Zendingsberichten Voor Volwassenen
1e kwartaal 2014
West Centraal Afrika Division
1.
We zijn er nog niet klaar voor
- Kaapverdië -
4 januari 2014
Lydia komt uit een christelijk gezin uit Kaapverdië. Zij waren erg betrokken bij het werk in hun gemeente. Als zij hun zegeningen telden, leek het leven goed in Kaapverdië, vooral wanneer zij bleven staan om de pracht van de oceaan en de grasgroene bergen van hun eiland te bewonderen. Op een dag kwamen zij in contact met een man die Moses heette. Zij hoorden dat hij een ouderling was van een nabijgelegen Adventkerk. Lydia ’s moeder had interesse om de kerk te bezoeken en nam haar vijf kinderen mee. Uiteindelijk besloot zij gedoopt te willen worden, zelfs toen haar man tegen was. Lydia was in eerste instantie niet geïnteresseerd in de diensten, maar zij hield van de liederen. Het was het geluid van de muziek waar zij van genoot. De woorden van de liederen spraken tot haar hart. Uiteindelijk werden zij en haar oudere zus gedoopt. Zij werd betrokken bij diverse kerkactiviteiten, maar zij hield het meeste van het koor. Lydia ’s stem verbeterde en het werd al snel duidelijk dat zij veel talent had. Een groep zangers uit Kaapverdië nodigde haar uit met hen mee te zingen tijdens een evenement op een openbaar plein. Zij vroegen haar bij hun groep te komen en een contract te tekenen om met hen naar Frankrijk te reizen. Wat een kans! En, zij zouden haar goed betalen. Zij dacht hier lang en goed over na. Haar familie was erg arm, dus het geld zou voor hen goed uitkomen. Zij zouden trots op haar hulp zijn. Wat moest ze doen? Vroeg ze zich af. Hoorde dit bij Gods plan? Of zou het beter zijn om haar familie thuis te helpen? Zij was er niet zeker van, maar zij wilde in staat zijn om haar familie financieel te ondersteunen. Lydia besloot dat zij op donderdag het contract zou tekenen. Maar toen zij op woensdagavond in slaap viel, had ze een droom. ‘We waren op het dak van mijn huis – mijn ouders, de rest van mijn familie en alle buren. In de droom speelden de kinderen en praatten de volwassenen. Plotseling hoorden we een geluid en zagen we iets naar beneden komen. Eerst leek het sneeuw. Mijn moeder zei dat het het einde van de wereld was, maar mijn vader zei dat het een oorlog was. Ik was bang en verstopte mij achter mijn moeder. Ik vertelde haar dat als dit het einde van de wereld was, zij God moest vertellen dat wij nog niet klaar waren. ‘Een wolk met een schitterend licht kwam dichterbij. Binnenin de wolk konden we iemand zien die gekleed was in een witte jurk. Ik hing aan mijn moeder terwijl iedereen gilde: Jezus! Jezus! Hij zei, ‘Lydia, waarom verstop jij je voor mij?’ Ik rilde en wist niet wat ik moest zeggen. Daarna zei Jezus, ‘Ik kwam om jou te vertellen om mij te vertrouwen en mij te volgen. Het is nog niet het einde van de wereld.’ Daarna glimlachte hij naar me en zwaaide.’ In de droom zwaaide Lydia terug terwijl de wolk hoger en hoger ging voordat het verdween. Zij moet geschreeuwd hebben in haar slaap, want haar ouders kwamen haar slaapkamer binnenrennen en vroegen wat er was gebeurd. Zij vertelde hen dat zij een beslissing had genomen. Hoewel ze al geld had en een nieuw paspoort om met de groep op reis te gaan, besloot zij het contract niet te ondertekenen die dag. Ze heeft nooit meer met de groep gezongen. In plaats daarvan organiseerde zij een zanggroep in haar eigen kerk. Zij reisde van plaats naar plaats op de eilanden van Kaapverdië. Zij leerde hoe ze door haar muziek kon getuigen bij anderen, en uiteindelijk trouwde zij met de pianist van de kerk. Momenteel wonen Lydia en haar gezin in Dakar, Senegal. Hun levens concentreren zich rond God. Zij is actief betrokken bij het kinderpastoraat in haar kerk. Lydia dankt God voor wat hij voor haar heeft gedaan. Zij houdt haar verbintenis in ere om hem te volgen, de rest van haar leven.
2. De kinderen van Niger - Niger -
11 januari 2014
Verteller: Hoe kun je een land bereiken voor Christus als er bijna niemand in dat land christen is en het niet toegestaan is om iemand over Jezus te vertellen? Dan moeten christenen wegen zoeken om geestelijk hongerige mensen te vinden. Soms is het mogelijk geweest voor de kerk om zulke landen binnen te komen door medisch werk, scholen, of door ADRA. Zelfs overheden die niet te maken willen hebben met christendom verwelkomen ADRA-projecten. Niger is een land van ongeveer 9 miljoen mensen. De meerderheid is moslim. Het is niet toegestaan om over Jezus te spreken of te proberen om moslims te bekeren tot het christendom. Mensen die dat geprobeerd hebben zijn in de gevangenis gestopt, bedreigd met de dood of werden gedwongen het land te verlaten. Maar God heeft wegen. Laten we een bezoek brengen aan een door ADRA-gesponsorde school in Niger en praten met enkele jonge mensen die hebben ontdekt dat Christus een verschil maakt in hun levens. Als we de school binnengaan zien we dat de kinderen ouder zijn dan 10 jaar. Veel families laten hun kinderen niet naar school gaan, maar houden hen thuis om geld te verdienen voor de familie. Dus kinderen die voor hun 10de jaar niet naar school gaan leren zelden lezen of schrijven. Maar op de ADRA-school ligt de nadruk op onderwijs aan oudere kinderen, en zelfs ouders, in het lezen en schrijven. We zien meisjes op deze school. Veel ouders vinden het niet belangrijk voor meisjes om te leren lezen. Maar op de ADRA-school zijn meisjes welkom, en net als de jongens verlangen zij ernaar om te leren lezen en schrijven. Ook leren zij goede gezondheidsgewoonten en hoe ze een goede maaltijd kunnen voorbereiden. En ze leren over Jezus. Mariama (14 jaar): Dankzij mijn vader mag ik naar de ADRA-school ! Elke week luisteren we naar verhalen over Jezus. De onderwijzers vertellen ons dat Jezus van ons houdt en het beste voor ons wil. Zij leren ons ook liedjes. Ik begon de sabbatschool te bezoeken omdat ik dan meer kon leren. Maar toen ik mijn familie vertelde over Jezus waren zij niet blij! Soms werd ik geslagen omdat ik een christen wilde zijn. Soms stuurde mijn moeder me hongerig naar bed om me te overtuigen te blijven bij onze familiereligie. Maar ik wilde trouw zijn aan Jezus. Ik ga nog steeds naar school en de kerk en ik probeer nog steeds mijn familie te vertellen dat Jezus ook van hen houdt. Mustapha: Ik ben Mustapha. Ik ben een jongen van 12 jaar. Ik wilde ook naar de ADRA-school, maar mijn vader stond het niet toe. Ik wilde zo graag leren dat ik stiekem naar school ging. Ik stond buiten de deur en luisterde. Ik heb veel moeite moeten doen om toch naar school te mogen gaan. Met de hulp van een welzijnswerker mocht ik mij inschrijven op de ADRA-school. Ik was zo gelukkig! Nu kan ik in de klas zijn zonder angst dat mijn vader boos zou zijn. Al enkele maanden hoor ik de bijbelverhalen en bezoek ik de speciale sabbatdiensten. Op een dag nodigde de bijbelleraar studenten uit op te staan als zij christen wilden worden. Ik stond op. Ik wil een christen zijn, net zoals mijn leraar! Verteller: De leerkrachten willen de hele persoon onderwijzen – mentaal, lichamelijk en geestelijk – en de kinderen en hun families de liefde van God laten zien. Zij doen dit in een omgeving die hen toestaat hun islamitische geloofspunten te handhaven als zij daarvoor kiezen. Vorig jaar gaf de overheid in Niger de Adventschool een fantastisch stuk land zodat wij een school kunnen bouwen voor de kleuterschool en de lagere school. Het land was gegeven net voordat het schooljaar weer begon, dus er zijn alleen tijdelijke klaslokalen met rieten daken neergezet. Toen de school geopend werd, meldden 200 kinderen zich aan! In dit schooljaar zijn er twee permanente stenen gebouwen geplaatst en schreven 320 kinderen zich in. Daarbij worden op school oudere studenten, van 10 – 20 jaar, onderwezen in lezen. God werkt stil in de harten van mensen in dit moslimland. Bidt u alstublieft voor onze werkers en nieuwe gelovigen en hun families.
3. Een airco-monteur als evangelist - Senegal -
18 januari 2014
Francis was niet onder de indruk van de kerk waar zijn zus naartoe ging. Het was één ding dat zij zich anders kleedde en dat er bepaald voedsel was dat ze niet langer wilde eten. Maar het ergste van alles was dat zij niet wilde werken op zaterdag. Hij vroeg zich af welk soort mensen niet wilde werken op zaterdag. Dat waren luie mensen! Het is al moeilijk om een baan te vinden. Hoe kunnen ze verwachten dat zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien als zij niet op zaterdag willen werken? Zijn zus deelde met hem wat ze had gehoord, som zong ze een lied dat ze geleerd had. Het was fijn om haar gelukkig te zien. Op een dag vroeg hij haar om uit te leggen waarom zij op zaterdag naar de kerk ging. Zij opende haar Bijbel en liet hem verschillende tekstgedeelten zien. Het lijkt zinnig, dacht hij, maar ik zal nooit Adventist worden. Hij was verrast toen hij zelf een gebedsbijeenkomst bijwoonde op een woensdagavond in haar kerk. Zijn zus had hem uitgenodigd. De boodschap die hij hoorde raakte hem. Voordat hij het zich realiseerde, bezocht hij de kerk regelmatig. Hij nam de beslissing om Christus te volgen voor de rest van zijn leven. Toen Francis uit het doopwater omhoog kwam, lachte hij omdat hij inderdaad een Adventist was geworden, iets waarvan hij had beloofd dat hij dat nooit zou doen. Francis studeerde om installateur van airconditioners te worden, maar hij wilde niet meer op zaterdag studeren. Na vele moeilijke nachten, gebeden over wat hij moest doen, besloot Francis met zijn baas te spreken. De werkgever werd woest. ‘Ik ben de baas en ik werk op zaterdag. Jij bent slechts een leerjongen! Denk jij dat jij het rustig aan kan doen? Je kan alles doen wat je wilt nadat je studie is afgerond, maar ik zal je ontslaan als je niet komt opdagen bij de training.’ Zijn ouders probeerden voor hem tussenbeide te komen, maar het hielp niet. Hij werd ontslagen. Het was een ontmoedigende periode voor Francis. Geen baan, geen geld, en nog steeds wonend bij zijn ouders. De mensen begonnen hem te vertellen hoe dwaas hij was. Waarom zou jij een goede baan opgeven die je voedsel geeft in de toekomst? Nu heb je niets, wilden ze zeggen. Francis vertelde hen dat God op de eerste plaats moest komen. Hij begon van deur-tot-deur te evangeliseren terwijl hij over zijn toekomst nadacht. Francis bleef bidden dat God hem zou helpen om een andere mogelijkheid te vinden zodat hij zijn training kon afronden. Door zijn contacten vond hij een plaats die niet vereiste dat hij op zaterdag werkte. Hij bezat een natuurlijk vermogen om te begrijpen hoe machines werkten en hoe ze gerepareerd moesten worden. Degenen die hem kenden waren niet verrast dat hij de beste van zijn klas was. In slechts een paar jaar verdiende hij een goede reputatie voor zijn eerlijke arbeid, van hoge kwaliteit. Francis blonk uit in zijn bedrijf en had snel een vast inkomen. Francis houdt nog steeds van zijn werk, maar hij houdt vooral van evangeliseren. Hij heeft zijn eigen geld gebruikt om evangelisatiebijeenkomsten te financieren. Zeven mensen werden gedoopt als resultaat van zijn zending. Momenteel is hij getrouwd en heeft hij drie kinderen. Zijn persoonlijke motto is ‘Vraag God; Hij antwoordt altijd.’
