! ! "
#
#
'
$
( $
! !% !
($ ) * # ($
&
' #
) *
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ , !!
" "
#
!
!! !
$
* % % % % % % % % % % %
& & & & & & & & & & &
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ . ' ) * , ) * / -! / -! ' !! -! 2! 3
( +
. $ 0 1 1 1(
2
* /
0
2
4
)
1 $(
"1
&
4 3 !
% 5
"! )4 2
$ )6
7" 8 7 + 6 11$ +99 :0 $0 $ 7; ; ;
% "
/
( 4
) ( 0'
:
!
## -
!
"
&
<;
;
! 2
" "! !
!! %"
-!
-
, !; -
" ; %
&
" -!
-
% <
-
%
%% "
" 2 4 ; ; ; "
" &
&
-
!
!
!
"
-
4 ; ; ; ;
"
"
! &= ;
-
#2 > $
/ )' 2 4 + ? 0 9(
)
##
'
)&
"! *
,
@ 5
" 7A
<9$
6 )
' . 5 * -& * ! %% " ; ; ; "
-
)& @ " 5 7A
"!
6; ; ; 6; ; ; 6; ; ;
!
!
!; < #
) * ! ; ; ; "
- -
%',
%% "
<9$ !;
""
!!-
3
*
6
B
4 # C !! @
, -
<
"
-
3
;
!- ) -
"
+
6, D 2
E %%
"
-
!;
-
<
;
;
6 3 ' 9+0 9 +(+1 9 # " " ,!; A " ; ; ; " )
/
62 ! ; " ! # 1 <6
-!
-
" - < "
C/ ) 6 - 7 -
"
-!
<9$ A 1<$
"
4
. E
<#
-
, !;
4 ) * ! ; ; ; "
%% "
6 )& @ " 5 7A
"!
64
E
,! ; ; ; "
6 )& @ " 5 7A
"!
/ -! * ! %% " ; ; ; "
6 )- "
- ;
!
% <
4
3 --
.
-
A
<9$
"
/
5
<9$ -!
!
6
; -! > <3 ! <4 ! 3 ' 9+0 9 $$+119$1 A1$<6
6
; 2 !; > 2 !; 3 ' 9+0 9 0$ A 9<9$
4
-! <> $
E
& ?
4 # 1
4
!-
-
<
< 6'
%%
4
'
!! -!
6 )& @ " 5 7A
"!
' !! -! * ! %% " ; ; ; "
<9$
64 ; C ! A $(
/
-7
5 = %) = = C % < < 3 ' 7 61+ 61(0 0 (6F
% -7 ; ; ; ;
D
2!
3
"!
6 )& @ "
"!
) 6 6 63! G 6C
0# #
& " ; <
* H
6 )& @ "
! < -! ;
% -
' !
:
D * ! ; ; ; "
%% "
2! * ! ; ; ; "
%% "
"
-
:
;
;
-
7
!
= 5
# <
"
2
!
!
-! % &
!
-!
> 2
" !
; &
%
" %
=
)
!
-
!
& !
"
!
I
5
* *
)
4
&
2 " -!
%
% 4 ;
'
-
" &
" !
%
'
"
!
' !
-
-
-
4 <
J!
-
! "
!
;
; -! % <
-
#
;
< -
<
"
2 <
!
;
" B
%
"
2 -
%
$ ;
!!
!;
%
-
K
;
;
%
" ;
- <;
-
" -
-
LL
"
-
%
"
-
!
2 " "
!; - ! ; ! ; -
& " " <
!
< % "
"
!
& "
/
; '
;
6
Voorbeeldexamen Nederlands Tijdsduur: 3 uur Beste kandidaat, Hieronder staat een Nederlandse tekst, waarover je vragen moet beantwoorden en een opdracht moet maken. De antwoorden moeten worden gegeven in goed Nederlands en in volledige zinnen. Het Parthenon blijft in Londen Wie heeft er recht op de geroofde kunstschatten uit het verre verleden? Naar: Fik Meijer In: NRC Handelsblad, 24 oktober 2008
5
10
15
20
De Griekse filmster en minister van cultuur Melina Mercouri heeft er in de jaren tachtig alles aan gedaan om de beelden, metopen1 en friezen2 van de Parthenon-tempel op de Akropolis3 terug te brengen naar de plek waar ze ooit een lust voor het oog waren. In het begin van de negentiende eeuw had Thomas Bruce, de zevende graaf van Elgin, ze meegenomen naar Londen. Mercouri’s inspanningen hadden geen resultaat, want toen zij in 1994 stierf, was de teruggave nog geen stap dichterbij. En het ziet er ook niet naar uit dat deze sculpturen op korte termijn kunnen worden opgesteld in het nieuwe Akropolis Museum aan de voet van de gelijknamige heuvel. De voor de ‘Elgin Marbles’ bestemde zaal zal vermoedelijk nog heel lang leeg blijven, als stil protest van de Grieken tegen de weigering van het British Museum om de kunstwerken terug te geven. Als James Cuno, directeur van het Kunstinstituut in Chicago en een man met vele functies in de museumwereld, het voor het zeggen krijgt, keren de sculpturen nooit meer terug. Daar ben ik zeker van na lezing van zijn boek Who owns Antiquity?, waarin hij de nationalistische opstelling hekelt van landen als Griekenland, China, Irak, Egypte en Turkije, die pleiten voor de terugkeer van naar het Westen verscheepte objecten van hun cultureel erfgoed. Cuno is niet gevoelig voor de argumenten van nationale overheden dat kunst slechts in uitzonderlijke gevallen, en met uitdrukkelijke toestemming, uit het land van herkomst weg mag om elders tentoongesteld te worden. Kort geformuleerd komt zijn stelling erop neer dat materiële overblijfselen van oude culturen niet het eigendom zijn van de landen waar ze zijn gevonden, maar van alle mensen, waar ook ter wereld. Nationale aanspraken op cultureel erfgoed uit het verleden, louter en alleen omdat de vindplaatsen binnen de landsgrenzen liggen, wijst hij categorisch af. Who owns Antiquity? is een lange oratio pro domo4 van een museumdirecteur die er moeite mee heeft dat de grote musea in de westerse wereld in toenemende mate door 1
Marmeren onderdelen van een oud-Griekse tempel. Marmeren onderdelen van een oud-Griekse tempel. 3 Verhoogde heuvel in het midden van Athene (Griekenland), met daarop het hart van de oude stad – tempels, vergaderruimtes, etc. 4 Betoog voor medestanders. 2
7
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
autoriteiten uit verscheidene landen onder druk worden gezet om de ‘geroofde kunst’ terug te geven. De teleurstelling over het gebrek aan waardering voor het beleid van die musea, dat erop gericht is om de kunst toegankelijk te houden voor een groot publiek, klinkt herhaaldelijk door. Cuno benadrukt dat juist de verspreiding van materiële overblijfselen van oude culturen over de hele wereld de kennis ervan heeft vergroot. Voor hem is het een vaststaand gegeven dat de cultuur van de Grieken lang niet zoveel bewondering had geoogst als de Elgin Marbles in het British Museum of de Nike van Samothrace in het Louvre niet bij miljoenen mensen de liefde voor die beschaving hadden gewekt. De kennisoverdracht komt in gevaar, als westerse landen toegeven aan de verzoeken om teruggave van kunststukken