Zijn kinderen op een schoolplein met een schoolpleinprogramma intensiever actief dan op een schoolplein zonder schoolpleinprogramma? Onderzoeksverslag Naam:
Joyce Groen
Studentnummer:
544893
Klas:
4C
Begeleider:
Mirka Janssen
Inleverdatum:
16-07-2013
Gelegenheid:
2
Domeinnaam:
Bewegen, Sport en Voeding
2
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Voorwoord
4
Inleiding
5
Methode onderzoek
8
Resultaten
12
Discussie
16
Referenties
19
Bijlagen
30 Bijlage 1 Spellen
23
Bijlage 2 Schoolpleinen
28
Bijlage 3 SOPLAY observatieformulier
29
Bijlage 4 Uitleg observatieformulier
31
Bijlage 5 Vragenlijst NNGB
33
Bijlage 6 Brief aan de ouders/verzorgers
36
Bijlage 7 Tabellen
38
Bijlage 8 Figuren
42
Bijlage 9 Inleverbewijs ephorus
46
3
Samenvatting
Het doel van het onderzoek was het evalueren van de effectiviteit van een schoolplein programma ten aanzien van de intensiteit van bewegen. De schoolpleininterventie bestond uit het structureren van het schoolplein en het aanbieden van spelmateriaal. De bewegingsintensiteit is gemeten door middel van het SOPLAY-observatieformulier. Daarnaast is met de standaard vraagstelling bewegen bepaald of de kinderen voldoen aan De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). De metingen zijn gedaan op de controleschool (n=35) en op de interventieschool (n=30). Er zijn 4 metingen geweest voor het observeren van de bewegingsintensiteit op het schoolplein. Uit de resultaten blijkt dat er een significant verschil is in beweegintensiteit tussen de controlegroep en interventiegroep na de interventie (p=0,000). De controlegroep had tijdens de nulmeting een gemiddelde intensiteit van 0,081 (0,0014) kcal/kg/min en tijdens de eindmeting een gemiddelde intensiteit van 0,084 (0,0014) kcal/kg/min, wat overeenkomt met een MET-waarde van 5,2. De gemiddelde intensiteit bij de interventiegroep was 0,088 (0,0028) kcal/kg/min bij de nulmeting en 0,128 (0,0014) kcal/kg/min bij de nameting, wat overeenkomt met een MET-waarde van 8,2. Er is echter geen verschil tussen de interventie en controleschool in het voldoen aan de NNGB (p=0,376) en het aantal beweegminuten per week (p=0,361). Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat de schoolpleininterventie effectief was in het verhogen van de intensiteit van bewegen, maar dat het bewegen op het schoolplein geen verschil maakt in het totale beweeggedrag van de kinderen.
4
Voorwoord Overgewicht en obesitas, je ziet het overal. Wanneer de Body-Mass Index (BMI) hoger is dan 25, is er sprake van overgewicht. Is deze hoger dan 30, dan heeft de persoon in kwestie obesitas. De BMI wordt berekend als volgt: het gewicht moet gedeeld worden door de lengte (in meters) in het kwadraat. Naar mijn mening verdienen deze begrippen, vanwege de hoge gezondheidsrisico's, veel aandacht. Vaak wordt slecht en veel eten gestimuleerd door middel van de media. Denk hierbij aan onder andere reclame-uitingen. Dit is naar mijn mening een slechte ontwikkeling. Te weinig beweging, onder andere doordat vele uren achter de tv of computer worden doorgebracht, in combinatie met een verkeerd eetpatroon is de grootste boosdoener. Om de gezondheidsrisico's bij kinderen te verkleinen, moeten ook zij meer bewegen. Een kind is speels en kent weinig structuur. Beweging dient daarom spannend en uitdagend te zijn. Wanneer zij geen plezier hebben in bewegen, zal de lichamelijke activiteit op de lange niet worden verhoogd. Als toekomstig docent Lichamelijke Opvoeding zal ook ik in mijn werkgebied te maken krijgen met symptomen van -soms extreem- overgewicht. Dit wekte mijn interesse en leidde uiteindelijk tot het uitvoeren van dit onderzoek. Zijn kinderen op een schoolplein met een schoolpleinprogramma intensiever actief dan op een schoolplein zonder schoolpleinprogramma? Dit is de centrale vraag waarop ik door middel van mijn onderzoek een antwoord op wil vinden. Uit verschillende onderzoeken, onder andere van Stratton (2000) en Ridgers, Fairclough & Twisk (2007) kwam het belang van een gestructureerd schoolplein voor de lichamelijke activiteit van een kind al naar voren. Er bestaat een groot verschil tussen deze onderzoeken en het mijne. Daar waar bovenstaande resultaten zijn behaald in gebieden met een nat en matig tot koud klimaat, ligt mijn focus op gebieden met een warmer klimaat. In mijn onderzoek kijk ik naar de waarde van een schoolplein met gestructureerde inrichting in laatstgenoemd klimaat. Zonder toestemming van de scholen en de ouders/verzorgers van de leerlingen kon ik mijn onderzoek niet uitvoeren. Ik ben ze daarom ook ontzettend dankbaar. Daarnaast wil ik mijn onderzoeksbegeleider Mirka Janssen bedanken. Mede door haar feedback en tijd heb ik dit mooie onderzoeksverslag kunnen maken. J. Groen
5
Inleiding
Het overgewicht bij kinderen is een groeiend probleem. Uit een recent onderzoek blijkt dat het percentage kinderen met overgewicht in Nederland in 1997 van 9-12% is gestegen tot 1315% in 2009 (Chest-Holthe et al., 2012). Ook op Curaçao groeit het aantal kinderen met overgewicht (van de Pavert, 2010). Leefgewoontes van volwassenen worden vaak door kinderen overgenomen, kinderen die op den duur ook tot de volwassenen groep gaan behoren. Daarom dient er zorg voor te worden gedragen zij niet in hun jonge levensjaren al te kampen krijgen met overgewicht en/of obesitas. De oorzaak van overgewicht is een disbalans tussen voedingsinname en de mate van fysieke activiteit (Hira Sing, Bulk- Bunschoten, van Dijke, & Renders, 2009). Overgewicht op jonge leeftijd heeft vaak gevolgen voor de gezondheid op latere leeftijd. Hart- en vaatziekten, vruchtbaarheidsproblemen, ziektes als kanker en diabetes mellitus type 2 kunnen ernstige vormen aannemen en zelfs tot vroegtijdige sterfte leiden (Renders, Seidell, Mechelen & Hirasing, 2004). Naast gezondheidsproblemen worden kinderen met overgewicht of obesitas eerder gepest (Janssen, Craig, Boyce & Pickett, 2003). Uit onderzoek blijkt dat jong adolescenten (12-14 jaar oud) met een gewichtsprobleem vatbaarder zijn voor depressies (Swallen, Reither, Haas& Meier, 2005). Het gevoel van eigenwaarde kan sterk dalen. Het dalen van eigenwaarde geldt niet alleen op mentaal vlak, maar ook op het fysieke (Swallen et al., 2005). Een kind kan een negatief beeld gaan vormen van zijn of haar lichaam, waardoor depressiegevoelens omhoog kunnen komen (Daansen, 2010). Van der Burgt en van Mechelen-Gevers (2007) toonden aan dat bewegingsprogramma’s een effect kunnen hebben op het streven naar -en op het in stand houden van- een gezond gewicht bij kinderen. Bewegen levert tevens veel plezier op. Daarnaast bouwt een kind door middel van beweging, goede motorische vaardigheden op (Behets, 2005). Om deze positieve uitkomsten ook voor kinderen met een zwakke motoriek te doen gelden, dient er zorg voor te worden gedragen dat ook zij een goede aansluiting kunnen vinden bij onderdelen waarbij fysieke activiteit plaats vindt. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een zwakke motoriek vaak een belangrijke reden is voor kinderen om minder of niet deel te nemen aan activiteiten als lichamelijke opvoeding en andere sporten (Cairney, Hay, Faught & Hawes, 2005).
