Wijksteunpunten gemeente Nuth een verreikende verrijking
Gemeente Nuth Afdeling Welzijn/Burgerzaken 16-11-2007
WZ/HNX/6100/WMO/werkdocumenten
0. Inhoudsopgave
Hoofdstuk
Titel
pagina
0
Inhoudsopgave
1
1
Inleiding
2
2
De doelgroep
2
3
Het bereiken van de doelgroep
2
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.3
De wijksteunpunten Wijksteunpunt als netwerk/backoffice Wijksteunpunt als fysieke voorziening Nuth Schimmert Hulsberg Wijnandsrade Vaesrade Personele bezetting fysiek steunpunt
3 4 4 5 5 5 5 5 6
5
Ondersteunende activiteiten
6
6
Punten van aandacht
7
7
Middelen
7
8
Marsroute/stappenplan
8
9
SMART-geformuleerd
8
1
1. Inleiding Prestatieveld 3 van de WMO bepaalt dat gemeente beleid moet formuleren op het gebied van informatie en advies. Maar wie is nu de doelgroep? En hoe kun je die bereiken? En welke informatie en welk advies ga je dan geven? En welke partners heb je daarvoor nodig? In deze notitie geven wij aan hoe wij hiermee beleidsmatig willen omgaan, met daarin de volgende uitgangspunten: • Wij beogen een voorziening te creëren die verreikend is; we beperken ons niet tot “ouderen” of “gehandicapten”, maar het behelst de volledige doelgroep van de WMO. Dus ook bijvoorbeeld jeugd en mantelzorgers. • Daarnaast moet de voorziening verrijkend zijn; het moet een meerwaarde zijn ten opzichte van hetgeen er al is. Belangrijk daarbij is, de bestaande structuren met elkaar te verbinden en daar waar mogelijk en noodzakelijk deze aan te vullen. • Tenslotte dient de voorziening laagdrempelig te zijn, dicht bij de burger. We hebben het dan over een voorziening in iedere kern, waarbij men niet schroomt om naar binnen te stappen.
2. De doelgroep De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) richt zich op de doelgroep “de kwetsbare burger”. Wanneer spreken we van een kwetsbare burger? Dat is een breed begrip. Vaak hebben we de neiging om vanuit voorzieningen te redeneren en daarbij de relatie te leggen naar ouderen en gehandicapten. Natuurlijk zijn voorzieningen zoals hulpmiddelen een belangrijk onderdeel binnen de WMO en natuurlijk zijn dit burgers waaronder relatief veel behoefte aan ondersteuning bestaat. Maar de reikwijdte van de WMO is breder. Kleine kinderen zijn ook kwetsbaar en hebben daarom ondersteuning nodig van met name ouders en opvoeders. Maar ook de ouders kunnen op hun beurt kwetsbaar zijn, als zij bij de opvoeding tegen zaken aanlopen waar ze geen raad mee weten en dus behoefte hebben aan een stukje ondersteuning. Mensen met lichamelijke beperkingen hebben vaak hulpmiddelen nodig of hulp bij het huishouden. En mensen met psychische beperkingen kunnen vaak niet zelfstandig hun zaakjes regelen. Of allochtone burgers die de Nederlandse taal nog niet goed beheersen hebben iemand nodig die hen wegwijs maakt. En zelfs iemand die een ander ondersteuning biedt kan daardoor zélf behoefte krijgen aan ondersteuning, denk aan een overbelaste mantelzorger. En zo zijn er nog veel meer “kwetsbare burgers” te bedenken. Niet alleen de burger heeft behoefte aan informatie, maar ook professionele instellingen. Zo zou bijv. St. MEE graag ten behoeve van een cliënt willen weten hoe in Nuth een aanvraag voor een voorziening gedaan moet worden, of een zorgaanbieder krijgt van een patiënt de vraag welke activiteiten er in het kader van het Meer Bewegen voor Ouderen in Nuth geboden worden. In het algemeen weten professionele instellingen vrij snel de weg te vinden, maar beslist zullen zij gebaat zijn bij korte lijnen. 3. Het bereiken van de doelgroep Wij willen de hierboven omschreven doelgroepen, dus de kwetsbare burger én professionele instellingen, zo optimaal mogelijk voorzien van informatie. Cruciaal daarbij is de vraag hoe wij hen kunnen bereiken, of met andere woorden: hoe maken wij de informatie zo toegankelijk mogelijk?
