Waarom mensen nieuws willen
Zijn er ook Nederlanders bij betrokken? __
Nieuws en daarmee de journalistiek staan de laatste jaren flink onder druk. Zowel vanuit de maatschappij als binnen de journalistiek zelf. Terwijl de oplages van de dagbladen blijven dalen, stijgt de belangstelling voor nieuws in de vorm van gratis dagbladen en online media. We hebben dus wel degelijk behoefte aan nieuws, maar waarom voelen we deze behoefte? Elke dag weer? Volgen we het NOS journaal omdat we daadwerkelijk betrokken, geraakt of geïnteresseerd zijn? Of doen we dit puur om ons eigen bestaan eraan te relativeren? WAT IS NIEUWS?
Nieuws is een ontzettend interessant concept, het is informatie die zijn waarde verliest zodra we deze tot ons genomen hebben. Tenslotte is nieuws geen nieuws als het geen nieuws meer
is. Dit gegeven maakt het tot op zekere hoogte inwisselbaar of zelfs waardeloos. Het behaalt zijn waarde namelijk voor een groot gedeelte uit het feit dat het onderwerp of de ontwikkeling nieuw en onbekend is. Nieuws bestaat bij de gratie van snelheid en tijd. Een volledig op de markt gerichte gedachte waarin nieuws zich als het ware afsplitst van het het grotere geheel, de journalistiek. “Nieuws is het ongewone”1, schrijft voormalig Midden-Oosten-correspondent Joris Luyendijk in zijn bestseller Het zijn net mensen. Net zoals nieuws gaat over incidenten, de korte termijn, sensatie en sentimenten. In ditzelfde boek schrijft Luyendijk ook kritisch over het verstoorde beeld van het Midden-Oosten en
1
Joris Luyendijk, Het Zijn Net Mensen. (Amsterdam: Podium, 2006).
1
Het zijn net mensen. Joris Luyendijk.
de manier waarop dit ontstaan is. Hij zag een gapende kloof tussen het beeld in de westerse media en hetgeen hij zelf dagelijks waarnam en meemaakte. Deze waarneming resulteerde in zijn conclusie dat het onmogelijk is de realiteit te tonen binnen het medium nieuws. Hieraan ligt een aantal oorzaken ten grondslag. Nieuws gaat over het niet-dagelijkse en is daarmee automatisch geen afspiegeling van de realiteit. Daarnaast is het vergaren van betrouwbare en verifieerbare informatie allerminst eenvoudig. Dit laatste speelt voornamelijk een rol in dictatoriële gebieden waar wordt geregeerd door middel van angst, propaganda en ondoorzichtigheid. Echter ook in het westen is de berichtgeving onderhevig aan (onbewuste) filtering, vervorming en manipulatie. “Nieuwsselectie leidt — over het algemeen beschouwd — tot berichtgeving dat conflictgericht, persoonsgericht, negatief, afstandelijk, technisch en officieel is.”2 In het boek Is er nog nieuws? schrijft Rick Nieman over de ongeschreven regels binnen de (televisie)journalistiek. Wat is nieuws en wat niet, wat haalt
het acht-uur-journaal en waar openen we mee? Ook dit is afhankelijk van een groot aantal factoren. Hoeveel nieuws is er beschikbaar? Is het nieuws exclusief? Is er beeld beschikbaar? Is het relevant voor onze doelgroep? Allemaal afwegingen en filters die een enorme invloed uitoefenen op het eindproduct, ons journaal. Ons wereldbeeld. “The news media may not be successful in telling people what to think, but they are stunningly successful in telling them what to think about.”3 NIEUWS VAN GISTEREN
Om de huidige journalistiek in een breder perspectief te kunnen plaatsen is het van belang te kijken hoe persvrijheid en de journalistiek zijn ontstaan en hoe deze zich verhoudt tot onze maatschappij en de machten. Amerikaans socioloog Micheal Schudson verdeelde het ontstaan van de journalistiek grofweg in drie perioden. Perioden waarin de journalistiek respectievelijk fungeerde volgens het spreekbuismodel, het machtigingsmodel en het huidige marktmodel. 3
2
Michael Schudson, The Sociology of News (W. W. Norton; 2003), p. 48.