aan de landen waar ze ooit zijn gevonden en zij verstoken blijven van nieuwe aanwinsten. De standpunten in de discussie die Cuno nu nieuw leven inblaast, liggen even ver uit elkaar als de reacties in de negentiende eeuw op de komst van de Elgin Marbles naar Londen. Byron sprak schande van de ‘kunstroof’ en had het over de onttakeling van de Akropolis door Britse handen. Keats en Goethe waren juist verheugd dat de sculpturen van de ondergang waren gered en repten van een renaissance van de Griekse kunst. Cuno brengt het debat weer tot leven, met dit verschil dat de opvattingen van de ideologisch bevlogen schrijvers en dichters er voor hem minder toe doen dan de visies van de direct betrokkenen: de vertegenwoordigers van de museumwereld en de leiders van de moderne staten met hun nationalistische claims op het cultureel erfgoed. In vijf hoofdstukken gaat hij in op de complexe politieke hangijzers, op de moeilijk tot stand gekomen reglementen van Unesco en vooral op de nationale identiteiten van de moderne staten, die op gespannen voet staan met het verwachtingspatroon van een almaar groter wordende wereld om deel te hebben aan kunst die toebehoort aan de mensheid als geheel. Cuno is zich ervan bewust dat zijn uitgesproken standpunten ergernis zullen oproepen, maar dat is voor hem geen reden zijn tegenstanders met omtrekkende bewegingen te benaderen. Hij valt hen geregeld op een weinig verheffende manier aan. Hij ziet hen bijna als bad guys die de musea dwarszitten in hun mooie werk. De argumenten die hij in de strijd werpt om de museumaanspraken op kunst uit andere landen te verdedigen, gaan gepaard met een onevenwichtige, soms bijna tendentieuze weergave van het gedachtegoed van zijn tegenstanders. Terwijl hij weinig of geen begrip toont voor de exclusieve aanspraken van de regeringen van de landen waarin de oude beschavingen opbloeiden, stelt hij nergens de rechtmatigheid van de aanwezigheid van de Elgin Marbles in het British Museum of het borstbeeld van Nefertite in Berlijn ter discussie. Hij vraagt zich niet af waarop de aanspraken van de westerse musea op de binnen hun muren opgestelde kunst zijn gebaseerd, maar gaat er gewoon van uit dat de grote kunstwerken daar nu eenmaal zijn en een duidelijke functie hebben, omdat ze in een opstelling met andere objecten in een encyclopedisch museum een weergave van de menselijke beschaving bieden. Als de overheden van Griekenland, Turkije, Egypte en Irak hun zin krijgen en befaamde beeldhouwwerken moeten worden teruggegeven, worden de musea minder aantrekkelijk en worden ze voor het verwerven van nieuwe kunst in de armen gedreven van rovers en verzamelaars. De autoriteiten die aandringen op teruggave van de kunstschatten verwijt hij een nationalistische houding en een zucht naar goedkoop succes. Hij beticht hen zelfs van een gebrek aan interesse in de kunst uit het verre verleden, het is hen alleen maar te doen om hun land in de vaart der volkeren op te stuwen en het toerisme te stimuleren.
8
75
80
85
90
95
Hij onderbouwt zijn zienswijze met niet altijd even sterke argumenten, als hij verkondigt dat de huidige Irakezen geen enkele verwantschap hebben met de oude Soemeriërs en Babyloniërs in Mesopotamië en de moderne Egyptenaren niets gemeen hebben met de farao’s van het oude Egypte. Zij spreken een andere taal, belijden een ander geloof, hebben een andere staatsinrichting, dragen andere kleren en eten ander voedsel. Er bestaat dus geen continuïteit tussen heden en verleden en de autoriteiten hebben dan ook geen reden om zich de rechtmatige eigenaars van de kunst uit het verleden te noemen. Hij vergeet gemakshalve dat de Britten die de Elgin Marbles vasthouden nog minder gemeen hebben met de Grieken van de vijfde eeuw voor Christus. Maar in hun geval maakt dat volgens Cuno niet uit, omdat zij de kunst niet claimen, maar bereid zijn die met iedereen in de wereld te delen. Cuno stelt onomwonden dat een beleid om kunstvoorwerpen te allen tijde in eigen land te houden kan leiden tot onherstelbare schade. Als voorbeeld kiest hij Kabul. Doordat de kunst niet tijdig werd overgebracht naar een van de westerse musea, werd de Taliban de kans geboden veel objecten in het museum van Kabul te vernietigen. Hij legt als het ware een directe relatie tussen het beleid van de overheid en de vernielzucht van de Taliban en doet het voorkomen of hun iconoclasme5 in de hand gewerkt werd door een nalatige overheid. Of Cuno met Who owns Antiquity? directies van grote musea en overheden van staten met veel kunstschatten in de bodem nader tot elkaar zal brengen, waag ik te betwijfelen. Zijn kritiek is daarvoor te eenzijdig gericht op landen met een protectionistisch beleid, en te weinig op de rechtmatigheid van de aanspraken van de grote musea. Compromissen om de kloof te dichten, zoals de hulp van archeologen bij opgravingen in ruil voor een percentage van de gevonden objecten, worden wel aangedragen, maar verliezen aan kracht in de stortvloed van verwijten aan het adres van de landen waar de opgravingen plaatsvinden. Ik denk dat de lege zaal in het Akropolis Museum nog wel een tijdje het zichtbare bewijs zal zijn van de grote verdeeldheid onder de betrokkenen.
5
Iconoclasme staat in dit tekstverband voor ‘het vernielen van kunst’.