6
Er bestaat een richtlijn ten behoeve van de lichamelijke activiteit bij kinderen. Deze is gebaseerd op tenminste één uur matig intensieve inspanning per dag. De school kan een belangrijke rol spelen in het stimuleren van lichamelijke activiteit (Kemper,Ooijendijk& Stiggelbout, 2000). Ten eerste brengen kinderen namelijk een groot deel van de dag door op school; tijdens deze aanwezigheid kan het schoolbeleid veel invloed uitoefenen op het beweeggedrag van kinderen. Niet alleen de tijdelijke verbinding van een kind aan school vergroot de invloed van de instelling. Naast tijd, is ook de fysieke omgeving, als tweede factor, voor een kind belangrijk in het beïnvloeden van zijn of haar gedrag. Ook hierin speelt school dus een grote rol. Uit het ecologisch gedragsmodel blijkt dat omgevingsvariabelen en de mate van fysieke activiteit met elkaar correleren. Een nieuwe fysieke omgeving kan zo het gedrag van het kind, zowel positief als negatief, beïnvloeden (Sallis, Bauman& Prat, 1998). Een school kan van het schoolplein een uitdagende en uitnodigende omgeving maken, die aanspoort tot meer beweging. Er zijn verschillende mogelijkheden om kinderen actief te krijgen op het schoolplein, zoals het structureren van het schoolplein met fluorescerende markeringen (Stratton, 2000; Ridgers, Stratton, Fairclough& Twisk, 2007). Ook de vernieuwing van speeltoestellen kan zorgen voor verhoogde lichamelijke activiteit (Ridgers, Fairclough& Stratton, 2010), evenals het verstrekken van spelmateriaal (Verstraete, Cardon, Clercq & Bourdeaudhuij, 2006). Naast de inrichting van het schoolplein, is ook de rol van docenten op het schoolplein zeer essentieel. Aanmoediging van docenten zorgt namelijk voor inspiratie en aansporing bij kinderen om te bewegen (Harring & Burema,2011). Het effect van een schoolpleininterventie is echter gebaseerd op resultaten van onderzoek wat plaats vond in gebieden met een matig klimaat. In koudere en nattere gebieden wordt aantoonbaar meer bewogen dan in warme gebieden (Tucker & Gilliland, 2007) . Een warm gebied heeft namelijk een negatief effect op het bewegingsgedrag van de mens (Bosdriesz, Witvliet, Visscher & Kunst, 2012). Op Curaçao zijn veel factoren aanwezig die de gezondheid van een kind kunnen beperken en daarom is het van groot belang dat zij veel bewegen. Op het eiland, dat een droog savanneklimaat kent, wordt weinig groente en fruit verbouwd (van de Pavert, 2010). Er bestaat daarentegen een overvloedige aanbod van ongezond eten. Denk hierbij aan de vele snackbars en restaurants waar vet eten wordt verkocht. Slechte voedingspatronen worden gestimuleerd door reclames van onder andere fastfoodketens en frisdrankmerken. Zij hebben een negatief effect op de bevolking, ze vormen namelijk een stimulans voor een ongezonde 7
levensstijl (Mentens, 2009). Aangezien het ’s middags te warm is, gaan kinderen alleen ’s ochtends naar school. Dit tijdsaspect vermindert de invloed van Curaçaose scholen in vergelijking met die van scholen in een gematigd klimaat. Een derde factor die kinderen en volwassenen remt in hun motivatie tot bewegen, is de beperktheid van de infrastructuur. Er zijn nauwelijks tot geen fietspaden, trottoirs en fiets- en voetgangersstoplichten. Tevens zijn er weinig zebrapaden en ontbreekt het aan goede straatverlichting. Loslopende, bijtende honden zijn er daarentegen in overvloed. Hierdoor is fietsen, wandelen en joggen erg gevaarlijk. Deze activiteiten vinden daar dan ook weinig plaats (Mentens, 2009). Als laatste remmende factor speelt de al vele jaren bestaande, relatief grote inkomensongelijkheid op Curaçao een aanzienlijke rol (Jaffe, 2006). Onder twintig procent van de bevolking heerst armoede. Kinderen kunnen vaak niet deelnemen aan een sport omdat dit simpelweg onbetaalbaar blijkt te zijn. Ook de budgetten van scholen zijn vaak te laag om nieuw spelmateriaal aan te schaffen (Voedselbank Curaçao, 2013). Voor Curaçao is, volgens wetenschappelijke richtlijnen, de bewegingsnorm gesteld op 10.000 stappen per dag. Beweging op school is van zeer groot belang om te kunnen voldoen aan deze norm (Leeflang, 2008). Het schoolplein biedt daar mogelijkheden voor. Daarom is de onderzoeksvraag: “Zijn kinderen op een schoolplein met een schoolpleinprogramma intensiever actief dan op een schoolplein zonder schoolpleinprogramma? Het schoolpleinprogramma bestaat uit een structurering van het plein, het aanbieden van spelmateriaal en een ondersteunend programma vanuit de gymles. De verwachting is dat kinderen meer gaan bewegen, gebaseerd op het 'ecologisch model' en vergelijkbare -soms minder recente- onderzoeken. Eerdere onderzoeken zijn vaak uitgevoerd in Europese landen. Het is daarom interessant om een soortgelijk onderzoek uit te voeren op Curaçao. Op Curaçao sporten kinderen te weinig door de, hierboven genoemde, beperkende factoren als het reeds bestaande en slechte eetpatroon, infrastructuur, klimaat en armoede. Aangezien kinderen op Curaçao vaak nergens naar behoren kunnen bewegen, is de rol van hun school cruciaal bij het uitdagen tot bewegen. Een stimulerend en gestructureerd schoolplein zal dan voor een kind bij kunnen dragen aan het voldoen aan de gestelde richtlijn van één uur matig intensieve lichamelijke activiteit per dag.