Jennings Bryant, Dolf Zillmann, Media effects. (Lawrence Erlbaum Associates, 2006), p. 1.
3
Deze modellen of perioden en het ontstaan ervan hebben een sterk causaal verband met ontwikkelingen die plaatsvonden binnen onze maatschappij. HET SPREEKBUISMODEL
Tot grofweg halverwege de twintigste eeuw werkte de pers volgens het spreekbuismodel of advocacy model. Ze waren de spreekbuis van de heersende machten. Vanaf de middeleeuwen tot aan de verlichting was de kerk de grootste macht binnen de westerse samenleving en de bijbel de grootste bron van kennis. De kennis die werd vergaard uit de bijbel was star, niet gebaseerd op waarneming en daardoor niet aan verandering onderhevig. Ten tijde van de reformatie begon de positie van kerk als bewaarder van de waarheid langzaamaan af te brokkelen. Deze ontwikkeling maakte een sterke opwaartse beweging tijdens de verlichting. René Descartes (1596-1650) — Franse filosoof en wiskundige — stelde dat de wereld was opgebouwd volgens de wetten van de wiskunde. Rede zou de basis van onze kennis moeten zijn, een gedachtegoed dat terug te vinden is in het idealisme. John Locke (1632-1704) bewonderde
4
de gedachten van Descartes, maar stond kritisch tegenover zijn ideeën aangaande rede als fundament van de waarheid. Locke zag eigen waarneming als de belangrijkste bron van kennis en verwierp daarmee het begripsrealisme van Descartes en het idealisme. “All men are created equal in the state of nature by god”. Ieder mens wordt geboren als een onbeschreven blad — Tabula Rasa — en vergaard kennis door middel van eigen waarneming en zijn reflectie daarop. Op deze manier ontstond er cumulatieve kennis binnen de wetenschap, tenslotte kon men theorieën ontwikkelen aan de hand van waarnemingen. Andere wetenschappers konden deze theorieën vervolgens weer toetsen middels hun eigen waarnemingen en zo nodig bijstellen. Daarnaast stelde John Locke ook dat het gezag van een vorst enkel berust op een sociaal contract met zijn burgers, het volk zou daarom ook in staat moeten zijn de vorst af te zetten. Iedereen is tenslotte gelijkwaardig. Deze ideeën van Locke vormden de basis voor het ontstaan van de wetenschappelijke revolutie, mensenrechten, democratie en journalistieke waarden als hoor
en wederhoor. Een andere belangrijke factor voor het ontstaan van de wetenschappenlijke revolutie en deze waarden was de verspreiding van kennis en informatie. Een grote rem op het vrijelijk verspreiden van deze informatie was het ontbreken van het recht op persvrijheid. Een grote stap in de richting van persvrijheid werd gezet na de Glorious Revolution (1688) met het ondertekenen van de Bill of Rights (1689) in Engeland. Deze wet was de basis van de Engelse democratische parlementaire monarchie en zorgde voor meer vrijheden voor volk en parlement. Binnen het parlement mocht nu bijvoorbeeld vrij gesproken worden. Door de wetenschappenlijke revolutie werd het volk en onze maatschappij als het ware ontvankelijk gemaakt voor onafhankelijke journalistiek. Er ontstond een publieke sfeer of public sphere waardoor er draagvlak kwam voor tijdschriften als Tatler (1709) en Spectator (1711). Ook in Nederland was deze ontwikkeling terug te vinden door de opkomst van politiek kritische bladen als de Politieke Kruyer en de Post van den Nederyen. Zoals gezegd
waren deze tijdschriften veelal politiek kritisch — de luis in de pels van de macht — en werden de eerste stappen gezet naar de onafhankelijke journalistiek volgens het machtigingsmodel. De kritische toon binnen journalistiek had ook verstrekkende gevolgen binnen onze maatschappij, de pers maakte het publiek rijp voor revolutie. “The newspapers of the Revolution were an effective force working towards the unification of sentiment, the awakening of a consciousness of a common purpose, interest, and destiny among the separate colonies, and of a determination to see the war through to a successful issue. They were more single-minded than the people themselves, and they bore no small share of the burden of arousing and supporting the often discouraged and indifferent public spirit.” Het is niet voor niets dat de ideeën van John Locke over vrijheid en gelijkheid, grote waarden waren binnen zowel de Amerikaanse Revolutie (1775-1783) en de Franse Revolutie (1789). Deze ideeën werden door Thomas Jefferson — groot aanhanger van Locke — vereeuwigd in the Declaration of Indepence (1776).