4. De blijdschap van Jean Paul - Senegal -
25 januari 2014
Het volgende bericht is een van de berichten van de kinderen voor dit kwartaal. Jean Paul was verdrietig en alleen. Hij wilde vrienden maken, maar andere kinderen ontweken hem of deden alsof ze hem niet zagen. De pauze was het moeilijkst voor Jean Paul. De kinderen speelden vaak voetbal, zijn favoriete spel. Maar hij werd niet uitgenodigd om mee te spelen. Weet je, Jean Paul heeft namelijk polio, waardoor zijn benen te zwak zijn om hem te dragen, en nu kan hij niet meer lopen. Hij moet een rolstoel gebruiken. Jean Pauls ouders waren ook bezorgd. De school waar Jean Paul naar toe ging wilde hem niet houden als leerling. ‘We kunnen niet tegemoet komen aan zijn behoeften,’ legde de directeur uit. ‘We hebben trappen, en jullie zoon kan niet naar boven’. De ouders van Jean Paul gingen naar diverse scholen in de stad, maar zodra de directeuren hoorden dat Jean Paul een rolstoel gebruikte, zeiden zij dat zij niet konden helpen. Tot iemand een kleine Adventschool voorstelde in de stad. Misschien kon Jean Paul daar naar toe. Zijn ouders reden naar de school. Het was niet zo mooi als enkele van de andere scholen die zij hadden bezocht, maar de directeur heette hen welkom en liet hen de kleine school met drie lokalen zien. Toen Jean Pauls ouders terugkeerden in het kantoor van de directeur keken zij elkaar aan en richtten zich tot de directeur. ‘Onze zoon is slim,’ zei de vader. ‘Maar hij kan niet lopen. Hij heeft polio en moet een rolstoel gebruiken.’ De ouders wachtten op een blik van afwijzing op het gezicht van de directeur , maar in plaats daarvan glimlachte de directeur. ‘Wilt u uw zoon naar school brengen om de kinderen te ontmoeten?’ vroeg de directeur. ‘Ik weet zeker dat wij iets kunnen regelen voor hem.’ Op maandag kwam Jean Paul naar school. De directeur ontmoette de familie en stelde Jean Paul voor aan de leerlingen. De kinderen begroetten hem en de leraar bracht hem naar zijn tafel. ‘Welkom!’ zeiden de kinderen. In de pauze haastten de kinderen zich naar de deur van het lokaal. Jean Paul reed zijn rolstoel richting de deur en zag dat een van de jongens een stuk hout had neergelegd in de deuropening waardoor Jean Paul naar buiten kon rijden. De kinderen stonden klaar om te voetballen. Maar Jean Paul trok zich terug. De leraar liep naast hem en vroeg, ‘Vind jij voetbal leuk?’ ‘Ja, meneer,’ zei Jean Paul. ‘Ik wil wel graag keeper zijn.’ ‘Lucas! Omar! Ik denk dat we een nieuwe keeper hebben voor jullie team!’ riep de leraar. Omar duwde Jean Pauls rolstoel dichter naar het doel, en Jean Paul gleed op de grond. Hij kon niet lopen, maar hij kon wel snel bewegen! Het spel begon, en Jean Paul kon enkele goals tegenhouden door de bal te grijpen of door zijn lichaam te bewegen zodat de ingang van het doelgebied geblokkeerd werd. Vanaf die dag was Jean Paul de doelman van het jongensteam aan de Adventschool in Dakar. ‘Ik ben zo blij dat ik op deze school ben,’ zegt Jean Paul. ‘de kinderen hier zijn zo vriendelijk voor mij. Zij laten me met hen meespelen, en zij betrekken mij in hun werkgroepen in de klas.’ Alleen een paar kinderen op Jean Pauls school komen uit adventistische gezinnen. De meeste zijn moslim, want Senegal is vooral een moslim land. Maar samen met de kinderen leren ze God te dienen en elkaar te respecteren. De dertiende sabbatcollecte van dit kwartaal helpt mee om meer klaslokalen te bouwen voor deze kleine Adventschool. En onze kindercollecte helpt mee om boeken te kopen om een bibliotheek op te zetten zodat alle kinderen meer kunnen lezen over God.
5. Het gevaar van de geesten
- Benin -
1 februari 2014
Ik ben Daniel – tenminste dat is de naam die ik heb aangenomen. Ik woon in het land Benin, de geboorteplaats van de voodoo. Mijn grootmoeder was een voodoo priesteres. Toen zij overleed nam mijn moeder haar plaats in. Mijn vader was ook een voodoo aanbidder, dus ik zat midden in de voodoo. Van mij werd verwacht dat ik mijn ouders zou volgen in voodoo. Mijn vader nam het initiatief om mij uit te leggen wat de geheimen zijn van het werk dat hij doet. Hij vertelde dat de ‘geesten’ die dansen tijdens de voodoo ceremonies eigenlijk gewoon mannen of jongens zijn. Hij nodigde mij uit om mee te doen met dansen en een van de ‘geesten’ te zijn. Hij vertelde mij dat als ik goed danste, de mensen mij geld zouden geven. ‘Maar wees voorzichtig,’ waarschuwde hij, ‘voor anderen die jaloers worden en zullen proberen jou te doden.’ Op een keer huurden enkele mensen onze dansgroep in om op te treden bij een ceremonie. Ik danste erg goed en kreeg een beetje geld. Ik zag niet dat iemand jaloers leek, maar toen ik naar huis ging voelde ik me niet goed. Een paar dagen later werden mijn benen gezwollen en pijnlijk. Ik liet het mijn vader zien, die herkende dat iemand mij had vervloekt. Hij zei dat ik snel behandeld moest worden of ik zou doodgaan. Ik wist niet wie mij had vervloekt, maar ik was bang. Ik ging naar een oude voodoo priester, en binnen enkele dagen voelde ik me beter. Maar ik besloot dat deze duiveldans te gevaarlijk was en dat ik daaruit moest … heel snel. Ik had gehoord over Jezus, maar ik lachte om christenen want ik dacht niet dat hun God anders was dan de voodoogoden. Maar na mijn worsteling met de dood, ging ik geen grappen maken over iemands god. Toen ik hoorde dat er een evangelist zou komen spreken, ging ik naar de tent en luisterde. Het leek alsof de spreker mij kende, want hij sprak rechtstreeks tegen mij. Ik was geraakt en bleef de bijeenkomsten bezoeken. Toen de predikant mensen uitnodigde om hun traditionele goden te verlaten en hun levens aan God te geven, stond ik op. Ik wilde Gods dienaar worden. Ik hield mijn beslissing om een christen te worden geheim voor mijn ouders, want ik wist dat zij kwaad zouden zijn. Maar ik studeerde de Bijbel met de evangelist. En toen ik zover was ging ik naar een verre stad om gedoopt te worden. Kort na mijn doop riep mijn vader me om te dansen bij een groot geestenfestival in ons dorp. Ik vertelde mijn vader, ‘Nee, ik dans niet meer.’ Hij stond erop dus ik ademde diep en zei, ‘Ik heb een kracht gevonden die sterker is dan hekserij.’ Toch lokten geestdansers mij mee naar het bos, ze gaven mij iets te drinken en ik raakte bewusteloos. Zij probeerden mij wakker te maken, maar ik werd pas de volgende dag wakker. Zij probeerden mij aan het dansen te krijgen, maar ik kon niet eens staan. Uiteindelijk zei mijn vader tegen hen om mij met rust te laten. Ik sliep gedurende de hele geestceremonie. Nadat de ceremonies eindigde en ik weer bij bewustzijn kwam, nam mijn vader me apart en herinnerde mij aan mijn beloften die ik had gedaan om niemand te vertellen wat we deden tijdens het dansen. Daarna vertelde een vriend mij dat ik het dorp moest verlaten of de dood tegemoet zou zien. Ik vertrok en ben niet meer teruggegaan. Ik was 18 jaar oud, had geen werk en geen geld, en maar drie of vier jaar onderwijs. Maar God heeft mij niet verlaten. Ik leer nu een vak zodat ik mezelf kan redden. Het is niet veilig voor mij om terug te gaan, want ik weet dat de andere mensen uit de geestgroep mij zullen proberen te doden. Ik ben niet bang van hen, want ik geloof dat Jezus sterker is dan de voodoogoden. Uw zendingsgeld zal voorzien in de zending om mensen in Benin en de wereld te vertellen dat Jezus de enige ware God is. Geeft u alstublieft gul voor de zendingswerken.
