Wie is Bata? en wat wil by
DOOR J.GROOT EC. DRS.
WIE IS BATA EN WAT WIL HIJ
WIE IS BAT'A EN WAT WIL HIJ
DOOR
J. GROOT, Ec. Drs.
UITGAVE N.V. DRUKKERIJ ALBANI, DEN HAAG 1939
INLEIDING
Thomas Bat'a 1), de grondlegger van het groote Bata-bedrijf in Zlin (Tsjecho-Slowakije), stamde uit een eenvoudige schoenmakersfamilie, waarin reeds meer dan Brie honderd jaren het schoenmakersbedrijf, in den vorm van het zuivere handwerk, van vader op zoon was overgegaan. In 1876 geboren, groeide hij op in de harde leerschool van zijn Vader en hoewel hij reeds op jongen leeftijd geheel nieuwe wegen insloeg, zijn toch, zoo, als in dit boek telkens weer zal blijken, de lessen en ervaringen uit zijn jeugd, hem tot den dood toe bijgebleven. Zijn merkwaardige energie en zijn stoere werkkracht heeft hij ononderbroken gewijd aan het belang van de onderneming, welke zelf weer in dienst van de menschheid was gesteld. Voor zichzelve kende Thomas Bat'a geen eischen; zijn grootste geluk lag in den arbeid, om der wille van den arbeid; zijn hoogste voldoening in het succes, dat hij daarmede ten behoeve van anderen wist te bereiken. Begonnen als jongmaatje, met den schoenmakershamer in de hand, heeft hij zich weten op te werken tot de rij der allergrootste ondernemers, die de geschiedenis heeft gekend. Maar hij deed meer dan dat. Hij bouwde in zijn bedrijf een stelsel van economische en sociale organisatie, sterk afwijkend van de algemeen bekende methoden en met dit stelsel heeft hij de 1)
Spreek uit: Batja. 5
wereld het bewijs geleverd dat er geen wezelijke tegenstellingen bestaan tusschen de belangen van den arbeid en die van het kapitaal. Aan de hand van de bereikte resultaten heeft hij aangetoond dat het hoogste rendement in de onderneming slechts dan is te verkrijgen, wanneer het arbeidsproces zich voltrekt in een sfeer van socialen vrede, waarbij de belangen van alle samenwerkende krachten harmonisch op elkander zijn afgestemd. Toen in het jaar 1932 Thomas Bat'a op 56-jarigen leeftijd verongelukte, vreesden zeer velen dat daarmede ook aan de voorspoedige ontwikkeling van het bedrijf een einde zou zijn gekomen. Dit pessimisme werd niet bewaarheid, want al spoedig bleek ad.,. 4an Bat'a, een jongere halfbroer van Thomas, aan wien bij testamentaire beschikking, de leiding van het bedrijf was opgedragen, noch in de originaliteit van zijn denkbeelden, noch in doortastendheid, bij zijn voorganger ten achter stond. Onder het vruchtbaar beheer van Jan Bat'a, wien in het jaar 1937, op grond van zijn veelzijdige verdiensten, ook ten behoeve van de wetenschap, door de universiteit in Brno de doctorstitel honoris causa werd aangeboden, is het bedrijf zonder onderbreking gegroeid. Thomas Bat'a had zich een dagproductie van 100.000 paar schoenen als ideaal gesteld. Zeven jaren na zijn dood heeft zijn opvolger de productie tot bijna 180.000 paar per dag weten op te voeren. De opzienbarende resultaten door Bat'a bereikt, zijn niet het gevolg van toeval of geluk; zij zijn doelbewust opgebouwd en de methoden bij dezen opbouw gebezigd, dragen vOOr alles het karakter van eenvoud en volstrekte logics. 6
Dit boek geeft een beschrijving van de economische en de sociale structuur van het Bat'a bedrijf in Zlin. Ook in andere landen, binnen en buiten Europa, zijn Bat'a-fabrieken gevestigd, waarin men werkt volgens de richtlijnen door Thomas Bat'a gegeven. Toch is het organisatieschema in deze bedrijven geen copie van de werkmethode in Zlin. Hoe zou dat trouwens kunnen? Ieder land heeft een eigen volksaard, een eigen mentaliteit, een eigen wetgeving en eigen arbeidsverhoudingen. Slaafsche navolging van een elders gegeven voorbeeld zou dan ook nimmer tot gelijke resultaten kunnen leiden. De Bat'a-bedrijven in de verschillende landen dragen daarom elk een eigen karakter. Voor zoover het de details betreft, past de beschrijving in dit boek vervat, alleen op de toestanden zooals die in Zlin bestaan. Op enkele belangrijke verschillen tusschen de organisatiemethoden in Zlin en die in de Nederlandsche Bat'a-fabrieken to Best (N.B.), is in de tekst gewezen. Afwijkingen van ondergeschikten aard moesten echter, ten behoeve van de overzichtelijkheid van de geheele stof, buiten beschouwing worden gelaten. J. GROOT.
7
H O O F DS T U K
I
BAT'A EN DE BAT'A-GEEST.
Wie kennis wil nemen van vele merkwaardige bijzonderheden, welke aan het machtige Bat'a-bedrijf zijn verbonden, behoeft tegenwoordig de verre reis naar Zlin, de vestigingsplaats van het concern in Tsjecho-Slowakije, niet meer to ondernemen. Want zooveel literatuur is in de laatste jaren over Bat'a verschenen en zooveel fotomateriaal is er over de wereld verspreid, dat men een groot deel van zijn belangstelling kan bevredigen, gezeten in een gemakkelijken stoel aan den huiselijken haard. Het standaardwerk onder deze boeken is ongetwijfeld: „Thomas Bea Wort und Tat", waarin de sterke persoonlijkheid van Thomas Bat'a, den grondlegger van het bedrijf, tot leven wordt gebracht. Het eerste deel is door hem zelf geschreven; het is de aanvang van een autobiografie, welke helaas onbedindigd moest blijven, toen Thomas Bat'a in 1932 door een noodlottig ongeval doodelijk werd getroffen. Zijn trouwe medewerker, Anton Cekota, heeft daarna het geschrevene aangevuld met een reeks van typische publicaties, welke Thomas Bat'a in den loop der jaren tot zijn medewerkers had gericht en zoo is een boek ontstaan, dat den lezer van het begin tot aan het einde boeit door de sobere, maar sterke overredingskracht die er vanuit gaat 1). 1
8
) Thomas Bat'a Wort und Tat, Verlag Tisk, Zlin.
Belangrijk is ook het werk van Hyacinthe Dubreuil, getiteld: „L'exemple de Bat'a", waarin de organisatie van het bedrijf op duidelijke en onderhoudende wijze is beschreven 1). Zuiver wetenschappelijk en volkomen objectief is de publicatie van het Internationale Bureau van den Arbeid te Genéve, genaamd: „Les conditions de travail dans une entreprise rationalisee" en samengesteld door Paul Devinat, waarin een nauwkeurige beschrijving wordt gegeven van den opbouw en van de sociale consequenties van het Bat'a-stelsel 2 ). Vermelding verdient verder het werk van Eugen Erdely: „Ein Schuster erobert die Welt", een boek dat niet pretendeert wetenschappelijk te zijn, maar meer is bedoeld als een vlotte reportage van alles wat in Zlin valt te zien en te beleven 8). Interessant fotomateriaal vindt men vooral in het propagandawerkje: „Zlin, die Stadt der Mitarbeit" 4 en in „Bat'a, Menschen and Werk", een boek, dat helaas slechts in duizend exemplaren is gedrukt en niet wordt verkocht. De korte opsomming, hiervoren gegeven, streeft geenszins naar volledigheid. Vooral in de Tsjechische taal is uit den aard der zaak veel over Bat'a en het Bat'a-bedrijf gepubliceerd. Dit ongetwijfeld belangrijke materiaal is echter door gebrek aan kennis van de taal, geheel aan mijn beoordeeling onttrokken. Toen ik het besluit had genomen de reeds bestaande )
1) H. Dubreuil, L'Exemple De Bat'a, Edition Bernard Grasset, Paris. 2) Les conditions de Travail dans une Enterprise Rationalisee. Revue Intern. Du Travail, Volume 21, Genéve. 8 ) E. Erdely, Ein Schuster erobert die Welt, Verlag A. Kanler, Leipzig. ) Anton Cekota, Zlin, Die Stadt der Mitarbeit, Verlag Tisk, Zlin.