5
“We hold these truths to be selfevident, that all men are created equal, that they are endowed bij their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness. That to secure these rights, Governments are instituted among Men, deriving their just powers from the consent of the governed, That whenever any Form of Government becomes destructive of these ends, it is the Right of the People to alter or to abolish it.”4 Samen met het Franse Liberté, Égalité et Fraternité is dit een ontzettend belangrijke pijler binnen onze huidige democratie. In 1789 werd één van de laatste grote stappen richting persvrijheid gezet, aansluitend op the Declaration of Indepence werd — hónderd jaar nadat Engeland dit deed — de Bill of Rights ingevoerd. “Congress shall make no law respecting an establishment of religion, or prohibiting the free exercise thereof; or abridging the freedom of speech, or of the press; or the right of the people peaceably to assemble, and to petition the Government
6
4
United States Declaration of Independence.
for a redress of grievances.”5 De wereld had de onomkeerbare weg richting persvrijheid ingeslagen. HET MACHTIGINGSMODEL
Binnen het machtigingsmodel of trustee model is de journalistiek een onafhankelijke pijler binnen onze maatschappij geworden. “Burke said there were Three Estates in Parliament; but, in the Reporters’ Gallery yonder, there sat a Fourth Estate more important far than they all.”6 Met de Fourth Estate bedoelde Thomas Carlyle de pers, ofwel journalistiek als entiteit naast de geestelijken, adel en burgerij. Zoals gezegd is de pers de luis in de pels van de heersende machten, een belangrijke voorwaarde hiervoor is uiteraard toegang tot deze machten. In Engeland en Nederland werden respectievelijk in 1834 en 1859 perstribunes geopend die toegang verleende tot het parlement. Daarmee werd de deur open gezet voor een pers die zich kritisch kon en wilde opstellen ten opzichte van zijn regering. 5
First Amendment of the United States Constitution.
6
Thomas Carlyle, On heroes and hero worship and the heroic in history. (1841).
The ever changing world. Door Gorilla.
De trend naar een publieke sfeer werd hiermee doorgezet. Een publieke sfeer of public sphere kan worden gezien als “een domein in ons maatschappelijk leven waarin zich zoiets als een openbare mening kan vormen”7 Volgens Duits filosoof en socioloog Jürgen Habermas zijn belangrijke voorwaarden om dit te bereiken een maatschappij en journalistiek die vrij is van dwingende machten, informatie (media) die voor iedereen toegankelijk is en — naar John Milton — een cultuur waarin de beste argumenten prevaleren. Een democratie. De eerste voorwaarde was al voor een groot deel bereikt door het aannemen van zowel de Engelse als de Amerikaanse Bill of Rights. Ook was er door de verlichting en wetenschappenlijke revolutie al gedeeltelijk een cultuur ontstaan waarin kennis was gebaseerd op onderzoek en argumentatie. De laatste stap naar een publieke sfeer was dan ook de toegankelijkheid van media democratiseren.
7
8
Jürgen Habermas, Strukturwandel der öffentlichkeit. (Luchterhand, 1962).
