Zeeuws Platteland 2.0 Aanzet om te komen tot een programma platteland
1
Samenvatting Voor u ligt het document "Zeeuws Platteland 2.0". Dit document vormt een aanzet om te komen tot een programma voor het Zeeuwse platteland. Het is zodoende nog geen programma, het is nadrukkelijk een aanzet. Waar in het document gemakshalve gesproken wordt over 'het programma', wordt zodoende bedoeld het uiteindelijk door GS vast te stellen programma. In dit document vindt u geen nieuw beleid. Als eerste stap om te komen tot een programma, vindt u in dit document een overzicht van het reeds vastgestelde provinciale beleid voor het Zeeuwse platteland en een voorstel om tot uitvoering van dit beleid te komen. Daarbij staat 'verbinden' centraal. De komende periode zal gebruikt worden om: - samen met mede-overheden, maatschappelijke organisaties en ondernemers te bekijken of verbinding mogelijk is tussen de provinciale doelstellingen en acties en de doelen en acties die de externe partners de komende jaren willen realiseren op het Zeeuwse platteland; - de verschillende, sectorale provinciale beleidsdoelen en –acties met elkaar te verbinden om ze zodoende in onderlinge samenhang, geïntegreerd uit te kunnen voeren; - te onderzoeken in hoeverre verbinding mogelijk is met de mogelijkheden en kansen die vanuit Europa geboden worden. Pas na deze zoektocht naar kansen van verbinding zal duidelijk zijn wat wel, en wat niet tot het programma behoort. Het resultaat van deze zoektocht zal worden opgenomen in het programma, dat ter vaststelling aan GS wordt voorgelegd. Daarbij geldt dat de looptijd van het programma niet langer kan zijn dan de collegeperiode. Dat betekent dat het programma de jaren 2014 en 2015 bestrijkt. Dit laat onverlet dat de programma-aanpak wel meerjarig doordacht kan worden, aangezien Europa werkt met 7 jarige periodes. Zoals hierboven al is aangegeven bevat dit document een overzicht van het reeds vastgestelde provinciale beleid voor het Zeeuwse platteland. In de tabel in bijlage I zijn de provinciale beleidsdoelen en acties voor het Zeeuwse platteland opgenomen. Tussen deze beleidsdoelen en –acties kunnen thematische verbindingen gelegd worden, om ze zodoende in onderlinge samenhang, geïntegreerd uit te kunnen voeren. Samengevat zijn de doelen en acties alle terug te voeren op de volgende integrale thema's: 1. behoud en versterken agrarische productiefunctie onderliggende doelen/acties: versterking concurrentiekracht, agrarische structuurversterking, businesscases foodport, nieuwe teelten en technieken, aquacultuur en logistieke landbouwroutes 2. stimuleren Nieuwe Economische Dragers onderliggende doelen/acties: bevorderen hergebruik en sanering van in onbruik geraakte (agrarische) bebouwing, maar bijvoorbeeld ook de businesscase aquacultuur, bijzondere woonvormen via (private investeringen in) nieuwe landgoederen en buitenplaatsen 3. behoud en versterken van de landschappelijke kwaliteit onderliggende doelen/acties: tegengaan verstening, aantrekkelijk vestigingsklimaat voor wonen, werken en recreëren, programma behoud landschappelijke kwaliteiten van provinciaal belang 4. vergroten van de toegankelijkheid van het platteland onderliggende doelen/acties: logistieke landbouwroutes, realisatie, onderhoud, beheer en ontsluiting van recreatieve routenetwerken, verbeteren belevingswaarde routenetwerken, versterken ketenmobiliteit 5. kwaliteitsverbetering verblijfsrecreatie 2
onderliggende doelen/acties: ontwikkeling leisure hotspots, kwaliteitsverbetering recreatief product kustzone 6. versterken kwaliteit natuur en duurzaam waterbeheer onderliggende doelen/acties: natuurontwikkeling (EHS), natuurbeheer, realiseren instandhoudingsdoelstellingen/PAS, realisatie natte ecologische verbindingszones, verdrogingsopgave De uitvoering van de provinciale doelen en acties zal langs deze integrale thema's gestimuleerd worden. Niet alleen thematisch is verbinding mogelijk, ook gebiedsgericht. De afgelopen jaren is gebleken dat een gebiedsgerichte aanpak een succesvolle manier kan zijn om thema's en partijen met elkaar te verbinden en tot uitvoering te komen. Met de successen van de hierboven genoemde gebiedsgerichte projecten in het achterhoofd, ziet de Provincie ook voor de komende jaren mogelijkheden om thema's en partijen in een gebiedsgerichte aanpak te verbinden. In de komende periode wordt met de externe partners bekeken in welke gebieden zij kansen zien voor een gebiedsgerichte aanpak. Daarbij dient overigens te worden opgemerkt dat er geen nieuwe gebiedsgerichte projecten zullen worden gestart zonder voorafgaande besluitvorming in PS. Daarnaast vormt het voorliggende document een uitnodiging aan mede-overheden, maatschappelijke organisaties en ondernemers om de eigen doelen en acties te verbinden aan de provinciale projecten en acties in het landelijk gebied, om aldus een maximale samenhang en integratie in de uitvoering te realiseren. Om de kans op realisatie in tijden van financiële krapte verder te vergroten, wordt de komende tijd tot slot gezocht naar verbinding met de kansen en mogelijkheden die vanuit Europa geboden worden. De verwachting op dit moment is dat er zo'n 4 miljoen euro aan POP-3 middelen per jaar beschikbaar zal zijn voor Zeeland.
3
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 5 Inleiding ................................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1 Rijk, Europa en het Zeeuwse platteland ............................................................................. 8 1.1. Inleiding ........................................................................................................................................ 8 1.2. Ontwikkelingen in Nederland ....................................................................................................... 8 1.3. Ontwikkelingen in Europa .......................................................................................................... 10 1.3.1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ................................................................................. 10 1.3.2. POP-3 ................................................................................................................................... 11 1.4. Conclusie .................................................................................................................................... 13 Hoofdstuk 2 Provinciaal beleid.............................................................................................................. 14 2.1. Inleiding ...................................................................................................................................... 14 2.2. Collegeprogramma 2011-2015 Stuwende Krachten .................................................................. 14 2.3. Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 ........................................................................................... 15 2.4. Economische Agenda 2013-2015 ............................................................................................... 15 2.5. Verkeer- en Vervoersplan (2008-2015) ...................................................................................... 16 2.6. Natuurbeheerplan ...................................................................................................................... 16 2.7. Verbinden: beleidsdoelen en –acties per thema ....................................................................... 17 2.8. Verbinden: beleidsdoelen en –acties in een gebiedsgerichte aanpak ....................................... 21 2.9. Conclusie .................................................................................................................................... 22 Hoofdstuk 3 Uitvoering ......................................................................................................................... 23 3.1. Inleiding ...................................................................................................................................... 23 3.3. Proces ......................................................................................................................................... 24 3.4. Samenhang met andere programma's ....................................................................................... 25 3.5. Monitoring.................................................................................................................................. 25 3.6. Conclusie .................................................................................................................................... 25 Hoofdstuk 4 Financiën ........................................................................................................................... 26 Conclusie ............................................................................................................................................... 27 Bijlagen .................................................................................................................................................. 29 Bijlage 1 Tabel provinciale beleidsdoelen en – acties ....................................................................... 29 Bijlage 2 Kaartbeeld........................................................................................................................... 34 Bijlage 3 Evaluatie Gebiedsgericht beleid ....................................................................................... 388 Geraadpleegde literatuur ...................................................................................................................... 39
4
Voorwoord Voor u ligt het document "Zeeuws Platteland 2.0, aanzet om te komen tot een programma voor het Zeeuwse platteland". Het is zodoende nog geen programma, het is nadrukkelijk een aanzet. Het is een "programma-to-be". Gemakshalve wordt hierna wel gesproken over 'het programma'. "Waarom een programma?" vraagt u zich wellicht af. Welnu, vanwege de noodzaak tot verbinden. Programmatisch werken helpt om organisaties en mensen te verbinden, krachten te bundelen en zo vanuit verschillende disciplines aan de beleids- of projectdoelen te werken. Verbindingen leggen om kansen te benutten en bedreigingen te keren. Samenhang zoeken tussen de opgaven van ondernemers, maatschappelijke organisaties en overheden. De provinciale doelen en acties verbinden met de Europese doelen en mogelijkheden. Verbindingen maken tussen de verschillende thema's van natuur, landschap, cultuurhistorie, landbouw, recreatie en toerisme, infrastructuur, energie en water die op het platteland naast elkaar georganiseerd zijn. Verbinden heeft tot doel om de maximale synergie te zoeken in de uitvoering. "De wereld is één systeem, waarin alles met elkaar in verbinding staat" – Herman Wijffels in Trouw Zeeuws Platteland 2.0 bevat een voorstel om het provinciale beleid voor het Zeeuwse platteland tot uitvoering te brengen. Daarbij wordt gezocht naar kansen om de verschillende, sectorale beleidsdoelen en –acties met elkaar te verbinden om ze zodoende in onderlinge samenhang, geïntegreerd uit te kunnen voeren. Daarnaast vormt het document een uitnodiging aan alle betrokken organisaties om zich te verbinden aan de provinciale projecten en acties in het landelijk gebied, om aldus een maximale samenhang en integratie in de uitvoering te realiseren. Om de kans op realisatie in tijden van financiële krapte verder te vergroten, wordt gezocht naar verbinding met de kansen en mogelijkheden die vanuit Europa geboden worden. Het Zeeuwse platteland is prachtig in zijn veelzijdigheid, maar nog niet af. Stroop de mouwen maar op!
5
Inleiding Zeeland, platteland als eilanden, omgeven door water, als parels aan een ketting. Een landschap met een sterk profiel en uitstraling, gebaseerd op de eigen kernwaarden. Alle ruimte om te werken, te ondernemen, te wonen en te recreëren. Het Zeeuwse platteland kent een sterke identiteit en grote verscheidenheid. Maar het Zeeuwse landelijke gebied is nog lang niet af. Het landelijk gebied verandert in hoog tempo. Dat geldt voor het gebruik; naast de landbouw legt de vrijetijdseconomie een steeds grotere claim op de ruimte. Dat geldt voor de bevolking, er is sprake van een geleidelijke bevolkingsdaling, ontgroening en vergrijzing. En het geldt ook voor de landbouw zelf als grootste ruimtegebruiker in het landelijk gebied. Kernbegrippen zijn intensivering, schaalvergroting en de specialisatie naast een betekenisvolle verbreding van het agrarisch bedrijf. Het platteland wordt hierdoor steeds meer een veelzijdige, multifunctionele ruimte waar naast werken en wonen ook de recreatie volop wordt gestimuleerd. Veel mensen genieten als toerist of recreant van het platteland. Het platteland heeft veel te bieden, je moet de unieke verscheidenheid ontdekken en beleven. De natuur en het landschap vormen een aantrekkelijke omgeving om te verblijven, recreëren, wandelen, fietsen en genieten van de rust en de ruimte. Sinds de decentralisatie heeft de Provincie de taak om de natuurwaarden te beschermen en te beheren en om nieuwe natuur te ontwikkelen als onderdeel van het Robuuste Natuurnetwerk Nederland. Het versterken van de economische vitaliteit en duurzaamheid en het veelzijdige karakter van het platteland is essentieel. Het programma platteland wil daar een bijdrage aan leveren. Tegelijkertijd doen zich op Rijks- en Europees niveau ontwikkelingen voor die van invloed zijn op het Zeeuwse platteland en de wettelijk vastgelegde regierol van de Provincie op het platteland. Die ontwikkelingen bieden kansen. De missie van het programma is om in deze tijden van financiële krapte optimaal invulling te kunnen geven aan de gedecentraliseerde kerntaak die gericht is op een duurzame ontwikkeling en beheer van het Zeeuwse platteland. Dat betekent dat de Provincie zoekt naar kansen om verbindingen te maken. Tussen inhoudelijke doelen en acties, tussen betrokken partijen op het Zeeuwse platteland en tussen Europese, nationale en regionale geldstromen. De verwachting op dit moment is, dat er zo'n 4 miljoen euro per jaar vanuit POP-3 beschikbaar zal zijn voor Zeeland. Een voorbeeld van meerwaarde door verbinding, waar de Provincie met dit programma naar op zoek wil gaan, is het volgende: De Provincie staat, op basis van de decentralisatie van rijkstaken (zie hoofdstuk 1) aan de lat voor onder meer natuurbeheer. Organisaties als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Zeeuwse Landschap voeren deze taak in opdracht van de Provincie uit. Het College van Gedeputeerde Staten heeft tijdens de Natuurconferentie in 2012 uitgesproken dat de kosten voor natuurbeheer erg hoog zijn, dat gezocht moet worden naar mogelijkheden om de kosten omlaag te brengen. Het vergroten van de inkomstenbronnen van de natuurbeheerorganisaties is destijds genoemd als een optie. De Provincie is opdrachtgever voor het Routebureau Zeeland. In het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan is opgenomen dat het fietsknooppuntensysteem aan een herziening toe is (zie hoofdstuk 2). Wanneer nu – in de update van het fietsknooppuntensysteem – wordt gezocht naar mogelijkheden om de fietsroutes langs bezoekerscentra van de natuurbeheerders te laten lopen, worden de mogelijkheden om eigen inkomsten te genereren voor deze organisaties vergroot. Door te onderzoeken of de update van het fietsknooppuntensysteem met POP-3 middelen gefinancierd kan worden, kan bovendien wellicht geld worden vrijgespeeld om andere doelen te realiseren. 6
Hoofdstuk 1 gaat nader in op de ontwikkelingen op nationaal en Europees niveau die in de komende jaren kansen bieden voor de uitvoering van het programma en de daarin genoemde doelen en acties. Hoofdstuk 2 behandelt het provinciale beleid met de daarin opgenomen doelen en uitvoeringsacties voor het Zeeuwse platteland. Via de decentralisatie van taken op het gebied van natuur en landelijk gebied komen er zelfs nieuwe taken bij. De rode draad in het collegeprogramma en in deze nota's is een concurrerende en duurzame economische ontwikkeling met behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteiten en de leefbaarheid. Het programma is een instrument om aan de slag te gaan met de uitvoering en daarbij de kansen te grijpen. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens vooruitgekeken naar de uitvoering van het programma. In hoofdstuk 4 wordt een globaal inzicht gegeven van de financiële gevolgen van het programma. In het daaropvolgende deel wordt afgesloten met een aantal belangrijke conclusies die verdere uitwerking, bespreking en besluitvorming vereisen.