8
Methode onderzoek Proefpersonen De proefpersonen werden gevormd uit één groep van dertig kinderen (interventie groep) en één groep van vijfendertig kinderen (controle groep), allen woonachtig op Curaçao. De interventiegroep bestond uit 47% (n=14) jongens en 53% (n=16) meisjes met een gemiddelde leeftijd van 10 (standaarddeviatie 0,403) jaar. De controlegroep bestond uit 49% (n=17) jongens en 51% (n=18) meisjes met een gemiddelde leeftijd van 10 (standaarddeviatie 0,860) jaar (zie tabel 1, bijlage 8). Hiervoor had ik stellende stijl twee, in Willemstad gevestigde, basisscholen benaderd. Dit waren de Kolegio Erasmo en de Laura Hart School. De inkomens van beide scholen waren relatief gelijk. Beide scholen beschikten over weinig materiaal en voorzieningen. Nadat deze scholen toestemming hadden gegeven, ontvingen de ouders en/of verzorgers van de leerlingen een brief (zie bijlage 6). Interventie omschrijving Het schoolpleinprogramma bestond uit een structurering van het plein (zie bijlage 2), het aanbieden van spelmateriaal en een ondersteunend programma vanuit de gymles. Gedurende drie weken werden er daarom verschillende spellen tijdens de gymles aangeboden op de interventieschool Kolegio Erasmo. Er werd gebruik gemaakt van klein materiaal zoals ballen, twister, springtouwen en stoepkrijt. De spellen werden alleen of samen gespeeld en waren vrij eenvoudig te spelen. Denk bijvoorbeeld aan volleyballen, voetballen, badmintonnen, overloopspelen, tiktukken of touwspringen. Nadat alle spellen waren geïnstrueerd, werd het schoolplein van Kolegio Erasmo in week vijf (27 februari 2013) omgebouwd tot speelterrein. Dit zodat alle spellen te zien waren op het schoolplein en niet apart van elkaar. De materialen stonden acht weken op het schoolplein. Figuur 1.3 (zie bijlage 2) laat zien hoe het schoolplein er uitzag en welke spellen er gespeeld werden op het schoolplein. Tijdens de interventieweken werden de kinderen niet begeleid, maar slechts geobserveerd. De kinderen konden zo zelfstandig spelen en niet aangemoedigd worden door een docent. De verschillende spellen werden tijdens de gymles en tijdens de pauze aangeleerd en begeleid door Joyce Groen.
9
Meetinstrumenten De kinderen werden tijdens de pauze geobserveerd doormiddel van de SOPLAY observatiemethode (McKenzie, 2000) ( zie bijlage 3). SOPLAY is een directe observatiemethode, ontworpen om groepen gemakkelijk te kunnen observeren (McKenzie, 2000). Eerdere onderzoeken toonden al aan dat, nadat de gegevens van de SOPLAY-methode en van hartslagmeters met elkaar werden vergeleken, dat deze metingen met elkaar overeenkomen (McKenzie et al., 1991; Rowe, 1997). Alle interobserver reliability (interbeoordelaars-betrouwbaarheid) overeenkomsten en intraclass correlaties voldoen aan de aanvaardbare criteria (0,75 voor een betrouwbare beoordeling) (McKenzie, 2006). Tijdens de pauze, van tien minuten, werd het schoolplein twee keer vijf minuten geobserveerd. Tijdens de observatieweken waren er twee observatoren aanwezig voor een betrouwbare meting. De hoofdobservator was studente Joyce Groen. Zij observeerde en filmde de leerlingen per school in de tien minuten pauzetijd. Eugene Jansen hielp haar bij het observeren en filmen. De twee filmcamera’s stonden op een vaste plek (zie bijlage 2). Van te voren werd het SOPLAY-observatieformulier besproken en er werd samen met Joyce Groen twintig uur geoefend in week 1 tot 3 voor een betrouwbare meting (Vries, Pronk, HopmanRock & Jongert, 2004). Het oefenen gebeurde tijdens de pauzes, voor of na schooltijd en tijdens de bewegingslessen. Aangezien het schoolplein werd verdeeld in verschillende zones, werd er tijdens de observatie per zone geobserveerd. Een leerling werd eenmaal geturfd in vijf minuten pauzetijd. Na afloop werden de beelden teruggekeken en werden de observatieformulieren nogmaals nauwkeurig gecontroleerd. Stilstaande of zittende leerlingen, bewegen nauwelijks (bijv. een leerling zit op een bankje). Wandelende leerlingen bewegen wel maar niet actief (bijv. twister). Actieve leerlingen zijn constant bezig (bijv. voetbal, tikkertje etc.). Om de betrouwbaarheid van de metingen te verhogen, werden de resultaten van de verschillende observaties gemiddeld. Voor berekening van de mate van lichamelijke activiteit van een kind, werden de volgende waarden gebruikt: Sedentary (0.051kcal/kg/min), Walking (0.096kcal/kg/min) en Very active: (0.144kcal/kg/min). Om het calorieverbruik per gebied te meten, werd het aantal leerlingen in de zittende, wandelende en actieve categorie eerst opgeteld. Vervolgens werd dit aantal leerlingen vermenigvuldigd met het gemiddeld energieverbruik van de categorie waarin zij zich op dat moment bevonden. Deze waarden werden bij elkaar opgeteld, wat vervolgens 10
gedeeld werd door het totaal aantal getelde leerlingen. Het aantal kinderen per intensiteitcategorie werd genoteerd voor de statistische analyse. Daarnaast werd het totale beweeggedrag van de kinderen in kaart gebracht met de vragenlijst ‘standaard vraagstelling bewegen’ voor kinderen van 8-12 jaar (zie bijlage 4). In totaal bestond de vragenlijst uit 12 vragen over de frequentie en duur van actief transport, sport op school, sporten bij een vereniging en buitenspelen. Uit de vragenlijst kon worden bepaald wat het totaal aantal minuten bewegen per dag/week was en of voldaan werd aan de NNGB. Het invullen van de vragenlijst was in sommige opzichten lastig voor de kinderen. Relevante problemen waren: de lengte van de vragenlijst, de onvolledige invulling en de betrouwbaarheid van de invulling. Aangezien de kinderen nauwelijks Nederlands spraken, werd de vragenlijst voor hen vertaald. Door het taalobstakel was de kans groot dat sommige vragen onvolledig werden ingevuld waardoor de betrouwbaarheid van de test afnam. Doordat het vertalen veel tijd kostte, verminderde de concentratie van de kinderen en was de lengte van de vragenlijst in dit geval te lang. De vragenlijst is niet gevalideerd voor het meten van beweeggedrag, maar wordt wel landelijk gebruikt (Ooijendijk, Wendel-Vos & de Vries, 2007). Procedure De interventiegroep, groep zes van Kolegio Erasmo en de controlegroep, groep zes en zeven van de Laura school, werden tijdens de pauze (30 minuten) de eerste tien minuten geobserveerd. In week 1, 2 en 3 kregen de leerlingen op de school Kolegio Erasmo de activiteiten aangeboden. In week 4, 5, 9 en 13 werd er gemeten op beide scholen. Na de metingen werden de resultaten verwerkt in SPSS (versie 20.0). Tijdens het observeren werd er op twee plekken gefilmd (zie bijlage 2). De observaties vonden voor de interventie (week 4), tijdens tussenmeting 1 (week 5), tijdens tussenmeting 2 (week 9) en bij de eindmeting (week 13). De vragenlijst werd na de interventie afgenomen.
11
Statistische analyse Alle data is verwerkt in SPSS 20.0. Het aantal kinderen per intensiteitcategorie en het percentage kinderen dat voldoet aan de NNGB is geanalyseerd met de chi-kwadraat analyse en het totaal aantal minuten bewegen met de independent samples t-test. Voor alle analyses werd een significantieniveau van p<0,05 gehanteerd.