9
literatuur over dit onderwerp met een nieuw boek uit te breiden, begon ik het werk van mijn voorgangers met ernst te bestudeeren. Ik trachtte het fotomateriaal tot mijn geest te laten doordringen en doordat ik mij bovendien liet voorlichten door menschen, die het bedrijf van nabij kennen, was ik geneigd te gelooven, dat ik reeds voor mijn vertrek naar Zlin in staat was mij een beeld te vormen van wat zich daar in -het groote Bat'a-bedrijf afspeelt. Zooveel had ik toen reeds gehoord en gelezen, dat ik in de veronderstelling yen. keerde in Zlin niet veel nieuwe indrukken meer te zullen opdoen en het veel meer mijn taak zou zijn om datgene, wat ik reeds had vernomen, ter plaatse aan de feiten te toetsen. Dat dit een groote vergissing was bleek al zeer spoedig. Men kan zich van het Zwitsersche natuurschoon geen indruk vormen door de bestudeering van reisgidsen, hoe voortreffelijk die ook geschreven mogen zijn en evenmin kan men het groote werk van de Bat'a's naar waarde schatten, zoolang men het niet met eigen oogen heeft gadegeslagen. Het imponeerende fabriekencomplex kende ik van de foto's; de voortreffelijke ziekenhuisinrichtingen, de ruime internaten en de moderne schoolgebouwen, bleken in werkelijkheid net zoo te zijn, als ik ze mij uit de verschillende beschrijvingen had voorgesteld. Maar wat op mij een onvergetelijke indruk maakte, juist omdat ik het bestaan ervan niet had vermoed, dat was de Bata' geest, die aan de menschen, zoowel als aan de dingen, in en om Zlin, een typisch karakter heeft gegeven. Eenerzijds wordt men getrof fen door de rustige evenwichtigheid, die het kenmerk is van een goed georganiseerd en zorgeloos bestaan en anderzijds dringt het geheele leven in Zlin naar 10
arbeid en naar het scheppen van nieuwe waarden. Dat is een heel merkwaardige belevenis, aan den invloed waarvan niemand ontkomt. Ilc wil trachten er een beschrijving van te geven en daarbij zal ik dan genoodzaakt zijn enkele feiten en omstandigheden te noemen, welke den buitenstaander op het eerste gezicht wellicht onwaarschijnlijk zullen voorkomen. Zulke feiten behoeven een nader bewijs, dat echter in deze inleidende samenvatting niet steeds is te geven, maar dat in verdere gedeelten van dit boek zal worden opgebouwd. Het was op een mistigen zomermorgen in 1932, dat Thomas Bat'a met zijn vliegtuig omlaag is gestort en daaronder is verpletterd. Zeven jaren is dat nu geleden, maar nog leeft de geest van Thomas Bat'a in Zlin, in elken straatsteen waarop men loopt en in ieder gebouw dat men ziet. En niet alleen in deze doode dingen. Ilc heb tijdens mijn verblijf in Zlin met tientallen Bat'a-menschen gesproken en samengewerkt en telkens weer heb ik bemerkt, dat in hun aller hart een plaats was ingeruimd voor den geest van Thomas Bat'a, die op het karakter van elk hunner zijn stempel drukt. Het is de geest van Thomas Bat'a, die het tempo van het bedrijf beheerscht en die de medewerkers maakt tot gelukkige en blijmoedige menschen. En misschien is dat wel de meest wonderlijke gewaarwording in Zlin. Tienduizenden menschen, die hun zwaren arbeid met vreugde verrichten en daarbij volkomen tevreden en opgewekt door het leven gaan. Reeds hier ben ik mij ervan bewust het geloof van den lezer niet te kunnen winnen, wanneer ik mij ertoe bepaal deze feiten te stellen. Terecht zal men van mij verlangen, dat ik dit wonder nader verklaar en aannemelijk 11
maak, want inderdaad behoort een stad, waarvan de overgroote meerderheid der bevolking bestaat uit gelukkige en blijmoedige menschen, tot de wonderen in onzen naargeestigen tijd. Biedt het leven in Zlin dan Been moeilijkheden; gaat alles daar langs gedffende paden en zijn daar niet de strubbelingen die voor ieder ander het leven tot een strijd maken? Het antwoord op deze vraag moet natuurlijk ontkennend luiden. Ook in Zlin heeft iedereen zijn moeilijkheden en ook daar zijn dagelijks groote en kleine levenszorgen te overwinnen. Het bijzondere is echter dat iedereen tegenover die moeilijkheden, een belangrijk tegenwicht heeft, dat hem de bezwaren veel minder sterk doet gevoelen. In de eerste plaats gaat het er dus om een verklaring te geven van het wezen van dit tegenwicht, dat als het ware de levensmoeilijkheden in balans houdt en ze daardoor hun zwaarwichtigheid ontneemt. Om deze verklaring te kunnen vinden, moet men zich verdiepen in den geest van Thomas Bat'a en nagaan welken invloed die op al zijn medewerkers heeft uitgeoefend. Thomas Bat'a was een sterke persoonlijkheid en hij beschikte over een verbeten wil. Hij had een zuiver afgebakend doel en wel dit, dat hij de wereld wilde laten profiteeren van zijn voortreffelijke ondernemerscapaciteiten. Dat hij zich van zijn taak tegenover de menschheid diep bewust was, blijkt uit zijn geheele levensbeschouwing en wel heel duidelijk daar waar hij zegt: „Ons leven is het eenige, dat wij niet als ons per„soonlijk eigendom molten beschouwen, omdat wij „voor den opbouw daarvan niets hebben gedaan. Het „werd ons alleen maar geleend en het is onze plicht 12
„dat leven aan onze nakomelingen in een meer vol„komen staat over te geven. Onze generatie, maar aneer nog onze nakomelingschap heeft daarom het „recht op een afrekening van ons leven”. Thomas Bat'a meende nu, dat het in verband met zijn aanleg en zijn capaciteiten, zijn hoogste plicht was de wereld van goede en goedkoope schoenen te voorzien. Van de twee milliard menschen die den aardbodem bevolken, gaat nog de heift barrevoets en Thomas Bat'a stelde zich als levensdoel, dit aantal te verminderen, zooveel als in zijn vermogen lag. Hij stond aan het hoofd van een groote onderneming en hij gevoelde dat zijn ondernemersfunctie hem plichten tegenover de gemeenschap oplegde; hij begreep dat hij zijn taak slechts dan met waardigheid zou vervullen, wanneer het hem gelukte zijn bedrijf ook daadwerkelijk tot nut van de menschheid aan te wenden. En nooit belting Thomas Bat'a een daad, welke met deze opvatting in strijd was. Hij werkte dag en nacht voor de verwezenlijking van zijn doel en hij eischte van ieder van zijn medewerkers de hoogste werkprestatie, die zij bij mogelijkheid maar konden leveren. Zoo ontstond het Bat'a-tempo. De productie werd voortdurend opgevoerd en van iedereen, van hoog tot laag, werd verwacht, dat hij alles in het werk zou stellen om de productiesnelheid weer te vergrooten. Het verlangen naar meer en steeds goedkooper schoenen beheerscht het doen en het denken van iedereen, die in het bedrijf medewerkt. Het arbeidstempo wordt voortdurend hooger opgevoerd; dag voor dag wordt met voile energie gewerkt en steeds blijft men nog uitzien naar middelen om die prestatie wederom te vergrooten. 13
Vele buitenstaanders hebben de bedoeling van dit alles miskend; zij meenden het voortdurend versnellen van de productie te moeten zien als een ernstigen vorm van uitbuiting, waaraan zelfs de levenslust en het zenuwgestel van alle medewerkers wordt opgeofferd. Zulke critiek is oppervlakkig en om verschillende reden ook onbegrijpelijk. In de eerste plaats wordt in het Bat'a-bedrijf in de meeste afdeelingen veertig-, in enkele acht en veertig uur per week gewerkt, verdeeld over vijf dagen. Zaterdag en Zondag zijn de wekelijksche rustdagen en zoo vraagt men zich dan in de eerste plaats af, of het niet onredelijk is van overinspanning te spreken, daar waar slechts gedurende vijf dagen in de week, acht, hoogstens negen uren wordt gewerkt, zelfs al is in dien tijd het arbeidstempo intensief. Daarnaast bestaat er echter een tweede, veel meer principieele reden, waarom van uitbuiting in het Bat'a-bedrijf nooit sprake kan zijn. Want als er inderdaad een systeem van uitbuiting bestond, dan moest er toch ook een uitbuiter aanwijsbaar zijn, aan wien het uitbuitingsvoordeel toeviel. Uitbuiterij is immers een volkomen ondenkbaar begrip, zoolang er geen uitbuiter bestaat. En zoo hebben wij ons dus af te vragen, wie tenslotte het voordeel geniet van het hoop opgevoerde arbeidstempo. Was dat Thomas Bat'a in het verleden en is dat Jan Bat'a nu? Oppervlakkig beschouwd lijkt dat inderdaad zoo te zijn. Thomas Bat'a was immers de man, van wien oorspronkelijk de bezieling uitging. Hij eischte steeds meer schoenen; hij zocht dagelijks naar wegen tot verlaging der productiekosten en daardoor tot vergrooting van de bedrijfswinst. Dat gelukte hem ook op uitnemende wijze en straks zal er nog gelegenheid zijn 14
te constateeren, welke enorme winstbedragen in de laatste zestien jaren uit het bedrijf moeten zijn verkregen. Maar nu komt de groote vraag. Wat deed Thomas Bat'a met die winst? Bouwde hij daar paleizen van, kocht hij renstallen of luxe zeiljachten, of at hij misschien van gouden serviezen? Niets van dat alles. Thomas Bat'a leefde als een sober mensch en hetzelfde doet de tegenwoordige leider Jan Bat'a, die na den dood van zijn halfbroer, diens levenswerk op voortreffelijke wijze heeft voortgezet. Maar wat gebeurde er dan wel met de winsten, die toch jaarlijks werden gemaakt, wanneer zij niet door de rechthebbenden werden genoten? Het antwoord op die vraag is eenvoudig, maar zeer belangrijk. Alle winst, welke sedert 1922 in het Bat'a-bedrijf is gemaakt, is onmiddellijk en tot den laatsten cent toe, opnieuw in het bedrijf belegd. Thomas Bat'a meende dat het zijn ondernemersplicht was, om de groote winsten, welke hij met behulp van zijn onderneming wist te maken, ook weer ten behoeve van die ondememing aan te wenden. En zoo groeide het bedrijf voortdurend en snel. Zoodra er winst was vrijgekomen, werden nieuwe fabrieken gebouwd en met de meeste moderne machines geinstalleerd, waardoor veel nieuwe • arbeiders aan het werk konden worden gesteld. Van deze menschen werd, zooals van alle anderen, een maximum prestatie gedischt, met behulp waarvan de toekomstige winsten weer konden worden vergroot. Was dit doel eenmaal bereikt, dan werd de nieuw verkregen winst aangewend tot het bouwen van scholen en internaten. Maar waarom gebeurde dit? Om de eenvoudige reden dat door de betere scholing der arbeiders het productietempo hooger zou kunnen worden opgevoerd. De 15
daaruit verkregen extra prestatie leidde wederom tot de verkrijging van grootere winst, welke nu b.v. werd gebruikt voor den bouw van ziekenhuizen en ambulatoria. En weer is de vraag: waarom gebeurde dat? Door de geneeskundige hulp en in het algemeen de geheele gezondheidsverzorging tot een ongekend hoog peil op te voeren, was het mogelijk de natuurlijke weerstandskracht van alle medewerkers te verhoogen. Dit uitte zich in een wederom gestegen arbeidsprestatie, die zich weerspiegelde in een vergroote schoenproductie, tegen lageren kostprijs, waaruit een steeds stijgende winst resulteerde. Uit de nieuwe winst groeide weer nieuwe fabrieken, werden weer duizenden werkkrachten in het bedrijf opgenomen en zoo is het aantal Bata-medewerkers in Tsj echoSlowakije thans tot drie en veertig duizend gestegen. Maar Bat'a deed veel meer dan aan deze drie en veertig duizend menschen brood en arbeid geven. Doordat men de voordeelen van de rationalisatie wist uit te buiten, de organisatie in de perfectie opvoerde en het arbeidstempo steeds verder omhoog bracht, vond men middelen om de verkoopsprijzen van schoenen in de geheele wereld te verlagen en daardoor de algemeene welvaart te bevorderen. Want als de consument, die vroeger voor een paar schoenen zeven gulden moest uitgeven, zijn behoefte aan schoeisel thans voor den prijs van drie gulden kan dekken, dan heeft hij vier gulden bespaard. Maar die vier gulden zal hij weer uitgeven; hij zal er allerhande goederen voor koopen en omdat in deze nieuwe vraag naar goederen moet worden voorzien, ontstaat een belangrijke werkgelegenheid, welke er vroeger niet was. Men kan dan ook werkelijk zeggen dat honderdduizenden arbei16