6. Een licht in het dorp
-Benin-
8 februari 2014
Terwijl Yefune zich over haar schep boog en de grond omspitte, dacht zij aan haar drie dochters die naar school liepen met hun vriendinnen. Was het maar niet zo’n eind lopen naar de stad, maar wat anders konden ze doen? Er was geen schoolbus om ze op te halen. De boerengemeenschap waar zij woonden was aan de rand van Parakou, in midden Benin, en daar was geen andere school dichterbij. De weg in Parakou was in goede staat, maar het was altijd druk en overvol. Terreinwagens raasden voorbij, weinig ruimte overlatend voor de fietsers, auto’s en voetgangers. Degenen die geen transport hadden moesten de hoofdweg delen met al het verkeer. Dit is de route die de kinderen moesten lopen naar school toe. Zij moesten goed opletten, voorzichtig oversteken aan de rand van de weg. Aan het eind van de dag staan hun moeders en vaders uit te kijken over het pad om hun kinderen te zien aankomen en geven een zucht van verlichting als ze elk kind zien. Alle volwassenen werken elke dag op het veld. Moeders vaak met babies vastgebonden op hun rug. Na school geven de grotere kinderen hen een pauze door de babies over te nemen op hun ruggen of het verzorgen van de jongere kinderen terwijl zij hun taken doen. Het dorpshoofd en de leden van de stamraad bespreken de situatie met de school diverse keren per jaar. Toen had het dorpshoofd een idee dat hij deelde met de raadsleden. Hij bezat een groot stuk land. Wat als hij daarvan een gedeelte zou doneren aan een organisatie die een nieuwe school kon bouwen op dat terrein? Hun kinderen hadden een kans om dichter bij huis goed onderwijs te krijgen. Zij zouden niet zo ver naar school hoeven te lopen. Met een school dichtbij zou er een grotere kans zijn dat zij hun opleiding afronden en betere baanmogelijkheden hebben in de toekomst. Maar waar konden zij iemand vinden die de school kon bouwen? Wie konden zij vertrouwen? Zij wisten niet dat God al aan het werk was. Momenteel is er niet één Adventschool in het hele land Benin. Toen de kerkleiders rondkeken voor een juiste plek om de eerste Adventschool te bouwen in dit kleine land, keken ze in het gebied rond Parakou. En raad eens waar God hen heen leidde? Naar het prachtige, welige eigendom dat het dorpshoofd had gedoneerd! Het dorpshoofd, de raadsleden en de dorpelingen zijn opgewonden dat een nieuwe school gebouwd gaat worden op dit stuk land. Zij weten dat dit een christelijke school zal zijn, en zij kijken ernaar uit om Adventistische leraren te verwelkomen, die hun kinderen goed onderwijs willen geven. Zij willen heel graag dat deze school elektriciteit krijgt zodat het ‘een licht in de duisternis’ kan zijn voor hun gemeenschap, zoals ze zeiden. Een bron is reeds gegraven op het terrein. Het werk is begonnen voor de eerste zes klaslokalen, met nog eens zes die spoedig zullen volgen. Toekomstplannen vragen om een kliniek op dit gekozen stuk land. De dorpshoofd, zijn raadsleden en de dorpelingen kijken reikhalzend uit naar het moment dat de school gereed is. Dit kwartaal wordt de 13e sabbatcollecte gebruikt voor de nieuwe school in Parakou. Dank u voor uw hulp aan de bouw van de eerste Zevende-dags Adventschool in het land Benin. Het is een zegen en een voorrecht om te delen in dit historische project. Predikant Simon Djossou is de predikant van de Adventkerk in Parakou. Hij heeft gewerkt met het dorpshoofd en de raad toen de plannen zich ontwikkelden voor deze nieuwe school.
