip vindt dat heel gek. Hij moet daar eerst еens over nadenken. En het huisje op de zolder breekt hij af. Ik wil geen meneer en mevrouw meer doen, zegt hij. Ik heb knikkers. En dan gaan ze fijn samen knikkeren op de grote, grote zolder.
Poppejans is ziek (Попеянс больна) Wat zou Poppejans toch hebben (что все же с Попеянс случилось)? Zij is zo ziek (она так больна)! Ik zal de dokter opbellen (я позвоню доктору), zegt de moeder van Poppejans. En ze pakt het gordijnkoord en roept “hallo” (и она берет шнур от шторы и кричит: Алло). Hallo, zegt de dokter. Hij staat bij het andere gordijn (он стоит у другой шторы). Dokter, dokter, kom toch gauw (иди же скорей). Poppejans is ziek. Ik kom al (я иду уже), zegt de dokter. En daar is hij (и он уже там). Zijn jas sleept over de vloer (его куртка волочится по полу: slepen) en zijn hoed staat op zijn neus (шляпа на носу: staan стоять) en hij heeft een houten lepel in de hand (и деревянная ложка в руке). Wel, wel, (так, так) zegt de dokter, ik zal haar even onderzoeken (я должен ее обследовать). En hij geeft Poppejans een klap op haar hoofd met de lepel (и он ударяет Попеянс ложкой по голове: «дает шлепок»). Nee, dokter, roept de poppemoeder (кричит мама куклы: «кукольная мама»), dat moet u niet doen (так нельзя: «вы не должны так делать»). Het kind heeft de koorts (у ребенка температура), zegt dokter. Zij moet in het warme zeepsop (ей надо в теплый мыльный раствор).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
184
185
Als je koorts hebt moet je niet in het warme zeepsop (если у тебя температура, тебе нельзя в теплый мыльный раствор), zegt de moeder van Poppejans. Hoor eens (послушай), roept de dokter, als jij het beter weet (если ты лучше знаешь) moet jij maar dokter zijn (должна ты быть доктором). En hij pakt Poppejans bij haar been (и он хватает Попеянс за ногу). Het moedertje pakt haar kind bij het andere been (мать хватает ребенка за другую ногу) en allebei trekken ze hard (и оба тянут очень сильно). En ze schreeuwen en ze gillen (и они кричат и визжат). Daar komt Janneke's moeder binnen en zegt (приходит мама Яннеке и говорит): Kijk, een dokter en een mamma (смотри-ка, доктор и мама), die het kind uit elkaar trekken (ребенка друг от друга оттаскивают). Dat heb ik nog nooit gezien (такого я еще никогда не видела), nog nooit. Ja, maar hij (да, но он)… zegt Janneke. Ja, maar zij… zegt Jip. Jullie krijgen een kop chokola en een beschuitje (вы получите /по/ чашке какао и печенье), zegt de echte moeder (настоящая), en je moet Poppejans lekker in bed stoppen (надо Попеянс уютно в кровать положить), dan wordt zij vanzelf better (тогда она сама поправится: «будет сама собой лучше»). Poppejans wordt in bed gelegt (положена в кровать: leggen) en doet haar oogjes toe (закрывает глаза: toedoen закрывать) , en ze denkt (и думает: denken): “Gelukkig dat ik nog een grootmoeder heb (какое счастье, что у меня еще и бабушка есть)”.
Poppejans is ziek
Wat zou Poppejans toch hebben? Zij is zo ziek! Ik zal de dokter opbellen, zegt de moeder van Poppejans. En ze pakt het gordijnkoord en roept “hallo”. Hallo, zegt de dokter. Hij staat bij het andere gordijn.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
185
186
Dokter, dokter, kom toch gauw. Poppejans is ziek. Ik kom al, zegt de dokter. En daar is hij. Zijn jas sleept over de vloer en zijn hoed staat op zijn neus en hij heeft een houten lepel in de hand. Wel, wel, zegt de dokter, ik zal haar even onderzoeken. En hij geeft Poppejans een klap op haar hoofd met de lepel. Nee, dokter, roept de poppemoeder, dat moet u niet doen. Het kind heeft de koorts, zegt dokter. Zij moet in het warme zeepsop. Als je koorts hebt moet je niet in het warme zeepsop, zegt de moeder van Poppejans. Hoor eens, roept de dokter, als jij het beter weet moet jij maar dokter zijn. En hij pakt Poppejans bij haar been. Het moedertje pakt haar kind bij het andere been en allebei trekken ze hard. En ze schreeuwen en ze gillen. Daar komt Janneke's moeder binnen en zegt: Kijk, een dokter en een mamma, die het kind uit elkaar trekken. Dat heb ik nog nooit gezien, nog nooit. Ja, maar hij… zegt Janneke. Ja, maar zij… zegt Jip. Jullie krijgen een kop chokola en een beschuitje, zegt de echte moeder, en je moet Poppejans lekker in bed stoppen, dan wordt zij vanzelf better. Poppejans wordt in bed gelegt en doet haar oogjes toe, en ze denkt: “Gelukkig dat ik nog een grootmoeder heb”.
Het kindje lijkt op een varkentje (детка, похожая на свинюшку: varken свинья) Ik heb een nichtje (у меня есть двоюродная сестра: nicht племянница; кузина), zegt Janneke. Ga je mee kijken (пойдешь со мной посмотреть)? Waar is ze dan (где же она), zegt Jip. Bij haar thuis (у нее дома), zegt Janneke. Ze is er pas (она там только что появилась). Ze is zooooooo klein (она воооот такая маленькая). Zo klein als Poppejans (такая маленькая, как Попеянс), zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
186
187
Nog kleiner (еще меньше), zegt Janneke. En samen gaan ze naar het huis van het nichtje (и вместе идут они в дом к кузине). Dit is mijn tante (это моя тетя), zegt Janneke. Jij mag ook wel tante zeggen (ты можешь ее тоже тетей звать), Jip. Jullie moeten heel stil zijn (вам надо быть очень тихими), zegt tante. Je moet op je teentjes lopen (вы должны на цыпочках ходить: teen палец ноги). Het kindje slaapt (детка спит). Jip en Janneke lopen op hun tenen (ходят на цыпочках). Het kindje ligt in de wieg (лежит в люльке: liggen). Een wieg met gordijntjes (люлька с занавесками). Ze doen heel zacht de gordijntjes open (они очень осторожно открывают занавески: opendoen открывать). O, wat klein (какая маленькая), zegt Jip. Heel erg klein (очень-очень маленькая), zucht (вздыхает: zuchten) Janneke. Maar dan wordt het kindje wakker (но тут детка просыпается). Het huilt (она плачет). Het huilt heel hard (очень громко). Waarom huilt ze zo (почему она так плачет), vraagt Janneke. Mijn Poppejans huilt nooit (моя Попеянс никогда не плачет). Ze huilt omdat ze eten wil (она плачет, потому что хочет есть), zegt tante. Ze lijkt precies op het varkentje (она в точности похожа на свинюшку: lijken быть похожим, varken свинья), zegt Jip. het varkentje van boer Jansen (/на/ свинюшку крестьянина Янсена). Ze heeft ook geen haar (у нее тоже нет волос). Zou jij graag een klein kindje willen hebben (ты бы тоже хотел маленькую детку иметь), Jip, vraagt tante. Zou jij geen klein zusje willen hebben (разве ты не хотел бы маленькую сестричку иметь)? Nee, zegt Jip. Ik heb liever een echt varkentje (лучше бы настоящую свинку). Kan ze al spelen (она уже умеет играть)? Maar nee, het kindje kan nog niet spelen (но нет, детка еще не умеет играть). Het is nog te klein (она еще слишком мама). Jip en Janneke worden de kamer uitgestuurd (Йип и Яннеке выдворяются из комнаты: uitsturen послать, выслать). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
187
188
Ik vind er niks aan (я не вижу ничего особенного), zegt Jip. Ik wel (а я вижу, «а я да»), zegt Janneke. Het is lief (она милая). En jij hebt niet eens een nichtje (и у тебя нет совсем “ни одной” кузины). Moeder, roept Jip, heb ik een nichtje (у меня есть кузина)? Jazeker (да, конечно), zegt moeder. Je hebt toch Mineke in Amersfoort (у тебя же есть Минеке в Амерсфорте). Die is al zes (ей уже шесть). Dat is jouw nichtje (это кузина). Zie je wel (вот видишь), zegt Jip. Ik heb een nichtje (у меня есть кузина). Ze is al zes (ей уже шесть). Ze lijkt niet op een varkentje (она не похожа на свинку). En dan is Janneke boos en loopt weg (и тогда Яннеке рассердилась и ушла). Ga straks maar naar haar toe (иди сейчас же к ней), zegt moeder. En zeg maar dat je het toch wel een lief varkentje vindt (и скажи, что ты ее все же милой свинкой находишь). Dat doet Jip (Йип это сделал). En ‘s middags is alles weer goed (и днем стало все опять хорошо).
Het kindje lijkt op een varkentje
Ik heb een nichtje, zegt Janneke. Ga je mee kijken? Waar is ze dan, zegt Jip. Bij haar thuis, zegt Janneke. Ze is er pas. Ze is zooooooo klein. Zo klein als Poppejans, zegt Jip. Nog kleiner, zegt Janneke. En samen gaan ze naar het huis van het nichtje. Dit is mijn tante, zegt Janneke. Jij mag ook wel tante zeggen, Jip. Jullie moeten heel stil zijn, zegt tante. Je moet op je teentjes lopen. Het kindje slaapt. Jip en Janneke lopen op hun tenen. Het kindje ligt in de wieg. Een wieg met gordijntjes. Ze doen heel zacht de gordijntjes open. O, wat klein, zegt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
188
189
Heel erg klein, zucht Janneke. Maar dan wordt het kindje wakker. Het huilt. Het huilt heel hard. Waarom huilt ze zo, vraagt Janneke. Mijn Poppejans huilt nooit. Ze huilt omdat ze eten wil, zegt tante. Ze lijkt precies op het varkentje, zegt Jip. het varkentje van boer Jansen. Ze heeft ook geen haar. Zou jij graag een klein kindje willen hebben, Jip, vraagt tante. Zou jij geen klein zusje willen hebben? Nee, zegt Jip. Ik heb liever een echt varkentje. Kan ze al spelen? Maar nee, het kindje kan nog niet spelen. Het is nog te klein. Jip en Janneke worden de kamer uitgestuurd. Ik vind er niks aan, zegt Jip. Ik wel, zegt Janneke. Het is lief. En jij hebt niet eens een nichtje. Moeder, roept Jip, heb ik een nichtje? Jazeker, zegt moeder. Je hebt toch Mineke in Amersfoort. Die is al zes. Dat is jouw nichtje. Zie je wel, zegt Jip. Ik heb een nichtje. Ze is al zes. Ze lijkt niet op een varkentje. En dan is Janneke boos en loopt weg. Ga straks maar naar haar toe, zegt moeder. En zeg maar dat je het toch wel een lief varkentje vindt. Dat doet Jip. En ‘s middags is alles weer goed.
Wie eet het meeste pannekoeken? (кто съест больше блинов?) Ha, pannekoeken (о, блины: pan сковорода; koek пирог), zegt Jip. Fijn (здорово), pannekoeken, zegt Janneke. Heerlijk (великолепно), pannekoeken, zegt Jips vader.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
189
190
En moeder staat te bakken (мама печет /стоя/ блины: «стоит /чтобы/ печь»). Met een rood hoofd (вся красная: «с красной головой»). Om beurten krijgen ze een pannekoek (по очереди получают они /по/ блину). Zullen we doen (давайте соревноваться: «будем мы делать, не сделать ли нам»), wie het meeste pannekoeken kan eten (кто больше все блинов может съесть)? Zegt vader. Ja, roept Jip. Ja, zegt Janneke. En wat krijgt die dan (и что он тогда получит)? Een pannekoek (блин), zegt vader. Hè nee, zegt moeder, dat is niet leuk (это не интересно: leuk милый, приятный; забавный). Nee, wie het meeste pannekoeken eet (кто больше всех съест), krijgt van mij een medalje (получит от меня медаль). Jip heeft er al drie op (Йип съел уже три). En vader pas een (а папа только один). Nu gaan ze heel hard eten (теперь начали они очень быстро есть). Zo vlug als ze kunnen (так быстро, как только могут). Eindelijk zegt vader (наконец говорит папа): Ik kan niet meer (больше не могу). Hoeveel heb je er op (сколько ты съел)? vraagt moeder. Drie, zegt vader. En Jip zegt na een poos (немного погодя: «после паузы»): Ik kan ook niet meer (я тоже не могу больше). Hoeveel heb je er op? Vier (четыре), zegt Jip. En kijk nou toch die Janneke (а ты погляди на Яннеке). Die eet maar door (она продолжает есть). Ze eet maar door. Hoeveel hab je er op, Janneke? Vijf (пять), zegt Janneke met een zucht (со вздохом). Goed, zegt moeder. Dan krijg jij de medalje (тогда получишь ты медаль). En moeder maakt voor Janneke een gouden medalje (делает для Яннеке золотую медаль). Een pannekoekenmedalje (медаль за блины) aan een rood lint (на красной ленточке). Die krijgt Janneke op haar jurk (нацепляет: «получает» Яннеке на платье), met een speld (с булавкой). En Janneke is zo trots (так горда). Zo trots. En Jip? Nou dat begrijp je (ну ты ж понимаешь…). Jip is echt Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
190
191
een beetje jaloers (немножно завидует: echt настоящий, подлинный; понастоящему, искренне).
Wie eet het meeste pannekoeken?
Ha, pannekoeken, zegt Jip. Fijn, pannekoeken, zegt Janneke. Heerlijk, pannekoeken, zegt Jips vader. En moeder staat te bakken. Met een rood hoofd. Om beurten krijgen ze een pannekoek. Zullen we doen, wie het meeste pannekoeken kan eten? zegt vader. Ja, roept Jip. Ja, zegt Janneke. En wat krijgt die dan? Een pannekoek, zegt vader. Hè nee, zegt moeder, dat is niet leuk. Nee, wie het meeste pannekoeken eet, krijgt van mij een medalje. Jip heeft er al drie op. En vader pas een. Nu gaan ze heel hard eten. Zo vlug als ze kunnen. Eindelijk zegt vader: Ik kan niet meer. Hoeveel heb je er op? vraagt moeder. Drie, zegt vader. En Jip zegt na een poos: Ik kan ook niet meer. Hoeveel heb je er op? Vier, zegt Jip. En kijk nou toch die Janneke. Die eet maar door. Ze eet maar door. Hoeveel hab je er op, Janneke? Vijf, zegt Janneke met een zucht. Goed, zegt moeder. Dan krijg jij de medalje. En moeder maakt voor Janneke een gouden medalje. Een pannekoekenmedalje aan een rood lint. Die
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
191
192
krijgt Janneke op haar jurk, met een speld. En Janneke is zo trots. Zo trots. En Jip? Nou dat begrijp je. Jip is echt een beetje jaloers.
Een kangoeroe in de havermout (Кенгуру в овсянке)
Moeder, roept Jip (зовет Йип). Wat is er (что такое)? Mag ik een pak havermout kopen (можно мне пакет овсянки купить: haver овес; mout солод)? Alweer (опять), zegt moeder, we hebben nog een bus vol (у нас полный бидон). Hè toe noe (нууу), zegt Jip. Ik wil zo graag een kangoeroe (я так хочу кенгуру). Moeder lacht (смеется). In ieder pak havermout zit een plaatje (в каждом пакете овсянке есть картинка: zitten-zat-gezeten сидеть; находиться). En Jip en Janneke sparen de plaatjes (собирают картинки: sparen сберегать, копить). Ieder plaatje is een beest (каждая картинка животное). Ze hebben al een aap en een olifant en een zebra en nog veel meer (у них есть обезьяна и слон, и зебра, и еще много), en dat alles wordt opgeplakt in een album (и все это наклеено в альбом: plakken). Maar een kangoeroe is er nog niet bij (но кенгуру нет там). Voruit dan maar (ну тогда идите же: «вперед же тогда»), zegt moeder. Ga jij mar een pak havermout kopen (иди-ка ты купи пакет овсянки). En neem Janneke maar mee (и возьми Яннеке с собой). Samen gaan ze naar de winkel (вместе идут они в магазин). Een pak havermout (пакет овсянки), zegt Jip. Met een plaatje (с картинкой). En het moet een kangoeroe zijn (и это должна быть кенгуру). Dat kan ik niet zien (этого я не могу видеть), zegt de juffrouv (говорит девушка). Het plaatje zit binnen in het pak (картинка находится внутри пакета). Je moet afwachten (вам надо подождать). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
192
193
Op een drafje hollen Jip en Janneke naar huis (галопом несутся они домой). Gauw kijken (скорее /по/смотрим), zegt Jip. Het is nu vast een kangoeroe (теперь, наверное, кенгуру). Maar als ze het openmaken (но когда они его открывают), dan valt het plaatje er al uit (выпадает картинка: uitvallen). Het is weer een aap (снова обезьяна). Jip is boos (сердит). Alweer een aap (опять обезьяна), roept hij. Ik heb al een aap (у меня уже есть обезьяна). Moeder, mag ik nog een pak havermout halen (мама, можно мне еще пакет овсянки взять)? Nee, zegt moeder. Nou heb ik voor zes weken havermout genoeg (теперь у нас есть еще на шесть недель овсянки). Als jullie morgen samen een hele havermout opeten (если вы завтра всю овсянку съедите), vind ik het goed (/будет/ хорошо: “я нахожу…”). Wil je dat (хочешь)? Janneke, kom je morgen een hele teil havermout eten, bij Jip (придешь ты завтра целый таз овсянки есть, к Йипу: teil таз; миска)? Nee, zegt Janneke. Ik vind een bord havermout al zo veel (для меня и тарелки овсянки слишком много). Nou zit ik met twee apen (теперь остался я: «сижу» с двумя обезьянами), schreeuwt Jip (кричит). Je moet proberen te ruilen (тебе надо попробовать поменяться), zegt moeder. Ruil maar met de vriendjes op straat (поменяй с друзьями на улице). Dat is een idee (это идея). Jip staat de hele middag op straat (стоит весь полдень на улице) op zijn ene aap te ruilen (чтобы одну свою обезьяну поменять). Maar geen een jongetje eet thuis havermout (но ни один мальчик не ест дома овсянку). Als Jip moedeloos terugkomt (когда Йип, упав духом, возвращается; moed мужество, смелость; присутствие духа), staat Janneke aan de deur (стоит Яннеке у дверей). Kijk eens (смотри-ка), zegt ze. Een kangoeroe! roept Jip. Ja, zegt Janneke. Ik mocht van mijn moeder nog een pak havermout kopen (мне моя мама разрешила еще один пакет овсянки купить). En hij zat erin (и она была внутри). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
193
194
Fijn (здорово), zegt Jip. En nou gauw in ons boek plakken (теперь скорее в нашу книгу наклеим: «а теперь быстро клеить»).
Een kangoeroe in de havermout
Moeder, roept Jip. Wat is er? Mag ik een pak havermout kopen? Alweer, zegt moeder, we hebben nog een bus vol. Hè toe noe, zegt Jip. Ik wil zo graag een kangoeroe. Moeder lacht. In ieder pak havermout zit een plaatje. En Jip en Janneke sparen de plaatjes. Ieder plaatje is een beest. Ze hebben al een aap en een olifant en een zebra en nog veel meer, en dat alles wordt opgeplakt in een album. Maar een kangoeroe is er nog niet bij. Voruit dan maar, zegt moeder. Ga jij mar een pak havermout kopen. En neem Janneke maar mee. Samen gaan ze naar de winkel. Een pak havermout, zegt Jip. Met een plaatje. En het moet een kangoeroe zijn. Dat kan ik niet zien, zegt de juffrouv. Het plaatje zit binnen in het pak. Je moet afwachten. Op een drafje hollen Jip en Janneke naar huis. Gauw kijken, zegt Jip. Het is nu vast een kangoeroe. Maar als ze het openmaken, dan valt het plaatje er al uit. Het is weer een aap. Jip is boos. Alweer een aap, roept hij. Ik heb al een aap. Moeder, mag ik nog een pak havermout halen? Nee, zegt moeder. Nou heb ik voor zes weken havermout genoeg. Als jullie morgen samen een hele havermout opeten, vind ik het goed. Wil je dat? Janneke, kom je morgen een hele teil havermout eten, bij Jip? Nee, zegt Janneke. Ik vind een bord havermout al zo veel. Nou zit ik met twee apen, schreeuwt Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
194
195
Je moet proberen te ruilen, zegt moeder. Ruil maar met de vriendjes op straat. Dat is een idee. Jip staat de hele middag op straat op zijn ene aap te ruilen. Maar geen een jongetje eet thuis havermout. Als Jip moedeloos terugkomt, staat Janneke aan de deur. Kijk eens, zegt ze. Een kangoeroe! roept Jip. Ja, zegt Janneke. Ik mocht van mijn moeder nog een pak havermout kopen. En hij zat erin. -
Fijn, zegt Jip. En nou gauw in ons boek plakken.
Janneke komt logeren (Яннеке приходит ночевать) (Logee это гость, который приходит «с ночевкой», в отличие от гостя «с визитом»; logeren оставаться спать в гостях). Jip speelt in de tuin (Йип играет в саду). Hij gilt over de heg (кричит через забор): Janneke! Waar is Janneke toch (где же /эта/ Яннеке)? Hij heeft haar de hele dag nog niet gezien (он ее целый день еще не видел: zien-zag-gezien). Janneke! roept Jip weer (зовет он опять). En daar komt Janneke de achterdeur uit (и тут выходит Яннеке из задней двери). Ze heeft een koffertje in de hand (у нее чемоданчик в руке). En ze heeft haar hoedje op (и на ней шляпа: ор на /голове/). En ze loopt heel gewichtig naar de heg (и она идет очень важно к забору). Wat ga je doen (что ты собираешься делать)? vraagt Jip heel verbaasd (спрашивает Йип удивленно). Ik ga uit logeren (я иду в гости спать: «я ухожу с ночевкой»), zegt Janneke. Ga je uit logeren? Waar naar toe dan (куда же тогда)? Bij jou (к тебе), zegt Janneke en ze kruipt door het gaatje in de heg (и она продирается сквозь дырку в заборе). Maar haar koffertje en haar hoed kruipt ze Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
195
196
door het gaatje (и чемоданчик и шляпу она тоже продирает сквозь дырку). Dat is een gek gezicht (очень смешной вид). Jip moet heel hard lachen (Йип очень /сильно/ смеется, не может удержаться от смеха, рассмеялся). Maar hij begrijpt er niets van (но он ничего не понимает). Mijn vader en mijn moeder gaan de stad uit (мои папа и мама уезжают за город), zegt Janneke. Tot overmorgen (до послезавтра). En nu mag ik bij jou logeren (и я могу у тебя погостить). En daarvoor is dat koffertje (и потому этот чемоданчик). Wat zit er in (а что в нем: zitten сидеть)? vraagt Jip. Een nachtpon (ночная рубашка). En een tandenborstel (и зубная щетка). En tandpasta (и паста). En Poppejans (и Попеянс). En nog iets (и еще кое-что). Een verrassing (сюрприз). Slaap je dan in de logeekamer (значит, ты будешь спать в комнате для гостей: slapen)? vraagt Jip. Ik weet niet (я не знаю). Zullen we het vragen (/пойдем/ спросим)? Ze gaan samen naar binnen (они идут вместе в дом). Ha, zegt Jips moeder. Daar is logee (вот и гость). Dag logee (здравствуй, гость). Jip, laat jij de logee de kamer eens zien (Йип, покажи гостье комнату: laten zien показывать: «дать посмотреть»). En help maar met de koffer uitpakken (и помоги чемоданчик распаковать: «с распаковыванием чемоданчика»). Kijk, zegt Jip. Hier moet je slapen (здесь ты будешь спать: «должна»). In dit bed (в этой кровати). En laat nou eens kijken naar de verrasing (и давай посмотрим на сюрприз)! Janneke doet de koffer open (открывает чемодан: opendoen открывать). En bovenin ligt een groot stuk chocola (и сверху лежит большая плитка шоколада: stuk кусок). Dat is voor jou (это для тебя), zegt Janneke. En s’ avonds mogen ze samen tanden poetsen (и вечером им можно вместе зубы чистить). En samen wassen (и вместе умываться). En samen naar het verhaaltje luisteren (и вместе сказку слушать: verhaaltje рассказик). Jip in zijn pyjama (Йип в своей пижаме). En Janneke in haar nachtpon (в ночной рубашке). Vader vertelt het verhaaltje (папа рассказывает сказку). Van vijf
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
196
197
biggertjes (про пять поросят). En als het uit is, nog eens (и когда она кончится, еще одну). En als het uit is, nog eens. En nou naar bed (а теперь в кровать), zegt moeder. Weten jullie hoe laat het is (знаете вы, сколько времени: «как поздно»)? Het is acht uur (восемь часов). Veel te laat (очень поздно: «слишком»)! Maar het gebeurt ook niet iedere dag (но это случается тоже не каждый день: gebeuren), dat Janneke komt logeren (что Яннеке ночевать приходит).
Janneke komt logeren
Jip speelt in de tuin. Hij gilt over de heg: Janneke! Waar is Janneke toch? Hij heeft haar de hele dag nog niet gezien. Janneke! roept Jip weer. En daar komt Janneke de achterdeur uit. Ze heeft een koffertje in de hand. En ze heeft haar hoedje op. En ze loopt heel gewichtig naar de heg. Wat ga je doen? vraagt Jip heel verbaasd. Ik ga uit logeren, zegt Janneke. Ga je uit logeren? Waar naar toe dan? Bij jou, zegt Janneke en ze kruipt door het gaatje in de heg. Maar haar koffertje en haar hoed kruipt ze door het gaatje, Dat is een gek gezicht. Jip moet heel hard lachen. Maar hij begrijpt er niets van. Mijn vader en mijn moeder gaan de stad uit, zegt Janneke. Tot overmorgen. En nu mag ik bij jou logeren. En daarvoor is dat koffertje. Wat zit er in? vraagt Jip. Een nachtpon. En een tandenborstel. En tandpasta. En Poppejans. En nog iets. Een verrassing. Slaap je dan in de logeekamer? vraagt Jip. Ik weet niet. Zullen we het vragen? Ze gaan samen naar binnen. Ha, zegt Jips moeder. Daar is logee. Dag logee. Jip, laat jij de logee de kamer eens zien. En help maar met de koffer uitpakken. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
197
198
Kijk, zegt Jip. Hier moet je slapen. In dit bed. En laat nou eens kijken naar de verrasing! Janneke doet de koffer open. En bovenin ligt een groot stuk chocola. Dat is voor jou, zegt Janneke. En s’ avonds mogen ze samen tanden poetsen. En samen wassen. En samen naar het verhaaltje luisteren. Jip in zijn pyjama. En Janneke in haar nachtpon. Vader vertelt het verhaaltje. Van vijf biggertjes. En als het uit is, nog eens. En als het uit is, nog eens. En nou naar bed, zegt moeder. Weten jullie hoe laat het is? Het is acht uur. Veel te laat! Maar het gebeurt ook niet iedere dag, dat Janneke komt logeren.
Jip zingt op straat (Йип поет на улице)
Moeder, roept Jip. Er staat een man op straat (/там/ человек стоит на улице). Hij zingt (он поет: zingen). Ik hoor het (я слышу), zegt moeder. Hier, je mag hem wat brengen (вот, ты можешь что-то ему отнести). Geef hem deze stuiver (дай ему эту монету: geven; stuiver нидерландская монета в пять центов, пятак), hij heeft het verdiend (он это заслужил). Jip geeft de man een stuiver (Йип дает человеку монету) en dan gaat hij naar Janneke (и потом идет к Яннеке). Ga je mee geld verdienen (пойдем со мной деньги зарабатывать)? vraagt hij. Op straat met zingen (на улице петь: «с пением»). Kan dat dan (это можно)? zegt Janneke. Ja, dat kan. Ik zal wel zingen (я буду петь), dan moet jij die grote hoed van je vader meenemen (а тебе нужно эту большую шляпу твоего папы взять).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
198
199
Daar staan ze in het straatje (там стоят они на улочке). Jip zingt zo hard als hij kan (поет так громко, как только может). Hij wordt er schor van (он даже охрип от этого). En Janneke staat daar met de hoed (стоит там со шляпой). Maar ze krijgеn niets (но ничего не получают). Niemand let er op (никто /не/ обращает внимания). Je moet het echt vragen (ты должна спросить), zegt Jip. Daar komt een mevrouw aan (там идет мефрау). Vraag maar een centje voor de zanger (спроси монетку для певца). Janneke is erg verlegen (очень стесняется). Maar ze doet het toch (но все же делает это). Wel, wel, zegt de mevrouw. Halen jullie сenten op (вы собираете деньги: ophalen)? Daar dan (тогда вот), en ze geeft Janneke twee cent (и она дает два цента). Maar verder komt er niemand meer (но больше никто не пришел). Ik schei uit (я прекращаю: uitscheiden прекращать, выходить из игры; scheiden разделять), zegt Jip, ik kan niet meer (я не могу больше). Er komt geen geluid meer uit (больше нет голоса: «не выходит звука»: uitkomen). Kijk eens, moeder, we hebben twee cent verdiend (посмотри, мама, мы два цента заработали), zegt Jip als ze weer thuis zijn (когда они снова домой пришли). Hoe dan (как же)? vraagt moeder. Met zingen (пением), zegt Jip. Net als die man van straks (так же как тот человек: straks вскоре; недавно, только что). O, zegt moeder, maar dat moet je niet doen (но так ты не должен делать). Het is die man z’n vak om te zingen voor centen (это профессия того человека петь за деньги). Maar het is jullie vak niet (но для вас это не профессия). Je mag best zingen (ты можешь, конечно, петь), maar niet voor geld (но не за деньги). Maar we hebben toch lekker twee centen (но мы все же имеем два цента), zegt Jip. Die geven we morgen aan die man (их мы завтра отдадим тому человеку), zegt moeder. En jullie krijgen een sprits van me (а вы получите
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
199
200
печенье от меня: sprits сорт печенья), als jullie nog een keer ook vor mij zingen (если еще раз для меня споете). Dat doen ze (они это сделали). En ze krijgen elk een grote sprits (и получили большое печенье).
Jip zingt op straat
Moeder, roept Jip. Er staat een man op straat. Hij zingt. Ik hoor het, zegt moeder. Hier, je mag hem wat brengen. Geef hem deze stuiver, hij heeft het verdiend. Jip geeft de man een stuiver en dan gaat hij naar Janneke. Ga je mee geld verdienen? vraagt hij. Op straat met zingen? Kan dat dan, zegt Janneke. Ja, dat kan. Ik zal wel zingen, dan moet jij die grote hoed van je vader meenemen. Daar staan ze in het straatje. Jip zingt zo hard als hij kan. Hij wordt er schor van. En Janneke staat daar met de hoed. Maar ze krijgеn niets. Niemand let er op. Je moet het echt vragen, zegt Jip. Daar komt een mevrouw aan. Vraag maar een centje voor de zanger. Janneke is erg verlegen. Maar ze doet het toch. Wel, wel, zegt de mevrouw. Halen jullie сenten op? Daar dan, en ze geeft Janneke twee cent. Maar verder komt er niemand meer. Ik schei uit, zegt Jip, ik kan niet meer. Er komt geen geluid meer uit. Kijk eens, moeder, we hebben twee cent verdiend, zegt Jip als ze weer thuis zijn. Hoe dan? vraagt moeder. Met zingen, zegt Jip. Net als die man van straks.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
200
201
O, zegt moeder, maar dat moet je niet doen. Het is die man z’n vak om te zingen voor centen. Maar het is jullie vak niet. Je mag best zingen, maar niet voor geld. Maar we hebben toch lekker twee centen, zegt Jip. Die geven we morgen aan die man, zegt moeder. En jullie krijgen een sprits van me, als jullie nog een keer ook vor mij zingen. Dat doen ze. En ze krijgen elk een grote sprits.