ders in de wereld hun bestaan hebben te danken aan het ondernemersinitiatief der Bat'a's. 1k geloof dat in deze feiten en omstandigheden in de eerste plaats de verklaring moet worden gezocht van datgene, wat ik in het begin van dit hoofdstuk met den naam van Bat'a-geest heb aangeduid. Thomas Bat'a sprak nooit van zijn „arbeiders", maar altijd van zijn „medewerkers" en dat was niet een kwestie van verschillende benaming zonder meer. Er bestaat inderdaad een principieel verschil tusschen een „Bat'a-medewerker" en een „arbeider", in de beteekenis die wij algemeen aan dat woord plegen toe te kennen. Sedert de tijden van Marx en Lasalle is bij welhaast alle arbeiders over de geheele wereld het bewustzijn gegroeid, dat het loon, dat zij als tegenprestatie voor hun arbeid ontvangen, steeds een bedrag vertegenwoordigt dat lager is dan de waarde van dien arbeid zelf. De zoogenaamde meerwaarde, dat is dus het verschil tusschen het uitbetaalde loon en de werkelijke waarde van het arbeidsproduct, zou een integreerend deel uitmaken van de ondernemerswinst, of anders gezegd, de ondernemer zou de zwakke economische positie van den arbeider uitbuiten in dien zin, dat hij hem de meerwaarde van zijn arbeid zou ontnemen, om die ten eigen bate aan te wenden. Met nadruk wijs ik erop, dat ik de juistheid of de onjuistheid van deze gedachte geheel buiten beschouwing wensch te laten en ik mij er alleen toe wil bepalen, te wijzen op het feit, dat juist in arbeiderskringen over de geheele wereld, de vorenomschreven meerwaarde-theorie gemeengoed is geworden en de algemeene instemming heeft gevonden. Alle leuzen met betrekking tot 17
den klassenhaat, den klassenstrijd en de kapitalistische uitbuiting, zijn tot de meerwaarde-theorie terug te voeren. En nu kan men over deze gedachte oordeelen zooals men verkiest, maar vast staat dat de doorsneearbeider, die nu eenmaal in de juistheid ervan gelooft, zijn werk niet in een geest van tevredenheid kan verrichten. De gedachte, iederen dag opnieuw door den ondernemer te worden uitgebuit en dagelijks een deel van zijn arbeidskracht te moeten offeren, om de winst en daarmede het persoonlijke welvaartspeil van den werkgever te dienen, moet inderdaad in hooge mate bekiemmend zijn. De levensvreugde van millioenen arbeiders, die aan de waarheid van deze theorie gelooven, moet daaronder wel in sterke mate te lijden hebben, want hoe zou men tevredenheid kunnen zoeken bij menschen, die meenen dagelijks te worden bestolen en daar volkomen machteloos tegenover staan. Bij Bat'a liggen de verhoudingen heel anders. Daar kan, zooals hiervoren reeds werd uiteengezet, de angst voor uitbuiting niet bestaan, omdat immers alle winst tot uitbreiding van het bedrijf en daardoor ten bate van de algemeene welvaart wordt aangewend. En terwijl nu millioenen arbeiders op de wereld ontevreden zijn, omdat zij meenen een deel van hun arbeidskracht te moeten offeren ten bate van den persoonlijken welstand van den werkgever, bestaat bij de Bat'a-medewerkers voor deze ontevredenheid niet de minste aanleiding, omdat zij immers met eigen oogen kunnen waarnemen hoe de gemaakte winst, waartoe ieder toch naar beste kunnen en weten zijn aandeel heeft bijgedragen, niet wegvloeit in de zak van den ondernemer en evenmin aan vreemde aandeelhouders wordt uitgekeerd, maar in het bedrijf 18
blijft en daar zijn verdere heilzame werking kan gaan aanvangen. En hier spreekt nu de geest van Thomas Bat'a. Hij heeft aan zijn medewerkers het groote doel van hun harden arbeid doen inzien. Omdat iedereen: werkt naar zijn beste krachten, omdat de arbeidsproductiviteit tot ongekende hoogte is opgevoerd, is de winst ontstaan en zijn de schoenen goedkoop geworden, waardoor aan honderdduizenden menschen werkgelegenheid kon worden verschaft. Iedere Bat'a-man gevoelt dat hij in dit groote werk zijn deel heeft bijgedragen en dat het zonder zijn voile medewerking ook nooit tot stand zou zijn gekomen. Het was niet Thomas Bat'a in het verleden en het is niet Jan Bat'a thans, aan wien de voortreffelijke bedrijfsprestaties moeten worden toegeschreven; neen, iedere Bat'a-man heeft in het bereikte resultaat zijn aandeel en daarom weet hij ook dat hij geen Bat'a-arbeider, maar een Bat'a-rnedewerker is. Menschen die voor Bat'a werken, leveren hun prestaties niet in den dienst en ten bate van Thomas of Jan Bat'a; zij werken uitsluitend in het belang van de onderneming, die zelf weer in dienst van de gemeenschap is gesteld. De Bat'a-medewerkers verdienen wekelijks een hoop loon, dat hun in staat stelt op voortreffelijke wijze te zorgen voor de instandhouding van hun gezin, maar daarnaast gevoelen zij bewust of onbewust nog de voldoening met hun arbeid tegelijkertijd een hooger doel te dienen. Bij alien leeft in meer of mindere mate het besef, dat mede door hun prestatie, werkgelegenheid en welstand in de wereld is verbreid en inderdaad, dat is een gedachte die mag stemmen tot tevredenheid en geluk. Ziehier dan de eerste en belangrijke grondslag, die een begrip geeft van den merkwaardigen Bat'a-geest, 19
maar daarnaast staan nog tal van andere verklaringsgronden. In de eerste plaats is daar dan de volledige bestaanszekerheid voor iederen medewerker. Wie bij Bat'a werkt en goed werkt, weet ook dat hij zonder eenige zorg den ouden dag tegemoet kan zien. Wanneer hij spaart, zooals Thomas Bat'a hem het sparen heeft geleerd, dan zal hij, wanneer zijn tijd gekomen is den arbeid te staken, verder ook als een gelukkig en vrij man kunnen leven. Materieele toekomstzorgen bestaan in Zlin bij niemand. In ieder gezin is er dan verder de zorg voor de opvoeding van kinderen, maar ook deze zorg heeft Bat'a belangrijk weten te verlichten. Reeds op jeugdigen leeftijd wordt het opgroeiende geslacht in de Bat'a-gedachte betrokken. Het voortreffelijke onderwijs dat Bat'a organiseert en betaalt is er geheel op ingesteld den jongen man reeds vroeg tot zelfstandigheid te brengen. Aan de opleiding der Bat'a-jeugd worden moeite noch kosten gespaard. Nauwkeurig wordt bestudeerd welke de individueele aanleg is van elk der leerlingen en iedereen wordt geleid in de richting die het best aan zijn capaciteiten beantwoordt. Zoo ontstaat dan de nieuwe Bat'a-generatie en het groote Bat'a-bedrijf verwacht de nieuwkomers met open armen. Door den snellen groei van den bedrijfsomvang bestaat er een voortdurende honger naar goede krachten op elk gebied; daarom is er ook voor ieder een plaats te vinden, die overeenstemt met aanleg en capaciteit en is aan elkeen de kans geboden in zijn komende leven langs den maatschappelijken ladder verder omhoog te klimmen. Is het te verwonderen, dat onder deze omstandigheden, de zorgen voor de 20
toekomst der kinderen in het Bat'a-gezin veel geringer zijn dan overal elders? Natuurlijk blijven er nog levensmoeilijkheden over. Ziekte en gezondheid, die het familie-geluk zoo sterk kunnen beInvloeden, zijn factoren, die ook Bat'a niet in de hand heeft. Maar toch is ook in deze richting alles gedaan wat mogelijk was en het resultaat van dit streven is geweest, dat de ziektekansen voor de bevolking in Zlin belangrijk zijn verkleind. De gezondheidscontrole is uiterst streng en de preventieve werking die daarvan uitgaat, is begrijpelijkerwijze zeer groot. De meeste ziektegevallen worden reeds in allereersten aanleg geconstateerd en omdat aan de genezing daarvan de meest voortreffelijke zorgen worden besteed, ligt het voor de hand dat in het algemeen de gezondheidstoestand van de bevolking uitstekend is. In het hoofdstuk, getiteld: „Gezondheidswezen in Zlin", is aan de hand van statistieken, verstrekt door het Tsjechische Bureau voor de Statistiek, aangetoond welke voortreffelijke resultaten de preventieve gezondheidscontrole, zooals die door Bat'a is georganiseerd, heeft opgeleverd. Ten slotte is er dan nog het vraagstuk van de woongelegenheid. Thomas Bat'a heeft begrepen dat een bekrompen, slecht geventileerde en slecht verlichte woning, van ongunstigen invloed moest zijn op de menschelijke psyche. Hij bouwde daarom uitgebreide woonwijken, waarin iedere arbeider een huis kan vinden tegen een huurprijs, welke abnormaal laag is te noemen. In een ander gedeelte van dit boek zal nog gelegenheid worden gevonden over den aard en de inrichting van die huizen te spreken, zoodat hier kan worden volstaan met erop te wijzen, hoe ook in deze 21
richting Thomas Bat'a heeft gewerkt om het levensgeluk van zijn medewerkers te verhoogen. Men mag dit niet zien als een vorm van liefdadigheid. Thomas Bat'a was tot in elk onderdeel van zijn doen en zijn denken een ondernemer, doch een filantroop, in de beteekenis die wij aan dat woord toekennen, was hij zeker niet. Wanneer hij al het mogelijke deed om de zorgen van zijn medewerkers te verminderen, dan deed hij dat omdat hij dat voor zijn onderneming noodig vond en om geen andere reden. Bij de noodzakelijkheid tot opvoering van de arbeidsproductiviteit, welke Thomas Bat'a steeds voor oogen stond, hechtte hij groote waarde aan den invloed van psychologische factoren. Hij hield er zich van overtuigd dat van een arbeider alleen dan een topprestatie was te verwachten, wanneer diens leven niet door zorgen werd bemoeilijkt. En omdat Thomas Bat'a nu eenmaal te alien tijde topprestaties verlangde, was hij wel genoodzaakt, de zorgen, waar mogelijk, uit den weg te ruimen. Alle maatregelen welke hij nam, tot het bereiken van dit Joel, waren de logische consequentie van zijn opvatting en met liefdadigheid hadden ze niets uitstaande. Hoe dit alles ook zijn moge, vast staat dat de Bat'amedewerker onder veel geringeren zorgendruk leeft dan de groote massa. Voegt men daarbij de rechtmatige vreugde die hij gevoelt, in de overtuiging een arbeid te verrichten, die de gemeenschap van nut is, dan heeft men, naar ik geloof, de grondslagen gevonden waarop de Bat'a-geest berust; dan heeft men tevens de verklaring gevonden van het zonderlinge feit, dat men in Zlin zooveel gelukkige en blijmoedige menschen aantreft. 22
In de harten van vele buitenstaanders, zal ondanks dit alles, toch nog twijfel blijven bestaan aan de eerlijkheid van het streven der Bat'a's, zooals dat hiervoren is beschreven. Men zal zich moeilijk kunnen indenken, dat er in onze wereld nog menschen bestaan als Thomas en Jan Bat'a, die bereid zijn de zwaarwegende zorgen op zich te nemen, welke aan de exploitatie van zulk een machtig bedrijf zijn verbonden, zonder daarbij hooge eischen voor zichzelf te stellen. Aan dezen twijfel zal echter een einde komen, wanneer men kennis neemt van de beschouwingen vervat in het testament van Thomas Bat'a en wel in dat deel waarin hij spreekt tot zijn familieleden en waarin hij de voorwaarden dicteert, waaronder hij aan hen het bedrijf overdraagt. In zijn laatste wilsbeschikking legde Thomas Bat'a namelijk de volgende diep menschelijke gedachten vast: „De eerste voorwaarde voor het welslagen van onze „ondememing is, dat jullie niet gelooven dat het bedrijf „alleen aan jullie toebehoort; dat het alleen voor jullie „zou bestaan. Onze onderneming werd niet opgericht „om aan de oprichters een bestaan te verzekeren. Het „waren hoogere beweegredenen, welke er ons toe „brachten, onze hartstochten en onze begeerten te „onderdrukken, voor zoover die het bedrijf zouden „kunnen schaden. Het is meerdere malen gebeurd dat „wij hadden besloten ons leven voor de onderneming „te offeren en verscheidene leden van onze familie zijn „ook daadwerkelijk aan de onderneming ten offer „gevallen. Wanneer men bereid is zulke offers te bren„gen, dan doet men dat niet alleen om zijn bezit te „beschermen. In de ontwikkeling van onze onderneming zien wij echter de ontwikkeling en de zekerstel23
„ling van de welvaart in ons geheele gebied. Het was „onze trots en de drijfveer tot verderen onvermoeiden „arbeid, te zien, hoe wij met onze onderneming, in ons „gebied, een nieuw, tot nog toe ongekend leven brach„ten; een leven, dat tegelijk met de ontwikkeling van „den algemeenen welstand en de opvoeding van het „volk, steeds beter zal worden. Het was het verlangen „naar scheppenden arbeid, het verlangen om groote „en steeds grooter wordende massa's menschen de „voordeelen deelachtig te doen worden, welke ons „bedrijf brengt aan onze medewerkers, alsook aan „onze klanten. „Zoolang jullie deze groote gedachte wilt dienen, „blijven jullie in overeenstemming met de menschheid „en de natuur. Zoo gauw echter iedereen alleen aan „zichzelf denkt en ophoudt met de onderneming de „menschheid te dienen, zijn jullie op deze wereld „overbodig geworden en zullen jullie ook ongetwij„feld ten val komezi.”