7
Hoofdstuk 1 Rijk, Europa en het Zeeuwse platteland 1.1. Inleiding In de Inleiding op dit programma is reeds aangegeven dat zich op Rijks- en Europees niveau ontwikkelingen voordoen die van invloed zijn op het Zeeuwse platteland en de rol van de Provincie op het platteland. In dit hoofdstuk gaan wij nader in op de relevante ontwikkelingen op nationaal en Europees niveau omdat die in de komende jaren kansen bieden voor de uitvoering van het programma en de daarin genoemde doelen en acties. Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor al deze ontwikkelingen geldt dat zij nog niet volledig uitgekristalliseerd zijn. Dat geldt voor zowel de decentralisatie van natuurtaken (paragraaf 1.2.) als voor het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB, paragraaf 1.3.1.) en het Europees beleid voor plattelandsontwikkeling (POP-3, paragraaf 1.3.2.). In de komende maanden wordt aanvullende besluitvorming verwacht. Voor zover bekend wordt de informatie in het programma meegenomen.
1.2. Ontwikkelingen in Nederland De afgelopen jaren is er veel veranderd in de rolverdeling tussen Rijk en Provincie bij het natuurbeleid en de plattelandsontwikkeling. Het Rijk trekt zich steeds meer terug en de Provincie wordt de centrale overheid voor de beleidsontwikkeling en de uitvoering van de kerntaken. In de in voorbereiding zijnde Natuurwet en de wijziging van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG 2007) zal de decentralisatie worden geformaliseerd. De Provincie is dan regisseur geworden voor de totale ontwikkeling van het landelijk gebied. Het natuurbeleid wordt, op basis van het Deelakkoord Natuur en het Natuurpact, volledig naar de Provincie gedecentraliseerd. Deze afspraken over het natuurbeleid zijn niet vrijblijvend. Het Rijk wordt voor het realiseren van de Europese verplichtingen afhankelijk van de doelrealisatie door de provincies. Op grond van de overeenkomsten met het Rijk dient de Provincie het natuurbeleid (bescherming, beheer en ontwikkeling) uit te voeren. Het Rijk stelt hiervoor extra budgetten beschikbaar via het Provinciefonds en draagt een deel van het rijksgrondbezit over ('grond-voorgrond'). De Provincie heeft een verplichting om de afgesproken natuurtaken te realiseren. Daarnaast heeft de Provincie de regierol gekregen bij de kerntaak integraal plattelandsbeleid. Het Rijk heeft zich met het stopzetten van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) uit dit werkveld teruggetrokken. Het is nu verder aan de provincies om met inzet van eigen middelen invulling te geven aan een bredere plattelandsontwikkeling, waarbij het wettelijk kader van de WILG kan worden ingezet. Verder is bij de decentralisatie afgesproken, dat de provincies een deel van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) overnemen (400 fte), waarvoor 40 miljoen euro aan het Provinciefonds wordt toegevoegd. Een resultaatsverplichting is een contractuele verplichting om een bepaald resultaat te bereiken. De schuldenaar moet een contractueel vastgelegd resultaat bereiken. Zo niet dan schiet hij tekort. Een inspanningsverplichting is een contractuele verplichting om je ergens voor in te spannen (zonder dat het behalen van dit doel gegarandeerd kan worden) . Er kan van wanprestatie sprake zijn als die partij zich onvoldoende heeft ingespannen, niet als hij het resultaat niet heeft weten te bereiken. In het kader hieronder is aangegeven om welke taken het gaat bij het natuurbeleid (verplicht vanwege inspannings- en resultaatverplichtingen ofwel contractuele verplichtingen) en welke taken vallen onder de bredere plattelandsontwikkeling (provinciale keuzevrijheid).
8
Natuur Natuurbeheer (inclusief Staatsbosbeheer; contractuele verplichting), agrarisch natuurbeheer (contractuele verplichting), herstelopgave Natura2000/ PAS (resultaatverplichting), ontwikkelopgave Robuust Netwerk Natuur ('herijkte EHS', inspanningsverplichting), soortenbescherming (inspanningsverplichting), faunabeleid (inclusief Faunafonds, contractuele verplichting) Plattelandsontwikkeling Grondgebonden landbouw, kavelruil, landinrichting, gebiedsinrichting voor glastuinbouw, Nationaal Park Oosterschelde, boerenlandpaden/ wandelnetwerk, duurzaam ondernemen, leefbaarheid, toegankelijkheid routenetwerken, pilots bodembescherming, verdrogingsbestrijding, schaapskuddes, (Nationaal) landschap. Op 18 september 2013 hebben Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en de provincies aanvullende afspraken gemaakt over een verdergaande decentralisatie van taken via het Natuurpact: de Hoofdlijnennotitie van het nieuwe natuurbeleid. De provincies worden nu geheel verantwoordelijk om samen met de maatschappelijke organisaties het Robuuste Natuurnetwerk Nederland te realiseren. In het Natuurpact zijn de ambities beschreven voor de natuur in Nederland en de weg waarlangs die gerealiseerd worden. Omdat het natuurbeleid is gedecentraliseerd van het Rijk naar de provincies is concretisering en invulling van de beschreven hoofdlijnen een taak van de provincies. De ambities van de Hoofdlijnennotitie vormen een ‘plus’ op de afspraken uit het Deelakkoord Natuur tussen Rijk en provincies van februari 2012: • • • • •
minimaal een verdubbeling van de opgave voor verwerving en inrichting, realisatie van natuurlijke verbindingen; een verbetering van de kwaliteit van de natuur door extra inspanning in (herstel)beheer en water- en milieucondities; een impuls aan de natuur buiten de EHS; aandacht voor soortenbescherming; en een effectiever agrarisch natuurbeheer.
Tijdshorizon voor het realiseren van het Robuuste Natuurnetwerk is naar 2027 opgeschoven. De partijen willen in 2027 minimaal 80.000 ha nieuwe natuur realiseren, de biodiversiteit verbeteren en internationale natuurdoelen bereiken. De beperkingen in de economische ontwikkelingsruimte door de stikstofemissie (PAS) worden weggenomen. De door het Rijk voor natuur aangekochte gronden worden overgedragen aan de provincies. Voor de uitvoering van de Hoofdlijnennotitie zijn middelen beschikbaar vanuit het Rijk, de provincies, de EU en derden. Grond is een belangrijk middel om de natuurambities te kunnen realiseren. In het Deelakkoord Natuur hebben de provincies al de afspraak met het Rijk gemaakt dat zij de beschikking krijgen over de gronden die zij vanaf 2007 gekocht hebben (BBL-nieuw). Daarnaast hebben zij de beschikking over een deel van de gronden die het Rijk voor 2007 verworven had (BBL-oud). Het gaat landelijk om 6.000 en de 8.000 hectare. Provincies kunnen deze gronden inrichten als natuur of verkopen om met dat geld nieuwe natuur te realiseren. Het resterende deel van het BBL-oud-bezit bleef met deze afspraak bij het Rijk voor eigen begroting. In de praktijk leidt dit tot een moeilijk uitvoerbare situatie, omdat bij BBL-oud-bezit niet duidelijk is wie over welk perceel zeggenschap heeft. Om uit deze situatie te komen betalen de provincies € 160 miljoen en krijgen daarmee de zeggenschap over het gehele BBL-oud-bezit. Naast de 6.000 en 8.000 hectare voor natuurontwikkeling kopen de provincies 4.000 hectare van het Rijk waarmee meerdere doelen gerealiseerd kunnen worden. De Commissie Jansen-2 heeft een voorstel gemaakt voor de 9
verdeling van dit bedrag, en een provinciale verdeling van het BBL-bezit. In een aparte bestuursovereenkomst tussen Rijk en provincies worden de afspraken over de overname van de resterende rijksgrond vastgelegd. Met deze afspraken kunnen de provincies het instrument grond op een effectieve manier inzetten voor de breedte van de provinciale doelrealisatie.