9
DE VRAGEN Aanwijzing: lees eerst alle vragen een keer achter elkaar door. Dit voorkomt dat antwoorden terechtkomen bij vragen waar ze niet thuishoren. De antwoorden moeten gebaseerd zijn op wat in de tekst staat; het gaat hier dus niet om jouw eigen mening. 1. De schrijver van het artikel, Fik Meijer, stelt: ‘De voor de Elgin Marbles bestemde zaal zal vermoedelijk nog heel lang leeg blijven….’ (r. 9-10) a. Wat bedoelt Meijer met de ‘Elgin Marbles’? b. Op welke wijze is Griekenland betrokken bij de Elgin Marbles? Geef weer in eigen woorden. 2. Meijer beschrijft waar James Cuno’s Who owns Antiquity? over gaat. (r. 12-14) a. In welk land en in welk museum vindt Cuno dat de Elgin Marbles moeten staan? b. Geef de kerngedachte van Who owns Antiquity? weer. 3. De grote musea in de westerse wereld worden onder druk gezet om ‘geroofde kunst’ terug te geven, beschrijft Meijer. (r. 24-26) a. Wat vindt Cuno hiervan? b. Noem twee argumenten waarmee Cuno zijn mening onderbouwt. 4. Cuno blaast nieuw leven in een discussie die al in de 19e eeuw oplaaide (r. 37) a. Welke discussie blaast Cuno nieuw leven in? b. Welke meningen bestonden hierover in de negentiende eeuw? c. Cuno besteedt in de huidige discussie vooral aandacht aan de meningen van de direct betrokkenen. Welke partijen zijn dat? 5. Meijer stelt: ‘Hij ziet hen bijna als bad guys die de musea dwarszitten in hun mooie werk.’ (r. 53) Leg in je eigen woorden uit wie Meijer bedoelt met bad guys. 6. ‘Cuno is zich ervan bewust dat zijn uitgesproken standpunten ergernis zullen oproepen, maar dat is voor hem geen reden zijn tegenstanders met omtrekkende bewegingen te benaderen.’ (r. 50-52) a. Wat vindt Meijer van de manier waarop Cuno zijn tegenstanders aanvalt? b. Noem drie argumenten waarmee Meijer zijn standpunt onderbouwt. 7. Is Meijer van mening dat Cuno met Who owns Antiquity? de bij ‘kunstroof’ betrokken partijen dichter bij elkaar brengt? (r. 90) Licht je antwoord toe.
10
8. De functie van een artikel kan zijn om te informeren, commentaar te geven, te overtuigen of aan te zetten tot actie. a. Geef van twee alinea’s in de tekst aan dat ze voornamelijk bedoeld zijn om de lezer te informeren. Noem per alinea zowel de regelnummers als de eerste en laatste drie woorden. b. Geef van twee alinea’s in de tekst aan dat ze voornamelijk bedoeld zijn om de lezer te overtuigen. Noem per alinea zowel de regelnummers als de eerste en laatste drie woorden.
11
OPDRACHTEN Kies één van de volgende drie opdrachten. Maak deze in goed Nederlands en in volledige zinnen. Met deze opdracht wordt niet je mening getoetst, maar de wijze waarop je deze formuleert en met argumenten onderbouwt. Je kunt hierbij uiteraard gebruikmaken van je eigen ervaringen en kennis. Zorg er wel voor dat het stuk ten minste 500 woorden telt.
1. Schrijf een ingezonden brief aan NRC Handelsblad waarin je reageert op het artikel van Fik Meijer. Je kunt uiteraard voor of tegen zijn, als je het door jou gekozen standpunt maar beargumenteert op basis van valide argumenten. 2. Schrijf een tekst waarin je één van de volgende onderwerpen behandelt. - Landen die hun cultuurschatten terugvragen zijn uit op financieel gewin. - In hoeverre hebben de huidige bewoners van een land recht op de cultuurschatten van dat land uit het verleden? - Landen waarvoor een oorlogssituatie dreigt moeten hun cultuurschatten in het buitenland in veiligheid brengen - Welke oplossingen zie je om binnen de discussie over cultuurschatten landen/partijen nader tot elkaar te brengen? 3. De schrijver van het boek Who owns Antiquity?, James Cuno, is van mening dat materiële overblijfselen van oude culturen (cultuurschatten) niet het eigendom zijn van de landen waar ze zijn gevonden, maar van alle mensen, waar ook ter wereld. Ben je het hiermee eens? Schrijf een betoog waarin je jouw mening hierover uiteenzet. Het gebruik van argumenten uit de tekst is toegestaan, maar deze moeten dan wel in eigen woorden worden weergegeven. De definitie van ‘betogen’ is volgens de Dikke Van Dale: ‘Door redenering trachten aan te tonen, aannemelijk te maken of te bewijzen. Synoniem: argumenteren.’
12
Beoordeling onderdeel tekstverklaren Bij het examenonderdeel tekstverklaren gaat het voornamelijk om de inhoud. Dit onderdeel meet het vermogen van de kandidaat om een grotere hoeveelheid tekst in een afgebakende tijdspanne analytisch te verwerken (analytisch lezen) en de bijbehorende examen- of tentamenvragen te beantwoorden. Aspecten van analytisch lezen zijn het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, het volgen van de hoofdgedachte en/of de argumentatie en inzicht in de opbouw van de tekst. Bij het beantwoorden van examen- of tentamenvragen laat de kandidaat zien of hij in staat is de vraag te begrijpen en het juiste antwoord te geven. Hierbij is het minder van belang dat antwoorden in perfecte, grammaticale zinnen verwoord zijn. Zaken als stellen, formuleren en grammatica worden getoetst bij het tweede examenonderdeel, de schrijfopdracht. Voor antwoorden die door grammaticafouten en/of verkeerde woordkeuze onbegrijpelijk zijn, kan een corrector natuurlijk geen punten toekennen. Het Parthenon blijft in Londen Wie heeft er recht op de geroofde kunstschatten uit het verre verleden? Naar: Fik Meijer In: NRC Handelsblad, 24 oktober 2008 Antwoorden en puntenberekening van de tekstverklaring (totaal: 80 punten) Totaal 80 plus 10 punten. Totaal aantal punten delen door 9. Het cijfer wordt afgerond op 1 decimaal achter de komma. Uitgangspunten beoordeling: • Indien expliciet gevraagd wordt om ‘eigen woorden’ en de kandidaat geeft een antwoord letterlijk uit de tekst, dan behaalt de kandidaat nog maximaal 50% van het aantal toe te kennen punten. Per vraag staat aangegeven wat dit aantal punten is; • Wanneer de kandidaat een te groot deel van de tekst letterlijk citeert als antwoord op een vraag, met als gevolg dat de corrector naar het goede tekstdeel moet raden, dan behaalt de kandidaat nog maximaal 50% van het aantal toe te kennen punten.