24
H O O F D S T U K
II
SADA EN HET ICAPITALISME.
Dat de wereld in de laatste zestig jaren, onder het regime van de kapitalistische productie-organisatie, aan welvaart heeft gewonnen, is een feit waaraan niet valt te tornen. De man die zestig jaar geleden zou zijn ingeslapen en die zich thans, na zijn ontwaken, rekenschap zou geven van de inmiddels ingetreden veranderingen, zou ongetwijfeld van blijde verbazing de handen ineenslaan. Van de arbeidsslavernij, die vroeger de menschen noodzaakte dagelijks de grenzen van hun physieke kracht te overschrijden, zou hij in onze verlichte maatschappij, waarin de menschheid van de 168 uren welke de week telt, er hoogstens 48 aan den arbeid pleegt te wijden, geen spoor meer terugvinden. Hij zou zich verlustigen in de geestelijke vrijheid en het ontwikkelingspeil van den modernen vakarbeider, maar zijn verbazing zou pas het hoogtepunt bereiken, wanneer hij constateerde hoe, den verminderden werktijd ten spijt, het productievermogen zoodanig was gestegen, dat de gemeenschap thans in alle opzichten veel beter met goederen is verzorgd dan op het moment waarop hij zijn zestig jarigen slaap inging en dat nog wel ondanks het geweldige bevolkingsaccres op onzen in ruimte toch beperkten aardbodem. Inderdaad, gemeten naar de technische resultateri, is de wereld er in de laatste decennia belangrijk op 25
vooruitgegaan. Dat onze generatie desalniettemin aan de kapitalistische productie-organisatie een minder warm hart toedraagt dan de man in het voorbeeld, moet juist worden verklaard uit het feit dat wij wakker bleven . terwig hij slie ►, waardoor wij in staat zijn geweest het ontwikkelingsproces in alle phasen mee te beleven. En het moet wel die belevenis zijn, die ons zoo weinig reden tot juichen heeft gelaten. Want tegelijk met de welvaartswinst, welke de menschheid heeft kunnen boeken, hebben klassenhaat en klassenstrijd, stakingen en uitsluitingen, hun intrede in de wereld gedaan. Werkgevers en werknemers hebben zich gesplitst in tegenstrijdige kampen, waarin alle belangentegenstellingen haarfijn worden uitgesponnen en de groote belangengemeenschap wordt vergeten. Omdat men elkanders hulp voor de totstandkoming van de productie nu eenmaal niet kan missen, komt men tenslotte tot een samenwerking die niet veel meer is dan een gewapende vrede, welke bij de minste storing in een oorlog ontaardt. Het zijn twee elkander kwaad gezinde paarden, die men voor de productiewagen heeft gespannen en het behoeft dan ook geenszins verwondering te wekken dat dit voertuig zoo dikwijls uit het rechte spoor loopt. De assen worden voortdurend gesmeerd; de kogellagers worden regelmatig vernieuwd en geperfectionneerd, om de snelheid te verhoogen, maar toch wordt met dat alles maar een fractie bereikt van de mogelijkheden welke zijn geboden. Zoolang de trekpaarden het met elkander niet kunnen vinden, zal de harmonie in den gang blijven ontbreken en zal slechts een gering gedeelte van de beschikbare kracht effectief kunnen worden benut. Het voorbeeld van Thomas Bat'a heeft aan de wereld 26
het bewijs geleverd dat het ook anders kan. Klassenbewustzijn, klassenhaat en klassenstrijd zijn begrippen, welke de Zliner arbeidsgemeenschap niet kent. In het Bat'a-bedrijf hebben alle medewerkers van hoog tot laag maar een belang, dat voor ieder van gelijke beteekenis is. Dat belang is de verkrijging van een zoo groot mogelijke productie, van goede kwaliteit, tegen den laagst mogelijken prijs. Voor de benadering van deze doelstelling is ieder individu in de eerste plaats op zijn eigen arbeidskracht aangewezen. Daarnaast is hij echter ook in sterke mate afhankelijk van alle anderen en in deze merkwaardige combinatie van individualiteit en collectiviteit schuilt het geheim van de arbeidsharmonie bij Bat'a. Het menschenmateriaal in Zlin is van nature niet beter en niet slechter dan elders en als desondanks de arbeid zich voltrekt in een storingsvrij gemeenschapsverband, dan komt dat alleen omdat ieder voor zich weet, dat hij door de hoogst mogelijke arbeidsprestatie te leveren, zijn eigen belang op de beste wijze dient. Onder de voortreffelijke resultaten, welke Thomas Bat'a heeft weten te bereiken,is dit misschien het meest opmerkelijke. Door middel van zijn organisatiestelsel, „de autonomie der afdeelingen, gekoppeld aan de deelgerechtigheid van iederen verantwoordelijken medewerker in de winst van zijn afdeeling", heeft hij den weg gevonden om alle productieve krachten in het bedrijf gelijk te richten en de controversen tusschen den arbeid en het kapitaal uit te schakelen. Twee krachten zijn het die het Bat'a-bedrijf een duurzamen voorsprong geven op alle mededingers in den concurrentiestrijd: de sociale vrede en de ongestoorde arbeidsharmonie. 27
Het heeft lang geduurd alvorens Thomas Bat'a zijn houding tegenover het kapitalisme en de ondernemingsgewijze georganiseerde productie definitief had bepaald. Tot zijn vijf en twintigste jaar was hij een overtuigd socialist en gevoelde hij een intuitieve haat tegenover de kapitalistische samenleving en alles wat daarmede samenhing. Hoe zwaar de innerlijke strijd was, welke hij heeft moeten voeren, voordat hij tot het besluit kwam zijn verdere leven aan het ondernemerschap te wijden, blijkt nergens beter uit dan uit zijn eigen beschrijving, zooals die voorkomt in „Thomas Bat'a Wort and Tat": „Wat mijn hoofd het meest verhitte", zoo schrijft hij daar, „was mijn toenmalige opvatting van de maat„schappij; mijn begrip van het leven, zooals ik mij dat „had gevormd uit de boeken van Tolstoi, uit de ge„dichten van Svatopluk Cechs en voor een groot deel „ook uit wat ik had gehoord van de menschen die tot „mijn omgeving behoorden. Ilc was collectivist, mis„schien een beetje communist, maar zeer beslist soda„list. De kapitalistische maatschappij was naar mijn „meening alleen goed voor slechte menschen, zooals „luiaards en uitbuiters. Ik voor mij droomde van het „eenvoudige leven van Tolstoi. Ilc nam mij voor, zoo„dra ik mijn schulden, of liever gezegd die van mijn „broer betaald had en bovendien nog sets zou hebben „overgehouden, een boerenhofstede te koopen, om „clan alleen zooveel te zaaien als ik voor mijzelf en „mijn familie noodig zou hebben. Steden bestonden „voor mij alleen om den landbouwer te onderdrukken; „fabrieken om van arbeiders slaven te maken. Zaken„menschen zag ik als parasieten, die slechts leven van „den arbeid van anderen. Als ik landbouwwerktuigen 28
„noodig zou hebben, dan zouden die moeten zijn ver„vaardigd in de gemeenschappelijke socialistische „fabrieken, zooals Zola die in zijn boek „Le Travail” „beschrijft. „Maar als ik op reis was en uitkeek uit het venster „van den trein, die mij door het Rijnland voerde, zag „ik het land bezaaid met fabrieken en enkele daarvan „waren schoenfabrieken. Ik zag mooie woonhuizen en „sterke, gezonde, goedgekleede menschen. Groote „schepen doorkliefden den Rijn en ik rekende uit hoe„veel voorraden aan voedingsmiddelen en andere „levensbehoeften zij vervoerden. Dat was alles voor „deze menschen. Toen begon ik te vermoeden waar „al die rijkdom en al die welstand vandaan kwamen. „Uit de stalen reuzen, die op bevel van de menschen „alles maken wat zij voor hun leven noodig hebben. „Deze schepen vervoerden waarschijnlijk producten, „welke hier overvloedig waren, naar zee, opdat koop„lieden in vreemde landen ze zouden kunnen omrui„len tegen zulke goederen, die de menschen hier noodig hadden. En die goederen werden nu daar weer „geladen in schepen, welke zich dan in eindelooze rij „naar den Rijn begaven. „Zoo ontstond in mijn van koorts -gloeiende hoofd „een gedachtenbeeld, waarin een fabrieksschoorsteen „op den voorgrond stond; dezelfde schoorsteen, waar„van mijn Vader had voorspeld dat ik die nog eens „zou bezitten. En ik stond te midden van al de stalen „reuzen; ik ordende hun samenwerking en ik riep: „Arbeidt, Arbeidt. „Maar dan was ook direct de socialist weer in mij „terug. Die verdrong het beeld van den fabrikant en „schold mij uit voor uitbuiter en slavenhouder. Neen, 29
„nooit zou ik zoo'n gehate fabrikant worden. Nooit en „nimmer verzekerde ik mijzelf. Als ik maar eenmaal „zooveel geld had dat ik de boerenhofstede zou kun„nen koopen Mijn oom Bat'a Vieck en de vele „arbeiders die ik dikwijls bezocht, verdreven dan den „socialist weer, wanneer ik zag hoe hun regelmatige, „zij het ook kleine verdienste, hun leven verbeterde. „Deze menschen keken mij dikwijls met verschrikte „oogen aan, wanneer zij ergens twijfel hadden hooren „uitspreken, of die Bat'a het op den duur wel zou kun„nen volhouden. Het was dan of het daarbij om hun „leven ging inplaats van om het mijne. Kon ik die men„schen in den steek laten? Wat zouden zij dan moeten „beginnen, voordat het collectivisme, of eenigerlei „socialistische ordening zou zijn gekomen? „Thuisgekomen vond ik verschillende catalogi van. „machinefabrieken. 1k begreep dat er in het ontzag„wekkende rijk der machines, een dwerg to vinden „moest zijn die mij zou kunnen redden 1 ). Die vond ik „ook inderdaad. Net was een zwilc-apparaat, dat de „productiviteit van den arbeid eenige malen ver„grootte en mij de tijdige nakoming van de aangegane „leveringsverplichtingen verzekerde. Ilc leerde zelf „eerst dezen stalen dwerg volkomen beheerschen en „daarna leerde ik het anderen. Ik organiseerde het „werk zoo dat alien er voordeel bij hadden. Toen „breidde ik met behulp van deze organisatie en van „andere, den vooruitgang dienende technische klei„nigheden, de productie zoodanig uit, dat zij zoowel „in hoeveelheid, alsook in kwaliteit, al spoedig groote 1 ) Thomas Bat'a beyond zich namelijk in groote moeilijkheden, doordat hij veel meer opdrachten had aanvaard dan hij kon uitvoeren, zoodat hij zijn leveringsverplichtingen niet kon nakomen.