7. Gods kracht
-Benin-
15 februari 2014
Zounchémé was een priester in de zwarte kunst en had enorm sterke krachten in zich. Hij hield ziekte en dood in zijn handen om te verdelen zoals hij wenste – en als anderen wilden betalen voor zijn krachten. Hij lachte om iedereen die geloofde in het christendom, zelfs zijn baas bij de plaatselijke bakkerij, bekend als papa Basile, lachte hij uit. Papa Basile was net Adventist geworden en toen Zounchémé hoorde dat zijn baas een christen was geworden, schreeuwde hij, ‘Oh bakker, met wat voor gekkigheid kom jij nu? Kan je nu de duivelse toverformules die ik over jou kan uitspreken weerstaan?’ Toen leek Zounchémé ’s kracht op een dag af te nemen. Nadat zijn eerste vrouw hem had verlaten, was hij getrouwd met een andere vrouw, samen hadden zij enkele kinderen. Zonder waarschuwing werden zijn vrouw en kinderen ernstig ziek. Hij riep de geesten om hen te genezen, maar zijn familie werd niet beter. Hij probeerde alles wat hij wist, maar de geesten antwoordden niet. Hij begon zich af te vragen wie zijn kracht met de geesten had opgeheven en hij verloor de hoop dat zijn familie weer gezond zou worden. In wanhoop liet hij zijn baas halen. Papa Basile kwam snel en bracht enkele leden van de Adventkerk mee. Zounchémé smeekte hem om zijn familie beter te maken. De kleine groep christenen keek rond in de smerige hut van deze fetisj priester. ‘Wij zullen alles van je afgoden moeten verwijderen en je hut schoonmaken voordat we onze God kunnen uitnodigen hier te komen,’ zei Papa Basile. Stil knikte Zounchémé. Wat voor goeds zou het brengen als hij bezwaar maakte? Zijn krachten leken toch al verdwenen. De christenen verwijderden de schalen met kruiden, zijn touw, stenen en andere spullen. Zij verbrandden alles wat kon en begroeven de rest terwijl dorpelingen in verbazing toekeken vanaf een veilige afstand. Bijna niemand in het dorp vond de heksendokter aardig, en niemand ging er tegen in dat Zounchémé ’s gereedschappen werden vernietigd. Toen de hut schoon was, verzamelden de christenen zich rondom de zieke familie en las uit de Bijbel. Daarna baden zij ernstig of God deze familie wilde genezen en hen te laten zien dat de echte kracht komt van de ware God in de hemel. Direct begon de familie zich beter te voelen. Zounchémé was overtuigd. Hij zei de kwade geesten vaarwel en keerde naar de ware en almachtige God, de enige die zijn familie kon genezen en zijn leven veranderen. Hij en zijn vrouw nodigden papa Basile en zijn vrienden uit om hen te vertellen over God en de Bijbel. Zij begonnen de kleine Adventkerk te bezoeken. Zounchémé groeide in zijn liefde voor God en begon zijn geloof in Jezus te delen. Op een dag bekende hij hoe hij een giftige slang had gestuurd om in de hielen van Papa Basile te bijten. Hij vertelde hoe hij zijn baas had vervolgd om zijn christelijk geloof. Nu zijn deze twee mannen broeders geworden. Toen Zounchémé werd gedoopt, veranderde hij zijn naam. Nu is hij bekend als broeder Mathias. Broeder Mathias en zijn vrouw getuigen van de liefde van God waar ze gaan, hoewel ze niet kunnen lezen en schrijven. Broeder Mathias preekt de waarheden van het ‘Zwarte Boek’, zoals hij de Bijbel noemt. Hij geeft de Bijbel aan luisteraars en vraagt hen tekstgedeelten op te zoeken terwijl hij vertelt over Gods liefde. Vandaag de dag groeit het werk van God in Benin terwijl mensen hun rug keren naar het kwaad en de liefde van God accepteren. Uw zendingsgeld helpt om het goede nieuws van Christus te verspreiden in dit land van fetisj priesters en voodoo vervloekingen. Djossou Simon was een theologiestudent aan de Adventist Seminary van West Afrika in Nigeria op het moment dat hij dit verhaal schreef. Vandaag wonen hij en zijn vrouw in Parakou, Benin, waar hij predikant is.
8. God dienen op Satans grondgebied
-Benin-
22 februari 2014
Ik noemde mijzelf een christen. Mijn familie en ik bezochten de kerk, maar ik voelde mij niet dicht bij God. Ik keek toe als kerkleden deelnamen aan voodoo ceremonies die door elk aspect van onze cultuur en het leven in Benin sijpelen. Op een dag vroeg ik God om mij een betere manier te laten zien om hem te aanbidden – in Geest en in waarheid. Iemand nodigde een Adventist uit om zijn geloof te delen met de overgebleven leden. Wat deze man zei gaf zin, en enkelen van ons bestudeerden de Bijbel met hem. Ik raakte overtuigd dat God mijn gebed had beantwoord. Hier was een kerk die zijn hele bestaan baseerde op de Bijbel en alles weigerde dat iets te doen had met hekserij. Ongeveer 25 mensen uit de charismatische kerk werden gedoopt binnen de Adventkerk, inclusief mijn vrouw en ikzelf. Mijn vrouw en ik wilden met ons thuisdorp delen wat we hadden geleerd, dus wij verhuisden terug naar dat dorp. In vijf jaar tijd vestigden we een groep van 38 gelovigen. We wisten door ervaring dat de krachten van voodoo erg sterk zijn. Jaren eerder had iemand me vervloekt, en gezegd dat ik nooit in staat zou zijn de rivier over te steken zonder erin te springen en te verdrinken. We woonden langs de rivier en moesten deze vaak oversteken. Iemand moest me altijd vasthouden in de boot of ik zou proberen te springen en komen te verdrinken. Maar nadat wij christenen waren geworden daagde mijn vrouw me uit om de rivier over te steken in een kleine boot. Zenuwachtig bad ik om Gods bescherming en stak de rivier over. Er gebeurde niets. Ik besefte dat God inderdaad veel machtiger was dan voodoo en deze vervloekingen kon opheffen. Deze ervaring gaf ons het vertrouwen dat wij konden bidden om Gods bescherming. Mijn vrouw zwanger. Toen zij aan het bevallen was kon de baby niet geboren worden. Wij gingen van het ene ziekenhuis naar het andere om hulp. Uiteindelijk gingen we naar het grootste ziekenhuis in het land. De artsen deden een keizersnee en haalden de baby. Toen zij haar buik onderzochten zagen zij dat die vol was met gaten – het resultaat van een voodoo vervloeking. De artsen kwamen uit het hele ziekenhuis kijken naar de buik met gaten. Zij hebben het niet geopereerd, want zeiden zij, alleen God kan haar genezen. Wij gingen in gebed en haar buik werd genezen. Sommigen mensen kwamen naar onze kerkdiensten om te zien waar onze kracht vandaan kwam. Uiteindelijk vroegen de mensen, hun voodoo priesters vergeving aan ons en smeekten dat de ze hen niet zouden vervloeken. Sommigen hebben de wonderen gezien en zijn gekomen om de kracht van God oprecht te zoeken, en zij aanbidden nu samen met ons. Zij beseffen dat wij geen geheime kracht hebben behalve ons geloof in God.
