0
..||..... ...|...|..........| ..|||.... . ||... ..|....|........ ....|.... . .|||..||..... . ... ....| .|.|.||.|...|. ||||| .|| .|.. .||.|| |||.||| .|| |..|| ||:.||| .||| |||| ||| ||| . .| .. ||. .|.|| .|.||| ....'. . .. ||.|||. . |||à ||||| |'|'..|...|.|. .. .... .....|....|||.| ,.....||. ..||.|..............|. .. ...|||. .||....| ,:..'' |........|. ||. |.||. ...'''. .|......|....|.|....|...| ...|||'. ...''.'.|..||.. ...|...|...|||. .. .......||. .....||.||. .:|.... ,:|'..|. ....''',|!|.||...||. ..||. ... ,.||.'.. ..||' .''. |'..' .||||. .'.''. ë'.. ...||.|... '||: =|.|.' ..'..||'..'.||'| =|..'.||'|.||'.'...'...'.=...|' '.''.. '||| |.'.|.. '.|..|.'.|. .'...|'...'.. .''''. .||'..'..'|'..=.....'.|' ..|..'.|.'.|...'..|.|'.|'..||||.|..'|| '.|| '''|''|| ||'|'|. ||...'=|'... '|'...'..||..|| |||.. |.'.|| ''''|||||' .|'|..|'|| '''|| ||''..''.|'.|'||. .'...|.|||'|.|' '''''|||||.|||'.| '''.'''..| ''..' '''..||'' ''|''.|.. ||...|'..'...'.|'| '.||||.|'.|.|.||. .....|...........||..|.|...|. .|.|||.'. .|......| ||..||||.. ||.'.|||' '..|.||. ...||.|| . .|.'.''.|'| . .||.....''||'|| .|.|.|..|... ..|||.. ||......'.|...||||....||||...|. .|.... .|||||.|.|||..|.||.|.|..|.||||.|. .........||..|. ;||'.|...||.'.|....|.|......|.|.......|.|..|......|. .........|. |||................|. ......|.|. ||||. .|......|.|.....||.....||. ||..|||. .................... |||'|||. ||||||.. ....'||||. . |.|......|||. .......... ....|.....|.|.|.|.|......|........|......|......|.||.||.....|.......|.|.||||.........|..|.|. ||..||. . .||..||. .||.|.. .....y '<. . . z.'.n'z..' .y . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . .6%%%% :!. .9.6 .v.6'k.v. zzv . . . . . . . . ::.J'zo . . . .>' . . . . .> . .> . .J . . . . . . @ Ommen ooste|eg 4
0
0
Qmmen ooste|eg 4 bestemmingsplan identificatie identificatiecode : NL.IMRO.0175.20091002001-01 projectnummer'. 131504.14008.00 opdrachtleider: drs. D.J. Verhaak planstatus datum 13-10-2008 12-03-2009 status vooron|erp ontwerp
0
0
0
0
(1 '< j j 7* é . !! ï z1 ' . y ,1 z . z 'x . - - ..4 z' v y /z;, I
0
0
Inhoud van de toelichting 1 1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Ligging plangebied 1.3. Leeswijzer 2. Beleidskader 2.1. Rijksbeleid 2.2. Provinciaal en regionaal beleid 2.3. Gemeentelijk beleid 3. Planbeschrij-ving 3.1. Huidige situatie 3.2. Toekomstige situatie 4. Onderzoek 4.1. Verkeer en qarkeren 4.2. Luchtkwalitelt 4.3. Milieuhinder 4.4. Externe veilijheid 4.5. Kabels en leldingen 4.6. Bodemkwaliteit 4.7. Watedoets 4.8. Ecologie 5. Juridische planbeschrijving 5.1 Inleiding 5.2 Bestemming 6. Uitvoerbaarheid 6.1. Economische uikoerbaarheid 6.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid bIz..3 3 3 3 5 5 5 6 7 7 7 11 11 11 13 13 15 15 15 17 19 19 19 21 21 21 Projectnummer
0
0
.... .. . ... . ,,. : o . . . . . à). ff. . j:. .|.| :| . .| a||.| .|. . . j: . . . y| . . :. j)| . . êçê3..... .. ... ..' || '.u.' ';::.::p:. :..|. |'....:'..-.'..|..|' ..;:.:.;.|||..|'.|||. ,4rkï:,z|.||. .|.'...|.. ..'....'|.'....|.|'|.||'..|..'.. . ' . .,.ï:ï:: .,.'..||| az|,. a..c..' ...: .. ''.' t.! ' ! a|| . . . . . . . . . . . y| . . ,. a| ,. ,. az|azzraz|| ...u. ' . |: k:.. . . .'x . .|. j|;:.. .. . |.| j|..|..|.||.|.|||||..|..||| ....|... ..p:..|||. .:.:.. . . ..a' .: . .|| .aruusr . ' ...:... ,.u . . .';:$.. i.. .|. ||.' ...' vpr||. a::1:....|.............. a.||.. ,n. y..|. ...:3|u. ....à|.||.....|||||||..|. ... . vzzryl.,. ||...||| azr'vgzra| ; .::..:u.. ' . '. '' ' zlà ..' .. ''.'.. ?!|..'.| . 'J'..',' ''zz'.4:::=|=.....'..'.|..|. a...r.|.|.....'..| '|.....|.|||..|..'|...'.|||||'..|..'. . <'||....'|. ...:.ï:|||||' ,'ap,ya... ,| ,' .. .u.,,...,...,'.',..,.'....' . . .. k'.'z . zo . z |:4. Y. 'wNz.:umz 4op'.ï. y'k. .:|..0,' ' Vvrzez|z ,. zs' . y....'.' .v'vsgrz . zz z. z' .. . . .. . .. .? ' ' .':. . . .J. .. ' ''. ' ï|.'. .uv|'' 'J|| à1'LqïL|||. ' |. . |'|. '. |z|a|| .'J' z||| i'azzr 2' .' az| a|| .|' ' a| . | u' ' . ,.... ...k :.. ..: '. .t.:.. . | .|||..'.|.'..'..' .|.' '1|||: .:||'...'..'..' .. . f|çj|gv|' .. a| ..' a| ..' 'z',.',. .. zt<. . . . . . . . . , . .. .. ... . ...||| .zzdd'.. ..|||. |.|..|. ..|....|..... .,z:.. ....... . . ... ... ... zz:. ... ... .|| ..' .. . ... : .... : .. . ut. .. . . a.||'.. ... ' .|.,||. v..'||. ..|||||| |'..' ..|.'..x| |'..'...'. ' .|. ....'' ....'' . ...'.''''' ..' z.'|| . ...' .. .. ' ... . . ::ç !.' : :. '. ' ' . . . . .. .| t. ', :. . . . ' ':':'.. ...'. e .''T.'|'|'.''.'.'. ?'||...'.|||||..' .g.u. ||'.'..|||'||''.|''||....|. ''gv| az|az| ..| ,;:::;.... ... .gyj|'... .. . . . . . . . ; y|| . ' 4b. . ' . . a. '.:r:.'.j. . . u.u@|fbL' |l|l)tr . .:|| v. . .' a' ..u'.'. ;k . . k . . . . . . . .x. . . . . ' . . . . . . ,||| . . : '. .. : : : ..|.||,''' .. :, : :.::: .,'. : . . .. : : . . |t'ï. ' ' . |q !; .. .. .' . ' | .'.||. '.6.,1 : : : :: .': . . . ' k ,||'. ..|'''.|. ' . ' '.'. : :. '' ||||| .''..''' . '. ' : ' : ' : '||''.|.' . . , . : . .,|.|. . '|||||!. ' |.|. . .|.. . ||| . '' '' . |||...... ..||. . .... . ...'...'. : .:: ..': :,...'., . ' i '|% .||'.. .'' .'||||'. . . . : | ' ' à. .: : .. ' ' i. ar'g. .:1. '.'.' . u .. . . . : . . . . . . . . . . à):. . . r' . . . . . . . . . z' . . . #:. . .u'. . . . . . . . . . . . . . . . . . œ' >t.. ||' .r'.4' '$' zk'.. aù.|;. |lq z|. . '. . . î .ù . ' .. '. d| :.'.'. .'. . . . . .'.'z.nn '.u'.'qiuz ' , p:.' 2T 0/'',. , . . , '' ;' .'' . . . . ', uy..: .t .:z . vzz:.:.:.: . : . : . : nr. . . .' . : . . %.:.* fy............... x . ;* , .#....j . . k . . , k . . ./ . . . . 4), , . .. . . . . . . . :. . .c . . . . . . . . . . . . . . : . e .. Jiai,pi . .. ' ..u.,. v.....'.|.| t........ .i.'.'.' ......z . 4'....., . .... ....'. .|..|'...'&. '.|..|' .|||. .|||| .'..'..'..'...'..'.|. |s:' .' . . ' .. .. . op |..k','.'. : ..'..' : '.|.'..'..| . ' . .||' is .'. : ! ' figuur 1 Iigging plangebied
0
0