13
1. Totaal: 10 punten De schrijver van het artikel, Fik Meijer, stelt: ‘De voor de Elgin Marbles bestemde zaal zal vermoedelijk nog heel lang leeg blijven.’ (r. 9-10) a. Wat bedoelt Meijer met de ‘Elgin Marbles’? Regel 3-8 Meijer doelt met de Elgin Marbles op de beelden, metopen en friezen (2) van de Parthenon-tempel op de Akropolis (Griekenland) (1) die in het begin van de negentiende eeuw door Thomas Bruce, zevende graaf van Elgin (1), zijn meegenomen naar Londen (1). b. Op welke wijze is Griekenland betrokken bij de Elgin Marbles? Geef weer in eigen woorden. Regel 1-11 Griekenland is het land van herkomst van de Elgin Marbles (1). De (voormalig) Griekse minister van cultuur, Melina Mercouri, heeft er in de jaren tachtig alles aan gedaan om de sculpturen vanuit Londen weer terug te halen naar Griekenland (2). Daarnaast heeft Griekenland een nieuw Akropolis Museum gebouwd met een aparte zaal voor de Elgin Marbles (2). N.B.: Als de kandidaat niet in eigen woorden antwoordt, dan maximaal 50% van het te behalen aantal punten toekennen. 2. Totaal: 10 punten Meijer beschrijft waar James Cuno’s Who owns Antiquity? over gaat. (r. 12-14) a. In welk land en in welk museum vindt Cuno dat de Elgin Marbles moeten staan? Regel 12-14 Als Cuno het voor het zeggen krijgt, keren de sculpturen nooit meer terug. Dus: de Elgin Marbles blijven in Engeland in het British Museum. (5) b. Geef de kerngedachte van Who owns Antiquity? weer. Regel 19-23 Kort geformuleerd komt Cuno’s stelling erop neer dat materiële overblijfselen van oude culturen niet het eigendom zijn van de landen waar ze zijn gevonden, maar van alle mensen, waar ook ter wereld (2.5). Nationale aanspraken op cultureel erfgoed uit het verleden, louter en alleen omdat de vindplaatsen binnen de landsgrenzen liggen, wijst hij categorisch af (2.5). Let op: niet goed is het antwoord: In vijf hoofdstukken gaat hij in op de complexe politieke hangijzers, op de moeilijk tot stand gekomen reglementen van Unesco en vooral op de nationale identiteiten van de moderne staten, die op gespannen voet staan met het verwachtingspatroon van een almaar groter wordende wereld om deel te hebben aan kunst die toebehoort aan de mensheid als geheel. (r. 46-49) Deze regels beschrijven de opzet van het boek van Cuno, niet de kerngedachte. 3. Totaal: 10 punten De grote musea in de westerse wereld worden onder druk gezet om ‘geroofde kunst’ terug te geven, beschrijft Meijer. (r. 24-26) a. Wat vindt Cuno hiervan?
14
Regel 25-29 Cuno heeft er moeite mee dat autoriteiten uit verscheidene landen de grote westerse musea onder druk zetten om ‘geroofde kunst’ terug te geven (2.5). Hij is teleurgesteld dat er te weinig waardering is voor het beleid van deze musea om de kunst toegankelijk te houden voor een groot publiek (2.5). b. Noem twee argumenten waarmee Cuno zijn mening onderbouwt. Regel 29-36 • Juist de verspreiding van materiële overblijfselen van oude culturen over de hele wereld heeft de kennis hiervan vergroot. De cultuur van de Grieken heeft zoveel bewondering geoogst door de tentoonstelling van oude cultuurstukken (Elgin Marbles, Nike van Samothrace) in grote westerse musea. (3) • Kennisoverdracht komt in gevaar wanneer westerse landen toegeven aan verzoeken om teruggave van ‘geroofde’ kunststukken.(2) 4. Totaal: 10 punten Cuno blaast nieuw leven in een discussie die al in de negentiende eeuw oplaaide. (r. 37) a. Welke discussie blaast Cuno nieuw leven in? Regel: subtitel Cuno blaast nieuw leven in de discussie over de vraag wie er recht heeft op de geroofde kunstschatten uit het verre verleden. (3) b. Welke meningen bestonden hierover in de negentiende eeuw? Regel 39-41 Meijer noemt in relatie tot de Elgin Marbles: • Byron: kunstroof is een schande, Akropolis wordt onttakeld door Britse handen; (2) • Keats en Goethe: sculpturen zijn door ‘kunstroof’ van de ondergang gered, er is sprake van een renaissance van de Griekse kunst. (2) c. Cuno besteedt in de huidige discussie vooral aandacht aan de meningen van de direct betrokkenen. Welke partijen zijn dat? Regel 44-45 Cuno noemt: • de vertegenwoordigers van de museumwereld; (2) • de leiders van de moderne staten met hun nationalistische claims op cultureel erfgoed. (2)
5. Totaal: 10 punten Meijer stelt: ‘Hij ziet hen bijna als bad guys die de musea dwarszitten in hun mooie werk.’ (r. 53) Leg in je eigen woorden uit wie Meijer bedoelt met bad guys. Regel 44-45/51 Meijer verwijst met bad guys naar de tegenstanders van de ideeën van Cuno (5). Deze tegenstanders zijn de leiders van moderne staten met nationalistische claims op cultureel erfgoed (5). 15
N.B.: Als de kandidaat niet in eigen woorden antwoordt, dan maximaal 50% van het te behalen aantal punten toekennen. 6. Totaal: 10 punten ‘Cuno is zich ervan bewust dat zijn uitgesproken standpunten ergernis zullen oproepen, maar dat is voor hem geen reden zijn tegenstanders met omtrekkende bewegingen te benaderen.’ (r. 50-52) a. Wat vindt Meijer van de manier waarop Cuno zijn tegenstanders aanvalt? Regel 52 Meijer noemt de wijze waarop Cuno zijn tegenstanders aanvalt ‘weinig verheffend’. Hij is dus negatief. (4) b. Noem drie argumenten waarmee Meijer zijn standpunt onderbouwt. Regel 53-82 Meijer onderbouwt zijn standpunt als volgt: • De argumenten die Cuno gebruikt om de museumaanspraken op kunst uit andere landen te verdedigen, gaan gepaard met een onevenwichtige, soms bijna tendentieuze weergave van het gedachtegoed van zijn tegenstanders; (2) • Cuno maakt de autoriteiten die aandringen op teruggave van kunstschatten verwijten. Hij beticht hen ook van een gebrek aan interesse in kunst uit het verleden en een eenzijdige belangstelling voor geld; (2) • Cuno onderbouwt zijn zienswijze met niet altijd even sterke argumenten als hij verkondigt dat de huidige bewoners van een ‘oud’ cultureel gebied geen enkele verwantschap hebben met de vroegere bewoners. (2) 7. Totaal: 10 punten Is Meijer van mening dat Cuno met Who owns Antiquity? de bij ‘kunstroof’ betrokken partijen dichter bij elkaar brengt? (r. 90) Licht je antwoord toe. Regel 90-97 Meijer betwijfelt of Cuno met zijn boek de directies van grote musea en overheden van staten met veel kunstschatten in de bodem nader tot elkaar zal brengen (4). Volgens Meijer is Cuno’s kritiek daarvoor te eenzijdig gericht op landen met een protectionistisch beleid, en te weinig op de rechtmatigheid van de aanspraken van de grote musea (3). Compromissen om de kloof te dichten, zoals de hulp van archeologen bij opgravingen in ruil voor een percentage van de gevonden objecten, worden wel aangedragen, maar verliezen aan kracht in de stortvloed van verwijten aan het adres van de landen waar de opgravingen plaatsvinden (3). 8. Totaal: 10 punten De functie van een artikel kan zijn om te informeren, commentaar te geven, te overtuigen of aan te zetten tot actie. a. Geef van twee alinea’s in de tekst aan dat ze voornamelijk bedoeld zijn om de lezer te informeren. Noem per alinea zowel de regelnummers als de eerste en laatste drie woorden.
16
-
Alinea 1 (r. 2-11: De Griekse filmster … terug te geven) Alinea 2 (r. 12-23: Als James Cuno, … hij categorisch af.) Alinea 3 (r. 24-36: Who owns Antiquity? … van nieuwe aanwinsten.) Alinea 4 (r. 37-49: De standpunten in … mensheid als geheel.) Alinea 8 (r. 83-89: Cuno stelt onomwonden … een nalatige overheid.) b. Geef van twee alinea’s in de tekst aan dat ze voornamelijk bedoeld zijn om de lezer te overtuigen. Noem per alinea zowel de regelnummers als de eerste en laatste drie woorden.
