ZIEKTEVERZUIM AMBULANCEZORGINSTELLINGEN 2002 op basis van een schriftelijke enquête onder instellingen
18 december 2003
mw.ir. Carla G.L. van Deursen
AStri Stationsweg 26 2312 AV Leiden Tel.: Fax: E-mail: Website:
071 – 512 49 03 071 – 512 52 47
[email protected] www.astri.nl
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING
5
2
VERSLAG VELDWERK
7
3
ACHTERGRONDGEGEVENS
9
4
HET 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
ZIEKTEVERZUIM IN 2002 Ziekteverzuimpercentage en meldingsfrequentie Afwezigheid wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof Ziekteverzuimpercentage naar achtergrondkenmerken Meldingsfrequentie naar achtergrondkenmerken WAO-instroom
15 15 16 16 17 18
BIJLAGE 1. DEELNEMENDE AMBULANCEZORGINSTELLINGEN
21
BIJLAGE 2. DE VRAGENLIJST
23
P:\03306.C - Ambulancezorg\rapport verzuim ambulancediensten.doc
5
1
INLEIDING
Eén van de activiteiten ten behoeve van het Arboconvenant van de Ambulancezorg, is het bepalen van een betrouwbaar verzuimcijfer. Dit is nodig om een reële taakstelling voor de verzuimreductie te bepalen, en het effect van de te nemen convenantmaatregelen op het ziekteverzuim in kaart te kunnen brengen. In de branchebegeleidingscommissie (BBC) is vastgesteld dat de meest efficiënte manier om het verzuim vast te stellen, een schriftelijke enquête onder instellingen is. Onderzoeksbureau AStri heeft de opdracht gekregen hiertoe een schriftelijke vragenlijst samen te stellen en de uitkomsten ervan te analyseren en te rapporteren. Voorafgaand aan het samenstellen van de vragenlijst heeft AStri een presentatie gehouden over ziekteverzuimcijfers voor de Werkgroep Ziekteverzuim Ambulancezorg. Op basis van de daarop volgende discussie over welke verzuimkengetallen wenselijk zijn en welke informatie naar verwachting ook geleverd kan worden door de instellingen, is de inhoud van de ziekteverzuimvragenlijst vormgegeven. In dit rapport wordt kort verslag gedaan van het veldwerk (hoofdstuk 2), de aard van de informatie die de instellingen konden verstrekken (hoofdstuk 3), en de op basis daarvan berekende verzuimcijfers (hoofdstuk 4).
7
2
VERSLAG VELDWERK
De door AStri in samenspraak met de Werkgroep Ziekteverzuim Ambulancezorg ontwikkelde vragenlijst, getiteld ‘Vragenlijst ziekteverzuim 2002 ambulancezorginstellingen’ is eind juni 2003 uitgezet onder 69 ambulancezorginstellingen. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 1. Het adressenbestand was niet waterdicht: naar aanleiding van de telefonische contacten, zijn nog ongeveer 25 vragenlijsten nagestuurd. Dit onder andere om via CPA's ook een ingang te krijgen. Doordat de verzuimgegevens van CPA’s en ambulancezorginstellingen meestal gecombineerd werden in één vragenlijst, bleek het achteraf om 57 afzonderlijke instellingen te gaan. De vragenlijst is uitgezet door SOVAM met een begeleidende brief en een toegevoegde brief van AZN. Namens SOVAM (waarbij de uitvoering van de voorbereiding van het arboconvenant is neergelegd) hebben Eelco Rodenburg van Rodenburg en Partners en Jan Cees de Gruijter van Licent BV contact gehad met de ambulancediensten om nadere informatie te geven en te stimuleren dat de vragenlijst ingevuld werd. Het bleek voor instellingen echter niet gemakkelijk om de benodigde informatie op korte termijn te vergaren. Oorspronkelijk was het de bedoeling het veldwerk in september af te ronden. Uiteindelijk is 20 november 2003 als uiterste inzenddatum gesteld. Op dat moment waren er 37 vragenlijsten ontvangen, wat een respons van 37/57 = 65 procent betekent. De lijst van deelnemende ambulancezorginstellingen is te vinden in bijlage 2.
