ZENDINGSBERICHTEN VOOR KINDEREN 3E KWARTAAL 2013
INTER- EUROPESE DIVISIE
1. Monika’s missie
6 juli 2013
Monika sprong op en neer en giechelde van blijdschap toen haar ouders haar vertelden dat ze in Tsjechië gingen wonen. Monika's ouders kwamen uit Tsjechië, maar Monika was geboren in Amerika toen haar ouders daar studeerden. Ze dacht aan de ontmoeting met haar grootouders en dat ze kon spelen in het bos vlakbij hun kleine huisje. Het leek haar zo leuk om naar Tsjechië te gaan. Monika begreep niet dat ze naar Tsjechië zouden verhuizen. Zelfs toen haar moeder voorbereidingen trof om hun bezittingen te verkopen, begreep Monika niet dat ze niet naar Amerika zouden terugkeren aan het eind van de zomer. Monika nam met een blij hart afscheid van haar vriendinnetjes en de familie reed naar het vliegveld. Ze vlogen de hele nacht over de oceaan. Toen ze eindelijk arriveerden in Tsjechië stonden opa en oma hun op te wachten. Wat een vrolijk weerzien! Dit wordt de beste vakantie ooit!, dacht Monika terwijl ze haar oma knuffelde. De familie nam al snel haar intrek in een klein appartement vlakbij Praag, de grootste stad. Monika vond het niet leuk in de stad, met alle mensen, auto's en geluiden. Maar het drong tot haar door dat haar ouders naar hun geboorteland waren teruggekeerd om God te dienen en dat zij ook manieren moest vinden om hem te dienen. De enige adventistische school in de stad is te ver van hun huis, dus Monika volgt les op een school die door een andere kerk wordt geleid. Wat kan ik hier doen om God te dienen?, vroeg ze zich af. ‘Er zijn niet veel kinderen op mijn school die naar de kerk gaan,’ zegt ze. ‘Ik wil mijn klasgenootjes vertellen wat ik weet en ze uitnodigen om naar de kerk te komen. Maar het is moeilijk. Niemand heeft interesse om over God te praten. Ze willen er niks van weten dat ik een christen ben. Ik heb besloten dat als ik me elke dag als een christen gedraag, dat als ik vrolijk, beleefd en eerlijk ben, ze misschien het verschil in mijn leven zien en me over mijn geloof zullen vragen.’ Monika raakte bevriend met Mary, een meisje uit haar klas. Op een dag vertelde Mary over een film die ze had gezien over het einde van de wereld. ‘Iedereen heeft het erover dat de wereld snel zal vergaan,’zei Mary, haar ogen vol verbazing. ‘Denk jij dat ze gelijk hebben?’ vroeg Mary. Monika dacht even na en zei, ‘Ik weet dat de wereld op een dag zal vergaan, en het kan snel gebeuren. Maar de Bijbel zegt dat niemand de dag of tijd weet dat het zal gebeuren.’ Monika wilde nog meer vertellen, maar ze zag dat Mary niet veel over God begreep. Op een andere dag verloor Mary haar sleutels op school en ze was erg overstuur. Ze vertelde het Monika en Monika hielp haar zoeken. Terwijl Monika zocht, bad ze. Toen de sleutels waren gevonden vertelde Monika dat ze had gebeden en dat God had geholpen om de sleutels te vinden. Mary was verrast dat God om iets kleins als verloren sleutels gaf. Monika deelt haar geloof ook met anderen. Toen de kerk een programma over gezondheid hield, deelde ze uitnodigingen uit en ze was dolgelukkig toen een vrouw aangaf te komen. Elk jaar houden alle kerken in het land een speciaal programma dat ze ‘Nacht van de kerken’ noemen. Elke kerk biedt een speciaal programma en muziek aan, mensen zijn vrij om elke gewenste kerk te bezoeken om een beeld te krijgen van hoe de kerk is. ‘Onze kerk heeft veel kinderen en een geweldige jeugdgroep,’ zegt Monika. ‘We hadden een speciaal programma bedacht’. Sommigen van ons stonden buiten en nodigden mensen uit om de kerk te bezoeken. Veel mensen deden dat. Nu bidden we dat deze mensen zullen komen op sabbat.’ Monika heeft veel manieren gevonden om haar geloof in haar thuisland te delen. Wij kunnen ook elke dag een manier vinden om ons geloof te delen. Eén van de beste manieren is het geven van onze zendingsgaven, zodat anderen het verhaal van Jezus kunnen horen.