12
Resultaten Intensiteit van bewegen op het schoolplein De proefpersonen van beide scholen zijn in 8 weken tijd vier keer gemeten; een nulmeting, tussenmeting 1 en 2 en een eindmeting. Hieronder staan de verschillende resultaten van de verschillende metingen kort beschreven. Van de kinderen in de controlegroep was tijdens de nulmeting 54,3% (n= 19) niet actief (sedentary), 25,7% (n=9) matig intensief actief (walking) en 20% (n=7) intensief actief (very active). Van de kinderen in de interventiegroep was dit respectievelijk 46,7% (n=14), 26,7% (n=8), en 26,7% (n=8), wat niet significant verschilt van de controlegroep (p=0,778). Bij de eindmeting van de kinderen in de controlegroep was tijdens de nulmeting 51,4% (n=18) niet actief (sedentary), 25,7% (n=9) matig intensief actief (walking) en 22,9% (n=8) intensief actief (very active). Van de kinderen in de interventiegroep was dit respectievelijk 10% (n=3), 13,3% (n=4), en 76,7%, wat significant verschilt van de controlegroep (p=0,000). Zie tabel 1 voor een overzicht van de voormeting, tussenmetingen en eindmeting. Tabel 1. Een overzicht van de voormeting, tussenmetingen en eindmeting per school. De metingen zijn weergegeven in procenten en in aantallen, met iedertaal een genoemde pwaarde. Kcal/kg/min
Controleschool
Interventieschool
p-waarde
Categorie
Niet
matig
intensief
Niet
matig
intensie
actief
actief
actief
actief
actief
f actief
Voormeting
19
9
7
14
8
8
N (%)
(54,3)
(25,7)
(20)
(46,7)
(26,7)
(26,7)
Tussenmeting 1
17
9
9
7
10
13
N (%)
(48,6)
(25,7)
(25,7)
(23,3)
(33,3)
(43,3)
Tussenmeting 2
17
8
10
5
9
16
N (%)
(48,6)
(22,9)
(28,6)
(16,7)
(30)
(53,3)
Eindmeting
18
9
8
3
4
23
N (%)
(51,4)
(25,7)
(22,9)
(10)
(13,3)
(76,7)
(p=0,788)
(p=0,101)
(p=0,022)*
(p=0,000)*
* Significant verschil tussen interventie- en controlegroep (p<0,05)
13
In figuur 1.1 en 1.2 is een grafische weergave van de voormeting en eindmeting in procenten. 60,00% 50,00% 40,00% nulm. niet actief 30,00%
nulm. matig actief
20,00%
nulm. intensief actief
10,00% 0,00% Controleschool
Interventieschool
Figuur 1.1. Een grafische weergave voor de voormeting. Nulm. staat voor nulmeting. Per school is weergegeven hoeveel procent van de leerlingen, niet actief, matig actief of intensief actief zijn.
90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00%
eindm. niet actief
40,00%
eindm. matig actief
30,00%
eindm. intensief actief
20,00% 10,00% 0,00% Controleschool
Interventieschool
Figuur 1.2. Een grafische weergave voor de eindmeting. Eindm. staat voor eindmeting. Per school is weergegeven hoeveel procent van de leerlingen, niet actief, matig actief of intensief actief zijn.
14
Figuur 2 is een visuele weergave van de leerlingen per school weergegeven van de intensiteit van bewegen op de interventie en controleschool tijdens de verschillende observatiemomenten.
Gemiidelde activiteit in kcal/kg/min
0,14 0,13 0,12 0,11 0,1 0,09
Kolegio Erasmo Laura Hart school
0,08
Figuur 2. De gemiddelde activiteit in kcal/kg/min. In het figuur is de blauwe lijn de interventieschool (Kolegio Erasmo) en de rode lijn de controleschool (Laura Hart school).
15
Bewegen Totaal Van de kinderen in de controle groep was het gemiddeld totaal aantal bewegen 652,00 (285,3) minuten en van de interventiegroep was het gemiddeld totaal aantal bewegen 717,00 (274,0) minuten (zie tabel 2). Er is geen significant verschil tussen de controle en interventiegroep (p=0,361). In totaal voldoet 78,5% (n=51) van alle proefpersonen aan de NNGB behaald. In de controlegroep 74,3% (n=26) en in de interventiegroep 83,3% (n=25). Er is geen significant verschil tussen de interventie en controle groep (p=0,376) (in het voldoen aan de NNGB). In tabel 2 worden deze resultaten overzichtelijk weergegeven. Tabel 2. Een weergave met het gemiddelde, standaardeviatie, de norm NNGB gehaald of niet, zowel in procenten als leerlingen weergegeven. Bewegen
NNGB
(minuten) Gem (sd)
Behaald %(n)
Niet gehaald % (n)
651,6 (285,3)
74,3% (n=26)
25,7% (n=9)
Interventieschool 715,5 (274,0)
83,3% (n=25)
16,7% (n=5)
Controleschool
P-waarde
P= 0,361
p=0,376
30
Leerlingen
25 20 15
NNGB behaald
10
NNGB niet gehaald
5 0
Kolegio Erasmo
Laura Hart school
Figuur 3. Het aantal leerlingen die De Nederlandse Norm Gezond Bewegen wel (blauw) of niet (rood) heeft gehaald.
16
Discussie
In het onderzoek is onderzocht of kinderen op een schoolplein met een schoolpleinprogramma intensiever actief zijn dan op een schoolplein zonder schoolpleinprogramma. Uit de resultaten blijkt dat er een significant verschil was tussen de intensiteit van bewegen bij de eindmeting tussen de controle- en interventiegroep. De bewegingsintensiteit van de interventiegroep is toegenomen en de bewegingsintensiteit van de controlegroep is ongeveer gelijk gebleven. Bij de eindmeting waren er bij de controlegroep maar weinig leerlingen intensief actief (very active), terwijl dit bij de interventiegroep juist wel het geval was.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat onder andere het aanbieden van speelmateriaal op het schoolplein een positief effect heeft op de intensiteit van bewegen. Dit komt overeen met het onderzoek van Gardon, Labarque, Smits & Bourdeaudhuij (2009), het onderzoek van Willenberg et al. (2010) en het onderzoek van Verstraete et al. (2006) waarbij het speelmateriaal op het schoolplein ook een gunstig effect heeft op de bewegingsintensiteit van een kind. De structurering van het schoolplein kan hier ook aan bij gedragen hebben, wat vergelijkbaar is met eerder gedaan onderzoek (Stratton, 2000; Ridgers, Stratton, Fairclough& Twisk, 2007). De drukte op het schoolplein wordt vaak negatief ervaren op de intensiteit van bewegen. Door het plein te structureren, waardoor fysieke structuren worden afgebakend, is er ten eerste genoeg ruimte om de activiteiten te organiseren, waardoor de leerlingen meer kunnen bewegen (Ozdemir & Yilmaz, 2008). Ten tweede biedt een gestructureerd schoolplein de mogelijkheid om motorische vaardigheden te ontwikkelen. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat wanneer het kind genoeg uitgedaagd wordt op het schoolplein en er voldoende veiligheid heerst, er minder snel gepest wordt (VWS, 2002).
17
Er blijkt echter geen verschil in het totaal aantal beweegminuten en het voldoen aan de NNGB tussen de interventie- en controlegroep. De kinderen op beide scholen hebben bijna allemaal aan de NNGB voldaan. Een mogelijke verklaring is het aan het klimaat aangepaste schoolrooster. Door het warme klimaat en de vroege schooluren wordt er vaak elke dag een lange periode lang buiten gespeeld. Uit een sub-analyse blijkt dat er een significant verband is tussen het buitenspelen en het totaal aantal minuten bewegen (r=p=0,000) (zie bijlage 8,tabel 8). Dit betekent dat het buitenspelen een grote bijdrage heeft aan het totaal aantal minuten bewegen.