-
Alinea 5 (r. 50-67: Cuno is zich … rovers en verzamelaars.) Alinea 6 (r. 68-71: De autoriteiten die … toerisme te stimuleren.) Alinea 7 (r. 72-82: Hij onderbouwt zijn … wereld te delen.) Alinea 9 (r. 90-97: Of Cuno met … de opgravingen plaatsvinden.)
Aandachtspunten bij vraag 8: • Maximaal te behalen punten per genoemde alinea is (2,5) per goed en volledig antwoord. • Lees de vraag goed door en vermeld zowel de regelnummers als de eerste en laatste drie woorden van iedere alinea. Laat u dit na, dan trekt de corrector punten af.
Ook voor de schrijfopdracht ontvang je een cijfer. De schrijfopdracht wordt beoordeeld op zes aspecten. Achter elk aspect staat de wegingsfactor vermeld. 1. Inhoud: o.a. is er een uitgewerkte hoofdgedachte, is de argumentatie valide, sluit de inhoud aan bij een van de opstelopdrachten. (Wegingsfactor: 3) 2. Opbouw: o.a. is de tekst logisch gestructureerd, is de hoofdlijn te volgen. (Wegingsfactor: 3) 3. Alinea’s: o.a. is er gebruikgemaakt van kleinere informatie-eenheden binnen de tekst en zijn die duidelijk aangegeven. (Wegingsfactor: 1) 4. Grammatica/zinsbouw: o.a. is er sprake van een lopende tekst, bestaande uit volledige zinnen met een voldoende tot goede grammatica. (Wegingsfactor: 2) 5. Formulering: o.a. is de tekst begrijpelijk en is er sprake van adequaat geformuleerde zinnen. (Wegingsfactor: 2) 6. Spelling o.a. werkwoordspelling. (Wegingsfactor: 1) Ten slotte is ook het aantal woorden van de schrijfopdracht van belang. We verwachten dat je in staat bent je tijd zodanig te plannen en deze planning zodanig uit te voeren dat je binnen de beschikbare examentijd een tekst van 500 woorden kunt
17
schrijven. voeren dat je binnen de beschikbare examentijd een tekst van 500 woorden kunt schrijven. Bij minder dan 250 woorden wordt de tekst niet verder nagekeken en een 2 toegekend. Bij een tekst van minder dan 450 woorden worden er punten van de totale beoordeling afgetrokken: • • •
bij 250 tot 300 woorden 2 punten eraf; bij 300 tot 400 woorden 1,5 punt eraf; bij 400 tot 450 woorden 1 punt eraf.
Schrijf een ingezonden brief aan NRC Handelsblad waarin je reageert op het artikel van Fik Meijer. Je kunt uiteraard voor of tegen zijn, als je het door jou gekozen standpunt maar beargumenteert op basis van valide argumenten. Geachte heer Meijer, Op 24 oktober 2008 is in NRC Handelsblad een artikel verschenen, getiteld ‘Het Parthenon blijft in Londen’. In dat artikel recenseert u het onlangs verschenen boek van James Cuno, ‘Who owns Antiquity’, en gaat u in op de vraag wie nu eigenlijk eigenaar is van de cultuurschatten van een land. Met deze brief wil ik graag reageren op de kwestie van de Elgin Marbles. Ik ben namelijk van mening dat Cuno ongelijk heeft: de Elgin Marbles moeten niet in Londen blijven, maar worden teruggegeven aan Griekenland. Ik zal dat aantonen door te wijzen op het belang van een tastbaar verleden voor een volk, op het belang van een complete Akropolis en op de voorwaarden die aan terugkeer verbonden moeten zijn. In de eerste plaats ben ik het oneens met Cuno dat de huidige bewoners van een land geen enkele verwantschap hebben met de vroegere bewoners, de ‘makers’ van de betwiste cultuurschatten. Cuno’s claim dat er geen continuïteit bestaat tussen heden en verleden is onjuist: ook al eten mensen nu ander voedsel en belijden zij nu een ander geloof, toch blijft er een duidelijke band bestaan met de vroegere bevolking. Landsgrenzen zijn dan misschien wel variabel, maar het karakter en de ontwikkeling van een volk wordt in sterke mate bepaald door de geschiedenis van dat volk. Juist cultuurschatten zijn een belangrijke, tastbare band met dat verleden: deze schatten moeten dus blijven in of terugkeren naar het land van herkomst. Een tweede argument is wat Byron noemt ‘de onttakeling van de Akropolis’. De heuvel vormt het hart van de stad Athene en is daarmee van bijzonder grote emotionele waarde voor de huidige bewoners. Daarnaast is de Akropolis ook wereldwijd een symbool voor de kwaliteit en het belang van de oude Griekse beschaving. Het incompleet laten van die Akropolis raakt daarom niet alleen de huidige bewoners van Griekenland, maar indirect ook de hele wereldbevolking. Om te laten zien dat we belang hechten aan kennis over de Griekse oudheid is het van
18
belang dat juist op de Akropolis complete bouwwerken staan. Door de Elgin Marbles in Londen te laten, is het hart, de kern, van de oude Griekse beschaving incompleet en dus ernstig beschadigd. Aan het ‘teruggeven’ van ‘geroofde’ kunst aan het land van herkomst moeten mijns inziens wel duidelijke voorwaarden gesteld worden. Zo moet het betreffende land bijvoorbeeld in staat zijn om de cultuurschatten een goede plaats te geven – voor de Elgin Marbles is in het nieuwe Akropolis Museum een speciale zaal gereserveerd. Ook moet het land van herkomst voor een deel zelf meebetalen aan de kosten die zijn verbonden aan terugkeer van de schatten. Ten slotte moet het land ook de verplichting op zich nemen de herkregen cultuurschatten voor een groot publiek toegankelijk te houden. Kortom: de Elgin Marbles moeten terug naar de plaats van herkomst: de Akropolis. Niet alleen omdat het voor de huidige Griekse bevolking belangrijke, tastbare bewijzen zijn van een gedeelde geschiedenis, maar ook omdat een complete Akropolis van wezenlijk belang is voor kennis van de oud-Griekse beschaving. De Griekse overheid is in staat de omstreden cultuurschatten een goed thuis te bieden: nu is het aan Londen om de volgende stap te zetten. Met vriendelijke groet, C. de Haan (530 woorden)
19
*
)
'
& -
"
-
%
)
4
&
) "
!
% <"
; "! -
•
;
; - ! -
!
"
M -
< !
;
; "
-
4
%
&
)
!
-
;
"
)
)
&
• /
-
;
"
B
-
-
-
% $ N
&
5
;
O -
-
;
-
<
-
< -
"
-
&
$ N
!