2. Johana’s gebed
13 juli 2013
Johana's familie was net verhuisd naar Praag, de hoofdstad van Tsjechië. Haar ouders gingen lesgeven op de adventistische school in de stad. De stad is veel groter dan waar Johana is opgegroeid en in het begin was ze bang dat ze geen beste vriendinnetje zou hebben. Maar ze is blij dat ze op de adventistische school zit. Toen ze net in Praag aankwam bad Johana dat God haar een beste vriendinnetje zou sturen. En op een dag ontmoette ze Sara in de kerk. De meisjes raakten gelijk bevriend. ‘Ik wist dat God mijn gebeden had verhoord,’ zegt Johana. ‘Maar het was nog leuker dat Sara ook net naar Praag was verhuisd. Sara vertelde dat ze ook om een christelijk vriendinnetje had gebeden. Dus God heeft beide gebeden in één keer verhoord.’ De meisjes houden allebei van kunst en ze vinden het leuk om samen artistieke dingen te maken. Terwijl ze aan een project werken praten ze graag over school en vrienden. Sara vertelde Johana dat sommige kinderen op haar openbare school slechte dingen zeggen en Jezus' naam misbruiken. Ze vertelt de kinderen dat ze niet op die manier over Jezus moeten praten. Sara wil dat ze nadenken over hoe God zich moet voelen als hij hoort dat ze Jezus' naam misbruiken. De meisjes praten vaak over de problemen die ze tegenkomen, daarna bidden ze er samen over. ‘Ik denk dat God Sara heeft gestuurd als een speciaal cadeau,’ zegt Johana. ‘Het is fijn dat Sara er ook zo over denkt. Het is heel bijzonder om een christelijk vriendinnetje te hebben in een nieuwe en onbekende stad.’ De meisjes vinden het leuk om te gaan rolschaatsen in een speciaal skate park in de buurt van Johana's huis. In de winter maken ze sneeuwpoppen, hebben sneeuwballengevechten en gaan samen sleeën. ‘Het is heel leuk om een vriendin te hebben, waar je mee kunt spelen en bidden,’ zegt Johana. Johana vindt haar nieuwe school leuk. Ze vindt het leuk dat haar ouders er lesgeven, maar ze vindt het vooral fijn dat ze op een adventistische school zit in plaats van op een openbare school waar ze eerst op zat. ‘Mijn leraren zeggen ons dat we aardig en respectvol tegen elkaar moeten zijn en dat we geen slechte dingen zeggen of anderen pesten. Als iemand niet aardig is praten de leraren met die persoon en herinneren ze diegene eraan dat aardig zijn telt op deze school. Ik denk dat we allemaal beter kunnen leren als iedereen aardig en behulpzaam is naar een ander. Sara vindt het ook leuk dat ze speciale bijbellessen hebben, waar ze kunnen leren over God en de verhalen uit de Bijbel bestuderen. ‘Deze week hebben we het over de schepping van de aarde gehad,’ zegt Johana. ‘Sommige kinderen komen niet uit christelijke gezinnen en ze weten niet over de schepping. Ze denken dat de wereld zich over miljoenen jaren zo heeft gevormd. Ik vind het fijn dat ik kan helpen om dingen van de Bijbel uit te leggen, als ze iets niet snappen. Dat is onderdeel van aardig doen tegen anderen.’ Johana praat ook met sommige kinderen die Jezus niet zo goed kennen. Ze legt uit wat ze weet en nodigt ze uit om met haar mee naar de kerk te komen om nog meer over Jezus te leren. Johana zou het fijn vinden als ze ons allemaal kan aanmoedigen om anderen over Jezus te vertellen, zowel kinderen als volwassenen. Zijzelf zou ze vertellen dat God helpt als ze problemen hebben; ze hoeven het alleen te vragen. ‘Dat is waar gebed om draait,’ zegt Johana. ‘Ik zou ze vertellen hoe God mijn gebed heeft verhoord en dat hij hun gebeden ook wil verhoren.’ We kunnen allemaal anderen over Jezus vertellen op school, als we spelen en als we mensen op straat tegenkomen. En als we onze zendingsgaven geven helpen we mensen die we misschien nooit zullen ontmoeten om ook van God te gaan houden.
3. Daniels probleem 20 juli 2013 Daniel woont in Praag, de hoofdstad van Tsjechië. Tot zijn 9e jaar zat hij op een openbare school. Maar hij was daar niet blij. Pestkoppen Kinderen op Daniels school pestten andere kinderen. Sommige kinderen pakten andere kinderen hun lunchgeld af, lieten ze struikelen in de gang of bedreigden hen. Sommigen sloegen zelfs andere kinderen. Leraren letten goed op waar de problemen zich voordeden, maar vaak deden de pestkoppen hun pesterijen in het geheim. Daniel wist dat andere kinderen werden gepest en op een dag maakte hij het zelf mee. Daniel vertelde zijn ouders wat er aan de hand was en ze besloten hem van school te halen zodat hij naar een school kon waar pesten niet is toegestaan. Ze zochten en zochten tot ze eindelijk de adventistische basisschool aan de rand van Praag vonden. Ze bezochten de school en ontmoetten de leraren. Ze zagen hoe de kinderen elkaar vriendelijk en met respect behandelden. ‘Dit is de school voor Daniel,’ zeiden ze. Ondanks dat ze geen adventisten zijn wisten ze dat deze school Daniel zou helpen om zich te richten op zijn studie en niet op pestkoppen. Nieuwe jongen, nieuwe vriendjes Zoals de meeste kinderen wanneer ze een nieuwe school krijgen, vroeg Daniel zich af of hij nieuwe vriendjes zou krijgen. ‘Ik kreeg gelijk een heleboel nieuwe vriendjes,’ zegt Daniel. ‘De kinderen waren aardig en vol ongeduld om mijn vriend te worden. Ik vind het leuk om daar les te krijgen.’ Daniel was vooral blij dat hij met zijn leraren kon praten en hij wist dat ze naar hem zouden luisteren. ‘De leraren zijn aardig,’ zegt hij. ‘We praten vaak met elkaar. Dat vind ik leuk.’ Daniels familie gaat niet naar de kerk, maar ze hebben wel een Bijbel en Daniel leest er nu en dan in. ‘Ik leer de meeste bijbelverhalen in de les,’ zegt hij. Een vriend van Daniels moeder heeft de familie uitgenodigd voor een speciale bijeenkomst in de Adventkerk in de buurt. Daniel wil daar ook naartoe. Hij weet dat de spreker iets belangrijks te zeggen heeft. Hij is een zakenman in de stad en degene die de adventistische school heeft helpen opstarten. Leren God lief te hebben Daniel heeft de sabbatschool of de kerkdiensten nog niet bezocht, maar hij hoopt dat binnenkort wel een keer te doen. ‘Ik ben blij dat ik op de adventistische school les volg. Ik vind mijn leraren en de manier waarop ze lesgeven fijn. Ik vind de kinderen ook leuk. Ik leer veel dat me voorbereid voor de middelbare school.’ Als Daniel één ding kon leren aan kinderen, zou dit het zijn: ‘Laat God toe in je leven en ontdek hoeveel wonderen er gebeuren. Wanneer er slechte dingen gebeuren moeten we dat God niet verwijten, maar we moeten zoeken naar dingen in ons leven die dat veroorzaken. Soms maken we slechte keuzes en we kunnen niet boos worden op God voor de gevolgen.’ Daniel leert wat het betekent om een christen te zijn terwijl hij les krijgt op een adventistische school. Een deel van de dertiende sabbat collecte van dit kwartaal wordt besteed om jongeren te helpen God te volgen tijdens hun leven.