Siepie wil niet wandelen (Сиппи не хочет гулять)
Janneke heeft een poesje (у Яннеке есть кошка). Hoe heet het (как ее зовут)? vraagt Jip. Siepie, zegt Janneke. Is Siepie niet lief (/разве/ Сиппи не милая)? Ja, Jip vindt Siepie erg lief (Йипу она очень нравится: «находит ее милой»). Maar Jip wil met hem uit (но он хочет /выйти/ с ней) на улицу. Heeft hij geen halsband (у нее нет ошейника: hals шея, band лента, тесьма)? vraagt Jip. Een poes heeft nooit een halsband (у кошки никогда не бывает ошейника), zegt Janneke. We doen hem een touwtje om (мы обвяжем ее веревочкой), zegt Jip. En dan gaan we met hem wandelen (и тогда пойдем с ней гулять). Maar Siepie wil niet wandelen (но Сиппи не хочет гулять). Siepie wil ook geen touwtje om (и тоже не хочет веревочки). Siepie is bang (боится). Hij trekt aan de ene kant (она тянет за один конец) en Jip en Janneke aan de andere kant (за другой конец). Die arme Siepie (бедная Сиппи). Zijn nekje wordt erg dun (ее шея становится совсем тонкой) van dat touw (от этой веревки). Je moet mee (ты должна /идти/ с нами)! roept Jip. Maar dan komt Janneke's moeder binnen (но тут входит мама Яннеке).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
201
202
Schei uit (прекрати: uitscheiden прекращать, выходить из игры; scheiden разделять), zegt ze. Doe dat touw van Siepies nek (сними веревку с шеи Сиппи). Die arme poes (бедная кошка). Stel je voor dat ik jullie een touw om je nek deed (представь себе, что я вам веревку на шею привяжу). En dat ik dan hard ging trekken (и что я так сильно тяну). Wat zou je zeggen (что бы ты сказал)? Kijk, Siepie huilt (смотри, Сиппи плачет: huilen). Siepie heeft verdriet (она грустная). Janneke maakt vlug het touw los (развязывает веревку: losmaken развязать). Siepie kruipt weg in een hoekje (Сиппи ползет в угол: kruipen). Zie je wel (вот видишь)? vraagt moeder. Siepie huilt (плачет). Nietjes (а вот и нет, нетушки), zegt Jip. Wat denken jullie (а что вы думаете), zou Siepie echt huilen (Сиппи в самом деле: «подлинно» плачет)?
Siepie wil niet wandelen
Janneke heeft een poesje. Hoe heet het? vraagt Jip. Siepie, zegt Janneke. Is Siepie niet lief? Ja, Jip vindt Siepie erg lief. Maar Jip wil met hem uit. Heeft hij geen halsband? vraagt Jip. Een poes heeft nooit een halsband, zegt Janneke. -
We doen hem een touwtje om, zegt Jip. En dan gaan we met hem wandelen. Maar Siepie wil niet wandelen. Siepie wil ook geen touwtje om. Siepie is bang. Hij trekt aan de ene kant en Jip en Janneke aan de andere kant. Die arme Siepie. Zijn nekje wordt erg dun van dat touw. Je moet mee! roept Jip. Maar dan komt Janneke's moeder binnen. Schei uit, zegt ze. Doe dat touw van Siepies nek. Die arme poes. Stel je voor dat ik jullie een touw om je nek deed. En dat ik dan hard ging trekken. Wat zou je zeggen? Kijk, Siepie huilt. Siepie heeft verdriet. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
202
203
Janneke maakt vlug het touw los. Siepie kruipt weg in een hoekje. Zie je wel? vraagt moeder. Siepie huilt. Nietjes, zegt Jip. Wat denken jullie, zou Siepie echt huilen?
Janneke is zoek (Яннеке пропала) Waar is Janneke (где Яннеке)? vraagt moeder. Waar is Janneke toch (всетаки)? vraagt vader. Janneke! Janneke! Maar ze is nergens (но ее нет нигде). Daar is Jip wel (но есть Йип)! Dag, Jip, weet je waar Janneke is (ты знаешь, где Яннеке)? Nee, zegt Jip. Nu gaan ze zoeken (тогда начинают они искать: «идут»). Ze zoeken in de voorkamer (они ищут в передней комнате). En in de achterkamer (в задней комнате). En in de slaapkamer (в спальне). En in de keuken (в кухне). En op het balkon (на балконе). En in de tuin (и в саду). Moeder is zo ongerust (мама так беспокоится). Ze huilt bijna (она почти плачет: huilen). En vader zegt: Hebben jullie samen gespeeld (вы играли вместе: spellen), Jip? Ja, zegt Jip. Waar dan (где же)? In de gang (в коридоре), zegt Jip. We hebben Doornroosje gespeeld (мы играли в Спящую царевну: doorn колючка, шип, roos роза). En Janneke moest honderd jaar slapen (и Яннеке должна была сто лет спать: moeten). En ik was de prins (и я был принцем). En waar was het kasteel (и где был замок)? vraagt vader. In die kast (в этом шкафу), zegt Jip. Dan doet vader de kast open (тогда папа открывает шкаф: opendoen). En daar ligt ze, Doornroosje (и там лежит она, Спящая царевна). Ze slaapt (она спит: slapen). Met haar hoofd op de stofsuiger (с головой на пылесосе). En haar
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
203
204
armen om de zwabber heen (и руками обнимая швабру: «с руками вокруг швабры»: omheen). Vader pakt haar op (папа поднимает ее: oppakken) en Janneke wordt wakker (просыпается). En moeder geeft haar een zoen (и мама целует ее: «дает ей поцелуй»), want ze is zo blij (потому что она так рада)! Maar Janneke begrijpt er niets van (но Яннеке ничего не понимает, что произошло: ervan отсюда, из этого; begrijpen). Ik was Doornroosje (я была Спящая красавица), zegt ze. Maar ik ben écht in slap gevallen (но я и вправду уснула: echt действительно, понастоящему). Moeder lacht (смеется). Maar Jip kijkt sip (но Йип глядит хмуро). Wat is er (что такое), Jip? Ik was de prins (я был принцем), zegt Jip. Ik moest haar wakker maken over honderd jaar (я должен был ее разбудить через сто лет). Maar ik het helemaal vergeten (но я совсем забыл: vergeten-vergat-vergeten). Ik ben gaan tollen (я играл в юлу: tol юла). Je bent een prins van niks (никудышный ты принц: «ты принц никакой»), zegt vader. En dan gaan ze naar de kamer (и тогда идут они в комнату). Limonade drinken voor de schrik (попить лимонада, за /такой/ испуг).
Janneke is zoek
Waar is Janneke? vraagt moeder. Waar is Janneke toch? vraagt vader. Janneke! Janneke! Maar ze is nergens. Daar is Jip wel! Dag, Jip, weet je waar Janneke is? Nee, zegt Jip. Nu gaan ze zoeken. Ze zoeken in de voorkamer. En in de achterkamer. En in de slaapkamer. En in de keuken. En op het balkon. En in de tuin. Moeder is zo ongerust. Ze huilt bijna. En vader zegt: Hebben jullie samen gespeeld, Jip?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
204
205
Ja, zegt Jip. Waar dan? In de gang, zegt Jip. We hebben Doornroosje gespeeld. En Janneke moest honderd jaar slapen. En ik was de prins. En waar was het kasteel? vraagt vader. In die kast, zegt Jip. Dan doet vader de kast open. En daar ligt ze, Doornroosje. Ze slaapt. Met haar hoofd op de stofsuiger. En haar armen om de zwabber heen. Vader pakt haar op en Janneke wordt wakker. En moeder geeft haar een zoen, want ze is zo blij. Maar Janneke begrijpt er niets van. Ik was Doornroosje, zegt ze. Maar ik ben écht in slap gevallen. Moeder lacht. Maar Jip kijkt sip. Wat is er, Jip? Ik was de prins, zegt Jip. Ik moest haar wakker maken over honderd jaar. Maar ik het helemaal vergeten. Ik ben gaan tollen. Je bent een prins van niks, zegt vader. En dan gaan ze naar de kamer. Limonade drinken voor de schrik.
Jip belt Janneke (Йип звонит Яннеке)
Mag ik Janneke opbellen, moeder (можно мне Яннеке позвонить, мама)? vraagt Jip. Goed (хорошо), zegt moeder. Zal ik voor je draaien (мне набрать для тебя номер: «должна я для тебя крутить = набрать номер»)? Ik wil zelf draaien (я хочу сам набирать), zegt Jip. En hij doet het zo keurig (и он делает это так аккуратно). Hij weet precies het nummer (он знает точно номер).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
205
206
Hallo, zegt hij. Hallo, hallo, mag ik Janneke spreken (можно мне с Яннеке говорить)? Dan komt Janneke aan de telefoon en ze zegt (приходит Яннеке и говорит): Hallo. Hallo, roept Jip. Kom je op de klok kijken (придешь ко мне на часы посмотреть)? Wat zeg je (что ты говоришь)? Kom je op de klok kijken? Wij hebben zelf een klok (у нас самих есть часы; у нас есть свои часы), zegt Janneke. O, zegt Jip, dag (до свидания). En dan is gesprek uit (и разговор окончился). Moeder, Janneke wil niet op mijn klok kijken (мама, Яннеке не хочет на мои часы посмотреть), zegt Jip. Ja, zegt moeder, maar ze denkt dat het een gewoone klok is (но она думает, что это обычные часы). Neem je klok maar mee naar haar toe (возьми часы с собой к ней: meenemen). Dan gaat Jip naar Janneke's huis (тогда идет Йип к Яннеке домой). Ik heb je opgebelt (я тебе звонил: opbellen), zegt hij. Ja, zegt Janneke. Ik heb ook iets gezegt (я тебе тоже что-то сказала: zeggen-zei-gezegt). Hier is de klok (вот часы: «здесь часы»), zegt Jip. Het is mijn eigen klok (это мои собственные часы). Het is een klok om te leren (это часы для обучения). Wacht maar (подожди-ка). Ik verzet de wijzers (я переведу стрелки: verzetten). Hoe laat is het nu (сколько времени сейчас: hoe laat = как поздно)? Janneke weet het niet (не знает). Acht uur, dommerd (восемь часов, дуреха), zegt Jip. En hoe laat is het nu? Ik weet het niet (я не знаю). Maar kijk, nu weet Jip het zelf ook niet meer (но смотри-ка, теперь Йип больше и сам не знает). Hij weet niet hoe laat het is op de klok (он не знает, сколько сейчас на часах). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
206
207
Weten jullie het wel (а вы-то знаете)?
Jip belt Janneke
Mag ik Janneke opbellen, moeder? vraagt Jip. Goed, zegt moeder. Zal ik voor je draaien? Ik wil zelf draaien, zegt Jip. En hij doet het zo keurig. Hij weet precies het nummer. Hallo, zegt hij. Hallo, hallo, mag ik Janneke spreken? Dan komt Janneke aan de telefoon en ze zegt: Hallo. Hallo, roept Jip. Kom je op de klok kijken? Wat zeg je? Kom je op de klok kijken? Wij hebben zelf een klok, zegt Janneke. O, zegt Jip, dag. En dan is gesprek uit. Moeder, Janneke wil niet op mijn klok kijken, zegt Jip. Ja, zegt moeder, maar ze denkt dat het een gewoone klok is. Neem je klok maar mee naar haar toe. Dan gaat Jip naar Janneke's huis. Ik heb je opgebelt, zegt hij. Ja, zegt Janneke. Ik heb ook iets gezegt. Hier is de klok, zegt Jip. Het is mijn eigen klok. Het is een klok om te leren. Wacht maar. Ik verzet de wijzers. Hoe laat is het nu? Janneke weet het niet. Acht uur, dommerd, zegt Jip. En hoe laat is het nu? Ik weet het niet. Maar kijk, nu weet Jip het zelf ook niet meer. Hij weet niet hoe laat het is op de klok. Weten jullie het wel?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
207
208
Rijst met krentenhond (Рисовый с изюмом пес; ср.: krentenbol булочка с изюмом) Hand in hand lopen Jip en Janneke over de weg (взявшись за руки, идут Йип и Яннеке по дороге). Zij gaan naar de boerderij (они идут на ферму). Maar als ze bij het hek komen blijven ze staan (но дойдя до изгороди, останавливаются). Kijk daar (посмотри туда), zegt Jip. Een koe (корова)! zegt Janneke. Nee, zegt Jip, een hond (собака). Een hele grote hond (очень большая собака). Ik ben niet bang voor hem (я ее не боюсь: “его”). Ik ook niet (я тоже нет), zegt Janneke. Maar dan komt de hond met grote sprongen op Jip en Janneke af (но тут: «затем» собака помчалась большими прыжками на Йипа и Яннеке: afkommen спускаться, двигаться сверху вниз /здесь: с возвышения, холма/). Ze gillen allebei heel hard en hollen weg (они завизжали оба очень громко и понеслись прочь). Maar de hond kan veel harder lopen (но собака может гораздо быстрее бегать). Moeder! roept Jip. Vader! gilt Janneke. Maar ze zijn zo ver van huis (но они так далеко от дома) en vader en moeder kunnen het niet horen (не могут их слышать). Gelukkig komt daar net de boer aan (к счастью, пришел как раз крестьянин). Hij pakt de hond vast en zegt (он схватил собаку крепко и сказал: zeggen): Koest! (Куш! Тубо! Тихо! охот.) Dit is Hektor, zegt hij tegen Jip en Janneke. Hij is braaf (он хороший: braaf добрый, милый, славный). Hij doet niets (он ничего не сделает: doen). Aai hem maar (погладьте-ка его: ааien).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
208
209
Jip en Janneke steken allebei een handje uit (протягивают оба руки: uitsteken) en aaien de hond (и гладят собаку). En de hond kwispelt met zijn staart (и собака виляет хвостом: kwispelen). Wat is hij groot (какой он большой), zegt Jip. En wat is hij leuk (и какой славный), zegt Janneke. Hij is rijst met krentenhond (он рисовый с изюмом пес), wit met zwarte stippen (белый с черными крапинками). Dan zet de boer (сажает крестьянин) Jip en Janneke samen op Hektors rug (на спину Гектору). Ze mogen even paardje rijden (они могут немножко на лошадке покататься, проскакать) en ze hebben een reuze plezier (и они получают огромное удовольствие). Want dat gebeurt niet iedere dag (потому что так случается не каждый день), paardje rijden op een rijst met krentenhond (ездить на рисовой с изюмом собаке).
Rijst met krentenhond
Hand in hand lopen Jip en Janneke over de weg. Zij gaan naar de boerderij. Maar als ze bij het hek komen blijven ze staan. Kijk daar, zegt Jip. Een koe! zegt Janneke. Nee, zegt Jip, een hond. Een hele grote hond. Ik ben niet bang voor hem. Ik ook niet, zegt Janneke. Maar dan komt de hond met grote sprongen op Jip en Janneke af. Ze gillen allebei heel hard en hollen weg. Maar de hond kan veel harder lopen. Moeder! roept Jip. Vader! gilt Janneke. Maar ze zijn zo ver van huis en vader en moeder kunnen het niet horen.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
209
210
Gelukkig komt daar net de boer aan. Hij pakt de hond vast en zegt: Koest! Dit is Hektor, zegt hij tegen Jip en Janneke. Hij is braaf. Hij doet niets. Aai hem maar. Jip en Janneke steken allebei een handje uit en aaien de hond. En de hond kwispelt met zijn staart. Wat is hij groot, zegt Jip. En wat is hij leuk, zegt Janneke. Hij is rijst met krentenhond, wit met zwarte stippen. Dan zet de boer Jip en Janneke samen op Hektors rug. Ze mogen even paardje rijden en ze hebben een reuze plezier. Want dat gebeurt niet iedere dag, paardje rijden op een rijst met krentenhond.
Ieder een hapje (каждому по кусочку; een hapje eten перекусить)
Daar komt Janneke met haar hoofd om de hoek van de deur (Яннеке заглядывает в дверь: «за угол двери»; komen приходить). Ik ga buiten spelen (я иду на улицу играть), zegt ze. Ga je mee (ты пойдешь: «идешь ты вместе»)? Ik mag nog niet (мне еще нельзя), zegt Jip treurig (грустно). Ik moet nog zes stukjes boterham opeten (я еще должен шесть кусочков бутерброда съесть). Wat zit erop (а с чем: «что сидит на нем»)? vraagt Janneke. Muisjes (/шоколадные/ крошки: «мышки»), zegt Jip. Chocolade muisjes. Ik zal er twee opeten (я съем два), zegt Janneke, en jij ook twee (и ты тоже два), dan is het op (тогда будет всё). Allebei eten ze twee stukjes (оба они едят по два) en kijk, dan zijn er nog twee over (и смотри-ка: там еще два).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
210
211
Ieder een hapje (каждому по кусочку), zegt Janneke, en als ze ieder een hapje op hebben (и когда они по кусочку съели), dan is er nog een stukje over (остался еще один: «кроме, сверху»). Ik wil niet meer (я больше не могу), zegt Janneke. Ik wil ook (тоже) niet meer, zegt Jip. Heeft Beer al gegeten (а медведь уже поел)? vraagt Janneke. Ja, hij heeft al vier boterhammen op ( он съел уже четыре бутерброда). Zou hij niet nog een klein stukje lusten (не хочет ли он еще одним полакомиться)? En samen geven ze Beer een stukje boterham (и они вместе дают медведю кусочек бутерброда). Maar Beer houdt zijn mond stijf dicht (но медведь держит свой рот крепко закрытым). Zie je wel (вот видишь), zegt Jip. Hij heeft ook genoeg (ему тоже достаточно). Hij moet (он должен)! zegt Janneke. Hij moet groot en sterk worden (он должен большим и сильным быть). En ze proberen het nog eens (и они пробуют еще раз). Nu is het op (теперь всё), zegt Jip. En ja, het stukje brood is weg (кусочка хлеба нет), er zijn alleen maar kruimeltjes (есть только крошки). We gaan buiten spelen (мы пойдем на улицу играть), zegt Janneke. En als ze naar buiten gaan (и когда они уходят на улицу) zit Beer alleen aan tafel (сидит медведь один за столом). Hij kleeft van de boter (он вымазан маслом: kleven липнуть) en hij is helemaal bruin van de chocolade muisjes (и он совсем коричневый от шоколадных мышек). Maar hij ziet er erg trots uit (но он очень горд: uitzien выглядеть), want hij heeft vier boterhammen op (потому что съел четыре бутерброда). En nog een klein stukje (и еще кусочек).
Ieder een hapje
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
211
212
Daar komt Janneke met haar hoofd om de hoek van de deur. Ik ga buiten spelen, zegt ze. Ga je mee? Ik mag nog niet, zegt Jip treurig. Ik moet nog zes stukjes boterham opeten. Wat zit erop? vraagt Janneke. Muisjes, zegt Jip. Chocolade muisjes. Ik zal er twee opeten, zegt Janneke, en jij ook twee, dan is het op. Allebei eten ze twee stukjes en kiijk, dan zijn er nog twee over. Ieder een hapje, zegt Janneke, en als ze ieder een hapje op hebben, dan is er nog een stukje over. Ik wil niet meer, zegt Janneke. Ik wil ook niet meer, zegt Jip. Heeft Beer al gegeten? vraagt Janneke. Ja, hij heeft al vier boterhammen op. Zou hij niet nog een klein stukje lusten? En samen geven ze Beer een stukje boterham. Maar Beer houdt zijn mond stijf dicht. Zie je wel, zegt Jip. Hij heeft ook genoeg. Hij moet! zegt Janneke. Hij moet groot en sterk worden. En ze proberen het nog eens. Nu is het op, zegt Jip. En ja, het stukje brood is weg, er zijn alleen maar kruimeltjes. We gaan buiten spelen, zegt Janneke. En als ze naar buiten gaan zit Beer alleen aan tafel. Hij kleeft van de boter en hij is helemaal bruin van de chocolade muisjes. Maar hij ziet er erg trots uit, want hij heeft vier boterhammen op. En nog een klein stukje.
Een oom met een baard Ik heb een oom (у меня есть дядя), zegt Janneke. Poe, zegt Jip, ik heb er wel vier (у меня их целых четыре). Vier ooms!
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
212
213
Ja maar, ik heb een oom met een baard (да, но у меня дядя с бородой), zegt Janneke. Daar kan Jip niet tegen op (тут ему нечего сказать, возразить). Waar is hij (где он)? vraagt Jip. Bij ons thuis (у нас в доме), zegt Janneke. Ga je mee kijken (пойдем посмотрим)? Ja, zegt Jip. Hij heeft nog nooit een oom met een baard gezien (он никогда дядю с бородой не видел). De oom zit bij Janneke thuis (дядя сидит в доме у Яннеке). Op de bank (на диване). En zijn baard is heel lang (его борода очень длинная). Jip vindt het een beetje eng (Йипу немного страшно). Ben jij Jip (ты Йип)? vraagt de oom. Kom eens hier (иди сюда), ik ben oom Paul (я дядя Паул). Jip komt heel langzaam dichterbij (подходит очень медленно поближе). Eigenlijk is hij bang voor de baard (собственно говоря, он боится бороды). Maar hij durft het niet te laten merken (но не осмеливается это показать). Want dan zou Janneke hem flauw vinden (потому что Яннеке будет считать его трусом). En Jip in niet flauw (а Йип не трус: flauw слабый, вялый). Dag meneer, zegt Jip. Zeg maar oom Paul (скажи /лучше/ дядя Паул). Dag oom Paul, zegt Jip benauwd (застенчиво). Kom jij op mijn knie zitten, Jip (иди на моих коленях сидеть = сядешь ко мне на колени)? Maar dat durft Jip beslist niet (определенно не решается). Hij krijgt een kleur en blijft staan (он покраснел и остался стоять). Een heel eind van oom af (далеко от дяди: «целый конец»). Ik wel (а я сяду: “я да”), hoor, zegt Janneke, en hoep, daar zit ze op ooms knie (хоп, уже сидит она у дяди на коленях). En ze trekt zomaar aan de baard (и тянет за бороду). Vertellen (рассказывай)! roept ze. Vertellen, oom. Van de prins en de prinses (про принца и принцессу). Nu gaat oom Paul vertellen (начинает рассказывать). En het is zo’n prachtig verhaal (это такой замечательный рассказ)! Jip komt telkens een stapje dichterbij (подходит все время, каждый раз на шажок ближе). En daar Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
213
214
ineens zit hij ook op ooms knie (и вдруг тоже садится на дядино колено). Zo maar ineens (просто так вдруг). De baard is van dichtbij helemaal niet eng (и борода вблизи совсем не страшная). Maar hij kriebelt wel in Jips neus (но она “он” щекочет нос: kriebelen). Hatsjie (апчхи)! zegt Jip. En toen (и тогда)… vertelt oom, toеn trouwde de prins met de prinses (тогда женились принц с принцессой) en ze leefden lang en gelukkig (и жили долго и счастливо). Is ‘t nou uit, oom (это уже конец, дядя)? Het is uit, zegt oom. Hè nee, zeurt Janneke (хнычет: zeuren). Goed, zegt oom. Het gaat nog verder (пойдем дальше). Toen hoorden ze het belletje van de ijscoman (потом услышали они звоночек мороженщика). En de prins en de prinses gingen een ijsje kopen (и принц с принцессой пошли купить мороженое). Ik hoor ook de ijscoman (я тоже слышу), zegt Janneke. Dan gaan deze prins en deze prinses ook een ijsje kopen (тогда эти принц и принцесса тоже пойдут мороженое купить), zegt oom. Vooruit, van mijn knie af (ну-ка слезайте с моих колен), en hier heb je allebei een dubbeltje (и вот вам обоим дубелтье (25 с)). Voor ijs (на мороженое). Als Jip thuis komt zegt hij (когда Йип приходит /домой/, он говорит): Moeder, waarom heb ik geen oom met een baard (мама, почему у меня нет дяди с бородой)? Ik weet het niet, lacht moeder (смеется: lachen). Ik wil (я хочу) een oom met een baard, zegt Jip. Goed, zegt moeder. Ik zal er een voor je kopen (я тебе куплю).
Een oom met een baard
Ik heb een oom, zegt Janneke. Poe, zegt Jip, ik heb er wel vier. Vier ooms! Ja maar, ik heb een oom met een baard, zegt Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
214
215
Daar kan Jip niet tegen op. Waar is hij? vraagt Jip. Bij ons thuis, zegt Janneke. Ga je mee kijken? Ja, zegt Jip. Hij heeft nog nooit een oom met een baard gezien. De oom zit bij Janneke thuis. Op de bank. En zijn baard is heel lang. Jip vindt het een beetje eng. Ben jij Jip? vraagt de oom. Kom eens hier, ik ben oom Paul. Jip komt heel langzaam dichterbij. Eigenlijk is hij bang voor de baard. Maar hij durft het niet te laten merken. Want dan zou Janneke hem flauw vinden. En Jip in niet flauw. Dag meneer, zegt Jip. Zeg maar oom Paul. Dag oom Paul, zegt Jip benauwd. Kom jij op mijn knie zitten, Jip? Maar dat durft Jip beslist niet. Hij krijgt een kleur en blijft staan. Een heel eind van oom af. Ik wel, hoor, zegt Janneke, en hoep, daar zit ze op ooms knie. En ze trekt zomaar aan de baard. Vertellen! roept ze. Vertellen, oom. Van de prins en de prinses. Nu gaat oom Paul vertellen. En het is zo’n prachtig verhaal. Jip komt telkens een stapje dichterbij. En daar ineens zit hij ook op ooms knie. Zo maar ineens. De baard is van dichtbij helemaal niet eng. Maar hij kriebelt wel in Jips neus. Hatsjie! zegt Jip. En toen… vertelt oom, toen trouwde de prins met de prinses en ze leefden lang en gelukkig. Is ‘t nou uit, oom? Het is uit, zegt oom. Hè nee, zeurt Janneke. Goed, zegt oom. Het gaat nog verder. Toen hoorden ze het belletje van de ijscoman. En de prins en de prinses gingen een ijsje kopen. Ik hoor ook de ijscoman, zegt Janneke. Dan gaan deze prins en deze prinses ook een ijsje kopen, zegt oom. Vooruit, van mijn knie af, en hier heb je allebei een dubbeltje. Voor ijs. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
215
216
Als Jip thuis komt zegt hij: Moeder, waarom heb ik geen oom met een baard? Ik weet het niet, lacht moeder. Ik wil een oom met een baard, zegt Jip. Goed, zegt moeder. Ik zal er een voor je kopen.
Een kist met wieltjes. (Ящик с колесиками) Ik ga rijden (я иду кататься), zegt Janneke. En jij mag trekken (а ты можешь тянуть). En de beer mag mee (и мишке можно вместе /со мной/). En Poppejans mag mee. Jip trekt (тянет). Het gaat erg fijn (/все/ идет очень здорово). Het is een mooi wagentje (хорошая: «красивая» тележка). De vader van Janneke heeft het gemaakt (папа Яннеке сделал ее: maken-maakte-gemaakt). Van een kist (из ящика). Hu paard (Но, лошадка), zegt Janneke. Hu paard! Harder (быстрее)! Jip trekt zo hard als hij kan (тянет изо все сил: «так сильно, как только может»), maar hij heeft zulke korte beentjes (но у него такие короткие ножки). Hij kan niet zo heel hard (он не может так быстро). Wat een lui paard (какая ленивая лошадь), zegt Janneke. Vind je niet, Poppejans (правда, Попеянс: «ты не находишь»). Vind je niet, Beer? Wij hebben een lui paard (у нас: «мы имеем»). Poppejans en de beer vinden het ook (считают так же). Maar nu wordt het paard boos (но теперь лошадь рассердилась). Daar dan (тогда туда)! roept het paard. Hij trekt het wagentje de helling af (он тянет тележку под уклон). Nu gaat het zo hard (теперь идет она быстро). Het gaat zo hard, dat het paard ondersteboven valt (так быстро, что лошадь переворачивается: ondersteboven «вверх тормашками»: onder снизу, под; оven сверху).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
216
217
Help! roept Janneke. En dan ineens plof (и вдруг удар, бамс). Het wagentje staat stil (тележка останавливается: «стоит неподвижно»). Maar de wielen rijden verder (но колеса бегут дальше). Och, och, de wielen zijn eraf (колеса отвалились). Jip loopt de wielen achterna (бежит за ними, сзади). En als hij terugkomt (и когда он назад приходит), zit Janneke nog in de kist (сидит еще в ящике). Met Beer (с мишкой). En met Poppejans. Het is nu geen wagentje meer (больше нет тележки). Het is maar kist (только ящик). Hu paard (но, лошадь), roept Janneke. Ik wil geen paard meer zijn (я больше не хочу лошадкой быть), zegt Jip. En de wagen is kapot (и тележка сломалась)! We gaan naar huis (пойдем домой). En dan blijft de beer met Poppejans in de wagen (остаются мишка и Попеянс в тележке). Een wagen zonder paard (тележка без лошади). En zonder wielen (и без колес). Zielig (жалко, да), hè? Ja, zielig.
Een kist met wieltjes.
Ik ga rijden, zegt Janneke. En jij mag trekken. En de beer mag mee. En Poppejans mag mee. Jip trekt. Het gaat erg fijn. Het is een mooi wagentje. De vader van Janneke heeft het gemaakt. Van een kist. Hu paard, zegt Janneke. Hu paard! Harder! Jip trekt zo hard als hij kan, maar hij heeft zulke korte beentjes. Hij kan niet zo heel hard. Wat een lui paard, zegt Janneke. Vind je niet, Poppejans. Vind je niet, Beer? Wij hebben een lui paard. Poppejans en de beer vinden het ook. Maar nu wordt het paard boos. Daar dan! roept het paard. Hij trekt het wagentje de helling af. Nu gaat het zo hard. Het gaat zo hard, dat het paard ondersteboven valt. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
217
218
Help! roept Janneke. En dan ineens plof. Het wagentje staat stil. Maar de wielen rijden verder. Och, och, de wielen zijn eraf. Jip loopt de wielen achterna. En als hij terugkomt, zit Janneke nog in de kist. Met Beer. En met Poppejans. Het is nu geen wagentje meer. Het is maar kist. Hu paard, roept Janneke. Ik wil geen paard meer zijn, zegt Jip. En de wagen is kapot! We gaan naar huis. En dan blijft de beer met Poppejans in de wagen. Een wagen zonder paard. En zonder wielen. Zielig, hè? Ja, zielig.