9
3
ACHTERGRONDGEGEVENS
In de vragenlijst is niet alleen gevraagd naar informatie die nodig is voor de bepaling van het verzuimpercentage en de meldingsfrequentie, maar ook naar hieraan gerelateerde relevante achtergrondinformatie. Hiervan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan, verwijzend naar het nummer in de vragenlijst (zie bijlage 1) Vraag 1: contactpersoon Deze vraag betreft de naam van de instelling, en de naam en het telefoonnummer van de contactpersoon voor de vragenlijst. Hiermee konden we navraag doen in geval de antwoorden onduidelijk of inconsequent waren. Dit bleek slechts in één geval nodig. Van de namen en telefoonnummers is een lijst aangelegd, wat nuttig is met het oog op eventuele volgende ziekteverzuimenquêtes. Vraag 2: gehanteerde systeem voor verzuiminformatie Gevraagd is welke bron of bronnen men hanteert voor de in de enquête opgevraagde verzuiminformatie. De uitkomsten zijn in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1.
Gebruikte bron(nen) voor verzuiminformatie die instellingen leveren
bron
aantal
roosterplanner
8
arbodienst
8
eigen personeelsinformatiesysteem
18
anders
10
info uit 1 systeem afkomstig
7
info uit 2 verschillende systemen afkomstig
30
totaal
37
Wat de arbodienst betreft wordt het meest gebruik gemaakt van de standaarduitdraaien van ArboUnie (5x), gevolgd door ArboNed (E-meld 2x, standaarduitdraaien 1x). Wat het personeelsinformatiesysteem betreft blijkt Beaufort het meest gebruikt te worden (6x), gevolgd door Pion (3x), Pims4all (2x) en Perman (2x). Daarnaast worden elk één keer genoemd Easy-Acces, Emis, Prigem en Pview. Bij de 10 instellingen die aangeven dat ze de verzuiminformatie uit ‘andere’ bron halen, gaat het in de regel om zelf opgezette systemen, zoals (excel)spreadsheets of ziekteverzuimschema’s. In slechts één geval gaat het om een
10
geautomatiseerde salarisadministratie (Lopac). Vraag 3: eenheid waarin men het ziekteverzuim opgeeft In de vragenlijst moest worden aangegeven of men het verzuim in werk- of roosterdagen, in werkuren of in kalenderdagen aan ons rapporteert. Daarbij werd aangegeven dat opgave in werk- of roosterdagen (indien men hierin een keuze heeft), de voorkeur heeft1. De rapportagewijzen zijn als volgt: werk- of roosteruren: 8x; werk- of roosterdagen: 3x; kalenderdagen: 26x. De meeste instellingen doen opgave in kalenderdagen. Het blijkt dus niet mogelijk om op grote schaal het verzuim via de voorkeursmethode te bepalen. Vraag 4: jaaruren bij fulltime aanstelling Gevraagd is om aan te geven hoeveel uren in een jaar een werknemer met een fulltime aanstelling geacht wordt te werken. Hierbij gaat het niet om effectieve uren, maar om het aantal uren dat een werknemer zou werken als hij geen enkele dag ziek zou zijn. De meeste instellingen konden hiervan opgave doen. Op de vraag naar de uren inclusief vakantie en ADV bleven 5 instellingen het antwoord schuldig; 9 instellingen konden het aantal uren ‘exclusief’ niet opnoemen. Inclusief vakantie en ADV Het meest genoemde aantal jaaruren (inclusief) is 1.872 (20x), gevolgd door 2.080 (3x) en 1879,2 (2x). Het laagste genoemde urenaantal is 1.420, het hoogste 2.088. Exclusief vakantie en ADV De onderlinge verschillen tussen instellingen in het aantal jaaruren ‘exclusief’ zijn veel groter dan bij ‘inclusief’. Het meest genoemde aantal jaaruren ‘exclusief’ is 1.700 (7x), gevolgd door 1.656 (2x) en 1.648 (2x). Het laagst genoemde aantal is 1.432,8, het hoogste 1.872. Vraag 5. Zwangerschapsgerelateerd verzuim Gevraagd is of bij het op te geven verzuim ook het zwangerschapsgerelateerde 1
Deze en alle overige voorkeuren zijn in samenspraak met de Werkgroep Ziekteverzuim tot stand gekomen.