4. Geiten en vrienden 27 juli 2013 Christof, zijn ouders en twee broers woonden ooit in een drukke stad. Maar ze wilden graag op het platteland wonen, dus verhuisden ze naar een klein dorp in een bergdal in het midden van Portugal. De jongens helpen hun ouders het eten te planten en te oogsten in hun grote tuin. Ze zorgen voor de kippen, zodat ze verse eieren hebben om te eten. Er zijn geen kinderen in het dorp vlakbij, maar de broers vinden dat niet erg. Ze hebben elkaar. Ze krijgen thuis les van hun moeder. Op een dag zag Christof een oudere buurman zijn geiten verzorgen in de buurt van de boerderij van Christofs familie. De jongen zwaaide en rende naar de man. ‘Hoi,’ zei hij. ‘U heeft erg leuke geiten.’ Christof pauzeerde even. ‘Ik heb eraan gedacht om geiten te nemen. Heeft u suggesties? Kost het veel om ze te verzorgen? Hebben ze veel zorg nodig?’ Antonio, de oude man, lachte. ‘Zoveel vragen!’ zei hij. ‘Loop maar even mee, dan zal ik je over geiten vertellen.’ En dat deed hij. Antonio legde uit dat geiten bijna alles eten, ook tuinbouw. Hij liet Christof zien hoe je een geit melkt en hij liet hem geitenkaas proeven. Christof bedankte Antonio voor zijn advies en zei gedag. Die avond vroeg de jongen aan zijn ouders: ‘Mag ik alsjeblieft mijn zakgeld gebruiken om geiten te kopen?’ Zijn ouders overlegden en besloten dat hij een paar geiten mocht kopen. Antonio hielp de jongen om goede geiten te kopen en vertelde meer over hoe je ze verzorgt. De oude man en de kleine jongen praatten vaak over hun geiten en hun vriendschap groeide, samen met de geiten. Op een dag vroeg Christof aan Antonio: ‘Gelooft u in God?’ ’Ja,’ zei de oude man. ‘Ik geloof in God. Maar er is geen kerk in ons dorp.’ Toen de oude man en de kleine jongen praatten, besefte Christof dat Antonio niet kon lezen. De jongen bood aan om zijn Bijbel te halen en Antonio voor te lezen. De oude man glimlachte van plezier. Vanaf die dag nam Christof altijd zijn Bijbel mee om Antonio voor te lezen als hij hem bezocht. ‘Naar welke kerk ga je?’ vroeg de oude man. ‘We zijn Zevende-dags Adventist,’ antwoordde de jongen. ‘We aanbidden God op de sabbat.’ ‘Oh,’ zei Antonio verrast. ‘Mijn oma vertelde me over de sabbat toen ik een jongen was.’ Ze praatten een tijdje over de sabbat en de jongen nodigde zijn vriend uit om met zijn familie mee te gaan naar de dichtstbijzijnde Adventkerk. Maar Antonio vond dat de kerk te ver was en de weg te zwaar voor een oude man als hijzelf. Dus nodigde Antonio de familie uit om op zondag naar zijn huis te komen, om te aanbidden en samen de Bijbel te lezen. Het woord verspreidde zich door het kleine dorp dat Christof Antonio bezocht en hem de Bijbel voorlas. Marie-Elise, één van Antonio's buren, vroeg Christof of hij haar ook de Bijbel wilde voorlezen. Eigenlijk wilden de meeste oudere dorpsgenoten dat de jongen hun voorlas uit de Bijbel. Christof en zijn broers begonnen op hun fiets door het dorp te rijden om aandacht te besteden aan de ouder wordende dorpsgenoten. De dorpsgenoten hielden van de bezoekjes, omdat de jongens de enige kinderen waren in de buurt. De jongens boden aan om bij de mensen in hun tuin te werken, hun huisdieren te verzorgen en andere klusjes te doen die de ouderen zelf niet meer goed konden. De jongens werden de kleinkinderen van het dorp. De familie hield een week lang bijbelstudies voor de dorpsgenoten. En iedereen in het dorp deed mee, echt iedereen. Daarna organiseerden ze elke week bijbelstudies bij iemand thuis. Mensen in dorpen in de buurt hoorden van de bijeenkomsten en zij wilden de boodschap ook horen. Vandaag de dag hebben drie dorpen kleine groepen die regelmatig de Bijbel bestuderen en van Gods liefde horen. Sommige dorpsgenoten zijn zelfs begonnen met het aanbidden op sabbat. In de bergen van midden Portugal hebben mensen Gods boodschap van liefde aangenomen, een boodschap die begon met een kleine jongen, een oude man en een paar geiten.