Te veel postzegels (Слишком много марок) Hier, Jip (/иди/ сюда), zegt moeder. Ga jij even voor me naar het postkantoor (сходи для меня на почту)? Gier is een gulden (здесь один гульден). Zul je hem niet verliezen (ты его не потеряешь)? En hier is de brief voor oom Karel (а здесь письмо для дяди Карела). Je moet naar het loket gaan (тебе надо к окошку пойти). En je moet tien postzegels kopen (и десять почтовых марок купить). Tien postzegels van tien (десять марок по десять (центов)). En je moet één postzegel op de brief doen (и ты должен одну марку на конверт наклеить). Janneke gaat mee (Яннеке идет /с ним вместе/). Jip heeft de brief in zijn ene hand (у Йипа письмо в одной руке). En de gulden in zijn andere hand (и гульден в другой руке). Tien postzegels van tien (десять марок по десять), zegt Jip. Een, twee, drie, vier… zie je wel, vent (правильно, парень)? Tien! Dank u wel (спасибо), zegt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
218
219
Nu moet hij een postzegel op de brief doen (теперь ему надо марку на конверт наклеить). Ik zal het wel doen (я буду делать /это/), zegt Janneke. Laat mij maar likken (дай мне лизнуть). Janneke likt aan een postzegel (лижет марку: aanlikken). En ze plakt hem op de brief (и приклеивает ее: «его» на конверт). Maar hij komt er scheef op (но она наклеивается: «приходит» криво). Helemaal scheef (совсем криво, косо). Dat kan niet zo (так нельзя), zegt Jip. Zo sturen ze de brief niet weg (так они не отправят). Dan doen we er nog eentje op (тогда мы еще одну наклеим), zegt Janneke. Ik zal wel likken (я буду лизать). Maar o, de tweede postzegel gaat stuk (вторая марка разрывается: stuk gaan ломаться, рваться…). Die komt er in brokken op (она совсем разорвалась: brokken крошиться, распасться на куски). Nog maar een (еще одну), zegt Jip. En die gaat weer scheef (и эта опять косо). Ze krijgen er plezier in (они делают это с удовольствием: «получают удовольствие»). De brief komt vol postzegels (письмо стало все в марках: «полно марок»). Eindelijk is de brief vol (наконец, письмо полно). Nu doen we hem in de bus (теперь положим его в /почтовый/ ящик), zegt Janneke. En ze doen de mooie brief in de bus (и они кладут). Nu komt hij wel aan (теперь оно дойдет: «придет» хорошо), zegt Jip. Maar als ze thuis komen (но когда они приходят домой), hebben ze nog maar vier postzegels (у них еще четыре марки). En de gulden is toch op (а гульдена нет: «кончился»). Hoe kan dat (как же так), zegt moeder. Jip en Janneke vertellen, wat er gebeurd is (рассказывают, что случилось). En nu is moeder heel boos (мама очень сердится). Jullie zijn net kleine kinderen (вы /как/ маленькие детки), zegt ze. En dat vindt Jip wel erg (и это для Йипа ужасно). Want hij is toch geen klein kind (потому что он же не маленький)? En Janneke toch ook niet (и Яннеке же тоже нет)?
Te veel postzegels. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
219
220
Hier, Jip, zegt moeder. Ga jij even voor me naar het postkantoor? Gier is een gulden. Zul je hem niet verliezen? En hier is de brief voor oom Karel. Je moet naar het loket gaan. En je moet tien postzegels kopen. Tien postzegels van tien. En je moet één postzegel op de brief doen. Janneke gaat mee. Jip heeft de brief in zijn ene hand. En de gulden in zijn andere hand. Tien postzegels van tien, zegt Jip. Een, twee, drie, vier… zie je wel, vent? Tien! Dank u wel, zegt Jip. Nu moet hij een postzegel op de brief doen. Ik zal het wel doen, zegt Janneke. Laat mij maar likken. Janneke likt aan een postzegel. En ze plakt hem op de brief. Maar hij komt er scheef op. Helemaal scheef. Dat kan niet zo, zegt Jip. Zo sturen ze de brief niet weg. Dan doen we er nog eentje op, zegt Janneke. Ik zal wel likken. Maar o, de tweede postzegel gaat stuk. Die komt er in brokken op. Nog maar een, zegt Jip. En die gaat weer scheef. Ze krijgen er plezier in. De brief komt vol postzegels . Eindelijk is de brief vol. Nu doen we hem in de bus, zegt Janneke. En ze doen de mooie brief in de bus. Nu komt hij wel aan, zegt Jip. Maar als ze thuis komen, hebben ze nog maar vier postzegels. En de gulden is toch op. Hoe kan dat, zegt moeder. Jip en Janneke vertellen, wat er gebeurd is. En nu is moeder heel boos. Jullie zijn net kleine kinderen, zegt ze. En dat vindt Jip wel erg. Want hij is toch geen klein kind? En Janneke toch ook niet?
Een buil en een verband (Шишка и повязка) Jip is gevallen (Йип упал: vallen-viel-gevallen). Helemaal van de piano (/упал/ аж с пианино). Dat is erg hoog (это очень высоко). Maar het was zijn Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
220
221
eigen schuld (но он сам виноват: «его собственная вина»). Wie klimt er nou boven op de piano (кто же залезает на пианино)? Ik wou rijtuigje spelen (я хотел покататься в карете), zegt Jip. En de piano was de bok (а пианино было /как/ кóзлы)! En toen viel ik eraf (и тут я с него упал). Dat heb je van je kunsten (вот ты и получил: «это ты имеешь» за свое искусство, за свои проделки), zegt moeder. Je hebt een hele buil (у тебя целая шишка), Jip. Ja, Jip heeft een grote buil op zijn hoofd (у Йипа большая шишка на голове). En ook een schram (и еще: «также» шрам). En er komt een beetje bloed uit (и выходит немножко кровь: uitkomen). Jip heeft helemaal niet gehuilt (Йип совсем не плачет). Maar nu hij het bloed ziet (но теперь он видит кровь), zet hij een keel op (он закричал во все горло: een keel opzetten). Woe-oe-oe! jammert hij (рыдает он). Kom, zegt moeder, we doen er een verband om (иди, мы наложим повязку: verband omdoen обвязать). Een echt verband (настоящую повязку). Dan komt Janneke binnen (потом входит Яннеке). Ze schrikt ervan (она пугается /от этого, увидев это/). Wat is er (что случилось)? vraagt ze. En dan vertelt Jip allemaal (и тогда рассказывает Йип всё). En ik heb niet gehuild (и я не плакал), zegt hij. Wel waar (ну да, как же: «вот уж правда»), zegt Janneke, ik heb het door de muur heen gehoord (я сквозь стену слышала: horen-hoorde-gehoord). Nou ja, eventjes (ну да, немножко), zegt Jip. Ik heb ook een buil (у меня еще и шишка). Wil je eens voelen hoe groot de buil is (ты хочешь попробовать, какая большая: voelen чувствовать, пробовать рукой)? Janneke mag voelen (желает потрогать). Ik voel niks (я /не/ чувствую ничего), zegt ze. Hier, onder het verband (здесь, под повязкой), zegt Jip. Voel je daar niet een heel grote buil (ты не чувствуешь там очень большую шишку)? Ja, zegt Janneke, ik voel het (да, я чувствую ее).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
221
222
Dan is Jip heel trots (теперь Йип очень горд). Hij voelt zich een held (он чувствует себя героем). Want Janneke kijkt met veel ontzag naar hem (потому что Яннеке смотрит на него с восхищением). Helemaal van de piano (с самого пианино, «аж» с пианино), zegt Jip. En hij wijst (и он показывает). De hele dag is Janneke een beetje jaloers op Jip (целый день Яннеке немного завидует Йипу). En op het grote witte verband (и большой белой повязке). Misschien val jij ook nog wel eens van de piano (может быть, ты тоже как-нибудь упадешь с пианино), zegt Jip. En dat is een hele troost (и это /большое/ утешение).
Een buil en een verband
Jip is gevallen. Helemaal van de piano. Dat is erg hoog. Maar het was zijn eigen schuld. Wie klimt er nou boven op de piano? Ik wou rijtuigje spelen, zegt Jip. En de piano was de bok! En toen viel ik eraf. Dat heb je van je kunsten, zegt moeder. Je hebt een hele buil, Jip. Ja, Jip heeft een grote buil op zijn hoofd. En ook een schram. En er komt een beetje bloed uit. Jip heeft helemaal niet gehuilt. Maar nu hij het bloed ziet, zet hij een keel op. Woe-oe-oe! jammert hij. Kom, zegt moeder, we doen er een verband om. Een echt verband. Dan komt Janneke binnen. Ze schrikt ervan. Wat is er? vraagt ze. En dan vertelt Jip allemaal. En ik heb niet gehuild, zegt hij. Wel waar, zegt Janneke, ik heb het door de muur heen gehoord. Nou ja, eventjes, zegt Jip. Ik heb ook een buil. Wil je eens voelen hoe groot de buil is? Janneke mag voelen. Ik voel niks, zegt ze. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
222
223
Hier, onder het verband, zegt Jip. Voel je daar niet een heel grote buil? Ja, zegt Janneke, ik voel het. Dan is Jip heel trots. Hij voelt zich een held. Want Janneke kijkt met veel ontzag naar hem. Helemaal van de piano, zegt Jip. En hij wijst. De hele dag is Janneke een beetje jaloers op Jip. En op het grote witte verband. Misschien val jij ook nog wel eens van de piano, zegt Jip. En dat is een hele troost.
Zaaien in het tuintje (сажать /цветочки/ в садике, посадка цветочков) Jip heeft een eigen tuintje (у Йипа собственный садик). Hij mag het zelf omspitten (он может сам его вскопать). En Janneke helpt (помогает: helpen). Nu is het tuintje opgespit en vader zegt (теперь садик вскопан и папа говорит): Vanmiddag zal ik jullie helpen (сегодня днем я вам помогу). Dan gaan we zaaien (мы будем сеять). Bloemetjes (цветочки) zaaien. En worteltjes (и морковку). Wacht maar tot vanmiddag (подождите «до середины дня»: vanmiddag сегодня днем). Maar Jip en Janneke zijn zo ongeduldig (такие нетерпеливые: geduld терпение). Ze willen nu meteen iets doen (они хотят сейчас же что-то делать). Vader is naar kantoor (папа /ушел/ в контору) en Jip zegt: Zullen we zelf bloemetjes zaaien (давай сами цветочки сеять)? Goed, zegt Janneke. Hoe moet dat (а как это /делается/)? Ik weet niet, zegt Jip. Weet jij het (а ты знаешь)? In onze tuin staan bloemen (в нашем саду растут: «стоят» цветы), zegt Janneke. Laten we die maar halen (давай эти возьмем). Dan gaan ze neer de tuin van Janneke's huis (тогда идут они в сад у дома Яннеке). Daar bloeit al heel veel (там цветут много /цветов/). Kijk, deze, zegt Janneke. En ze plukt er een paar (и они рвут несколько). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
223
224
En deze (и эти), zegt Jip en hij plukt een handvol (и рвет целую горсть). Ze hebben nu een heleboel bloemetjes (у них теперь много цветов: “heleboel целая куча, очень много). En ze gaan er mee naar Jips tuintje (они идут вместе в сад Йипа). Kijk, zegt Jip, we graven kuiltjes (мы копаем ямки), kijk zo, en we zetten de bloemetjes erin (смотри, вот так, и сажаем цветочки в них). En dan de kuiltjes weer dicht (потом ямки снова закрыты). O, wat werken ze hard (как они поработали: hard тяжело). Eerst een rij gele bloemen (сначала ряд желтых цветов). Dan een rij paarse (потом ряд сиреневых). Ziezo (ну вот, смотри-ка), zegt Janneke. Je tuin is klaar (сад готов). Hoera (ура). Als vader thuiskomt (когда папа домой приходит: thuiskomen), roept Jip: Vader, we hebben al bloemetjes gezaaid (папа, мы все цветочки посеяли: zaaien). En ze bloeien al (и они уже цветут). O ja, zegt vader. Laat eens kijken (давай-ка посмотрим). Maar als ze gaan kijken (но когда они идут посмотреть)… o jee, de bloemetjes hangen al slap (цветочки завяли: «висят слабые, вялые»). En sommigen zijn omgewaaid (а некоторые осыпались: omwaaien). Het is niet mooi meer (это уже больше некрасиво). Janneke moet ervan huilen (Яннеке «от этого» заплакала). Hat was zo prachtig (это было так красиво), snikt ze (всхлипывает она). Ja, zegt vader. Maar als je echte bloemetjes wil hebben (но если ты хочешь настоящие цветы иметь) in een echt tuintje (в настоящем садике), dan moet je ze eerst zaaien (тогда надо сначала посеять). En niet zo maar erin stoppen (а не просто так засунуть). Kom, nu gaan we het goed doen (давай теперь правильно сделаем). Ze halen de bloemen eruit (они вытаскивают цветы: eruit halen вынуть из). En vader doet voor (и отец показывает), hoe je moet zaaien (как надо сеять). Het tuintje is nu weer helemaal zwart (садик опять совсем черный). Maar vader zegt: Wacht maar, over een poosje is het groen (подождите, через некоторое время он /будет/ снова зеленым). En daar wachten ze nu op (и теперь они ждут).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
224
225
Zaaien in het tuintje
Jip heeft een eigen tuintje. Hij mag het zelf omspitten. En Janneke helpt. Nu is het tuintje opgespit en vader zegt: Vanmiddag zal ik jullie helpen. Dan gaan we zaaien. Bloemetjes zaaien. En worteltjes. Wacht maar tot vanmiddag. Maar Jip en Janneke zijn zo ongeduldig. Ze willen nu meteen iets doen. Vader is naar kantoor en Jip zegt: Zullen we zelf bloemetjes zaaien? Goed, zegt Janneke. Hoe moet dat? Ik weet niet, zegt Jip. Weet jij het? In onze tuin staan bloemen, zegt Janneke. Laten we die maar halen. Dan gaan ze neer de tuin van Janneke's huis. Daar bloeit al heel veel. Kijk, deze, zegt Janneke. En ze plukt er een paar. En deze, zegt Jip en hij plukt een handvol. Ze hebben nu een heleboel bloemetjes. En ze gaan er mee naar Jips tuintje. Kijk, zegt Jip, we graven kuiltjes, kijk zo, en we zetten de bloemetjes erin. En dan de kuiltjes weer dicht. O, wat werken ze hard. Eerst een rij gele bloemen. Dan een rij paarse. Ziezo, zegt Janneke. Je tuin is klaar. Hoera. Als vader thuiskomt, roept Jip: Vader, we hebben al bloemetjes gezaaid. En ze bloeien al. O ja, zegt vader. Laat eens kijken. Maar als ze gaan kijken… o jee, de bloemetjes hangen al slap. En sommigen zijn omgewaaid. Het is niet mooi meer. Janneke moet ervan huilen. Hat was zo prachtig, snikt ze. Ja, zegt vader. Maar als je echte bloemetjes wil hebben in een echt tuintje, dan moet je ze eerst zaaien. En niet zo maar erin stoppen. Kom, nu gaan we het goed doen. Ze halen de bloemen eruit. En vader doet voor, hoe je moet zaaien. Het tuintje is nu weer helemaal zwart. Maar vader zegt: Wacht maar, over een poosje is het groen. En daar wachten ze nu op. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
225
226
Jip is een meisje (Йип девочка) Ik moet rijst halen (мне надо рис купить: «взять, получить»), zegt Janneke. En margarine (и маргарин). Bij de kruidenier (у бакалейщика). Ga je mee (пойдешь со мной), Jip? Ja, zegt Jip. Hij schiet zijn jas aan en is al de deur uit (он быстро надел куртку и пошел к двери: «уже из дверей»). Hee, hee, roept moeder. Zal je wel eens gauw je muts opzetten (может быть ты быстренько шапку наденешь, не надеть ли тебе…)? Met die kou zonder muts (в такой холод и без шапки). Dat kan toch niet (так же нельзя). Maar Jip wil zijn muts niet op (не хочет шапку надевать). Ik wil een sjaaltje om mijn hoofd, net als Janneke (я хочу шарфик на голову, как у Яннеке). Want Janneke heeft een mooie das om haar hoofd (потому что у Яннеке на голове красивый шарф). Met rode en gele strepen (с красными и желтыми полосками). En de knoop zit bovenop (и сверху завязан: «сидит, находится» узел). Nou, zegt moeder, als je dat dan wilt (если ты так хочешь), dan kan het (тогда можно). Kom maar hier (иди-ка сюда). En ze knoopt Jip ook een das om zijn hoofd (она завязывает ему тоже шарф на голове). Eentje met groene ruiten (с зелеными клеточками). Met de knoop bovenop (узел сверху). Ziezo, nu zitten jullie er lekker warm in (ну вот, теперь вам тепло: «сидите, находитесь вы в тепле»). De kruidenier heet meneer Dekker (бакалейщика зовут менеер Деккер). Hij heeft een heleboel stopflessen op de toonbank (у него много бутылок на прилавке: stopfles бутылка с винтовой пробкой). Met drop (с дропом лакомство с лакрицей). En met zuurtjes (с леденцами). En met balletjes (с шариками). Jip en Janneke krijgen altijd wat bij meneer Dekker (получают всегда что-нибудь). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
226
227
Dag meneer, zegt Janneke Dag meisjes (здравствуйте, девочки), zegt meneer Dekker. Jip krijgt een heel rode kleur (сильно покраснел). Meisjes! Ik ben geen meisje (я не девочка), zegt hij boos (сердто). Ik ben een jongen! O, zegt meneer Dekker. O, dat kon ik zo gauw niet zien (я этого сразу «так быстро» не понял). Maar ik heb toch een broek aan (но на мне же брюки /надеты/), zegt Jip. Ja maar, zegt meneer Dekker, je vriendinnetje heeft ook een broek aan (у твоей подружки тоже брюки). Dat is waar (это правда). Janneke heeft altijd een lange broek aan met die kou (всегда длинные брюки в такой холод). En jullie hebben allebei een meisjesmuts op (и у вас обоих девчачьи шапочки), zegt meneer Dekker. Jip doet dadelijk de sjaal van zijn hoofd (немедленно снимает платок). O ja, nou zie ik het (теперь я вижу), zegt meneer Dekker. Dag jongetje (здравствуй, мальчик). Dan koopt Janneke rijst en margarine (покупают рис и маргарин) en ze krijgen allebei een grote toffie (и получают оба по большой ириске). Als ze thuis komen is Jip nog altijd boos (когда они приходят домой, Йип все еще сердит). Meisjes! Bromt hij (ворчит). Ja, zegt moeder. Dat heb je ervan (да, вот то-то же: «вот что ты имеешь от этого»).
Jip is een meisje
Ik moet rijst halen, zegt Janneke. En margarine. Bij de kruidenier. Ga je mee, Jip? Ja, zegt Jip. Hij schiet zijn jas aan en is al de deur uit. Hee, hee, roept moeder. Zal je wel eens gauw je muts opzetten? Met die kou zonder muts. Dat kan toch niet. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
227
228
Maar Jip wil zijn muts niet op. Ik wil een sjaaltje om mijn hoofd, net als Janneke. Want Janneke heeft een mooie das om haar hoofd. Met rode en gele strepen. En de knoop zit bovenop. Nou, zegt moeder, als je dat dan wilt, dan kan het. Kom maar hier. En ze knoopt Jip ook een das om zijn hoofd. Eentje met groene ruiten. Met de knoop bovenop. Ziezo, nu zitten jullie er lekker warm in. De kruidenier heet meneer Dekker. Hij heeft een heleboel stopflessen op de toonbank. Met drop. En met zuurtjes. En met balletjes. Jip en Janneke krijgen altijd wat bij meneer Dekker. Dag meneer, zegt Janneke Dag meisjes, zegt meneer Dekker. Jip krijgt een heel rode kleur. Meisjes! Ik ben geen meisje, zegt hij boos. Ik ben een jongen! O, zegt meneer Dekker. O, dat kon ik zo gauw niet zien. Maar ik heb toch een broek aan, zegt Jip. Ja maar, zegt meneer Dekker, je vriendinnetje heeft ook een broek aan. Dat is waar. Janneke heeft altijd een lange broek aan met die kou. En jullie hebben allebei een meisjesmuts op, zegt meneer Dekker. Jip doet dadelijk de sjaal van zijn hoofd. O ja, nou zie ik het, zegt meneer Dekker. Dag jongetje. Dan koopt Janneke rijst en margarine en ze krijgen allebei een grote toffie. Als ze thuis komen is Jip nog altijd boos. Meisjes! bromt hij. Ja, zegt moeder. Dat heb je ervan.
Beer valt uit het vliegtuig (медведь выпадает из самолета)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
228
229
Jip is naar Schiphol geweest, met vader (Йип был в Схипхоле, с папой: Schiphol аэропорт в Амстердаме). Hij heeft daar vliegtuigen van heel dichtbij gezien (он там самолеты совсем близко видел: zien-zag-gezien). Ze zijn nog groter dan ons huis (они еще больше, чем наш дом), vertelt hij (рассказывает он: vertellen). Ze zijn zo groot als van hier tot aan de kerk (они такие большие, как отсюда до церкви). Dat kan niet (этого не может быть), zegt Janneke. Want in de lucht zijn ze maar zóóó klein (потому что на небе они вооот такие маленькие). Toch is het zo (и все-таки так), zegt Jip. En er zitten mensen in (и сидят люди внутри: erin). En voorin zit de piloot (и впереди сидит пилот). Zullen we vliegtuigje spelen (давай в самолетик играть: «будем мы»)? Ze zetten stoelen achter elkaar (они ставят стулья один за другим: «позади каждого»). En de pianokruk is het stuur (и табурет для пианино это руль: kruk табурет). Janneke mag mee als mevrouw (Яннеке может тоже как госпожа, в качестве мадам) en de beer en Poppejans zijn haar kinderen (а медведь и Попеянс ее дети). Jip is natuurlijk de piloot (Йип, конечно, пилот). Zal je voorzichtig rijden, piloot (будешь ты осторожно ехать, пилот)? vraagt de mevrouw (спрашивает мефрау: vragen). Rijden (ехать)? vraagt de piloot. We rijden niet, we vliegen (мы не едем, мы летим: rijden скакать на лошади, ехать на машине). Zal je zorgen dat mijn kindertjes niet naar beneden vallen (ты позаботишься, чтобы мои дети вниз не упали)? vraagt de mevrouw weer (снова). Ik zal erover zorgen (я об этом позабочусь), mevrouw, zegt de piloot. En als ze eruit vallen (и если они выпадут: eruit из, vallen падать) dan hebt u hier een parasjuut (тогда у вас есть здесь парашют). Bind ze daar maar aan vast (привяжите их тогда: vastbinden привязать), mevrouw. Daar gaan we dan (теперь поехали). Brrr-br-brrr… daar gaat het vliegtuig de lucht in (поднимается самолет в воздух). O, roept de mevrouw, mijn kindertjes zijn zo duizelig (у моих деток головокружение)!
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
229
230
Niks aan te doen (ничего не поделаешь), zegt de piloot. We zijn al honderd meter hoor (мы уже на высоте 100 метров). We zijn al in Afrika (мы уже в Африке). O, roept de mevrouw weer, mijn ene kind valt uit het raam (О, один мой ребенок выпал из окна: uitvallen выпадать). Heeft ze een parasjuut aan (есть на нем парашют)? roept de piloot. Jawel (да, конечно). Dan hindert het niet (тогда это не важно, не беда: hinderen затруднять, мешать). We gaan weer verder (мы отправляемся дальше). Nu is mijn andere kind ook in het raam gevallen (теперь другой мой ребенок тоже из окна упал: vallen-viel-gevallen), roept de mevrouw. Heeft hij een parasjuut aan (есть у него парашют)? Nee. Er was er maar één (был только один). Dan is hij dood (тогда он умер), zegt de piloot. O, o, gilt de mevrouw (вопит мефрау). Dan moeten we dadelijk naar beneden (тогда мы должны немедленно вниз). Brrr-brrr-brrr… daar gaat het vliegtuig weer naar beneden (идет самолет вниз). Gelukkig (/какое/ счастье)! Allebei de kinderen zijn nog springlevend (оба ребенка еще живехоньки: springlevend жив и здоров, полон жизни), de beer zonder parasjuut en Poppejans met parasjuut (медведь без парашюта и Попеянс с парашютом). Dag piloot (до свидания, пилот), zegt de mevrouw. Wel bedankt voor het ritje (большое спасибо за прогулку: rit езда, прогулка). Dag mevrouw, zegt de piloot.
Beer valt uit het vliegtuig
Jip is naar Schiphol geweest, met vader. Hij heeft daar vliegtuigen van heel dichtbij gezien.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
230
231
Ze zijn nog groter dan ons huis, vertelt hij. Ze zijn zo groot als van hier tot aan de kerk. Dat kan niet, zegt Janneke. Want in de lucht zijn ze maar zóóó klein. Toch is het zo, zegt Jip. En er zitten mensen in. En voorin zit de piloot. Zullen we vliegtuigje spelen? Ze zetten stoelen achter elkaar. En de pianokruk is het stuur. Janneke mag mee als mevrouw en de beer en Poppejans zijn haar kinderen. Jip is natuurlijk de piloot. Zal je voorzichtig rijden, piloot? vraagt de mevrouw. Rijden? vraagt de piloot. We rijden niet, we vliegen. Zal je zorgen dat mijn kindertjes niet naar beneden vallen? vraagt de mevrouw weer. Ik zal erover zorgen, mevrouw, zegt de piloot. En als ze eruit vallen dan hebt u hier een parasjuut. Bind ze daar maar aan vast, mevrouw. Daar gaan we dan. Brrr-br-brrr… daar gaat het vliegtuig de lucht in. O, roept de mevrouw, mijn kindertjes zijn zo duizelig! Niks aan te doen, zegt de piloot. We zijn al honderd meter hoor. We zijn al in Afrika. O, roept de mevrouw weer, mijn ene kind valt uit het raam. Heeft ze een parasjuut aan? roept de piloot. Jawel. Dan hindert het niet. We gaan weer verder. Nu is mijn andere kind ook in het raam gevallen, roept de mevrouw. Heeft hij een parasjuut aan? Nee. Er was er maar één. Dan is hij dood, zegt de piloot. O, o, gilt de mevrouw. Dan moeten we dadelijk naar beneden. Brrr-brrr-brrr… daar gaat het vliegtuig weer naar beneden. Gelukkig! Allebei de kinderen zijn nog springlevend, de beer zonder parasjuut en Poppejans met parasjuut. Dag piloot, zegt de mevrouw. Wel bedankt voor het ritje. Dag mevrouw, zegt de piloot.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
231
232
Domme Takkie (глупый Таки) Ga je mee, (пойдешь с нами: «вместе») Takkie? roept Jip. Waf, waf, zegt Takkie. En dat betekent (и это значит: betekenen значить, означать): Graag, baasje (охотно, хозяин). Kom, zegt Jip. We gaan een eindje wandelen (пойдем немножко погуляем: eind конец, расстояние). Janneke gaat ook mee (Яннеке тоже идет вместе). Daar lopen ze met hun drietjes («туда, там» идут они втроем). Takkie vindt het fijn (ему очень это нравится). Hij wil altijd mee (он всегда готов вместе). Soms probeert hij de vogeltjes te vangen (иногда он пробует, пытается птичек поймать: proberen). Maar dat lukt nooit (но это никогда не удается: lukken удаваться). De vogeltjes zijn veel te vlug (птички слишком быстрые). Waf, waf, roept Takkie weer (опять). En dat betekent: Kon ik maar vliegen (если бы я только мог летать)! Dan ving ik ze wel (тогда бы уж поймал их: vangen-ving-gevangen). Nou moet je hier blijven (ты должен остаться здесь), zegt Janneke. En niet aldoor zo hard rennen, Takkie (и не бегать так быстро: aldoor непрерывно, все время). Maar Takkie is door het dolle heen (как безумный бежит куда-то; словно обезумел). O jee, wat is dat (что это там)? Daar zit een poes (там сидит кошка). Boven op de vensterbank (наверху, на подоконнике). De vensterbank van een huis. Takkie gaat er vlak voor staan (идет прямо туда, встает прямо перед = под /подоконником/). En hij blaft zó hard (и лает так громко: blaffen). Waf waf gr-r-r-r-woef! De poes staat op (встает). Ze zet een hoge rug (и выгибает спину: «делает высокую спину»; zetten ставить, помещать). En ze krijgt een hele dikke staart (и делает: «получает» очень толстый хвост). Hier (сюда), Tak! roept Jip. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
232
233
Kom hier (иди сюда), Tak! roept Janneke. Maar Takkie komt niet (не приходит). Hij springt naar boven (он прыгает кверху), naar de poes. Hij wil de poes bijten (он хочет укусить кошку). En dan slaat de poes met haar poot (кошка бьет лапой). O, o, boven op de neus van Takkie (прямо в нос: «по верху»). Met al haar nageltjes (коготками). Jeng, jeng, jeng, huilt Takkie (скулит). En nu komt hij terug (теперь он возвращается). Hij heeft een krab over zijn neus (у него царапина на носу). Het doet pijn (ему больно: «она делает боль»). Zie je wel (вот видишь), zegt Jip. Dat heb je er nou van (это ты имеешь от того = получил?). Takkie heeft zijn staart tussen zijn pootjes (хвост между ног). Hij is heel verdrietig (он очень опечален). Janneke neemt hem op (поднимает его). En ze draagt hem naar huis (несет в дом). Wacht maar, hoor (подожди-ка), zegt ze. We zullen er thuis een pleister op doen (мы дома пластырь наклеем). En als ze thuis zijn (и когда они уже дома), doen ze een pleister op Tak zijn neus (накладывают: «делают» пластырь Такки на нос). Het staat erg mooi (ему очень идет). Maar Takkie is er niet blij mee (но Такки этому не рад). Hij wrijft met zijn poot langs zijn neus (он трет лапой нос). En hij boent met zijn neus tegen de deur (и он трет нос об дверь: boenen). Net zo lang tot de pleister er af is (пока пластырь не упал: «как раз так долго»). Domme Takkie, zegt Jip. Laat maar (оставьте), zegt moeder. Hondjes houden niet van pleisters (собачки не любят пластырей). En het gaat vanzelf wel over (все проходит само). Zul je nu nooit meer tegen vreemde poesjes blaffen (ты больше никогда не будешь на чужих кошек лаять)? vraagt Jip. Je hebt nu gezien wat er dan gebeurt (ты видел, что получается)! Waf, zegt Takkie. En dat betekent (и это значит): Als ik die poes nog eens zie (если я эту кошку еще раз увижу: zien), doe ik het weer (сделаю так же снова).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
233
234
Want Takkie is een erg dom hondje (потому что Такки очень глупый песик).
Domme Takkie
Ga je mee, Takkie? roept Jip. Waf, waf, zegt Takkie. En dat betekent: Graag, baasje. Kom, zegt Jip. We gaan een eindje wandelen. Janneke gaat ook mee. Daar lopen ze met hun drietjes. Takkie vindt het fijn. Hij wil altijd mee. Soms probeert hij de vogeltjes te vangen. Maar dat lukt nooit. De vogeltjes zijn veel te vlug. Waf, waf, roept Takkie weer. En dat betekent: Kon ik maar vliegen! Dan ving ik ze wel. Nou moet je hier blijven, zegt Janneke. En niet aldoor zo hard rennen, Takkie. Maar Takkie is door het dolle heen. O jee, wat is dat? Daar zit een poes. Boven op de vensterbank. De vensterbank van een huis. Takkie gaat er vlak voor staan. En hij blaft zó hard. Waf waf gr-r-r-r-woef! De poes staat op. Ze zet een hoge rug. En ze krijgt een hele dikke staart. Hier, Tak! roept Jip. Kom hier, Tak! roept Janneke. Maar Takkie komt niet. Hij springt naar boven, naar de poes. Hij wil de poes bijten. En dan slaat de poes met haar poot. O, o, boven op de neus van Takkie. Met al haar nageltjes. Jeng, jeng, jeng, huilt Takkie. En nu komt hij terug. Hij heeft een krab over zijn neus. Het doet pijn. Zie je wel, zegt Jip. Dat heb je er nou van. Takkie heeft zijn staart tussen zijn pootjes. Hij is heel verdrietig. Janneke neemt hem op. En ze draagt hem naar huis. Wacht maar, hoor, zegt ze. We zullen er thuis een pleister op doen. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
234
235
En als ze thuis zijn, doen ze een pleister op Tak zijn neus. Het staat erg mooi. Maar Takkie is er niet blij mee. Hij wrijft met zijn poot langs zijn neus. En hij boent met zijn neus tegen de deur. Net zo lang tot de pleister er af is. Domme Takkie, zegt Jip. Laat maar, zegt moeder. Hondjes houden niet van pleisters. En het gaat vanzelf wel over. Zul je nu nooit meer tegen vreemde poesjes blaffen? vraagt Jip. Je hebt nu gezien wat er dan gebeurt! Waf, zegt Takkie. En dat betekent: Als ik die poes nog eens zie, doe ik het weer. Want Takkie is een erg dom hondje.