1. Inleiding 3 1.1. Aanleiding Ter plaatse van de Oosterweg 4 is het woonhuis van de familie Hutlen gelegen. De voormalige agrarische bedrijfsvoering is inmiddels gestopt en een drietal bijgebouwen die op het perceel stonden zijn inmiddels gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe aanbouw. Ter plaatse van de locatie is het bestemmingsplan ''Buitengebied'' van de gemeente Ommen van kracht, dat op 19 mei 1994 door de gemeenteraad is vastgesteld en (gedeeltelijk) is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 10 januari 1995. Voor de gebieden waaraan destijds goedkeuring is onthouden, is op 30 januari 2003 artikel 30 WRo-heciening vastgesteld. Deze herziening is op 9 september 2003 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Op de Iocatie vigeert de bestemming Agrarisch. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk de beoogde on|ikkeling te realiseren. Onderhavig bestemmingsplan heeft als doel de beoogde on|ikkeling juridischplanologisch mogelijk te maken. 1.2. Ligging plangebied Het plangebied maakt deel uit van het dorp Beerze|eld in de gemeente Ommen. Het plangebied is ten zuiden van het Overijssels kanaal (Almelo-de Haandrik) aan de Oosterweg 4 gelegen. Het plangebied wordt rondom begrensd door het Iandelijke en agrarische gebied van de gemeente Ommen. Ten oosten en zuiden van het plangebied zijn smalle watergangen gelegen. De Iigging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. 1.3. Leeswijzer In hoofdstuk 2 komt allereerst het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleid van het Rijk de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie van het plangebied en het toekomstige bou|oornemen. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de aspecten verkeer en parkeren, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, water, ecologie en archeologie belicht. In hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving weergeg|ven. Hoofdstuk 6 behandelt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
Inleiding 4 Adviesbureau RBOI Rotterdam J Middelbur| 131504. 14008.00
0
0
2. Beleidskader 5 2.1. Rijksbeleid Nota Ruimte (2006) Het ruimtelijk beleid is op rijksniveau vastgelegd in de Nota Ruimte. Hoofddoelstelling van deze nota is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat maakt het nodig dit op een efficiënte en duucame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Meer specifiek richt het beleid zich onder andere op: versterking van de 'internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal plaqeland; borging en on|ikkeling van belangrijke (interlnationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid, die van belang zijn voor Iiet Iandelijk gebied, zijn: ontwikkeling van natuur- en cultuurhistorische waarde en on|ikkeling van Iandschappelijke kwaliteit. De vitaliteit van het platteland wil het rijk versterken door ruimte te bieden voor hergebruik van bebouwing en voor nieuwbouw in het buitengebied, door vergroting van toeristische-recreatieve mogelijkheden en door een duurzame en vitale Iandbouw. Vitale Iandbouw betekent onder andere bundeling van niet-grondgebonden Iandbouw en meer mogelijkheden voor een verbrede bedrijfsvoering. De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto ''decentraal wat kan, centraal wat moetf'. Gebiedsgerichte, integrale on|ikkeling waarin alle betrokkenen padiciperen wordt ondersteund. Hiermee wordt meer veran|oordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. 2.2. Provinciaal en regionaal beleid Streekplan Overijssel 2900+ In het streekplan Overiissel 2000+ (vastgesteld 13 december 2000) is het provinciaal ruimtelijk beleid vastgelegd. Gelijktijdig met het opstellen van dit ruimtelijke beleidsdocument, zijn door de provincie nieuwe plannen voor de waterhuishouding en het milieu in Overijssel opgesteld. Met de interactieve wijze waarop de drie plannen zijn opgesteld, benadrukt de provincie de onderlinge samenhang. In aansluiting op de in het streekplan gestelde lijk beleid geformuleerd. opgaven zijn enkele hoofdlijnen voor het ruimteIn het streekplan is de provincie opgedeeld in acht regio's waarvoor verschillende gebiedsaccenten zijn opgenomen. Het plangebied valt binnen de regio's Noordoost-overijssel en VechtRegge. In de eerstgenoemde regio Iigt het accent op de on|ikkelingsmogelijkheden voor economische functies, terwijl in de regio Vecht-Regge het accent Iigt op de natuurlijke omstandigheden. Om on|ikkelingen in het Iandelijk gebied adequaat te sturen is in het streekplan het Iandelijk gebied opgedeeld in een viertal zones. Door uit te gaan van deze vier zones, is het mogelijk beIeid te formuleren dat recht doet aan de kwaliteiten van het betre|ende gebied. Het plangebied valt in Zone I ''Landbouw''. De hoofdkoers in deze zone is on|ikkeling van de landbouw. Dit betekent dat de externe productieomstandigheden worden afgestemd op de agrarische behoefte, er mogelijkheden zijn voor uitbreiding en (herlvestiging van Iandbouwbedrijven en er voor de tuinbouw mogelijkheden zijn voor uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven. Het recreatief medegebruik wordt bevorderd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