De vragenlijst waarmee het beweeggedrag gemeten is, is niet geheel betrouwbaar. Ondanks dat de docent de vragen met de leerlingen had besproken, konden de leerlingen de vragen alsnog verkeerd hebben geïnterpreteerd. De leerlingen kregen namelijk pas vanaf groep 5 les in de Nederlandse taal. Daarom was het voor hen lastig om de Nederlandse vraaglijst goed in te vullen.
Verder zijn de metingen van de SOPLAY-obervatiemethode geobserveerd op verschillende data. Voor een betrouwbaardere meting is het observeren op dezelfde data belangrijk, in verband met het weer. Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is het meenemen van een verschil tussen jongens en meisjes, omdat uit onderzoek blijkt dat jongens actiever zijn in de gymles dan meisjes (Vermeer,2011). Het is daarom interessant om dit ook te achterhalen op het schoolplein. Ook zou in vervolgonderzoek door een langere observatieperiode het lange termijn effect van de interventie kunnen worden bepaald. Tenslotte kan de lichamelijke activiteit worden gemeten doormiddel van een GPS in vrije tijd, zodat je s.s. daadwerkelijk weet hoeveel de kinderen in de vrije tijd bewegen.
18
Voor de beroepspraktijk zullen scholen, ook in Curaçao aandacht moeten besteden aan het stimuleren van bewegen tijdens school, op het schoolplein. De vakdocent speelt hier een belangrijke rol . De vakdocent kan informatie verstrekken over het belang van bewegen en de kinderen aanmoedigen tijdens de pauze. Uit onderzoek blijkt namelijk dat aanmoediging van docenten tijdens het buitenspelen leidt tot meer beweging bij kinderen (Morabio & Costanza, 2009; Harring et al., 2011). Het stimuleren van bewegen op school kan ook doormiddel van een effectieve interventiestrategie. Bijvoorbeeld door de school, een “actieve school” te laten worden. De interventie houdt in dat omgeving van de leerlingen wordt aangepast binnen de school om sport te bevorderen; het schoolplein, de klas en de leerkrachten. Uit onderzoek blijkt dat deze omgevingsfactoren een positief effect heeft op de beweegintensiteit van een kind (Reed, Warburton, Macdonald, Naylor, Mackay, 2008).
Conclusie: Uit de resultaten blijkt dat er een significant verschil is in beweegintensiteit tussen de controlegroep en interventiegroep na de interventie (p=0,000). Er is echter geen verschil tussen de interventie en controleschool in het voldoen aan de NNGB (p=0,376) en het aantal beweegminuten per week (p=0,361). De schoolpleininterventie was effectief in het verhogen van de intensiteit van bewegen. Alleen het bewegen op het schoolplein maakt geen verschil uit in het totale beweeggedrag van de kinderen. Tenslotte blijkt uit een sub-analyse dat er een significant verband is tussen het buitenspelen en het totaal aantal minuten bewegen (r=p=0,000). Het buitenspelen heeft een grote bijdrage aan het totaal aantal minuten bewegen.
19
Referenties Behets, D. (2005). Bewegingsopvoeding: een vakconcept als uitnodiging om te leren. Retrieved from: http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=EK2AynzApIC&oi=fnd&pg=PA89&dq=sporten+en+motorische+vaardigheden&o ts=vDR54lojfV&sig=nmoQcNIWDixVgruxkooJZaLGlNQ#v=onepage&q=spo rten%20en%20motorische%20vaardigheden&f=false Bosdriesz, J.R., Witvliet, M.I., Visscher, T.L., & Kunst, A.E. (2012). The influence of the macro-environment on physical activity: a multilevel analysis of 38 countries worldwide. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 9 ( 110) ,1-13. doi:10.1186/1479-5868-9-110 Cairney, J., Hay, J.A., Faught, B.E., & Hawes. R. (2005). Developmental coordination disorder
and overweight and obesity in children aged 9-14 y. International
Journal of Obesity,
29, 369–372. doi:10.1038/sj.ijo.0802893
Chest-of Holthe, J.E., Bulk-Bunschoten, A.M.W., Renders, C.M., Hirasing, R.A., Beltman, M., Timmermans-Leenders, E.P.,… & Kuijpers,T.(2012). JGZ-richtlijn Overgewicht. JGZ Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg, 44 (4), 62-6. doi: 10.1007/s12452-0120019-7 Daansen, P.(2010). Leven met obesitas. Psychopraxis,2, 22-25. doi: 10.1007/s12484-0100019-0 Gardon, G., Labarque, V., Smits, D., & Bourdeaudhuij, de, I. (2009). Promoting physical activity at the pre-school playground: The effects of providing markings and
play
equipment. Preventive Medicine, 48, 335-840. Harring, E., & Burema, J. (2011). Iedereen heeft het fijn op het schoolplein. Retrieved from http://www.famduin.nl/school/images/stories/food/iedereen%20heeft%20het%20fijn% 20op%20het%20schoolplein%20door%20jet%20burema%20en%20eva%20haring%2 02011.pdf HiraSing, R.A., Bulk-Bunschoten, A.M.W., Van Dijke, J., & Renders, C.M. (2009). Kinderen en
overgewicht. Het medisch jaar 2008-2009, 52-87. doi 10.1007/978-90-313-
6615-6_3
20
Janssen, I., Craig, W.M., Boyce, W.F., & Pickett, W. (2003). Associations between overweight
and obesity with bullying behaviors in school-aged children. The American
Academy,
113, 1187-1194.
Kemper, H.G.C., Ooijendijk, W.T.M., & Stiggelbout, M. (2000). Consensus over de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 78 (3), 180–183. Leeflang, O. (2008, Februari 27). Antillen in beweging. Antilliaans Dagblad. Retrieved from http://www.abcourant.com/adarchief/20080227.pdf Mentens, J. (2009, Augustus, 13). Curacao in beweging tegen overgewicht. Volkskrant. Retrieved from http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/351773/2009/08/13/Cur a-ccedil-ao-in-beweging-tegen-overgewicht.dhtml McKenzie, T.L. (2006). SOPLAY: System for observering play and leisure activity in youth description and procedures manual . Retrieved from http://www.activelivingresearch.org/files/SOPLAY_Protocols.pdf McKenzie, T.L., Marshall, S. J, Sallis, J.F., & Conway, T.L. (2000). Leisure- time physical activity in school environments: An observational study using SOPLAY. Preventive Medicine, 30(1), 70-77. McKenzie, T.L., Sallis, J.F., Elder, J.P., Berry, C.C., Hoy, P.l., Nader, P.R.,… & Broyles, S.L.