2
In onze visie kan dat op twee manieren: 1. Informatie brengen, en/of 2. informatie laten halen. Ad 1, informatie brengen In hoofdstuk 2 hebben we geconcludeerd dat de doelgroep breed is. Dat maakt het onmogelijk om vast te stellen wie behoefte heeft aan informatie, immers: niet iedere oudere heeft ondersteuning nodig en niet alle ouders hebben hulp/advies nodig bij de opvoeding van hun kinderen. Maar we kunnen ons wel een beeld vormen van de doelgroepen waarbij behoefte aan ondersteuning naar verwachting relatief hoog zal zijn; kinderen/jeugdigen, ouderen, lichamelijk- en geestelijk gehandicapten, allochtonen, verslaafden, en mantelzorgers en vrijwilligers. Voor een belangrijk deel zijn deze ook persoonlijk in beeld te brengen. Zo kunnen we uit het GBA filteren wie bijv. 70 jaar of ouder is, of op basis van verstrekte voorzieningen weten wie functiebeperkingen heeft. Aangezien dit voor een belangrijk deel inzichtelijk te maken is, kunnen we deze personen persoonlijk benaderen. Wij kunnen hen voorzien van informatie zodat zij op het moment dat ze dat zelf nodig achten, weten waar zij voor hun zorgvraag terecht kunnen. Een rol daarvoor zou gelegd kunnen worden bij de seniorenadviseurs. Aangezien deze zich op dit moment richten op een beperkte doelgroep (senioren), zouden deze uitgebreid en opgeleid moeten worden tot “WMO-adviseurs”. Aansturing zou moeten plaatsvinden door MaDi (ouderenwerker/jeugd- en jongerenwerker/Algemeen Maatschappelijk Werk). Deze adviseurs moeten niet alleen voeling hebben met de burger, maar ook de professionele instellingen. Deze kunnen namelijk aangeven waar behoeftes en leemtes zitten. Ad 2, informatie halen Op tal van plaatsen ligt informatie die voor de burgers van belang kan zijn: bij het zorgloket, het ouderenwerk, het jeugd- en jongerenwerk, zorgaanbieders, patiënten- en belangenorganisaties, ziektekostenverzekeraars, enzovoorts. Voor de burger is het daarom een ware zoektocht om met hun vraag aan het juiste loket te komen. Daarom moet er voor de burgers één punt zijn waar zij terecht kunnen met hun vraag. Hier wordt hun vraag in behandeling genomen of doorgeleid naar het juiste loket. Iedere kern moet zijn voorzien van zo’n punt; een wijksteunpunt. In een wijksteunpunt komen diverse disciplines bij elkaar. In een aantal gevallen fysiek, maar vooral het aan het wijksteunpunt gekoppelde netwerk (back-office) is hierbij essentieel. Of ik nou een vraag heb over wietgebruik van mijn kind, of over de mogelijkheden om te sporten voor ouderen, of een rollator wil aanvragen, of mijn zoon met geestelijke beperkingen voor het eerst zelfstandig wil gaan wonen, of graag met een maatschappelijk werker wil spreken, enzovoorts, enzovoorts. Als ik een vraag heb over zorg, moet ik terecht kunnen in een wijksteunpunt. In een wijksteunpunt moet men dus terecht kunnen voor alle vragen m.b.t. zorg ingevolge de WMO. Een informatie en adviesfunctie dus. Maar daarnaast moet men daar ook terecht kunnen voor recreatieve- en welzijnsfuncties. In het volgende hoofdstuk gaan we hier nader op in. 4. De wijksteunpunten Idealiter zou een wijksteunpunt de volgende functies kunnen omvatten: o o o o o o o o o
huisartsenpost apothekerspost praktijk voor fysiotherapie informatie- en advies dagopvang c.q. –verzorging gezamenlijke maaltijdverstrekking ontmoetingsfunctie sport- en bewegingsactiviteiten consultatiebureau 3
o o o o o o
opvang vereenzaamde personen (nu 1 op 1 door vrijwilligers) postkantoor of bank (pinautomaat) GGD-informatiepunt wijkagentpost zorgdienst(en) (bijv. bloedprikdienst) internetvoorziening.