ç Beleidskader 6 Rood voor rood met gesloten beurs (maart 2005) Hoofddoel van de partiële streekplanheciening Rood voor rood met gesloten beurs (maart 2005) is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het Iandelijk gebied in de provincie door sloop van vrijkomende, Iandschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen. Om dit doel te bereiken, mogen in ruil voor het definitief en substantieel slopen van bedrijfsgebouwen, op planoIogisch verantwoorde Iocaties één of meer kwalitatief hoogwaardige compensatiewoningen worden gebouwd. De gemeenten hebben het voodouw genomen bij de toepassing van Rood voor rood met gesloten beurs. In de notitie is voor de uitvoering daarvan een aantal aandachtsunten opgenomen. 17 Reconstructieplan Salland-Twente (september 2004) Het Reconstructieplan Salland-Twente (september 2004) is opgesteld om met een reeks van maatregelen de omgevingskwaliteit en de sociaaleconomische kwaliteit van de regio te versterken. Op een breed en samenhangend front worden hiertoe maatregelen en projecten voorbereid en uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel van de reconstructie is de aanpak van de intensieve veehoude|j. In het Reconstructieplan worden in dit kader drie gebieden onderscheiden: IandbouwontwikkeIingsgebieden, ve|evingsgebieden en extensiveringsgebieden. In Iandbouwon|ikkelingsgebieden wordt ruimte geboden voor on|ikkeling en concentratie van intensieve veehouderijbedrijven. In extensiveringsgebieden staat het natuurbelang voorop. Intensieve veehouderijbedrijven diènen geleidelijk uit de extensiveringsgebieden te verdwijnen. Uitbreiding, of nieu|estiging is hier ook uitgesloten. In ve|evingsgebieden is uitbrèiding of hewestiging van intensieve veehouderij mogelijk als de ruimtelijke kwaliteit zich daartegen niet vecet. Nieu|estiging is hier niet mogelijk. Bestaande intensieve veehouderijbedrijven in ve|evingsgebieden kunnen wel als sterlocatie worden aangewezen indien er voldoende ''milieuruimte'' aanwezig is voor de gewenste uitbreiding. Het plangebied maakt onderdeel uit van het landbouwon|ikkelingsgebied. 2.3. Gemeentelijk beleid Het ruimtelijk beleid van de gemeente is gericht op handhaving en versterking van de bestaande Iandschapsstructuur (zie onder andere Welstandsnlan Ommen en Omcevinn (mei 2003)). Van belang daarbij is dat de identiteit en ruimtelijke diversiteit die in het buitengebied aanwezig is, behouden blijft en versterkt wordt. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de volgende Iandschappen: heideontginningen, essen- en kommenlandschap, veenontginning en bos- en recreatielandschap. Het plangebied is in het veenontginningslandschap gelegen. Nota van Uitgangspunten (2003) In de Nota van Uitgangspunten (2003) voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied is aangegeven dat het nieuwe bestemmingsplan ''Buitengebied Ommen'' meer on|ikkelingsgericht moet zijn met meer ruimte voor Iokaal initiatief. Van belang daarbij is dat de identiteit en ruimteIijke diversiteit die in het buitengebied aanwezig is, behouden blijft en versterkt wordt. Adviesbureau RBOI Rotterdam /Middelburg 131504.14008.00
0
0
0
0
0
0
Planbeschrijving 9 De aanbouw is als een Ios volume in de breedterichting achter de bestaande woning en evenwijdig aan het kanaal gesitueerd. Er is voor gekozen om de aanbouw als een Ios volume achter de woning te ontwerpen zodat de bestaande woning in tact kan blijven. De woning wordt echter wel gerenoveerd maar het beeld zal niet gewijzigd worden. De aanbouw bestaat uit één bouwIaag met een schilddak van riet waarin de verdieping in is opgenomen. De totale bouwhoogte van de aanbouw zal circa 7,6 m bedragen. De aanbouw wordt verbonden middels een Iager (circa 5,5 m hoog) en plat afgedekt verbindingsstuk. De aanbouw zal ruimte gaan bieden aan een hobbyruimte, berging, speelzolder, bergzolder, garage en een carpod. Achter het woonhuis wordt een schuur gerealiseerd ten behoeve van opslag en van circa 79 m2. De tuin zal zo ontworpen worden dat deze aansluiting zal vinden bij het omliggende landschap. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504. 14008.00
0
0
Planbeschrijving 10 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
4. Onderzoek 11 Omdat er geen sprake is van een nieuwe geluidsgevoelige functie en de afstand tot de Oosterweg niet verkleind wordt, is nader akoestisch onderzoek voor het aspect wegverkeerslawaai niet noodzakelijk, maar wel naar verkeer en parkeren. Verder is het plangebied gelegen in een gebied met Iage archeologische ve|achtingswaarde. Nader ondecoek voor het aspect archeologie is daarom ook niet noodzakelijk. Dq uitgevoerde ondecoeken voor de aspecten Iuchtkwaliteit, milieuhinder, externe veiligheid, kabels en Ieidingen, bodemkwaliteit, water en ecologie worden in dit hoofdstuk beschreven 4.1. Verkeer en parkeren Ontsluiting autoverkeer De woning wordt ontsloten vanaf de Oosterweg. Via de, ten noordoosten van de locatie gelegen brug over het Overijssels kanaal en de Westerweg, kan aangeslöten worden op de N36 (N34Almelo). In noordoostelijke richting kan via de Kanaalweg Oo|t richting de N343 gereden worden. In noordoostelijke richting kan eveneens aangesloten worden op de Kloosterdijk, welke van west naar oost door het Iandelijk gebied Ioopt. De Oosterweg, Westerweg en de Kanaaldijk Oost zijn gecategoriseerd als e|oegangswegen buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. De N36 heeft een stroomfunctie en een maximumsnelheid van 100 km/h. De Kloosterdijk is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/h. De ontsluiting voor het autoverkeer is goed. Ontsluiting langzaam verkeer en verkeersveiligheid Per fiets is de Iocatie goed bereikbaar. Op de Ooste|é-g, Westerweg en Kanaaldijk Oost vindt a|ikkeling van het autoverkeer en het Netsverkeer gemengd plaats, conform de uitgangspunten uit ''Duurzaam Veilig'' voor e|oegangswegen. In de nabijheid van de locatie bevinden zich geen vrijliggende |etspaden. De verkeersveiligheid is echter voldoende gewaarborgd. Ontsluiting openbaar vervoer De Iocatie is slecht bereikbaar per openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen Iangs de Kloosterdijk ter hoogte van de hoek Beecerhaar. De afstand van de woning tot de bushalte bedraagt pngeveer 800 m. Hier halteert de buurtbus in de richtingen Beerze|eld en Hardenberg met een frequentie van een keer per uur per richting. Eveneens kan vanaf de woning rechtstreeks naar het NS station Mariënberg worden gegaan, deze afstand bedraagt ongeveer 1.500 m. Hier kan worden overgestapt op het railne|erk in de richtingen Almelo, Zwolle en Emmen. Parkeren Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. Verkeersgeneratie Doordat de bestaande woning zal uitbreiden, zal dit niet Ieiden tot extra verkeer op de ontsluitende wegen. De on|ikkeling heeft dan ook geen e|ect op de verkeersa|ikkeling. 