30
„fabrieken overtrof, die zich intusschen met een veel „grooter kapitaal, op de vervaardiging van hetzelfde „artikel hadden toegelegd. Door dit snelle tempo ver„grootte zich de actiefzijde van mijn vermogen, terwig „het bedrag van mijn schulden zienderoogen kleiner „werd. Zoolang ik maar onafhankelijk bleef van „vreemd kapitaal, zoolang ik vocht voor mijn eigen „eer en die van mijn familie; zoolang ik werkte om ons „bestaan te verzekeren, zoolang was, naar ik had ge„lezen en ook om mij heen had gehoord, mijn arbeid „door moreele waarden volkomen gedekt. „Maar nu verloor ik allen grond onder de voeten. „Voor den arbeid had dit alles toch niets te beteeke„nen. Ik deed immers juist dat wat de menschen wil„den en wat zij ook noodig hadden. Ik verschafte hun „den arbeid, waarom zij mij zoo dringend vroegen; „ik verkocht mijn producten alleen aan diegenen, die „ze wenschten en die er ook mee tevreden waren. „Het was dan weer heelemaal anders, wanneer ik „eens een uurtje in betere kringen verkeerde en daar „lange gesprekken voerde, of wanneer ik een krant „of een boek ter hand nam. Van vele zijden en uit alle „hoeken hoorde ik steeds weer hetzelfde: „Uitzuiger, „slavenhouder” „Weliswaar werd toen mijn naam daarbij nog niet „genoemd, maar mijn ideaal werd ermee bedoeld; het „ideaal dat zich in mijn ziel begon te vormen; het „ideaal dat het moreele fundament van mijn arbeid „zijn zou en dat met zijn ouderen broer, het socialis„me, een vinnigen strijd om het bestaan leverde. Mijn „vrienden probeerden mij te verontschuldigen, door „te beweren dat ik heelemaal niet tot dat slechte ge„zelschap behoorde, omdat mijn productie nog te 31
„klein was. Zij bedoelden daarmede waarschijnlijk dat „ik een kleinere booswicht was dan de anderen. Maar „ik wilde heelemaal geen booswicht zijn. Ik dacht veel „na en ik las veel over gemeenschapsondernemingen. „Daarbij schoot mij de ervaring te binnen, welke ik „tijdens de samenwerking met mijn broer had opge„daan, in den tijd dat wij voor iederen arbeid een ver„ontschuldiging wisten te vinden en niets ten einde „brachten. Waar ik ook om mij heen keek, overal zag „ik de slechte resultaten van coOperatie-arbeid, zelfs „ook bij coOperaties welke slechts uit twee broers „bestonden. „Ik kwam tot de erkenning, dat ik nog niet eens „met mijn eigen broer kon samenwerken, wanneer hij „mij niet in ieder opzicht het laatste woord wilde „geven, waarom ik met hem dan ook een contract „sloot, waarin hij mij dat recht toestond. En hoe moest „dat nu gaan in een onderneming waarin alle winsten „tusschen de medewerkers werden verdeeld? Waar „moest dan het geld vandaan komen om ons de hulp „van de Duitsche en de Amerikaansche stalen reuzen „te verzekeren en hun kracht ten voile te kunnen be„nutten? Er bleef voor mij niets anders over dan te blij„ven op de plaats waar ik stond en zoo'n gehate fabri„kant te worden, een uitzuiger, een slavenhande„laar, alleen om den menschen te kunnen dienen.” Het is zeker niet moeilijk voor het dualisme in den gedachtengang van Thomas Bat'a, dat zoo duidelijk in zijn eigen beschouwingen naar voren treedt, een nadere verklaring te vinden. Wanneer hij in vervoering geraakte over de groote gemechaniseerde fabrieken, omdat hij zag hoe daardoor het welvaartspeil van 32
de massa omhoog werd gestuwd, dan gold zijn bewondering de zuiver economische resultaten, welke door middel van de ondernemingsgewijze georganiseerde productie bereikbaar bleken te zijn. Komende uit de achterlijke landstreek waar hij woonachtig was en reizende door de moderne industriecentra in Duitschland, verging het hem precies als den man, die na zestig jaar te hebben geslapen, een onmiskenbare verbetering in de inmiddels bereikte resultaten constateerde, een verbetering, waarvan hij begreep dat de menschheid ze niet meer zou willen en ook niet meer zou kunnen missen. Teruggekeerd in zijn eigen milieu, zag Thomas Bat'a hetzelfde vraagstuk van een geheel anderen kant. Het beeld van de concrete resultaten, waartoe hij zich in sterke mate aangetrokken had gevoeld, verflauwde in zijn geest om plaats te maken voor beschouwingen over de methode, waarlangs de op zich zelf heilzame welstandsvermeerdering werd bereikt. Met eigen oogen kon hij waarnemen, hoe in zijn directe omgeving, de arbeider door den ondernemer werd uitgebuit en geknecht en tegen dezen socialen misstand verzette zich zijn aangeboren gevoel van rechtvaardigheid. Er ontstond een aarzeling in zijn denken, omdat zijn geestdrift voor de economische voordeelen, welke het kapitalistische stelsel bracht, gepaard ging met een diepen afkeer van de sociale ontaarding, welke hij in de praktijk van het leven zag en welke hij daarom onverbrekelijk met het stelsel verbond. Hij trachtte de voordeelen tegen de nadeelen of te wegen, hetgeen hem niet gelukken kon, omdat hij heterogene waarden in zijn vergelijking betrok en zoo ontstond in zijn geest het merkwaardige dualisme, dat hem besluiteloos maakte. Het was niet 33
in de eerste plaats de drang naar de verkrijging van persoonlijke voordeelen, welke hem tot een definitieve beslissing bracht. Zijn besluit viel pas toen hij zag dat de menschen zijn hulp niet meer konden missen; toen hij voelde dat zijn ondernemerstalenten hem in staat steide „de stalen reuzen" in dienst van de menschheid te stellen en daarmede werkgelegenheid, koopkracht en welstand in de wereld te kunnen verbreiden. Hij wilde een bijdrage leveren tot de vermindering van, het menschelijk welvaartstekort, het doel waarop uiteindelijk ieder economisch denken is gericht. Hoe kon hij dat beter doen dan door zelf als fabrikant de hand aan den ploeg te slaan? Zoo werd Thomas Bat'a een kapitalistische ondernemer in onze kapitalistische maatschappij. Al spoedig wist hij zich op te werken tot de rij der allergrootsten, maar bij alles wat hij deed, zijn de levenslessen uit zijn jeugd hem steeds bijgebleven. Met inzet van zijn geheele persoonlijkheid bouwde hij aan de ontwikkeling van zijn bedrijf, daarbij beheerscht door den vasten wil, aan de gemeenschap de voordeelen te brengen, welke hij, dank zij zijn speciale ondernemerscapaciteiten, zou kunnen bereiken. Maar hij deed meer. Want tegelijk met den uitbouw van zijn bedrijf heeft hij aan de wereld het bewijs geleverd, dat ook in de kapitalistische productie-organisatie de belangen van het kapitaal met die van den arbeid hand in hand kunnen gaan. Onweerlegbaar heeft hij aangetoond, dat de harmonische samenwerking tusschen de beide machtige productiefactoren, kapitaal en arbeid, een noodzakelijke voorwaarde is voor de verkrijging van een optimale productie. Iedere ondernemer die door uitbuiting, in welken vorm dan ook, zijn onderneming denkt te dienen, 34
bedriegt zich zelf; in wezen brengt hij schade toe aan zijn eigen belang en daarnaast nog aan dat van den arbeider en van den consument. Ziehier de les welke Thomas Bat'a aan het levende voorbeeld van zijn bedrijf heeft gedemonstreerd; een les waarvan de practische beteekenis nauwelijks kan worden overschat. Ook in het huidige stadium is het Bat'a-bedrig een zuiver kapitalistische onderneming, welke geheel is gebonden aan de wetten van de kapitalistische productie-organisatie. Het feit dat voor de verbetering van de sociale verhoudingen, millioenen guldens zijn en worden ge1nvesteerd, verandert niets aan het kapitalistische karakter van de onderneming. Integendeel de resultaten door de arbeidsgemeenschap in Zlin bereikt, vormen het tastbaar bewijs dat alle Belden aan de opvoeding en de vorming van de toekomstige medewerkers besteed, zijn te beschouwen als een voortreffelijke belegging, welke een hoog rendement afwerpt. Het besluit de daartoe benoodigde bedragen telkens weer uit de bedrijfsmiddelen te voteeren, getuigt van een wijs ondernemersbeleid. Met filantropie, menschlievendheid of altruisme heeft dat alles niets uitstaande. Het Bat'a-bedrijf is een kapitalistische onderneming van de soort waarvan er in de wereld honderdduizenden zijn te vinden. Dat de resultaten, welke men met den arbeid bereikt, bij Bat'a uitzonderlijk hoog zijn, is een verblijdend verschijnsel, waarvan een zeer concrete verklaring kan worden gegeven. Ook in andere ondernemingen zullen gelijkwaardige arbeidsprestaties worden verkregen, zoodra men tot het inzicht zal zijn gekomen, dat de vermeende tegenstellingen tusschen de belangen van den arbeid en van het kapitaal in werkelijkheid slechts op een fictie be.