Een nest met eitjes (гнездо с яичками) Kom eens kijken (иди, посмотри)! Kom eens kijken! roept Jip. Hij roept het zo hard (он кричит так громко), dat iedereen komt aanhollen (что все «каждый» прибегают: aanhollen прибежать, примчаться). Janneke gilt (кричит, визжит: gillen): Wat is er dan (что это там)? Een nest (гнездо)! roept Jip. Een nest met eitjes (с яичками: ei яйцо). Hier in het boompje (здесь, на деревце: boom дерево)! Samen klimmen ze op de onderste tak van de boom (вместе залезают они на нижнюю ветку дерева). En jawel hoor (и вот). Je kunt het duidelijk zien (можно ясно увидеть: «ты можешь»). Er liggen zes mooie lichtblauwe eitjes (лежат шесть красивых светлоголубых яичек) in het nest. Och, zegt Janneke, wat lief (какая прелесть). Daar komen kleine vogeltjes uit (оттуда выйдут маленькие птички: vogel птица; uitkomen). Zou ik er niet eentje mogen hebben (а можно и мне одно взять), zegt Jip. Hij streekt zijn handje al uit (он протягивает уже руку). Niet doen (нельзя: «не делай»), zegt Janneke. Als moeder vogel terug komt merkt ze het (когда мама-птица вернется, она это заметит). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
235
236
Moeder vogel kan toch niet tellen (она же не умеет считать), zegt Jip. Maar wie komt daar (но кто там приходит)? Niet moeder vogel (не мамаптица) maar de moeder van Jip (но мама Йипа). Ze zegt: Kom, het is nu genoeg (ну, хватит). Ga mee (идите сюда). Waarom (почему)? vraagt Janneke. We doen toch niks (мы же ничего не делаем)? Kom even mee (идите-ка сюда), zegt moeder, dan gaan we op de bank zitten (там сядем мы на скамейку) een eind er van af (подальше отсюда: eind конец). Als ze op de bank zitten (когда они сидят на скамейке), zegt zij: Je moet nooit vlak bij een vogelnest gaan roepen en gillen (никогда нельзя близко от птичьего гнезда кричать и визжать: “вы должны никогда”). Dat is niet goed (это плохо). En als je te vaak gaat kijken (и если слишком часто смотреть), is het ook niet goed (это тоже плохо). Dan wordt moeder vogel bang (тогда мамаптица боится). Dan komt ze niet terug (тогда она не вернется: «не придет назад»). En als de kleine vogeltjes er zijn (а когда там маленькие птички), vraagt Jip, mogen we dan ook niet kijken (тогда тоже нельзя смотреть)? Nee, zegt moeder. Je moet ze met rust laten (их нужно оставить в покое: rust покой). Vogels zijn bang voor ons (птицы боятся нас). Vogels vinden ons te groot (для них мы слишком большие: «они находят нас…»). Stel je voor dat jullie in een nestje zaten (представь себе, что вы в гнезде сидите), en dat er een olifant naar jullie kwam kijken (и слон пришел на вас посмотреть). Dan zou je toch ook schrikken (тогда вы тоже испугались бы)? Maar kijk, daar komt moeder vogel terug (мама-птица возвращается). Zul je nu geen herrie meer maken (больше не будете шуметь)? Jip en Janneke beloven het (обещают). En twee dagen later (два дня спустя), als de vogeltjes uit de eitjes zijn (когда птички уже из яичек выбрались), mogen Jip en Janneke toch een keer gaan kijken (все же можно один раз посмотреть). Met vader (с папой). Heel eventjes maar (очень недолго: «немножко»). Nu zijn wij olifanten (теперь мы слоны), zegt Janneke.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
236
237
Ja, zegt vader. We laten ze verder met rust (мы оставим их в покое: verder дальше, позднее). Dag vogeltjes (до свидания, птички).
Een nest met eitjes
Kom eens kijken! Kom eens kijken! roept Jip. Hij roept het zo hard, dat iedereen komt aanhollen. Janneke gilt: Wat is er dan? Een nest! roept Jip. Een nest met eitjes. Hier in het boompje! Samen klimmen ze op de onderste tak van de boom. En jawel hoor. Je kunt het duidelijk zien. Er liggen zes mooie lichtblauwe eitjes in het nest. Och, zegt Janneke, wat lief. Daar komen kleine vogeltjes uit. Zou ik er niet eentje mogen hebben, zegt Jip. Hij streekt zijn handje al uit. Niet doen, zegt Janneke. Als moeder vogel terug komt merkt ze het. Moeder vogel kan toch niet tellen, zegt Jip. Maar wie komt daar? Niet moeder vogel maar de moeder van Jip. Ze zegt: Kom, het is nu genoeg. Ga mee. Waarom? vraagt Janneke. We doen toch niks? Kom even mee, zegt moeder, dan gaan we op de bank zitten een eind er van af. Als ze op de bank zitten, zegt zij: Je moet nooit vlak bij een vogelnest gaan roepen en gillen. Dat is niet goed. En als je te vaak gaat kijken, is het ook niet goed. Dan wordt moeder vogel bang. Dan komt ze niet terug. En als de kleine vogeltjes er zijn, vraagt Jip, mogen we dan ook niet kijken? Nee, zegt moeder. Je moet ze met rust laten. Vogels zijn bang voor ons. Vogels vinden ons te groot. Stel je voor dat jullie in een nestje zaten, en dat er een olifant naar jullie kwam kijken. Dan zou je toch ook schrikken? Maar kijk, daar komt moeder vogel terug. Zul je nu geen herrie meer maken? Jip en Janneke beloven het.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
237
238
En twee dagen later, als de vogeltjes uit de eitjes zijn, mogen Jip en Janneke toch een keer gaan kijken. Met vader. Heel eventjes maar. Nu zijn wij olifanten, zegt Janneke. Ja, zegt vader. We laten ze verder met rust. Dag vogeltjes.
Ballon (шарик) Jip en Janneke zijn met moeder in de stad (Йип и Яннеке находятся с мамой в городе). Als je daar iets koopt (если там что-то купишь: kopen), dan krijgt je een ballon (получишь /еще/ шарик), zegt Jip. Kijk daar, in die winkel (вон там, в том магазине). Maar ik hoef daar niets te kopen (но мне там ничего не надо), zegt moeder. Het zijn wel mooie ballons (это такие красивые шарики), zegt Janneke. Ik wou ook graag een ballon (я бы тоже очень хотела шарик /получить, иметь/). Nou vooruit dan maar (ну, тогда пойдем: «вперед тогда только»), zegt moeder. Dan koop ik een pak zeep (там я куплю пачку мыла). En even later heeft Jip een ballon (и чуть позже у Йипа уже есть шарик). En Janneke heeft er ook een (и у Яннеке тоже). Janneke heeft een rode (у Яннеке красный). En Jip heeft een gele (у Йипа желтый). Ieder een ballon aan een stokje (каждый шарик на палочке). Ik kan er ook mee voetballen (я могу с ним в футбол играть тоже), zegt Jip. En hij trapt ertegen (и он пинает шарик: «по нему, против него»). Dat moet je niet doen (нельзя так делать: «ты не должен»), zegt Janneke. Straks gaat hij kapot (сейчас он лопнет: kapotgaan испортиться, сломаться, разорваться, разбиться…). Maar Jip doet het toch telkens (но Йип все же делает это все время). Heel zachtjes (очень тихонько), zegt hij, dan hij niet kapot (тогда он не лопнет). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
238
239
Maar als ze thuiskomen (но когда они приходят домой), is Jips ballon erg klein geworden (шарик Йипа сильно уменьшился: “стал очень маленьким”). Veel kleiner dan die van Janneke (много меньше, чем у Яннеке). En hij wordt nog kleiner en nog kleiner (и он становится все меньше и меньше). Hij loopt leeg (он выпускает воздух: leeglopen опустеть, спустить)! roept Jip. O kijk eens, mijn ballon loopt leeg. Kom maar hier (иди-ка сюда), zegt vader. Dan zal ik hem weer opblazen (тогда я его снова надую). En vader maakt ballon los van het stokje (отвязывает шарик от палочки: losmaken освобождать). En gaat blazen (и надувает). Vader blaast (дует) en blaast en blaast. En kijk, de ballon wordt groter en groter en groter (шарик становится все больше и больше). Nou niet meer (больше не надо), roept Jip. Nee, nou is het genoeg (уже достаточно), zegt moeder. Straks gaat hij stuk (сейчас он испортится)! roept Janneke. Maar vader blaast en blaast. En de ballon wordt groter en groter. Pats! Daar heb je ‘t al (вот и все). Hij is uit elkaar gesprongen (он разорвался на кусочки: uit elkaar в разные стороны; springen-spronggesprongen). Ach, die arme Jip (бедный Йип). Hij staat eerst stomverbaasd (он стоит сначала ужасно удивленный; stom немой). En daan gaat hij heel hard huilen (а потом очень громко плачет). Dat is vaders schuld (это папа виноват: «это вина папы»), zegt moeder. Die heeft te lang geblazen (он очень долго надувал). Het spijt me (сожалею), zegt vader. Ja, het is mijn schuld (да, это я виноват). Nu moet jij morgen iets in die winkel kopen (тогда ты должен завтра в том магазине что-то купить), zegt moeder. Dan krijgt je een nieuwe ballon voor Jip (тогда получишь новый шарик для Йипа). Ik zal het doen (я так и сделаю), belooft vader (обещает: beloven). En daar zit Jip nu op te wachten (и Йип сидит в ожидании).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
239
240
Ballon
Jip en Janneke zijn met moeder in de stad. Als je daar iets koopt, dan krijgt je een ballon, zegt Jip. Kijk daar, in die winkel. Maar ik hoef daar niets te kopen, zegt moeder. Het zijn wel mooie ballons, zegt Janneke. Ik wou ook graag een ballon. Nou vooruit dan maar, zegt moeder. Dan koop ik een pak zeep. En even later heeft Jip een ballon. En Janneke heeft er ook een. Janneke heeft een rode. En Jip heeft een gele. Ieder een ballon aan een stokje. Ik kan er ook mee voetballen, zegt Jip. En hij trapt ertegen. Dat moet je niet doen, zegt Janneke. Straks gaat hij kapot. Maar Jip doet het toch telkens. Heel zachtjes, zegt hij, dan hij niet kapot. Maar als ze thuiskomen, is Jips ballon erg klein geworden. Veel kleiner dan die van Janneke. En hij wordt nog kleiner en nog kleiner. Hij loopt leeg! roept Jip. o kijk eens, mijn ballon loopt leeg. Kom maar hier, zegt vader. Dan zal ik hem weer opblazen. En vader maakt ballon los van het stokje. En gaat blazen. Vader blaast en blaast en blaast. En kijk, de ballon wordt groter en groter en groter. Nou niet meer, roept Jip. Nee, nou is het genoeg, zegt moeder. Straks gaat hij stuk! roept Janneke. Maar vader blaast en blaast. En de ballon wordt groter en groter. Pats! Daar heb je ‘t al. Hij is uit elkaar gesprongen. Ach, die arme Jip. Hij staat eerst stomverbaasd. En daan gaat hij heel hard huilen. Dat is vaders schuld, zegt moeder. Die heeft te lang geblazen. Het spijt me, zegt vader. Ja, het is mijn schuld. Nu moet jij morgen iets in die winkel kopen, zegt moeder. Dan krijgt je een nieuwe ballon voor Jip. Ik zal het doen, belooft vader. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
240
241
En daar zit Jip nu op te wachten.
Er liggen eieren in de tuin (В саду лежат яички) Janneke heeft een nieuwe jurk (У Яннеке новое платье: «имеет hebben»). Een groene jurk (зеленое). Omdat het Pasen is (потому что Пасха). Ze wil de jurk aan (она хочет надеть платье: willen). Maar moeder zegt (но мама говорит: zeggen): Zou je dat wel doen, Janneke (может, не стоит: «должен ты это действительно делать»)? Je kan toch veel lekkerder spelen met je lange broek aan (ведь гораздо удобнее: «ты же можешь лучше играть» в своих длинных брюках: lekker сладкий; отличный)? Nee, zegt Janneke. Ik wil de jurk aan (я хочу платье надеть). Goed, Janneke mag de jurk aan (хорошо, можно). Ze gaat hem gauw aan Jip laten zien (она идет скорее показать его Йипу). Jip is in de tuin (в саду). Kijk eens (смотри-ка) Jip, roept ze (кричит, зовет она). Maar wat doet Jip toch (но что же он делает: doen)? Hij is aan het zoeken (он ищет: «в поиске»). Tussen het gras en tussen de tulpen (в траве и в тюльпанах: «между»). Kom gauw (иди скорее)! roept hij. Kom, Janneke! We moeten eitjes zoeken (давай яйички искать: «мы должны»). De Pashaas heeft eieren verstopt (пасхальный заяц спрятал яички: verstoppen). Help eens mee (помоги-ка мне)! Janneke wil graag meehelpen (очень хочет помочь). Maar dan moet ze op haar knieёn gaan liggen (но тогда ей надо встать на колени: knie колено, liggen лежать). En de jurk is pas nieuw (а платье совсем новое). Ik kan niet (я не могу), zegt Janneke. Ik heb mijn mooie jurk aan (у меня красивое платье). Dan zoek ik alleen (тогда я поищу один), zegt Jip. O kijk, ik heb er al eentje (смотри! Уже есть одно: «я уже имею одно»). Zie je dat (видишь это)? Wat een prachtig ei (какое чудное яйцо). Helemaal gekleurd (все раскрашенное «совсем»; kleur цвет). Als jij niet zoekt (если не будешь искать), krijgt je er ook lekker geen (ничего и не получишь). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
241
242
Dat is te bar (это уж слишком: bar пустынный, суровый) voor Janneke. Ze zegt niets (она ничего не говорит: zeggen). Ze rent naar huis (бежит домой: rennen). Wat is er toch (что случилось)? vraagt moeder. Mijn broek, gauw (мои брюки, скорее), zegt Janneke. En twee minuten later (и через две минуты: “двумя минутами позже”), daar is zе weer (она снова там). Bij Jip in de tuin (около Йипа в саду). Nou kan ik wel (теперь я могу)! gilt Janneke (кричит: gillen). Vlug dan (тогда быстро), zegt Jip. Ik heb er al drie gevonden (я уже три нашел: vinden-vond-gevonden). Opschieten (скорее, поторопись: schiet op торопиться)! Nu zoeken ze samen (теперь они ищут вместе). Bij de heg (у забора). En tussen de plantjes (среди растений). En bij het schuurtje (у сарайчика). Jip haalt een mandje (достает корзинку) om de eitjes in te doen (чтобы яички в нее положить: indoen вкладывать). Hij heeft er nu vier (у него их теперь четыре). En Janneke heeft er al drie (у Яннеке их уже три). Er moet er nog èèn zijn (должно быть еще одно), zegt Jip. Ze zoeken en ze zoeken (они ищут и ищут). Allebei zijn ze roetzwart (Оба стали черные, как сажа: roet сажа). Van top tot teen (с головы до ног: «от верхушки до пальцев ног»). Gelukkig dat Janneke haar mooie jurk niet meer aanheeft (какое счастье, что на Яннеке нет больше красивого платья). Ik heb het (нашла: «я имею его»), roept Janneke. Waar (где), zegt Jip. Hier, in het kippenhok (здесь, в курятнике). En heus (и правда), in het kippenhok ligt het ei (лежит яйцо). En het is echt een ei van de Paashaas (и это действительно яйцо пасхального зайца). En niet van de kip (а не курицы). Want kippen leggen geen gekleurde eitjes (потому что куры не кладут цветных яичек). Nu hebben we er allebei vier (теперь у нас обоих по четыре), zegt Jip. Dan gaan ze naar huis (и тогда пошли они домой).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
242
243
Er liggen eieren in de tuin
Janneke heeft een nieuwe jurk. Een groene jurk. Omdat het Pasen is. Ze wil de jurk aan. Maar moeder zegt: Zou je dat wel doen, Janneke? Je kan toch veel lekkerder spelen met je lange broek aan? Nee, zegt Janneke. Ik wil de jurk aan. Goed, Janneke mag de jurk aan. Ze gaat hem gauw aan Jip laten zien. Jip is in de tuin. Kijk eens Jip, roept ze. Maar wat doet Jip toch? Hij is aan het zoeken. Tussen het gras en tussen de tulpen. Kom gauw! roept hij. Kom, Janneke! We moeten eitjes zoeken. De Pashaas heeft eieren verstopt. Help eens mee! Janneke wil graag meehelpen. Maar dan moet ze op haar knieёn gaan liggen. En de jurk is pas nieuw. Ik kan niet, zegt Janneke. Ik heb mijn mooie jurk aan. Dan zoek ik alleen, zegt Jip. O kijk, ik heb er al eentje. Zie je dat? Wat een prachtig ei. Helemaal gekleurd. Als jij niet zoekt, krijgt je er ook lekker geen. Dat is te bar voor Janneke. Ze zegt niets. Ze rent naar huis. Wat is er toch? vraagt moeder. Mijn broek, gauw, zegt Janneke. En twee minuten later, daar is zе weer. Bij Jip in de tuin. Nou kan ik wel! gilt Janneke. Vlug dan, zegt Jip. Ik heb er al drie gevonden. Opschieten! Nu zoeken ze samen. Bij de heg. En tussen de plantjes. En bij het schuurtje. Jip haalt een mandje om de eitjes in te doen. Hij heeft er nu vier. En Janneke heeft er al drie. Er moet er nog een zijn, zegt Jip. Ze zoeken en ze zoeken. Allebei zijn ze roetzwart. Van top tot teen. Gelukkig dat Janneke haar mooie jurk niet meer aanheeft. Ik heb het, roept Janneke. Waar, zegt Jip. Hier, in het kippenhok. En heus, in het kippenhok ligt het ei. En het is echt een ei van de Paashaas. En niet van de kip. Want kippen leggen geen gekleurde eitjes. Nu hebben we er allebei vier, zegt Jip. Dan gaan ze naar huis. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
243
244
Een plak chocola (Плитка шоколада)
Buurvrouw heeft een emmer (у соседки ведро). Een emmer met wasgoed (с мокрым бельем). Zal ik de emmer dragen (/давайте/, я понесу ведро)? vraagt Jip. Nee, ik (нет, я), zegt Janneke. Nee, ik, zegt Jip. Samen (вместе), zegt buurvrouw. Samen mag je de emmer dragen (вместе можно нести ведро). Naar de bleеk in mijn tuin (чтобы отбелить в моем саду: bleken отбеливать, bleek белильня). Jip en Janneke zwoegen (пыхтят). Het is erg zwaar (оно очень тяжелое). Maar ze zijn reuzesterk (но они же богатыри: reuz богатырь, гигант, sterk сильный)! Het gaat best (все идет прекрасно, лучшим образом). Hè, hè, zegt Janneke. Daar zijn we dan op de bleek (вот мы и в белильне). Mogen we het goed eruit halen (можно нам белье вынимать), buurvrouw? En mogen we het netjes neerleggen (его аккуратно раскладывать)? Vooruit maar (ну, давайте: «вперед только»), zegt buurvrouw. We doen het met z’n drieёn (мы будем делать это втроем). Het is moeilijk werk (трудная работа), want er zijn grote lakens bij (потому что там есть большие простыни). Die lakens doe ik zelf (сделаю я сама), zegt buurvrouw. Die zijn te zwaar (слишком тяжелые). Jullie mogen de handdoeken doen (вам можно полотенца раскладывать: «делать»). Eindelijk is het klaar (наконец, все готово). Jip en Janneke zijn helemaal rood van spanning (совсем красные от напряжения). Daar, zegt buurvrouw, dat is voor jullie (это вам: «для вас»). En wel bedankt (в благодарность). Ze hebben ieder een plak chocola (каждому по плитке шоколада: «они имеют каждый»). Een grote plak (большие плитки). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
244
245
Dank u wel (благодарю вас), buurvrouw. Samen gaan ze op de stoep zitten (вместе садятся они на ступеньку). Het is een reuze-plak chocola (это огромная плитка). Kun jij hem op (можешь ты ее съесть)? vraagt Jip. Ik wel (я да), zegt Janneke. En jij? Ik ook (я тоже), zegt Jip. Ze eten ellebei hun plak helemaal op (и они съедают оба свои плитки). Daar staat Jips moeder aan de deur (стоит в дверях). Eten, Jip (кушать), roept ze (зовет она). Ik moet naar binnen (мне надо домой: «внутрь»), zegt Jip. Hij is een beetje bleek (он немного бледен). De moeder van Janneke komt ook naar buiten (тоже выходит). Eten, Janneke, roept ze. Janneke gaat ook naar binnen. Ze is heel bleek (она очень бледна). En of ze gegeten hebben (/думаете,/ они поели)? Ik geloof het niet (я полагаю, что нет)!
Een plak chocola
Buurvrouw heeft een emmer. Een emmer met wasgoed. Zal ik de emmer dragen? vraagt Jip. Nee, ik, zegt Janneke. Nee, ik, zegt Jip. Samen, zegt buurvrouw. Samen mag je de emmer dragen. Naar de blek in mijn tuin. Jip en Janneke zwoegen. Het is erg zwaar. Maar ze zijn reuzesterk! Het gaat best. Hè, hè, zegt Janneke. Daar zijn we dan op de bleek. Mogen we het goed eruit halen, buurvrouw? En mogen we het netjes neerleggen? Vooruit maar, zegt buurvrouw. We doen het met z’n drieёn.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
245
246
Het is moeilijk werk, want er zijn grote lakens bij. Die lakens doe ik zelf, zegt buurvrouw. Die zijn te zwaar. Jullie mogen de handdoeken doen. Eindelijk is het klaar. Jip en Janneke zijn helemaal rood van spanning. Daar, zegt buurvrouw, dat is voor jullie. En wel bedankt. Ze hebben ieder een plak chocola. Een grote plak. Dank u wel, buurvrouw. Samen gaan ze op de stoep zitten. Het is een reuze-plak chocola. Kun jij hem op? vraagt Jip. Ik wel, zegt Janneke. En jij? Ik ook, zegt Jip. Ze eten ellebei hun plak helemaal op. Daar staat Jips moeder aan de deur. Eten, Jip, roept ze. Ik moet naar binnen, zegt Jip. Hij is een beetje bleek. De moeder van Janneke komt ook naar buiten. Eten, Janneke, roept ze. Janneke gaat ook naar binnen. Ze is heel bleek. En of ze gegeten hebben? Ik geloof het niet!
Jip vecht met een bokje (Йип борется к козликом) Kom gauw (иди сюда скорее), kom gauw, roept Jip. Ik heb een bokje gezien (я видел козлика: bok козел). Waar dan (где же)? vraagt Janneke. Zо maar op de weg (просто на дороге), zegt Jip. En ja, hoor, daar staat het bokje (и действительно, там стоит козлик). Hij is los (он не привязан: los отвязан). Hij is weggelopen (он убежал). Het is een stout bokje (это непослушный козлик). Ik zal jou wel eens terugbrengen (я тебя сейчас отведу назад), bok, zegt Jip. Niet doen, roept Janneke. Hij stoot met zijn horens (он бодается рогами: stoten).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
246
247
Ik ben niet bang (я не боюсь), zegt Jip. En hij pakt het bokje vast (и он крепко держит козлика). Maar het bokje wil niet (но козлик не хочет). Hij maakt een sprong (он прыгает: «делает прыжок»). Hij gaat tegenover Jip staan (и становится напротив Йипа). En daar begint hij (и потом начинает: beginnen). Hij stoot met zijn horentjes (бодается рожками). Pas op (осторожно), gilt Janneke (кричит, визжит). Maar Jip is echt niet bang (и вправду не боится). Hij stoot terug met zijn hoofd (он тоже бодается: «бодает назад, в ответ, головой»). Nu zijn het net twee bokjes (теперь они как два козлика). Au, roept Jip. Lelijke bok (противный козел). Je doet me pijn (мне больно: «ты делаешь мне больно»)! Maar het kan de bok niks schelen (но козлу все равно, безразлично). Hij gaat door met stoten (он продолжает бодаться). En hij doet het zo hard (и очень сильно). Jip valt omver (Йип падает, опрокидывается: vallen). Wacht maar (подожди-ка), zegt Janneke nu heel dapper (теперь очень храбро). Wacht maar. Ze trekt haar sokjes uit (она стаскивает свои носки: sok носок; uittrekken). Ze gaat naar het bokje toe (идет к козлику). Boe (бее)! roept ze heel hard (кричит она очень громко). Het bokje staat er van stil (козлик стоит тихо «от этого») . Hij kijkt heel verbaasd (он смотрит очень удивленно). Wie roept daar Boe (кто это кричит бее), denkt hij (думает). En terwijl hij stilstaat (и пока он стоит тихо), trekt Janneke hem de sokjes aan (надевает Яннеке ему носки: aantrekken натягивать). Niet aan zijn pootjes, hoor (но не на его ноги). Nee, aan zijn hoorens (нет, на его рога). Ziezo, zegt Janneke. En nu maar stoten (теперь бодайся). Jip is al weer opgestaan (Йип уже опять встал). Hij begint weer met de bok te vechten (он начинает снова с колзом бороться). Het bokje stoot van boeng en beng tegen Jip aan (козлик бодает Йипа: boeng en beng звукоподражание). Maar het doet geen pijn meer (но это больше не больно). Want het bokje heeft sokken aan (потому что у него надеты носки). Totdat daar ineens de boer aankomt (и вдруг приходит крестьянин: totdat пока не).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
247
248
Daar heb je (вот ты где, попался: «там имею тебя»), stoute bok, zegt hij. Nu ga je met mij terug (теперь пойдешь со мной назад). En hij neemt het bokje mee (и он берет козлика с собой). Aan een touw (на веревке). Mijn sokken! roept Janneke. Hij heeft mijn sokken aan (у него мои носки надеты)! O, zegt de boer, ik dacht dat hij die van je kado kreeg (а я думал, что он их в подарок получил). Nee, roept Janneke boos (сердито). Dan krijgt ze haar sokken terug (тогда получает она носки назад). Maar het bokje kijkt verdrietig (но козлик глядит грустно). Omdat hij weer aan het touw moet (потому что должен снова на привязь)? Of omdat hij zijn mooie sokken kwijt is (или потому что лишился красивых носков: kwijten потерять)?
Jip vecht met een bokje
Kom gauw, kom gauw, roept Jip. Ik heb een bokje gezien. Waar dan? vraagt Janneke. Zо maar op de weg, zegt Jip. En ja, hoor, daar staat het bokje. Hij is los. Hij is weggelopen. Het is een stout bokje. Ik zal jou wel eens terugbrengen, bok, zegt Jip. Niet doen, roept Janneke. Hij stoot met zijn horens. Ik ben niet bang, zegt Jip. En hij pakt het bokje vast. Maar het bokje wil niet. Hij maakt een sprong. Hij gaat tegenover Jip staan. En daar begint hij. Hij stoot met zijn horentjes. Pas op, gilt Janneke. Maar Jip is echt niet bang. Hij stoot terug met zijn hoofd. Nu zijn het net twee bokjes. Au, roept Jip. Lelijke bok. Je doet me pijn!
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
248
249
Maar het kan de bok niks schelen. Hij gaat door met stoten. En hij doet het zo hard. Jip valt omver. Wacht maar, zegt Janneke nu heel dapper. wacht maar. Ze trekt haar sokjes uit. Ze gaat naar het bokje toe. Boe! roept ze heel hard. Het bokje staat er van stil. Hij kijkt heel verbaasd. Wie roept daar Boe, denkt hij. En terwijl hij stilstaat, trekt Janneke hem de sokjes aan. Niet aan zijn pootjes, hoor. Nee, aan zijn hoorens. Ziezo, zegt Janneke. En nu maar stoten. Jip is al weer opgestaan. Hij begint weer met de bok te vechten. Het bokje stoot van boeng en beng tegen Jip aan. Maar het doet geen pijn meer. Want het bokje heeft sokken aan. Totdat daar ineens de boer aankomt. Daar heb je, stoute bok, zegt hij. Nu ga je met mij terug. En hij neemt het bokje mee. Aan een touw. Mijn sokken! roept Janneke. Hij heeft mijn sokken aan! O, zegt de boer, ik dacht dat hij die van je kado kreeg. Nee, roept Janneke boos. Dan krijgt ze haar sokken terug. Maar het bokje kijkt verdrietig. Omdat hij weer aan het touw moet? Of omdat hij zijn mooie sokken kwijt is?
Het borstelmannetje (продавец щеток) Jip! roept moeder. Jip! Waar zit je (где ты: «сидишь»)? Jips moeder staat op de stoep (стоит на пороге). Ze kijkt over straat (смотрит на улицу). Maar geen Jip (но Йипа нет). Kijk, daar staat Janneke's moeder ook (тоже). Janneke! roept zij. Janneke! Maar geen Janneke. O, o, ze zijn weg (они ушли). Ze zijn allebei (оба) weg! Zijn ze soms bij u in de tuin (может быть, они в вашем саду)? vraagt Jips moeder.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
249
250
Nee, ook niet. Dan zijn ze gaan wandelen (значит, они ушли гулять). Maar zo lang blijven ze nooit weg (но они никогда не уходили так надолго). Jips moeder is ongerust (беспокоится). En Janneke's moeder is ongerust. En dan zeggen ze opeens tegen elkaar (вдруг они говорят друг другу): Het borstelmannetje (продавец щеток)! Vanmorgen is het borstelmannetje geweest (утром был /здесь/ продавец щеток), met het borstelwagentje (с тележкой щеток). Dat is een wagentje met een paard ervoor (тележка и спереди лошадь). Een wagen vol met borstels en mattekloppers (тележка полная щеток и выбивалок; mat циновка, подстилка; kloppen стучать). Daarmee gaat het borstelmannetje langs alle deuren (с ними ходит продавец вдоль всех дверей). En Jip mag altijd het paard een babbelaar geven (разрешается всегда дать лошади конфетку-подушечку). En nu vanmorgen (и сегодня утром)... zijn Jip en Janneke soms met dat borstelmannetje meegereden (может быть, они с продавцом вместе уехали)? Maar waar naar toe (но куда)? Het is al half een (уже полпервого)! Dan komt Jips vader uit kantoor (тут приходит папа Йипа из конторы) en hij gaat meteen op de fiets weg (и сейчас же уезжает на велосипеде). Om Jip en Janneke te zoeken (искать). En de moeders staan buiten en wachten maar (стоят на улице: «снаружи» и все ждут). En wachten maar. Eindelijk (наконец)… daar is vader. Op de fiets (на велосипеде). En wie zit er voorop (и кто сидит там спереди)? Jip. En wie zit er achterop (сзади)? Janneke. Ja, die rekels (эти озорники), zegt vader. Ik heb alle straten afgezocht (все улицы переискал)? We zijn heel ver geweest (мы были очень далеко)! roept Jip. We zijn de hele stad door geweest (через весь город), roept Janneke. Maar de moeders zijn allebei boos (обе мамы сердятся). Ze willen niet luisteren naar Jips verhalen (не хотят слушать рассказы Йипа). En niet naar Janneke's verhalen. Direct eten (сейчас же кушать), zeggen ze. Dus ze zijn echt boos (значит, они действительно сердиты).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
250
251
En pas ‘s avonds durft Jip te zeggen (и только вечером осмеливается Йип сказать): Moeder! Ja? Ik heb op de bok gezeten (я сидел на козлах). En Janneke ook. Ik heb gemend (и я правил лошадью). Met de teugels (уздечкой). En het paard liep hard (и лошадь бежала быстро). Moeder zegt nog niets. En we hebben een matteklopper verkocht (мы одну выбивалку продали) en twee swabbers (и две швабры)! zegt Jip. En dan pas lacht moeder weer (и тут мама рассмеялась опять).