1.3. Ontwikkelingen in Europa Op Europees niveau geldt dat de Europese Unie het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het plattelandsbeleid (POP-3) voor de periode 2014-2020 zal wijzigen. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bestaat uit 2 pijlers: Pijler 1: markt- en prijsbeleid Pijler 2: plattelandsontwikkelingsprogramma (POP-3). POP is zodoende een onderdeel van het GLB. 1.3.1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Voor de periode 2014-2020 heeft de Europese Commissie het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (hierna GLB) in voorbereiding. Hervorming van het GLB is noodzakelijk om de uitdagingen op het gebied van voedselveiligheid, klimaatverandering, milieu en levenskwaliteit op het platteland het hoofd te kunnen bieden. Op 24 en 25 juni 2013 heeft de Raad van Ministers van de Europese landen een politiek akkoord bereikt over de vier verordeningen die samen het GLB vormen. De inhoud van het GLB staat dus wel vast. De vertaling vindt plaats in de verordening directe betalingen, de plattelandsverordening, de horizontale verordening en de integrale gemeenschappelijke marktverordening. Op 1 januari 2014 treedt het nieuwe GLB in werking. Het GLB bestaat uit 2 pijlers. De 1e pijler, het markt- en prijsbeleid, is van oudsher gericht op het ondersteunen van de inkomens in de landbouw. Dit beleid heeft betrekking op producten als granen, suiker, zuivel, wijn en olijven. De 2e pijler omvat het plattelandsbeleid. Het gaat om maatregelen die gericht zijn op het versterken van de concurrentiekracht van de landbouw, het verbeteren van milieu en landschap of het bevorderen van de leefkwaliteit op het platteland. Het GLB-akkoord laat nog veel ruimte voor de lidstaten om een eigen invulling te geven. Zo staat ook Nederland aan de lat om keuzes te maken over hoe we het nieuwe GLB nationaal willen toepassen. In november 2013 zal het Rijk keuzes maken hoe de nationale invulling van het GLB-akkoord er uit zal komen te zien. Dan zal ook duidelijk worden wat er precies gaat meetellen voor de 5% ecologisch aandachtsgebied. In 2014 zal er gewerkt worden aan de oprichting van een Zeeuws collectief voor Agrarisch Natuurbeheer met (o.a.) de Zeeuwse Agrarische Natuurverenigingen. Dit jaar kan ook benut worden om te onderzoeken hoe op een slimme manier de vergroeningseisen gekoppeld kunnen worden aan het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, zodat er optimaal resultaat behaald kan worden in de regio met maximale benutting van het beschikbare geld. Op 1 januari 2016 gaat het nieuwe stelsel Agrarisch Natuurbeheer in, waarbij het collectief de eindbegunstigde is voor agrarisch natuurbeheer. De EU wil via het GLB de landbouw vergroenen en moderniseren en stimuleert investeringen in innovatie en verduurzaming van de landbouw. Boeren die inkomenssteun ontvangen, worden verplicht een aantal vergroeningsmaatregelen te nemen, om in aanmerking te komen voor 30% van de directe inkomenssteun. De standaard vergroeningsvoorwaarden zijn: 1. handhaving van permanent grasland; 2. 5% van het bedrijfsoppervlak bouwland reserveren voor ecologisch aandachtsgebied (EFA); 3. gewasdiversificatie op bouwland. 10
Ook landbouwers die voldoen aan een gelijkwaardige maatregel (equivalent) van vergroening krijgen geld voor vergroening. Eén gelijkwaardige maatregel is het bedrijven van biologische landbouw. Andere gelijkwaardige maatregelen kunnen door Nederland uit een lijst met goedgekeurde maatregelen gekozen worden of ter goedkeuring aan de Europese Commissie worden aangeboden. Als een landbouwer voldoet aan een gelijkwaardige maatregel, dan gelden de standaard vergroeningseisen niet. De vergroeningseis gaat op 1 januari 2015 gelden. De Nederlandse voorstellen over de rol van agrarische natuurverenigingen (boerencollectieven) in de realisatie van de vergroening zijn door de Raad en het Europese Parlement omarmd (brief aan voorzitter TK 19 maart 2013). Deze collectieven kunnen bijvoorbeeld de gelegenheid krijgen om deels samen invulling te geven aan de verplicht in te richten ecologische aandachtsgebieden. Het ministerie van EL&I onderzoekt of een collectieve aanpak meerwaarde kan leveren aan de realisatie van maatschappelijk gewenste prestaties in het nieuwe GLB. Dit jaar is in opdracht van de Provincie door DLG en LEI-WUR nagegaan wat de betekenis zal zijn van het GLB voor de Zeeuwse landbouw. De verwachting is dat de veranderingen in het GLB weinig impact zullen hebben op de autonome ontwikkelingen van de sector. Omdat de vergroeningspremie concurrerend is met het saldo van een aantal gewassen als graan en graszaadteelt lijkt het aantrekkelijk voor ondernemers om met de vergroening mee te doen. Voor de meeste akkerbouwbedrijven lijkt vergroening moeilijk invulbaar met de bestaande vergroeningselementen. Het idee is dan ook dat slim inzetten van de vergroening via collectieven een zekere bijdrage kan leveren aan het inkomen van de ondernemer en aan de maatschappelijke ontwikkeling van Zeeland, doordat de aantrekkelijkheid van de provincie voor toerisme en recreatie wordt versterkt. Inzet van het programma is om deze kansen verder te verkennen en zo mogelijk te benutten. 1.3.2. POP-3 De Europese Commissie ontwikkelt nieuw Europees beleid voor plattelandsontwikkeling (POP-3). POP-3 staat voor het Europese subsidiebeleid voor plattelandsontwikkeling in de periode 2014-2020. Het gaat om maatregelen die gericht zijn op het versterken van de concurrentiekracht van de landbouw, het verbeteren van milieu en landschap of het bevorderen van de leefkwaliteit op het platteland. De prioriteiten die de EU wil hanteren voor het subsidiebeleid voor plattelandsontwikkeling in de periode 2014-2020 zijn inmiddels bekend, het gaat om: 1. bevorderen kennisoverdracht en innovatie in de landbouw 2. verbeteren van het concurrentievermogen van de landbouw 3. bevorderen van de organisatie van de voedselketen 4. behoud en het verbeteren van ecosystemen 5. efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen 6. ontwikkelen van het platteland Binnen de EU krijgt elke lidstaat de gelegenheid om een nationale invulling te geven aan de mogelijkheden van de EU. Provincies zijn op landsdelig niveau betrokken in het voorbereidingsproces voor een nationale invulling. Het doel is om de beperkte Europese middelen die beschikbaar zijn voor het platteland zo effectief en doelmatig mogelijk te besteden. POP-3 kent ook de verplichting om een LEADER-aanpak te ontwikkelen. September 2013 worden de eerste teksten van de maatregelen geschreven zodat in oktober 2013 het overleg met andere partijen kan plaatsvinden. Inzet van het programma is om deze kansen verder te verkennen en zo mogelijk te benutten. De verwachting op dit moment is dat er zo'n 4 miljoen euro per jaar aan POP-3 middelen beschikbaar zal zijn voor Zeeland. Overigens geldt dat POP-3 voor wat betreft agrarisch natuurbeheer, het ganzenakkoord en de hydrologische maatregelen PAS niet op landsdelig, maar op landelijk niveau wordt ingevuld. 11
Het agrarisch natuurbeheer vormt als agromilieu en –klimaatmaatregel een belangrijke pijler in het plattelandsbeleid (pijler 2 van het GLB). Binnen het nieuwe GLB 2014-2020 wordt collectief agrarisch natuurbeheer mogelijk gemaakt in het komende nationale plattelandsontwikkelingsprogramma (POP-3). Het nieuwe agrarisch natuurbeheer heeft ook raakvlakken met de 'vergroening' binnen de eerste pijler van het GLB. Het vernieuwde agrarisch natuurbeheer moet kunnen worden ingezet om te voldoen aan de vergroening, mits het resultaat minstens gelijk is aan de algemeen geldende vergroeningseisen. Dubbele betaling moet hierbij voorkomen worden.
12
1.4. Conclusie In de voorgaande twee hoofdstukken is een aantal majeure ontwikkelingen geschetst die invloed hebben op het Zeeuwse platteland en de rol die de Provincie daarin speelt. De decentralisatie geeft de Provincie de verantwoordelijkheid om op regionaal niveau maatwerk te leveren en de beste oplossingen te vinden voor de realisatie van natuur in nauwe samenhang met de economische ontwikkeling van het landelijk gebied. Het Zeeuwse platteland verdient het dat de Provincie deze taak als regisseur serieus neemt.
13
Hoofdstuk 2 Provinciaal beleid 2.1. Inleiding De inhoudelijke doelen die de Provincie nastreeft voor het landelijk gebied zijn bekend. Voor dit programma is het provinciaal beleid voor het platteland bestudeerd, zoals dat is vastgelegd in het Collegeprogramma, het Omgevingsplan, de Economische Agenda, het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan en het -inmiddels gewijzigde- Natuurbeheerplan. Via de decentralisatie van taken op het gebied van natuur en landelijk gebied komen er nieuwe taken bij. De rode draad in het collegeprogramma én in deze provinciale nota's is een concurrerende en duurzame economische ontwikkeling met behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteiten en de leefbaarheid. Het programma is een instrument om aan de slag te gaan met de uitvoering en daarbij de kansen te grijpen. Wat is er al gerealiseerd, wat moet er nog gebeuren en waar liggen kansen en mogelijkheden om te verbinden zodat er meerwaarde ontstaat.
2.2. Collegeprogramma 2011-2015 Stuwende Krachten Centrale focus van het College van Gedeputeerde Staten is economische ontwikkeling, groei en innovatie. Stimuleren en verder versterken van die sectoren waar Zeeland goed in is. In het landelijk gebied gaat het dan om toerisme en recreatie, energie, landbouw/agrofood en visserij en aquacultuur. Een concurrerende en duurzame economische ontwikkeling met behoud en versterking van de omgevingskwaliteiten en de leefbaarheid. De primaire focus van dit College op economische ontwikkeling, groei en innovatie past bij de provinciale kerntaak, het provinciebestuur als regisseur van het regionaal ruimtelijk-economisch beleid inclusief cultuur. Het gaat om het bieden van ruimte aan ondernemers en hen actief ondersteunen bij ontwikkeling van en investeringen in het toeristisch-recreatief product waarbij kwaliteit en kwaliteitsverbetering voorop staan. Het gaat om een krachtige toeristische uitvoeringsorganisatie, integrale promotie en intensievere verbinding tussen economie, cultuur, natuur en toerisme. De aanleg en versterking van recreatieve routestructuren. Het fietsknooppuntensysteem en wandelnetwerk zijn belangrijke elementen voor profilering van Zeeland als wandel- en fietsprovincie. Het College stimuleert de uitbreiding daarvan met nieuwe diensten en voorzieningen. Plattelandstoerisme is een kansrijke vorm van plattelandsvernieuwing die goed past bij het Zeeuwse DNA. Het College wil ruimte bieden aan schaalvergroting en innovatie van agrarisch Zeeland in lijn van maatschappelijk en duurzaam ondernemen. Landbouwroutes zijn een oplossing voor conflicten tussen weggebruikers in de polder. Kleinschalig verwerken van landbouwproducten op bestaande en agrarische bedrijven krijgt de nodige ruimte. Vlasteelt verdient onze steun. Ketensamenwerking moet gestimuleerd worden. Het landelijk gebied wordt steeds meer mede gebruikt door burgers en recreanten. Verbreding van de landbouw en nieuwe economische dragers zoals recreatie, toerisme, zorg en streekproducten wil het College stimuleren. Zeeland vermarkten voor beleving, recreatie en landschap maakt dat het landelijk gebied op die wijze toegankelijk, veilig en uitnodigend ingericht moet zijn. Ook het cultureel erfgoed levert een bijdrage aan een mooi Zeeland. Het College wil terughoudend zijn met nieuwe natuurontwikkeling. Het accent ligt meer op beheer dan op geheel nieuwe aankopen. Het bijzondere Zeeuwse landschap verdient wel bescherming. 14
Daarom hecht het College aan een goed beheer en onderhoud van de bestaande natuurgebieden, inclusief een goede toegankelijkheid. Daarnaast heeft het College in het collegeprogramma aangegeven dat zij zich aansluit bij de Interprovinciale initiatieven in deze kwestie met het Rijk. De mogelijkheden voor gebiedsgerichte ontwikkelingen in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) staan onder druk van bezuinigingen van het Rijk. Uitgangspunt blijft dat de gemaakte, contractuele afspraken nagekomen worden, zodat de Provincie met de geïnitieerde investeringen in het landelijk gebied ook daadwerkelijk impuls kan geven aan het wonen, werken en recreëren in het landelijk gebied, met een goede balans tussen alle functies.
2.3. Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Het Omgevingsplan is het provinciaal beleidsplan voor ruimte, milieu, water en natuur. Daarnaast ondersteunt het Omgevingsplan economische, sociale en mobiliteitsdoelen. Het beleid en de financiering voor die onderwerpen is uitgewerkt in achtereenvolgens de Economische Agenda, de Nota Leefbaarheid (die in het programma Bevolkingsontwikkeling wordt besproken), het Natuurbeheerplan en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (PVVP). In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland vooruit te helpen op het vlak van een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. Ten aanzien van het platteland kent het Omgevingsplan in essentie de volgende ruimtelijke doelen voor het landelijk gebied: 1. agrarische structuurversterking 2. hergebruik en sanering van in onbruik geraakte (agrarische) bebouwing 3. behoud en versterking van landschappelijke kwaliteiten van het platteland 4. vergroten van de toegankelijkheid van het platteland 5. kwaliteitsverbetering verblijfsrecreatie
2.4. Economische Agenda 2013-2015 Economische ontwikkeling, groei en innovatie, dat is de centrale focus van het College van GS. In de Economische Agenda is opgenomen op welke wijze het College deze ambitie wil waarmaken; met behulp van 9 businesscases die de komende periode uitgewerkt zullen worden met betrokken partijen uit het Zeeuwse bedrijfsleven, onderwijs en overheid. Ten aanzien van het platteland zijn met name de businesscases Leisure Hotspots, Foodport, Nieuwe teelten en technieken in de landbouw en Ontwikkeling binnendijkse aquacultuur relevant. Met de businesscase Leisure Hotspots wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Breskens (en de WestZeeuws-Vlaamse kust) tot een toplocatie. Herontwikkeling van de haven en de boulevard staan centraal, gezocht wordt naar verbindingen met andere thema’s. In de komende jaren wordt op basis van haalbaarheid en bestuurlijke keuzes gekeken of ook de andere hotspotlocaties kunnen worden uitgewerkt. De businesscase Food heeft als doel extra toegevoegde waarde te creëren door innovatie en ontwikkelingen in de Zeeuwse foodsector te versnellen. Dit wordt gerealiseerd door gezamenlijk met onder andere de Stichting Food Zeeland concrete projecten uit te werken. De businesscase Nieuwe teelten en technieken in de landbouw richt zich op het creëren van toegevoegde waarde, het stimuleren van innovatie, de ontwikkeling van nieuwe gewassen en technieken. De businesscase Ontwikkeling binnendijkse aquacultuur ten slotte is er op gericht om alle aanwezige kansen voor groei van de Zeeuwse aquacultuur ten volle te benutten.