20
MOCK ENGLISH EXAM Time: 2,5 hours Dear candidate Below you will find an article in English. You will be asked to answer the accompanying questions. The answers to the questions should be formulated in correct English and in your own words. Points will be deducted for citing sentences directly from the article. Feel free to answer the questions in any order you prefer. Just make sure you answer all of the questions and to number them correctly. We advice you to read through the whole text before you proceed to answering the questions. You are permitted to use an English explanatory dictionary for this exam. At the end of the exam you are to hand in all exam papers, including any drafts.
21
On a boat to nowhere By: Paddy Agnew In: The Irish Times, 26 August 2006
5
10
15
20
25
30
35
40
45
This week, tourists on the Mediterranean island of Lampedusa waiting for the ferry to take them back to Sicily found themselves in unfamiliar company. Waiting alongside them on the other side of a steel fence were hundreds of African ‘boat people’, watched over by local police. For the tourists, it was the end of a holiday and time to travel home to the Italian mainland via Sicily. For the boat people, it was just another stage in a difficult voyage that will have seen some of them leave their homes in north African and sub-Saharan African countries, travelling thousands of miles to the coast of Libya, and from there to not-so-faraway Italy. Given that a rough sea delayed the ferry’s arrival in port, the tourists and the migrants had plenty of time to observe one another, with the former idling away their time in their cars and the latter seated in neat rows on the harbour front pavement. Lampedusa is closer to Africa than to Italy. For many years tourists have been attracted to the little island by the stunning quality of its spectacular turquoise sea, full of starfish, scorpion fish, octopuses, sea cucumbers and sea sponges. These days, its proximity to Africa has attracted another type of regular visitor - the economic migrant. Since January, more than 11,000 boat people - Algerians, Egyptians, Eritreans, Ethiopians, Libyans, Moroccans, Senegalese, Somalis, Sudanese, Tunisians and others - have landed on the island. That figure represents just over double the island’s 5,300 population. For every boat person who struggles onto the island, perhaps another 10 or more fail to make it, eaten up by either the desert or the sea. Last weekend, for example, an estimated 70 people drowned on successive days as their boats sank close to Lampedusa. For the tourists, perhaps the biggest problem on the road ahead concerned dealing with that all-too-familiar post-holiday, back-to-work trauma. For the migrants, it was time to travel to the Centre of Temporary Permanence, the holding camp. In principle, the idea of this holding camp is that it gives the state authorities time and space to identify the boat people, establish their birthplace and sort out the economic migrants from the political refugees. If a boat person cannot prove that he or she is entitled to political asylum or has a ‘permesso di soggiorno’ (permit to stay), then he is adjudged to be ‘clandestine’ and is served with an expulsion order. In practice, many of the migrants have little or no documentation (in some cases, deliberately so), which makes identification difficult. On top of that, the process is further slowed by linguistic problems, given the shortage of interpreters and the variety of different migrant languages. Needless to say, almost no one has a ‘permesso di soggiorno’. Giuliano Amato, Italy’s minister for the interior, acknowledged to parliament in June that this whole identification process can take 15-40 days. In the meantime, some of the migrants will have slipped out of the holding camps. Many more move on, even after the expulsion order is served, since the law gives them three days in which to leave. In short, the migrants often very quickly move from the holding camp and ‘disappear’. Reacting to last weekend’s latest wave of boat people, Amato announced the settingup of two special units intended to co-ordinate the fight against illegal immigration. Furthermore, he said, the law should be revised. Amato said that the ‘slave traders’ 22
50
55
60
who organised this activity should be apprehended. The units, one based in Sicily and the other in Rome, are both modelled on existing anti-Mafia and anti-terrorist units. Given the dimensions of illegal immigration from the developing world, such measures, unless co-ordinated at European Union level, are unlikely to resolve much. In the meantime, what will become of Lampedusa? Already the income generated by the 20,000 tourists who annually visit the island is being challenged by the income generated by the permanent presence of the 400-strong security force required to deal with the migrants. Unlike the tourists, who mostly come in July and August, the security forces stay all year round. Then, too, there are those local traders making the most of the situation, such as baker Gianfranco, who regularly turns out 7,000-8,000 loaves of bread for the hundreds of overnight migrant ‘guests’. The migrants might bring business for some, but they represent a problem for the tourist trade. Salvatore, who runs a car hire company, says his business is down 50 per cent on last year. Antonio, chef at the Ucalaciune restaurant, shares those worries, telling the daily newspaper La Stampa this week that he was worried about the longterm impact on the island’s fishing trade. ‘Who will want to buy our famous blue fish when the message finally gets out that these waters are full of dead bodies?’
23
Questions 1. The island of Lampedusa attracts both tourists and immigrants. (a) What attracts tourists to the island? (1 pnt) (b) Why is the island popular with immigrants? (1 pnt) 2. How does the number of migrants who have arrived in recent times measure in proportion to the number of island residents? (2 pnt) 3. How many people succeed in reaching the island and why do many fail? (1 pnt) 4. A ‘Centre for Temporary Permanence’ has been set up on Lampedusa. (a) What is the purpose of the centre? (1 pnt) (b) Why is it difficult to achieve this? Give at least two reasons. (2 pnt) 5. An Italian minister announced a measure to tackle illegal immigration. (a) What does the measure entail? (1 pnt) (b) What is the author’s view on the effectiveness of this measure? (2 pnt) 6. In what ways do the island residents benefit from the influx of immigrants? (1 pnt) 7. What is the chef of restaurant Ucalaciune’s view on the influx of immigrants? (1 pnt) 8. Briefly explain why “On a boat to nowhere’ is an appropriate title. (2 pnt)
24
Answers After each question the amout of points that can be scored is mentioned. For each question two points can be scored, except for question eight, which is worth 1 point. The maximum possible score in the exam is 15 points. 1. The island of Lampedusa attracts both tourists and immigrants. (a) What attracts tourists to the island? (1 pnt) Its nature/environment (the beautiful sea, sea life) (b) Why is the island popular with immigrants? (1 pnt) Because for Africans on their way to Europe (Italy) it is on the route to Europe and geographically it is located closer to African than to Europe. 2. How does the number of migrants who have arrived in recent times measure in proportion to the number of island residents? (2pnt)\ Since January, over 11,000 migrants arrived on the island. That is twice the number of island residents. 3. How many people succeed in reaching the island and why do many fail? (1 pnt) Only one in eleven people succeeds in reaching the island. The others die in the desert or at sea before they get there. 4. A ‘Centre for Temporary Permanence’ has been set up on Lampedusa. (a) What is the purpose of the centre? (1 pnt) The purpose of the centre is to give authorities more time to establish the migrants’ identities and determine where they are from. They also need to distinguish between economic migrants and political refugees. (b) Why is it difficult to achieve this purpose? Give at least two reasons. (2 pnt) 1. The migrants hardly ever have any documentation with them which makes it difficult to identify them; 2. Language problems due to a lack of interpreters; 3. Some migrants escape from the centre before they can be processed/deported. 5. An Italian minister announced a measure to tackle illegal immigration.