4.2. Lucht|aliteit Normstelling en beleid Het toetsingskader voor Iuchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer Iuchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet Iuchtkwaliteit, WIk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, Iood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk Iangs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (aargemiddelde) en fijn stof ùaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de Iaatstgenoemde sto|en zijn in tabel 4.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
Ondecoek 12 Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof toetsing van grenswaarde geldig vanaf stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 pg/m3 2010 1) iddelde Kncentratie 40 pg/ma 2005 fijn stof (PM1o) jaargem z4-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer pj. meer dan 2005 50 pg/ma 1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouWing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007). Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de Iucht|aliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien: de bevoegdheden/on|ikkelingen niet Ieiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetre|ende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (Iid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetre|ende stof, door een met de uitoefening van de betre|ende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect de Iuchtkwaliteit per saldo verbetert (Iid 1 onder b2); .! de bevoegdheden/on|ikkellngen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (Iid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (Iid 1 onder d). Besluit niet in betekenende mate (NIBM) In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de Iuchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde gren>waarde NO2 en PM1o; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden', deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 500 woningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek De on|ikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het voorliggend bestemmingsplan betre|en de realisatie van een aanbouw aan de bestaande woning. Aangezien deze on|ikkeling geen of weinig extra verkeer zal aantrekken, zijn er geen gevolgen voor de Iuchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Op basis van het Besluit ''niet in betekenende mate'' is het bestemmingplan daarom vrijgesteld van een toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de Iuchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied in beeld gebracht. Aangezien er zich in de nabije omgeving van het plangebied geen wegen bevinden met een relatief hoge verkeersintensiteit (de N36 Iigt op minstens 320 m), geeft de heersende achtergrondconcentratie een goed beeld van de Iuchtkwaliteit ter plaatse. Voor stikstofdioxide bedraagt de jaargemiddelde concentratie 14,9 gg/ma in 2008. Bij fijn stof gaat het om een jaargemiddelde van 21,0 pg/ma en 10 overschrijdingen van de z4-uurgemiddelde waarde. Daarmee Iiggen de heersende concentraties ruim onder de grenswaarden uit de Wlk. Conclusie Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de realisatie van het project niet in de weg staat. Uit het oogpunt van Iuchtkwaliteit is er sprake van een goed woon- en Ieefmilieu ter plaatse van de beoogde on|ikkeling. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
Onderzoek 13 4.3. Milieuhinder Normstelling en beleid Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies (woningen) dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en Iee|limaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurd door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie ''Bedrijven en Milieuzonering'' van de VNG (herziene versie, 2007). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden. Onderzoek en conclusie In de omgeving van de Oosterweg 4 is een aantal bedrijven gevestigd. Het meest dichtstbij: zijnde bedrijf Iigt op circa 70 m van de perceelsgrens. Aangegien er tussen het perceel en de bedrijven echter reeds woningen gevestigd zijn, wordt er vanuit gegaan dat de bedrijven hier rekening mee houden in hun bed|jfsvoering. Op een afstand van 70 m zullen de bedrijven daardoor geen onaanvaardbare milieuhinder kunnen veroocaken. Agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen zijn alle op ruime afstand van het perceel gevestigd, zodat er wordt voldaan aan de normstelling voor ten opzichte van deze bedrijven. Er kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuhinder de vaststelling van het bestemmingplan niet in de weg zal staan. 4.4. Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke sto|en over wegen, spoor, water of Ieidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebrokenl' en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een ve|oersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Risicovolle inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun Ieefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. 1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