15
2.5. Verkeer- en Vervoersplan (2008-2015) Het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (PVVP) uit 2008 beschrijft het provinciaal mobiliteitsbeleid voor de periode 2008-2015. Het PVVP is een koepelplan dat nader is uitgewerkt in deelplannen. Zo is daar het Wegencategoriseringsplan, het Actieplan Fiets, het Beleidsplan Openbaar Vervoer, het Beleidsplan Goederenvervoer en het Beleidsplan Verkeersveiligheid. Ten aanzien van het platteland zijn de logistieke landbouwroutes, de recreatieve routenetwerken en het versterken van de ketenmobiliteit van belang.
2.6. Natuurbeheerplan Het Natuurbeheerplan Zeeland is het provinciale beleidsplan voor verwerving, omvorming, inrichting, beheer en herstel van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en landschapselementen van het Robuuste Natuurnetwerk ('herijkte EHS'). Het plan laat zien waar de bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden zijn gelegen en wat de doelen voor deze gebieden zijn. Aan de hand van dit Natuurbeheerplan worden de subsidies voor functieverandering, inrichting en beheer vastgesteld. De EHS omvat de typisch Zeeuwse natuurwaarden op de grens van land en water, zout en zoet, zand en klei. Deze zijn grotendeels van internationaal belang (Natura 2000) en omvatten de deltawateren (onder andere de Ooster- en Westerschelde), de duinen (onder andere de Kop van Schouwen), oudlandreservaten (onder andere Yerseke Moer) en de kreken (met name in Zeeuws-Vlaanderen). Daarnaast behoren tot de EHS alle binnendijken en de bossen. In september 2013 is de EHS van Zeeland via een herijking opnieuw vastgesteld. Over de nieuwe begrenzing bestaat consensus bij alle betrokken overheden en maatschappelijke organisaties. Van de oorspronkelijke opgave van 6772 ha. nieuwe natuur is 1059 ha. geschrapt, zodat het nieuwe Robuuste Natuurnetwerk in Zeeland in totaal 5713 ha. omvat. Hiervan is al 4564 ha. gerealiseerd, wat betekent dat er voor de natuurontwikkeling tot 2027 een resterende ontwikkelopgave is van 1149 ha. Dit betreft veelal slechte landbouwgrond in en rond bestaande natuurgebieden die wordt omgevormd tot natuur, hetzij door aankoop en inrichting, hetzij door particulier natuurbeheer. De komende jaren zullen de 'harde' pijplijnprojecten worden afgerond. Dat zijn gebieden waarvoor het College reeds een besluit heeft en waarover financieringsafspraken met derden zijn gemaakt, danwel projecten die gefinancierd kunnen worden uit de verkoop van EHS ruilgrond. Daarmee zal een deel van de zogenaamde 800 hectare in de jaren 2014 en 2015 kunnen worden ingericht, de rest van de afronding van de EHS-pijplijnprojecten wacht tot het Rijk extra middelen beschikbaar stelt in 2016. Voor realisatie van dat deel van de opgave die nog niet juridisch hard is afgesproken, geldt dat de Provincie wacht tot het Rijk het daarvoor toegezegde budget beschikbaar heeft gesteld. Ook bij realisering van het Robuuste Natuurnetwerk blijven de bestuurlijke uitgangspunten (die al gelden vanaf 1991) onverkort van kracht: vrijwillige verwerving, geen extra planologische beperkingen, eenheid van beheer, afstemming natuur en landbouw, synergie met waterbeheer en toegankelijkheid. Het natuurbeheerplan wordt jaarlijks, met het oog op de subsidieverlening, herzien. Via kleine planwijzigingen kan de begrenzing op onderdelen flexibel aangepast worden, waardoor de kansen die zich voordoen, maximaal benut worden. Om de aanwezige natuurwaarden in stand te houden moeten de natuurgebieden worden beheerd. Tot de beheermaatregelen behoren maaien en afvoeren, begrazen, kappen en snoeien van bos en beplantingen, onderhoud van rasters en paden en recreatievoorzieningen. Voor het natuurbeheer worden door de Provincie 6-jaarlijkse contracten met de particuliere beheerders afgesloten op basis van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Vanaf 2014 geldt dit ook voor Staatsbosbeheer. Bij het agrarisch natuurbeheer kunnen boeren in de begrensde beheergebieden op eigen landbouwgrond, met behulp van een SNL-beheerovereenkomst, beheermaatregelen uitvoeren. Met 16
behulp van beheersubsidies wordt de landbouwdruk verlaagd. Bekende voorbeelden zijn het weidevogelbeheer (met rustperiode) en het akkerrandenbeheer. Met ingang van 2016 wordt een nieuw stelsel ingevoerd met als belangrijkste doel het agrarisch natuurbeheer effectiever en efficiënter te maken. Het agrarisch natuurbeheer zal dan geregeld worden via zogenaamde 'collectieven'. In de loop van 2014 zal duidelijk worden hoe de structuur van de Zeeuwse collectieven er uit zal komen te zien. In bestaande natuurgebieden die te lijden hebben van verhoogde stikstofdepositie, verdroging of achterstallig onderhoud moet de natuurkwaliteit via herstelmaatregelen worden verhoogd. Dit geldt met name voor de Natura 2000-gebieden, die in Zeeland ook grotendeels vallen onder de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
2.7. Verbinden: beleidsdoelen en –acties per thema De doelstellingen en acties uit de hiervoor besproken beleidsnota's zijn in een tabel gezet. In bijlage I is weergegeven om welke sectorale opgaven en acties het gaat. Deze doelen en acties zijn vervolgens in bijlage II op een drietal kaarten geprojecteerd, zodat in één oogopslag duidelijk is waar de provinciale opgaven voor de komende jaren zich concentreren. Door de verschillende beleidsdoelen en –acties met elkaar te verbinden, kan meerwaarde ontstaan bij de realisatie. De integrale thema's zijn een samenvatting van de provinciale doelen. Via het programma wil de Provincie het gesprek aangaan met medeoverheden en maatschappelijke organisaties om de verbindingen te maken met de door hen gewenste doelen en acties. De in de tabel opgenomen beleidsdoelen- en acties zijn alle terug te voeren op de volgende integrale thema's (zie ook de tabel): 7. behoud en versterken agrarische productiefunctie onderliggende doelen/acties: versterking concurrentiekracht, agrarische structuurversterking, businesscases foodport, nieuwe teelten en technieken, aquacultuur en logistieke landbouwroutes 8. stimuleren Nieuwe Economische Dragers onderliggende doelen/acties: bevorderen hergebruik en sanering van in onbruik geraakte (agrarische) bebouwing, maar bijvoorbeeld ook businesscase aquacultuur, bijzondere woonvormen via (private investeringen in) nieuwe landgoederen en buitenplaatsen 9. behoud en versterken van de landschappelijke kwaliteit onderliggende doelen/acties: tegengaan verstening, aantrekkelijk vestigingsklimaat voor wonen, werken en recreëren, programma behoud landschappelijke kwaliteiten van provinciaal belang 10. vergroten van de toegankelijkheid van het platteland onderliggende doelen/acties: logistieke landbouwroutes, realisatie, onderhoud, beheer en ontsluiting van recreatieve routenetwerken, verbeteren belevingswaarde routenetwerken, versterken ketenmobiliteit 11. kwaliteitsverbetering verblijfsrecreatie onderliggende doelen/acties: ontwikkeling leisure hotspots, kwaliteitsverbetering recreatief product kustzone 12. versterken kwaliteit natuur en duurzaam waterbeheer onderliggende doelen/acties: natuurontwikkeling (EHS), natuurbeheer, realiseren instandhoudingsdoelstellingen/PAS, realisatie natte ecologische verbindingszones, verdrogingsopgave In dit programma zal de uitvoering langs deze integrale thema's gestimuleerd worden. De ervaring leert dat een integrale aanpak meerwaarde oplevert. Een paar voorbeelden:
17
-
-
-
-
-
het verwerven en inrichten van laaggelegen landbouwpercelen voor natuurontwikkeling incl. een eigen waterhuishouding biedt de waterbeheerder de mogelijkheid om het peilbeheer voor de landbouw te optimaliseren. het faciliteren van agrarische structuurversterking in de landbouw schept kansen voor agrarische ondernemers om mee te groeien in de schaalvergroting zodat de bedrijfsoppervlakte groter en de rijafstanden kleiner worden. Voor overheden biedt het kansen om de verkeersveiligheid te vergroten en te prioriteren voor landbouwroutes. het vergroten van de toegankelijkheid van het landelijk gebied (bijvoorbeeld door het aanpassen van het fietsknooppuntennetwerk) schept mogelijkheden voor maatschappelijke organisaties en ondernemers voor de verkoop van hun producten en diensten. recreatieondernemers zullen niet alleen inzetten op kwaliteitsverbetering van de verblijfsrecreatie maar hebben ook voordeel wanneer de toegankelijkheid in het landelijk gebied wordt vergroot, de in onbruik geraakte bebouwing wordt gesaneerd en de landschappelijke kwaliteit wordt versterkt . een gemeente wil een camping saneren die gelegen is in een natuurgebied. Omdat de Provincie gaat over het aankopen en inrichten van nieuwe natuurgebieden is samenwerking logisch.
18
Thema (met daarachter de kerntaak) Behoud en versterken van de agrarische productiefunctie
Doel
Actie
• Versterken van de concurrentiekracht • Agrarische structuurversterking • Businesscase nieuwe teelten en technieken in de landbouw (creëren toegevoegde waarde, stimuleren innovatie) • Businesscase foodport Zeeland (creëren extra toegevoegde waarde, versnellen innovatie n duurzaamheid in foodsector) • Businesscase binnendijkse aquacultuur • Ontwikkeling concentratiegebieden aquacultuur • Concentratie glastuinbouw in de Kanaalzone
Stimuleren nieuwe economische dragers
• •
Bevorderen sanering in onbruik geraakte agrarische bebouwing Stimuleren hergebruik cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
• Ondersteunen van lokale initiatieven voor kleinschalige verwerking van biomassa uit landschap • Ondersteunen van initiatieven voor vergisten biomassa/ mest/ bermmaaisel tot metaal/ biogas • Ondersteunen van de teelt van nieuwe gewassen (synergie zoeken met "groene grondstoffen") en ondersteunen nieuwe technieken • Technische bijstand stichting Foodport Zeeland, subsidiëren onderzoeksprojecten, bijdragen in concrete projecten • Benutten kansrijke ontwikkelingen en Innovaties aquacultuur • Sanering solitair glas in waardevolle gebieden (voormalig rijksprogramma) • Realisatie regionale mestopslaglocaties • Realisatie logistieke landbouwroutes • •
•
Behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteit
• •
•
Sanering vrijkomende agrarische bebouwing Selectie aanbrengen in cultuurhistorisch waardevolle (agrarische) bebouwing Opzetten herbestemmingsprogramma
Tegengaan van verstening, Aantrekkelijk vestigingsklimaat voor wonen, werken en recreëren, Programma behoud landschappelijke kwaliteiten van provinciaal belang
19
Kwaliteitsverbetering verblijfsrecreatie
• • •
Vergroten toegankelijkheid landelijk gebied
•
• • •
Ontwikkelen recreatieve hotspots Kwaliteitsverbetering bestaand recreatief aanbod kustzone Revitalisering kampeerproduct Realisatie, onderhoud, beheer en ontsluiting van recreatieve routenetwerken Verbeteren belevingswaarde routenetwerken Verbeteren economisch rendement routenetwerken Versterken ketenmobiliteit
??