11
verzuim voorafgaand aan of volgend op het officiële zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt meegeteld. Hierbij is in de vragenlijst de voorkeur aangegeven, om het wel mee te tellen, mocht men hierin keuze hebben. De uitkomsten zijn als volgt: wel meegeteld 26x; niet meegeteld 10x; weet niet 1x. Vraag 6: gedeeltelijk verzuim Gevraagd is hoe bij het op te geven verzuim, het gedeeltelijke verzuim wordt meegeteld (bijvoorbeeld 50% hervatten na een periode van 100% verzuim). Hierbij hebben wij aangegeven, dat het de voorkeur heeft het naar rato van de verzuimde werktijd mee te tellen. De rapportagewijzen zijn als volgt: naar rato van verzuimde werktijd als 100 procent verzuim geheel niet weet niet
30x; 6x; 0x; 1x.
De meeste instellingen konden het verzuim naar rato van de verzuimde werktijd opgeven, wat ook de voorkeurswijze is. Zes instellingen telden dit als volledig verzuim mee, wat een onderschatting geeft van het werkelijke verzuimpercentage. Vraag 7: therapeutisch werken Gevraagd is hoe bij het op te geven verzuim het therapeutisch werken (dit is werken zonder dat hier loonwaarde tegenover staat) wordt meegeteld. Hierbij is als voorkeur aangegeven, om dit als volledig verzuim te beschouwen. De uitkomsten zijn als volgt: als 100 procent verzuim geheel niet weet niet naar rato
33x; 2x; 1x; 1x.
Vraag 8: aanleveringsvorm hoogte ziekteverzuim Gevraagd is hoe men de hoogte van het ziekteverzuim in de vragenlijst op zal geven: in uren (naar voorkeur), in dagen of als ‘kant en klaar’ verzuimpercentage.
12
De uitkomsten zijn als volgt: verzuimde uren verzuimde dagen verzuimpercentage geen info beschikbaar
8x; 12x; 16x; 1x.
Slechts acht instellingen verstrekken de informatie over de hoogte van het ziekteverzuim op de voorkeurswijze, namelijk in verzuimde uren. De meeste leveren de informatie in de vorm van een verzuimpercentage of als verzuimde dagen. Vraag 9: aanleveringvorm aantal ziekmeldingen Gevraagd is hoe men het aantal ziekmeldingen in de vragenlijst op zal geven: in totaal aantal meldingen (de voorkeurswijze), als een ‘kant en klare’ ziekmeldingsfrequentie of ‘geheel niet’. De uitkomsten zijn als volgt: totaal aantal ziekmeldingen ziekmeldingsfrequentie geen info beschikbaar
30x; 1x; 6x.
De informatie over ziekmeldingsfrequentie kan meestal wel op de voorkeurswijze worden geleverd. Zes instellingen kunnen hierover geen informatie leveren. Vraag 10+15: cijfers hoogte ziekteverzuim, ziekmeldingen, medewerkers en fte’s Bij vraag 10 (zie bijlage 1) is gevraagd de feitelijke informatie over de hoogte van het ziekteverzuim in te vullen, uitgesplitst naar geslacht, functiegroep en leeftijd. Bij vraag 15 wordt gevraagd naar het aantal medewerkers en fte’s op twee verschillende peildata. De meeste instellingen kunnen niet alle gevraagde informatie leveren. Het enige wat alle instellingen wel kunnen leveren is het aantal medewerkers op ten minste één van de twee peildata. Informatie over de hoogte van het ziekteverzuim konden alle instellingen op één na leveren. Informatie over het aantal mannen en vrouwen konden 35 van de 37 instellingen leveren, informatie over de hoogte van het ziekteverzuim van mannen en vrouwen 23 instellingen. Vraag 11: zwangerschaps- en bevallingsverlof Gevraagd is bij hoeveel vrouwen in 2002 sprake was van het opnemen van zwangerschaps- en bevallingsverlof (alleen de nieuwe, in 2002 begonnen gevallen). Bij 22 van de 37 instellingen was hiervan in 2002 geheel geen sprake, bij 7 in-
13
stellingen was er één zwangere, bij 7 instellingen waren er 2 en bij één instelling waren er 3 zwangeren. In totaal zijn er dus bij de 37 deelnemende instellingen 24 medewerkers in 2002 met zwangerschapverlof gegaan. Vraag 12: aantal langdurig zieken Gevraagd is hoeveel personeelsleden in 2002 langer dan 365 dagen geheel of gedeeltelijk ziek zijn. Drie instellingen blijven hierop het antwoord schuldig. Van de overige 34 instellingen hebben er 25 geen langdurig zieken en 9 hebben er één of meer. In totaal zijn er 20 langdurig zieken, op in totaal 2.215 personeelsleden, wat neerkomt om een percentage van 0,90. Vraag 13: bruto maandsalaris op dienstniveau Gevraagd is het gemiddelde bruto maandsalaris op dienstniveau aan te geven, exclusief werkgeverslasten en premies. Van 10 instellingen ontbreekt het antwoord op deze vraag. De overige instellingen geven een gemiddeld maandsalaris op dat varieert tussen de 1.420 en 3.200 euro. Het gemiddelde salaris ligt op 2.526 euro. Bij de berekening van dit gemiddelde zijn de instellingen naar rato van het aantal personeelsleden meegewogen. Vraag 14: vervanging bij ziekte De instellingen is gevraagd aan te geven hoe de vervanging bij ziekte over het algemeen wordt geregeld: door overwerk van medewerkers in loondienst, door ophoging van de formatie, door inzet van uitzendkrachten of op andere wijze. In onderstaande tabel zijn de uitkomsten weergegeven. Tabel 2.