9. De vloek die een familie redde -Benin-
1 maart 2014
Ik ben opgegroeid in een familie die zich voordeed christelijk te zijn, maar religie betekende weinig voor mij en ik ging niet meer naar de kerk. Ik trouwde en we kregen een paar kinderen. Ik vond mijn geluk in mijn gezin en mijn werk als leraar. Op een dag werd mijn oudste dochter erg ziek met een vorm van malaria die niet zou reageren op een normale behandeling. We brachten haar naar het ziekenhuis, maar zij werd niet beter. Uiteindelijk vertelde de arts ons dat hij dacht dat iemand een vloek over haar had uitgesproken. Hij stelde voor dat we haar naar een fetisj priester brachten. Een vloek kan een persoon ziek maken of zelfs de dood veroorzaken. Als er een vloek op mijn dochter lag dan zou ze niet beter worden totdat de vloek verwijderd was. Ik vertelde het aan mijn vrouw, maar zij wilde in plaats daarvan naar een Afrikaans christelijke kerk gaan die gespecialiseerd was in genezing en visioenen. Deze kerk beweerde dat het kon bepalen of er een vloek op een persoon gelegd was. Ik nam mijn dochter mee naar deze kerk en de beoefenaar zei dat hij in een visioen zag dat mijn dochter inderdaad onder een vloek was. Hij vertelde me wat ik moest doen om het te verwijderen. Ik volgde zijn instructies op. Kort nadat we thuis aankwamen begon mijn dochter zich beter te voelen. Gedurende deze tijd begonnen mijn zonen en ik ons ook ziek te voelen. Ik moest naar een dokter maar had geen geld om hem te betalen. Ik vroeg me af of deze kerk mij kon helpen me beter te voelen. Na een zoektocht langs verschillende kerken hoorde ik op een dag een uitzending van Adventist World radio. Ik besloot hen te schrijven met mijn vragen over de sabbat. Ik ontving enkele brochures over de sabbat en enkele lessen van de Voice of Prophecy Bijbelstudie. Ik vulde de lessen direct in en zond ze terug. De docent beantwoordde mijn vragen over de sabbat en schreef nauwkeurig antwoorden op mijn vragen over onderwijs van kinderen, gezondheid en andere geestelijke onderwerpen. Terwijl ik de bijbel studeerde deelde ik wat ik leerde met mijn kerkleden. Daarna schreef ik en vroeg ik of iemand naar ons toe kon komen om met ons te studeren. Een vrijwilliger kwam naar ons dorp om ons te helpen. Sommige leden van de protestantse kerk waar ik naartoe ging deden met mij mee en we vormden een bijbelstudiegroep. Hoewel anderen tegen ons waren, bleven we studeren. We begonnen met een samenkomst op sabbatmorgen onder de bomen! In eerste instantie was mijn vrouw, die ook naar de protestantse kerk meeging, angstig dat mijn acties de kerk zouden benadelen. Maar zij zag uiteindelijk dat het sabbatgebod nog steeds geldig is, en zij voegde zich bij onze kleine bijbelstudiegroep. We zagen onszelf als adventisten, hoewel niemand in onze groep zich formeel bij de Adventkerk had gevoegd. Verdrietig genoeg werd ik overgeplaatst naar Ouidah [WE-dah], de voodoo hoofdstad van Benin en Togo, voordat onze groep de studies voltooid had en gedoopt was. Ik vroeg mij af waarom God mij in deze zondige stad zou plaatsen waar geen Adventkerk was op het moment dat ik juist over hem aan het leren was. Wij hielden thuis een aanbiddingsdienst. Maar ik voelde me alleen, vooral toen enkele van mijn nieuwe buren ons begonnen te treiteren omdat wij op sabbat dienst hielden. Ik koester de tijden toen de adventistische predikant ons een bezoek bracht. Ik bewaarde al mijn bijbelvragen voor hem zodat hij ze kon beantwoorden als hij weer kwam. Op een dag vertelde de predikant me dat enkele leden uit mijn vorige bijbelgroep gedoopt zouden worden in de Adventkerk 50 km van mijn vorige woonplaats. Mijn vrouw en ik besloten dat wij met hen gedoopt wilden worden. Ik deelde de bijbelwaarheden met mijn medewerkers en buren. Bid u alstublieft met mij mee dat ik Christus licht kan delen in Ouidah, de duivelse stad.
10. De gevaarlijke vriendschap
-Nigeria-
8 maart 2014
Ik groeide op in een religieus gezin in west Nigeria. Toen ik 16 was vroeg mijn tante toestemming aan mijn ouders of ik bij haar mocht wonen. Zij beloofde mijn schoolkosten te betalen en er op toe te zien dat ik mijn opleiding vervolgde. Dit is niet ongewoon in mijn cultuur; vaak adopteert een familielid die geen kinderen heeft een nicht of neef om daar te wonen. Ik schreef me in op school en wende aan mijn nieuwe leven. Ik woonde twee jaar bij mijn tante tot er op een dag bericht kwam dat mijn moeder was overleden. Verdrietig ging ik terug naar huis voor haar begrafenis. Toen ik thuiskwam ontdekte ik dat mijn vader kamers verhuurd had aan twee jonge mannen. Toen ik ze groette hoorde ik dat zij christenen waren. Ik was benieuwd waarom mijn vader kamers zou verhuren aan christenen, terwijl wij zelf geen christenen waren. Toen ik met de jonge mannen sprak vond ik hen erg plezierig en beleefd. Ik hoorde dat zij diepgelovig waren – en dat zij enkele godsdienstige ideeën hadden die mijn familie ook deelde. Ze nodigden mij uit om met hen te bidden en te aanbidden. Ik was zeer geïnteresseerd om meer te weten over het christendom dus ik ging mee naar een van hun bijeenkomsten. Ik was niet van plan om christen te worden, maar ik was nieuwsgierig naar wat zij onderwijzen. Ik wist dat mijn vader bezwaar zou hebben als hij wist dat ik meeging, dus ik vroeg niet om zijn toestemming. Ik ging wanneer ik kon en was bij de samenkomst toen de mannen de sabbat introduceerden. Dit was een totaal nieuw idee voor mij want ik dacht dat elke christen op zondag naar de kerk ging. De evangelisten legden uit dat God zaterdag, de zevende dag, apart had gezet als heilige tijd. Hoe meer ik luisterde, hoe meer interesse ik kreeg. Ik begon bijbelstudies te nemen bij de plaatselijke predikant maar deed het in het geheim. We studeerden over de sabbat totdat ik het begreep, daarna introduceerde de predikant de onderwijzing van Jezus’ tweede komst. Ik had altijd gedacht dat Jezus alleen een profeet was, niets meer. Maar plotseling besefte ik dat hij God is, en dat hij terugkomt om zijn volgelingen op te halen voor de hemel! Ik was zo geraakt door wat ik leerde dat ik besloot een christen te worden en Jezus voor altijd te volgen. Mijn vader zag deze veranderingen en vroeg me wat er gebeurde. ‘Waarom bid je niet meer?’ vroeg hij. ‘Ben je bij het geloof van deze mannen gegaan?’ Ik vertelde hem dat ik een christen wilde worden. ‘Als je stopt met bidden en stopt met naar ons huis van gebed te gaan, dan moet je ook stoppen met school. Ik zal je schoolkosten niet betalen.’ Ik wist dat mijn vader meende wat hij zei, en ik werd bang. Ik moest nog twee jaar volgen op de middelbare school en ik kon het niet afronden zonder mijn vaders hulp. Maar ik wist ook dat ik niet wilde wachten met een christen worden tot ik mijn school had afgerond. Mijn directeur bedreigde en sloeg me, zo boos was hij dat ik niet meer mee wilde bidden. Uiteindelijk moest ik thuis blijven van school. Ik bleef thuis bidden en lezen in mijn Bijbel. Vader weigerde mij voedsel te geven, dus ik at met de evangelisten. Ik bad dat God een manier zou geven zodat ik terug naar school kon. In het geheim ben ik gedoopt. De predikant hoorde dat mijn vader had geweigerd om mijn opleiding te betalen. Hij vroeg de evangelisten om mijn vader een brief te laten schrijven waarin hij toestemming gaf dat iemand anders mijn schoolkosten zou betalen. De zendeling stelde voor dat wij vastten en baden voordat hij mijn vader om de brief zou vragen. Drie dagen lang deden we dat en toen ging hij naar mijn vader. Hij legde uit dat adventisten een goede kostschool hebben waar ik mijn opleiding kon afronden als hij zou toestaan me te laten gaan. Wonderlijk genoeg stemde mijn vader toe. Ik was zo blij! De plaatselijke conferentie zou mijn schoolkosten betalen zodat ik de opleiding af kon maken. Mijn jongere broertje praat soms met mij en dan vertel ik hem over God. Mijn gebed is dat hij en mijn vader zullen luisteren naar Gods stem en reageren als hij roept.