(1998). Physical activity levels and prompts in young children at recess: a two-
year
study of a biethnic sample. Research Quarterly for Exercise and Sport, 68,
195-102. McKenzie, T.L., Sallis, J.F., & Nader, P.R. (1991). System for observing fitness instruction time. Journal of Teaching in Physical Education , 11(2), 195-205. Retrieved from http://journals.humankinetics.com/jtpe-backissues/JTPEVolume11Issue2January/SOFITSystemforObservingFitnessInstructionTi me 21
Morabio, A., & Costanza, M.C. (2009). Active encouragement of physical activity during school recess. Preventive Medicine, 48, 305-306. Ooijendijk, W., Wendel-Vos, W., & de Vries, S. (2007). Advies consensus vragenlijsten sport en bewegen.(Report No. KvL/B&G 2007.089). Retrieved from TNO Kwaliteit van Leven. Statistics website www.tno.nl/.../TNOKvL_Rapport_Consensus_Vragenlijst_Sport_Bewegen Ozdemir, A., & Yilmaz, O. (2008) Assesment of outdoor school environments and physical activity in Ankara’s primary schools. Journal of Environmental Psychology, 28, 287300. Pavert van de, P. (2010). Diabeteszorg op Curacao: de eilandjescultuur op een eiland. Retrieved from http://essay.utwente.nl/60670/ Renders, C.M., Seidell, J.C., Mechelen, W., & Hirasing, R.A. (2004). Overweight and obesity in children and adolescents and precentative measures. PubMed, 148(42). Ridgers, N.D., Fairclough, S.J., & Stratton, G. (2010). Twelve-month effects of a playground intervention on children's morning and lunchtime recess physical activity levels. Journal of Physical Activvity and Health, 7(2), 167-175. Ridgers, N.D., Stratton, G., Fairclough, S.J., & Twisk, J.W.R. (2007). Long-term effect of a playground markings and physical structures on children's recess physical activity levels. Preventive Medicine, 44, 393-397. Sallis, J.F., Bauman, A., & Prat, M. (1998). Environmental and Policy Interventions to Promote Physical Acitivity. American Journal of Preventive Medicine, 115, 379397. Steunfuncties Welzijn, (2002). Nr.10 Speelruimte op het schoolplein. Informatieblad speelruimte. Advance online publication. Retrieved from: http://www.henkclaessen.nl/buitspeel.asp?Abd_ID=123&part=bs_product Stratton, G. (2000). Promoting children's physical activity in primary school: an intervention study using playground markings. Ergonomics, 43(10), 1538-1546. doi:10.1080/001401300750003961 22
Swallen, K.C., Reither, E. N., Haas, S.A., & Meier, M.A. (2005). Overweight, Obesity and Health-Related Quality of Life Among Adolescents: The National Longitudinal Study of Adolescent Health, 115, 340-347. doi: 10.1542/peds.2004-0678 Tucker, P., & Gilliland, J. (2007, december). The effect of season and weather on physicalactivity: A systematic review. Public Health, 121(12), 909-922. van der Burgt, M., & van Mechelen-Gevers, E.J.(2007). Preventie- en gezondheidsbevorderingsprogramma’s. Preventie en gezondheidsbevordering door paramedici , 49-73. Retrieved from http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=IpSlsjbBQVsC&oi=fnd&pg=PA9&dq=+ Preventie+en+gezondheidsbevorderingsprogramma%E2%80%99s&ots=O3ZHx_LBBZ&sig=w wtEf8w86h
ykZWGXF_oMLKMroPQ#v=onepage&q=Preventie-
%20en%20gezondheidsbevorderingsprogramma%E2%80%99s&f=false Verstraete, S.J.M., Cardon, G.M., Clercq, D.D.L.R., Bourdeaudhuij, D.I.M.M. (2006). Increasing children's physical activity levels during recess periods in elementary schools: the effects of providing game equipment. Public Health, 16(4), 415-419. doi: 10.1093/eurpub/ckl008
Voedselbank Curacao.(2013). Stichting Hulp aan Curacao. Retrieved from http://nl.hulp-aancuracao.org/voedselbank-curacao/ Vries, S.I., Pronk, M.G., Hopman-Rock, M., & Jongert, M.W.A. (2004). Assessing physical activity in children and adolescents. A review of different methods. Retrieved from Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen. Statistics website http://kic.nisb.nl/site/catalogus/show/2829
Willenberg, L.J., Ashbolt, R., Holland, D., Gibbs, L., Macdougall, C., Garrard, J,. Green, J.B., & Waters, E. (2010). Increasing school playground physical activity: A mixed methods
study combining environmental measures and children’s perspectives.
Journal of
science and medicine in sport, 13, 210-216.
23
Bijlage 1 spellen Twister Twister is een spel, dat gespeeld wordt door meerdere leerlingen. Het kind leert hierbij samenwerken en communiceren. Het spel is erg leuk om te spelen en het zorgt tevens voor een matige inspanning. Aangezien het niet erg vermoeiend is, houd het kind het spel langer vol. Het spel wordt mee genomen naar de locatie en geïntroduceerd in de gymles. Het spel kan ook worden getekend op het schoolplein door middel van stoepkrijt.
Figuur 1.1
24
Touwspringen Op het schoolplein zullen verschillende springtouwen aanwezig zijn. In de bewegingslessen wordt het touwtje springen geïntroduceerd. Het kind leert de mogelijkheden van het touwspringen. Er zijn zowel kleine als grote springtouwen aanwezig. Hinkelbanen De hinkelbanen zullen niet geïntroduceerd worden in de bewegingslessen, maar juist in de speelpauze (nog voordat de leerlingen geobserveerd worden). De docent zal in het begin een coachende rol in dit gebied uitvoeren. Nadat het kind het spel begrijpt, zal de docent de leerlingen niet meer coachen. De hinkelbanen worden door middel van stoepkrijt aangebracht.
25
Boompje verwisselen Door middel van stoepkrijt worden er verschillende cirkels aangebracht op het schoolplein. De kinderen zullen in de cirkels staan en mogen zo vaak mogelijk wisselen als ze willen. Er zijn een paar leerlingen die geen cirkel hebben. Wanneer er een cirkel vrij is, proberen de overgebleven leerlingen de cirkels te beroven. Wanneer dit is gelukt, zullen de andere leerlingen weer opzoek moeten naar een andere cirkel. Hieronder een voorbeeld van het schoolplein.
Figuur 1.2
26
De Fopper Het spel 'Fopper' kan worden gespeeld met hetzelfde patroon als in figuur 1.2. Het wordt met minimaal 6 spelers gespeeld. Mochten er meer spelers mee doen, dan kunnen die tussen de rode vierkanten plaats nemen. Één leerling staat in het midden met een zachte bal, de andere leerlingen hebben de handen op hun rug. De leerlingen in het midden gooit de bal naar de leerlingen in de kring. De leerlingen moeten de bal in één keer vangen en daarna weer terug gooien naar de fopper. Het kan zo zijn dat de fopper de bal niet gooit, maar een kind fopt. Als je op dat moment je handen van je rug los laat ben je af en moet je zitten.
Stand in de mand De beginsituatie ziet er weer hetzelfde uit als figuur 1.2. Minimaal 4 spelers is belangrijk. Een leerling neemt een plaats op het vierkant. Mochten er meer leerlingen mee doen, dan nemen die plaats tussen de vierkanten. Het kind met de bal staat in het midden. De leerling gooit de bal omhoog en roept ‘Stand in de mand en de bal is voor ……….. ( de naam van de leerling in de kring). Wanneer de leerling de bal heeft gepakt, roept de leerling ‘Stop’. Alle leerlingen mogen niet meer bewegen en moeten met hun benen wijd staan. De leerling met de bal mag nu nog maar 3 passen zetten. Wanneer de leerling door de benen van de andere leerling gooit, mag hij/zij vervolgens de bal gooien. Gooit de leerling mis, dan mag de ander de bal opgooien.