Het borstelmannetje
Jip! roept moeder. Jip! Waar zit je? Jips moeder staat op de stoep. Ze kijkt over straat. Maar geen Jip. Kijk, daar staat Janneke's moeder ook. Janneke! roept zij. Janneke! Maar geen Janneke. O, o, ze zijn weg. Ze zijn allebei weg! Zijn ze soms bij u in de tuin? vraagt Jips moeder. Nee, ook niet. Dan zijn ze gaan wandelen. Maar zo lang blijven ze nooit weg. Jips moeder is ongerust. En Janneke's moeder is ongerust. En dan zeggen ze opeens tegen elkaar: Het borstelmannetje! Vanmorgen is het borstelmannetje geweest, met het borstelwagentje. Dat is een wagentje met een paard ervoor. Een wagen vol met borstels en mattekloppers. Daarmee gaat het borstelmannetje langs alle deuren. En Jip mag altijd het paard een babbelaar geven. En nu vanmorgen… zijn Jip en Janneke soms met dat borstelmannetje meegereden? Maar waar naar toe? Het is al half een! Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
251
252
Dan komt Jips vader uit kantoor en hij gaat meteen op de fiets weg. Om Jip en Janneke te zoeken. En de moeders staan buiten en wachten maar. En wachten maar. Eindelijk… daar is vader. Op de fiets. En wie zit er voorop? Jip. En wie zit er achterop? Janneke. Ja, die rekels, zegt vader. Ik heb alle straten afgezocht. We zijn heel ver geweest! roept Jip. We zijn de hele stad door geweest, roept Janneke. Maar de moeders zijn allebei boos. Ze willen niet luisteren naar Jips verhalen. En niet naar Janneke's verhalen. Direct eten, zeggen ze. Dus ze zijn echt boos. En pas ‘s avonds durft Jip te zeggen: Moeder! Ja? Ik heb op de bok gezeten. En Janneke ook. Ik heb gemend. Met de teugels. En het paard liep hard. Moeder zegt nog niets. En we hebben een matteklopper verkocht en twee swabbers! zegt Jip. En dan pas lacht moeder weer.
Glijbaantje (катальная горка) Op de hoek van de straat is een winkel (на углу улицы есть магазин). En bij de winkel is een trapje (у магазина есть лесенка). En naast dat trapje is een glijbaantje (и около лесенки есть горка: glijden скользить; baan дорожка). Van steen (каменная: «из камня»). Kijk eens, zegt Jip. Daar durf ik best af (я не побоюсь: «осмелюсь лучшим образом /скатиться/»: durven осмелиться, отважиться). Ik ook, zegt Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
252
253
Ik eerst (я первый), zegt Jip. En hij glijdt eraf (и он соскальзывает вниз). Het gaat heel hard (получается очень быстро). En het gaat erg leuk (и очень забавно). Nou ik, zegt Janneke. En zij glijdt er ook (тоже) af. Ze gilt van plezier (она визжит от удовольствия). Om de beurt (по очереди), zegt Jip. En dan doen ze het om de beurt (и тогда катаются они: «делают это» по очереди). Een hele tijd lang (очень долго). Jip! Jip! Waar zit je (где ты: «сидишь»)? Jip en Janneke! Je moeder roept (твоя мама зовет), zegt Janneke. Ja, Jips moeder roept. Ze weet niet waar Jip is (она не знает, где Йип). Jip en Janneke komen hard aanhollen (быстро прибегают). Wat doen jullie toch (что же вы делали)? roept moeder. We glijden zo fijn (мы катались с горки, так здорово), zegt Jip. Kijk eens, moeder. Kom eens kijken (иди, посмотри). Moeder komt kijken (приходит посмотреть). En ze ziet hoe mooi het gaat (и она видит, как это хорошо получается: «красиво»). Ik vind het wel fijn (это и правда хорошо), zegt ze. Maar laat je broek eens zien (но ты покажи-ка свои брюки), Jip. Jip laat zijn broek zien (показывает). O je, er zit al een gat in (там «сидит» дырка). Een groot gat (большая дыра). Ja, zegt moeder, dat dacht ik wel (так я и думала). Als je zo lang van de stenen stoep glijdt (если так долго с каменного крыльца скатываться), dat krijg je een gat in je broek (получишь дырку в брюках). Laat jouw broekje eens zien, (покажи-ка твои брюки) Janneke. Janneke tilt haar rokje op (поднимает юбку: optillen). O, o, zij heeft ook een gat in haar broekje (у нее тоже дырка в штанишках). En ze had net zo’n mooi broekje (а штанишки такие красивые). Blauw met een ruitje (синие в клеточку). Net als haar jurk (как и ее платье). Mogen we nou niet meer glijden (нам нельзя больше кататься)? vraagt Jip angstig (испуганно). Het ging net zo fijn (было так здорово). Weet je wat (знаешь что), zegt moeder. We gaan thuis een glijbaan maken (мы пойдем домой горку делать). Kom maar mee (пошли со мной). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
253
254
En moeder thuis maakt een glijbaan (и мама дома делает горку). Van een grote plank (из большой доски). Die plank zet ze tegen de bank (эту доску она приставляет к дивану). En dan een kussentje erop (и подушечку сверху: kussen подушка). En daar mogen Jip en Janneke nu afglijden (и так они могут скатываться). Ziezo, zegt moeder. Dat is ook niet zo koud (и еще так не холодно). Al die stenen stoepjes is niks gedaan (в этих каменных скатах ничего нет хорошего). Daar vat je kou van (там можно простудиться: «схватишь холод = простуду»). Maar deze glijbaan is binnen (а эта горка в комнате: «внутри»). Lekker warm (чудно теплая). Nu, Jip en Janneke vinden het ook best (им тоже очень нравится). En de moeder van Jip zet een stuk in Jip z’n broek (и мама Йипа кладет заплатку на его брюки). En de moeder van Janneke zet een stuk in Janneke d’r broek. Nu hebben ze weer allebei hele broeken (теперь они оба опять имеют целые брюки).
Glijbaantje
Op de hoek van de straat is een winkel. En bij de winkel is een trapje. En naast dat trapje is een glijbaantje. Van steen. Kijk eens, zegt Jip. Daar durf ik best af. Ik ook, zegt Janneke. Ik eerst, zegt Jip. En hij glijdt eraf. Het gaat heel hard. En het gaat erg leuk. Nou ik, zegt Janneke. En zij glijdt er ook af. Ze gilt van plezier. Om de beurt, zegt Jip. En dan doen ze het om de beurt. Een hele tijd lang. Jip! Jip! Waar zit je? Jip en Janneke! Je moeder roept, zegt Janneke. Ja, Jips moeder roept. Ze weet niet waar Jip is. Jip en Janneke komen hard aanhollen. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
254
255
Wat doen jullie toch? roept moeder. We glijden zo fijn, zegt Jip. Kijk eens, moeder. Kom eens kijken. Moeder komt kijken. En ze ziet hoe mooi het gaat. Ik vind het wel fijn, zegt ze. Maar laat je broek eens zien, Jip. Jip laat zijn broek zien. O je, er zit al een gat in. Een groot gat. Ja, zegt moeder, dat dacht ik wel. Als je zo lang van de stenen stoep glijdt, dat krijg je een gat in je broek. Laat jouw broekje eens zien, Janneke. Janneke tilt haar rokje op. O, o, zij heeft ook een gat in haar broekje. En ze had net zo’n mooi broekje. Blauw met een ruitje. Net als haar jurk. Mogen we nou niet meer glijden? vraagt Jip angstig. Het ging net zo fijn. Weet je wat, zegt moeder. We gaan thuis een glijbaan maken. Kom maar mee. En moeder thuis maakt een glijbaan. Van een grote plank. Die plank zet ze tegen de bank. En dan een kussentje erop. En daar mogen Jip en Janneke nu afglijden. Ziezo, zegt moeder. Dat is ook niet zo koud. Al die stenen stoepjes is niks gedaan. Daar vat je kou van. Maar deze glijbaan is binnen. Lekker warm. Nu, Jip en Janneke vinden het ook best. En de moeder van Jip zet een stuk in Jip z’n broek. En de moeder van Janneke zet een stuk in Janneke d’r broek. Nu hebben ze weer allebei hele broeken.
Jonge poesjes (котятки) Kom eens gauw (иди сюда скорее), roept Janneke. Wat is er in (а что там «внутри»)? vraagt Jip. We hebben kleine poesjes (у нас котятки), schreeuwt (кричит) Janneke. We hebben vier kleine poesjes (четыре маленьких котенка). Jip loopt heel hard mee (бежит очень быстро к ней). Ze gaan naar het schuurtje in Janneke's tuin (они идут в сарайчик в саду у Яннеке). En ja hoor Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
255
256
(и действительно), daar ligt Siepie de poes (там лежит кошка Сиппи), in een mandje (в корзинке). En vlak bij haar (и около нее) liggen vier kleine poesjes (лежат четыре маленьких котенка). Oooooooh, zegt Jip. Hij gaat op zijn hurken zitten (он садится на корточки). Mag ik er eentje uit halen (можно мне одного достать)? vraagt hij. Vader, roept Janneke. Mogen we de poesjes eruit halen (можно нам котяток оттуда достать)? Wacht even (подождите-ка), zegt vader. Laat mij het maar doen (давайте я это сделаю: “дайте мне это сделать”). Dan wordt moeder poes niet boos (тогда кошка-мама не будет сердиться: boos worden становиться сердитой). En hij pakt heel voorzichtig (и он берет осторожно) èèn van de kleine poesjes (одного маленького котенка: «одного из..»). Piep, zegt het kleintje (малыш). Het is net een muis (он совсем как мышка). Zo klein en het piept zo gek (такой маленький и пищит так смешно). Het heeft zijn oogjes toe (у него и глазки закрыты), zegt Jip. Ja, alle kleine poesjes (все маленькие котятки) hebben hun oogjes toe, zegt vader. Over een dag of wat (примерно через один день) gaan de oogjes open (глазки откроются). Nu leg ik kleintje weer terug hoor (теперь я положу малыша снова обратно: leggen). Kijk, moeder Siepie wordt ongerust (смотрите, мама Сиппи беспокоится). Jullie moeten niet te vaak gaan kijken (не надо так часто смотреть: «вы не должны»), hoor. Dan wordt Siepie boos (тогда она рассердится: worden стать). Mogen we twee keer per dag kijken (можно нам два раза в день смотреть)? vraagt Jip. Hij wil precies weten (он хочет точно знать: willen), waar hij aan toe is (как это будет у него получаться, какие у него возможности). Goed, twee keer per dag. En dan komt Takkie (и тут приходит Такки). Hij ruikt aan de mand (он нюхает корзинку). En dan wordt Siepie ineens boos (и тогда становится Сиппи вдруг сердитой). Ze zegt: Sjjjjjjj! En ze zet al haar haren op (и у нее встает вся шерсть: opzetten поднимать). En Takkie schrikt daar zo van (и Такки от этого очень пугается: vandaar оттуда, поэтому). Hij rent weg (он убегает: rennen), met de staart tussen zijn pootjes (поджав хвост: «с хвостом между ногами»). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
256
257
Ach die arme (бедный) Takkie. En hij wou geeneens kwaad doen (он не хотел ничего плохого). Kijk, de poesjes drinken (пьют), zegt Janneke. Het is heel lief (какая прелесть). Ze zouden de hele dag wel willen blijven (они бы хотели целый день /здесь/ оставаться). Maar vader pakt ze allebei vast (но папа крепко берет обоих: pakken) en zegt: Hup, naar binnen (хоп, домой). Vanmiddag mag je weer (днем можно снова) op visite bij Siepie en haar kinderen (с визитом к Сиппи и ее деткам).
Jonge poesjes
Kom eens gauw, roept Janneke. Wat is er in? vraagt Jip. We hebben kleine poesjes, schreeuwt Janneke. We hebben vier kleine poesjes. Jip loopt heel hard mee. Ze gaan naar het schuurtje in Janneke's tuin. En ja hoor, daar ligt Siepie de poes, in een mandje. En vlak bij haar liggen vier kleine poesjes. Oooooooh, zegt Jip. Hij gaat op zijn hurken zitten. Mag ik er eentje uit halen? vraagt hij. Vader, roept Janneke. Mogen we de poesjes eruit halen? Wacht even, zegt vader. Laat mij het maar doen. Dan wordt moeder poes niet boos. En hij pakt heel voorzichtig een van de kleine poesjes. Piep, zegt het kleintje. Het is net een muis. Zo klein en het piept zo gek. Het heeft zijn oogjes toe, zegt Jip. Ja, alle kleine poesjes hebben hun oogjes toe, zegt vader. Over een dag of wat gaan de oogjes open. Nu leg ik kleintje weer terug hoor. Kijk, moeder Siepie wordt ongerust. Jullie moeten niet te vaak gaan kijken, hoor. Dan wordt Siepie boos. Mogen we twee keer per dag kijken? vraagt Jip. Hij wil precies weten, waar hij aan toe is.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
257
258
Goed, twee keer per dag. En dan komt Takkie. Hij ruikt aan de mand. En dan wordt Siepie ineens boos. Ze zegt: Sjjjjjjj! En ze zet al haar haren op. En Takkie schrikt daar zo van. Hij rent weg, met de staart tussen zijn pootjes. Ach die arme Takkie. En hij wou geeneens kwaad doen. Kijk, de poesjes drinken, zegt Janneke. Het is heel lief. Ze zouden de hele dag wel willen blijven. Maar vader pakt ze allebei vast en zegt: Hup, naar binnen. Vanmiddag mag je weer op visite bij Siepie en haar kinderen.
Pootje baden («Мочить ноги» плескаться в луже, неглубокой воде) Kijk, zegt Jip, de jongens zijn aan het pootje baden (мальчики бегают по воде: «мочат ножки»). Ja, zegt Janneke. Maar het zijn grote jongens (да, но это большие мальчики). Wij doen ook mee ( мы будем делать вместе с ними), zegt Jip. Wij zijn ook groot (мы тоже большие). Hij doet zijn schoenen uit (он снимает ботинки: uitdoen). Mag het wel (это можно)? zegt Janneke. Natuurlijk (конечно), zegt Jip. Kom, doe je schoenen uit (давай, снимай ботинки), Janneke. Janneke vindt het een beetje griezelig (страшновато). Maar ze trekt ook haar schoentjes uit (но она тоже снимает ботиночки: uittrekken стягивать). Is het niet diep (не глубоко)? vraagt zij. Nee, fijn (здорово), zegt Jip. Hij staat al tot zijn enkels in het water (он стоит уже по щиколотку в воде). Er is wel veel modder (и очень грязно), zegt hij. Zijn er geen beesten in het water (и нет там никаких животных)? vraagt Janneke. Nee, zegt Jip, kom nоu (иди же).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
258
259
Dan gaat Jannele ook (туда идет тоже). Het is wel leuk (это здорово). Het water is koud maar dat hindert niet (вода холодная, но это не мешает). Alleen de grote jongens zijn niet lief (только большие мальчики совсем не приятные). Ze plagen (дразнят) Jip en Janneke. Ze spatten met water (брызгаются). Schei uit (перестаньте)! schreeuwt Jip (кричит). Maar ze doen het toch (но они все же делают). En ze proberen Janneke omver te duwen (они пытаются уронить, опрокинуть Яннеке). Eindelijk gaan de grote jongens weg (наконец, уходят: weggaan). Ziezo, zegt Jip. Ik heb ze weggejaagd (ну вот, я их прогнал: jagen охотиться, гнать, преследовать). En hij is trots (горд). Maar nu is er opeens toch niet veel meer aan (но теперь вдруг ведь не много больше предстоит = все закончилось). Kletsnat (насквозь мокрые) en onder de modder (и грязные: «под грязью») kruipen Jip en Janneke op het droge (выкарабкиваются на сушу). Waar zijn mijn schoenen (где мои ботинки)? roept Janneke. De schoentjes zijn weg (нету, пропали). Ach, ach, dat hebben de grote jongens gedaan (это большие мальчики сделали). Daar (там)! roept Jip. Janneke’s schoentjes hangen in een boom (висят на дереве). Heel hoog (очень высоко). Ik kan er nooit bij (я никогда их не верну назад), zegt Janneke. Wacht, zegt Jip, klim maar om mijn rug, dan kun je er wel bij (залезай ко мне на спину: klimmen). Dat doen ze (так они и делают). En het gaat (и получается). Als Janneke op Jips rug staat kan ze net de schoentjes pakken (когда она встает на спину, то может достать ботинки). Hè, hè, gelukkig (какое счастье). Ze zijn zo blij (они так рады). Maar de moeder van Jip is niet blij (но мама Йипа не рада). En de moeder van Janneke is ook niet blij als die twee thuiskomen (тоже не рада, когда эти двое домой приходят). Want ze moeten helemaal in het bad (потому что им надо в ванну). En de kleertjes ook (и одежда тоже = одежду тоже стирать). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
259
260
Pootje baden
Kijk, zegt Jip, de jongens zijn aan het pootje baden. Ja, zegt Janneke. Maar het zijn grote jongens. Wij doen ook mee, zegt Jip. Wij zijn ook groot. Hij doet zijn schoenen uit. Mag het wel? zegt Janneke. Natuurlijk, zegt Jip. Kom, doe je schoenen uit, Janneke. Janneke vindt het een beetje griezelig. Maar ze trekt ook haar schoentjes uit. Is het niet diep? vraagt zij. Nee, fijn, zegt Jip. Hij staat al tot zijn enkels in het water. Er is wel veel modder, zegt hij. Zijn er geen beesten in het water? vraagt Janneke. Nee, zegt Jip, kom nou. Dan gaat Jannele ook. Het is wel leuk. Het water is koud maar dat hindert niet. Alleen de grote jongens zijn niet lief. Ze plagen Jip en Janneke. Ze spatten met water. Schei uit! schreeuwt Jip. Maar ze doen het toch. En ze proberen Janneke omver te duwen. Eindelijk gaan de grote jongens weg. Ziezo, zegt Jip. Ik heb ze weggejaagd. En hij is trots. Maar nu is er opeens toch niet veel meer aan. Kletsnat en onder de modder kruipen Jip en Janneke op het droge. Waar zijn mijn schoenen? roept Janneke. De schoentjes zijn weg. Ach, ach, dat hebben de grote jongens gedaan. Daar! roept Jip. Janneke’s schoentjes hangen in een boom. Heel hoog. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
260
261
Ik kan er nooit bij zegt Janneke. Wacht, zegt Jip, klim maar om mijn rug, dan kun je er wel bij. Dat doen ze. En het gaat. Als Janneke op Jips rug staat kan ze net de schoentjes pakken. Hè, hè, gelukkig. Ze zijn zo blij. Maar de moeder van Jip is niet blij. En de moeder van Janneke is ook niet blij als die twee thuiskomen. Want ze moeten helemaal in het bad. En de kleertjes ook.
Naar de schoenmaker (К сапожнику) Mijn schoen is kapot (мой ботинок порвался), zegt Jip. Mijn voet is nat (у меня нога мокрая: «моя нога»). Wel, zegt moeder, gauw naar de schoenmaker (/иди/ быстро к сапожнику). Gaan jullie maar samen (идите вместе). Nee, niet één schoen (не один ботинок). Allebei de schoenen (оба ботинка). Er is er maar een kapot (но только один порвался), zegt Jip. De ander begint ook (другой тоже начинает), zegt moeder. Zollen en hakken (подметки и каблуки), moet je zeggen (надо сказать: «должен ты…»). Zollen en hakken, zegt Jip tegen de schoenmaker (говорит Йип сапожнику). Zollen en hakken, zegt Janneke ook nog eens (тоже еще раз). Zo, zo, zegt de schoenmaker. Je hebt weer te veel gelopen (ты снова слишком много ходил: lopen-liep-gelopen), Jip. Het is weer mis (опять плохо: mis неудачный, плохо, неправильно). Je moet voortaan op je handen lopen (впредь тебе надо на руках ходить). Dan slijt je niet zo (тогда не так снашивается). Klop, klop, zegt de hamer (молоток). Tik tik, hakke-takke-tak. Wat heeft die schoenmaker nog veel te doen (как много дел у сапожника).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
261
262
Er staan hier wel duizend schoenen (там стоят точно тысяча ботинок), zegt Janneke. Veel meer (много больше), zegt Jip. Wel honderd (наверно, сто). Ja, zegt de schoenmaker. Jullie zijn nog niet aan de beurt (еще не ваша очередь). Het duurt vast nog een week (еще пройдет целая неделя). Je zult op je blote voeten de straat op moeten (тебе придется босиком по улице ходить), Jip. Niks hoor (ничего подобного), zegt Jip. Ik heb nog twee paar (у меня есть еще две пары). En ik heb mijn laarsen nog (и еще есть резиновые сапоги). Kijk eens, roept Janneke. Jip en de schoenmaker kijken, en daar staat Janneke met twee schoenen aan (там стоит Яннеке и на ней две туфельки). Schoenen met hoge hakken (с высокими каблуками). Kijk eens aan (посмотрите-ка на нее), zegt de schoenmaker. Nou ben je een dame (теперь ты дама). Dag mevrouw (здравствуйте, мефрау). Gaat u winkelen (вы идете по магазинам? Ja, zegt de dame en loopt heel nuffig (и идет очень жеманно). Maar plof, daar valt ze op haar neus (падает она вниз носом). Dat komt eraan (то-то же: «это приходит оттого»), zegt Jip. Ga je mee (пойдем)? Dag schoenmaker. Dag Jip, zegt de schoenmaker. En dag mevrouw (и до свидания, мефрау). Dag schoenmaker, zegt Janneke.
Naar de schoenmaker
Mijn schoen is kapot, zegt Jip. Mijn voet is nat. Wel, zegt moeder, gauw naar de schoenmaker. Gaan jullie maar samen. Nee, niet één schoen. Allebei de schoenen. Er is er maar een kapot, zegt Jip. De ander begint ook, zegt moeder. Zollen en hakken, moet je zeggen. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
262
263
Zollen en hakken, zegt Jip tegen de schoenmaker. Zollen en hakken, zegt Janneke ook nog eens. Zo, zo, zegt de schoenmaker. Je hebt weer te veel gelopen, Jip. Het is weer mis. Je moet voortaan op je handen lopen. Dan slijt je niet zo. Klop, klop, zegt de hamer. Tik tik, hakke-takke-tak. Wat heeft die schoenmaker nog veel te doen. Er staan hier wel duizend schoenen, zegt Janneke. Veel meer, zegt Jip. Wel honderd. Ja, zegt de schoenmaker. Jullie zijn nog niet aan de beurt. Het duurt vast nog een week. Je zult op je blote voeten de straat op moeten, Jip. Niks hoor, zegt Jip. Ik heb nog twee paar. En ik heb mijn laarsen nog. Kijk eens, roert Janneke. Jip en de schoenmaker kijken, en daar staat Janneke met twee schoenen aan. Schoenen met hoge hakken. Kijk eens aan, zegt de schoenmaker. Nou ben je een dame. Dag mevrouw. Gaat u winkelen? Ja, zegt de dame en loopt heel nuffig. Maar plof, daar valt ze op haar neus. Dat komt eraan, zegt Jip. Ga je mee? Dag schoenmaker. Dag Jip, zegt de schoenmaker. En dag mevrouw. Dag schoenmaker, zegt Janneke.
Wat een stout kin (Какой непослушный ребенок) Jip en Janneke moeten naar de groenteman (должны /идти/ в овощную лавку: groenteman продавец овощей). Ze moeten appeltjes kopen (им надо яблочек купить). Ster-appeltjes (сорт яблок: ster звезда). Dat zijn van die rode (такие красные: rood). Die zo gaan glimmen (которые так блестят). Ze krijgen van de groenteman een zuurtje (они получают от зеленщика конфетку). En dan gaan ze naar de bakker (потом идут они к булочнику). Daar Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
263
264
krijgen ze ook een zuurtje (и там тоже…). En dan gaan ze naar de kruidenier (потом к бакалейщику). Daar krijgen ze een dropje (там получают дроп любимое голландскими детьми лакомство с лакрицей). Heb je de apeltjes (принес ты яблоки: «имеешь ты…»)? vraagt moeder, als ze thuiskomen (когда они приходят домой). Ja, zegt Jip. Hier zijn ze (вот они). En we zijn ook bij de bakker geweest (мы еще и у булочника были). En ook bij de kruidenier (и у бакалейщика), zegt Janneke. Maar dat hoefde toch niet (но ведь это не надо было)? vraagt moeder. Wat heb je daar dan gekocht (что же вы там купили)? Niets (ничего), zegt Jip. We zijn er alleen in de winkel geweest (мы только в магазине были). En we hebben een zuurtje gehad (и получили конфетку: hebben-had-gehad). Ja, zegt Janneke. En bij de kruidenier een dropje (а от бакалейщика дроп). Daar zijn we ook alleen in de winkel geweest (там мы тоже только в магазине были). En we hebben gezegt (и мы говорили: zeggen-zei-gezegt): We hoeven niets te kopen (нам ничего не надо покупать). Dat moeten jullie niet doen (не надо вам так делать), zegt moeder. Ik ga Poppejans aankleden (я пойду Попеянс одевать), zegt Janneke. Ze moet naar bed (ей надо в кровать). Maar waar is Poppejans (но где Попеянс)? Ze is niet meer (ее нет больше). We hebben haar meegenomen (мы ее с собой брали), zegt Jip. We hebben haar meegenomen, toen we boodschappen gingen doen (когда ходили за покупками: gaan-ging-gegaan; boodschappen doen делать покупки). O, o, nu is Poppejans weg (пропала). Ga maar terug naar de groenteman (идите назад), zegt moeder. Misschien is ze daar nog (может быть, она там еще). Maar Poppejans is niet bij de groenteman (ее нет у зеленщика). Bij de bakker dan (тогда у булочника), zegt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
264
265
Ze gaan naar de bakker terug (они идут к булочнику назад). Maar de bakker zegt: Nee hoor, je hebt hier geen pop laten liggen (вы здесь куклу не оставляли: «оставляли лежать»). Dan gaan ze naar de kruidenier (тогда идут они к бакалейщику). Hebt u ook een pop gezien (вы куклу видели: zien-zag-gezien)? vraagt Jip. Nee, zegt de kruidenier. Ik heb nieks gezien (я ничего не видел). Heel treurig gaan Jip en Janneke de deur uit (очень печальные выходят они из дверей: uitgaan выходить из). Maar net als (как только) ze de deur uitgaan, ziet Janneke Poppejans zitten (видит Яннеке что Попеянс сидит). Ze zit op de zak met noten (на мешке с орехами). Daar zit ze (там она сидит)! roept Janneke. En ze pakt Poppejans gauw beet (быстро хватает ее крепко). Stout kind (непослушный ребенок), zegt ze. Om weg te lopen (убежала). En dan gaan ze naar huis (и потом идут они домой).
Wat een stout kind
Jip en Janneke moeten naar de groenteman. Ze moeten appeltjes kopen. Sterappeltjes. Dat zijn van die rode. Die zo gaan glimmen. Ze krijgen van de groenteman een zuurtje. En dan gaan ze naar de bakker. Daar krijgen ze ook een zuurtje. En dan gaan ze naar de kruidenier. Daar krijgen ze een dropje. Heb je de apeltjes? vraagt moeder, als ze thuiskomen. Ja, zegt Jip. Hier zijn ze. En we zijn ook bij de bakker geweest. En ook bij de kruidenier, zegt Janneke. Maar dat hoefde toch niet? vraagt moeder. Wat heb je daar dan gekocht? Niets, zegt Jip. We zijn er alleen in de winkel geweest. En we hebben een zuurtje gehad. Ja, zegt Janneke. En bij de kruidenier een dropje.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
265
266
Daar zijn we ook alleen in de winkel geweest. En we hebben gezegt: We hoeven niets te kopen. Dat moeten jullie niet doen, zegt moeder. Ik ga Poppejans aankleden, zegt Janneke. Ze moet naar bed. Maar waar is Poppejans? Ze is niet meer. We hebben haar meegenomen, zegt Jip. We hebben haar meegenomen, toen we boodschappen gingen doen. O, o, nu is Poppejans weg. Ga maar terug naar de groenteman, zegt moeder. Misschien is ze daar nog. Maar Poppejans is niet bij de groenteman. Bij de bakker dan, zegt Jip. Ze gaan naar de bakker terug. Maar de bakker zegt: Nee hoor, je hebt hier geen pop laten liggen. Dan gaan ze naar de kruidenier. Hebt u ook een pop gezien? vraagt Jip. Nee, zegt de kruidenier. Ik heb nieks gezien. Heel treurig gaan Jip en Janneke de deur uit. Maar net als ze de deur uitgaan, ziet Janneke Poppejans zitten. Ze zit op de zak met noten. Daar zit ze! roept Janneke. En ze pakt Poppejans gauw beet. Stout kind, zegt ze. Om weg te lopen. En dan gaan ze naar huis.
Wip (Качели)
Een wip (качели)! roept Jip. Ja, zegt Janneke. Een echte (настоящие) wip. Ja hoor, het is er een (действительно, /качели/) Daar in het park (там, в парке), bij de zandbak staat echte wip (возле песочницы стоят настоящие качели). Ga je mee (пойдем: «идешь со мной»)? vraagt Jip (спрашивает: vragen).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
266
267
En Janneke gaat mee (идет тоже). Daar gaan ze dan (туда они идут). Het gaat heel fijn (все идет прекрасно). Hup, Jip naar beneden (вниз). Hoep, Jip naar boven (наверх). Niet zo wild (не так сильно: wild дикий, бурный, буйный, бешеный…), Jip, zegt Janneke. Straks val ik (сейчас я упаду). Maar Jip vindt het heerlijk om het heel hard te doen (но Йипу очень нравится очень сильно качаться: «делать»). Moeder komt ook even kijken (мама пришла тоже посмотреть). Dat gaat mooi (хорошо получается), zegt ze. Jip op de wip (Йип на качелях). Dat rijmt (рифмуется). Jip op de wip, Jip op de wip, roept Janneke (кричит). Het is zo mooi rijmpje (такой хороший стих: «рифмочка»). Niet zo hard (не так сильно), Jip, roept moeder. Janneke zal er nog afvallen (упадет). Maar het móét zo (но так надо), roept Jip. En hup, daar gaat hij weer (он опять так делает). Heel hard. O jee, daar valt (там падает: vallen) Poppejans. Ze valt pardoes (внезапно, вдруг) naar beneden (вниз). Stop, roept Janneke. Een ogenblik (минутку)! Poppejans, o! Ze klimmen gauw van de wip af (они слезают быстро с качелей: afklimmem). En Janneke raapt haar kind op (хватает свое дитя: oprappen). Ze is gewond (она ранена) , zegt Janneke. Ze moet een verbandje om (ей надо повязку), zegt Jip. Die arme Poppejans. Jip en Janneke nemen haar mee naar huis (берут ее с собой домой). En moeder doet een verband om haar hoofd (обвязывает ей голову). Het ziet er erg mooi uit (выглядит красиво). Helemaal echt (понастоящему). Nu moet je gaan liggen (тебе надо лечь), hoor, zegt Janneke. En slapen (и спать). En Poppejans moet naar haar poppebed (pop кукла; bed кровать).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
267
268
En nu moeten we zachtjes lopen (теперь мы должны тихо ходить), zegt Janneke. En heel zacht praten (говорить). Want (потому что) Poppejans is gewond. Dat is de schuld van de wip (это качели виноваты: schuld вина), zegt Jip. Nee, het is jouw schuld (твоя вина), zegt Janneke. Ik wil nooit meer met je op de wip (я не хочу с тобой больше никогда качаться на качелях). Dan ga ik alleen (тогда я буду один /качаться/), zegt Jip. Maar dat is onzin (но это ерунда, чушь). Want je kunt niet alleen op de wip (нельзя на качелях одному, в одиночку).