GROEI LEZERSMARKT
In de 19e eeuw is onze maatschappij sterk aan verandering onderhevig. Na de wetenschappelijke, de Glorious, de Amerikaanse en de Franse revolutie was het nu tijd voor de industriële revolutie. Dit zorgde voor een enorme technologische vooruitgang binnen alle facetten van de media. De papierindustrie kwam sterk op door de opkomst van de papiermachine. Drukprocessen werden versneld door de uitvinding van de snelpers, rotatiepers en de zetmachine. De distributie en communicatie steeg tot grote hoogten door nieuwe vervoersmiddelen als de trein en stoomboot. Zelfs de toevoer van nieuws werd dramatisch versneld door de uitvinding van de telegraaf en de draadloze telegraaf in respectievelijk 1843 en 1896. Deze uitvinding werkte het ontstaan van persbureau’s zoals we die nu nog kennen in de hand. De werking en de snelheid hiervan werd duidelijk na het uitbarsten van de Krakatau (1883), dit was de eerste natuurramp die wereldwijd op voorpagina’s van kranten terug te vinden was. Maar om de lezersmarkt echt te laten groeien moest er meer gebeuren. Onze samenleving
moest veranderen, en dat gebeurde ook. De industiële revolutie had als neven-effect dat er een toename ontstond in ons inkomen en vrije tijd. Door verbetering van de scholing kwam de alfabetisering van het volk op gang, wat weer resulteerde in een toename van de politieke participatie. Door een groeiende urbanisatie, technologische vooruitgang en een toenemend aantal advertenties begon er zich een consumptiemaatschappij te ontwikkelen. De basis voor de massapers was gelegd. Een belangrijke rem op de ontwikkeling van de massapers van het zegelrecht of dagbladzegel. Deze belasting op kranten was opgelegd tijdens de Franse bezetting en zorgde ervoor dat de krant enkel betaalbaar was voor de rijke elite. Een beweging die hier sterk tegen was, was het Anti-dagbladzegel-verbond. Na de afschaffing in 1869 zorgde dit naast de halvering van de prijs in een explosieve groei van het aantal dagbladen. Waren er in datzelfde jaar nog negen, in het jaar 1899 telde Nederland alleen al 62 verschillende dagbladen.
HET MARKTMODEL
Met het marktmodel hebben de media, volgens Micheal Schudson, het nieuws uitgevonden. Het is het tijdperk van de populaire journalistiek en de Penny Press. Onder de noemer Penny Press vallen de New York Sun (1833) en de New York Herald (1835). Ze verkregen deze doordat ze verkrijgbaar waren voor een penny, maar ook omdat ze een duidelijk scheidslijn trokken met andere dagbladen. Waar het voorheen gebruikelijk was dat dagbladen enkel en alleen werden verkocht als abonnement, startten de New York Sun en New York Herald met losse verkoop. Ook richtten ze zich meer op de working-class people door het plaatsen van toegankelijker nieuws. Een exemplarisch voorbeeld hiervan is de Sun, die haar politieke sectie eens verving met de volgende boodschap: “The proceedings of Congress thus far, would not interest our readers.”8 De Penny Press ging zich meer en meer concentreren catchy news, sensatie, human interest en advertenties. Ook introduceerden ze interviews en society report8
Michael Schudson, Discovering the news: a social history of American newspapers. (New York: Basic Books, 1978).
9
ing om zo tot een combinatie van goede journalistiek en vermaak te komen. Deze verschuiving had uiteraard veel te maken met de vorm waarin de dagbladen werden verkocht, de losse verkoop. Elke dag moest er gevochten worden om te verkopen, grote pakkende headlines en breaking news waren dan ook belangrijker dan nuance en feitelijkheid. Dit wordt treffend geïllustreerd door W.R. Hearst met zijn uitspraak: “The modern editor of a newspaper does not care for facts. The editor wants novelty. The editor has no objection to facts, if they are also novel. But he would prefer a novelty that is not a fact to a fact that is not a novelty.” Deze uitspraak staat haaks op die van CP Scott, redacteur van het Engelse Guardian. “Comment is free, but facts are sacred.”9 Deze ontwikkeling bereikte een hoogtepunt of een dieptepunt met de Yellow Journalism ten tijde van de Circulation War. Frank Luther Mott definiëert deze vorm van journalistiek aan de hand van vijf karakteristieke eigenschappen. “Scare headlines in huge print, often of minor news. Lavish use of pictures, 9
10
CP Scott, A Hundred Years, in the Guardian may 5 1921.