Diverse balsporten In figuur 1.3(bijlage 2) is een overzicht te zien van het gestructureerde schoolplein. Bij nummer 3 op de plattegrond kunnen de kinderen met diverse balsporten aan de gang. De lijnen zijn al aanwezig op het schoolplein.
27
Overloopspelen:
Schipper mag ik over varen Groepsgrootte: minimaal 4 spelers In figuur 1.3 (bijlage 2), bij nummer 2 worden de 'overloopspelen' gespeeld. Bij 'schipper mag ik over varen', staat een leerling in het midden. De leerling in het midden is de “schipper”. De andere leerlingen staan achter de blauwe lijn. De kinderen mogen pas oversteken als zij aan een bepaalde voorwaarde voldoen. Kinderen die niet aan deze voorwaarde voldoen, mogen wel oversteken maar zij kunnen getikt worden door de schipper. Het kan ook anders gespeeld worden: de kinderen achter de blauwe lijn zingen het volgende liedje: Schipper mag ik overvaren, ja of nee, moet ik dan ook geld betalen, ja of nee? Wanneer de schipper ja zegt, verzint hij een opdracht. De leerlingen zullen deze opdracht zo goed mogelijk moeten uitvoeren, bijvoorbeeld door kruipend naar de overkant te gaan. De schipper doet tevens de opdracht en probeert zoveel mogelijke leerlingen te tikken. De leerling die als eerste getikt wordt is de schipper. Annemaria Koekoek Het spel wordt met minimaal 4 leerlingen gespeeld. Alle leerlingen staan achter de blauwe (zie figuur 1.3, bijlage 2). De leerling die Annemaria is, staat op de rode lijn( zie figuur 1.3, bijlage 2). Annemaria staat met zijn rug naar de leerlingen toe. Annemaria roept heel hard: "An-ne-ma-ri-a Koe-koek" en bij Koekoek draait de leerling zich om. Op het moment dat Annemaria zich omdraait moet iedereen stil staan. Staat iemand niet stil, dan is de leerling af en gaat hij/zij aan de kant zitten. Degene die als eerste Annemaria voorbij loopt, heeft gewonnen en mag Annemaria nu zijn.
28
Bijlage 2 schoolpleinen
Figuur 1.3 overzicht spellen op het schoolplein van Kolegio Erasmo Zone 1: springen: Hinkelbaan Zone 2: Overloop spelen Zone 3: Een veld waar verschillende balsporten worden gespeeld Zone 4: Boompje verwisselen, fopbal, stand in de mand Zone 5: Twister Zone 6: Touwtje springen Zone 7: Overgooien met een bal of tiktuk. Zone 8: Racket sporten
Figuur 1.4 schoolplein Laura school
29
Bijlage 3 SOPLAY observatie formulier
Informatie: - Geef aan in welk gebied de activiteit het meeste voorkomt. - Tel het aantal jongens en meisjes per activiteit zowel sedentary, walking of very active.
30
- Elke leerling wordt per gebied geobserveerd. Mocht er een leerling verschuiven naar een ander gebied, dan tel je de leerling niet nog een keer. Kijk niet terug naar de gebieden waar verschillende nieuwe leerlingen een gebied binnenstromen.
31
Bijlage 4 Uitleg observatieformulier Bovenstaande algemene gegevens Reliability: Kruis “No” aan. Behalve als je een tweede observator bent. Temp: Voor de start van de observatietest wordt de temperatuur nauwkeurig ingevuld. Period: Je geeft aan of de resultaten zijn waargenomen in de pauze (L), voor school (BS) of na school (AS). Start Time: De starttijd van een bepaald soort gebied. Area: Area verwijst naar het nummer van een bepaald soort gebied ( zie figuur 1.3).
Condition (Verschillende omstandigheden) A: Wanneer een gebied niet begaanbaar is, wordt er een nee (“N”) ingevuld. Het gebied zal niet worden geobserveerd. U: Wanneer de weersomstandigheden oké zijn, wordt er een Ja (“Y”) genoteerd. Als er specifieke weersomstandigheden plaats vinden, zoals: te nat, te warm, te winderig, dan wordt er een nee (“N”) genoteerd. S: Zijn er verschillende toezichthouders op het speelplein? Vul een “Y” in voor een ja, en een “N”voor een nee. O: Zijn er verschillende activiteiten bewerktuigd door de school zelf? Vul een “Y” in voor een ja, en een “N”voor een nee.
32
E: Zijn er speelmaterialen vanuit de school zelf aanwezig? Vul een “Y” in voor een ja, en een “N”voor een nee.
Girls/ Boys S : Sedentary
W:Walking
V : Very active
* Geef per activiteit aan, hoeveel leerlingen binnen een gebied niet, wandelend(rustig) of zeer actief bewegen.
Act: Noteer de activity code in de kolom.
Activity codes De codes van de verschillende activiteiten ( er wordt niet gekeken naar de activiteiten op het SOPLAY formulier).
0 Geen activiteit(staan, zitten wandelen) 1 Stand in de mand 2 Fopbal 3 Basketbal 4 Dans 5 Voetbal 6 Springen ( touwtje springen,hinkelen) 7 Handbal 8. Racketsport 9. Overloop spelletjes 10. Twister 11 Tikspelen 12. Overgooien/ lummelen 13 Geen van de bovenstaande act.