Wip
Een wip! roept Jip. Ja, zegt Janneke. Een echte wip. Ja hoor, het is er een. Daar in het park, bij de zandbak staat echte wip. Ga je mee? vraagt Jip. En Janneke gaat mee. Daar gaan ze dan. Het gaat heel fijn. Hup, Jip naar beneden. Hoep, Jip naar boven. Niet zo wild, Jip, zegt Janneke. Straks val ik. Maar Jip vindt het heerlijk om het heel hard te doen. Moeder komt ook even kijken. Dat gaat mooi, zegt ze. Jip op de wip. Dat rijmt. Jip op de wip, Jip op de wip, roept Janneke. Het is zo mooi rijmpje. Niet zo hard, Jip, roept moeder. Janneke zal er nog afvallen. Maar het móét zo, roept Jip. En hup, daar gaat hij weer. Heel hard. O jee, daar valt Poppejans. Ze valt pardoes naar beneden. Stop, roept Janneke. Een ogenblik! Poppejans, o! Ze klimmen gauw van de wip af. En Janneke raapt haar kind op. Ze is gewond, zegt Janneke. Ze moet een verbandje om, zegt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
268
269
Die arme Poppejans. Jip en Janneke nemen haar mee naar huis. En moeder doet een verband om haar hoofd. Het ziet er erg mooi uit. Helemaal echt. Nu moet je gaan liggen, hoor, zegt Janneke. En slapen. En Poppejans moet naar haar poppebed. En nu moeten we zachtjes lopen, zegt Janneke. En heel zacht praten. Want Poppejans is gewond. Dat is de schuld van de wip, zegt Jip. Nee, het is jouw schuld, zegt Janneke. Ik wil nooit meer met je op de wip. Dan ga ik alleen, zegt Jip. Maar dat is onzin. Want je kunt niet alleen op de wip.
Takkie draagt alles (Такки может всё носить: «носит всё») Kijk eens, zegt de boerin (смотрите, говорит крестьянка). Hier heb ik vier eitjes (у меня здесь четыре яичка: ei яйцо). Voor ieder twee (каждому по два). Neem ze maar mee (возьмите их с собой). Ze geeft Jip twee eitjes (она дает Йипу два яйца: geven) en ze geeft Janneke twee eitjes. Dank u wel, zeggen Jip en Janneke. Wacht, zegt de boerin. Ik heb nog een klein mandje (есть еще маленькая корзинка: mand корзина). Een mandje van paaseitjes (от пасхальных яичек). Dat mag je hebben (ее можно взять). Jip en Janneke doen de eitjes in het mandje (кладут яички в корзинку). En ze gaan naar huis (и идут домой). Jip zegt: Takkie moet het mandje dragen (пусть Такки несет корзинку: «должен нести»). Dat kan hij best (он это прекрасно может).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
269
270
Ja, zegt Janneke, dat kan hij best. Hij draagt de krant ook altijd (он же всегда носит газету). Hij kan de krant binnenbrengen (он может (же) газету домой приносить «внутрь»). Takkie, roept Jip (зовет). Zoete (сладкий) Takkie. Brave (хороший поощрение собаки) Takkie. Hier, draag dit maar voor het baasje (вот, понеси это для хозяина: baas). Netjes je bek houden (аккуратно держи во рту: bek пасть). En Takkie is een heel verstandig hondje (очень понятливый песик). Hij begrijpt het best (он понимает прекрасно: begrijpen). Hij draagt het mandje heel voorzichtig (он несет корзинку очень осторожно). Zie je wel (вот видишь), zegt Janneke, het gaat best (получается). Wij hoeven nooit meer iets te dragen (мы никогда больше не будем ничего носить). Takkie doet het voor ons (за нас: «для нас»). Ze zijn al bijna thuis (они уже почти дома). En dan gebeurt er ineens iets (и тут вдруг что-то случилось). Er vliegt een vogeltje (летит птичка) heel laag over de weg (очень низко через дорогу). Een vogeltje dat fladdert (fladderen порхать). Waf, waf! roept Takkie. En hij rent het vogeltje achterna (и он бежит за птичкой: achterna позади кого-то, за кемто). O, o, o! Takkie heeft het mandje laten vallen (уронил корзинку: “дает упасть”). Daar liggen de vier eitjes (там лежат четыре яичка). Twee zijn er helemaal kapot (два совсем разбились). En twee zijn er nog heel (еще целые). En het mandje is vies en nat en geel (и корзинка грязная и мокрая, и желтая). Takkie! gilt Jip. Takkie!! Kom dadelijk hier (иди сейчас же сюда)! Takkie draait zich om (оборачивается: omdraaien). Het vogeltje is al lang weggevlogen (птичка давно улетела прочь). En Takkie komt heel langzaam (подходит очень медленно) naar Jip toe (к Йипу). Hij heeft zijn staart tussen de pootjes (с хвостом между ног: poot). Hij is een treurig hondje (печальный песик). Stoute hond (непослушный пес), zegt Janneke. Stoute hond, zegt Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
270
271
Arme Takkie kwispelt (виляет хвостом). Hij weet het best (прекрасно знает). Hij weet heel goed dat hij stout is (что он непослушный). En dat hij het mandje niet mocht laten vallen (что он не должен был корзинку ронять). Maar hij is ook maar zo’n klein hondje (но ведь он же еще такой маленький). Thuis zegt de moeder van Jip (дома говорит мама): Kom maar, ik zal het mandje netjes schoonmaken (я корзинку аккуратно почищу). En jullie hebben ieder toch nog èèn ei (а у вас все же есть по яичку). En Takkie kan het niet helpen (и Такки не может (тут) помочь). Takkie kan wel de krant dragen (газету носить). Maar geen eitjes (но не яйца). Dat weten ze dus alweer (теперь они это уже знают).
Takkie draagt alles
Kijk eens, zegt de boerin. Hier heb ik vier eitjes. Voor ieder twee. Neem ze maar mee. Ze geeft Jip twee eitjes en ze geeft Janneke twee eitjes. Dank u wel, zeggen Jip en Janneke. Wacht, zegt de boerin. Ik heb nog een klein mandje. Een mandje van paaseitjes. Dat mag je hebben. Jip en Janneke doen de eitjes in het mandje. En ze gaan naar huis. Jip zegt: Takkie moet het mandje dragen. Dat kan hij best. Ja, zegt Janneke, dat kan hij best. Hij draagt de krant ook altijd. Hij kan de krant binnenbrengen. Takkie, roept Jip. Zoete Takkie. Brave Takkie. Hier, draag dit maar voor het baasje. Netjes je bek houden. En Takkie is een heel verstandig hondje. Hij begrijpt het best. Hij draagt het mandje heel voorzichtig. Zie je wel, zegt Janneke, het gaat best. Wij hoeven nooit meer iets te dragen. Takkie doet het voor ons. Ze zijn al bijna thuis. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
271
272
En dan gebeurt er ineens iets. Er vliegt een vogeltje heel laag over de weg. Een vogeltje dat fladdert. Waf, waf! roept Takkie. En hij rent het vogeltje achterna. O, o, o! Takkie heeft het mandje laten vallen. Daar liggen de vier eitjes. Twee zijn er helemaal kapot. En twee zijn er nog heel. En het mandje is vies en nat en geel. Takkie! gilt Jip. Takkie!! Kom dadelijk hier! Takkie draait zich om. Het vogeltje is al lang weggevlogen. En Takkie komt heel langzaam naar Jip toe. Hij heeft zijn staart tussen de pootjes. Hij is een treurig hondje. Stoute hond, zegt Janneke. Stoute hond, zegt Jip. Arme Takkie kwispelt. Hij weet het best. Hij weet heel goed dat hij stout is. En dat hij het mandje niet mocht laten vallen. Maar hij is ook maar zo’n klein hondje. Thuis zegt de moeder van Jip: Kom maar, ik zal het mandje netjes schoonmaken. En jullie hebben ieder toch nog èèn ei. En Takkie kan het niet helpen. Takkie kan wel de krant dragen. Maar geen eitjes. Dat weten ze dus alweer.
De trein van Jip (поезд Йипа) Oom Jaap is er (Дядя Яап пришел: «здесь». En hij heeft iets meegebracht (и что-то с собой принес). Iets moois (что-то красивое). Voor Jip (для Йипа). Kijk, zegt oom Jaap (говорит: zeggen). Een sein (сигнал). Voor je trein (для твоего поезда). En een tunnel (и туннель). Ook (тоже) voor je trein. O, zegt Jip. En hij kijkt helemaal niet blij (и он глядит совсем не радостно).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
272
273
Vind je het niet fijn (тебе не нравится: «ты находишь это не...» fijn хороший, прекрасный…)? vraagt oom Jaap (vragen cпрашивать). Ja (да, «нахожу, нравится»), zegt Jip. Maar hij kijkt nóg niet blij (но смотрит всё еще не радостно). Moeder zegt: Weet je (ты знаешь: weten), oom Jaap, de trein is kapot (поезд сломался). Is de trein kapot? Ja, zegt moeder. Jip is een heel slordig jongetje (Йип очень неряшливый, неаккуратный мальчик). Hij gooit met zijn speelgoed (он бросается своими игрушками: gooien). Gooi jij met je speelgoed (ты бросаешься игрушками), Jip? Jip zwijgt (молчит: zwijgen). Hij krijgt een kleur (краснеет: «получает краску, цвет» krijgen). En nu is de locomotief stuk (и теперь паровоз сломался), zegt moeder. Laat hem eens aan oom Jaap zien (покажи-ка его дяде Яапу: laten zien показывать что-то), Jip. Jip haalt (приносит: halen) de locomotief. En oom Jaap kijkt ernaar (и дядя смотрит на него: naar на, er то, что уже упоминалось). Ja, zegt hij. Die (употребл. вместо «он») is kapot (сломан). Maar misschien kan ik hem maken (но может быть, я смогу его починить: «сделать»). Geef maar eens een schroefdraaier (дай только отвертку: schroef шуруп, draaien крутить). Een kleintje (маленькую). Jip haalt de schroefdraaier. En oom Jaap gaat aan het werk (принимается за дело). Hij is heel lang bezig (он занят очень долго). En dan zegt hij (и потом говорит он: zeggen): Ik geloof dat de trein nu wel weer rijden kan (кажется: «я верю, думаю: geloven, что поезд теперь снова может ездить). Leg de rails maar neer (положи-ка рельсы: neerleggen положить /вниз/). Jip legt al de rails netjes aan elkaar (кладет все рельсы аккуратно друг к другу). En hij zoekt de wagens op (и находит вагоны: opzoeken отыскивать). Janneke komt binnen (входит Яннеке: binnen внутрь). Is de trein weer heel (что, поезд опять целый)? vraagt ze. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
273
274
Laten we het hopen (будем надеяться), zegt oom Jaap. We zullen het proberen (попробуем). En jawel, hoor (и да, действительно). Daar rijdt de trein weer (поезд едет снова: rijden). Hij stopt bij het sein (он останавливается по сигналу: stoppen). En als het sein op veilig staat dan mag de trein weer verder (и если сигнал показывает безопасность, поезд может снова трогаться: verder вперед). Jip lacht en gilt van plezier (Йип смеется и визжит от удовольствия: gillen). En Janneke zit heel stil te kijken (сидит и тихо смотрит: zitten). Die vindt het ook leuk (ей это тоже нравится: leuk vinden). Nu door de tunnel (теперь через туннель). Ja hoor, de hele lange trein rijdt door de tunnel (да, действительно, целый длинный поезд едет по туннелю). Janneke mag conducteur zijn (ей можно быть кондуктором: mogen). En Jip is de chef (а Йип начальник). Nee Sipie, zegt Jip tegen de poes (говорит Йип кошке: zeggen). Jij mag niet in de tunnel (тебе нельзя в туннель). Die is voor de trein (он для поезда). En niet voor poezen (а не для кошек). Dan gaan ze eten (потом идут они поесть). Oom Jaap blijft ook eten (остается тоже есть). En Janneke ook. Dat is gezellig (это уютно, весело). En ze eten frambozenvla toe (и они едят малиновый пудинг вдобавок). En als ze klaar zijn (и когда они кончают: «готовы»), wil Jip direct weer met de trein gaan spelen (Йип хочет сразу с поездом играть). En o, o, de tunnel is er niet meer (туннеля больше нет). Waar is de tunnel (где же туннель)? En dan zien ze Sipie (и тогда видят они Сиппи). Ze loopt door de kamer (она идет по комнате). Met de tunnel op haar rug (с туннелем на спине). Ze was er toch door gekropen (она все-таки сквозь него пролезла). Maar de tunnel was op haar rug blijven hangen (но туннель остался на ее спине висеть). Wat een gek gezicht (ну и видок: «какой смешной вид»)! Die malle Siep (глупая: mal глупый, неразумный)!
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
274
275
De trein van Jip
Oom Jaap is er. En hij heeft iets meegebracht. Iets moois. Voor Jip. Kijk, zegt oom Jaap. Een sein. Voor je trein. En een tunnel. Ook voor je trein. O, zegt Jip. En hij kijkt helemaal niet blij. Vind je het niet fijn? vraagt oom Jaap. Ja, zegt Jip. Maar hij kijkt nóg niet blij. Moeder zegt: Weet je, oom Jaap, de trein is kapot. Is de trein kapot? Ja, zegt moeder. Jip is een heel slordig jongetje. Hij gooit met zijn speelgoed. Gooi jij met je speelgoed, Jip? Jip zwijgt. Hij krijgt een kleur. En nu is de locomotief stuk, zegt moeder. Laat hem eens aan oom Jaap zien, Jip. Jip haalt de locomotief. En oom Jaap kijkt ernaar. Ja, zegt hij. Die is kapot. Maar misschien kan ik hem maken. Geef maar eens een schroefdraaier. Een kleintje. Jip haalt de schroefdraaier. En oom Jaap gaat aan het werk. Hij is heel lang bezig. En dan zegt hij: Ik geloof dat de trein nu wel weer rijden kan. Leg de rails maar neer. Jip legt al de rails netjes aan elkaar. En hij zoekt de wagens op. Janneke komt binnen. Is de trein weer heel? vraagt ze. Laten we het hopen, zegt oom Jaap. We zullen het proberen. En jawel, hoor. Daar rijdt de trein weer. Hij stopt bij het sein. En als het sein op veilig staat dan mag de trein weer verder. Jip lacht en gilt van plezier. En Janneke zit heel stil te kijken. Die vindt het ook leuk. Nu door de tunnel. Ja hoor, de hele lange trein rijdt door de tunnel. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
275
276
Janneke mag conducteur zijn. En Jip is de chef. Nee Sipie, zegt Jip tegen de poes. Jij mag niet in de tunnel. Die is voor de trein. En niet voor poezen. Dan gaan ze eten. Oom Jaap blijft ook eten. En Janneke ook. Dat is gezellig. En ze eten frambozenvla toe. En als ze klaar zijn, wil Jip direct weer met de trein gaan spelen. En o, o, de tunnel is er niet meer. Waar is de tunnel? En dan zien ze Sipie. Ze loopt door de kamer . Met de tunnel op haar rug. Ze was er toch door gekropen. Maar de tunnel was op haar rug blijven hangen. Wat een gek gezicht! Die malle Siep!
Blindemannetje (жмурки, хотя буквально: «слепой человечек») Jip en Janneke spelen een mooie spel (играют в хорошую игру). Blindemannetje (жмурки). Jip moet hem eerst zijn (Йип должен быть первым). Hij heeft een blinddoek voor (повязку на голове: blind слепой, doek платок, тряпка, полотенце…, voor спереди). Janneke heeft de blinddoek heel strak (крепко) vastgemaakt: vastmaken завязывать; vast означает прикрепление, присоединение). Jip kan niets meer zien (не может ничего больше видеть). En nu moet hij proberen iemand te pakken (ему надо попробовать когонибудь поймать). Janneke, of de poes (или кошку). Of Takkie. Of de beer. Het is moeilijk (это трудно). Want Jip kan niets zien (не может ничего видеть: “может ничего видеть”). En het is zo stil (и так тихо). Hij hoort ook niets (horen слышать). Niemand zegt wat (никто ничего не говорит: “говорит что-то”). Jip loopt een klein eindje (идет как утенок: lopen пройтись; een einde gaan lopen пойти прогуляться). Met zijn handjes vooruit (руки вперед). Maar hij pakt niemand (“хватает никого”). O, o, hij wordt er bijna bang van (он почти испуган: worden становиться, bang бояться. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
276
277
Zeg eens iets… (скажите что-нибудь) roept hij. Maar het blijft zo stil (но остается тишина). En zo donker (и так темно). Dan voelt hij ineens (чувствует вдруг: voelen) iets aan zijn been (нога). Kleine nageltjes (nagel ноготь). Jip bukt zich en pakt (bukken наклоняться; pakken хватать). Het is het poesje. Het kleine nieuwe poesje. Ik heb je (поймал)! schreeuwt Jip (кричит). Ha, ha, roept Janneke. Nu moet het poesje hem wezen (теперь кошка должна “им” быть). Maar je kunt zo’n klein poesje toch niet blindeman maken (но ты же не можешь из котенка жмурку делать)? Dat gaat niet (не получится). Ik zal wel blindemannetje zijn (я буду жмуркой: wel подтверждение), zegt Janneke. Ze krijgt de doek voor (“получает” платок). En dan loopt ze regelrecht (прямехонько) naar Jip. En ze pakt hem direct (и сразу хватает его). Je hebt gekeken (ты смотрела), zegt Jip. Dat is vals (это нечестно, неправильно). Je hebt gekeken. Niet waar (неправда), zegt Janneke. Welles (правда детское выражение: “а вот и да”). Nietjes (а вот и нет). Gelukkig (на счастье) komt moeder met de chocola. Anders was het echt ruzie geworden (иначе была бы настоящая ссора).
Blindemannetje
Jip en Janneke spelen een mooie spel. Blindemannetje. Jip moet hem eerst zijn. Hij heeft een blinddoek voor. Janneke heeft de blinddoek heel strak vastgemaakt. Jip kan niets meer zien. En nu moet hij proberen iemand te pakken. Janneke, of de poes. Of Takkie. Of de beer. Het is moeilijk. Want Jip kan niets zien. En het is zo stil. Hij hoort ook niets. Niemand zegt wat.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
277
278
Jip loopt een klein eindje. Met zijn handjes vooruit. Maar hij pakt niemand. O, o, hij wordt er bijna bang van. Zeg eens iets… roept hij. Maar het blijft zo stil. En zo donker. Dan voelt hij ineens iets aan zijn been. Kleine nageltjes. Jip bukt zich en pakt. Het is het poesje. Het kleine nieuwe poesje. Ik heb je! schreeuwt Jip. Ha, ha, roept Janneke. Nu moet het poesje hem wezen. Maar je kunt zo’n klein poesje toch niet blindeman maken? Dat gaat niet. Ik zal wel blindemannetje zijn, zegt Janneke. Ze krijgt de doek voor. En dan loopt ze regelrecht naar Jip. En ze pakt hem direct. Je hebt gekeken, zegt Jip. Dat is vals. Je hebt gekeken. Niet waar, zegt Janneke. Welles. Nietjes. Gelukkig komt moeder met de chocola. Anders was het echt ruzie geworden.
Brandnetels (крапива) Vlak bij het huis is een weggetje (недалеко от дома есть дорожка: vlak bij совсем близко). En als je dat weggetje af loopt (и когда дорожка кончится: aflopen), kom je bij een dijkje (придешь к дамбе: “дамбочке” dijk плотина, дамба, насыпь). En van dat dijkje kun je af rollen (и с нее можно скатиться вниз). Het mag niet altijd (но можно не всегда). Want het dijkje is vies (грязно).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
278
279
Maar nu (но теперь) heeft Jips moeder gezegd (сказала: zeggen-zei-gezegt): “Als je je oude broek aan doet (если вы наденете ваши старые брюки) en je oude bloes, dan mag het wel even (тогда можно немножко)”. Jip gaat Janneke halen (идет за Яннеке: halen забрать, получить). Wacht even, zegt ze. Ik ga een broek aan doen (я брюки надену). En ze gaat gauw naar binnen (идет быстро в дом: «внутрь»). Even later (немного позже) komt Janneke terug. En ze heeft haar oude kleertjes aan (на ней старые одёжки). En nu gaan ze rollebollen (кататься, кувыркаться с горки). Het gaat heerlijk (замечательно). Als je helemaal bovenaan begint (если начать совсем сверху) dan gaat het hoe langer hoe harder (тогда идет все быстрее и быстрее: “чем дольше, тем быстрее”). Doen wie het eerst beneden is (“давай” кто скорее вниз придет)? vraagt Jip. Goed, zegt Janneke. Ze gaan allebei boven aan de dijk liggen (оба ложатся наверху насыпи). Eén, twee, drie, ja! Telt (tellen считать) Jip. En dan gaan ze! O, wat een vaart (скорость). Wat gaat het hard (как быстро)! Jip is veel verder dan Janneke (гораздо дальше, чем Яннеке). Jip wint het (побеждает: winnen побеждать)! Maar nee, nu gaat Janneke weer veel harder (опять быстрее). Janneke rolt Jip voorbij (скатывается мимо). Daar zijn ze beneden (внизу). Maar o, Jip is in een plas gerold (в лужу скатился)! En Janneke in een bos brandnetels (в заросли крапивы: de bos лес, пучок, букет…). Jip huilt (плачет: huilen): O, Janneke kijk toch eens (посмотри-ка), ik ben helemaal vol modder (я весь в грязи: modder жидкая грязь)! Maar Janneke luistert niet (не слушает) naar Jip. Ze schreeuwt zelf heel hard (сама очень громко кричит). Want die brandnetels hebben haar geprikt (эта крапива ее ужалила: prikken колоть). Heel erg (очень сильно). En ze zit vol rode blaren (она вся “сидит” в красных волдырях). Haar handjes vol bladeren haar gezichtje ook. Jip vergeet zijn eigen modder (забыл про свою грязь). En hij neemt Janneke bij de hand (берет за руку). Kom maar mee (пойдем со мной), zegt hij. Moeder heeft er iets voor (у мамы есть что-то “для этого”). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
279
280
Zo komen ze bij Jips moeder (приходят к маме). Wat is er toch gebeurd (что случилось)? vraagt moeder. Jip, wat zie je eruit (ну и видок: “как вы выглядите”)! Je lijkt wel een varken (похоже на свиней). En waarom huilt Janneke (почему плачет)? Janneke is in de brandnetel gerold (в крапиву скатилась), moeder. Och, wat akelig (ужасно: “противно”). Kom maar gouw (быстро) hier. Ja, ik zal er iets op smeren (чем-то помажу: opsmeren намазывать), dan is het zo weg (тогда оно пройдет). Moeder neemt Janneke mee naar de badkamer (берет Яннеке в ванную), want daar is de apotheek (там аптечка), voor ongelukken (для несчастных случаев). En nou moeten jullie maar niet meer van het dijkje af rollen (не должны больше кататься с насыпи), zegt moeder. Je wordt of vies (будешь или грязным), of je komt in de brandnetels terecht (или попадешь в крапиву).
Brandnetels
Vlak bij het huis is een weggetje. En als je dat weggetje af loopt, kom je bij een dijkje. En van dat dijkje kun je af rollen. Het mag niet altijd. Want het dijkje is vies. Maar nu heeft Jips moeder gezegd: “Als je je oude broek aan doet en je oude bloes, dan mag het wel even”. Jip gaat Janneke halen. Wacht even, zegt ze. Ik ga een broek aan doen. En ze gaat gauw naar binnen. Even later komt Janneke terug. En ze heeft haar oude kleertjes aan. En nu gaan ze rollebollen. Het gaat heerlijk. Als je helemaal bovenaan begint dan gaat het hoe langer hoe harder. Doen wie het eerst beneden is? vraagt Jip. Goed, zegt Janneke. Ze gaan allebei boven aan de dijk liggen. Eén, twee, drie, ja! Telt Jip. En dan gaan ze! O, wat een vaart. Wat gaat het hard!
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
280
281
Jip is veel verder dan Janneke. Jip wint het! Maar nee, nu gaat Janneke weer veel harder. Janneke rolt Jip voorbij. Daar zijn ze beneden. Maar o, Jip is in een plas gerold! En Janneke in een bos brandnetels. Jip huilt: O, Janneke kijk toch eens, ik ben helemaal vol modder! Maar Janneke luistert niet naar Jip. Ze schreeuwt zelf heel hard. Want die brandnetels hebben haar geprikt. Heel erg. En ze zit vol rode blaren. Haar handjes vol bladeren haar gezichtje ook. Jip vergeet zijn eigen modder. En hij neemt Janneke bij de hand. Kom maar mee, zegt hij. Moeder heeft er iets voor. Zo komen ze bij Jips moeder. Wat is er toch gebeurd? vraagt moeder. Jip, wat zie je eruit! Je lijkt wel een varken. En waarom huilt Janneke? Janneke is in de brandnetel gerold, moeder. Och, wat akelig. Kom maar gouw hier. Ja, ik zal er iets op smeren, dan is het zo weg.
Moeder neemt Janneke mee naar de badkamer, want daar is de apotheek, voor ongelukken. En nou moeten jullie maar niet meer van het dijkje af rollen, zegt moeder. Je wordt of vies, of je komt in de brandnetels terecht.
Pop mag varen (кукла может плавать: varen плыть на лодке, корабле и т.д.) Jip heeft een bootje gekregen (Йипу подарили лодочку: boot, «получил лодочку»). Een bootje dat echt (по-настоящему) kan varen. Je kunt het opwinden (ее можно завести). Met een sleuteltje (ключиком: de sleutel) . En dan (и тогда) kan het varen. In het bad (в ванне). Janneke komt natuurlijk (конечно) ook kijken. Kan er ook een pop in (может и кукла (в ней) плавать: (erin внутри)? vraagt ze. Nee, zegt Jip. Poppejans kan er niet in (не может поместиться). Die is te groot (die вместо «она» слишком большая). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
281
282
Ik heb nog een heel klein poppetje (еще маленькая куколка), zegt Janneke. Een heel klein negerpopje (негритенок). Mag die erin? Ja, zegt Jip. Dat is goed. Dan mag het poppetje mee varen (тогда может куколка в лодке плыть: mee в д.сл. вместе). In het bad. Het gaat heel goed. En het negerpopje vindt het heerlijk (негритенку очень нравится). Maar dan gaat Jip stormpje spelen (начал играть в шторм: de storm). Hij maakt heel hoge golven (делает высокие волны: de golf). O, o, wat een golven (о, какие волны). Het bootje schommelt erg (сильно качается: schommelen). En eindelijk (наконец)… Oei, daar slaat het om (опрокидывается: omslaan). En het zinkt (тонет: zinken). En het arme negertje ligt in de zee (лежит в море: liggen). We moeten hem reden (мы должны его спасать), roept Jip. Ja, gilt Janneke. En ze grijpen (хватают) onder water naar de arme drenkeling (бедного утопленника). Daar hebben ze hem (схватили, поймали: “имеют”). Hè, hè, gelukkig (какое счастье). Maar Jip en Janneke zijn wel erg nat geworden (стали очень мокрыми). Hun truitjes zijn kletsnat (их фуфайки насквозь мокрые). En hun sokjes (носочки: sok, sokken) zijn nat. Moeder zegt: “Het lijkt wel (такое впечатление, кажется: «это похоже вполне»), of jullie zelf in het water zijn gevallen (что вы сами в воду упали: vallen-viel-gevallen). En nu is het uit, hoor (все кончено). Nu laten we het bad leeglopen (давайте воду “ванну” вычерпывать: leeg пустой). En morgen mag je (завтра можно: «можешь ты») weer varen met het bootje (снова плавать на лодочке)”.
Pop mag varen
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
282
283
Jip heeft een bootje gekregen. Een bootje dat echt kan varen. Je kunt het opwinden. Met een sleuteltje. En dan kan het varen. In het bad. Janneke komt natuurlijk ook kijken. Kan er ook een pop in? vraagt ze. Nee, zegt Jip. Poppejans kan er niet in. Die is te groot. Ik heb nog een heel klein poppetje, zegt Janneke. Een heel klein negerpopje. Mag die erin? Ja, zegt Jip. Dat is goed. Dan mag het poppetje mee varen. In het bad. Het gaat heel goed. En het negerpopje vindt het heerlijk. Maar dan gaat Jip stormpje spelen. Hij maakt heel hoge golven. O, o, wat een golven. Het bootje schommelt erg. En eindelijk… Oei, daar slaat het om. En het zinkt. En het arme negertje ligt in de zee. We moeten hem reden, roept Jip. Ja, gilt Janneke. En ze grijpen onder water naar de arme drenkeling. Daar hebben ze hem. Hè, hè, gelukkig. Maar Jip en Janneke zijn wel erg nat geworden. Hun truitjes zijn kletsnat. En hun sokjes zijn nat. Moeder zegt: “Het lijkt wel, of jullie zelf in het water zijn gevallen. En nu is het uit, hoor. Nu laten we het bad leeglopen. En morgen mag je weer varen met het bootje”.
Ruspen vangen (ловить гусениц) Kijk (смотри), roept Jip, een gek beest in de heg (какое странное животное на живой изгороди). Het is een rusp (это гусеница: правильно: “rups”), zegt Janneke. Oh, een rusp, zegt Jip. Kijk, hij heeft allemaal haartjes (гляди, он весь в волосиках: haar волосы) en hij wil wel op mijn vinger kruipen (и он хочет на
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
283
284
мой палец вползти) en hij heeft wel honderd voetjes (и у него сто ножек: voet нога). Ze gaan naar moeder (они идут к маме). Moeder staat te wassen (мама стоит и стирает). Haar handen zijn vol schuim (ее руки в пене). Een rusp, roept Jip. Rups, zegt moeder. Pas op (осторожно), laat hem niet in het sop vallen (не урони его в пену: sop мыльный раствор; laten vallen дать упасть = уронить). Mag hij hier blijven (можно он здесь останется)? vraagt Jip. Van mij mag het (я не против: “по мне можно”), zegt moeder, maar de rups vindt dat niet leuk (но гусенице не понравится). De rups wil liever buiten (ей лучше на улице: buiten снаружи). Breng hem maar naar de heg (отнеси его на изгородь). Naar zijn vrouw (к его жене), zegt Jip, en naar zijn kindertjes (и деткам)? De rups heeft nog geen vrouw en kindertjes (у гусеницы нет жены и деток), zegt moeder. De rups gaat eerst veel eten (она сначала много ест). En dan gaat hij stil zitten in een hoekje (потом тихо сидит в уголке) en hij valt in slaap (и засыпает: “падает в сон”). En als hij wakker wordt (и когда просыпается), is hij een vlinder (тогда она “он” бабочка). Heus (правда)? Ja heus, zegt moeder. Jip en Janneke brengen de rups terug naar de heg (относят гусеницу назад на изгородь). De rups gaat gauw eten (она начинает быстро есть) en de volgende dag gaan zij kijken of hij slaapt (на следующий день идут они посмотреть, спит ли она: «он»), maar de rups is weg (но гусеницы нет). Dat is jammer (жаль). En als Jip en Janneke nu een vlinder zien (и когда они теперь видят бабочку), vragen zij (спрашивают): Is dat nu de rups (это теперь /бывшая/ гусеница)? Het kan best zijn (очень может быть), zegt moeder. Wie weet (кто знает)!