5. De boekenjongen
3 augustus 2013
De tienjarige Brito vouwt voorzichtig zijn padvindersdas in een driehoek en rolt de gevouwen rand net zo. Hij laat de das om zijn nek glijden en rent naar de andere padvinders. Hij wil niet te laat komen omdat de activiteit van vandaag zijn favoriet is. De padvinders gaan in de buurt Gods liefde te delen en folders rond te brengen. Kinderbediening ‘Eén keer in de maand bezoeken we verschillende flatgebouwen en geven de mensen pamfletten en boeken, zoals ‘De Weg naar Christus’ en vertellen ze over Jezus,’ zegt Brito. ‘Sommige padvinders vinden het eng om met mensen te praten, maar ik vind het leuk! Sommige mensen willen het boek niet, maar anderen zijn er blij mee en willen er zelfs voor betalen. We vertellen ze dat het boek een cadeau is van onze kerk.’ ‘We gaan in groepen zodat de mensen weten dat we een organisatie zijn,’ legt Brito uit. ‘En onze leider blijft dichtbij om vragen te beantwoorden die wij niet weten. Soms zien we mensen lopen op straat en dan gaan we erop af om te kijken of we ze een boek kunnen geven. We hebben er plezier in om Gods liefde te delen,’ voegt Brito toe. ‘Onze kerk heeft veel kinderen en zelfs degenen die geen padvinders zijn gaan mee. We zingen terwijl we door de buurt lopen en soms stoppen de mensen om te luisteren. Dat geeft ons een nieuwe kans om een boek te geven. Het geeft een goed gevoel om te weten dat we mensen blij maken als we Gods liefde delen.’ Brito kent niemand die naar de kerk is gekomen nadat de kinderen een boek hebben gegeven, maar ze bidden dat de boeken als zaadjes zullen zijn die gaan groeien in de huizen waar ze geplant zijn. Delen op andere manieren Brito deelt Gods liefde ook op andere manieren. Hij nodigt vriendjes van school uit bij hem thuis, na school of in het weekend. Zijn vriendjes merken dat zijn familie anders is. Ze kijken geen tv op sabbat en ze bidden voor het eten. Wanneer zijn vriendjes naar deze dingen vragen, vertelt Brito dat hij van Jezus houdt. Hij nodigt ze uit om naar de sabbatschool te komen. Sommige van zijn vriendjes zijn meegegaan en vonden het leuk. Anderen komen niet. ‘Zelfs wanneer iemand niet naar de kerk komt blijf ik ze uitnodigen,’ zegt Brito. ‘Ik weet niet welk vriendje ooit een vriend van Jezus zal worden.’ Brito is enthousiast, omdat hij erachter is gekomen dat deze dertiende sabbat de hele wereld zal helpen om een nieuwe kerk en een buurthuis te bouwen, waar veel mensen kunnen worden geholpen en over God kunnen leren. ‘Dank u,’ zegt Brito. ‘Dank u dat u ons helpt om anderen over Gods liefde te vertellen!’
6. Gebeden om zetten naar werk
10 augustus 2013
Het verhaal van vandaag komt uit Madeira, een bergachtig eiland aan de kust van Portugal. Beatriz is 8 jaar en zit in groep 4. Al zijn haar ouders geen adventisten, haar moeders tante Julia is dat wel en ze leert Beatriz en haar broer om God lief te hebben. Tante Julia neemt ze op sabbat mee naar de kerk en ze moedigt Beatriz' ouders aan om de kinderen naar een adventistische basisschool te sturen. Daar leert Beatriz om God lief te hebben en haar leven aan hem toe te vertrouwen. Beatriz' gebed Beatriz woont naast haar grootouders. Op een dag hoorde Beatriz een sirene van een ambulance vlakbij en ze keek uit het raam om hem langs te zien gaan. Maar tot haar verbazing stopte de ambulance voor de deur van haar grootouders. Beatriz' opa had een hartaanval gehad. ‘Ik was bang toen ik de ambulance zag stoppen,’ zegt ze. ‘Ik hou zo veel van mijn opa!’ Beatriz wilde huilen, maar tante Julia zei haar te bidden dat haar opa beter zou worden. Beatriz deed dat en ze voelde zich beter. Beatriz had voor haar opa gebeden zelfs voordat hij ziek werd. Ze was bezorgd omdat hij rookte en ze had hem vaak gevraagd of hij wilde stoppen. Ze had hem verteld dat roken slecht is voor je gezondheid. Elke dag dat opa in het ziekenhuis was bad Beatriz voor hem. Opa keerde terug uit het ziekenhuis, maar was nog niet beter. Hij moest aansterken zodat hij naar Lissabon kon vliegen om een hartoperatie te krijgen. Elke dag voor Beatriz naar school ging, ging ze bij haar opa langs en gaf hem kusjes en knuffels. Ze moedigde hem aan om God te vertrouwen dat hij hem beter zou maken en ze zei dat ze voor hem bad. Opa knuffelde haar terug. Hij was blij dat Beatriz voor hem bad. Tante Julia Tante Julia is net zo oud als Beatriz' grootouders, maar ze is sterk en werkt veel in haar tuin. Ze zorgt veel voor Beatriz en haar broer. Ze kookt voor de familie en neemt de tijd om naar iemand te luisteren als ze problemen hebben waar ze over willen praten. ‘Tante Julia vertelt ons verhalen en zorgt voor ons als we ziek zijn,’ voegt Beatriz toe. ‘Ik hou van tante Julia. We delen veel geheimen! Tante Julia is een vrolijk persoon en lacht veel. Dat maakt haar zoveel jonger dan ze is.’ Beatriz is blij dat God tante Julia naar haar toe heeft gestuurd om een goed voorbeeld te zijn van een liefhebbende christen. ‘Ik zou willen dat iedereen iemand als tante Julia had om hun te leren God lief te hebben en hem te gehoorzamen,’ zegt ze. ‘Ze heeft me geleerd voor anderen te bidden en zegt dat God ervan houdt om naar gebeden van kinderen te luisteren.’ Voor anderen bidden is één manier om ons geloof te delen, net als aardig zijn voor anderen. En het geven van onze zendingsgaven is een manier om anderen te helpen van God te gaan houden. Laten we vandaag biddende en gevende christenen zijn.
7. De uitnodiging 17 augustus 2013 Andre woont in een plaats, niet ver van Lissabon. Hij vindt het leuk anderen te helpen. ‘Ik weet dat we God blij maken als we helpen,’ zegt hij. Andre's padvindersclub besloot om de mensen die boven de kerkzaal wonen te bezoeken. De kinderen kletsten luid toen ze de trap op liepen. ‘Shhh!’ fluisterde hun leider. ‘Als we goede evangelisten willen zijn, moeten we geen mensen storen.’ De kinderen liepen stilletjes naar de eerste verdieping met appartementen. Ze klopten op elke deur en boden een gratis boek en een uitnodiging voor evangelisatiediensten aan. Daarna gingen ze naar de volgende verdieping en de volgende. Een man opende de deur en nam het boek aan. Andre nodigde de man uit voor de diensten. De man glimlachte en zei: ‘Ik woon al een tijd boven jullie kerk. Sommige van jullie leden hebben met me gepraat, maar nog nooit heeft iemand me uitgenodigd om te komen.’ ‘Nou, nu bent u uitgenodigd!’ zei Andre met een brede glimlach. De dienst begon en Andre nam zijn positie bij de deur in, om mensen te begroeten als ze binnenkwamen. Hij zag João, de man die boven woont, binnenkomen. Andre heette hem welkom en bedankte hem dat hij was gekomen. Later vertelde João aan Andre dat hij de jongen bij de kerk had gezien op sabbat. Andre luisterde en vroeg zich af of zijn handelingen een goede boodschap waren geweest voor João. João bezocht de diensten elke avond. Daarna begon hij de sabbatdiensten te bezoeken. Na een paar maanden begon João's vrouw ook te komen. Ze zei dat ze veel veranderingen had gezien in haar man. Toen begon João zich ziek te voelen en de doktoren kwamen erachter dat hij kanker had. Terwijl ze aan het opereren waren overleed João. Iedereen was verdrietig dat João was overleden. ‘Soms vraag ik me af wat er was gebeurd als we niet bij João hadden aangeklopt en hem niet hadden uitgenodigd,’ zegt Andre. ‘Ik ben blij dat we de tijd hebben genomen om met hem te praten, en met anderen die in de flat boven de kerk wonen.’ ‘We weten nooit wie er achter de deuren waar we aankloppen wonen, of waar ze naar op zoek zijn. Het maakt me trouwer om met mensen over Jezus te praten. Ik weet nooit wanneer het een zaak van leven of dood is!’ Andre heeft een belangrijke les geleerd, een les die we allemaal moeten leren, Jezus wil dat we allemaal zijn liefde met anderen delen. Dat kunnen we doen door met ze te praten, maar we kunnen het ook laten zien door onze zendingsgaven elke week te geven. Laten we deze week evangelisten zijn, bij elke kans die we daarvoor krijgen.