11. Veel studenten
-Nigeria-
15 februari 2014
Jonathan Boeyah liep door de grote poort van de Adventist Seminary of West Africa (ASWA). Hij vertelde de receptionist hoe hij was gevlucht uit de oorlog in zijn thuisland Liberia naar de relatieve veiligheid van Nigeria. Hij legde uit dat hij de enige adventist was in zijn familie en dat hij had gehoord over ASWA van kerkleden die hij eens had ontmoet. Hij ademde diep en stelde de vraag die op zijn hart lag. Zou het mogelijk zijn om op ASWA te studeren voor het predikantschap? De man glimlachte. Hoe kon hij een student wegsturen die zo graag naar een school wilde waarvoor hij dagen had gelopen? Jonathan schreef zich in voor de predikantenopleiding. Hoewel hij al een christen was hielp zijn studie hem te beseffen hoe geïnteresseerd God is in de zaken van zijn kinderen. Een studievak dat Jonathan interessant vond was hoe je een gelukkig huwelijk kon hebben. Aan het einde van het semester ging Jonathan met twee andere studenten mee die op reis gingen naar het buurland Ghana om boeken te verkopen en geld te verdienen voor school. Hij was blij met de training die hij had ontvangen op ASWA om colporteur te worden. ‘Terwijl ik mensen bezocht besefte ik dat zij niet alleen onze boeken wilden maar goddelijke hulp. Verschillende mensen vertelden me over hun familieproblemen, en vroegen om hulp en gebed.’ Op een dag ontmoette Jonathan een gezin dat op het punt stond te scheiden. Hij deelde met de man enkele van de principes voor een goed huwelijk die hij had geleerd. Hij bad met deze bezorgde man en gaf een paar suggesties waarvan hij dacht dat zij konden helpen. Later bezocht Jonathan de vrouw en deelde ook met haar enkele suggesties over hoe zij Gods hulp in haar gezin kon gebruiken. Toen Jonathan terug op school kwam ontving hij een brief van het gezin. Blij en opgewonden deelde hij het nieuws met zijn leraar van het vak ’huwelijk en gezin’. De man en de vrouw hebben zich verzoend. Zij bedankten Jonathan en de ASWA familie voor hun gebeden en invloed in de genezing van hun gezin. ASWA heeft honderden werkers opgeleid sinds de opening 30 jaar geleden. De studenten zijn niet alleen aan het studeren op ASWA, zij gebruiken hun training in de praktijk terwijl ze op school zitten. De schoolleiding en studenten hebben evangelisatiebijeenkomsten gehouden, gezondheidslessen, Stop met roken lessen, Openbaringseminars en zelfs schoonmaakdagen in de gemeenschap in de nabije buurten. Bijna elke omgeving in de buurt van de school heeft enkele vormen van evangelisatie ontvangen. Volgend op de meest recente bijeenkomsten zijn er 50 mensen gedoopt. Jonathan heeft een plek gevonden op ASWA om te studeren. Veel meer ‘Jonathans’ melden zich aan voor een inschrijving bij ASWA, maar er is niet voldoende ruimte voor iedereen. Momenteel zijn er meer dan 500 studenten uit 18 verschillende landen op school. Zij willen zich allemaal voorbereiden om God te dienen. Maar de school is overvol, en er is geen ruimte voor meer inschrijvingen. De slaapvertrekken waar ruimte is voor twee personen worden gebruikt voor zes. Zelfs de kantoren van de decaan en de woonkamers zijn nu slaapvertrekken. De leraren en studenten van de ASWA zijn er niet blij mee dat Gods huis gebruikt moet worden voor lessen en algemene bijeenkomsten. Zij bidden dat zij spoedig extra lokalen kunnen maken en een aula zodat zij de kerk terug kunnen brengen voor heilige doelen, en de school kan blijven groeien en de studenten dienen. Een nieuw klaslokaal en multifunctioneel gebouwencomplex moet op z’n minst het probleem van overbezetting op ASWA oplossen. Het complex zal bestaan uit klaslokalen en collegezalen en een grote aula waar alle studenten in passen. Uw gaven op de 13e sabbat zullen helpen om dit tot een realiteit te maken. Geeft u alstublieft gul op deze 13e sabbat.