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
284
285
Ruspen vangen
Kijk, roept Jip, een gek beest in de heg. Het is een rusp, zegt Janneke. Oh, een rusp, zegt Jip. Kijk, hij heeft allemaal haartjes en hij wil wel op mijn vinger kruipen en hij heeft wel honderd voetjes. Ze gaan naar moeder. Moeder staat te wassen. Haar handen zijn vol schuim. Een rups, roept Jip. Rusp, zegt moeder. Pas op, laat hem niet in het sop vallen. Mag hij hier blijven? vraagt Jip. Van mij mag het, zegt moeder, maar de rups vindt dat niet leuk. De rups wil liever buiten. Breng hem maar naar de heg. Naar zijn vrouw, zegt Jip, en naar zijn kindertjes? De rups heeft nog geen vrouw en kindertjes, zegt moeder. De rups gaat eerst veel eten. En dan gaat hij stil zitten in een hoekje en hij valt in slaap. En als hij wakker wordt, is hij een vlinder. Heus? Ja heus, zegt moeder. Jip en Janneke brengen de rups terug naar de heg. De rups gaat gauw eten en de volgende dag gaan zij kijken of hij slaapt, maar de rups is weg. Dat is jammer. En als Jip en Janneke nu een vlinder zien, vragen zij: Is dat nu de rups? Het kan best zijn, zegt moeder. Wie weet!
Naar het circus (в цирке) En (ну), zegt moeder, hoe was het (как это было)?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
285
286
Je moet weten (чтобы вы знали: «ты должен знать»): Jip en Janneke zijn naar het circus geweest (были в цирке: zijn-waren-geweest). En nu zijn ze net weer thuis (только что вернулись). Hoe was het? vraagt moeder. Fijn (здорово)! schreeuwt Jip. Zo fijn! Het aapje zat op een fiets (обезьянка сидела на велосипеде: de aap обезьяна)! En het andere (другая) aapje at van een bordje (ела из тарелoчки: eten-atgegeten), zegt Janneke. Met mes en een vork (с ножом и вилкой)! En er was een man die gooide met vazen (там был человек, который бросал вазы: gooien), roept Jip. En de vazen bleven heel (оставались целыми)! gilt Janneke. En dan praten ze zo door elkaar (и они говорят вместе), dat moeder zegt: “Nu ieder op zijn beurt (по очереди), Jip”. Maar het is ook zo mooi geweest (но это было так прекрасно). Voor ze naar bed gaan (прежде чем уйти спать), zegt Janneke: Kan jij ook op een hoogte staan (а ты тоже можешь стоять высоко: «на высоте») en ballen met vazen (и подбрасывать вазы: ballen играть в мяч), Jip? Jawel (конечно), zegt Jip. Dan moet je de juffrouw zijn (а ты будешь той девушкой) die ernaast staat (которая рядом стоит). Jip zet de stoel op de tafel (ставит стул на стол). Dan gaat hij erop liggen (ложится на него). Op zijn buik (на живот). En dan geeft Janneke hem de vaas (дает ему вазу) van het kastje (из шкафа). En Jip gooit hem omhoog (подбрасывает ее вверх: gooien). En vangt de vaas weer keurig op (ловит вазу аккуратно: opvangen поймать, схватить). Janneke staat ernaast (рядом). Ze houdt haar rokje vast (держит юбочку) en buigt voor het publiek (кланяется публике: buigen). Hopla, zegt Jip. Hij gooit de vaas nu heel hoog (очень высоко). Pats… zegt de vaas. O help, nou is hij kapot (разбилась). Helemaal kapot! En Jips moeder komt binnen (входит). Wat is dat? zegt ze.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
286
287
Ik was de man die met vazen balt (который подбрасывает вазы), zegt Jip. En ik was de juf die erbij staat (рядом стоит), zegt Janneke. Maar ik kan het nog niet zo goed (но я еще не умею хорошо), klaagt Jip (жалуется: klagen). Jullie gaan naar bed (вы идете в постель = спать), zegt moeder. Kom, Janneke, naar huis (домой). Mijn mooie vaas kapot (моя красивая ваза разбилась)! Moeder is echt verdrietig (опечалена). En Janneke gaat heel verschrikt (испуганно) naar huis. Als Jip in bed ligt (лежит: liggen), zegt hij nog: “In het circus bleef (blijven-bleef-gebleven) de vaas heel”. Ja, zegt moeder, maar mijn vaas is kapot. En voor Jip inslaapt (прежде чем заснуть), denkt (думает: denken) hij nog: “Ik ga een nieuwe vaas voor moeder kopen” (я куплю маме новую вазу).
Naar het circus
En, zegt moeder, hoe was het? Je moet weten: Jip en Janneke zijn naar het circus geweest. En nu zijn ze net weer thuis. Hoe was het? vraagt moeder. Fijn! schreeuwt Jip. Zo fijn! Het aapje zat op een fiets! En het andere aapje at van een bordje, zegt Janneke. Met mes en een vork! En er was een man die gooide met vazen, roept Jip. En de vazen bleven heel! gilt Janneke. En dan praten ze zo door elkaar, dat moeder zegt: “Nu ieder op zijn beurt, Jip”. Maar het is ook zo mooi geweest. Voor ze naar bed gaan, zegt Janneke: Kan jij ook op een hoogte staan en ballen met vazen, Jip? Jawel, zegt Jip. Dan moet je de juffrouw zijn die ernaast staat. Jip zet de stoel op de tafel. Dan gaat hij erop liggen. Op zijn buik. En dan geeft Janneke hem de vaas van het kastje. En Jip gooit hem omhoog. En vangt de Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
287
288
vaas weer keurig op. Janneke staat ernaast. Ze houdt haar rokje vast en buigt voor het publiek. Hopla, zegt Jip. Hij gooit de vaas nu heel hoog. Pats… zegt de vaas. O help, nou is hij kapot. Helemaal kapot! En Jips moeder komt binnen. Wat is dat? zegt ze. Ik was de man die met vazen balt, zegt Jip. En ik was de juf die erbij staat, zegt Janneke. Maar ik kan het nog niet zo goed, klaagt Jip. Jullie gaan naar bed, zegt moeder. Kom, Janneke, naar huis. Mijn mooie vaas kapot! Moeder is echt verdrietig. En Janneke gaat heel verschrikt naar huis. Als Jip in bed ligt, zegt hij nog: “ In het circus bleef de vaas heel”. Ja, zegt moeder, maar mijn vaas is kapot. En voor Jip inslaapt, denkt hij nog: “Ik ga een nieuwe vaas voor moeder kopen”.
Waterpistool (водяной пистолет) Oom Henk is geweest (пришел дядя Хенк). En hij heeft zoiets moois meegebracht (и что-то хорошее:”красивое” принес: meebrengen принести с собой). Een waterpistool. Voor (для) Jip. Maar Janneke mag ook mee spellen (может тоже вместе играть). Op de buurt (по очереди). Jip eerst (первый). Hij spuit de poes nat (обливает кошку: spuiten поливать, бить струей, nat мокрый). Die arme Siep. Ze springt hard weg (убегает прыжками: springen прыгать, weg прочь). Van angst (от страха). En nu spuit Jip een hele straal (целую струю) in ooms nek (на: “в” дядину шею). En oom zet net zo fijn de krant te lezen (сидел так уютно, читая газету). Wacht even deugniet (ну погоди, негодник), zegt oom Henk. Ik zal jou wel krijgen (я тебя поймаю). En hij loopt hard achter Jip aan (бежит за Йипом).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
288
289
Jip gilt en holt hard weg (кричит и несется прочь). Om de tafel (вокруг стола). Heel hard (быстро) om de tafel. Daar heb ik jou (сейчас поймаю), roept oom Henk. En nu krijg je een pak voor je broek (и выпорю непереводимое выражение: «получишь связку /розог/ для своих штанов»). Maar Jip spuit een heel straaltje water op ooms jas (на дядину куртку). En oom Henk vlucht weg (убегает). Och, nou is het leeg (пистолет “он” пустой). Mag ik het nog eens (можно еще раз) vol laten lopen (наполнить)? Nee, zegt moeder. Nou heb ik genoeg water in je kamer gehad (достаточно воды в комнате налил: “имел”). Ga er maar mee naar buiten (идика с ним на улицу). En nu mag Janneke. Ze gaan in de zandbak (они идут к песочнице). En Janneke spuit Jip nat. En het wordt een heel gevecht (целая битва). Een watergevecht (водяная битва). Kom, zegt Jip. Nou gaan we een gracht maken (будем канал делать). In de zandbak. Janneke neemt het emmertje (берет ведерко). En ze laat het vol lopen aan de kraan (наливает его из крана). En ze komt ermee aan (прихожит с ним). Ze maken een hele diepe gracht (очень глубокий канал). Vol met water (полный воды). En Jip heeft een klein bootje (маленькая лодочка). Dat kan erin varen (можно в ней плавать). En het kleine negerpopje mag erin zitten (может в ней сидеть). Als Jip en Janneke blazen (дуют), gaat het scheepje vooruit (идет вперед). Tot het omvalt (пока не упала). Het arme negertje valt in de gracht. En dan doet Jip weer water in zijn pistool. Helemaal vol (совсем полный). Ga je mee (пойдешь со мной)? zegt hij. Janneke gaat mee (идет вместе). Ze sluipen (крадутся) naar binnen. En Jip spuit een hele grote straal op het hoofd (на голову) van oom Henk. Wat deksel (елки-палки, черт возьми)! roept oom Henk. En hij veegt met zijn zakdoek (вытирает платком) over zijn haar (волосы). Maar het is heel vies
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
289
290
water (грязная). Het is modderwater uit de zandbak. En moeder is heel boos (очень сердита). En nu eruit (прочь), roept ze. En nooit meer (больше никогда) met dat ding (с этой штукой) in de kamer. Het is mijn schuld (я виноват: “моя вина”), zegt oom Henk. Dan had ik hem maar niet (не должен был) zo’n cadeau moeten geven (такой подарок давать). En Jip en Janneke gaan weer naar hun gracht. En ze maken een hoge toren (делают высокую башню). Van modder (из грязи).
Waterpistool
Oom Henk is geweest. En hij heeft zoiets moois meegebracht. Een waterpistool. Voor Jip. Maar Janneke mag ook mee spellen. Op de buurt. Jip eerst. Hij spuit de poes nat. Die arme Siep. Ze springt hard weg. Van angst. En nu spuit Jip een hele straal in ooms nek. En oom zet net zo fijn de krant te lezen. Wacht even deugniet, zegt oom Henk. Ik zal jou wel krijgen. En hij loopt hard achter Jip aan. Jip gilt en holt hard weg. Om de tafel. Heel hard om de tafel. Daar heb ik jou, roept oom Henk. En nu krijg je een pak voor je broek. Maar Jip spuit een heel straaltje water op ooms jas. En oom Henk vlucht weg. Och, nou is het leeg. Mag ik het nog eens vol laten lopen? Nee, zegt moeder. Nou heb ik genoeg water in je kamer gehad. Ga er maar mee naar buiten. En nu mag Janneke. Ze gaan in de zandbak. En Janneke spuit Jip nat. En het wordt een heel gevecht. Een watergevecht. Kom, zegt Jip. Nou gaan we een gracht maken. In de zandbak. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
290
291
Janneke neemt het emmertje. En ze laat het vol lopen aan de kraan. En ze komt ermee aan. Ze maken een hele diepe gracht. Vol met water. En Jip heeft een klein bootje. Dat kan erin varen. En het kleine negerpopje mag erin zitten. Als Jip en Janneke blazen, gaat het scheepje vooruit. Tot het omvalt. Het arme negertje valt in de gracht. En dan doet Jip weer water in zijn pistool. Helemaal vol. Ga je mee? zegt hij. Janneke gaat mee. Ze sluipen naar binnen. En Jip spuit een hele grote straal op het hoofd van oom Henk. Wat deksel! roept oom Henk. En hij veegt met zijn zakdoek over zijn haar. Maar het is heel vies water. Het is modderwater uit de zandbak. En moeder is heel boos. En nu eruit, roept ze. En nooit meer met dat ding in de kamer. Het is mijn schuld, zegt oom Henk. Dan had ik hem maar niet zo’n cadeau moeten geven. En Jip en Janneke gaan weer naar hun gracht. En ze maken een hoge toren. Van modder.
Middeltje tegen drift (средство против гнева)
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
291
292
Janneke is zo driftig (Яннеке такая вспыльчивая). O, zo driftig. Niet altijd, hoor (не всегда, правда). Meestal is ze erg lief (обычно она очень милая). Maar soms wordt ze boos (но иногда она становится сердитой). En dan bijt ze (и тогда она кусается: bijten). En ze slaat (и дерется: slaan бить, хлестать). En ze krabt (и царапается: krabben)! En dan zegt haar moeder (тогда мама говорит: zeggen): Janneke toch (ну Яннеке)! Wat ben je toch een driftkop (какая же ты все-таки горячая голова). De vorige week heeft Janneke een theepot kapot gegooid (на прошлой неделе Яннеке чайник бросила и разбила: “разбила, бросив”). Zo maar tegen de grond (просто так, об пол: “об землю” gooien-gooide-gegooid). En nu heeft haar moeder gezegt (и теперь мама сказала: zeggen-zei-gezegt): Als je weer driftig wordt (когда ты снова вспылишь: “вспыльчивой станешь”), Janneke, dan moet je héél stilstaan (ты должна очень тихо стоять). En dan moet je tot tien tellen (и до десяти сосчитать). En altijd, als je wilt gaan slaan (и всегда, когда захочется /кого-то/ побить), dan moet je eerst stilstaan (ты должна встать тихо). En tot tien tellen (и до 10 сосчитать). Zul je dat doen (будешь ты так делать)? Janneke zegt: Ja. Want ze wil het echt wel (потому что она действительно хочет). Ze heeft altijd spijt (она всегда сожалеет). Als het gebeurd is (когда так получается, случается), heeft ze spijt (она сожалеет). En nu is ze met Jip aan het spelen (теперь она играет с Йипом: aan te spelen «в процессе игры». Heel lief (очень мило). Ze spelen rovertje (они играют /в/ разбойников). En het gaat zo fijn (и все идет прекрасно). Maar opeens zegt Jip (но вдруг Йип говорит): Jij bent geen echte rover (ты не настоящий разбойник). Je bent toch maar een meisje (ты все-таки всего лишь девочка). En dan wordt Janneke boos (и тогда становится Яннеке сердитой: worden). Zo boos (такой сердитой). Ze wordt helemaal rood van boosheid (совсем красная от злости). Jip schrikt ervan (Йип испугался “от этого”). Zal Janneke nu gaan gooien (будет Яннеке сейчас кидаться)? Of slaan (или драться)?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
292
293
Nee, Janneke zegt niets (нет, она не говорит ничего: zeggen). En ze staat heel stil (она стоит очень тихо: staan). Erg lang (очень долго). En ze zegt (и говорит): Een, twee, drie, vier, vijf… Jip begript er niets van (ничего не понимает “er van” от этого). …Zes, zeven, acht, negen, tien… zegt Janneke. En dan vliegt ze ineens op Jip af (потом вдруг набрасывается на Йипа: afvliegen срываться). En ze bijt hem heel hard in zijn been (и кусает очень сильно в ногу). Au, au! gilt Jip. Kat (кошка)! Janneke heft heel scherpe tandjes (очень острые зубки). En het doet heus pijn (делает сильную боль). Jip jammert een beetje (ноет, скулит немного). En kijk, nu heeft Janneke weer spijt (смотри-ка, Яннеке опять сожалеет). Het hielp niet (не помогло: helpen-hielp-geholpen)… zegt ze. Ik heb toch tot tien geteld (я же до десяти сосчитала: tellen-telde-geteld). Maar ik heb je toch gebeten (но все-таки укусила). Waaron heb je tot tien geteld (почему ты считала)? vraagt Jip boos (сердито). Dat moet (так надо), zegt Janneke. Moeder zegt: Altijd tot tien tellen als je driftig wоrdt (всегда до 10 считать, когда ты разозлишься). En dat heb ik gedaan (и я так сделала). Jip en Janneke gaan samen naar binnen (идут вместе в дом). En ze gaan vertellen aan Janekes moeder (рассказывают маме), dat het niet helpt (что это не помогло). O nee? vraagt moeder, helpt het niet (не помогает)? Dan maar tot twintig (тогда до двадцати). Maar dat is onzin (но это ерунда). Want Janneke kan nog niet tot twintig tellen (еще не умеет до 20 считать). Ze kan maar tot tien (может только до 10). En niet verder (и не больше). Dan weet ik het ook niet (тогда я тоже не знаю), zegt Janneke's moeder. Maar ik zal nog eens iets verzinnen (но я еще что-нибудь придумаю). En nu zit Janneke's moeder eens nieuw middel te bedenken (и теперь сидит мама, о новом средстве думает). Dat is moeilijk (это трудно)!
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
293
294
Middeltje tegen drift
Janneke is zo driftig. O, zo driftig. Niet altijd, hoor. Meestal is ze erg lief. Maar soms wordt ze boos. En dan bijt ze. En ze slaat. En ze krabt! En dan zegt haar moeder: Janneke toch! Wat ben je toch een driftkop. De vorige week heeft Janneke een theepot kapot gegooid. Zo maar tegen de grond. En nu heeft haar moeder gezegt: Als je weer driftig wordt, Janneke, dan moet je héél stilstaan. En dan moet je tot tien tellen. En altijd, als je wilt gaan slaan, dan moet je eerst stilstaan. En tot tien tellen. Zul je dat doen? Janneke zegt: Ja. Want ze wil het echt wel. Ze heeft altijd spijt. Als het gebeurd is, heeft ze spijt. En nu is ze met Jip aan het spelen. Heel lief. Ze spelen rovertje. En het gaat zo fijn. Maar opeens zegt Jip: Jij bent geen echte rover. Je bent toch maar een meisje. En dan wordt Janneke boos. Zo boos. Ze wordt helemaal rood van boosheid. Jip schrikt ervan. Zal Janneke nu gaan gooien? Of slaan? Nee, Janneke zegt niets. En ze staat heel stil. Erg lang. En ze zegt: Een, twee, drie, vier, vijf… Jip begript er niets van. …Zes, zeven, acht, negen, tien… zegt Janneke. En dan vliegt ze ineens op Jip af. En ze bijt hem heel hard in zijn been. Au, au! gilt Jip. Kat! Janneke heft heel scherpe tandjes. En het doet heus pijn. Jip jammert een beetje. En kijk, nu heeft Janneke weer spijt. Het hielp niet… zegt ze. Ik heb toch tot tien geteld. Maar ik heb je toch gebeten. Waaron heb je tot tien geteld? vraagt Jip boos. Dat moet, zegt Janneke. Moeder zegt: Altijd tot tien tellen als je driftig wоrdt. En dat heb ik gedaan. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
294
295
Jip en Janneke gaan samen naar binnen. En ze gaan vertellen aan Janekes moeder, dat het niet helpt. O nee? vraagt moeder, helpt het niet? Dan maar tot twintig. Maar dat is onzin. Want Janneke kan nog niet tot twintig tellen. Ze kan maar tot tien. En niet verder. Dan weet ik het ook niet, zegt Janneke's moeder. Maar ik zal nog eens iets verzinnen. En nu zit Jane's moeder eens nieuw middel te bedenken. Dat is moeilijk!
Verrekijker (бинокль: ver даль, kijken смотреть) Jip komt bij Janneke thuis (Йип пришел к Яннеке домой). Kijk eens, zegt Janneke. Dat heb ik gekregen van mijn oom (это мой дядя мне подарил). O, het is verrekijker (это бинокль). Wat mooi (какой красивый), mag ik ook eens (можно и мне)? vraagt Jip. Jip mag ook eens. En hij kijkt door de verrekijker (смотрит в бинокль:”через”). Ik zie alles heel groot (я вижу всё очень большое: zien видеть), zegt Jip. Ik zie jou ook heel groot (и тебя тоже). O, wat heb je een grote neus (какой у тебя большой нос). En wat een grote oren (уши: oor ухо). Nu ben ik kapitein op een schip (теперь я буду капитаном на корабле). En jij mag matroos wezen (а ты можешь быть матросом). En ik stond boven op het schip (я стою на верху корабля). En ik keek door mijn verrekijker (смотрю в мой бинокль). Janneke doet mee met het spel (играет вместе). Maar niet lang (но недолго). Want Janneke houdt niet van schepen (не любит кораблей: houden van любить что-то, кого-то). En niet van spelletjes met een kapitein (а не игры в капитанов). En ze speelt veel liever met de pop (лучше в куклы: “с куклой”). En ze vindt de verrekijker ook niet erg leuk (не очень-то ей нравится бинокль: “не находит…”). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
295
296
Ik ga naar huis (я иду домой), zegt Jip. En hij loopt hard over het pad. (бежит по тропинке). Door de tuin (вдоль сада). Naar zijn eigen huis (к себе домой: “в свой собственный дом”). En een poosje later (немного позже) vraagt Janneke's moeder. Waar is nou je mooie verrekijker (а где твой красивый бинокль), Janneke? Ik weet niet, zegt Janneke. Weg (его нет). Zoek dan eens (ищи тогда). Goed zoeken, hoor. Het is zo’n mooi cadeau (такой красивый подарок). Janneke zoekt in de speelgoedhoek (hoek угол; speelgoed игрушки). En ze zoekt onder de tafel (под столом). En in de kast (в шкафу). Maar de verrekijker is er niet (там нет). Ik denk dat Jip hem heeft (я думаю, он у Йипа), zegt Janneke's moeder. Ik zal het eens even gaan vragen (пойду-ка спрошу). En Janneke's moeder gaat naar Jips moeder. Ze zegt: “Heeft Jip de verrekijker meegenomen (взял с собой: meenemen, meenam, meegenomen)?” Ik heb niets gezien (я ничего не видела), zegt Jips moeder. Ik heb geen verrekijker gezien (не видела бинокля). Kom eens (подойди-ка), Jip. Daar komt Jip. Hij heeft een heel erg rooie kleur (очень сильно покраснел). Jip, zegt Jips moeder. Waar (где) is de verrekijker? Jip kijkt heel treurig (смотрит очень печально), zijn mond trilt (губы дрожат: mond рот). Licht dat kussen eens op (подними ту подушку: oplichten), Jip, zegt moeder. Dat kussen op de bank (на диване). Jip licht het kussen op. Daar ligt de verrekijker (лежит: liggen). Hè Jip, zegt moeder. Het is toch niet van jou (он же не твой). Het is toch van Janneke? Maar zij vindt er niks an (он ей не нужен, не интересен), zegt Jip. En ik vind het zo mooi (а мне так нравится). En dan neemt Janneke's moeder de verrekijker weer mee (берет обратно). Want (потому что) hij is toch (все же, действительно) van Janneke. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
296
297
En Jip heeft veel verdriet (огорчен). Maar het was ook wel erg stout van hem (он очень плохо поступил: stout дерзкий; непослушный). Stel je voor (представь себе: voorstellen), zegt moeder, stel je voor, dat Janneke jouw auto’s meenam naar huis (твои машинки взяла бы домой). Zo maar (просто так), zonder het te zeggen (ничего не сказав: “без что-то сказать”). Ga maar gauw naar Janneke toe (иди-ка быстро к Яннеке), en geef haar een kusje (и поцелуй ее: “дай ей поцелуйчик”). En zeg maar (и скажи-ка) dat je het nooit meer zal doen (что ты никогда больше…). En dat doet Jip (так он и сделал). En Janneke zegt: “Jij mag de verrekijker best hebben (ты можешь в него играть). De hele dag (целый день)”. En daar is Jip heel erg blij mee (очень рад “с этим”).
Verrekijker
Jip komt bij Janneke thuis. Kijk eens, zegt Janneke. Dat heb ik gekregen van mijn oom. O, het is verrekijker. Wat mooi, mag ik ook eens? vraagt Jip. Jip mag ook eens. En hij kijkt door de verrekijker. Ik zie alles heel groot, zegt Jip. Ik zie jou ook heel groot. O, wat heb je een grote neus. En wat een grote oren. Nu ben ik kapitein op een schip. En jij mag matroos wezen. En ik stond boven op het schip. En ik keek door mijn verrekijker. Janneke doet mee met het spel. Maar niet lang. Want Janneke houdt niet van schepen. En niet van spelletjes met een kapitein. En ze speelt ceel liever met de pop. En ze vindt de verrekijker ook niet erg leuk. Ik ga naar huis, zegt Jip. En hij loopt hard over het pad. Door de tuin. Naar zijn eigen huis. En een poosje later vraagt Janneke's moeder. Waar is nou je mooie verrekijker, Janneke? Ik weet niet, zegt Janneke. Weg. Zoek dan eens. Goed zoeken, hoor. Het is zo’n mooi cadeau. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
297
298
Janneke zoekt in de speelgoedhoek. En ze zoekt onder de tafel. En in de kast. Maar de verrekijker is er niet. Ik denk dat Jip hem heeft, zegt Janneke's moeder. Ik zal het eens even gaan vragen. En Janneke's moeder gaat naar Jips moeder. Ze zegt: “Heeft Jip de verrekijker meegenomen?” Ik heb niets gezien, zegt Jips moeder. Ik heb geen verrekijker gezien. Kom eens, Jip. Daar komt Jip. Hij heeft een heel erg rooie kleur. Jip, zegt Jips moeder. Waar is de verrekijker? Jip kijkt heel treurig, zijn mond trilt. Licht dat kussen eens op, Jip, zegt moeder. Dat kussen op de bank. Jip licht het kussen op. Daar ligt de verrekijker. Hè Jip, zegt moeder. Het is toch niet van jou. Het is toch van Janneke? Maar zij vindt er niks an, zegt Jip. En ik vind het zo mooi. En dan neemt Janneke's moeder de verrekijker weer mee. Want hij is toch van Janneke. En Jip heeft veel verdriet. Maar het was ook wel erg stout van hem. Stel je voor, zegt moeder, stel je voor, dat Janneke jouw auto’s meenam naar huis. Zo maar, zonder het te zeggen. Ga maar gauw naar Janneke toe, en geef haar een kusje. En zeg maar dat je het nooit meer zal doen. En dat doet Jip. En Janneke zegt: “Jij mag de verrekijker best hebben. De hele dag”. En daar is Jip heel erg blij mee.
Eendje (утенок) Kijk eens (смотри-ка), roept Jip. De kleine poes heeft iets (у котенка что-то есть)! Ze speelt met iets (она “он” играет с чем-то). Wat is dat (что это)?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
298
299
Jip en Janneke rennen door de tuin (бегут по саду). Daar is de kleine poes (там котенок: “маленькая кошка”). Ze heet Vlekkie (ее зовут Пятнышко). En ze heeft iets gevangen (она кого-то “что-то” поймала). Het is geel (нечто желтое). Een vogeltje (птичка), gilt Janneke (кричит). Ja, zegt Jip. Een kanarie (канарейка)! Stoute (противная) Vlek! Laat los (отпусти), stoute Vlek! Vlekkie schrikt heel erg (очень испугалась: “пугается”). Want Jip en Janneke schreeuwen zo hard (кричат так громко). En daar is ze bang voor (потому она боится: daarvoor от этого). En ze laat het ding los (отпускает предмет). Och, zegt Jip, het is een eendje (это утенок). Een jong eendje (маленький: «молодой»)… zegt Janneke. En het is niet dood (он не умер). Ze pakken het kleine eendje op (берут: oppakken поднимать). Het is helemaal niet dood (совсем не умер). Het is springlevend (живехонек). De poes heeft het niet gebeten (кошка его не укусила), zegt Jip. Nee, zegt Janneke, we waren nog net op tijd (мы пришли вовремя). Ze pakken het kleine eendje voorzichtig (осторожно) op. Wat een schatje (какой миленький: «что за сокровище»), zegt Janneke. Niet knijpen Jip (не щипли Йипа). Wat hebben jullie daar nou (что это у вас там)? vraagt moeder. Een eendje! Een jong eendje! De kleine poes had het (был у котенка). Ach, wat een liefje, zegt moeder. Is het gewond (он ранен)? Nee, het heeft niets. Helemaal niets (совсем ничего). Het is alleen erg bang (очень испуган). Ja, het kleine eendje is erg bang. Het doet zijn bekje open en weer dicht (открывает и закрывает клювик). Maar het kwaakt niet (но не крякает). Het blaast een beetje (шипит немного). En de oogjes kijken zo bang (глазки глядят испуганно). Geen wonder (не удивительно) dat hij bang is, zegt moeder. Het stoute eendje is weggelopen uit de sloot (непослушный утенок ушел из канавы).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
299
300
Weggelopen van zijn moeder. En toen is hij verdwaald (и потом заблудился:verdwalen). Dat gaat zo met stoute eendjes (так бывает с непослушными утятами). En toen kwam hij in de tuin terecht (и тогда очутился он в саду). En ineens kwam daar onze poes (и вдруг пришел туда наш котенок). En het eendje werd gevangen door een monster (и утенок был пойман: “пленен” чудовищем), want hij windt onze kleine poes natuurlijk een monster (ему кажется: “он находит”). En nu is hij bij de mensen (теперь он с людьми). Daar schrikt hij ook weer van (испугался опять: daarvan от этого). Maar wij zijn toch lief voor hem (мы же с ним ласковы), zegt Jip. Ja, wij moeten heel lief voor hem zijn (мы должны с ним ласковы быть). Wij zullen hem een teiltje water geven (тазик с водой дадим), waar hij in en uit kan (куда он сможет входить и выходить). En moeder brengt het eendje in de bijkeuken (приносит в кухню). Daar zit het op een matje (коврик). En als hij wil (если захочет) kan hij in het water. Maar hij wil niet (но он не хочет). Hij wil ook niets eten (и есть не хочет). Geen brood en geen gras (ни хлеба, ни травы). En hij lust ook geen chocola (и даже шоколада), zegt Jip. Waar zou het best vandaan komen (как же быть), zegt moeder. Weet je wat (знаешь что) Jip. Jullie moeten het naar boer Jansen brengen (вам надо отнести его крестьянину Янсену). Die heeft een moeder eend met jonge eendjes (у него есть утка с утятами). Daar kan dit beest bij (он может с ними вместе). He, mogen we het houden (можно нам его взять)? vraagt Jip. He ja, zegt Janneke. Nee, zegt moeder. We houden het niet. Het arme dier moet een moeder hebben (должно быть с мамой: “маму иметь”). Anders wordt hij ziek (иначе он заболеет). Breng hem maar weg (отнесите-ка его). Jip en Janneke brengen het eendje heel voorzichtig (осторожно) weg. Naar de boerderij (на ферму). Is dit een eendje van u (это ваш утенок)? vraagt (спрашивает: vragen) Janneke aan de boer.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
300
301
Ik weet niet (не знаю), zegt de boer. Ik heb de eendjes niet geteld (я их не считал: tellen). Maar zet het er maar bij (пустите его к другим). Kijk, daar zitten de eendjes in de sloot (сидят утята в канаве). Jip en Janneke gaan naar de sloot. De moeder eend glijdt juist het water in (сразу соскальзывает в воду: glijden). En achter haar (за ней) gaan vijf kleine eendjes. Jij er ook gauw bij (и ты тоже быстро к ним)… fluistert (шепчет: fluisteren) Jip. En hij laat het verdwaalde eendje (отпускает заблудившегося утенка) in de sloot. Het zwemt (плывет: zwemmen) meteen achter de grote eend aan (за большой уткой: achteraan вслед). Kijk, die kleine pootjes gaan (лапки работают: “идут”). Heel hard (быстро). Jip en Janneke staan te kijken (стоят и смотрят). Daar gaat de moeder eend. Met zes jonkies (с шестью малышами). Nou heeft het eendje weer een moeder (теперь у утенка опять есть мама), zegt Jip. Misschien is het zijn eigen (собственная) moeder, zegt Janneke. En de moeder eend roept (кричит): Kwaak kwaak kwaak. Dat betekent (это значит): Heb ik geen leuke kinderen (хорошенькие у меня детки)? En zo veel (и так много)! Maar ze heeft niet eens gezien (даже не увидела) dat er een eendje bij kwam (добавился). Die domme (глупая) moeder eend.