Onderzoek 14 Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde 1) Beide Iiggen op voor kwetsbare objecten en een rich|aarde voor beperkt kwetsbare objecten . -6 een niveau van 10 per jaar. Bij het verlenen van vrijstelling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een veran|oordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als buitenweoelijke oriëntatiewaarde. Vervoer van gevaadlke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en be-5 -6 . perkt kwetsbare objecten van 10 per jaar en de stree|aarde 10 per yar. In nieuwe situaties is de grenswparde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-| per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een rich|aarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijdink van de oriëntatiewaarde voor het GR of 2/ D |oordingsplicht geldt zowel een toename van het GR een veran|oordingsplicht . eze v|ran in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Onderzoek Risicovolle inrichtingen Uit informatie van de Provinciale Risicokaad van Overijssel blijkt dat op qirca 220 m afstand van -6 de Oosterweg 4 een Ipg-tankstation is gelegen. Voor dit tankstation geldt een PR 10 -contour met een afstand van 45 m ten opzichte van het vulpunt. Voor het invloedsgebied van het tankstation geldt een afstand van 150 m ten opzichte van het vulpunt. Aangezien het perceel op ruime afstand buiten beide contouren is gelegen, Ieved het tankstation geen belemmering op voor de invulling van het plangebied. Vervoer van gevaarllke stoffen Over de nabijgelegen N36 worden gevaarlijke stoffen vervoerd (bron: Risicoatlas wegvervoer -6 i daarbij niet buiten de weg gelegen. Voor gevaarlijke stoffen, AVIV 2003). De PR 10 -contour s -8 PR 10 -contour, indicator voor de omvang van het invloedsgebied van het groepsrisico, geldt een afstand van 180 m. Aangezien het plangebied op minstens 320 m afstand is gelegen, heeft het vervoer van gevaarlijke sto|en over de N36 geen invloed op het plangebied. Het staat daarmee de vaststelling van het bestemmingsplan ook niet in de weg. Van ander vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, of het water in de nabije omgeving van het plangebied is geen sprake. Er wordt geconcludeerd dat het vervoer van gevaarIijke stoffen geen belemmering oplevert voor het bestemmingsplan. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door Ieidingen, indien aan de orde, wordt besproken in de volgende paragraaf. Conclusie Risicobronnen zijn alle op ruime afstand van het plangebied gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat. 1) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uioonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppe|lak van maximaal 1.500 m2 per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangeme/t. 2) De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transpodsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachto|ers', -6 . 10 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachto|ers, -8 . - 10 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelij ke slachto|ers, - enzovoort (een Iijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde). Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
Ondecoek 15 4.5. Kabels en Ieidingen In de omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante Ieidingen gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en Ieidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan. 4.6. Bodemkwaliteit Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden ondecocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betre|ende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemondecoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betre|ende Iocatie sprake in geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemondecoek te worden verricht. Onderzoek en conclusie 1) Uit het onderTer plaatse van het plangebied is een verkennend bodemondecoek uitgevoerd . zoek blijkt dat in de bodem geen verontreinigende stoffen boven de achtergrondwaarde worden aangetro|en. Het grondwater is Iicht verontreinigd met barium, zink, naftaleen en dichloorpropanen. Aangezien de stree|aarde niet wordt overschreden, is er geen sprake van een milieuhygiënische belemmering voor de beoogde functie. Tevens bestaat er geen aanleiding voor uitvoeren van aanvullend onderzoek. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect bodemkwaIiteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat. 4.7. Watertoets Watertoets en waterbeheer Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke on|ikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Waterschap Velt en Vecht. In het kader van de verplichte watertoets is over deze ruimtelijke on|ikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Normstelling en beleid Europees beleid De Europese Kaderrichtli'ln Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een ''goede ecologische toestand'' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een ''goed ecologisch potentieel'' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. Naf/orlaa/ Beleid Het Rijk, de prov.incies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-ActueeI) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-padijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaaheranderingen, de stedelijke wateropgave en de on|ikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om 1) Mos grondmechanica B.V., Milieutechnisch verkennend bodemondecoek aan de Oosterweg 4 te Beece|eld, opdracht 803608, d.d. 8 oktober 2008. Adviesbureau RBOI Rotterdam /Middelburg 131504.14008.00
0
0