• • • • •
• •
Versterking van de kwaliteit van natuur en een duurzaam waterbeheer
•
Realisatie herijkte EHS
•
•
Behoud en ontwikkeling landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van provinciaal belang Landschapsbeheer/ bufferzones aanvullend op N2000-gebieden SNL/ agrarisch natuurbeheer Faunafonds PAS/ EGM Landschapsbeheer buiten EHS soortenbeleid Realisatie natte ecologische verbindingszones Verdrogingsopgave
•
• • • • • • •
• • •
Afronden en beheer wandelnetwerk Boerenlandpaden Realisatie fiets- en wandelroutes langs SSL Vermarkten wandelnetwerk Herziening fietsknooppuntensysteem (vervangen borden, update bestaand FIKS) Ontwikkelen pleisterplaatsen Aanjagen/ coördineren investeringen in haltevoorzieningen 800 ha inrichting reeds aangekochte EHS 1149 ha aankoop en inrichting herijkte EHS Opstellen programma Aanwijzen aardkundige monumenten Informatievoorziening aardkunde en archeologie
•
108 km tot 2027
•
2880 hectare (380 ha via EHS, 940 ha via N2000/ PAS, 225 ha via POP2), 1335 ha. ongedekt
20
2.8. Verbinden: beleidsdoelen en –acties in een gebiedsgerichte aanpak In 2.7 is de integrale aanpak besproken. De gebiedsgerichte aanpak kan een succesvolle manier zijn om thema's en partijen met elkaar te verbinden en tot uitvoering te komen. Via de (wijziging van de) Wet Inrichting Landelijk Gebied (hierna de WILG) worden provincies verantwoordelijk voor de inrichting van het landelijk gebied en voor het regionale beleid op het vlak van natuur, recreatie, toerisme, landschap, structuurversterking van de landbouw en de leefbaarheid van het platteland. In de wet wordt dit samengevat met het begrip gebiedsgericht beleid. Op basis van het Omgevingsplan is in de afgelopen jaren ingezet op het versterken van de ontwikkelings- en uitvoeringsgerichte aanpak voor die gebieden waar de grootste opgaven liggen. In de Omgevingsbalans 2009 en 2012 is uitgebreid stilgestaan bij de verschillende uitvoeringsprojecten. Gebleken is dat een gebiedsgerichte aanpak kan leiden tot het succesvol, integraal, oplossen van knelpunten en benutten van kansen. Zo zijn in de afgelopen jaren binnen de gebiedsgerichte projecten Schouwen-West, Schouwen-Oost, West-Zeeuws-Vlaanderen (Natuurlijk Vitaal), Philippine en Maelstede-Dekker uiteenlopende projecten gerealiseerd. Het gaat dan om projecten op het gebied van verbetering van de landbouwstructuur, het ontsluiten van het buitengebied, verwerving en inrichting van nieuwe natuurgebieden, het oplossen van knelpunten op het gebied van wateroverlast, het aanleggen van recreatieve routestructuren, bedrijfsverplaatsingen, landschapsversterking, verkeersveiligheid. In de bijlage is een evaluatie van de verschillende gebiedsgerichte projecten opgenomen. Met de successen van de hierboven genoemde gebiedsgerichte projecten in het achterhoofd, ziet de Provincie voor de komende jaren mogelijkheden om thema's en partijen in een gebiedsgerichte aanpak te verbinden. Bijvoorbeeld in Oost-Zeeuws Vlaanderen. Maar ook in andere gebieden is het denkbaar dat een gebiedsgerichte aanpak goede mogelijkheden biedt om de provinciale doelen en acties te realiseren. In de komende periode wordt met de externe partners bekeken of en in welke gebieden zij kansen zien voor een gebiedsgerichte aanpak. Daarbij dient overigens te worden opgemerkt dat er geen nieuwe gebiedsgerichte projecten zullen worden gestart zonder voorafgaande besluitvorming in PS. Oost-Zeeuws-Vlaanderen Uit het GLB rapport van DLG en LEI-WUR blijkt dat de verkaveling in delen van het gebied slecht is. Er liggen opgaven voor verbetering van de landbouwstructuur. De gedachte is om te starten met een Landbouw Effect Rapportage zodat een beter inzicht ontstaat in de huidige landbouwstructuur. Daarbij komt dat er in de komende jaren veel uitvoeringsacties in het gebied oostelijk van het Kanaal Gent-Terneuzen staan gepland. Denk aan de reeds gestarte realisatie van de Sluiskiltunnel, de uitvoering van het project Perkpolder, de aanleg van de zeesluis in Terneuzen, de verbreding van de Tractaatweg en de ontpoldering van de Hedwigepolder. Daarnaast laat de kaart (bijlage 2) zien dat er meerdere opgaven vanuit de diverse beleidsnota's te realiseren zijn. Bezien wordt of er draagvlak is om aanvullend op de hierboven geplande projecten een vorm van gebiedsgerichte aanpak te starten zodat ook het belang van de landbouw wordt gediend. In het kader van dit programma wordt deze gedachte besproken met medeoverheden en maatschappelijke organisaties. Aansluitend besluit de Provincie over nut en noodzaak, urgentie, aanpak en gebiedsbegrenzing. Actie: de Provincie zal een LER starten, een inventarisatie uitvoeren en het gesprek aangaan met gemeenten, waterschap en maatschappelijke organisaties over een gebiedsgerichte aanpak in (delen) van Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Aansluitend wordt bezien welke rol de Provincie wil vervullen bij de uitvoering hiervan. Daarbij geldt dat er geen nieuwe gebiedsgerichte projecten zullen worden gestart zonder voorafgaande besluitvorming in PS.
21
2.9. Conclusie Het is aan de Provincie om als gebiedsregisseur verantwoordelijkheid te nemen voor gebiedsgericht beleid. Reeds in het Omgevingsplan 2006 heeft de Provincie gekozen voor een meer uitvoeringsgerichte rol. De ervaring van de afgelopen jaren leert dat een gebiedsgerichte aanpak een succesvolle manier is om thema's en partijen met elkaar te verbinden en tot uitvoering te komen. Voor de komende jaren ziet de Provincie mogelijkheden om thema's en partijen in een gebiedsgerichte aanpak te verbinden in bijvoorbeeld Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat er geen nieuwe gebiedsgerichte projecten worden gestart zonder voorafgaande besluitvorming in PS. Inzet van het programma is om deze kansen samen met de maatschappelijke organisaties en medeoverheden verder te verkennen en zo mogelijk te benutten.
22
Hoofdstuk 3 Uitvoering 3.1. Inleiding Bij de uitvoering van het programma richt de Provincie zich vooral op de versterking van de samenhang bij de uitvoering van projecten. Samenhang tussen inhoudelijke thema's, maar ook tussen de verschillende betrokken partijen. Daarbij vormt het programma een instrument om orde te scheppen, te verbinden, ruimte te creëren voor interactie tussen actoren en voor een slimme bundeling van initiatieven. Zeeland kent een jarenlange traditie van samenwerking tussen de Provincie, de medeoverheden en de maatschappelijke organisaties in het landelijk gebied. In de programmaperiode wordt opnieuw ingezet op samenwerking. De gedachte achter het programma is om te sturen op maximalisatie van meerwaarde voor alle betrokkenen. Wanneer medeoverheden en maatschappelijke organisaties projecten willen uitvoeren die passen in de gezamenlijk afgesproken koers dan is de provincie bereid om die projecten te ondersteunen met het haar ter beschikking staande instrumentarium.
3.2. Instrumenten Bij de uitvoering van het programma staan verschillende instrumenten ter beschikking die ook gericht zullen worden ingezet. Te denken valt aan de wettelijke instrumenten op basis van de WILG en WRO, subsidies, grondverwerving en kavelruilen, vergroening c.q. groene en blauwe diensten, verevening, ontwikkelgericht en gebiedsgericht werken. Het voert te ver om al die instrumenten uitgebreid te beschrijven. Wij noemen er hier slechts enkele. In hoofdstuk 1 zijn de ontwikkelingen in Europa geschetst. GLB biedt mogelijkheden om een samenhangende uitvoering te versterken. Het idee is dat slim inzetten van de vergroening via collectieven een zekere bijdrage kan leveren aan het inkomen van de ondernemer en aan de maatschappelijke ontwikkeling van Zeeland, doordat de aantrekkelijkheid van de provincie voor toerisme en recreatie wordt versterkt. Inzet van het programma is om deze kansen verder te verkennen en zo mogelijk te benutten. Datzelfde geldt voor het EU subsidiebeleid voor plattelandsontwikkeling POP-3. In de komende periode moeten hier aanvullende besluiten worden genomen over de LEADER werkwijze en een inhoudelijk en juridisch toetsingskader. Inzet is om de Zeeuwse opgaven uit het programma te verbinden met de uitvoering van de EU-maatregelen die gericht zijn op het versterken van de concurrentiekracht van de landbouw, het verbeteren van milieu en landschap of het bevorderen van de leefkwaliteit op het platteland in de periode 2014-2020. Via de decentralisatie en de Wet Inrichting Landelijk Gebied beschikt de Provincie over instrumenten die ook ingezet kunnen worden voor projecten van medeoverheden en maatschappelijke organisaties. Bijvoorbeeld de grondvoorraad en het kavelruilen. De Provincie kan met inschakeling van het kavelruilbureau Zeeland ruilen met gronden. Kavelruilen biedt niet alleen mogelijkheden om agrarische ondernemers te helpen met het verbeteren van hun bedrijfssituatie (schaalvergroting, afstandverkorting, verkeersveiligheid). Het kan ook worden ingezet om medeoverheden als gemeente en waterschap te faciliteren bij de realisatie van hun opgaven. Te denken valt aan het verkleinen van de gemeentelijke grondvoorraad, het oplossen van knelpunten in de infrastructuur, het aanleggen van nieuwe infrastructuur zoals wegen en (het verbreden van) watergangen. Uiteraard geldt dit ook voor de totale breedte van de provinciale taakuitvoering. De Provincie heeft zodoende verschillende instrumenten tot haar beschikking om het programma tot uitvoering te brengen. Hierdoor kan de Provincie concrete invulling en betekenis geven aan haar rol als regisseur in het landelijk gebied. In de ene situatie zal de Provincie de leiding nemen ten aanzien 23
van doelrealisatie, in een andere situatie zal de Provincie een terughoudende ofwel faciliterende rol innemen ten aanzien van derden. Hierdoor kunnen doelstellingen Zeeland-breed gerealiseerd worden. Door de inzet van alle betrokken partijen in het landelijk gebied kan het Zeeuwse platteland haar veelzijdige karakter behouden.
3.3. Proces Op dit moment bestaat op onderdelen slechts globaal inzicht hoe het proces rond de totstandkoming van het programma zal verlopen. Dat komt doordat de Provincie voor beslissende onderdelen afhankelijk is van Europese en nationale besluitvorming. Zodoende wordt onderscheid gemaakt in een aanloop-, een besluitvormings- en een uitvoeringsfase van het programma. Aanloopfase (september 2013-maart 2014) In de aanloopfase van het programma (september 2013-maart 2014) wil de Provincie in gesprek gaan met ondernemers, maatschappelijke organisaties en medeoverheden. Om transparant te zijn gebeurt dat met dit document "in de hand". In dit document zijn de provinciale doelen en acties, projecten en investeringen, zoals vastgelegd in de provinciale beleidsnota's, kort beschreven. Naast de provinciale beleidsdoelen en –acties bevat dit document ook de acties en projecten die voortvloeien uit de in 2011 afgesproken decentralisatie van taken op het gebied van natuur en plattelandsontwikkeling. Tijdens de aanloopfase worden medeoverheden, maatschappelijke organisaties en ondernemers uitgenodigd om te onderzoeken of zij zich herkennen in de in paragraaf 2.7. genoemde thema’s of de in paragraaf 2.8 genoemde gebiedsgerichte aanpak en of zij er eigen projecten/ acties aan kunnen verbinden. Immers, iedere ondernemer, maatschappelijke organisatie of overheid kent zijn of haar taken, opgaven en projecten en staat in beginsel ook aan de lat voor de uitvoering. De basisopvatting van de Provincie is dat wat thematisch of sectoraal kan worden uitgevoerd door één van de partners gewoon moet worden uitgevoerd. Echter, er zijn beslissingen die een zodanige impact hebben op de omgeving, op maatschappelijke organisaties, ondernemers en medeoverheden dat een samenhangende aanpak in de uitvoering meerwaarde kan opleveren of waarbij een koppeling geld/ tijd/ menskracht bespaart. Besluitvormingsfase (maart 2014-mei 2014) Na de gesprekken met ondernemers, maatschappelijke organisaties en medeoverheden zullen de suggesties en reacties worden verwerkt. Door gezamenlijke uitdagingen en kansen te benoemen en vast te leggen in het programma, kan ook een prioritering plaatsvinden en de daadwerkelijke realisatie worden versneld. Vervolgens wordt het programma definitief vastgesteld door GS en PS. Het definitieve programma zal een gezamenlijke agenda en ambitie bevatten en is gericht op uitvoering en verandering. De vaststelling van het programma voorzien wij in de periode maart-mei 2014. Uitvoeringsfase Vervolgens ontstaat een uitvoeringsperiode waarin de samenhang wordt vormgegeven en de afspraken en voorgenomen acties worden uitgevoerd. De programmaduur kan logischerwijs niet langer zijn dan de Collegeperiode. Zodoende beslaat het programma de jaren 2014 en 2015. Dit laat onverlet dat de programma-aanpak wel meerjarig doordacht kan worden, aangezien Europa werkt met 7 jarige periodes. De samenhang in de uitvoering kan worden vergroot door vrijwillige samenwerking, via coördinatie of via integratie. Voor een effectievere uitvoering is meer samenhang vereist, echter, ook het streven naar meer samenhang kent zijn grenzen. De ultieme uitdaging voor de Provincie is regie te voeren, meerwaarde te realiseren en om te sturen in een netwerk van actoren die met verschillende belangen voor de realisering van hun eigen doelen van elkaar afhankelijk zijn.