35
rusten en men naar het voorbeeld van Bat'a, dit inzicht in het organisatiestelsel ook practisch zal hebben verwezenlijkt. Het opvoeren van de arbeidsproductiviteit tot het hoogst mogelijke niveau is niet in de eerste plaats een vraagstuk van techniek en van economische organisatie; ve5r alles is het een kwestie van socialen vrede.
36
H O O F D S T U K
III
HOE HET BAT'A-BEDRIJF GEGROEID IS.
De geschiedenis van het Bat'a-bedrijf gaat terug tot 1894, het jaar waarin Thomas Bat'a de werkplaats van zijn Vader verliet, om in samenwerking met zijn broer en zijn zuster, een bedrijf voor eigen rekening te gaan exploiteeren. De nieuwe vennootschap beschikte over een kapitaal van enkele honderden guldens en men doet dus goed zich van den omvang en de beteekenis van het bedrijf geen overdreven voorstellingen te maken. Temeer niet omdat al spoedig bleek dat het met de zaken geenszins naar wensch ging. Reeds no verloop van een jaar stond vast dat het firmakapitaal was opgeteerd en dat een schuldenlast van vele duizenden guldens op de schouders van de jonge firmanten drukte. Thomas Bat'a begreep dat er iets moest gebeuren om de vennootschap en de vennooten voor een roemloos einde te behoeden en omdat hij zeer wel inzag, dat de mislukking voor een zeer groot gedeelte aan eigen tekortkomingen was te wijten, begon hij met een volledige herziening van zijn persoonlijke opvattingen en principes. Dat was inderdaad heel noodig, want uit de desbetreffende beschrijvingen blijkt duidelijk, dat de firmanten de vrijheid naar het hoofd was geslagen. Zij voelden zich kinderen van een nieuwe generatie; zij achtten zich verheven boven den arbeid, zooals zij diem van hun Vader hadden geleerd; beiden wenschten zij als leiders op te treden en 37
zoo kon het wel niet anders of het kleine handwerkbedrijfje kwijnde weg aan een overdaad van beheerskracht bij een volledig gebrek aan doelmatigen en productieven arbeid. De firmanten wisten voor iederen arbeid, die moest worden verricht, een verontschuldiging te vinden; steeds werden ideedn geopperd en nieuwe piannen beraamd, maar omdat een deugdelijke uitvoering achterwege bleef, kwam er eigenlijk nooit iets tot stand dat van werkelijke waarde kon worden geacht. Hierin kwam nu verandering. Toen Thomas Bata zich van den ernst van zijn toestand eenmaal bewust was, gooide hij het roer radicaal om en begon hij zich met hart en ziel te wijden aan den wederopbouw van zijn bedrijf. Zoo gunstig waren daarvan de gevolgen, dat de crediteuren, met nieuwe hoop vervuld, zich tevreden stelden met een betaling op langen termijn, waardoor de jonge onderneming van een zeker schijnend faillissement werd gered. Slechts twee jaren had Thomas Bea noodig om alle oude schulden of te lossen, maar juist toen het zoover was gekomen dat hij zijn schuldeischers weer vrij in het gelaat kon zien, pakten zich nieuwe en zeer dreigende wolken boven zijn hoofd samen. Op een kwaden dag bleek namelijk dat zijn broer, die in dien tijd de militaire dienstplicht vervulde, door medelijden gedreven en geheel buiten medeweten van Thomas Bat'a, een borgstelling van f 20.000.— ten laste van de firma had aanvaard. De begunstigde ging failliet en Thomas Bat'a bleef niets anders over dan te zoeken naar wegen om ook dezen rampspoed te boven te komen. Dat gelukte inderdaad. Door noesten arbeid uiterste spaarzaamheid wist hij in enkele jaren de nieuw ontstane moeilijkheden te bezweren en voor 38
de tweede maal was hij zoover gevorderd dat hij aan den opbouw van zijn eigen vermogen kon beginners te denken. Het jaar 1904 bracht Thomas Bat'a naar Amerika, waar hij ter bevordering van zijn vakkennis, een tijd lang in verschillende schoenfabrieken als arbeider werkzaam was. Het was daar dat hij kennis maakte met de groote machine, met de moderne arbeidsmethoden, met de arbeidsverdeeling en de kennisspecialisatie en zoozeer fascineerden hem de nieuwe begrippen, dat hij zijn uiterste best deed om ze binnen den kortst mogelijken tijd te omvamen. Hij werkte hard en spaarde naarstig, om zoo spoedig mogelijk in staat te zijn enkele machines te koopen, waarmede hij de productie in Zlin naar het Amerikaansche voorbeeld wilde organiseeren. Deze doelstelling was spoedig verwezenlijkt en teruggekeerd in Europa, brak voor Thomas Bat'a een tijd aan van rustigen arbeid en van stelselmatigen uitbouw van zijn bedrijf. Deze rust werd verstoord door den wereldoorlog van 1914. Onmiddellijk nadat het mobilisatiebevel was uitgevaardigd, haastte Thomas Bat'a zich naar Weenen, om daar met de bevoegde instanties overleg te plegen ter zake van de productie en de levering van legerschoenen. Het treinvervoer was uitsluitend voor de troepenbeweging gereserveerd; alle auto's waren door de legerleiding gerequireerd, maar dat alles kon Thomas Bat'a van zijn voorgenomen plannen niet afhouden. Hij wist een huurrijtuig te bemachtigen en den koetsier tot zoodanige snelheid te bewegen, dat het paard den rit met den dood moest bekoopen. Aan een tusschenstation wist hij zich tenslotte nog een plaats te veroveren in een trein die hem naar Weenen 39
bracht. Hij kreeg belangrijke orders, kon daarenboven nog bewerkstelligen dat zijn arbeiders, die toch de schoenen moesten vervaardigen, van legerdiensten werden vrijgesteld en enkele dagen later was hij weer terug in Zlin, waar hij in een minimum van tijd de productie reorganiseerde en geheel op de fabricage van legerschoenen instelde. Veel moeilijker nog waren de problemen waarvoor Bat'a zich gesteld zag, nadat in 1918 de vrede in Europa was teruggekeerd. Immers nu ging het er om de arbeiders, die jaren lang aan het grove werk waren gewend, weer op de productie van normaal schoenwerk om te stellen. Ook deze moeilijkheid werd overwonnen en een nieuwe rustperiode brak aan, welke voortduurde tot 1922, het jaar, waarin het noodlot Thomas Bata voor de zooveelste maal, maar thans dreigender dan ooit te voren, zou belagen. Wat was namelijk het geval? Als gevolg van een plotselinge revaluatie van de Tsjechische kroon, door maatregelen van overheidswege, een revaluatie, doorgevoerd in een zoodanig snel tempo, dat de waarde van de kroon, ten opzichte van de buitenlandsche valuta's, zich binnen het tijdsbestek van enkele weken verdrievoudigde, kwam een abrupt einde aan alle exportmogelijkheden van het land. Een monetaire crisis van de ergste soort deed haar intrede en maakte voorloopig weer een einde aan de welvaartsdroomen van Thomas Bat'a, die ten derden male werd genoodzaakt, met inzet van al zijn krachten, voor het behoud van zijn bedrijf te vechten. Aan export viel bij de be staande valuta-verhoudingen niet meer te denken en alhoewel dit feit op zich zelf al voldoende was om den bedrijfsgang volkomen te ontwrichten, werden de 40
moeilijkheden nog aanzienlijk verzwaard, doordat ook in den binnenlandschen afzet stagnatie intrad. Het is gemakkelijk te begrijpen waarom dit zoo moest zijn. Door het uitvallen van alle export-mogelijkheden werden de exportbedrijven in Tsjecho-Slowakije tot een plotselinge productie-inkrimping gedwongen. Het gevolg daarvan was een sterke stijging van de werkloosheid, een vermindering van de koopkracht en een daling van de vraag naar allerhande goederen. Ook de voor het binnenland werkende industriedn werden daardoor gedupeerd; ook daar verminderde de werkgelegenheid en werden arbeiders ontslagen, waardoor de ingetreden koopkrachtdaling opnieuw werd geaccentueerd. Zoo geraakte al spoedig het geheele bedrijfsleven in den beruchten vicieuzen cirkel, welke steeds het crisisgebeuren kenmerkt en leidt tot pijnlijke verstoring van het economisch en sociaal evenwicht. Op zich zelve beschouwd waren deze complicaties al ernstig genoeg, maar Thomas Bat'a maakte ze nog ingewikkelder, doordat hij, de besnoeide afzetmogelijkheid ten spijt, weigerde zijn productie in te krimpen en zijn arbeiders te ontslaan. Hij wilde dat in de eerste plaats niet op grond van zuiver menschelijke motieven, welke iedereen zal kunnen respecteeren. Thomas Bat'a was in Zlin geboren en getogen; hij kende alle inwoners bij name en hij wist hoe armzalig hun lot was. Van jongs of aan had hij gevoeld, dat het zijn plicht was deze menschen te helpen, zooveel als in zijn vermogen lag. Hij was daarmede al een heel eind in de goede richting gevorderd, want in 1922 gaf het bedrijf reeds werkgelegenheid aan meer dan 2000 menschen, aan wie loonen konden worden betaald, welke belangrijk hooger waren dan het 41
inkomen dat de bevolking in deze arme streek, uit zelfstandigen arbeid wist te trekken. Voor den welstand van het dorp Zlin, als ook voor dien van de belendende dorpen, was uit den aard der zaak een fabriek met 2000 arbeiders een factor van niet te onderschatten beteekenis. En wat zou er nu van al deze armzaligen terecht zijn gekomen, wanneer Thomas Bat'a ze in den steek zou hebben gelaten? De vroegere bestaansmogelijkleid, hoe mager die ook was, zou voor deze ongeschoolde menschen niet meer hebben opengestaan en de diepste armoede zou daarom ongetwijfeld hun deel zijn geweest. Was het dan te verwonderen dat Thomas Bat'a, een man met een sterk verantwoordelijkheidsbesef, ander die omstandigheden, niet dan in uitersten nood bereid was zijn medewerkers tot slachtoffers der werkeloosheid te maken? Maar daarnaast stond nog een tweede reden van veel meer principieelen aard, die hem ervan terughield zijn productie met de verminderde afzetmogelijkheden in overeenstemming te brengen. Temeer is dit tweede motief belangrijk, omdat het een duidelijk inzicht verschaft in de merkwaardige opvattingen van Thomas Bat'a, ten aanzien van de functie welke de ondernemer in onze maatschappij heeft te verrichten. Tot in het diepst van zijn gedachten was hij namelijk doordrongen van de idee, dat een fabrikant van verbruiksartikelen, die in tijden van depressie en malaise zijn productie inkrimpt en zijn arbeiders ontslaat, daardoor weliswaar den weg van den geringsten weerstand volgt, maar overigens aan de gemeenschap, die immers in zulke tij den minder dan ooit in staat is de lasten der werkeloosheid te dragen, een zeer slechten dienst bewijst. En Thomas Bat'a wenschte als onder42