8. God helpen rusten 24 augustus 2013 Ivan woont in een stad in het Noordwesten van Bulgarije. In een weekend logeerde Ivan bij zijn tante. Op sabbat nodigde zij hem uit om met haar mee te gaan naar de kerk. Ivan was nog nooit naar de kerk geweest. Ivan en zijn tante gingen een oud café binnen dat als kerk dient. Ze vonden plaatsen en al snel begonnen de mensen te zingen. Ivan kende de liedjes niet, maar hij vond ze leuk. De predikant vertelde over iets dat de sabbat genoemd wordt. Ivan had nog nooit over de sabbat gehoord, dus hij luisterde aandachtig. De predikant vertelde dat God rustte op de sabbat en dat hij die dag gezegend had. ‘Wij moeten ook één dag in de week rusten,’ zei hij. Dit was iets nieuws voor Ivan en hij sloeg de informatie op in zijn gedachten. Toen de volgende dag Ivans ouders thuiskwamen vertelde Ivan hen enthousiast dat hij naar de kerk was geweest en had geleerd dat God op de sabbat moest rusten en de mensen ook. ‘Goed voor je,’ zei zijn moeder. ‘Ik ben blij dat je naar de kerk bent geweest en over God geleerd hebt. Sabbat kwam weer en Ivan herinnerde zich dat dit de dag was dat God rustte. Hij wilde ook rusten. Een paar minuten later kwam Ivans tante en nodigde hem uit om naar de kerk te gaan met haar. Ivan greep zijn jas en ging vlug naar de kerk met zijn tante. Maar Ivans tante nam hem niet mee naar het oude café waar ze de vorige keer waren geweest. In plaats daarvan bracht ze hem naar een huis in de buurt. ‘Waarom zijn we hier?’ vroeg Ivan.’Dit is waar de kinderen samenkomen,’ zei Ivans tante. Er is geen plek voor hen in de kerk. Ivan ging naar binnen en kwam in een ruimte gevuld met kinderen. Hij was nog nooit in de kindersabbatschool geweest, maar een jongen heette hem welkom en gaf hem een stoel. Ivan vond de vrolijke liedjes die de kinderen zongen leuk. Hij vond het bijbelverhaal dat een leraar vertelde leuk. Ivan vond de sabbatschool veel leuker dan gewoon school. ‘God helpen rusten is goed!’ dacht hij. Ivan bleef naar de kerk komen en hij realiseerde zich snel dat God niet moe wordt of hoeft te rusten. ‘God maakte de sabbat zodat hij de dag met ons kon doorbrengen,’ vertelde hij zijn moeder. ‘Hij hoeft niet te rusten, wij moeten rusten!’ Ivan houdt van de sabbatschool en de kerk. Hij nodigt zijn ouders en broers uit voor de kerk, maar meestal komen ze niet. Hij nodigt zijn vrienden van school uit om naar de kerk te komen en om te rusten en God te aanbidden. Ivan heeft een meisje genaamd Teddy uitgenodigd en ze komt nu al twee jaar naar de kerk. Zij heeft haar broers, zussen en een nicht uitgenodigd om te komen en dat doen ze. En zo blijft de gemeente groeien. Ivan blijft zijn familie uitnodigen. Hij is er zeker van dat ze op een dag komen om te aanbidden. Ivans kerk ontving drie jaar geleden een deel van de offergaven om een kerk te bouwen. Ivan en zijn tante lopen vaak langs de bouwplaats om de vorderingen aan het kerkgebouw te zien. Hij kijkt ernaar uit dat de gemeente het gebouw kan gebruiken. De kinderen zullen hun eigen ruimte hebben binnen het gebouw. ‘Elke week bidden we dat onze kerk snel klaar zal zijn en dat we onze vrienden en familie kunnen uitnodigen om met ons te aanbidden,’ zegt Ivan.
9. Vrienden voor Jezus
31 augustus 2013 [nodig twee jongeren uit om Evelina en Janet te spelen] Leider: Evelina en Janet wonen in Bulgarije. Ze ontmoetten elkaar toen hun moeders vriendinnen werden. Hun vriendschap groeide uit tot het toelaten van een derde persoon, Jezus. .........[naam van degene die Evelina speelt] zal ons Evelina's verhaal vertellen en ........[naam van degene die Janet speelt] vertelt het verhaal van Janet. Evelina: Toen mijn familie en ik naar deze stad verhuisden, kende ik niemand. Janet en ik ontmoetten elkaar en we werden meteen vriendinnen. Op een dag nodigde ik Janet uit om met me mee te gaan naar de kerk. Janet: Mijn oma had me uitgenodigd om met haar naar de adventkerk te gaan, maar ik dacht dat de kerk voor oude mensen was. Dus ik ging niet met haar mee. Maar toen Evelina me uitnodigde ging ik mee. Er waren zoveel jonge mensen. Ze heetten me welkom en ik vond de kindersabbatschool echt leuk! Ik begon regelmatig te komen. Ik vind vooral de liedjes die we zingen en de bijbelverhalen die we leren leuk. Ons sabbatschoolprogramma is heel erg interessant. Ik vind het kerkkoor heel leuk. Toen ik de kerk een tijdje had bezocht vroeg mijn tante of ik bij het koor wilde en dat deed ik. We oefenen veel, maar ik geniet ervan! Ik ben zo blij dat Evelina me heeft meegenomen naar de kerk! Evelina: Ik heb niets speciaals gedaan. Ik heb alleen Janet uitgenodigd en ze kwam. Ik heb andere vrienden uitgenodigd om te komen en sommige komen, andere niet. Janet: Het enige moment van de kerk dat ik niet leuk vind is als het erg druk is. Dan moeten de kinderen hun ruimte opgeven en moeten we buiten aanbidden. Evelina: We hebben geen kerkgebouw. We komen bij elkaar op een benedenverdieping van een huis. Het is altijd vol en soms worden de kinderen gevraagd buiten te blijven zodat de kinderkamer ook voor volwassenen gebruikt kan worden. Janet: Ondanks de volle kerk nodigen we nog steeds mensen uit. Ik heb mijn nicht uitgenodigd en nu komt ze. Evelina: We zijn Roma (zigeuners) en voor ons is aanbidden op sabbat een activiteit voor de hele dag. Het is de perfecte tijd voor jongeren om bijbelstudies en padvindersclub te hebben. Maar omdat we geen ruimte hebben om bij elkaar te komen kunnen we geen padvindersclub of groeps-bijbelstudie starten. We moeten echt een kerk hebben met een ruimte voor jongeren en een ruimte voor kinderen, een ruimte voor iedereen. Leider: Jongens en meisjes, jullie wekelijkse collecte helpt kinderen en volwassenen over de hele wereld om te leren dat Jezus van hen houdt. En op de dertiende sabbat zal een deel van onze gaven Evelina en Janets gemeente helpen aan een eigen kerk, een kerk die een ruimte zal hebben voor iedereen die wil komen. Jullie offergaven zullen helpen bij het aanschaffen van stoelen, tafels en andere middelen om de kinderen te leren dat ze Jezus moeten volgen. Laten we dit kwartaal hard werken om geld in te zamelen voor de dertiende sabbat collecte, zodat de kinderen van deze kerk in Bulgarije een eigen plek zullen krijgen.