33
Bijlage 5 Vragenlijst NNGB
34
35
36
Bijlage 6 Brief aan de ouders/verzorgers Willemstad, [6 februari, 2013]
Kolegio Erasmo
Aan de ouders / verzorgers van de kinderen van groep 6, Gedurende dit schooljaar loop ik, Joyce Groen, stage bij de lessen lichamelijke opvoeding op de school van uw kind. Vanuit mijn opleiding moet ik een onderzoek uitvoeren ter voorbereiding op mijn toekomstig beroep. Als toekomstig docent ben ik verantwoordelijk voor de beweging van kinderen binnen school. Ik, als toekomstig docent, probeer ervoor te zorgen dat het fitheids- en motorisch niveau van kinderen zich goed kan ontwikkelen. Uw kind zal gedurende acht weken de mogelijkheid krijgen met verschillende spellen te spelen op het schoolplein. In de pauze wordt uw kind op verschillende momenten geobserveerd. Deze observatie gebeurd door middel van filmopnames. Aan de hand van deze filmopname wordt de lichamelijke activiteit van uw kind gemeten. Naast de verschillende spellen die uw kind aangeboden krijgt, zal uw kind ook een vragenlijst moeten invullen over bewegen en sport buiten school. Dit gebeurt op donderdag 7 maart tijdens de gymles. De gegevens van uw kind worden anoniem verwerkt op mijn opleiding. Mocht u interesse hebben in de uitkomsten, neem dan contact op met de lerares bewegingsonderwijs. Indien u bezwaar heeft tegen de filmopnames, dan zal uw kind niet deelnemen aan het onderzoek. Mocht dit het geval zijn, neem dan direct contact op met de school. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
Joyce Groen
37
Willemstad, [6 februari, 2013]
Laura school
Aan de ouders / verzorgers van de kinderen van groep 6, Gedurende dit schooljaar loop ik, Joyce Groen, stage bij de lessen lichamelijke opvoeding op de school van uw kind. Vanuit mijn opleiding moet ik een onderzoek uitvoeren ter voorbereiding op mijn toekomstig beroep. Als toekomstig docent ben ik verantwoordelijk voor de beweging van kinderen binnen school. Ik, als toekomstig docent, probeer ervoor te zorgen dat het fitheids- en motorisch niveau van kinderen zich goed kan ontwikkelen. Uw kind zal gedurende acht weken de mogelijkheid krijgen met verschillende spellen te spelen op het schoolplein. In de pauze wordt uw kind op verschillende momenten geobserveerd. Deze observatie gebeurd door middel van filmopnames. Aan de hand van deze filmopname wordt de lichamelijke activiteit van uw kind gemeten. Naast dat uw kind wordt geobserveerd, zal uw kind ook een vragenlijst moeten invullen over bewegen en sport buiten school. Dit gebeurt op vrijdag 8 maart tijdens de gymles. De gegevens van uw kind worden anoniem verwerkt op mijn opleiding. Mocht u interesse hebben in de uitkomsten, neem dan contact op met de lerares bewegingsonderwijs. Indien u bezwaar heeft tegen de filmopnames, dan zal uw kind niet deelnemen aan het onderzoek. Mocht dit het geval zijn, neem dan direct contact op met de school. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
Joyce Groen
38
Bijlage 7 Tabellen
Tabel 1 Descriptives School
Statistic Mean 95% Confidence Interval for Mean
Leeftijd
3,71 Lower Bound Upper Bound
5% Trimmed Mean Median Controle groep , Laura Variance Hart school Std. Deviation Minimum Maximum Range Interquartile Range Skewness Kurtosis Mean 95% Confidence Interval for Mean
Interventie groep, Kolegio Erasmo
5% Trimmed Mean Median Variance Std. Deviation Minimum Maximum Range Interquartile Range Skewness Kurtosis
3,42 4,01 3,65 3,00 ,739 ,860 3 6 3 1 ,901 -,175 3,10
Lower Bound Upper Bound
Std. Error ,145
,398 ,778 ,074
2,95 3,25 3,09 3,00 ,162 ,403 2 4 2 0 ,883 3,270
,427 ,833
39
Tabel 2
Chi-Square Testsb Value df
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-linear Association N of Valid Cases
.501a .501 .490
Tabel 3
Chi-Square Testsb Value df
2 2 1 65
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-linear Association N of Valid Cases
4.589a 4.695 4.134
Tabel 4
Chi-Square Testsb Value df
2 2 1
Asymp. Sig (2sided) .101 .096 .042
65
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-linear Association N of Valid Cases
7.650a 7.987 6.952
Tabel 5
Chi-Square Testsb Value df
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig (2sided) .788 .788 .484
2 2 1
Asymp. Sig (2sided) .022 .018 .008
65
19.627a 21.048 18.583
2 2 1
Asymp. Sig (2sided) .000 .000 .000
65
40
Tabel 6
Independent samples t-test Levene’s t-test for Equality of Means Test for Equality of Variances F Sig. t df Sig. (2- Mean tailed) Differe nce
Bewegen Equal Totaal variances Assumed
0,45 0,50 1 4
Equal variances not assumed
Tabel 7
-,917 63
0,363
63,928 57
69,70 610
-,920 62,15 5
0,361
63,928 57
69,48 746
Value
Chi-Square Tests df
Pearson ChiSquare Continuity Correctionb Likelihood Ratio Fisher's Exact Test Linear-byLinear Association
,782 a
1
Asymp. Sig. (2-sided) ,376
,339
1
,561
,794
1
,373
N of Valid Cases
65
,770
1
Std. Error
95% Confidence Interval of the Difference
Lower 203,22 509 202,82 512
Exact Sig. (2-sided)
Exact Sig. (1-sided)
,546
,282
Upper 75,367 95
74,967 98
,380
41
Tabel 8
Paired samples Test Paired Differences Mea Std. n Deviat ion
Std. Error Mean
t
df
95% Confidence Interval of the Difference Lower Upper
BewegenTot Pai aal 50,3 12,726 1,5785 47,231 53,538 31,9 r 1 BspelenTotaa 8462 32 1 19 04 19 l
64
Sig. (2tailed)
,000
Tabel 9 Paired Samples Correlations N
Pair 1
BewegenTotaal & BspelenTotaal
Correlatio n 65
,999
Sig.
,000
Bijlage 8 Figuren 42
Figuur 1 Voormeting 20 18 16 14
sedentary 0,0 3,0 MET
12
walking 3,0 - 5,8 MET
10 8
very active 5,8 8,6 MET
6 4 2 0
Controle school Interventieschool Figuur 1. Het aantal leerlingen, per intensiteitcategorie en per school weergegeven in het aantal METs. Figuur 2 Voormeting 60,00% 50,00% 40,00% sedentary
30,00%
walking
20,00%
very active
10,00% 0,00% Controle groep
Interventie groep
Figuur 2. Gemiddelde score per intensiteitcategorie, weergegeven in percentages.
43
Figuur 3 Tussenmeting 1 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
sedentary 0,0 3,0 MET walking 3,0 - 5,8 MET very active 5,8 8,6 MET Controle school
Interventie school
Figuur 3. Het aantal leerlingen, per intensiteitcategorie en per school weergegeven in het aantal METs. Figuur 4 Tussenmeting 1 60,00% 50,00% 40,00% 30,00%
sedentary
20,00%
walking
10,00%
very active
0,00% Controle school
Interventie school
Figuur 4. Gemiddelde score per intensiteitcategorie, weergegeven in percentages.
44
Figuur 5 Tussenmeting 2 20 15
sedentary 0,0 3,0 MET
10
walking 3,0 - 5,8 MET
5
very active 5,8 8,6 MET
0 Controle groep
Interventie groep
Figuur 5. Het aantal leerlingen, per intensiteitcategorie en per school weergegeven in het aantal METs. Figuur 6 Tussenmeting 2 60,00% 50,00% 40,00% sedentary 30,00%
walking
20,00%
very active
10,00% 0,00% Controle groep Interventie groep Figuur 6. Gemiddelde score per intensiteitcategorie, weergegeven in percentages.
45
Figuur 7 Eindmeting 25 20
sedentary 0,0 - 3,0 MET
15
walking 3,0 - 5,8 MET
10 5
Very active 5,8 8,6 MET
0 Controle groep
Interventie groep
Figuur 7. Het aantal leerlingen, per intensiteitcategorie en per school weergegeven in het aantal METs.
Figuur 8 Eindmeting 90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00%
sedentary walking very active
Controle groep Interventie groep Figuur 8. Gemiddelde score per intensiteitcategorie, weergegeven in percentages.
46
Bijlage 9 Inleverbewijs ephorus
Beste joyce Groen,
Het document is ingeleverd bij Ephorus en je docent Ramon Stuart (
[email protected]) is hiervan op de hoogte gesteld.
Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 2afbd226-1d0d-4f67-bd02-a6be7be5896a.
We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan.
Inlevercode: 8AOS Datum: 16-7-2013 9:38:24
Jouw gegevens: joyce Groen 500544893
[email protected]
Je docent: Ramon Stuart
[email protected]
47