nemer geen enkele handeling te verrichten, waaruit hij schade voor de gemeenschap kon verwachten. Men hoede zich voor een verkeerde uitlegging van dit principe. Thomas Bat'a was een ondernemer naar hart en ziel; hij was niet anders en hij wilde ook niet anders zijn. Maar nooit vergat hij te bedenken, dat juist het ondernemerschap hem ernstige maatschappelijke plichten oplegde en wel met name de taak om met zijn onderneming de menschheid te dienen. Hem stond steeds voor oogen de logische gedachte dat de onderneming er was ten behoeve van de menschen en dat het dwaas was te handelen, alsof de menschen zouden bestaan om aan de onderneming groote winsten te bezorgen. Evenals nagenoeg alle andere ondernemers, voerde ook Thomas Bat'a hoog in zijn banier het bekende devies: „de kiant is koning", maar voor hem had dit begrip zoo diepgaande beteekenis, dat hij zijn geheele leven in dienst van dezen koning heeft gesteld. Intusschen mag de vaststelling van deze feiten niet leiden tot de idealiseering van den persoon van. Thomas Bat'a. Hij was niet een man wiens nagedachtenis men moet zien in het aureool van een bijzondere naastenliefde; het was niet zoo, dat hem het leed van de menschen zooveel meer ter harte ging dan aan ieder ander; hij was geen filantroop en ook geen altruist, maar alleen een ondernemer, met een diepgaand besef van de verantwoordelijkheid, welke zijn maatschappelijke functie hem oplegde. Dat de persoonlijkheid van Thomas Bat'a hoog boven de breede massa uitstak, moet in de voornaamste plaats worden toegeschreven aan het feit, dat hij zijn bijzondere genialiteit steeds richtte op de juiste vervulling van zijn ondernemersplicht, die voor hem niet anders betee43
kende dan een dienst aan de menschheid. Belangrijk in dit verband was ook zijn vaste geloof in het bestaan van een harmonie tusschen de belangen van de gemeenschap en die van den individueelen ondernemer, een overtuiging welke hij duidelijk formuleerde, toen hij in een bijeenkomst met zijn medewerkers, de volgende woorden sprak: „Het ondernemerschap is een dienst aan het Volk. „Hoemeer de ondernemer van deze waarheid is door„drongen, des te sneller zal hij in staat zijn, zijn be„drijf uit te breiden en hoe grooter zal het aantal wor„den van hen, die met de onderneming in zakelijke „relatiewillen treden.Ik stond soms op den tweesprong „en wist dan niet of ik links of rechts zou gaan. Ik „geloof echter steeds het meeste te hebben verdiend, „als ik besloot de richting te volgen, welke mij van. „den beginne of aan, voor de menschen, de gemeen„schap, het voordeeligste leek. Handelingen, die mij „in eerste instantie voordeel en de gemeenschap „schade schenen te brengen, bleken ten slotte steeds „aan ons beiden schade op te leveren.” Hoe dit alles ook zijn moge,ThomasBat'a weigerde in 1922 zijn productie aan de verkleinde afzetmogelijkheden aan te passen en uit den aard der zaak was dat een besluit, dat tot vreemde consequenties leiden moest. De verkoopscapaciteit van het bedrijf was nu eenmaal ernstig besnoeid en de onevenredig groote productie had tot onmiddellijk gevolg dat de onverkochte voorraden zich begonnen op te stapelen en dat daarin een aanzienlijke hoeveelheid liquide middelen werd bevroren. Het ligt voor de hand dat de banken en meer in het algemeen de credietgevers, die met groote bedragen bij het Bat'a-bedrijf waren betrokken, zich met 44
de zakenpolitiek van Thomas Bat'a geenszins konden vereenigen. Al spoedig zegden zij het vertrouwen en wat erger was, de loopende credieten op, waardoor het bedrijf aan den rand van een financidele debacle werd gebracht. Thomas Bat'a begreep dat hij vOOr alles geld noodig had; geld om een bevredigende regeling met zijn crediteuren te kunnen treffen, geld ook om nieuwe materialen te kunnen koopen en de productie op gang te houden. Waar onder de bestaande omstandigheden een beroep op derden uitgesloten moest worden geacht, besloot hij zich zelf te helpen en hij deed dat door over de geheele wereld te verkoopsprijzen van zijn schoenen met 50 0/0 te verlagen. Dit middel had succes. Velen zullen zich herinneren hoe in 1922 ook hier te lande de prijsverlaging bij Bat'a sensatie verwekte. De winkels werden bestormd op een wijze, zooals wij die hier alleen in hamstertijden kennen; het publiek verdrong zich om de goedkoope schoen te bemachtigen en in zeer korten tijd was inderdaad de voorraad uitverkocht. Ook elders toonde de gang van zaken hetzelfde verloop en zoo slaagde Thomas Bat'a in zijn eersten opzet. Binnen enkele weken had hij weer geld beschikbaar om den strijd te kunnen voortzetten en zijn bedrijf aan een grondige reorganisatie te onderwerpen. Intusschen is het duidelijk dat deze uitverkoop Been oplossing bracht van de bestaande moeilijkheden. Thomas Bat'a begreep, dat wilde hij zich duurzaam bevrijden uit de impasse waarin hij was geraakt, hij moest zoeken naar middelen om de productiekosten zoodanig te verlagen, dat hij, onder handhaving van de gehalveerde verkoopsprijzen, weer winst zou kunnen maken en aan de vervulling 45
van deze schijnbaar hopelooze taak zette hij zich met de voile energie waarmede zijn geheele persoonlijkheid geiaden was. Hij begon met een verlaging van de loonen en salarissen en nu hij daartoe eenmaal genoodzaakt was, deed hij het op forsche wijze. Hij riep zijn medewerkers bijeen en deed hun mededeeling van zijn besluit ieders inkomen voor den komenden tijd met niet minder dan 40 0/0 te zullen korten. Tegelijkertijd maakte hij echter bekend dat hij de organisatie van de levensmiddelenvoorziening en meer in het algemeen, de distributie van alle dringende levensbenoodigdheden, in eigen hand zou nemen, waarmede hij hoopte te bereiken, door middel van geconcentreerden inkoop in gestandaardiseerde kwaliteiten, de kosten van het levensonderhoud zoodanig te drukken, dat de medewerkers, alhoewel zij natuurlijk van luxe-uitgaven afstand moesten doen, hun leven overigens zouden kunnen voortzetten op gelijken voet als zij voorheen gewend waren. Dit besluit is typisch voor den persoon van Thomas Bat'a. Men ziet hierin duidelijk zijn eerste poging om de geldloonen te drukken en daarmede de productiekosten te verlagen, om aan den anderen kant de redele koopkracht van het loon dat zijn medewerkers genoten, te verhoogen. Ook thans nog streeft men in de bedrijfsvoering bij Bat'a voortdurend naar hetzelfde doel. Intusschen was echter deze loonsvermindering geenszins voldoende voor de noodzakelijke verlaging van de productiekosten. Een volledige ombouw van het bedrijf was noodig en geprikkeld tot het alleruiterste, rijpte toen bij Thomas Bat'a een plan tot reorganisatie der onderneming, naar richtlijnen, welke voor 46
dien tijd volkomen nieuw waren en dat eigenlijk ook thans nog zijn. Het schema dat hij ontwierp en onmiddellijk in toepassing bracht, vormt ook op den huidigen dag nog de ruggegraat van het Bat'a-organisatiestelsel. De opzet is volkomen gelukt, want sedert 1922 is het bedrijf ononderbroken gegroeid. Terzelfder tijd nam Thomas Bat'a nog een besluit van geheel anderen aard, dat echter voor de ontwikkeling van het bedrijf van niet minder evident belang was. Het feit dat zijn credietgevers waren gebleken zijn vrienden te zijn zoolang het hem goed ging, maar hem in den steek lieten, zoodra hij hun hulp werkelijk noodig had, bracht hem tot het inzicht van de groote gevaren aan zijn credietpositie verbonden. De moeilijkheden in dit verband mogen ook niet worden onderschat. Thomas Bat'a, het zal in verdere gedeelten van dit boek nog telkens blijken, was in zijn denken, zijn tijd tien, of wellicht twintig jaren vooruit. De plannen die hij tot uitvoering bracht, leken welhaast altijd fantastisch en het was moeilijk er geloof aan te hechten voordat de resultaten ervan in concreten vorm aanwijsbaar waren. Zulke plannen konden niet afhankelijk worden gesteld van het medeoordeel van credietgevers of andere geinteresseerden, om de eenvoudige reden dat de gedachtengang van alle mede-beoordeelaars was ingesteld op de normen van den tijd waarin de besluiten moesten worden genomen en daarom niet strookte met de opvattingen van Thomas Bat'a, die immers, zooals gezegd, zijn tijd ver vooruit was. Hoe dit ook zij, Thomas Bat'a besloot voor de verdere financiering van zijn bedrijf geen gebruik meer te maken van crediet in welken vorm ook. De uitbouw 47
van de onderneming zou voortaan alleen geschieden wanneer en voor zoover de winsten zulks toelieten. Dit voornemen is Thomas Bat'a trouw gebleven en na zijn dood is het ook door zijn opvolger, Jan Bat'a geeerbiedigd en daarmede zijn wij dan gesteld voor het merkwaardige feit, dat het groote Bat'a-bedrijf in Zlin, evenals alle andere Bat'a-fabrieken in TsjechoSlowakije en daarbuiten, uit eigen middelen worden gefinancierd, zonder dat van eenigerlei vorm van crediet gebruik wordt gemaakt. In de vaststelling van deze feiten ligt een van de merkwaardigste facetten van het geheele Bat'a-verschijnsel. Want als men bedenkt dat in 1922 het bedrijf ruim 2000 medewerkers telde; dat Thomas Bat'a toen practisch gesproken voor een faillissement was gesteld, terwiji nu, nauwelijks 17 jaren later, het aantal medewerkers tot 43.000 is gestegen, terwiji daarnaast nog 17.000 medewerkers in het buitenland voor het bedrijf werkzaam zijn; wanneer men bedenkt dat voor al deze menschen fabrieken zijn gebouwd, welke met de meest moderne machines zijn geinstalleerd; dat daarnaast een stad Zlin is verrezen, die in de woongelegenheid van 43.000 inwoners voorziet; een stad die is voorzien van alle modern comfort, met ruime straten en pleinen, met warenhuizen, hotels en bioscopen, internaten en ziekenhuiscomplexen, terwiji die stad, als eenige wellicht in de geheele wereld, geen enkele schuldverplichting bezit, omdat alles wat daar staat door Bat'a contant is betaald, terwijl ook dit is geschied uit de winsten in zeventien jaren gemaakt, dan kan men niet meer twijfelen aan het feit dat hier een voortreffelijke ondernemersprestatie is verricht, waarvan de nadere analyse de voile belangstelling verdient. 48
H O O F D S T U K IV
DE STRUCTUUR VAN HET BATA-ORGANISATIE STELSEL.