Onderzoek 16 in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Provindaal Beleid In het Provinciale Waterhuishoudinnnlan 2000+ geeft de provincie Overijssel voor de komende jaren de hoofdlijnen binnen het waterbeleid aan: water moet zwaarder meewegen bij nieuwe en te verbeteren woon-, werk- en recreatiegebieden, bij de inrichting van het buitengebied en in het milieubeleid', de veerkracht van watersystemen moet hersteld worden door de opvangcapaciteit van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen, ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, water opvanggebieden in te richten en de beleidslijn Ruimte voor de rivier te volgen. Waterschapsbeleid In het Waterbeheernlan 2006-2009 (2006) wordt beschreven hoe het waterschap Velt en Vecht in de planperiode met het waterbeheer om wil gaan. Het plan beschrijft welke maatregelen het waterschap wil nemen en wat daarvan de achtergronden zijn. Huidige situatie waterhuishouding Het gebied waarop dit plan betrekking heeft, Iigt in het Iandelijk gebied langs de oostzijde van het Kanaal Almelo-De Haandrik en ter hoogte van het Beece|eld. Op het perceel bevindt zich momenteel een woonhuis. Ten behoeve van de voorgenomen on|ikkeling zijn' inmiddels drie schuren met een totale oppe|lakte van circa 413 mz gesloopt. De hoogte van het maaiveld bedraagt ter plaatse circa NAP +8 m en de bodem bestaat uit zand op een ondergrond van veen. Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatedrap 111. Dat betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder dan 0,4 m onder het maaiveld Iigt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,8 m en 1,2 m onder het maaivqld ligt. De Iocatie Iigt in vrij afwaterend gebied; er zijn geen gemalen nodig om ovedollig water af te voeren. Het plangebied wordt zowel aan de zuid-, oost- als noordzijde begrensd door watergangen. Ten noorden van het plangebied Iigt een bredere watergang. Ten westen van het perceel Iigt Iangs de Oosterweg het Kanaal Almelo-De Haandrik. In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. Afvalwater wordt afgevoerd door middel van een drukriool, hemelwater wordt afgevoerd naar het oppe|laktewater dat het perceel begrensd. Toekomstige situatie waterhuishouding Ter vervanging van de gesloopte schuren wordt een uitbreiding van het woonhuis mogelijk gemaakt. De uitbreiding heeft een oppe|lakte van circa 275 mz zodat het verhard oppervlak per saldo afneemt. Er treedt daarmee geen verslechtering op van de waterhuishoudkundige situatie, compensatie is om die reden niet aan de orde. De uitbreiding van de woning wordt gerealiseerd uit duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, Iood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen, om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Eventuele bouwmaterialen die wel uitlogen, worden voocien van een coating om uitloging tegen te gaan. Afstromend hemelwater van schone oppe|lakken wordt afgevoerd naar de watergang die het perceel begrensd. Op deze manier wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de akalwatecuiveringsinstallatie. Het afvalwater wordt aangesloten op het bestaande drukriool. Keur In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de ''Keur'' (ex adikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstoden van de hemelwaterakoer (HWA) op het oppe|laktewater. Conclusie De on|ikkelingen in het plangebied hebben geen negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
Onderzoek 17 4.8. Ecologie In een bestemmingsplan moet de uikoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat er aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar ve|achting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen. Bestaande situatie en beoogde onœikkeling Het plan voociet in de bouw van een nieuwe aanbouw aan de bestaande woning. De schuren die voorheen in het plangebied bevonden zijn reeds gesloopt. De gronden waarop de aanbouw gerealiseerd gaat worden, bestaan volledig uit braakliggend grasland. Normstelling en beleid Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame on|ikkeling en een veran|oord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te pntwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuuron|ikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Wat de soodenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensooden in hun natuurlijke Ieefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrust|n of verstoren van beschermde dier- en plantensooden, hun nesten, holen en andere voodplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen ''Iicht'' en ''zwaar'' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke on|ikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van Iand- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en on|ikkelingl', er geen alternatief is; - geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van adikel 1 1: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de fundionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige on|ikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeIing niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura zooo-gebied. Wel is op circa 1,5 km het Habitatrichtlijngebied ''Vecht- en Beneden Regge'' gelegen. Het plangebied is niet gelegen in of nabij een ecologische verbindingszone. SooAenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van recente foto's, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992., Limpens, 1997, |.ravon.nl en |.waarneminc.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (|.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soodengegevens. Adviesbureau RBOI Rotterdam /Middelburg 131504. 14008.00
0
0