12. Mijn geloof is sterk
-Nigeria-
22 maart 2014
Monsurat komt uit Nigeria. Als tiener was ze nieuwsgierig naar haar buurman. Hij ging niet op vrijdag naar de moskee en leek altijd ontspannen en gelukkig. Zij vroeg zich af wat hem zo anders maakte. Uiteindelijk vond ze de moed om hem te vragen: ‘Welk geloof volg jij?’ ‘Ik ben een Adventist, een christen,’ antwoordde de buurman glimlachend. Monsurat had nooit gehoord over de Zevende-dags Adventisten, hoewel ze een beetje wist over christenen. ‘Ik kan je een boek geven over mijn geloof, als je wilt,’ bood hij aan. ‘Ja, graag,’ antwoordde Monsurat. Haar buurman gaf haar een klein boekje met de titel ‘Steps to Christ’. Monsurat dankte de man, stopte haar boek onder haar sjaal, en rende naar huis. Toen ze alleen was, begon zij het boek te lezen. Hoewel haar ouders niet konden lezen, wist Monsurat dat zij boos zouden zijn als zij wisten dat zij een christelijk boek had. Monsurat was niet overtuigd dat het christendom goed was, dus voordat ze terugging naar de kostschool gaf ze het boek aan haar buurman. Toen het vakantie werd ging Monsurat terug naar huis en herinnerde zich haar vriendelijke buurman. Op een dag nodigde hij haar uit mee te gaan naar de kerk op zaterdag. ‘Ik kan niet gaan,’ zei Monsurat oprecht met spijt. ‘Ik heb speciale lessen op zaterdag.’ ‘Misschien als je lessen voorbij zijn,’ zei haar buurman met een duidelijke teleurstelling in zijn stem. ‘Nee, wacht,’ zei Monsurat vastberaden. ‘Ik wil zien hoe jouw kerk is.’ Die zaterdag ging ze mee naar de kerk. Zij was nieuwsgierig en wilde zien of de andere mensen net zo vriendelijk waren als haar buurman. De kerkleden verwelkomden Monsurat hartelijk. Zij genoot van de dienst, hoewel het heel anders was dan de religieuze diensten in haar moskee. Elke week ging Monsurat naar de kerk in plaats van naar haar klas. Ze ontving een Bijbel en begon te lezen. Zij leerde bidden zoals deze christenen baden. Zij vroeg God haar te helpen goed te leven. Zij was ondeugend, maar nu was ze overtuigd dat haar leraren een verandering zouden zien in haar leven. Ook toen ze terugging naar school lukte het haar om op sabbat naar de kerk te gaan. Voordat het schooljaar eindigde gaf Monsurat haar leven aan Christus en vroeg ze gedoopt te worden binnen de Adventkerk. Monsurat vertelde niet waar zij op zaterdag naartoe ging, maar haar vrienden zagen veranderingen in haar. Zij was verantwoordelijker en gehoorzamer. Toen de vakantie kwam, bezocht Monsurat de kerk van haar buurman. Haar ouders vroegen waar zij elke zaterdag heenging want ze wisten dat ze niet langer lessen had. En zij vroegen waarom ze haar juwelen had afgedaan. Toen de familie naar de moskee ging om te bidden, ging Monsurat mee, maar in plaats van de gebeden op te zeggen, sprak zij in haar hart tot Jezus. Haar moeder zag haar stilte en vroeg waarom. Monsurat besloot dat zij haar geloof niet langer geheim kon houden. Zij wilde eerlijk zijn en vertelde haar ouders dat zij een christen was geworden. Woedend verboden zij haar met haar christelijke buurman te spreken of naar enige kerk te gaan. Zij spraken tot haar vrienden en leraren en probeerden haar te dwingen om afstand te nemen van haar christelijk geloof. Maar hoeveel Monsurat ook haar ouders wilde gehoorzamen, zij weigerde Jezus op te geven. Uiteindelijk vertelde Monsurats vader haar dat zij niet langer zijn dochter was. Zij moest het huis verlaten en hij zou niet meer betalen voor de twee overgebleven jaren van haar opleiding. Geschrokken dat zij nu alleen was bad Monsurat en Gods vrede stroomde over haar heen. Zij nam Psalm 27:10 als haar hoop: ’Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij liefdevol aan.’(NBV)De kerkleden hielpen haar met de betaling van haar schoolkosten en zij woonde bij een vriendin vlakbij school. Monsurat probeerde vaak met haar ouders te praten, maar zij weigerden. Haar moeder heeft haar een keer op school bezocht. Monsurat was opgewonden totdat zij zich realiseerde dat haar moeder haar meenam naar een geestelijke ‘genezer’. Onwillig volgde Monsurat, haar kleine Bijbel meenemend. Toen de genezer Monsurat zag vertelde zij haar moeder, ‘ Laat haar alleen. Laat haar doen wat ze heeft besloten te doen.’ Na een moeilijke tijd zijn de ouders toch trots op wat ze heeft bereikt en zij bezoeken haar af en toe. Monsurat bidt dat zij Jezus zullen accepteren en hoopt dat haar verhaal andere jonge mensen zal helpen sterk te staan in hun geloof. Onze zendingsgaven ondersteunen vele vormen van evangelisatie en adventistisch onderwijs wereldwijd. Dank u voor uw gulle gaven.
Feiten over de betreffende landen van dit kwartaal:
Kaapverdië - De eilanden van Kaapverdië komen omhoog uit de diepten van de Atlantische Oceaan op ongeveer 500 kilometer uit de kust van West Afrika. Actieve vulkanen, diepe ravijnen, kale vlakten, en stranden zijn het landschap. De eilanders kunnen de bries van de Atlantische Oceaan voelen en de passaatwind van de Sahara Woestijn. Senegal Senegal heeft een gemiddelde voor geletterdheid van slechts 41 procent. Benin is iets hoger op 42 procent. Vele kinderen zijn niet in staat om naar school te gaan door overbevolking. Het stichten van Zevende-dags Adventistische basisscholen in Senegal en Benin zal deuren openen voor letterkunde voor ontelbare jonge mensen, en mogelijkheden voor hen om bekend te worden met Jezus Christus Momenteel zijn er zes Zevende-dags Adventkerken, met 555 leden in de Senegal/Mauritanië Zending. De bevolking in dit gebied is 16.731.000. In Benin zijn 16 Adventkerken met 5.564 leden. Bekijk de Adventist Mission DVD voor meer informatie. -
-
Senegal is het meest westerse land in Afrika. Dakar is de hoofdstad en grootste stad. Dakar is gelegen op een landpunt die uitkomt in de Atlantische Oceaan. Senegal heeft een warm klimaat en een regenseizoen en een droogseizoen. Veel van de wilde dieren leven door het land, maar de grootste dieren – olifanten, leeuwen, cheetahs en antilopen – leven in het oostelijk gedeelte van het land, waar minder mensen wonen. De officiële taal van Senegal is Frans, hoewel bijna iedereen in het land op z’n minst één Afrikaanse taal spreekt. Ongeveer 94 procent van de mensen die in Senegal wonen is moslim; de overige 6 procent is christen of volgt traditionele geloven.