24
Voor de wijze waarop de uitvoering wordt vorm gegeven bestaan verschillende mogelijkheden. Naast regelmatig overleg tussen de Provincie en de verschillende organisaties is het gezamenlijk afstemmen in de Provinciale Commissie voor de Groene Ruimte succesvol gebleken. Voor de uitvoering van het Europese programma POP-3 kunnen het Bestuurlijk Consortium Vitaal Platteland en de Leader-groepen Midden- en Noord-Zeeland en Zeeuwsch-Vlaanderen worden ingezet. Binnen de provinciale organisatie wordt een interne werkgroep in het leven geroepen ten behoeve van interne afstemming en voorbereiding van de PCGR. In deze werkgroep zitten vertegenwoordigers van de verschillende betrokken afdelingen. Actie: Inzet van dit document is om nu al met elkaar in gesprek te gaan over de mogelijkheden om tot een samenhangende uitvoering te komen in een netwerk van partijen die actief zijn op het Zeeuwse platteland. Welke kansen kunnen wij verder verkennen en zo mogelijk benutten ? Hoe organiseren wij de uitvoering op een efficiënte manier ?
3.4. Samenhang met andere programma's Binnen de provinciale organisatie wordt niet alleen gewerkt aan een programma plattelandsontwikkeling maar ook aan een programma Zuid-Westelijke Delta en een programma "Prachtig wonen, werken en leven" (programma bevolkingsontwikkeling). Het programma plattelandsontwikkeling concentreert zich op het platteland of landelijk gebied exclusief de opgaven binnen de bebouwde kom. De grote wateren zoals Wester- en Oosterschelde en al het andere buitenwater valt onder het programma Zuid-Westelijke Delta. De opgaven en vraagstukken voor de kernen zijn met name het domein voor het programma bevolkingstransitie. Actie: In de loop van het proces wordt bezien of er nadere afspraken tussen de programma's noodzakelijk zijn.
3.5. Monitoring Via jaarlijkse voortgangsrapportages zullen de resultaten en uitkomsten van de programma-aanpak worden gemonitord en zichtbaar gemaakt. Deze jaarlijkse voortgangsrapportages zullen worden meegenomen in de begrotingsbehandeling.
3.6. Conclusie Voor het uitvoeren van de diversiteit van beheers- en ontwikkeltaken in het landelijk gebied beschikt de Provincie over een omvangrijke gereedschapskoffer. En, om in die beeldspraak te blijven: "iedere klus vraagt om de inzet van het juiste gereedschap". Via de decentralisatie en de Wet Inrichting Landelijk Gebied kan de Provincie die instrumenten inzetten voor projecten van medeoverheden en maatschappelijke organisaties. Bij de uitvoering van het programma richt de Provincie zich vooral op de versterking van de samenhang bij de uitvoering van projecten. Wanneer medeoverheden en maatschappelijke organisaties projecten willen uitvoeren die passen in de gezamenlijk afgesproken koers is de Provincie bereid om die projecten te ondersteunen met het haar ter beschikking staande instrumentarium.
25
Hoofdstuk 4 Financiën Zeeuws platteland 2.0 bevat een voorstel om het provinciale beleid voor het Zeeuwse platteland tot uitvoering te brengen. Daarbij wordt gezocht naar kansen om de verschillende, sectorale beleidsdoelen en –acties met elkaar te verbinden om ze zodoende in onderlinge samenhang, geïntegreerd uit te voeren. Daarnaast vormt dit document een uitnodiging aan alle betrokken organisaties om zich te verbinden aan de provinciale projecten en acties in het landelijk gebied, om aldus een maximale samenhang en integratie in de uitvoering te realiseren. In hoofdstuk 2 zijn de verschillende provinciale beleidsnota's de revue gepasseerd. Voor al deze nota's -het Omgevingsplan, de Economische Agenda , het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan en het Natuurbeheerplan- geldt dat Provinciale Staten eigen financiële middelen voor de uitvoering beschikbaar hebben gesteld. Een deel van die middelen is beschikbaar voor de uitvoering van acties in het landelijk gebied. In onderstaande tabel is dat samengevat weergegeven. Programma Plattelandsontwikkeling 2014-2020 Financiële dekking, bron en periode 2014
2015
EU Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) 2014-2020 (euro’s nog niet bekend voor Zeeland) Plattelandsontwikkelingsbeleid (POP-3) 2014-2020 (verwachting op dit moment voor Zeeland: €4 mln per jaar) Omgevingsplan 2012-2018 Jaarlijks budget 5,4 mln, verdeeld over de programma 5 (milieu), 6 (ruimte) en 7 (water) Voor acties in het landelijk gebied is jaarlijks 300.000 beschikbaar
Verkeer- Vervoerplan 2013-2017 Budget landbouwroutes is voor de totale periode 4,3 mln
Economische agenda 2013-2015 Voor 2013-2015 is €1.850.000 beschikbaar voor de in de tabel genoemde businesscases
Decentralisatie + Natuurbeheerplan 2014-2027 Programma Plattelandsontwikkeling 2014-2020 Incl. financiële dekking decentralisatie 2014-2017
In de jaren 2014 en 2015 zal op basis van het Natuurpact voor alle provincies €100 miljoen beschikbaar zijn van rijkszijde, in de jaren 2016 en 2017 € 300 miljoen en daarna € 200 miljoen per jaar structureel. Door de decentralisatie van taken voor natuur en platteland staat de Provincie nu zelf als eerste aan de lat. Voor het jaar 2014 is inmiddels een apart bestedingsvoorstel voorbereid, wat eind 2013 ter goedkeuring wordt voorgelegd aan Provinciale Staten. In de provinciale meerjarenraming is vanaf 2016-2021 3,2 mln structureel geraamd. Voor de realisatie van natuur en plattelandsontwikkeling uit de decentralisatie heeft de provincie per 2014 en 2015 nog 2 x € 5 mln beschikbaar uit het restant van de € 24 mln die Provinciale Staten voor de decentralisatie beschikbaar hadden gesteld en er resteert nog € 5,6 mln in de ILG bestemmingsreserve. Om de kans op realisatie van doelen en acties in tijden van financiële krapte verder te vergroten, wordt via de programma-aanpak verbinding gelegd met de kansen en mogelijkheden die vanuit Europa geboden worden. In het verleden is, door het maken van slimme verbindingen, een multiplier-effect gerealiseerd voor transacties vanuit natuurbeleid, plattelandsbeleid, economie en ruimte. Die lijn willen wij voortzetten en op het programmaniveau uitwerken. In de jaarlijkse cyclus van planning en control zal de financiële inzet concreet gemaakt worden. Zo ontstaat ook flexibiliteit en kan de Provincie bijsturen daar waar nodig en gewenst. In die cyclus wordt ook verantwoording afgelegd richting Provinciale Staten.
26
Conclusie Het landelijk gebied verandert in hoog tempo. Het platteland is steeds meer een veelzijdige, multifunctionele ruimte waar naast werken en wonen ook de recreatie volop wordt gestimuleerd. Het is essentieel dat de economische vitaliteit, de kwaliteiten en het veelzijdige karakter naar de toekomst toe duurzaam behouden en ontwikkeld worden. De Provincie is door de decentralisatie van taken verantwoordelijk geworden voor het natuurbeleid en de ontwikkeling van het Zeeuwse platteland. Daarbij is het natuurbeleid volledig gedecentraliseerd naar de provincies, waarbij er op basis van het Deelakkoord Natuur en het Natuurpact ook extra rijksmiddelen zijn meegeleverd (hectares en euro's). Deze natuuropgave is niet vrijblijvend, aangezien het Rijk voor het voldoen aan de Europese verplichtingen afhankelijk geworden is van de provinciale doelrealisatie. Daarnaast heeft de Provincie via de WILG de bevoegdheid gekregen om de bredere plattelandsontwikkeling vorm te geven. De natuur en het landschap met zijn polders, akkers, weilanden, duinen en vergezichten vormen de basis voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor wonen, werken en recreëren. Het verder verhogen van deze kwaliteiten en het beleefbaar maken van het platteland zijn spannende uitdagingen. Uitdagingen die door de decentralisatie op het bordje van de Provincie zijn komen te liggen. Dat is een hele verantwoordelijkheid; er is veel te verliezen. De financiële tabel laat duidelijk zien dat er naast het structurele extra rijksgeld voor natuur slechts beperkt incidentele provinciale middelen beschikbaar zijn gesteld. Dit is onvoldoende om de bredere opgaven voor plattelandsontwikkeling te realiseren. Dit betekent dat de Provincie op zoek moet gaan naar slimme verbindingen. Verbindingen tussen beleidsthema's, tussen betrokken partijen, tussen doelen op provinciaal en Europees niveau. Het bereiken van maximale synergie staat centraal. De afgelopen maanden is er een bestedingsvoorstel 2014-2017 voorbereid en heeft de Provincie een keuze gemaakt over de inzet van de eigen financiële middelen. Gelijktijdig gaat de Provincie de komende periode, met dit document in de hand, in overleg met betrokken overheden, ondernemers en maatschappelijke organisaties werkende weg aan de slag, op zoek naar de volgende vormen van synergie: Verbinden tussen GLB en natuur- en landschapsbeheer De Provincie wordt door de decentralisatie van taken verantwoordelijk voor ondermeer natuurbeheer. De landbouw krijgt te maken met een 5% vergroeningseis. Wanneer beide met elkaar verbonden worden, kunnen Provincie en landbouw elkaar helpen. De landbouw kan via de collectieve agrarische natuurverenigingen maatschappelijk gewenste diensten verrichten door middel van landschapsbeheer. In Zeeland functioneren 9 collectieve agrarisch natuurverenigingen, die provinciedekkend werken. De Provincie kan in het Natuurbeheerplan vastleggen dat de collectieve agrarische natuurverenigingen het landschapsbeheer op zich nemen. Als Europa de vergroening rechtstreeks financiert via directe betalingen moeten er minder landbouwhectares worden ingezet en kan met de beperkte middelen toch het landschap worden beheerd. Nagaan of het mogelijk is dat collectieve agrarische natuurverenigingen binnen het Europese GLBkader en de vergroeningseisen nader af te spreken delen van natuur- en landschapsbeheer kunnen verzorgen.
27
Verbinden tussen POP-3 en de provinciale beleidsdoelen en –acties Onderzocht wordt of het mogelijk is om provinciale doelen en acties te verbinden met de 6 Europese prioriteiten in het kader van POP-3. De gedachte is dat wanneer combinaties gemaakt kunnen worden met eigen middelen financiële ruimte ontstaat die opnieuw kan worden benut. Actie: de provincie zet in op het bereiken van de maximale synergie tussen provinciale doelen en acties zoals geformuleerd in het programma en het EU beleid voor plattelandsontwikkeling in de periode 2014-2020. Verbinden tussen acties uit de verschillende thema's Door de verschillende beleidsdoelen en –acties met elkaar te verbinden, kan meerwaarde ontstaan bij de realisatie. De integrale thema's zijn een samenvatting van de provinciale doelen. Via het programma wil de Provincie het gesprek aangaan met medeoverheden en maatschappelijke organisaties om de verbindingen te maken met de door hen gewenste doelen en acties. Verbinden tussen doelen en acties van verschillende betrokken partijen Door te besluiten tot een gebiedsgerichte aanpak kunnen doelen en acties van verschillende betrokken partijen in een logische samenhang worden uitgevoerd (ruimte- en kostenbesparing, werk-met-werk-maken). Verbinden door te werken met één grondbank en het kavelruilbureau Zeeland De Provincie kan met inschakeling van het kavelruilbureau Zeeland ruilen met gronden. Kavelruilen biedt niet alleen mogelijkheden om agrarische ondernemers te helpen met het verbeteren van hun bedrijfssituatie (schaalvergroting, afstandverkorting, verkeersveiligheid). Het kan ook worden ingezet om medeoverheden als gemeenten en waterschap te faciliteren bij de realisatie van hun opgaven. Verbinden door relevante maatschappelijke organisaties regelmatig bij elkaar te brengen en het onderling contact te stimuleren De samenhang in de uitvoering kan worden vergroot door vrijwillige samenwerking, via coördinatie of via integratie. Voor een effectievere uitvoering is meer samenhang vereist, echter, ook het streven naar meer samenhang kent zijn grenzen. De ultieme uitdaging voor de Provincie is regie te voeren, meerwaarde te realiseren en om te sturen in een netwerk van actoren die met verschillende belangen voor de realisering van hun eigen doelen van elkaar afhankelijk zijn. Verbinden door een aanjaagteam die de integratie bevordert. Door intern binnen de provinciale organisatie een aanjaagteam te formeren dat gericht is op het bevorderen van de integratie en het bereiken van meerwaarde.