Onderzoek 18 Flora Aangezien het plangebied uit braakliggend grasland bestaat, komen er naar ve|achting geen bijzondere en/of beschermde plantensooden voor. Vogels Het plangebied Iigt aangrenzend aan het woonhuis waarachter de beoogde on|ikkeling plaats zal vinden. Mogelijk kan bij uitvoering van grondwerkzaamheden de kievit tot broeden komen in het plangebied. In de bomenrij naast de woning komen mogelijk ''in bomen broedende sooden'' voor als kleine en grote bonte specht, boomkruiper, ekster en kauw. Zoogdieren Aangezien het plangebied bestaat uit braakliggend grasland zonder opgaande begroeiing, biedt dit geen geschikt biotoop voor vleermuizen. Het gedeelte van het woonhuis waar het bijgebouw aan vast gebouwd wordt, is eveneens niet geschikt voor vleermuizen. Naar ve|achting komen er in het plangebied alleen algemene, grondgebonden zoogdieren voor als egel, mol, haas, huisspitsmuis en veldmuis. O|er/ge soorten Door het gebrek aan geschikte biotopen en vissen voor in het plangebied. komen er naar ve|achting geen amfibieën, reptielen In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar ve|achting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.2 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime vri-stellin sre elin F| ontheffin sre elin FY categorie 1 (categorie :) (categorie 3) egel, mol, haas, huisspitsmuis en alle vogelsooden veldmuis Toetsing Gebiedsbescherming Het plangebied is niet gelegen in of nabij een ecologische verbindingszone. Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura zooo-gebied. Wel is op circa 1,5 km het Habitatrichtlijngebied ''Vecht- en Beneden Regge'' gelegen. Dit is een rivieren- en hoge zandgrondengebied. De beoogde on|ikkeling is gelegen aan de andere kant van de N36, die een grote barrière vormt tussen het natuurgebied en het plangebied. Verder beschikt het plangebied over een andere biotoop dan het natuurgebied, waardoor het plangebied niet geschikt is voor doelsoorten uit het natuurgebied. Tevens beoogd het plan een zeer kleinschalige on|ikkeling. De beoogde on|ikkeling heeft daarom geen negatieve effecten op het natuurgebied. Soo|enbescherming De planontwikkeling kan Ieiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingr|pen zal geen onthe|ing nodig zijn voor de soorten uit çategorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. Naar ve|achting komen er geen zwaar beschermde sooden (categorie 2 + 3) voor in het plangebied. De aanlegwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (van 15 maart t/m 15 juli) plaats te vinden, om verstoring van vogelsooden in de directe omgeving van de beoogde wer|aamheden te voorkomen. Om te voorkomen dat de kievit alsnog tot broeden komt, dient bij grondwerkzaamheden de grond regelmatig aangereden te worden. Conclusie Met inachtneming van de genoemde voo|aarden staat de Flora- en faunawet de beoogde on|ikkeling niet in de weg. Ook de Natuurbeschermingswet staat de beoogde on|ikkeling niet in de weg. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
5. Juridische planbeschrijving 19 5.1 De voorgenomen on|ikkeling wordt mogelijk gemaakt door een nieuw bestemmingsplan bestaande uit een plankaart en regels. In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling, bestaande uit plankaart en planregels, nader toegelicht. Bij het opstellen van het onderhavige plan is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Ommen. In dit hoofdstuk worden de in het plangebied voorkomende bestemmingen beschreven. lnleiding 5.2 Wonen De gronden aangeduid op de plankaart met de beste|ming Won|n, zijn bestemd voor de functie wonen. Binnen dit bestemmingsvlak is een woning toegestaan met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximumgrondoppewlak vàn 480 m2. Overigens geldt voor de woning een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte van 10 m met een minimale dakhelling van 300 en niet meer dan 35 mz plat dak. Met dien verstande dat de goothoogte maximaal 5,5 m mag bedragen bij een bouwdeel met een plat dak. Voor de bijgebouwen en overkappingen geldt een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouw- ' hoogte van 8 m, waarbij de hoogte niet hoger mag zijn dan de hoogte van de bestaande woning. Binnen de bestemming zijn tevens voor de voorgevelrooilijn erf- en terreinafscheidingen van maximaal 1 m hoog toegestaan en op overige plaatsing binnen het bestemmingsvlak van maximaal 2 m. Overige bou|erken, geen gebouwen zijnde, binnen het bestemmingsvlak hebben een maximale bouwhoogte van 6 m. Aangezien het plan de ontwikkeling van een nieuwe àànbouw mogelijk maakt, waarbij specifieke bouwregels zijn opgesteld en de maximale bebouwingsmogelijkheden zijn gebruikt, zijn vrijstellingen van de bouwregels niet van toepassing. Bestemming Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
0
0
0
0
0
0
Inhoud van de regels Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Artikel 2 blz. 3 Begrippen Wijze van meten 3 4 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 5 à Wonen (W) Hoof#stuk 3 Algemene regels Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 7 7 7 7 Antidubbeltelregels Algemene bouwregels Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 7 Artikel 8 9 9 9 Overgangsrecht Slotregel Adviesbureau RBOI Rotterdam fMiddelburg 131504.14008.00
0
0
Inhoud van de regels 2 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 1.1. het plan het bestemmingsplan Oosterweg 4 van de gemeente Ommen, vervat in de plankaart en deze regels. Begrippen 1.2. aanbouw een gebouw dat als aoonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.3. bebouwing één of meer gebouwen en/of bou|erken, geen gebouwen zijnd|. 1.4. bebouwingsoppe-lak een op de plankaart aangegeven oppervlak dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat op het bouwperceel rust dat maximaal mag worden bebouwd. 1.5. bestemmingsvlak een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming. 1.6. bijgebouw een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat niet in directe verbinding met het hoofdgebouw staat en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hèofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.7. bouwvlak een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven waarop ingevolge deze regels bepaalde bouwwerken zijn toegestaan', bou|lakken ten behoeve van agrarische of agrarisch aanve|ante bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding ''bij elkaar behorende bou|lakken'', worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen. 1-8. bouwwerk elke construdie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van de bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.9. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.10. uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw kundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.11. woning een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. hoofdgebouw, en dat in bouwAdviesbureau RBOI Rotterdam /Middelburg 131504. 14008.00