25
(a) What does this measure entail? (1pnt) Creating two special co-ordinating units to fight against illegal immigration. (b) What is the author’s view on the effectiveness of this measure? (2 pnt) He thinks that the measure will only be effective if it is co-ordinated from the European Union level, because of the scale of the problem. 6. In what way do the island residents benefit from the influx of immigrants? (1 pnt) The permanent presence of a 400-person security force as well as of the refugees has led to job creation (for example, the bakery supplies bread). 7. What is the chef of restaurant Ucalaciune’s view on the influx of immigrants? (1 pnt) He is worried about the influence they will have on the fishing trade in the long term. He wonders if people will still want to buy fish that was caught in the same waters where people have died. 8. Briefly explain why “On a boat to nowhere’ is an appropriate title. (2 pnt) The article is about boat refugees with an unknown destination; many perish along the way; there is no way of telling what their future will be.
26
*
)
'
"
-
3
0'
$
!!
6
B
4 # 3 ! )
<
3
!! <
@
) ; !! %
"
+<
;
!- )
7 A 1<9$
& <$ ! !
C
-
"
!-+
; ; ;
&
% 4
"!
-!
!
&
&
) 4 &
"
/ " C
-
"
!
;
;
%
" ;
;
"
-
!; "
&
-!
<
!
4 -
%
P ;
/ /
%
"
; % !
E " / 4
2
%;
P -
P
"" %
"
% "
;
P
-!
P %
/ ; " # ; 2 %%
"
;
; !
P %
P
% "
;
-
%
/ C
-
;
;
-
%
%%
!
P
-
27
1
'
/ " /
" -
$
-
"
-
-
0 %%-
;
!
""
%
%-
P
-
-
P !!
"
-
-
"" ;
;
-
; -
-
"! P
-
-
- "
$
;
- " - " P -
" / /
!
K
+ / E " C '
;
;
P
Q P
P ! ;
!
-
! !; -
/ * " '
-
9 2 "
-; -
;
"
-
"
' ; "
'
- ; " "
"
" ;
; !
! < " P
" 6; P P "
; "
% ;
%
-
" " !
; -
!
P 6)@6
; <
;
;
'
; !
/
Q
;
0
" / / E
'
P - "
E /
P
P
( ) /
"
P
""
'
/ " / # / /
;
%!
!
;
' -
;
-
-
P P
" P
28
/
0
)
)
0 R; " % 4 ! R; " R % 3< R% " %< R ; < % ; % ; " -
0'
$
/
/
0 R"
R -
7 7
% R
;
) !
% " - -
; !" 6 6
-
-
% !;
<
- < -
<;
;
;
R
7 " !!
R
-
-
7"
!
$
+
7 R
"
" R R R R /
7 7 7-
,
/
6
!
0
%
-
R
)! %
-
R
"
%
%
!
R
R
%!
R R
6
%!
!
"
"
5
R
%-
"
;
-
R
5
3
R
-
. ;
-
!; % RR
! R % -
6
%!
4 R "
R %-
7 "
0
;
<
R %
"
/
%
R
%! 0
-<
R% ! R ! " ;
"
"R
" -
;
7"
R
<
<
R "
7"
! "
7
0 R " R : R R 0' 55
/
<
-; - "
! -
" -
<
; ;
-
;
"
"
29
/
0
8 ;
"
;
<
! !! -
-
% " -
7R <" ; - R
R;
; --
% "
R
-
%
"
R
7 ;
-
C
R
R
-
R /
0 R@
9 # R# !
* " R5
-
/
:
0 "
"
,
* E
R
; !-
; &
-
-
0
,
" <
-
< !
-<
; <
S
! !
"
#
%
-
< /
R)!
S R
R; R; U/
%< -
-
-
R 7/ /
!
;
<
? / @C T ? /
R -
-
-
7
/ 6
'/
?
"
30
* 2
)
'
"
!
%
-
)
>
; ; ; 2 -
5
:
"
!
" "
<
!
5 " -!
B ;
" "
2
! !
; ! ;
%
& -
"
'
"! -
-
&
!
!
>
;
"! -
31
*
)
'
)
- < "
"
6 )& @ " 5 7A
C/ ) 6 -
"!
" . E
4 <#
!
& 4
-
"
.
3
4
--
-
7 ! A 1 <6
%% "
; C/ ) 6
2
%
-!
"
)
*/
/
0
) 0 " -
"
<
P / ;
;
;
;
2
&
-
" A$ <
!
A$
;
"!
"
;
! %
"
% ! "! -
&
' ! ; '
! ; <
, !;
4 ) * ! ; ; ; "
%
<9$
& )
4
0
##
62 " # -
-
P U
<
P 2
"
%
<
"
!
) "
2
* " <
-
-
%
-
!
% -
'
%; !-
<"
7
&
7
2
"
%
-
% LL
!-
" -
;
"
% 2
$
"
# ! ;
-
! ;
-
" %
! ;
!
"
-
-
% !-
%
! "
2
-
%
" -
"
%
" %
%
" &
< -
-
-
4
;
!-
" "
!
% -"
%
2
< !
!!
<$ ! !
4
"! -
%
-
32
*
)
'
)
-
;
##
6, 2 % K % " # % 5 7A *
3
%
!
!
*
7 + 611$+9$+
&
-
& 7* ;
) ; " ! "! -
!! -! - <
*
!
! & -
4
D
= *
; ; ;
"
<4
&
"!
7 + 611$0 1( % 6
" "
2
-
$
# ! " -
7
4
"
"
8
!
!
%
!
!!
<$ ! !
4
) 4
"
2
"
" 2
-
;
0 A1( ;
A
0
0
-
% C #
-
-
%
2 2 2 2 2 2
>
>
"
#
0 "! "! "!
LL
; ; ; ; ; ;
A 9 9$ 4 9 ; "
-
"
-
-
;
-
;
4 -
-
!
7
A
$
9 #
7
-
!; - !
;
#
7
A0 A 1+ 1 A19 A $ 666666666666 A +1
-
&
A 1( A ( A $9
33
#
"
-
%
( "
-
-
A00 ( A (0 A 10
!;
;
9
34
*
)
'
) E
,! ; ; ; "
"!
/ -! * ! %% " ; ; ; "
" 6 )& @ " 5 7A
5#
<9$
&
!!
<$ ! ! "! - O
% 2
;
U
<
##
64
4
-
-
"
!
!
4
4 -
!
;
-!
"
-
-
"! %
-
7
" 5 3
O -
"
:
!
% <
-
-
" !
!
--
!
U
6 %! % & % & % &
, * * *
!
' , +
"
" # $E ,! ' ( ' ' )* ' + - (- '.- ,.- / 0 ' ' ( ' ' ' )* ' ' +
O
;
; E . ,
" !"
% &
'
, (, ,., /
C D C
!
<
K %%
K
<
% -
% &
D D E
'
J! J! % ! 6 % & '
+ 3 " ;
-
/ (/ '
)* / /
35
;
"
%
7:: -"
"
!
:
!
<
"
) 4 &
" "
C
/
2
!