10. Lopen met Jezus 7 september 2013 ‘Megan,’ zei moeder. ‘Ik moet snel naar de markt. Ik ben binnen een paar minuten terug. Wil jij je klaarmaken voor de kerkdienst terwijl ik weg ben?’ Megan knikte en haar moeder sloot de deur en nam de trap die naar de straat leidt. Daarna ging Megan haar kamer binnen en opende de grote kledingkast om haar jurk te zoeken. Plotseling viel de zware kast naar voren, duwde Megan op de grond en sloot haar onder zich op. De pijn schoot door Megans bovenbeen. Ze probeerde de kast van zich af te duwen, maar ze kreeg er geen beweging in. ‘Lieve God,’ bad ze. ‘Help me. Help mama vlug thuis te komen.’ Niet lang daarna kwam Megans moeder terug. ‘Mama!’ riep Megan. ‘Help me! Ik heb pijn!’ Moeder rende de kamer binnen en probeerde de kast op te tillen, maar het was te zwaar. Ze belde de hulpdiensten en niet veel later kwamen een ambulance en een brandweerman. De mannen tilden de kast van Megan af en onderzochten haar been. Het was gebroken. Voorzichtig tilden ze haar op en droegen haar naar beneden, naar de ambulance. In het ziekenhuis opereerden de doktoren haar om het gebroken bot in haar bovenbeen te herstellen. Ze zetten pinnen en een stang in haar been om de botten op hun plek te houden terwijl het genas. Megan had veel pijn. Ze dacht aan de pijn die Jezus gevoeld had toen de soldaten hem aan het kruis nagelden. ‘Maar de doktoren hebben pinnen in mijn been gestoken om me te helpen genezen,’ dacht ze. Megan was blij dat haar kerkfamilie voor haar bad. Ze vertelde haar doktoren en verpleegsters dat Jezus haar hielp om beter te worden. Toen ze thuis kwam moest ze nog een aantal weken in bed blijven. Ze kon niet rechtop zitten totdat het gebroken bot was genezen. Op een dag, toen Megans pijn heel erg was gaf haar moeder pen en papier om te schrijven of te tekenen, om haar af te leiden. In plaats van een tekening te maken schreef Megan een lijst van dingen waar ze dankbaar voor was. Megans leraar bezocht haar en was verbaasd over haar geloof. Megan vertelde haar dat haar kerkvriendinnen voor haar baden. Ze hoopte dat haar leraar zou gaan nadenken over hoeveel God van haar houdt. Zodra Megan rechtop kon zitten smeekte ze of ze terug mocht gaan naar school in een rolstoel. Haar klasgenootjes heetten haar welkom en ze vertelde hen dat God haar aan het genezen was. In de zomer liet de dokter haar met krukken lopen. En voordat school weer startte kon ze lopen zonder krukken. Nu is Megans been volledig hersteld en ze kan normaal lopen en rennen. De Bijbel zegt in Jesaja 40:31: ‘Maar wie hoopt op de Heer krijgt nieuwe kracht,...hij loopt, maar wordt niet moe, hij rent, maar raakt niet uitgeput. (NBV)’ Megan wil je uitdagen om sterk te zijn in Jezus en je geloof te delen met hen die je elke dag ziet.