or imaginary drawings. Use of faked interviews, misleading headlines, pseudo-science, and a parade of false learning from so-called experts. Emphasis on full-color Sunday supplements, usually with comic strips (which is now normal in the U.S.). Dramatic sympathy with the ‘underdog’ against the system.” De Circulation War was een strijd om de grootte van de oplage tussen de New York World en de New York Journal van respectievelijk Joseph Pulitzer en William Randolph Hearst. In deze commerciële vete was het dus, afgaand op Frank Luther Mott, niet ongebruikelijk om pertinente onwaarheden te publiceren om maar het publiek te bevredigen in haar behoeftes. Dit gegeven staat haaks op journalistiek binnen zowel het spreekbuismodel — waar de journalistiek van bovenaf gestuurd werd — en het machtigingsmodel — waar de journalistiek vrij was van dwingende machten als staat, kerk en commercie. DE VERZUILING
In Nederland was inmiddels een andere ontwikkeling gaande, namelijk de verzuiling. Hierbij zette de journalistiek eigenlijk
Hearst Castle, nederig onderkomen van mediamagnaat W.R. Hearst.
een stap terug en ging zich weer deels vormen naar het spreekbuismodel van Schudson. Het ging er niet om kritisch te kijken naar de maatschappij middels hoor en wederhoor, maar vooral om consensus binnen de eigen kring te creeëren, zich te profileren. Iedere zuil binnen de samenleving had zijn eigen kerk, politieke partij, maar ook krant en omroep. Een sterke vorm van zelfcensuur. Deze tendens begon na de tweede wereldoorlog geleidelijk weer af te brokkelen en te verschuiven naar in eerste instantie polarisatie en vervolgens weer naar de commercie. Duidelijk is dat de journalistiek gevoelig is voor externe invloeden en daardoor voortdurend aan verandering onderhevig is, wat is de volgende stap? NIEUWS EN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
“Er bestaan geen feiten, slechts interpretaties, stelde Nietzsche.”10 Nieuws is subjectief en we zeggen dit te weten, wat is het gevolg van dit besef? Leven we in het postmoderne tijdperk van de onverschillig10 Rob Wijnberg, Nietzsche en Kant Lezen de Krant. (Amsterdam: de Bezige Bij, 2009), 17.
12
heid? Heeft nieuws nog steeds de waarde die het door de jaren heen heeft gehad? Tweehonderd doden zijn niet meer dan een artikel op de derde pagina, we kunnen er niet te lang bij stilstaan, morgen is er weer een nieuw artikel — als we niet al op internet zochten naar nog nieuwer nieuws. Rob Wijnberg schrijft in zijn Nietzsche en Kant lezen de krant onder andere over waarheden en keuzevrijheid. “[...] hoe groter het aantal keuzes, hoe kleiner het verschil tussen die keuzes. En hoe kleiner het verschil tussen de keuzes, hoe minder redenen er overblijven om het ene boven het andere te verkiezen.”11 Ofwel “the paradox of choice.”12 Kunnen we deze redenering ook toepassen op de berichtgeving van media als kranten, televisie en internet? Dat zou betekenen dat de explosieve groei van onze informatiemaatschappij de onverschilligheid ten opzichte van dezelfde informatie in de hand werkt. De journalistiek snijdt zichzelf in de vingers. 11 Rob Wijnberg, Nietzsche en Kant Lezen de Krant. (Amsterdam: de Bezige Bij, 2009), 32. 12 Barry Schwartz, The Paradox of Choice. (New York: HarperCollins Publishers Inc, 2004).