4.1 Wijksteunpunt als netwerk/backoffice Wijksteunpunten zijn niet nieuw in onze gemeente. In 2003 hebben wij in het kader van de beleidsnotitie “Uitvoeringsprogramma Wonen, Welzijn, Zorg, de eerste aanzet daartoe gemaakt. Op dit moment hebben wij daarom al een aantal wijksteunfuncties, maar die beperken zich enerzijds tot de doelgroepen ouderen en gehandicapten, en anderzijds zijn ook de functies beperkt. Maar onze ervaringen hebben ons geleerd dat het niet mogelijk is om in iedere kern een breed wijksteunpunt zoals in voorgaande paragraaf genoemd in fysieke zin te kunnen aanbieden. Dit heeft vooral te maken met de schaalgrootte van de kernen in relatie tot efficiënte bedrijfsvoering van professionele instellingen. Zo is het bijvoorbeeld voor een zorgaanbieder niet rendabel om dagopvang- en dagverzorging aan te bieden in een kern als Vaesrade en Wijnandsrade. Simpelweg omdat in die kernen relatief gezien te weinig behoefte daaraan is. Mensen die wél voor deze functies geïndiceerd zijn worden vervoerd naar de zorginstellingen waar die zorgfuncties verleend worden. Ook bancaire functies zijn in deze kleine kernen uit economisch oogpunt niet aantrekkelijk voor ondernemers. Huisartsen, apothekers en fysiotherapeuten zijn al gevestigd en verhuizing naar een wijksteunpunt vergen (te) fikse investeringen. Maar, een wijksteunpunt dient méér te zijn dan een gebouw waar men terecht kan voor meerdere functies. Het achterliggende netwerk (zeg maar het “backoffice”) is minstens zo belangrijk, zo niet nóg belangrijker. Daarmee kunnen er relaties/contacten gelegd en onderhouden worden met partners die niet fysiek in het wijksteunpunt deelnemen. Dit netwerk hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden, want iedere partner heeft al een eigen netwerk. Voorbeelden van contacten: JIT, hometeams, Stuurgroep WWZ, LOON en ION, Adviesteam WMO, Bureau VSV, ..... We hebben het hier over professionele overlegstructuren, maar ook andere contacten kunnen het netwerk versterken, denk bijvoorbeeld aan de directeuren van de basisscholen die hun leerlingen (en vaak ook de gezinssituaties) goed kennen, de maaltijdbezorgers van de UVV die een duidelijke signaleringsfunctie hebben, of voorzitters van buurtverenigingen die hun buurt en buurtbewoners kennen. Het is nu zaak om al die contacten in beeld te krijgen, te bezien of zij een bijdrage kunnen leveren aan het netwerk en tenslotte te bezien hoe zij met elkaar verbonden kunnen worden. Op deze manier reikt het wijksteunpunt verder dan alleen het fysieke punt zou doen vermoeden en wordt daarmee een verreikende voorziening. 4.2 Wijksteunpunt als fysieke voorziening Zoals gesteld is het netwerk dat “achter” een wijksteunpunt zit, het hart van de voorziening. Maar toch moet er ook een fysieke voorziening zijn. Men moet immers ergens terecht kunnen met de vraag. En dat moet laagdrempelig zijn. Laagdrempelig betekent enerzijds letterlijk dichtbij, in de buurt. Dus in iedere kern. Anderzijds laagdrempelig omdat het niet stigmatiserend dient te zijn. De omgeving hoeft niet te zien dat een burger die naar binnenstapt wellicht een probleem heeft en voor informatie of advies daarvoor komt. Hij zou net zo goed kunnen komen voor een maaltijd, een kopje koffie te drinken, of om mee te doen aan een bewegingsactiviteit. Daarom biedt een wijksteunpunt naast een duidelijke informatie- en adviesfunctie ook welzijns- en zorgdiensten aan.