28
Bijlagen Bijlage 1 Tabel provinciale beleidsdoelen en – acties In de onderstaande tabel zijn de provinciale doelen en acties voor het platteland weergegeven, zoals deze zijn vastgelegd in de verschillende sectorale provinciale beleidsnota's .
29
EU prioriteiten POP-3
KERNTAKEN PROVINCIES (Incl.
- Kennisoverdracht in landbouw en bosbouw - Versterking van de concurrentiekracht - Risicobeheer en versterking van keten organisatie - Bescherming van ecosystemen die afhankelijk zijn van landen bosbouw, waaronder de Natura 2000gebieden - Duurzaam grondstofgebruik en CO2-reductie - Stimulering van werkgelegenheid en diversificatie
Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer
omschrijving en te besteden middelen in 1 Zeeland uit provinciefonds )
De provincie bepaalt hoe onze omgeving is ingericht. Zijn er voldoende woningen, kan een bedrijventerrein verder uitbreiden en krijgt de natuur wel voldoende ruimte? De provincie weegt deze belangen af en maakt keuzes die in het belang zijn van de regio. Provincies hebben specifieke taken in het waterbeheer. Ze zijn verantwoordelijk voor het beheer van de vaarwegen en het grondwater en zorgen voor voldoende schoon drinkwater en een goede zwemwaterkwaliteit. Beheertaken: Volkshuisvesting en RO: 4 miljoen Ontwikkeltaken: Volkshuisvesting en RO: 9 miljoen De opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingsprogramma's in de komende jaren zullen afhangen van de mate waarin sprake is van een bepaalde transitieopgave, waaronder met name in relatie tot groei en krimp (75%). Daarnaast zijn budgetten opgenomen voor de ontwikkeling van de meest landelijke provincies (25%).
Thema (Omgevingsplan/ Economische Agenda/ PVVP/ Natuurbeheerplan) Landelijk gebied
Concrete uitvoeringsacties t.b.v. Programma landelijk gebied
Prioriteit
Agrarische structuurversterking
Toename van het aandeel bedrijven met 100 nge of meer (Akkerbouw ong. 75 hect/Melkvee 75 koeien) met 1% per jaar (nu 23% in Zeeland t.o.v. 30% rest van Nederland!) Aanleg min. 3 regionale mestopslaglocaties Stimuleren onderzoek naar duurzame (PAS-vriendelijke) vormen van mestaanwending Opstellen kader30
2013
Regionale mestopslag Stimulerend kader op basis van omgevingskwaliteiten Ontwikkeling concentratiegebieden aquacultuur (Bruinisse, Colijnsplaat en Yerseke)
Toename aantal aquacultuurbedrijven in concentratiegebieden
Businesscase binnendijkse aquacultuur Benutten kansrijke ontwikkelingen en innovaties Concentratie glastuinbouw Kanaalzone Sanering solitair glas in waardevolle gebieden (voormalig rijksprogramma!)
Afname van het aantal hectare met 10% in de hele periode
Sanering vrijkomende agrarische bebouwing
- Opzetten saneringsfonds - Sanering van minimaal 3 voormalige agrarische bouwvlakken met bijdragen vanuit fonds
Ontwikkeling recreatieve hotspots
Géén onderdeel programma landelijk gebied
Kwaliteitsverbetering bestaand recreatief aanbod kustzone Kleinschalige recreatieve ontwikkelingen i.c.m landschapsversterking Revitalisering kampeerproduct
Aanbod recreatiewoningen en handhaving recreatief gebruik (bedrijfsmatige exploitatie) Realisatie, onderhoud, beheer en ontsluiting van recreatieve routenetwerken
Natte ecologische verbindingszones realiseren
Wel vanuit economische agenda Géén onderdeel programma landelijk gebied Vanuit Economische Agenda: stimulering kwaliteitsverbetering via OP-Zuid programma Uitvoeren 3 tal pilotprojecten (verblijfsrecreatie, zorg en wonen?)
- (Afronden en) beheer wandelnetwerk (door SLZ) - Boerenlandpaden - Realisatie fiets- en wandelroutes langs SSL
Vanaf 2013
- in de markt zetten wandelnetwerk - economisch rendement routenetwerken verbeteren (Economische Agenda) - belevingswaarde routenetwerken verbeteren (Economische Agenda) 108 km tot 2027
Verdrogingsopgave
2880 ha., waarvan 380 ha. via EHS – 940 ha. via N2000/PAS – ha. 225 ha. via POP 2. Blijft over een opgave van 1335 ha. ongedekt
OMGEVINGSPLAN/ ECONOMISCHE AGENDA/ PVVP/ NATUURBEHEERPLAN Landelijk gebied
Concrete acties t.b.v. Programma landelijk gebied
omschrijving en te besteden middelen in 2 Zeeland uit provinciefonds )
- Kennisoverdracht in landbouw en bosbouw - Versterking van de concurrentiekracht - Risicobeheer en versterking van keten organisatie - Bescherming van ecosystemen die
Milieu, energie en klimaat
Energie uit landschap
Ondersteunen van lokale initiatieven voor kleinschalige verwerking biomassa uit landschap
2
Vanaf 2014
Vanuit Economische Agenda: stimulering kwaliteitsverbetering via OP-Zuid programma Géén onderdeel programma landelijk gebied
KERNTAKEN PROVINCIES (Incl.
1
2013
Géén onderdeel programma landelijk gebied?!
EU prioriteiten POP-3
Naast de inrichting van de omgeving zorgt de provincie er ook voor dat die omgeving veilig en schoon is. Zo werken zij samen met onder meer gemeenten aan een schone lucht en bodem en wordt toegezien op de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. Daarnaast hebben veel provincies klimaat-
2013 (samen met opstellen programma) 2013
Prioriteit
Ondersteunen van initiatieven voor het vergisten van biomassa/ mest/ bermmaaisel tot metaal/ biogas
Op basis van: "Nieuw verdeelmodel uitgavenclusters provinciefonds, verdeelvoorstellen voor beheer- en ontwikkeltaken", Cebeon 28 maart 2011 Op basis van: "Nieuw verdeelmodel uitgavenclusters provinciefonds, verdeelvoorstellen voor beheer- en ontwikkeltaken", Cebeon 28 maart 2011 30
afhankelijk zijn van landen bosbouw, waaronder de Natura 2000gebieden - Duurzaam grondstofgebruik en CO2-reductie - Stimulering van werkgelegenheid en diversificatie
en energiebeleid. Ze stimuleren de productie van duurzame energie en beschermen ons landschap tegen de gevolgen van klimaatverandering. Beheertaken: Milieu en water: 12 miljoen Ontwikkeltaken: Milieu en water: 1 miljoen Ontwikkeltaken binnen cluster water en milieu hebben betrekking op bodemsanering en bijdragen ten behoeve van verbetering luchtkwaliteit c.q. energiebesparende maatregelen
EU prioriteiten POP3
KERNTAKEN PROVINCIES (Incl.
OMGEVINGSPLAN/ ECONOMISCHE AGENDA/ PVVP/ NATUURBEHEERPLAN Landelijk gebied
Concrete acties t.b.v. Programma landelijk gebied
Prioriteit
omschrijving en te besteden middelen in 3 Zeeland uit provinciefonds )
- Kennisoverdracht in landbouw en bosbouw - Versterking van de concurrentiekracht - Risicobeheer en versterking van keten organisatie - Bescherming van ecosystemen die afhankelijk zijn van landen bosbouw, waaronder de Natura 2000gebieden - Duurzaam grondstofgebruik en CO2-reductie - Stimulering van werkgelegenheid en diversificatie
Vitaal platteland
Natuurontwikkeling
- 800 ha. inrichting reeds aangekochte EHS (pijplijnprojecten) - 1149 ha. aankoop en inrichting EHS (cf. concept nieuw Natuurgebiedsplan)
EHS moet in 2027 af zijn, verder is in de hoofdlijnennotitie opgenomen dat beschikbaar gestelde middelen moeten worden aangewend voor dit doel
Natuurbeheer
- SNL/ Agrarisch natuurbeheer
We ontvangen geld voor beheer, maar er komen ook rekeningen binnen.
3
Provincies zijn de gebiedsregisseurs van het landelijke gebied. Projecten voor het landelijk gebied richten zich op het versterken van natuur, recreatie, landbouw, milieukwaliteit en sociaaleconomische vitaliteit. Ze geven sturing aan integrale gebiedsgerichte projecten, met draagvlak van betrokkenen in het gebied. Provincies werken samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties (zoals Natuurmonumenten). De provincie maakt het beleid en is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van dat beleid door de verschillende partijen. Beheertaken: Natuur en recreatie: 4 miljoen Ontwikkeltaken: Natuur en recreatie: 19 miljoen Ontwikkeltaken natuur en recreatie sluiten aan bij de nationale doelen die zijn opgenomen in de ILG-convenanten
- Faunafonds
-PAS/ EGM -landschapsbeheer buiten EHS -soortenbeleid Zie afspraken SLZ
Vanaf 2013
Behoud & ontwikkeling landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van provinciaal belang
Opzetten programma
Vanaf 2014
Landschapsversterking
Lichtgroene hoofdstructuur (o.a. aanvullend op Natura 2000)
Regulier onderhoud/ beheer via SLZ (wandelnetwerk, boerenlandpaden, beheer buiten EHS)
Publieke en private landschapsversterking
Vanaf 2014
Ontwikkelen met deskundig advies
Vanaf 2014
Op basis van: "Nieuw verdeelmodel uitgavenclusters provinciefonds, verdeelvoorstellen voor beheer- en ontwikkeltaken", Cebeon 28 maart 2011 31
EU prioriteiten POP3
KERNTAKEN PROVINCIES (Incl.
- Kennisoverdracht in landbouw en bosbouw - Versterking van de concurrentiekracht - Risicobeheer en versterking van keten organisatie - Bescherming van ecosystemen die afhankelijk zijn van landen bosbouw, waaronder de Natura 2000-gebieden - Duurzaam grondstofgebruik en CO2-reductie - Stimulering van werkgelegenheid en diversificatie
Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer
EU prioriteiten POP3
KERNTAKEN PROVINCIES (Incl.
- Kennisoverdracht in landbouw en bosbouw - Versterking van de concurrentiekracht - Risicobeheer en versterking van keten organisatie - Bescherming van ecosystemen die afhankelijk zijn van landen bosbouw, waaronder de Natura 2000-gebieden - Duurzaam grondstofgebruik en CO2reductie - Stimulering van werkgelegenheid en diversificatie
omschrijving en te besteden middelen in 4 Zeeland uit provinciefonds )
Veruit de meeste dagelijkse verplaatsingen vinden plaats binnen de regio. Een goede regionale bereikbaarheid is daarmee een belangrijke taak voor de provincies. Zij zorgen voor goed regionaal vervoer. Provincies zijn verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van verbindingswegen, tunnels en bruggen. Daarnaast bepalen provincies welke bedrijven het regionale bus- en treinvervoer in de provincie verzorgen. Beheertaken: Verkeer en vervoer: 25 miljoen Ontwikkeltaken: Verkeer en vervoer: 13 miljoen Middelen voor ontwikkeltaken zijn bedoeld voor ontwikkeling van nieuwe provinciale infrastructuurwegen en openbaar vervoer en kwaliteitsverbetering hiervan
OMGEVINGSPLAN/ ECONOMISCHE AGENDA/ PVVP/ NATUURBEHEERPLAN Landelijk gebied/ PVVP
Concrete acties t.b.v. Programma landelijk gebied
Prioriteit
Logistieke landbouwroutes
Aanleg 13,5 km landbouwroutes 2014: parallelweg rondweg Poortvliet N286; Landbouwroute Hulst, Verrekijker N290 (€ 201.500, - POP2 toegezegd) 2015: parallelweg Absdale – Hulst N258, 2017: Rapenburg Tol (Vogelwaarde) – Terhole N290 inclusief parallelweg 2018: Zaamslag – Terneuzen N290 inclusief parallelweg 2019: Tholen – Poortvliet N286 inclusief parallelweg 2020: parallelweg Kruiningen – Zanddijk N289
2014: 1,5 km 2015:1,0 km 2016: 0,0 km 2017: 4,0 km 2018: 3,0 km 2019: 3,0 km 2020: 1,0 km
Realisatie, onderhoud, beheer en ontsluiting van recreatieve routenetwerken
1.