Wijze van vervanging bij ziekteverzuim binnen de ambulancezorginstellingen
wijze van vervanging overwerk ophoging formatie
aantal 31 2
uitzendkrachten
27
op andere wijze
4
op 1 van bovenstaande manieren
12
op 2 van bovenstaande manieren
23
op 3 van bovenstaande manieren
2
totaal
37
Vervanging bij ziekte wordt in het algemeen geregeld door overwerk van medewerkers in loondienst en/of door uitzendkrachten. Alternatieve manieren van op-
14
vang zijn het gebruik maken van reservediensten (2x), invalkrachten elders in roosters (1x) of 15-uurs contractanten (2x).
15
4
4.1
HET ZIEKTEVERZUIM IN 2002
Ziekteverzuimpercentage en meldingsfrequentie In tabel 4 worden het verzuimpercentage en de meldingsfrequentie naar personeelsomvang (gemiddeld aantal werknemers in dienst in 2002) en type ambulancedienst weergegeven. Het betreft het verzuim exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof2. Verzuimpercentage Het gemiddelde verzuimpercentage van de 37 ambulancezorginstellingen is 7,1. Hierbij is Ambulancekwartier Westerkwartier niet meegerekend: zij konden geen verzuimcijfers leveren. Binnen de grootteklassen is de gebruikelijke trend zichtbaar: hoe groter de instelling hoe hoger het verzuimpercentage. Bij 11 instellingen ligt het verzuim op of boven het gemiddelde van 7,1 procent, bij 3 instellingen ligt het gemiddelde boven de 10 procent. Het verzuimpercentage bij de gemeentelijke instellingen ligt 1 procentpunt hoger dan bij de particuliere instellingen. Tabel 3.
Verzuimpercentage en meldingsfrequentie naar omvang en type instelling in 2002 (exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof) verzuimpercentage (n=36 instel.)
meldingsfrequentie (n=29 instel.)
totaal aantal personeelsleden
0,8
0,38
21
3
aantal instellingen
omvang 1-19 werknemers 20-49 werknemers
6,7
1,40
448
14
50-99 werknemers
7,0
1,21
810
12
>100 werknemers
7,4
1,40
1.198
8
gemeente
7,7
1,40
1.134
17
particulier
6,7
1,26
1.305
19
ziekenhuis
5,8
1,27
39
1
7,1
1,32
2.477
37
type instelling
totaal
2
Zie noot 3.
16
Meldingsfrequentie Alle instellingen op één na konden informatie voor de berekening van het verzuimpercentage verstrekken. Informatie voor de berekening van de meldingsfrequentie konden 8 instellingen niet verstrekken. De gemiddelde meldingsfrequentie van de 29 instellingen is 1,32.
4.2
Afwezigheid wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof Een deel van de ambulancezorginstellingen heeft het verzuim inclusief het zwangerschapsgerelateerde verzuim opgegeven en een deel exclusief. Wij gaan ervan uit dat het opgegeven verzuim in nagenoeg alle gevallen exclusief het zwangerschaps- en bevallingsverlof is opgegeven3. In totaal hebben 35 instellingen opgave gedaan van het aantal werkzame vrouwen, wat op een totaal van 433 vrouwen uitkomt. Het totale aantal medewerkers (mannen en vrouwen) bij de 37 instellingen is 2.477. Bij de 37 instellingen zijn in totaal 24 vrouwen in 2002 met zwangerschaps- en bevallingsverlof gegaan: 22 instellingen hebben geen zwangeren gehad, 15 instellingen 1 (7x), 2 (7x) of 3 (1x). Ervan uitgaande dat een verlofperiode 112 dagen duurt, kan berekend worden het afwezigheidpercentage wegens zwangerschaps en bevallingsverlof bij de ambulancezorginstellingen bij benadering 0,3 procent bedraagt4.