Eendje
Kijk eens, roept Jip. De kleine poes heeft iets! Ze speelt met iets. Wat is dat? Jip en Janneke rennen door de tuin. Daar is de kleine poes. Ze heet Vlekkie. En ze heeft iets gevangen. Het is geel. Een vogeltje, gilt Janneke. Ja, zegt Jip. Een kanarie! Stoute Vlek! Laat los, stoute Vlek! Vlekkie schrikt heel erg. Want Jip en Janneke schreeuwen zo hard. En daar is ze bang voor. En ze laat het ding los. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
301
302
Och, zegt Jip, het is een eendje. Een jong eendje… zegt Janneke. En het is niet dood. Ze pakken het kleine eendje op. Het is helemaal niet dood. Het is springlevend. De poes heeft het niet gebeten, zegt Jip. Nee, zegt Janneke, we waren nog net op tijd. Ze pakken het kleine eendje voorzichtig op. Wat een schatje, zegt Janneke. Niet knijpen Jip. Wat hebben jullie daar nou? vraagt moeder. Een eendje! Een jong eendje! De kleine poes had het. Ach, wat een liefje, zegt moeder. Is het gewond? Nee, het heeft niets. Helemaal niets. Het is alleen erg bang. Ja, het kleine eendje is erg bang. Het doet zijn bekje open en weer dicht. Maar het kwaakt niet. Het blaast een beetje. En de oogjes kijken zo bang. Geen wonder dat hij bang is, zegt moeder. Het stoute eendje is weggelopen uit de sloot. Weggelopen van zijn moeder. En toen is hij verdwaald. Dat gaat zo met stoute eendjes. En toen kwam hij in de tuin terecht. En ineens kwam daar onze poes. En het eendje werd gevangen door een monster, want hij windt onze kleine poes natuurlijk een monster. En nu is hij bij de mensen. Daar schrikt hij ook weer van. Maar wij zijn toch lief voor hem, zegt Jip. Ja, wij moeten heel lief voor hem zijn. Wij zullen hem een teiltje water geven, waar hij in en uit kan. En moeder brengt het eendje in de bijkeuken. Daar zit het op een matje. En als hij wil kan hij in het water. Maar hij wil niet. Hij wil ook niets eten. Geen brood en geen gras. En hij lust ook geen chocola, zegt Jip. Waar zou het best vandaan komen, zegt moeder. Weet je wat Jip. Jullie moeten het naar boer Jansen brengen. Die heeft een moeder eend met jonge eendjes. Daar kan dit beest bij. He, mogen we het houden? vraagt Jip. He ja, zegt Janneke.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
302
303
Nee, zegt moeder. We houden het niet. Het arme dier moet een moeder hebben. Anders wordt hij ziek. Breng hem maar weg. Jip en Janneke brengen het eendje heel voorzichtig weg. Naar de boerderij. Is dit een eendje van u? vraagt Janneke aan de boer. Ik weet niet, zegt de boer. Ik heb de eendjes niet geteld. Maar zet het er maar bij/ Kijk, daar zitten de eendjes in de sloot. Jip en Janneke gaan naar de sloot. De moeder eend glijdt juist het water in. En achter haar gaan vijf kleine eendjes. Jij er ook gauw bij… fluistert Jip. En hij laat hert verdwaalde eendje in de sloot. Het zwemt meteen achter de grote eend aan. Kijk, die kleine pootjes gaan. Heel hard. Jip en Janneke staan te kijken. Daar gaat de moeder eend. Met zes jonkies. Nou heeft het eendje weer een moeder, zegt Jip. Misschien is het zijn eigen moeder, zegt Janneke. En de moeder eend roept: Kwaak kwaak kwaak. Dat betekent: Heb ik geen leuke kinderen? En zo veel! Maar ze heeft niet eens gezien dat er een eendje bij kwam. Die domme moeder eend.
Strand (пляж) Ik ben niet bang (я не боюсь), zegt Jip. Ik durf wel (я смогу: durven отважиться, осмелиться)! Kijk eens (посмотри), hoe ver ik durf in de zee (как далеко я зайду в море)? Daar gaat Jip in de zee in (заходит в море). En Janneke staat te kijken (стоит и смотрит). Want Janneke durft niet zo ver (не смеет так далеко). Janneke is een beetje bang (немножко боится). De golven zijn zo hoog (волны такие высокие: de golf волна). En de golven komen zo hard aan (приходят так быстро, резко: aankomen). En het is net of ze brullen (как будто они ревут, рычат), de golven. Brullen, net als een leeuw (как лев: net als совсем как). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
303
304
Hoe-oe-oe, gilt Janneke. Jip kom terug (возвращайся), Jip. Maar Jip neemt grote stappen (шагает: “идет большими шагами”). En hij steekt zijn borst vooruit (грудь вперед: steken выставляет, выпячивает). En hij gaat de zee in (входит в море: ingaan). Daar komt een golf. Hij is pikzwart met een witte kop (совсем черная с белой головой). Jip toch! Pats! Ploens! Daar stoot de golf tegen Jip aan (stoten толкать), hij gaat helemaal over Jip heen (перехлестывает: оvergaan переходить через; heen «туда»). Waar is Jip nu (где же Йип)? O, jee, waar is Jip nu? Janneke gilt! “Jip is weg (его нет, ушел, пропал)”, roept ze. “Jip is weg”. Daar komen twee voetjes (появляются две ножки: voet нога). Twee kleine voetjes. Van Jip (… Йипа). Jip is omgevallen (перевернулся). Omvergegooid (перевернулся через голову), door (посредством) die grote golf. Janneke gaat naar hem toe (идет к нему) en trekt (trekken тянуть, тащить) aan een voet. “Jip, kom toch (иди же сюда)”. En daar is Jip weer (вот он опять). Daar is ook zijn hoofdje (его голова). En nu staat hij weer overeind (опять стоит прямо). Hij lacht en gilt van plezier (смеется и визжит от удовольствия: lаchen, gillen). Zag je dat (ты видела: zien видеть)? Zag je dat Janneke? Ja, zegt Janneke. Ik vond het zo griezelig (было так ужасно: «я нашла это столь ужасным»). Pats! Boeng! Plomp! Daar is weer een golf. O, o, ze hadden hem niet zien aankomen (они не заметили ее прихода, появления)! Zo’n grote golf. En nu vallen ze allebei omver (оба опрокидываются). Jip en Janneke. Gelukkig (на счастье) is moeder vlak in de buurt (как раз поблизости). En ze komt gauw aanhollen (прибегает: “приходит быстро мчась”). En ze ziet vier voetjes. Twee van Jip. En twee van Janneke. En ze trekt aan de voetjes en aan de armpjes (arm рука). Net zo lang (“так долго”) tot ze allebei weer overeind staan (пока они оба поднялись). De zee is zo wild, zegt moeder. Zij de golven boos (сердятся)? vraagt Janneke. Ze is toch wel erg geschrokken (schrikken пугаться). Nee hoor, de golven zijn niet boos. De golven spelen met jullie (играют с вами). Dat vinden ze fijn (им нравится). Kijk, daar komt er weer een (еще одна). Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
304
305
Janneke vindt het nu niet meer zo griezelig (больше не находит столь ужасным). Ze durft nu ook een beetje verder te lopen en dan pats tegen een golf te rennen (навстречу волнам). Maar dan zegt moeder: “Kom, kinderen! We gaan eruit (мы уходим отсюда)”. En ze gaan uit de zee. Ze gaan tegen het duin (дюна) aan zitten. Moeder neemt een handdoek (платок). En ze droogt eerst Janneke af (вытирает: afdrogen). Heel hard (сильно). En dan Jip. Ze krijgen het warm van die ruwe (ruw грубый, шероховатый) handdoek (им становится тепло: «получают тепло»). En nou een droog broekje aan (сухие штаны надеть), allebei (оба), zegt moeder. En dan gaan we boterhammen eten (есть бутерброды). Moeder heeft een hele tas (целую сумку) met boterhammen. Er zit kaas op (с сыром: “сидит сыр на них”) en muisjes (шоколадные крошки “мышки”. En zand (песок). Het kraakt (хрустит), zegt Jip. Het kraakt in mijn mond. Aan het strand eet je altijd boterhammen met zand (на пляже всегда песок на бутербродах: “бутерброды с песком”), zegt moeder. Dat hoort erbij (так всегда: “полагается”). Gaan jullie nu maar schelpjes zoeken (пойдем-ка теперь ракушки искать: schelp раковина). En dat doen ze (так они и делают).
Strand
Ik ben niet bang, zegt Jip. Ik durf wel! Kijk eens, hoe ver ik durf in de zee? Daar gaat Jip in de zee in. En Janneke staat te kijken. Want Janneke durft niet zo ver. Janneke is een beetje bang. De golven zijn zo hoog. En de golven komen zo hard aan. En het is net of ze brullen, de golven. Brullen, net als een leeuw. Hoe-oe-oe, gilt Janneke. Jip kom terug, Jip.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
305
306
Maar Jip neemt grote stappen. En hij steekt zijn borst vooruit. En hij gaat de zee in. Daar komt een golf. Hij is pikzwart met een witte kop. Jip toch! Pats! Ploens! Daar stoot de golf tegen Jip aan, hij gaat helemaal over Jip heen. Waar is Jip nu? O, jee, waar is Jip nu? Janneke gilt! “Jip is weg”, roept ze. “Jip is weg”. Daar komen twee voetjes. Twee kleine voetjes. Van Jip. Jip is omgevallen. Omvergegooid, door die grote golf. Janneke gaat naar hem toe en trekt aan een voet. “Jip, kom toch”. En daar is Jip weer. Daar is ook zijn hoofdje. En nu staat hij weer overeind. Hij lacht en gilt van plezier. Zag je dat? Zag je dat Janneke? Ja, zegt Janneke. Ik vond het zo griezelig. Pats! Boeng! Plomp! Daar is weer een golf. O, o, ze hadden hem niet zien aankomen! Zo’n grote golf. En nu vallen ze allebei omver. Jip en Janneke. Gelukkig is moeder vlak in de buurt. En ze komt gauw aanhollen. En ze ziet vier voetjes. Twee van Jip. En twee van Janneke. En ze trekt aan de voetjes en aan de armpjes. Net zo lang tot ze allebei weer overeind staan. De zee is zo wild, zegt moeder. Zij de golven boos? vraagt Janneke. Ze is toch wel erg geschrokken. Nee hoor, de golven zijn niet boos. De golven spelen met jullie. Dat vinden ze fijn. Kijk, daar komt er weer een. Janneke vindt het nu niet meer zo griezelig. Ze durft nu ook een beetje verder te lopen en dan pats tegen een golf te rennen. Maar dan zegt moeder: “Kom, kinderen! We gaan eruit”. En ze gaan uit de zee. Ze gaan tegen het duin aan zitten. Moeder neemt een handdoek. En ze droogt eerst Janneke af. Heel hard. En dan Jip. Ze krijgen het warm van die ruwe handdoek. En nou een droog broekje aan, allebei, zegt moeder. En dan gaan we boterhammen eten. Moeder heeft een hele tas met boterhammen. Er zit kaas op en muisjes. En zand. Het kraakt, zegt Jip. Het kraakt in mijn mond. Aan het strand eet je altijd boterhammen met zand, zegt moeder. Dat hoort erbij. Gaan jullie nu maar schelpjes zoeken. En dat doen ze. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
306
307
Kolenman (угольщик, продавец угля)
Ik was de kolenman (я буду, пожалуй: “был бы” угольщиком), zegt Jip. Ik breng de kolen (я приношу уголь). Moet u nog kolen (вам нужен еще уголь), mevrouw? Ja, ik wil kolen (да, мне надо: “я хочу”), zegt Janneke. Brengt u ze maar in de kolenkelder (принесите его в угольный подвал). Goed, mevrouw, zegt Jip. Hij neemt het kussen van de bank (он берет подушку с дивана). En hij zwaait het over zijn rug (и забрасывает ее за спину: zwaaien махать, махнуть). En hij sjouwt ermee door de kamer (и тащит ее с собой по комнате: sjouwen тащить). Maar je bent niet zwart (но ты не черный), zegt Janneke. Nee, Jip is niet zwart. En echte kolenmannen zijn altijd zwart (а настоящие угольщики всегда черные). Wacht even (подожди-ка), zegt hij. Ik zal mijn gezicht zwart maken (я сделаю мое лицо черным). Met echte kolen (/с/ настоящим углем). Uit de kolenkelder (из угольного подвала). Daar gaat (туда идет) Jip. Maar op de gang komt hij vader tegen (но в коридоре встречает он отца: tegenkomen). Wat ga jij doen (что ты хочешь делать)? vraagt vader. Mijn gezicht zwart maken (мое лицо черным сделать). Met kolen, zegt Jip. Dat mag volstrekt niet (этого никак нельзя: volstrekt ни в коем случае, категорически), zegt vader. Ga maar weer in de kamer (иди назад в комнату). Jip gaat boos (сердитый) terug. En als hij in de kamer komt (когда он входит), is het kussen weg (подушки нет). Zijn kolenzak is weg (его угольного
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
307
308
мешка нет). Janneke heeft er een bedje van gemaakt (Яннеке кроватку из /него/ сделала: maken-maakte-gemaakt). Voor Poppejans. Geef hier (дай сюда), zegt Jip kwaad (сердито). Dat is mijn kolenzak. Nietjes (нетушки), zegt Janneke. Het is een bed (это кровать). Het is mijn kolenzak, gilt Jip. En trekt aan het kussen (и тянет подушку: aantrekken тянуть на себя). En Janneke trekt aan de andere kant (другую сторону) van het kussen. Ze trekken allebei heel hard (оба тянут очень сильно). En ze zien allebei rood van woede (и оба красные от злости, гнева). Krak, zegt de kussen. O, o, het scheurt (разорвалась)! O, het gaat helemaal kapot (совсем: kapot gaan сломаться, разбиться, разорваться и т.д.) . Er zit een groot gat in (“сидит” большая дыра там: erin в ней). En er komt allemaal wol uit (и выходит вся шерсть оттуда: uitkomen). Grote witte pluizen komen eruit (большие белые комья выходят наружу: pluis пух). Het sneeuwt (идет снег). Kijk nou! roept Janneke. Jip probeert de pluizen er weer in te stoppen (он пытается комки пуха снова внутрь засунуть: instoppen). Maar het gat wordt nog groter (но дыра становится еще больше). En er komen steeds meer pluizen (и выходит еще больше пуха). Die waaien door de kamer (они разлетаются, разносятся по комнате). De hele grond is vol pluizen (весь пол покрыт пухом). Moeder! roept Jip. Moeder komt. En ze zegt: O, bah (фу)! Jip en Janneke staan er heel sip bij (стоят очень надутые рядом). Laat het kussen liggen (оставьте подушку /лежать/), zegt moeder. En nu eerst alle pluizen oprapen (а теперь сначала весь пух подобрать) En in dik zakje doen (и в толстый мешок засунуть). Gauw (быстро)! En netjes (и аккуратно). Moeder is wel een beetje boos (немного сердита). Maar niet erg (слишком) boos. En Jip en Janneke gaan de pluizen oprapen (начинают собирать пух). En dan opvegen (подметать). Met een groot blik (большим совком). En een veger (и веником). Ze hebben het heel druk (очень стараются).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
308
309
En ze worden heel warm (и им становится жарко: “они становятся жаркими”). Zo (вот так), zegt moeder. En nu naar buiten (а теперь на улицу)!
Kolenman
Ik was de kolenman, zegt Jip. Ik breng de kolen. Moet u nog kolen, mevrouw? Ja, ik wil kolen, zegt Janneke. Brengt u ze maar in de kolenkelder. Goed, mevrouw, zegt Jip. Hij neemt het kussen van de bank. En hij zwaait het over zijn rug. En hij sjouwt ermee door de kamer. Maar je bent niet zwart, zegt Janneke. Nee, Jip is niet zwart. En echte kolenmannen zijn altijd zwart. Wacht even, zegt hij. Ik zal mijn gezicht zwart maken. Met echte kolen. Uit de kolenkelder. Daar gaat Jip. Maar op de gang komt hij vader tegen. Wat ga jij doen? vraagt vader. Mijn gezicht zwart maken. Met kolen, zegt Jip. Dat mag volstrekt niet, zegt vader. Ga maar weer in de kamer. Jip gaat boos terug. En als hij in de kamer komt, is het kussen weg. Zijn kolenzak is weg. Janneke heeft er een bedje van gemaakt. Voor Poppejans. Geef hier, zegt Jip kwaad. Dat is mijn kolenzak. Nietjes, zegt Janneke. Het is een bed. Het is mijn kolenzak, gilt Jip. En trekt aan het kussen. En Janneke trekt aan de andere kant van het kussen. Ze trekken allebei heel hard. En ze zien allebei rood van woede. Krak, zegt de kussen. O, o, het scheurt! O, het gaat helemaal kapot. Er zit een groot gat in. En er komt allemaal wol uit. Grote witte pluizen komen eruit. Het sneeuwt.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
309
310
Kijk nou! roept Janneke. Jip probeert de pluizen er weer in te stoppen. Maar het gat wordt nog groter. En er komen steeds meer pluizen. Die waaien door de kamer. De hele grond is vol pluizen. Moeder! roept Jip. Moeder komt. En ze zegt: O, bah! Jip en Janneke staan er heel sip bij. Laat het kussen liggen, zegt moeder. En nu eerst alle pluizen oprapen. En in dik zakje doen. Gauw! En netjes. Moeder is wel een beetje boos. Maar niet erg boos. En Jip en Janneke gaan de pluizen oprapen. En dan opvegen. Met een groot blik. En een veger. Ze hebben het heel druk. En ze worden heel warm. Zo, zegt moeder. En nu naar buiten!
Eitjes uitbroeden (Высиживание яиц) Jip en Janneke spelen vogeltje (играют в птичек: vogel птица). -
Ik was de vader vogel (я буду папа-птичка), zegt Jip. En jij was de moeder vogel.
We moeten eerst nest bouwen (нам надо сначала гнездо построить), zegt Janneke. Ga je mee takjes en strootjes zoeken (пойдем искать веточки и соломку: tak ветка; stro cолома)? Er zijn niet erg veel takjes en strootjes in de tuin (не очень много… в саду). Er is wel hooi (зато есть сено), zegt Jip. Kijk maar, van het gras dat gemaaid is (из скошенной травы: maaien косить). Ja er ligt een hele hoop hooi (целая куча сена: liggen лежать). Vogel Jip en vogel Janneke gaan een nest bouwen. Boven op de regenton (на “выше, над” дождевой бочке). Van hooi. Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
310
311
Het wordt een groot nest (получается большое гнездо: worden становиться). Want ze zijn grote vogels (они большие птицы). Maar het wordt geen net nest (не аккуратное). Het wordt een slordig nest (неряшливое, неопрятное). Ba, wat een lelijk nest bouw jij (какое некрасивое), zegt moeder vogel. Piep piep! Zegt vader vogel. En dat betekent: het is mooi genoeg (достаточно красивое)! -
Nu moeten we er ook nog veertjes in doen (надо перышек в него положить)!
Maar ze kunnen geen veertjes vinden (не могут найти: отрицание geen относится к сущ. перышки). Eindelijk (наконец) vinden ze drie kippeveertjes (kip курица). Dat is wel genoeg (достаточно). O, wat een leuk nest (чудесное). Kom, vrouw, ga eitjes leggen (ну давай, жена, клади яички), zegt vader vogel. Janneke zit op het nest (сидит на гнезде) en denkt heel hard na (сильно задумалась). Toe dan (давай), zegt Jip. Jij moest eitjes leggen. Is er al wat (есть чтонибудь)? Nee, zegt Janneke. Er kom niets (ничего не выходит). Wacht maar, zegt Jip. En hij rent naar binnen (он бежит в дом “внутрь”). Hij haalt stiekem (приносит потихоньку) vier zuurtjes (конфетки). Uit het zuurtjes-potje op de schoorsteen (камин). Vier rode zuurtjes. Ziezo, zegt hij. Sta eens op (встань-ка), Janneke. Janneke staat op. En Jip legt de zuurtjes onder haar (кладет …под нее). Nou had jij eitjes (получила, снесла), zegt Jip. En nou ging jij broeien (высиживай)! Hard (сильно, хорошо) broeien! Janneke ziet heel hard te broeden! En Jip gaat wormen zoeken (червяков ищет). Hij vindt er wel een (нашел одного). Maat hij durft de worm niet op te pakken (не может “не осмеливается” взять). Wormen zijn zo glibberig (скользкие). En daarom haalt hij een sprietje gras (берет травинку). Tjiep, tjiep, tjiep, zegt vader vogel. Hier vrouwtje, een heerlijke worm (отличный, вкусный червяк).
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
311
312
Piep, piep, piep, dank je wel, mannetje (муженек), zegt moeder vogel. O, wat een lekkere worm. Zijn de eitjes nog niet uitgegroeid (еще не высиделись)? Nee, zegt moeder vogel. Het duurt wel lang (нужно много времени: “длится очень долго”), hè? Zing maar wat (спой что-нибудь) voor me, vader vogel. Turelureluut! Zingt vader vogel. Het klinkt een beetje schor (звучит хрипло). Limonade! roept een stem (зовет голос). Het is Jips moeder. En ineens (сразу) zijn de vogeltjes geen vogeltjes meer (не птички больше). Maar kindertjes. Ze hollen (мчатся) en ze hollen! Hier staat de limonade, zegt moeder. Drink maar lekker op (пейте-ка: drink op выпить всё, допить). Jip en Janneke hebben dorst (хотят пить: “имеют жажду”). Je krijgt dorst van wormen (от червяков)! -
Goeie help (примерно: боже мой!). Janneke, wat zit er aan je rokje (что это у тебя на юбке)? vraagt Jips moeder. Laat eens gauw kijken (быстро погляди). Zuurtjes.
O, zegt Jip. Dat zijn de eitjes. Zij was moeder vogel. En zij zat te broeden (сидела-высиживала). O, wat vies (грязь), zegt moeder. Kom eens hier, dan haal ik ze eraf (почищу: afhalen снять, оторвать). En het kleeft zo (клеит = прилипла). Wat zijn jullie toch smeerpoetsen (грязнули). Maar we hebben mooi nest, zegt Jip. Kom je eens kijken bij ons nest? Als we er samen in zitten (как мы вместе в нем сидим)? Moeder komt kijken. En ze vindt het een prachtig (чудесное) nest op de regenton.
Eitjes uitbroeden
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
312
313
Jip en Janneke spelen vogeltje. -
Ik was de vader vogel, zegt Jip. En jij was de moeder vogel.
We moeten eerst nest bouwen, zegt Janneke. Ga je mee takjes en strootjes zoeken? Er zijn niet erg veel takjes en strootjes in de tuin. Er is wel hooi, zegt Jip. Kijk maar, van het gras dat gemaaid is. Ja er ligt een hele hoop hooi. Vogel Jip en vogel Janneke gaan een nest bouwen. Boven op de regenton. Van hooi. Het wordt een groot nest. Want ze zijn grote vogels. Maar het wordt geen net nest. Het wordt een slordig nest. Ba, wat een lelijk nest bouw jij, zegt moeder vogel. Piep piep! zegt vader vogel. En dat betekent: Het is mooi genoeg! -
Nu moeten we er ook nog veertjes in doen!
Maar ze kunnen geen veertjes vinden. Eindelijk vinden ze drie kippeveertjes. Dat is wel genoeg. O, wat een leuk nest. Kom, vrouw, ga eitjes leggen, zegt vader vogel. Janneke zit op het nest en denkt heel hard na. Toe dan, zegt Jip. Jij moest eitjes leggen. Is er al wat? Nee, zegt Janneke. Er kom niets. Wacht maar, zegt Jip. En hij rent naar binnen. Hij haalt stiekem vier zuurtjes. Uit het zuurtjes-potje op de schoorsteen. Vier rode zuurtjes. Ziezo, zegt hij. Sta eens op, Janneke. Janneke staat op. En Jip legt de zuurtjes onder haar. Nou had jij eitjes, zegt Jip. En nou ging jij broeien! Hard broeien! Janneke ziet heel hard te broeden! En Jip gaat wormen zoeken. Hij vindt er wel een. Maat hij durft de worm niet op te pakken. Wormen zijn zo glibberig. En daarom haalt hij een sprietje gras. Tjiep, tjiep, tjiep, zegt vader vogel. Hier vrouwtje, een heerlijke worm. Piep, piep, piep, dank je wel, mannetje, zegt moeder vogel. O, wat een lekkere worm. Zijn de eitjes nog niet uitgebroid?
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
313
314
Nee, zegt moeder vogel. Het duurt wel lang, hè? Zing maar wat voor me, vader vogel. Turelureluut! zingt vader vogel. Het klinkt een beetje schor. Limonade! roept een stem. Het is Jips moeder. En ineens zijn de vogeltjes geen vogeltjes meer. Maar kindertjes. Ze hollen en ze hollen! Hier staat de limoinade, zegt moeder. Drink maar lekker op. Jip en Janneke hebben dorst. Je krijgt dorst van wormen! -
Goeie help. Janneke, wat zit er aan je rokje? vraagt Jips moeder. Laat eens gauw kijken. Zuurtjes.
O, zegt Jip. Dat zijn de eitjes. Zij was moeder vogel. En zij zat te broeden. O, wat vies, zegt moeder. Kom eens hier, dan haal ik ze eraf. En het kleeft zo. Wat zijn jullie toch smeerpoetsen. Maar we hebben mooi nest, zegt Jip. Kom je eens kijken bij ons nest? Als we er samen in zitten? Moeder komt kijken. En ze vindt het een prachtig nest op de regenton.
Gymnastiek Jip en Janneke zijn naar de gymnastiek geweest (были на гимнастике: zijn-waren-zijn geweest) . Ze gaan iedere week (они ходят (туда) каждую неделю). Er is daar een juffrouw (там есть юфрау: молодая, незамужняя женщина; воспитательница). Een hele aardige juffrouw (милая, приятная). En die zegt dan (и она говорит): “En nu handjes omhoog (теперь ручки вверх: de hand рука)”. En dat doen ze dan (и они так и делают). “En nu de handjes opzij (вниз)”, zegt de juffrouw. En dan doen ze handjes opzij. Er zijn nog meer kinderen (еще много детей). En ze doen allemaal (все) zijn handjes opzij. En hun handjes omhoog. En ze gaan op hun rugjes liggen (на спинках лежат: de rug спина). Allemaal tegelijk (все одновременно). En als het uurtje om is (когда проходит час: het uur), dan doen ze nog een spelletje (тогда они еще играют: “делают игру”; de spel игра). In de kring (в Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
314
315
кругу). Jip en Janneke vinden het heerlijk (очень нравится: “находят восхитительным”). En als ze thuis komen (когда приходят домой), vraagt moeder: “Nou, hoe was het (ну, как это было)?” Fijn (чудесно), zegt Jip. Kijk, we hebben zó gedaan (смотри, мы делали так). En hij doet het voor (и он показывает). En zó, zegt Janneke. En ze strekt haar armen uit (руки в стороны: strekken вытягивать, расставлять). En ze steekt haar been naar voren (ногу вперед). En nu doen Jip en Janneke gymnastiek. Thuis ook (дома тоже). Ze zwaaien en slaan met hun armpjes (машут и бьют ручками: de arm рука). En het gaat zo goed (и все идет хорошо). Pas op (осторожно)! zegt moeder. Maar het is al te laat (уже поздно). Janneke staat tegen de plant (напротив цветка: “растения”). En dan ligt de plant op de vloer (и вот цветок на полу). De pot is leeg (горшок пуст) en de plant ligt ernaast (цветок лежит рядом). En de aarde is eruit (и земля высыпалась). Dat heb je er nou van (это из-за того), bromt (ворчит: brommen) moeder, dat heb je nou van de gymnastiek (из-за гимнастики). Maar Janneke doet de aarde weer netjes in de pot (собирает аккуратно землю в горшок). En de plant ook (и цветок тоже). En nou naar buiten (теперь на улицу), zegt moeder. Daar mag je gymnastiek doen (там можно гимнастику делать). Net zoveel als je wilt (сколько хочешь). Jip en Janneke gaan de tuin uit (из сада). En daar doen ze heel veel gymnastiek. En ze maken grote kunsten (и показывают большое искусство). Want dat kunnen ze (потому что это они умеют).
Gymnastiek
Jip en Janneke zijn naar de gymnastiek geweest. Ze gaan iedere week. Er is daar een juffrouw. Een hele aardige juffrouw. En die zegt dan: “En nu handjes Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
315
316
omhoog”. En dat doen ze dan. “En nu de handjes opzij”, zegt de juffrouw. En dan doen ze handjes opzij. Er zijn nog meer kinderen. En ze doen allemaal zijn handjes opzij. En hun handjes omhoog. En ze gaan op hun rugjes liggen. Allemaal tegelijk. En als het uurtje om is, dan doen ze nog een spelletje. In de kring. Jip en Janneke vinden het heerlijk. En als ze thuis komen, vraagt moeder: “Nou, hoe was het?” Fijn, zegt Jip. Kijk, we hebben zó gedaan/ En hij doet het voor. En zó, zegt Janneke. En ze strekt haar armen uit. En ze steekt haar been naar voren. En nu doen Jip en Janneke gymnastiek. Thuis ook. Ze zwaaien en slaan met hun armpjes. En het gaat zo goed. Pas op! zegt moeder. Maar het is al te laat. Janneke staat tegen de plant. En dan ligt de plant op de vloer. De pot is leeg en de plant ligt ernaast. En de aarde is eruit. Dat heb je er nou van, bromt moeder, dat heb je nou van de gymnastiek. Maar Janneke doet de aarde weer netjes in de pot. En de plant ook. En nou naar buiten, zegt moeder. Daar mag je gymnastiek doen. Net zoveel als je wilt. Jip en Janneke gaan de tuin uit. En daar doen ze heel veel gymnastiek. En ze maken grote kunsten. Want dat kunnen ze.
Мультиязыковой проект Ильи Франка
www.franklang.ru
316