Herziening Fietsknooppuntensysteem: • Vervanging borden • Update bestaande FIKS
2.
Ontwikkeling pleisterplaatsen (eerst inventarisatie nodig)
Versterken ketenmobiliteit (fiets-OV)
Aanjagen/ coördineren investeringen in haltevoorzieningen
Uitvoering vanaf 2015 (2013 en 2014: uitwerken beleid en ontwikkelen uitvoeringsprogramma)
OMGEVINGSPLAN/ ECONOMISCHE AGENDA/ PVVP/ NATUURBEHEERPLAN Landelijk gebied
Concrete acties t.b.v. Programma landelijk gebied
Prioriteit
omschrijving en te besteden middelen in 5 Zeeland uit provinciefonds )
Regionale economie
Stimulerend kader op basis van omgevingskwaliteiten
Opstellen kader
2013 (samen met opstellen programma)
Businesscase Foodport Zeeland: creëren van extra toegevoegde waarde, versnellen van innovatie en duurzaamheid in de foodsector door concrete projecten
Samenwerking en concrete projecten • Technische Bijstand Stichting Foodport Zeeland
De provincie zet zich in voor een sterke regionale economie. Een goede werkgelegenheid binnen de regio is daarbij het hoofddoel. Om dit te bereiken investeert de provincie in een gunstig vestegingsklimaat voor bedrijven en werknemers. Een sterke regionale economie kan niet zonder kennis en innovatie. De provincie zorgt daarom voor goede randvoorwaarden en samenwerking met universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen. Beheertaken: Economische zaken: 3 miljoen Ontwikkeltaken: Economische zaken: 1 miljoen Ontwikkeltaken hebben betrekking op economische ontwikkeling
• 4 5
2.Vanaf 2015 uitvoering obv uitvoeringsplan
Subsidiëren van onderzoeksprojecten gericht op in kaart brengen en beoordelen van innovatieve
Op basis van: "Nieuw verdeelmodel uitgavenclusters provinciefonds, verdeelvoorstellen voor beheer- en ontwikkeltaken", Cebeon 28 maart 2011 Op basis van: "Nieuw verdeelmodel uitgavenclusters provinciefonds, verdeelvoorstellen voor beheer- en ontwikkeltaken", Cebeon 28 maart 2011 32
ontwikkelingen in de foodsector. •
EU prioriteiten POP-3
KERNTAKEN PROVINCIES (Incl. omschrijving en te besteden middelen 6 in Zeeland uit provinciefonds )
- Kennisoverdracht in landbouw en bosbouw - Versterking van de concurrentiekracht - Risicobeheer en versterking van keten organisatie - Bescherming van ecosystemen die afhankelijk zijn van landen bosbouw, waaronder de Natura 2000-gebieden - Duurzaam grondstofgebruik en CO2reductie - Stimulering van werkgelegenheid en diversificatie
Culturele infrastructuur en monumentenzorg Kunst, cultuur en geschiedenis vinden we overal om ons heen. Een culturele identiteit en culturele voorzieningen maken een provincie aantrekkelijk om in te wonen, werken en recreëren. De provincie zet zich in voor het behoud en de ontwikkeling van deze culturele identiteit en zorgt ervoor dat culturele voorzieningen goed toegankelijk zijn en blijven. De provincie richt zich onder andere op het behoud, ontwikkeling en herbestemming van het culturele erfgoed. De provincie is daarnaast verantwoordelijk voor monumentenzorg en cultuureducatie voor jongeren en ondersteunt gemeenten bij taken op het terrein van erfgoed en archeologie.
Bijdragen in projecten
Businesscase nieuwe teelten en technieken in de landbouw: creëren van toegevoegde waarde, stimuleren van innovatie, nieuwe gewassen en technieken
- Ondersteunen van de teelt van nieuwe gewassen (synergie zoeken met "groene grondstoffen") - Ondersteunen van nieuwe technieken
OMGEVINGSPLAN Landelijk gebied
Concrete acties t.b.v. Programma landelijk gebied
Prioriteit
Stimuleren hergebruik cultuurhistorisch waardevolle (agrarische) bebouwing
Selectie aanbrengen in cultuurhistorisch waardevolle (agrarische) bebouwing. Daarbij toewerken naar focus op nader te bepalen aantal objecten van provinciaal (Zeeuws) belang.
2013 (of in ieder geval zo snel mogelijk)
Beleidsmogelijkheden zowel vanuit omgevingsbeleid (planologische mogelijkheden) als vanuit cultuur (subsidies) toeschrijven beperken/toeschrijven naar objecten die onderdeel uitmaken van de uiteindelijke selectie
Vanaf 2014
Opzetten herbestemmingsprogramma voor objecten en complexen van provinciaal belang
Vanaf 2014
Aardkunde en archeologie
- Aanwijzen aardkundige monumenten - Informatievoorziening aardkunde en archeologie
Beheertaken: Voorzieningen: 15 miljoen (2 miljoen monumenten en cultuurparticipatie)
6
Op basis van: "Nieuw verdeelmodel uitgavenclusters provinciefonds, verdeelvoorstellen voor beheer- en ontwikkeltaken", Cebeon 28 maart 2011 33
Bijlage 2 Kaartbeeld De in bijlage 1 opgenomen tabel is op kaart geprojecteerd.
34
35
36
37
Bijlage 3 Evaluatie Gebiedsgericht beleid Schouwen: Schouwen-west In 1994 hebben de natuurorganisaties, recreatie- en de landbouwsector de handen ineen geslagen om samen met het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeenten Westerschouwen en MiddenSchouwen een gebiedsvisie op te stellen. Met een visie en een uitvoeringsprogramma in de hand is een gezamenlijke kwaliteitsimpuls gegeven onder de leus: Schouwen-west: Nu nog mooier ! Nadat een gebiedsplan is vastgesteld is gestart met de uitvoering van een groot aantal projecten. Enkele successen willen wij hier noemen te weten, structuurverbetering van de landbouw en ontsluiting van het buitengebied, verwerving en inrichting nieuwe natuurgebieden, recreatie transferium, toeristische fietspaden, uitplaatsing bedrijven uit de Duinzoom, aanleg nieuwe recreatieverdeelweg en nieuw bedrijventerrein, amovering Vroonweg/sanering van campings, watersysteemanalyse, verhogen grondwaterstand, oplossen knelpunten wateroverlast bebouwing Kop van Schouwen. Actie: sinds 1994 is er veel in gang gezet en gerealiseerd. Begin 2013 resteert de uitvoering van het laatste project, de inrichting van 116 hectare natuurgebied aan de Duinzoom. Eind 2013 zal het project officieel worden afgesloten. Schouwen-oost In 1995 is gestart met de voorbereiding van de landinrichting aan de Zuidkust van Schouwen. Nadat het gebiedsplan is aan de hand van uitvoeringsmodules in 2000 gestart met de uitvoering van projecten, te weten verbeteren agrarische productie omstandigheden, verkleinen rijafstand, opheffen vochttekort in de zomer en wateroverlast in de winter, boerderijverplaatsingen, kavelruilen, landschapsversterking, fiets-, wandel- en ruiterroutes, verbeteren van de verkeersveiligheid, aanleg van natuurgebied Zuidkust van Schouwen, optimalisering waterhuishouding. Actie: sinds 2000 is er veel in gang gezet en gerealiseerd. Begin 2013 resteert de uitvoering van het laatste project, de inrichting van de laatste deelgebieden 10, 11 en 12. In 2012 heeft DLG de voorbereiding van deze werkzaamheden ter hand genomen. Eind 2013 zal het project officieel worden afgesloten. Zuid-Beveland: Maelstede-Dekker In 2008 hebben GS opdracht gegeven om voor dit gebied een quick scan uit te voeren om de doelen in het gebied scherp in beeld te krijgen. Die doelen zijn maatregelen om te kunnen voldoen aan de WB 21 en Kaderrichtlijn Water doelen, het realiseren van de EHS incl. verdrogingsbestrijding en structuurversterking van de landbouw. In 2008 is direct gestart met kavelruilen voor de landbouw. In de tussenliggende periode is een herinventarisatie uitgevoerd om te bezien of de opgave groot genoeg is om de gebiedsgerichte aanpak te hanteren. Geconstateerd is dat mede door de herijking van de EHS de opgave te smal is voor deze aanpak. Actie: De resterende kavelruilen kunnen via het kavelruilbureau Zeeland worden afgewikkeld, het project kan wat de provincie betreft worden beëindigd. Zeeuws-Vlaanderen: West-Z-Vlaanderen
38
In 2004 is het gebiedsplan Natuurlijk Vitaal vastgesteld met als doel om door middel van ruimtelijke ontwikkelingen een kader te scheppen voor een economisch vitaal West Zeeuwsch-Vlaanderen met een hoge ruimtelijke kwaliteit. Voorbeelden van projecten zijn de invoering van duurzaam veilig, ontwikkeling van bedrijventerreinen, kustversterking, verbetering van de landbouwstructuur, natuurontwikkeling, herstel Staats Spaanse Linie, kwaliteitsverbetering van waterbeheer en stimulering van nieuw vestiging en kwaliteitsverbetering van recreatiebedrijven. Verder wordt meer afgestemd met het programma leefbaarheid/krimp in deze regio. In de afgelopen jaren ontbrak de vertegenwoordiging van de agrarische sector in deze commissie, eind 2013 zal ook de vertegenwoordiging van de Kamer van Koophandel uit de commissie stappen. Er heeft een versmalling van doelen plaatsgevonden binnen de thema's landbouw, landschap en cultuurhistorie, water en natuur, kustverdediging, recreatie en toerisme en bijzonder wonen. Volgens de oorspronkelijke planning zou het in 2018 moeten zijn afgerond. In het Omgevingsplan is gesproken over 2016. Actie: sinds 2004 is er veel in gang gezet en gerealiseerd. De partijen in de commissie vinden elkaar gemakkelijk. De inzet van de commissie wordt steeds meer gericht op de uitvoering van projecten. De bestuurlijke betrokkenheid richt zich daardoor steeds meer op bewaken van voortgang en kaders. E.e.a. vraagt om een aanpassing in de aansturing en begeleiding van de uitvoering. Bij de kavelruilen wordt gebruik gemaakt van het kavelruilbureau Zeeland. Philippine In 2008 hebben GS voor de periode tot en met 2013 een adviescommissie ingesteld voor de gebiedsgerichte aanpak van Philippine. Er is gestart met landbouwkundige structuurverbetering en de inrichting van bos en landschap. Daarnaast is de commissie gevraagd de doelen van de overheden te helpen realiseren, realisatie EHS, afronding van de inrichting van Braakman Zuid met bos en landschap, recreatieve ontwikkeling Braakmanbos, cultuurhistorie (Staats Spaanse Linies), infrastructuur en het optimaliseren van de waterhuishouding. Actie: de commissie is ingesteld voor de periode tot en met 2013 en de resterende opgave is te beperkt om nog verder te gaan op de huidige wijze. Verdere kavelruilen zullen via het kavelruilbureau Zeeland worden afgewikkeld. Het project loopt nog tot eind 2013 en zal wat de provincie betreft worden afgesloten.
39
Geraadpleegde literatuur Omgevingsplan 2012-2018 Economische Agenda, 2013-2015 Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan, 2013-2017 Natuurbeheersplan 2013 College programma Stuwende krachten 2011-2015 Omgevingsbalans 2009 en 2012 Voorjaarsnota 2 Brief Ministerie EZ aan de Voorzitter van de Tweede Kamer 19 maart en 15 juli 2013 Ontwikkelingen in de landbouw in de provincie Zeeland, DLG en LEI-WUR, augustus 2013
40