4.3
Ziekteverzuimpercentage naar achtergrondkenmerken In tabel 4 wordt het verzuimpercentage naar achtergrondkenmerken weergegeven. Niet alle instellingen konden de hiertoe benodigde informatie konden verstrekken. Veel instellingen konden wel informatie over het ene achtergrondkenmerk verstrekken (bijvoorbeeld functie), maar niet over het andere (bijvoorbeeld geslacht). Daarom is in tabel 4 expliciet aangegeven op welke aantallen instellingen en personeelsleden elk verzuimpercentage gebaseerd is. Het verzuim van de vrouwen blijkt iets hoger te zijn dan van de mannen. Het verschil is echter kleiner dan gebruikelijk (in de landelijke cijfers en in andere branches). Het verzuimpercentage van de 23 instellingen die het verzuim van mannen 3
In de vragenlijst is per abuis niet expliciet aangegeven dat bij de opgave van het verzuimpercentage het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet meegeteld moet worden. Bij de meldingsfrequentie is dit wel vermeld. Op basis van inspectie van de verzuimcijfers vermoeden wij dat twee instellingen (met elk 1 zwangere) het zwangerschapsverlof wèl hebben meegeteld. Dit geeft verwaarloosbare overschatting van het verzuimpercentage van de ambulancezorginstellingen (minder dan 0,1 procent). Hiervoor is dan ook niet gecorrigeerd. 4 (16 weken*7*24 zwangeren)*100%/(365*2.477 medewerkers)
17
en vrouwen afzonderlijk konden opgeven, ligt overigens op een lager niveau dan gemiddeld voor de ambulancezorginstellingen. Wat functie betreft vinden we het hoogste verzuim bij de medewerkers meldkamer. Het gaat daarbij echter slechts om 7 instellingen. Ambulanceverpleegkundigen hebben een hoger verzuimpercentage dan de ambulancechauffeurs (gebaseerd op 23 instellingen). Over het algemeen ziet men dat het verzuimpercentage toeneemt met de leeftijd, wat ook binnen de ambulancezorginstellingen het geval blijkt. Het verzuim neemt hier duidelijk toe met de leeftijd (gebaseerd op 20 instellingen, waarvan een aantal geen jongeren en/of ouderen in dienst had). Medewerkers jonger dan 34 jaar hebben met 3,7 procent een laag verzuim. Tabel 4.
Verzuimpercentage naar achtergrondkenmerken in 2002, met daarbij aantal personeelsleden en instellingen waarop het betrekking heeft (exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof) verzuimpercentage
totaal aantal personeelsleden
aantal instellingen
mannen
5,6
1.181
23
vrouwen
6,3
256
23
geslacht
functie verpleegkundigen
7,5
815
23
chauffeurs
6,1
679
23
medewerkers meldkamer
8,6
166
7
overige medewerkers
4,3
156
18
leeftijd
4.4
t/m 34 jaar
3,7
236
19
35-54 jaar
7,1
837
20
55 jaar en ouder
8,5
60
17
Meldingsfrequentie naar achtergrondkenmerken In tabel 5 wordt de meldingsfrequentie naar achtergrondkenmerken weergegeven. Omdat niet alle instellingen hiertoe de benodigde informatie konden verstrekken, is in de tabel expliciet aangegeven op welke aantallen instellingen en personeelsleden het cijfer gebaseerd is.
18
Tabel 5.
Meldingsfrequentie naar achtergrondkenmerken in 2002, met daarbij aantal personeelsleden en instellingen waarop het betrekking heeft (exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof) verzuimpercentage
totaal aantal personeelsleden
aantal instellingen
mannen
1,03
1.148
23
vrouwen
1,69
265
23
verpleegkundigen
1,35
552
18
chauffeurs
1,40
531
18
medewerkers meldkamer
1,81
109
6
overige medewerkers
1,00
123
15
t/m 34 jaar
1,29
268
17
35-54 jaar
1,28
884
17
55 jaar en ouder
1,19
64
17
geslacht
functie
leeftijd
De meldingsfrequentie van de vrouwen is hoger dan die van mannen, wat een gebruikelijke trend is. De medewerkers meldkamer hebben een opvallend hoge meldingsfrequentie. Over het algemeen ziet men dat de meldingsfrequentie lager wordt naarmate werknemer ouder zijn, omdat jongeren een frequent kort verzuim hebben. Dit is echter binnen de ambulancezorginstellingen niet het geval: er is weinig verschil in het aantal ziekmeldingen van ouderen en jongeren.