4
In onze vijf kernen kunnen de volgende wijksteunpunten/-functies ondergebracht worden. 4.2.1 Nuth Wijksteunpunt De Pastorij, Pastorijstraat*. • Dagopvang* • Dagverzorging* • Trombosedienst* • Maaltijdverstrekking* • Informatie en advies • Welzijnsdiensten, o.a. ontmoetingsfunctie* * = reeds gerealiseerd 4.2.2 Schimmert Woonzorgcomplex Weidehof, Weidestraat*. • Dagopvang* • Dagverzorging* • Trombosedienst* • Maaltijdverstrekking* • Informatie en advies • Welzijnsdiensten, o.a. ontmoetingsfunctie* * = reeds gerealiseerd 4.2.3 Hulsberg Verzorgingshuis Panhuys van Sevagram, Panhuys* • Dagopvang* • Dagverzorging* • Trombosedienst* • Maaltijdverstrekking* • Informatie en advies • Welzijnsdiensten, o.a. ontmoetingsfunctie* * = reeds gerealiseerd 4.2.4 Wijnandsrade Gemeenschapshuis Wijnandsrade Op dit moment wordt door de mogelijke participanten en het bestuur van het gemeenschapshuis bezien wat de mogelijkheden zijn. De verwachting is dat er voldoende mogelijkheden zijn om hier een wijksteunfunctie te realiseren. Er wordt dan primair gedacht aan de volgende activiteiten: • • • • • *
Trombosedienst* Maaltijdverstrekking Informatie en advies Welzijnsdiensten, o.a. ontmoetingsfunctie* Bewegingsactiviteiten voor ouderen* = reeds gerealiseerd
4.2.5 Vaesrade Op dit moment wordt onderzocht of en hoe in samenwerking met INNOVO en SKN een wijksteunpunt gerealiseerd kan worden in/aan de school. Er wordt dan primair gedacht aan de volgende activiteiten: • Trombosedienst • Maaltijdverstrekking • Informatie en advies • Welzijnsdiensten, o.a. ontmoetingsfunctie
5
4.3 Personele bezetting fysiek steunpunt Voor zover het gaat om zorg- en welzijnsdiensten, zullen onze zorgpartners daarin ook een fysieke rol spelen. Zo zullen de dagopvang en –verzorging geleverd worden door bijv. Ciccero of Sevagram. Dat geldt ook voor de maaltijdverstrekking, waarbij mogelijk ook de UVV een functie heeft. Voor andere welzijnsdiensten zal in de uitvoering een (coördinerende) rol voor MaDi/ouderenwerker/AMW vereist zijn. En de trombosedienst wordt uitgevoerd door Atrium/Orbis. Een bijzonder punt van aandacht heeft de informatie- en adviesfunctie. Zoals gesteld, is deze functie breed georiënteerd en dat maakt het moeilijk deze door één persoon te laten vervullen. Ook uit het oogpunt van efficiency (bijv. de continuïteit) is dat niet wenselijk. Daarom gaat onze voorkeur uit naar een roulerend spreekuur. Aan de hand van een overeengekomen schema kunnen bijvoorbeeld het gehandicaptenplatform, het WMO-platform, de ouderenwerker, de medewerker Zorgloket, de seniorenvoorlichters, Ciccero, St. Radar en dergelijke per tourbeurt spreekuur houden. Dit biedt de volgende voordelen: 1. de inzet per instelling wordt beperkt gehouden, 2. de betreffende instelling heeft gemakkelijker “toegang” tot de zorgvrager; men is in de wijk aanwezig. Zo kan bijvoorbeeld het Zorgloket, maar ook de ouderenwerker en het Algemeen Maatschappelijk Werk spreekuur houden in het wijksteunpunt (decentralisatie van haar spreekuurfunctie), 3. men kan elkaar vervangen; ook bijv. de ouderenwerker of seniorenvoorlichter kan een aanvraagformulier voor een WMO-aanvraag uitreiken, 4. de continuïteit is gewaarborgd, 5. deskundigheidbevordering; de participanten zullen zich (moeten) verdiepen in de activiteitenaanbod/doelstelling/werkzaamheden/taken van de andere partners. Dit om een goede doorverwijzing te waarborgen. Deze partners bieden dus fysiek hun diensten aan, maar houden daarmee ook contact met het achterliggende netwerk, zoals MEE, JIT, Bureau VSV, hometeams, AMW, enzovoorts.