11. Mila’s gebeden 14 september 2013 Het verhaal van vandaag komt uit Bulgarije. Mila is 6 jaar, maar ze is nu al een gebedsheld. Wie weet wat een gebedsheld betekent? [Leg uit dat een gebedsheld iemand is die voor andere mensen bidt.] Een keer zag Mila dat haar leraren op school sigaretten rookten tijdens de pauze. Mila weet dat roken slecht kan zijn voor mensen, dus op dat moment begon ze te bidden voor haar leraren. ‘Lieve Jezus, helpt u mijn leraren alstublieft inzien dat roken slecht voor ze is. Help ze om te stoppen met roken voordat ze ziek worden. Amen.’ Die avond, toen vader thuiskwam, zag hij Mila met haar hoofd gebogen op de bank zitten. Hij vroeg zich af of er iets mis was. Hij tikte haar aan en vroeg of ze in orde was. Mila keek op en zei: ‘Het gaat goed. Ik ben gewoon aan het bidden voor mijn leraren. Ze roken en ik wil niet dat ze ziek worden.’ Vader ging naast haar zitten en zei: ‘Zou je willen bidden voor een vrouw op mijn werk? Zij rookt ook.’ Mila glimlachte en ze bad met haar vader voor pappa's collega op het werk en voor haar leraren. Mila bad elke dag voor haar leraren en haar vaders collega. Een paar weken later kwam vader thuis en vertelde Mila dat zijn collega was gestopt met roken. De vrouw had vader verteld dat ze opeens geen zin meer had om te roken en dat niet meer had gedaan. Ze zei dat ze vaak had geprobeerd om te stoppen met roken, maar ze had het nooit volgehouden. Maar opeens had ze geen zin meer om te roken. Vader vroeg haar wanneer ze was gestopt met roken. De vrouw vertelde hem de datum en vader glimlachte. Hij vertelde de vrouw dat ze was gestopt met roken de dag nadat Mila voor haar had gebeden. De vrouw was verbaasd dat het gebed van een kind haar had geholpen om te stoppen. En ze heeft nooit meer gerookt. ‘Mijn leraren roken nog steeds,’ zegt Mila. ‘En ik bid nog steeds voor hen. Soms als ik ze zie roken vertel ik hen dat ik bezorgd ben, omdat roken slecht voor ze is.’ Mila vertelde haar leraren dat ze voor haar vaders collega had gebeden en dat die was gestopt met roken. ‘Waarom bid je niet dat ik ook stop met roken?’ vroeg één van Mila's leraren. Mila glimlachte en vertelde haar dat ze al een paar weken voor haar bad. ‘Mijn lerares wil stoppen met roken,’ voegde Mila toe. ‘En ik weet zeker dat God mijn gebeden zal beantwoorden. God beantwoordt onze gebeden volgens zijn wil. We kunnen allemaal bidden voor anderen. Voor onze families, onze vrienden op school en in de buurt, de winkeliers en mensen die we nog nooit hebben ontmoet, zoals evangelisten die over de hele wereld reizen en de kinderen van wie we elke week hun verhaal horen in de sabbatschool. Laten we op dit moment bidden voor de mensen van wie we houden. Dat hoort bij het evangeliseren voor Jezus. [Sluit af met gebed.]
12. Ons licht laten schijnen 21 september 2013 Het verhaal van vandaag komt uit Sofia, de hoofdstad van Bulgarije. Zarry begon aan groep 4, maar hij had een probleem. Hij studeerde met een speciaal programma, maar dat programma was stopgezet. Zarry moest bij een ander speciaal programma beginnen. Hij houdt van muziek, dus zijn ouders kozen een muzikale richting voor hem uit. En dat is waar het probleem ontstond. Zarry's klasgenootjes waren al een jaar bezig met muziek en Zarry begon net. Zarry moest twee jaar aan muziekgeschiedenis leren in één jaar tijd. Hij moest twee keer zo hard oefenen als zijn klasgenootjes om bij te blijven. Maar Zarry werkte hard en voor het einde van het jaar was hij even ver als zijn klasgenootjes. Aan het einde van het jaar werd Zarry uitgenodigd om mee te spelen in een concert dat de hele stad langsging. ‘God heeft me geholpen om het goed te doen,’ zegt Zarry. ‘En hierdoor weet iedereen in mijn klas dat ik een adventist ben. Soms vragen ze me wat ik geloof. Ik probeer hun vragen te beantwoorden en mijn geloof te delen zodat ze meer willen weten.’ Niet al Zarry's lessen hebben met muziek te maken. Hij leert literatuur, geschiedenis, scheikunde en wiskunde, zoals andere kinderen. Zarry vindt zijn lessen leuk en geniet van de discussies die zijn leraar houdt. De leraar merkte op dat Zarry goed luistert in de les en soms vraagt ze hem om op te noemen waar de klas het over heeft gehad. Eén van Zarry's literatuurlessen gaat over bijbelverhalen. Toen hij ontdekte dat zijn leraar een paar punten miste in het verhaal van Mozes vroeg hij of hij een paar dingen over het verhaal mocht uitleggen. De leraar vond het goed en was verbaasd dat Zarry zijn Bijbel zo goed kende dat hij de moeilijke stukken kon uitleggen. Toen Zarry's leraar erachter kwam dat hij een christen was riep ze vaak zijn hulp in om vragen over God te beantwoorden. God heeft Zarry geholpen om ook in zijn eigen familie een getuige te zijn. Zarry wilde gedoopt worden en vroeg zijn vader, een predikant, om hem te helpen studeren. Zijn vader vond het goed en Zarry begon te studeren. Zarry vroeg zijn oudere broer Larry om met hem te studeren, omdat hij nog niet gedoopt was. Larry besloot de Bijbel met Zarry te bestuderen en nodigde zelfs een paar vrienden uit om de bijbelles te volgen. Nu bestuderen een paar van Larry's vrienden ook de Bijbel. Zarry hoopt dat ze met elkaar gedoopt zullen worden. Zarry deelt zijn geloof op school, thuis en in de kerk. Wij kunnen ons geloof ook delen, waar we ook zijn. Gewoon door zoals Jezus te zijn. Als wij het niet vertellen, wie dan wel? En wanneer we onze zendingsgaven geven helpen we mensen die we niet eens kennen, te leren dat Jezus hun vriend wil zijn. Laten we onze beste tijd, talenten en gaven aan God geven, elke dag.