4.5
WAO-instroom In tabel 6 wordt het aantal langdurig zieken weergegeven, en het aantal werknemers en instellingen waarop de cijfers betrekking hebben.
19
Tabel 6.
Langdurig zieken en WAO-ers, in 2002 aantal
personen
instellingen
langdurig zieken (>365 dagen)
20
2.216
34
instroompercentage 0,90
totaal aantal WAO-gekeurden
17
2.154
33
0,79
2
2.154
33
0,09
13
2.154
33
0,60
2
2.154
33
0,09
volledig WAO-ers gedeeltelijk WAO-ers geen WAO-uitkering
Volgens de opgaven van 34 instellingen bereikten in 2002 20 medewerkers de datum waarop ze langer dan 365 dagen gedeeltelijk of volledig ziek waren: dit is 0,9 procent van de medewerkers. Van de 37 instellingen deden er 33 opgave van het aantal WAO-gekeurden, uitgesplitst naar keuringsuitslag. Als hun opgave accuraat is, zou de WAO-instroom bij deze instellingen 0,79 procent bedragen. In de meeste gevallen gaat het om een gedeeltelijke uitkering, en dus om personen die nog wel ander werk kunnen doen. Slechts in 2 gevallen is er geen sprake van resterende verdiencapaciteit bij de arbeidsongeschikte.
21
BIJLAGE 1. DEELNEMENDE AMBULANCEZORGINSTELLINGEN
Naam instelling GGD Oostelijk Zuid Limburg Kijlstra Ambulancegroep Fryslan Ambulancedienst Zorgsaam (ziekenhuis Zeeuws-Vlaanderen) RAV-Groningen B.V. Ambulancedienst Regio Achterhoek Ambulance Zorg Rotterdam-Rijnmond GGD West-Brabant/RAV Arriva Ambulance Groningen BV Hulpverlening Gelderland Midden afd. AHV-Oost AZRR/RHRR (voorheen GGD-ZHE Spijkenisse) gemeente Haarlem, sector Brandweer & Ambulance RAV AZG Drenthe Streekgewest Westelijke Mijnstreek GGD Gooi en Vechtstreek C.P.A. Roosendaal Ziekendienst Het Witte Kruis B.V. Ambulancedienst Westerkwartier Eerste Hulpdienst Leiden Ambulancediensy Engelen Midden-Limburg GG&GD Amsterdam Gebr. de Jong Leiden B.V. St. Ambulancedienst Boven de Westerschelde Rijn en Venen Ambulancedienst Alphen a/d Rijn Ambulancedienst Amsterdam bv Hulpverleningsdienst Gem. Groningen (GGD) Ambulance Oost RAV Noord- & Oost-Gelderland Ambulancedienst Viecuri (RAV Limburg-Noord) RAV/GGD Hart van Brabant RAV IJssel-Vecht B.V. Ambulancedienst Zuid-Holland Zuid Silo Ambulancezorg Bornkamp Ambulancezorg RAV Gelderland-Zuid (onderdeel CPA, RAV en GHON) Ambulancedienst van Gompel BV Hulpverleningsregio Haaglanden, afd. CPA GGD Zuid Oost Brabant
23
BIJLAGE 2. DE VRAGENLIJST
25
VRAGENLIJST ZIEKTEVERZUIM 2002 AMBULANCEZORG-INSTELLINGEN
26
Vraag 1 Wilt u hieronder eerst de naam van uw ambulancezorginstelling en van degene die verantwoordelijk is voor het invullen van de vragenlijst invullen?
naam ambulancezorginstelling: .............................................................................................. contactpersoon voor deze vragenlijst naam:
.................................................................................................................
telefoonnummer:
.................................................................................................................