Coördinatie
In voorgaande hoofdstukken is aangegeven dat er al legio van contacten en netwerken zijn. Maar dit betreffen “eigen” netwerken van individuen en separate instellingen. De kunst is nu om deze met elkaar te verbinden, een samenhang in aan te brengen, zodat er sprake is van één netwerk. Daarvoor is coördinatie noodzakelijk. Een coördinator die fungeert als spin in het web, de helikopterview heeft, verbanden legt, het netwerk onderhoudt, aanspreekpunt is, afspraken maakt en partners daaraan verbindt. Deze coördinatie zou kunnen liggen bij MaDi. De personele bezetting van een wijksteunpunt kan dus door meerdere personen c.q. instellingen plaatsvinden, eventueel zelfs gelijktijdig. De coördinator is echter de vaste persoon/instelling die verantwoordelijk is voor het geheel. 5. Ondersteunende activiteiten Ter ondersteuning van de participanten, kan gedacht worden aan de volgende activiteiten: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Een virtueel wijksteunpunt (website, computers, internet) Folders van (zorg)instellingen Een zorggids (sociale zorgkaart Nuth) Een “informatiedrager” .......... ..........
Ad 4, “informatiedrager” Deze benaming spreekt niet voor zich en behoeft daarom enige toelichting.
6
De meeste mensen hebben een vloed aan informatie welke zij bij contact met/bezoek aan diverse instanties nodig hebben. Bijvoorbeeld informatie van de ziektekostenverzekeraar, voorzieningen AWBZ en WMO, apotheek, huisarts, fysiotherapeut, specialisten, verpleeginstellingen, enzovoorts. Deze informatie is meestal zeer variërend; namen van behandelend specialisten, klantnummers en polisnummers, persoonlijke codes, te gebruiken medicatie, informatie over voorzieningen zoals beschikkingen en bruikleenovereenkomsten, enz. enz.. Vaak is het voor mensen, zeker als er sprake is van lichamelijke en/of psychische beperkingen, een probleem om de gevraagde informatie boven water te halen, waardoor de spreekwoordelijke schoenendoos op tafel komt. Ervan uitgaande dat daaraan behoefte bestaat (om dat vast te stellen zal er marktonderzoek moeten plaatsvinden) zou een “informatiedrager” uitkomst kunnen bieden. Wij zien een informatiedrager als een medium dat een gebruiker kan raadplegen en dat snel de benodigde informatie naar boven haalt. Maar ook aan “de andere kant van het loket”, bijvoorbeeld de huisarts waar men naar toe gaat, zou deze informatie moeten kunnen inlezen. Maar hoe moet die informatiedrager er dan gaan uitzien? Er is van alles zelf te bedenken, zoals de bundeling van informatie in een klapper, of digitaliseren en opslaan op een chip op creditcardformaat, of misschien moet dat wel in de vorm van een persoon of instelling die onze burger hierin bijstaat. Kortom, we weten het nog niet en binnen de gemeentelijke organisatie ontbreekt het ons ook aan specifieke deskundigheid om dit te onderzoeken. Ook hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk, en misschien zelfs de ontwikkeling van een nog niet bestaand product. We hebben de Hogeschool Zuid, Social Studies, bereid gevonden het marktonderzoek voor ons uit te voeren. Daardoor zijn we niet gebonden aan een commerciële marktprijs daarvoor. Mevrouw Marianne Pouwels zal dit traject vanuit de Hogeschool Zuid gaan begeleiden. 