In principe is dit niets meer dan marktwerking in zijn puurste vorm, is het aanbod groter dan de vraag, dan daalt de waarde van het aangebodene. Nieuws wordt inwisselbaar. De redenering van Rob Wijnberg impliceert ook dat het niet zozeer de subjectiviteit in de berichtgeving is waar we ons zorgen over moeten maken, echter de snelheid waarin nieuws elkaar opvolgt, de grote hoeveelheden waarin dit gebeurd en de invloed daarvan op ons — de lezer. De ochtendkrant is — ondanks zijn dalende populariteit — nog altijd een icoon. Onderdeel van ons dagelijkse ochtendritueel, tastbaar. Maar is het nog meer dan dat? Vervult de krant nog dezelfde functie als tijdens de opkomst van de persvrijheid? Waar de journalistiek na de wetenschappenlijke revolutie haar plek als bewaarder van de waarheid begon in te nemen — ze was tenslotte onafhankelijk en kritisch — lijkt deze plek langzamerhand te worden overnomen door de publieke opinie. Met behulp van de pers werd het volk kritischer en minder volgzaam, echter nu lijkt deze ontwikkeling zich tegen hen te keren. We leven in een liberaal
democratische samenleving waarin we de meeste liberale idealen — gelijkheid van de mens, scheiding van de machten, vrijheid van meningsuiting en geloof — verwezenlijkt hebben. Is de krant nu niet verworden tot een lege huls in vergelijking tot de brenger van de nieuwe waarheid die hij ooit was? Andrew Keen schrijft in zijn The Cult of the Amature nogal angstig over deze ontwikkelingen. Deze angst resulteert naar mijn idee enkel in het uitstellen wat ogenschijnlijk onafwendbaar is. Moet de journalistiek niet kritischer zijn ten opzichte van de macht van de massa — zoals ze dat deed ten opzichte van de machthebbenden en de kerk — in plaats van erin te participeren? Zou de journalistiek zich niet weer autonomer moeten gaan opstellen? Kan de journalistiek net als autonome kunst vragen oproepen, de verbeelding prikkelen en de verwachting verstoren? De discussie rondom wat journalistiek zou moeten zijn en inhouden is losgebarsten na het ongekende succes van het boek Het zijn net mensen van Joris Luyendijk.13 Hierin legt 13 Joris Luyendijk, Het Zijn Net Mensen. (Amsterdam: Podium, 2006).
13
De evolutie van onze informatiemaatschappij. Door Gorilla.
The paradox of choice. why more is less. Barry Schwartz.
Luyendijk een aantal mechanismen van de totstandkoming van nieuws bloot, hij vertelt over het ontbreken van context en kennis én zijn frustratie over de ruimte die hij als journalist kreeg om zijn verhaal te vertellen. Dat dit onderwerp gevoelig lag binnen de journalistiek blijkt wel uit de reacties in Het maakbare nieuws, een bundel van essays geschreven door 19 collegae van Luyendijk.14 De toon van het boek verschilt van verontwaardigd — “Oncollegiaal!”15 — tot kritisch doch instemmend. Waar ze het echter allen over eens lijken te zijn, is dat goede journalistiek wel degelijk bestaat, al lijkt dit zich in de mindere mate af te spiegelen binnen het medium nieuws. Des te meer vinden we dit terug in achtergrondartikelen, opiniebladen en bijlagen. Nu kunnen we onszelf weer afvragen, moeten we onze focus verschuiven? Echter de discussie rondom wat journalistiek moet zijn zal net als de journalistiek zelf een eeuwige transformatie blijven ondergaan. 14 Monique van Hoogstraten en Eva Jinek, e.a. Het Maakbare Nieuws. (Amsterdam: Balans, 2008). 15 Bertus Hendriks, “Doorzichtige Dictaturen.” in Het Maakbare Nieuws. (Amsterdam: Balans, 2008), 72.
16
WAAROM MENSEN NIEUWS WILLEN
Eerder stelde ik mijzelf deze vragen: Volgen we het NOS journaal omdat we daadwerkelijk betrokken, geraakt of geïnteresseerd zijn? Of doen we dit puur om ons eigen bestaan eraan te relativeren? Om hier een antwoord op te kunnen geven is het van belang te kijken naar waarom mensen nieuws willen. Waar ontstaat de behoefte om op de hoogte te blijven van andere mensen en de gebeurtenissen die aan hen gekoppeld zijn. Hoe kan het dat er in een samenleving die in vergevorderde staat is geïndividualiseerd, zoveel vraag bestaat naar de ander. Mensen blijven groepsdieren. “Mensen zijn verenigd in volken die een cultuur bezitten en een taal spreken waaraan zij hun identiteit en zelfrespect ontlenen.”16 Echter mag deze groep niet te groot worden, aldus Piet Vroon. “Mensen binden zich aan elkaar, maar de omvang van de groep moet overzichtelijk blijven.”17 Directe contacten van de meeste mensen bestaan door16 Piet Vroon, Tranen van de Krokodil. (Amsterdam: Ambo, 1998), 344. 17 Piet Vroon, Tranen van de Krokodil. (Amsterdam: Ambo, 1998), 344.