Bij vraag 10 zullen wij u vragen om cijfers over de hoogte en de frequentie van het ziekteverzuim in te vullen. Met de vragen 2 t/m 9 wordt nagegaan hoe deze cijfers zijn opgebouwd. Wij geven daar tevens aan wat onze voorkeuren voor de wijze van opgave zijn, mocht u hierin keuze hebben. Vraag 2 Welke bron gebruikt u voor de opgave van de hier gevraagde verzuiminformatie? de roosterplanner → naam systeem: ........................................................................... de arbodienst, namelijk o
standaarduitdraaien van ArboUnie
o
E-meld van ArboUnie
o
standaarduitdraaien van ArboNed
o
MeldNed van Arboned
o
anders, namelijk .................................................................................................
eigen personeelsinformatiesysteem → naam systeem: ............................................... anders, namelijk: .......................................................................................................... Vraag 3 Geeft u het verzuim op in werkdagen, werkuren of kalenderdagen? (Als u hierin een keuze heeft, dan graag op de vetgedrukte wijze) werk- of roosteruren (aantal werkuren per week is afhankelijk van individuele roosters) werk- of roosterdagen (aantal werkdagen per week is afhankelijk van indivdiuele roosters) kalenderdagen (7 dagen per week voor iedereen) onbekend → Geef dan de hoogte van het verzuim op als ‘verzuimpercentage’, niet in totaal aantal dagen of uren
27
Vraag 4 Hoeveel uren in een jaar wordt een werknemer met een fulltime aanstelling geacht te werken? (Het gaat niet om effectieve uren, maar om het aantal uren dat een werknemer zou werken als hij/zij geen enkele dag ziek zou zijn) ____________ uren inclusief vakantie en ADV ____________ uren exclusief vakantie en ADV Vraag 5 Wordt bij het op te geven verzuim ook het zwangerschapsgerelateerde verzuim voorafgaand aan of volgend op het officiële zwangerschaps- en bevallingsverlof meegeteld? (Als u hierin een keuze heeft, dan graag op de vetgedrukte wijze) ja nee weet niet Vraag 6 Hoe wordt bij het op te geven verzuim het gedeeltelijke verzuim meegeteld (bijvoorbeeld 50% hervatten na een periode van 100% verzuim)? (Als u hierin een keuze heeft, dan graag op de vetgedrukte wijze) alleen de werkelijk verzuimde werktijd wordt als verzuim meegeteld wordt als 100% verzuim meegeteld wordt geheel niet als verzuim meegeteld weet niet Vraag 7 Hoe wordt bij het op te geven verzuim het therapeutisch werken (dit is werken zonder dat hier loonwaarde tegenover staat) meegeteld? (Als u hierin een keuze heeft, dan graag op de vetgedrukte wijze) wordt als 100% verzuim geteld wordt geheel niet als verzuim meegeteld weet niet anders, namelijk: ..........................................................................................................
28
Vraag 8 Definitie aantal ziekte-uren (of –dagen) en verzuimpercentage Bij het totaal aantal ziekte-uren (of ziektedagen) gaat het om de totale tijd binnen 2002 dat alle werknemers bij elkaar ziek zijn geweest. U kunt naar keuze opgeven: 1.
het aantal werkuren (rooster-uren) ziekte.
2.
het aantal werkdagen ziekte (1 week ziekte van fulltimer = 5 dagen en 1 week ziekte van halftimer = 2,5 dagen),
3.
het aantal kalenderdagen ziekte (1 week ziekte van fulltimer = 7 dagen en 1 week ziekte van parttimer = 7 dagen),
Onze voorkeur is opgave van het aantal werkuren ziekte.
Bij het verzuimpercentage gaat het om het totaal aantal ziektedagen (of ziekte-uren) als percentage van het totaal aantal te werken dagen (of uren) in de periode. Met andere woorden: de verzuimde werktijd als percentage van de totaal beschikbare werktijd als niemand zou verzuimen.
In welke vorm geeft u bij vraag 10 de hoogte van het verzuim in 2002 aan ons op? (Als u hierin een keuze heeft, dan graag op de vetgedrukte wijze) als het totaal aantal wegens ziekte verzuimde uren als het totaal aantal wegens ziekte verzuimde dagen als een door uzelf berekend verzuimpercentage er is geen enkele informatie over het ziekteverzuim beschikbaar Vraag 9
29
Definitie aantal ziekmeldingen en meldingsfrequentie Het totaal aantal ziekmeldingen is ‘gewoon’ het aantal nieuwe ziekmeldingen dat in het jaar 2002 heeft plaatsgevonden binnen een bedrijf. Wanneer een medewerkster met zwangerschapsverlof gaat, telt dit niet als een ziekmelding. Ook wanneer een zieke medewerker gedeeltelijk gaat hervatten (bijvoorbeeld 50% werken om het langzaam op te bouwen), telt dit ook niet als een ziekmelding.