6. Punten van aandacht 1. De participerende partijen hebben uiteraard hun beperkingen qua inzet van personeel en materieel voor wat betreft de fysieke invulling van wijksteunpunten. Wellicht kunnen zij op één of twee plaatsen een fysieke bijdrage leveren, maar om dat op vijf plaatsen in te vullen wordt vaak een stuk moeilijker. Daardoor kan het ene wijksteunpunt fysiek meer bieden dan het andere. 2. Er zal een duidelijke afbakening moeten zijn t.a.v. de inhoudelijke reikwijdte van de wijksteunpunten. Het moet niet zo zijn, dat een wijksteunpunt de functies van andere voorzieningen volledig overneemt. Bijvoorbeeld: misschien dat burgers deze weg ook willen gaan gebruiken voor bijvoorbeeld vragen of klachten over openbaar groen, onderhoudstoestand van trottoirs en wegen, of milieu (dumpen van afval e.d.). Maar daarvoor heeft Openbare Werken al een meldpunt/klachtenlijn. We moeten dus bewaken dat het wijksteunpunt zich “beperkt” tot de strekking zoals bedoeld in de WMO. 3. Wij gaan ervan uit dat wijksteunpunten worden gerealiseerd binnen bepaalde voorzieningen zoals een school (Vaesrade), gemeenschapshuis (Wijnandsrade), Verzorgingshuis (Hulsberg en Nuth) en woonzorgcomplex (Schimmert). Enerzijds bespaart dat investeringskosten, anderzijds kan dan efficiënt gebruik gemaakt worden van reeds aanwezige voorzieningen en diensten. Het kan echter ook beperkingen inhouden, omdat we dan afhankelijk zijn van de ruimte en functionaliteiten. 7. Middelen Per kern zal inzichtelijk gemaakt moeten worden welke middelen noodzakelijk zijn, en door wie die gedragen worden. We onderscheiden daarbij investeringskosten (eenmalig) en exploitatielasten (structureel). Deze variëren per wijksteunpunt, omdat deze per kern er anders zullen uitzien.
7
Ook de kosten voor de in hoofdstuk 5 genoemde ondersteunende activiteiten dienen in beeld gebracht worden. Aangezien de wijksteunpunten nog in ontwikkeling zijn (vooral in Vaesrade en Wijnandsrade, waar nog een locatie zoeken), is het moeilijk om t.a.v. de investeringskosten al een concrete begroting te maken. Grofweg denken wij aan de volgende investeringen: • Meubilair: € 500 x 5 wijksteunpunten € 2.500 • Deskundigheidsbevordering (3 jaren) WMO-adviseurs € 5.000 x 3 = € 15.000 algemeen € 3.000 x 3 = € 9.000 € 30.000 ICT € 2.000 x 3 = € 6.000 • Computers: € 1000 x 5 wijksteunpunten € 5.000 • Internetaansluiting: € 500 x 5 wijksteunpunten € 2.500 Totaal investeringskosten € 40.000 Stelpost: informatiedrager (marktonderzoek en produktontwikkeling); zie hfd. 5: € 50.000
Dekking: bijdrage Groene Kruis € 90.000 T.a.v. exploitatielasten (op jaarbasis) schatten wij de volgende kosten in: • Huurkosten: € 2000 x 5 wijksteunpunten € 10.000 • Energiekosten: € 500 x 5 wijksteunpunten € 2.500 • Vergaderkosten (koffie e.d.) € 500 x 5 wijksteunpunten € 2.500 • Webhosting: € 500 € 500 Totaal exploitatielasten € 15.500
Dekking: er zal een verdeelsleutel vastgesteld moeten worden t.a.v. de financiering van deze kosten door de verschillende participanten. Natuurlijk hebben wij als gemeente daarin ook onze verantwoordelijkheid. • •
Verwerkt in gemeentelijke conceptbegroting 2008 + 2009: Bijdrage ketenpartners + event. maatregelen (zie verder) Totaal
€ 10000 € 7000 € 17000