0
0
0
0
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 5 Artikel 3 3.1. Bestemmingsomschrijving De gronden op de plankaart aangewezen voor Wonen (W) zijn bestemd voor: a. het wonen; ' b. bij deze bestemming behorende voocieningen, zoals erven, nutsvoocieningen, parkeervoocieningen, tuinen en water. Wonen (W) 3.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. het grondoppewlak van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 480 mz bedragen; b. overigens geldt het volgende: max. oothoo te max. bouwhoo te min. dakhellin woning 3,5 m 10 m 300 en niet meer dan 35 m2 Iat dak bi' ebouwen en overka in en 3 m 8 m erf- of terreinafscheidingen - voor de voorgevelrooilijn 1 m 2) - overige plaatsen 2 m overige bou|erken, geen ge- 6 m bouwen zi'nde 1) Met dien verstande dat de goothoogte maximaal 5,5 m mag bedragen voor een plat dak. 2) Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m kln de weg of openbaar groen. Adviesbureau RBOI Rotterdam /Middelburg 131 504. 14008.00
0
0
Bestemmingsregels 6 Adviesbureau RBOI Rotterdam /Middelburg 131504.14008.00
0
0
0
0
Algemene regels 8 Adviesbureau RBOI Rotterdam /Middelburg 131504.14008.00
0
0
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 9 Artikel 7 7.1. Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken Iuidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bou|ergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1 . gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan', b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder Iid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste Iid met maximaal 10%', c. het onder Iid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Overgangsrecht 7.2. Overgangsrecht gebruik Voor gebruik Iuidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voodgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdpge gebruik, bedoeld in dit Iid onder a, te veranderen of te Iaten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld in dit Iid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode Ianger dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit Iid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan. 7.3. Hardheidsclausule Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik Ieidt tot een onbillijkheid van ove|egende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing Iaten. Artikel 8 Slotregel Deze regels worden aangehaald onder de naam ''Regels van het bestemmingsplan Oosterweg 4''. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg 131504.14008.00
0
0
0
0
N x. |. | ze .x ''.I z' Ax x ë' z' N. x ; x z x g z N .. .h. 21 . / x 'Y w ço f N Z x. tu ja xz Z Z t; w. al N. z / 'N' .< M' x 11 / ë x 'w z z z ê N 'h. x. n y ' z N .h. z / N x z z z x. . z z ze w ''< ... z' x. Z xzZN x '< z w. N. xN .w x. z '< ... N N / 'K N ' N Cm kn M N Z 4| Z M M Z ' NNœ / N N ê ja ; . z N N al 'w / ZyN.Nzz z L) N z x z ..p N x z 21 z x z' Nu - op . . 'x u y to z Nu Z N / '< Z / J& N z * Qh z&xz z , eg c s z . & z- x z . G ô aj''û ''- > g s / -- x z z) te x z œ g x ' Oqy .x z .u-.| g œx z p' 7 g ZxBg z w z ; m ;: g / z . .A. z / z / / t| z / -* z r.'.z ç.h , z zzzz zzy;z z z ' 'x wa g z rcj z z . x v z -4 z z x- / lu z . . .w x g g z , N xv (7x z z N 'J 4| V ?N z' z ' :*1 - - C* / / '''N z ' -' -< N. ë ' ''''h z . al Nu x g z z ez N 'x / '%. w / z' z . N. x / z z Z x ! 4z Z ' N ''* zzN z z ' . . 'zw z z Z . - ' / ''h / z ' ' bt| Oà z 'N' N. g z r.o a x ze z . / .. z z ; çb / .w Z 4k / x. N1 Z z ''x. .e Az z * z / rzl .% z' %4 z N3 x. ê *. hx z z 0) Z Nx œ, 'h' / x. yx Zzzxêx Z ,.ê N z zzZN z N. / uz /' /' 'x ; Zzz V z z' xh / .' z z N zzzN ze z z xw z z 'x z z x. En z z x. 11 'hh z z Nx zo 'M C / z z' 'N' $:1 v Nh / z 'N d' % Nu / ça t| z x x. ço . z' z '< . 'x / e ' z z' ''* 'k x. N. / N Z / 9 z al x. g xx v g z ..2 'x x x. z z N xv / x. / /' z z N Nu z Nx / QD z z ûo z z Nh Nh N' z * 2 x. x x. / N .u. z z x. 'x x L N. al / z' 'N. '%' N Z 'N xv x. hx al h. Z z y x x. x z z / y. z x. xh x. nu ; / z' z' x x xv z .. x. z z z z x. x. x. ; x xv g g g z. 'x 'x x N. 'N. Z Nh N / Z V z x x x. z v. .,. x z z z z' x. x xv z u r..s x. g v z hw h. < x. ze N 'h Crâ ê / B z N '% z h' $73 / / x. xu z' m z x. x. z' Z %2 z 4 x. p? z N -4 z z z N. r.ri z rm 'x x N # / . / xx : ço '.4 z' .' x. # 'x *. <. 'x z z Nh Q 'x. x. te '% z ze CD N* Z ö N. hh z z *- N' D er Z / *% Z x. ..4 xh v g x z x. / z hs x N z z' N / J x. z N Nh . / z x. x. x. x z z 'x x. z x. N /' 'x. x. x z x. x. = z z Z 'x . z x xw o'hsx z / xv x. x x l:.a g 'x y xw x z # z g x. x x. x z z '..4 / N N Y *. / xv z.x x. z z /' m p z x z 'x xs z z p z' N z Nx r..z ..A z x z g z / x. z x z gz z N. ê Z z' t z Nh / Z ze .. Nzû z z x . j, z z Nx N Q to / z z xv w al .x. g z z g > /' N N. to m z x. x. hs z z x x z z raî x . x xx gj z ze zo .x 'x tx x. x. z . u = r K œ-- = o t| a c o 0. # œ al <. .. ze œ B II|D** e x .t a . . . = c: o 2 x.| a R. ï lbbïj hïbààzèï w s s zo - œ .. ,frtkrju.. té 8 B ... 8 d -' 'ï. .àô..t?%.î te q -4 @z , c tè'ï . g, | = 4 )) Q 8 w: * X . ï ' - ' . X' ' i = , . . .t / 8 .' ç' ït| 8 zo - A$ . k ;:t: .-w . . .. itk %.. *g E - = Cr * K moO*oO oœc=o B-œ=oo F . en < te z F * O '- = -fD œ œ CD (/1 = m- =h O C * c - 1|1 = = n 1- = * fp = m fD :7 m - fp m X '+ o. |m = .x œ .0 en (:7 op zo 8 | N> * Y '- fp m B x o s I 1 * un x .=o=B=mB of è * ço o œ < -:7 ' : x -' ' . g' a h> ja en fp . * o o o c D fD ë o o œ (p |:7 1. zo œ B -
0