! 7
- "
-
% 1 " =
-
7
)
>
)
+
"
1
'1 +1 2+ +' '/4
+ $
( 1 31
+"
€ 20-< € 40 € 40 of meer
9
!
! %? 7 7 %? ,! ,! * #
-
4 -
(5a + 7)(2a − 5)
Minder dan € 20
2
& !
2x − y = 3 -
) "
-!
3x + 2 y = 8
7
-
* $
" ;
-
$
% !
$ ,!
%
1
!
7
67 140 67 114 67 84 84 114
T 2
"
-
"
-
!
%
!
$<
7
1 3 37 56 37 140 37 104
36
$
!
-
-
4
!
$
<(
!B " -
!
!
% <
1 %
P
( "
$ ++
37
*
)
'
)
-
<
5#
##
6 )& @ " 5 7A
"!
6 )- " ; -!
- ;
/
-! * ! ; ; ; "
%% "
<9$ -!
!
&
"
6
4
; 2 !; > 2 !; 3 ' 9+0 9 0$ A 9<9$
4 62 %2
;
?
-! <> $
1
4
E
-!
-
0#
!
!
-
6'
;
2
;
&
-!
"
!
( 2
; %!
!
" <
" -
%!
2
<
! ;
; ; ; >
" %
<
<
; ! -!
>
<3 !
<
7
5# !!
: "
%
< ! !
-
!
% ! "
" ; 7# < " !- < " < < " ! < <
%
%
&
! ;
-
<
-
%%
"
!
*
!-
#
6
!
-
<
" "
2
4 # " ! -"
4 #
6 ; -! 4 ! 3 ' 9+0 9 $$+119$1 A1$<6
4 &
1
! V '
A
< < ;
/ + ! < & ! %
-; <;
-
< %!
%%
<
!
" !
<
-
!
1 <$ ! !
4
"! -
-
38
) 4 &
" -
"
2
!
" ;
-!
& !
4 -
1) Herleid tot één breuk: a 3b + = b c
3) Vereenvoudig zo ver mogelijk: a 2 + 2a − 63 = a 2 − 7a 4) Los op: b) 3x − 3 ≤ 8 x + 22 b) −1 12 x + 18 > 34 x 5) Teken (op schaal en nauwkeurig ) de grafiek van y = 3 sin 2x - 1 op het interval [0,2π] 6) Bepaal de afgeleide van de volgende functies: f ( x) = 4 x5 + 16 x 2 + 18 x − 19 5 − 6x f ( x) = 3 + 2x 7) Gegeven is de functie f ( x) = 2 x 3 − 6 x 2 − 18 x a. Bepaal de afgeleide van deze functie b.Bereken met behulp van de afgeleide de aard en grootte van de extremen c. Bereken de vergelijking van de raaklijn in x = 2 8) los op: 3 log(x-6) = 2 a) b) (x2 – 1)1/4 = 3
39
40
41
*
)
'
)
-
##
6 )& @ " 5 7A
"!
' !! -! * ! %% " ; ; ; "
<9$
64 ; C ! A $(
/
-7 %
5 = %) = = C % < < 3 ' 7 61+ 61(0 0 (6F
-7 ; ; ; ;
4 62 %2
=
:
!! -!
0# 2
## 5#
" "
;
-!
"
!
!
-
-
" &
;
!
"
7
1 !
2
"
;
!
<
<
<
%
; ; ; >
" %
## 5# !!
<$ ! !
: "
%
4
-
!
7
; <
! V '
A
<-
/ 9 ! < & ! %
<
-
< !
<
-
%%
<
!
" !
"! -
% ! ; "
<
! ;
< ! !
2
; <
; ! !! -!
(
-
2
&
;
!
;
4 &
;
#
6
*
:
)
<
-
!
-
42
*
) )
-
#
##
6 )& @ "
4 2
'
"!
&
2! * ! ; ; ; "
%% "
2!
%
-
;
<
!
-
"
;
) 4 &
"
/
-
"
*@ 1
#*
!%
%W
•
4
•
T
•
2
)
•
U
3
•
-!
& !
4 -
*A ;
7 %
3
X X X
X X X X
1 X X X 3 ! Z
" ;
3
"
2
!
! -<
;
Y
-
X X X X !
"
<
;
W /
T
D
"
<
< -Z %
3 Z
! ! %
Z -
D
< $ X X
!% " Z" !
"
"
1
3 " 3 3 3 3
43
$ "
;
" ![ "
7
<
<
<1 < $
44
*
) )
-
B
##
6 )& @ "
4 2
'
"!
&
D * ! ; ; ; "
%% "
D
%
-
;
<
!
-
"
;
) 4 &
" -
"
)
" ) 6
2
"
!
;
L
7 < "<
J!
X
!
-!
& !
4 -
! P
"
!&
%
!
% !
P " 6
J!Q
5 !
1
Q
!P
" 5
Q
J!
L !
!
5 ! J!
X
"
$
\ !
Q
"
]
P )
Q
! ^
"
) 6 6
; " 7:: = 6! 7::; ; ; " !
;
7 "< "<
;
"! : %
& :"
: !
-
%
7
_
< 1"< $"
45
*
)
'
)
##
) 6 6 63! G 6C
)
-
"
)
'
2
!
2 2 2
! ! !
-
!
= 5
)
)
'
!;
7
-
-
-
" " " -
2 ! 3 ), < )3 ,<4 ` * 0 < # $# ) C 2
7
%
"
; "
"
; ; %
;
! C
DC
-!
%
"! E
*
DC
E
; * 0
-;
DC
+
!
;
-;
-!
!
"! ;
-
-;
"
-! 2
!
" -
" 2 3
!
!
" 7
"
<
<
% :
<
/ ; ; 2
;
-
! ! <
2
!
! #
"
"! < 2
%
;
;
7)
=
<
!
"! 7
:!
--
" 5
<: <
-
;
"
;
-!
-
"! <
"
% LL 6 % ;
"
"
-
!
<
" -
-;
-
3
4 : -
%6 %
"!
46
2
!
%< " -
" 2
!
4
&
<
-
"
!
!
-
-
"
<;
6
;
!
%
<
6
!
%
<
6
-
%
2
"
!
;
&
4
-!
*
#! ; -;
; !
-
* a& 5 -
______________________
3 #
/'
C
0
)
5
" (
%
")#
________________ ! : $
!
5
+ 3
#
b \ !L
0
a
J!
< ____________
:
!
a
:
<"< <
+ !
+
0
P
b c
P
b c
&+
:
!
" b\ !L %
+ J!
%L P
" b2 c
a P
b)
!
P
+
" & *
$#
#
;
!
G#
%
F
" !
<
< % !
<
" -
)#
E
;
6
-!
" 4 & !
4
P
+
%2
"B & )
" #
*
&+
47
C
0'
5
<
-
<"
7
0 H
%
<
a
! !
"L
=
c X X E
3
!
F=
)! >
-
! 0 5
#
0
0
!
5 '
'
2
&
#X X X X X
5 5
"3
D
#X X X X X ! !
D
#X X X X X D
48