Mochten de gemeentelijke middelen zoals opgenomen in onze conceptbegroting samen met de bijdrage van de ketenpartners ontoereikend zijn, zal WeBu een voorstel indienen om binnen de huidige producten (o.a. ouderenbeleid en jeugdbeleid) een taakstelling door te voeren. Dat zal als gevolg hebben dat er een versobering in de activiteitensfeer kan plaatsvinden. Indien nodig, zal terzake een nadere onderbouwing/voorstel volgen. Tenslotte wordt opgemerkt dat kosten van inzet “in natura” in bovenstaande niet zijn meegenomen. We denken daarbij m.n. aan de personele kosten. In de praktijk leveren verschillende instellingen nl. ook “mankracht”. Wij gaan ervan uit dat dit echter geen additionele kosten zijn, omdat de betreffende medewerkers niet additioneel ingezet worden, maar alleen op gezette uren van werkplek veranderen. 8. Marsroute/stappenplan • • • • • • •
Aanstellen/benoemen/aanwijzen coördinator wijksteunpunten In beeld brengen van contacten en netwerken Zoeken naar mogelijkheden deze met elkaar in samenhang te brengen Onderzoeken welke partners fysiek in wijksteunpunten kunnen deelnemen Onderzoeken welke partners in het backoffice kunnen/willen deelnemen Onderzoeken welke informatie en/of diensten zij kunnen aanbieden Onderzoeken welke faciliteiten vereist zijn
8
• • • • •
Onderzoeken welke ondersteunende faciliteiten gewenst zijn Opstellen (roulerend) schema bezetting/activiteiten per wijksteunpunt Intentieovereenkomst/convenant Opstellen profielschets WMO-adviseurs Eventueel de seniorenadviseurs trainen tot WMO-adviseurs
9. SMART
Specifiek In iedere kern een wijksteunpunt realiseren waarin een gecombineerd aanbod plaatsvindt van informtie/advies en welzijns-/zorgactiviteiten, afgestemd op de lokale mogelijkheden. Een wijksteunpunt richt zich op de “kwetsbare burger” zoals bedoeld in de WMO én op professionele en semiprofessionele instellingen. Het is een laagdrempelige voorziening en ligt dicht bij de burger. Het wijksteunpunt is een aanvulling op hetgeen gemeente en aanbieders op dit moment al aanbieden. Het wijksteunpunt is een fysieke voorziening, dat daarnaast beschikt over een uitgebreid achterliggend netwerk. Hierdoor kan een vraag eventueel aan het loket worden beantwoord, of middels dit netwerk naar de juiste plaats verwezen worden. De burger kan niet alleen komen “tanken” in een wijksteunpunt, maar ook kan informatie naar de burger gebracht wordt. Daartoe zullen vrijwillige WMO-adviseurs getraind worden. Een zeer belangrijke rol is weggelegd voor een coördinator.
Meetbaar Vijf wijksteunpunten; in ieder kern één. Met deze voorzieningen willen wij vooral informatie, maar ook zorg- en welzijnsactiviteiten zo toegankelijk c.q. bereikbaar mogelijk maken. Hierdoor wordt de weg voor de burger korter en duidelijker. Feitelijk is er nog maar één weg (nodig). Wetenschappelijk zal het moeilijk zijn om te meten of we in onze opzet slagen, maar bijvoorbeeld de WMO-adviseurs zullen dat in hun contacten met de burgers kunnen signaleren.
Acceptabel Uit contacten met aanbieders en politici is duidelijk dat wij allen streven naar voorzieningen, ook in de kleine kernen, dicht bij de burger. Dit voorstel past daarin.
Realistisch Voor een deel zijn we al begonnen met de vorming van wijksteunpunten i.h.k.v. de WWZ. Deze dienen nu op basis van de notitie “Wijksteunpunten in Nuth, een verreikende verrijking” verder ontwikkeld te worden.
Tijdgebonden In een aantal kernen hebben we al wijksteunpunten (die wel nog verder ontwikkeld moeten worden), in twee andere kernen (Vaesrade en Wijnandsrade) zijn die er nog niet. Dat betekent dat de ontwikkelingen in de diverse kernen niet parallel aan elkaar zullen verlopen. Conform het “uitvoeringsprogramma WWZ” streven wij ernaar in 2010 in iedere kern een wijksteunpunt te hebben dat conform de notitie “Wijksteunpunten in Nuth, een verreikende verrijking” is vormgegeven.
9