De meldingsfrequentie is het totaal aantal ziekmeldingen in 2002 gedeeld door het gemiddeld aantal mensen in dienst (de personeelssterkte).
In welke vorm geeft u bij vraag 10 het aantal ziekmeldingen in 2002 aan ons op? (Als u hierin een keuze heeft, dan graag op de vetgedrukte wijze) het totaal aantal ziekmeldingen de ziekmeldingsfrequentie hierover zijn geen gegevens beschikbaar
30
Vraag 10 Vul hieronder de (basis)cijfers over de hoogte van het ziekteverzuim en het aantal ziekmeldingen over 2002 in, op de manier die u bij de vorige vragen heeft gespecificeerd. hoogte ziekteverzuim*
aantal ziekmeldingen**
(conform vraag 3 t/m 8)
(conform vraag 9)
totaal
mannen vrouwen
ambulanceverpleegkundigen chauffeurs medewerkers meldkamer overige medewerkers
leeftijd t/m 34 jaar leeftijd 35-54 jaar leeftijd 55 jaar en ouder * In totaal aantal uren, dagen of als verzuimpercentage ** In totaal aantal meldingen of als ziekmeldingsfrequentie
Vraag 11 Bij hoeveel vrouwen was in 2002 sprake van het opnemen van zwangerschaps- en bevallingsverlof? (Geef alleen de nieuwe, in 2002 begonnen gevallen op) _________ vrouwen
31
Vraag 12 a)
Hoeveel personeelsleden waren in 2002 langer dan 365 dagen geheel of gedeeltelijk ziek? (NB: het gaat alleen om de nieuwe gevallen) ________ werknemers
b)
Hoeveel van hen hebben na afloop van deze periode een volledige of gedeeltelijke WAOuitkering ontvangen? aantal werknemers
volledige WAO-uitkering (>80 procent arbeidsongeschikt) gedeeltelijke WAO-uitkering (15-80 procent arbeidsongeschikt) geen WAO-uitkering (<15% arbeidsongeschikt) totaal* * Het totaal dient in principe overeen te komen met het aantal genoemd bij vraag 12a. Als het afwijkt graag toelichten in het opmerkingenblok bij vraag 16.
Vraag 13 Wat is het gemiddelde bruto maandsalaris op dienstniveau (exclusief werkgeverslasten en premies)? _______________ euro Vraag 14 Hoe wordt de vervanging bij ziekte over het algemeen geregeld? door overwerk van medewerkers in loondienst door ophoging van de formatie door inzet van uitzendkrachten anders, namelijk: ..........................................................................................................
32
Vraag 15 Vul hieronder de personeelssterkte (het aantal personen in loondienst) en het aantal FTE’s (fulltime equivalenten) op de twee peildata in 2002 in.
Definitie personeelssterkte en FTE’s Het gaat alleen om personeel in loondienst, dus uitzendkrachten of werknemers met een nul-urencontract niet meetellen.
De personeelssterkte is het aantal mensen dat op een bepaalde peildatum in loondienst is, los van het aantal uren dat zij per week werken. Bijvoorbeeld: ambulancedienst X heeft op 1 januari 2002 40 fulltime werknemers en 10 parttime werknemers in loondienst. Dan is de personeelssterkte op die peildatum 50.
Bij het aantal FTE’s (fulltime equivalenten) speelt de omvang van het dienstverband wel een rol. Bij FTE’s gaat het om een vertaling naar het aantal voltijdse functies. Bijvoorbeeld: ambulancedienst X heeft op 1 januari 2002 40 fulltime werknemers en 10 parttime werknemers die ieder halftime werken. De tien halftimers tellen ook maar voor half mee in de FTE’s. Het aantal FTE’s voor deze ambulancedienst is dus 40 + (10 x 0,5) = 45.
aantal personen 1 jan. 2002 totaal
mannen vrouwen
ambulanceverpleegkundigen ambulancechauffeurs medewerkers meldkamer overige medewerkers
leeftijd t/m 34 jaar leeftijd 35-54 jaar leeftijd 55 jaar en ouder
31 dec. 2002
aantal FTE’s 1 jan. 2002
31 dec. 2002
33
Vraag 16. Ruimte voor opmerkingen, toelichtingen en suggesties
Hartelijk dank voor uw medewerking!