Cumulatieve nieuwsvergaring.
One shape fits all. American Toys by Christopher Paul Baker.
gaans uit maximaal 100 tot 200 mensen. Echter door urbanisatie, technologische vooruitgang en bevolkingsgroei wordt deze grens schromelijk overschreden. Nieuws zou een manier kunnen zijn om overzicht te scheppen in deze ogenschijnlijke wanorde. Dit groepsdenken wordt treffend geïllustreerd door de vraag: “Zijn er ook Nederlanders bij betrokken?” Het antwoord op deze vraag geeft slechts aan of de gebeurtenis wel of geen invloed heeft op onze gezamelijke identiteit. Of anders gezegd, moeten we het erg vinden, ja of nee. Inherent aan groepen zijn leiders. Groepsdieren en in dit geval mensen hebben behoefte aan leiding, iemand die ze bij de hand neemt, iemand die ze vertelt wat er van ze verwacht wordt, iets of iemand waaraan ze hun identiteit kunnen spiegelen. Natuurlijk vervullen de overheid en de media deels deze rol, deze zijn echter niet belangeloos te noemen. De media is sterk verweven met de commercie. De overheid vinden we betuttelend en fungeert naast haar leiderschap ook als zondebok. Politici worden inmiddels getutoyeerd, openlijk bekritiseerd en door het publiek op de vingers getikt.
Blijven over de kerk en de journalistiek. Echter werd al eerder duidelijk dat de kerk haar positie als bewaarder van de waarheid geleidelijk aan het verliezen is. De journalistiek heeft de status van onafhankelijk leiderschap, ze brengt feiten, is belangeloos, staat boven alles en iedereen. Maar ook aan dit leiderschap wordt getornd, getuige de dalende oplagecijfers van dagbladen. Zoals al eerder opgemerkt is er in de eeuwige zoektocht naar de waarheid een duidelijke verschuiving te zien naar de publieke opinie, the cult of the amature. Er ontstaat een nieuwe publieke sfeer waarin weblogs, YouTube en (democratisch nieuwsmedium) Twitter enorme populariteit genieten. Een tendens die Nederlands schrijver P.F. Thomése klaarblijkelijk al zag aankomen. “De eigen ervaring, het is de vloek van onze dagen. We zijn terecht gekomen in een ‘ik vind’-cultuur, waarin er niets gaat boven de eigen beleving. Echt moet het zijn, authentiek.”18 Het idee dat deze zoektocht naar authenticiteit en waarheid resulteert in deze verschuiving wordt 18 P.F. Thomése. gek is goed, de vloek van het authentieke. NRC 8/10/’99
19
versterkt door de opvattingen van Amerikaans geschiedkundige Daniel J. Boorstin en Frans socioloog Jean Baudrillard. Beiden stellen dat televisie — en daarmee een groot deel van het huidige nieuwsaanbod — een eigen kunstmatige, betekenisloze hyperrealiteit schept die de echte verdringt. Niet waar dus. We hebben blijkbaar niet zozeer behoefte aan nieuws, maar des te meer aan waarheid, structuur en zekerheid. Een referentiekader waarin we ons eigen leven kunnen plaatsen. Het is godsdienst die deze rol jarenlang heeft vervuld. “Ringgren en Ström (1963) zeggen dat het belijden van een godsdienst berust op een aangeboren neiging om zekerheid te scheppen.”19 Piet Vroon gaat hier nog verder in door te stellen dat het niet zozeer om de inhoud van een ideologie — of in dit geval het nieuws — gaat, maar om de zekerheid biedende vorm. Nieuws heeft lange tijd kunnen voorzien in deze behoefte, echter is het slechts een medium om te waarheid te zoeken in plaats van de waarheid zelf.
19 Piet Vroon, Tranen van de Krokodil. (Amsterdam: Ambo, 1998), 345.
20