Een etmaal telt 24 uren en als men rekening houdt met de noodzaak, van dien tijd acht uren slapende door te brengen, dan blijven er nog zestien uren, waarover de mensch in meerdere of mindere mate, de vrije beschikking heeft. Wie in zijn levensonderhoud voorziet, door de vervulling van een betrekking in dienstverband, pleegt in onzen verlichten tijd de helft van deze beschikbare uren aan den arbeid te wijden, terwijl hij de wederhelft besteedt aan de voldoening van persoonlijke genoegens en liefhebberijen. De ondernemer heeft het in het algemeen niet zoo gemakkelijk. Als hij na sluiting van zijn fabriek of werkplaats thuiskomt, wachten hem nog allerlei beslommeringen, voor de afdoening waarvan hij overdag geen tijd heeft kunnen vinden en waaraan hij derhalve zijn avonduren moet offeren. Dat moet ook de reden zijn waarom men, onder hen die aan het hoofd zijn gesteld van een bedrijf waar enkele tientallen arbeiders werken, er velen aantreft, die zoo druk bezet zijn, dat zij voor zichzelf en voor hun familie geen oogenblik van vrijen tijd kunnen vinden. Gelukkig wijst de practijk van het leven uit, dat de intensiteit en de omvang van de ondernemerszorgen niet stijgt in rechte evenredigheid met het aantal arbeiders dat in het bedrijf werkzaam is, want ware dat zoo, dan zou de leider van de 49
onderneming, die aan duizenden menschen arbeid verschaft, elke week van het jaar 14 dagen tekort komen en dan zou een man als Jan Bat'a, die voor het doen en laten van 43.000 medewerkers de verantwoordelijkheid draagt, voor de uitvoering van zijn taak zooveel jaren behoeven, als er dagen te zijner beschikking staan. Maar hoe komt dat? Hoe is het mogelijk dat Jan Bat'a, voor wien toch ook elk etmaal maar vierentwintig uren telt, den tijd kan vinden welke hem in staat stelt de leiding uit te oefênen in zijn reusachtige schoenfabriek met alle nevenbedrijven en daarvoor de voile verantwoordelijkheid kan aanvaarden? In een bedrijf als dat van Bat'a moeten dagelijks duizenden beslissingen worden genomen, een ontelbaar aantal uitgaven worden gesanctionneerd of geweigerd en de juistheid of de onjuistheid van de besluiten in al deze aangelegenheden, is voor den goeden of den slechten gang van zaken bepalend. Het schijnt onmogelijk dat een man, hoe geniaal hij overigens ook mope zijn, al dat werk in eigen hand kan houden en dat zou inderdaad ondoenlijk zijn, wanneer er niet een middel was, dat ook aan de leiders van de allergrootste ondernemingen de gelegenheid biedt tot een effectieve controle van alle beheersdaden die tezamen het bedrijfsbeleid vormen. Er is een middel dat die leiders in staat stelt de voile verantwoording te aanvaarden, niet alleen van alles wat er in de onderneming geschiedt, maar evenzeer van alles wat daarin wordt nagelaten. Het is het principe van de budgeteering dat hier uitkomst biedt. Wat de budget-gedachte voor het Bat'abedrijf beteekent, is moeilijk in woorden uit te druk50
ken. Men kan wel zeggen dat de organisatie van het Bat'a-bedrijf tot in de allerkleinste onderdeelen op het principe van de budgeteering berust, maar een dergelijke feitelijke mededeeling benadert in de verste verte niet de gedachte, welke in dit verband tot uiting moet worden gebracht. Budgeteering is voor Bat'a niet alleen een organisatie-systeem, het is veel en veel meer. Het bedrijf en de bedrijfsvoering zijn van de budget-gedachte doordrongen en doordrenkt; het budget is voor Bat'a, wat het geraamte is voor een luchtschip; het is voor het Bat'a-succes, wat olie is voor den motor en voor den Bat'a-geest, wat de ruggegraat is voor het beenderenstelsel. Zonder budget geen Bat'a-winsten en zonder budget ook geen Bat'aman, want de gedachtengang van iederen Bat'a-man wordt beheerscht door wat men zou kunnen noemen een budget-complex, waarheen al zijn denken uitgaat en waartoe het ook altijd weer terugkeert. Het is vooral in de laatste tien jaren geweest, dat de leiders van de groote bedrijven over de geheele wereld, tot het inzicht zijn gekomen van de groote beteekenis, welke het budget heeft voor een planmatige organisatie. Ook in de theorie der bedrijfshuishoudkunde is in het laatste decennium aan dit onderwerp bijzondere aandacht besteed en het resultaat van de verschillende onderzoekingen is geweest, dat men algemeen tot de erkenning is gekomen, dat het stelsel der budgeteering een belangrijke aanwinst is voor de moderne organisatieleer. In de praktijk van het bedrijfsleven en wel speciaal in de grootbedrijven, wordt dan ook het budgeteering-stelsel steeds veelvuldiger toegepast. Het is nu van het grootste belang to bedenken, dat 51
Thomas Bat'a reeds in 1922, dus zeventien jaar geleden, de budget-gedachte als grondslag aanvaardde van het nieuwe organisatiestelsel, dat hij voor zijn bedrijf opbouwde, waardoor hij wel een duidelijk bewijs gaf van zijn geniale vooruitstrevendheid. Bij de constellatie van zijn stelsel heeft hij niet gesteund op vakliteratuur, welke immers ten aanzien van dit onderwerp in dien tijd nog in het geheel niet bestond; hij had geen voorbeeld van toepassing in andere bedrijven voor oogen en evenmin kon hij zich baseeren op de kennis en ervaring van deskundigen op dit gebied. Als een volkomen origineel denkbeeld heeft de budgeteeringsgedachte zich in het brein van Thomas Bat'a gevormd en bij de doorvoering ervan in de practijk van zijn bedrijf, moest hij zich geheel verlaten op zijn eigen inzicht en zijn eigen denkvermogen. Merkwaardig is het te constateeren, hoe eenvoudig de gedachtengang is geweest, welke hem te dezen aanzien tot een conclusie heeft gebracht. Thomas Bat'a, die in korten tijd van handwerksman tot groot-ondernemer was uitgegroeid, was daarbij tot het besef gekomen, dat de liefde voor den arbeid, welke hij bij de knechts in de werkplaats van zijn wader steeds had waargenomen, bij den arbeider in het moderne grootbedrijf ontbrak. Met groot leedwezen had hij geconstateerd hoe tegelijk met de ontwikkeling van de techniek en de daarmede gepaard gaande wijziging in de arbeidsmethode, de natuurlijke arbeidsdrang voor een goed deel verloren was gegaan. Deze betreurenswaardige gang van zaken trachtte hij zich uit twee oorzaken te verklaren. In de eerste plaats itelde hij vast, dat het nauwe en regelmatige contact, dat bij de vroegere werkmethode 52
tusschen ondernemer en ondergeschikte bestond, in het groot-bedrijf niet meer was terug te vinden. De handwerksman van vroeger vormde met zijn knechts een arbeidsgemeenschap, gedragen door de bezieling welke uitging van den ondernemer, die zijn hart aan de onderneming had verpand, omdat immers met het slagen of falen daarvan, zijn bestaansmogelijkheid en zijn bestaansvoorwaarden ten nauwste samenhingen. De arbeiders in de werkplaats van vroeger werden door deze stimulans als het ware omhoog getrokken; ten voile leefden zij mee in voorspoed en tegenslag van het bedrijf, dat zij beschouwden als een deel van hun leven en waarvoor zij bereid waren offers te brengen. In het moderne groot-bedrijf was dat alles heel anders geworden. Wat wist daar de arbeider nog van het doel van de onderneming en wat interesseerde het hem of de eigenaar, respectievelijk de aandeelhouders, een grooter of kleiner rendement van hun kapitaal wisten te trekken? Hij werkte nog slechts omdat hij voor zijn arbeid loon ontving en een inspanning boven de normale wenschte hij zich slechts te getroosten, wanneer hij daarvoor door een extrabetaling werd schadeloos gesteld. Maar er is in dit verband nog een andere factor welke Thomas Bat'a van belang achtte. Bijzondere waarde hechtte hij ook aan het feit dat, terwill in de werkplaats van vroeger het verband tusschen arbeidsmoeite en arbeidsopoffering eenerzijds en het technisch resultaat van den arbeid anderzijds, voor iederen arbeider duidelijk zichtbaar was, het inzicht in dezen samenhang in het moderne grootbedrijf geheel verloren was geraakt. In het oude handwerkbedrijf immers, was de vakkundige arbeider nog 53
een schoenmaker in den waren zin van het woord. Bij den aanvang van een nieuwe werkweek zette hij zich aan de vervaardiging van een paar nieuwe schoenen en na enkele dagen was hij daarmede gereed en stond het technisch product van den arbeid voor hem op de werktafel. Dat schonk hem voldoening en nog wel een voldoening die grooter werd, al naar mate de arbeid beter was geslaagd. Iedere extra inspanning welke hij zich had getroost, vond hij terug in het resultaat van zijn werk en dat streelde zijn vakmanseer. In het grootbedrijf van onzen tijd kan men dezelfde arbeidsliefde niet meer verwachten. Tengevolge van de doorvoering van arbeidsverdeeling en kennisspecialisatie, is de individueele arbeider een steeds kleinere schakel geworden in de voortdurend groeiende productieketting. Hij werkt acht uren per dag en hij zorgt daarbij dat zijn arbeid voldoet aan de gestelde eischen, maar wat nu eigenlijk het doel van al die inspanning is, welke waarde zijn arbeid heeft voor de totstandkozning van het eindproduct, dat straks de fabriek gaat verlaten, dat zijn vragen welke de moderne arbeider zich niet meer kan realiseeren en zij interesseeren hem ook eigenlijk niet meer. Thomas Bat'a, wien de herinneringen aan de oude werkmethoden nog zoo versch in het geheugen lagen en die de voordeelen en nadeelen daarvan dan ook nog zuiver kon beoordeelen, was de vaste overtuiging toegedaan, dat de degeneratie van de arbeidsmentaliteit, welke hij zoo duidelijk had waargenomen, van funesten invloed moest zijn op den dadendrang en dus op het productievermogen van den modernen vakarbeider. Zoo zwaar woog voor hem deze factor, dat hij daarin meende to zien een ernstig nadeel, dat moest 54
worden gesteld tegenover de groote voordeelen, welke overigens de ontwikkeling van de techniek aan de menschheid bood. Het was in deze richting, dat hij de verklaring zocht van het feit, dat de massale productie, hoe belangrijk de voordeelen daarvan ook mochten zijn, ten slotte niet in staat was gebleken de groote verwachtingen, welke men ervan koesterde, in vervulling te doen gaan. Wel begreep hij dat het mogelijk moest zijn, door inschakeling van talrijke controle-instanties, het ingedeukte arbeidstempo weer omhoog te voeren, maar duidelijk stond hem voor oogen dat deze maatregel slechts een halve oplossing kon brengen. In de eerste plaats zouden de controlekosten den kostprijs van het product ongunstig beinvloeden, waardoor een deel van de winst welke uit de massaproductie voortvloeide, weer verloren moest gaan en overigens zou die controle slechts een matig resultaat kunnen opleveren. Als het waar was dat alleen door versterking van het toezicht het arbeidsvermogen zou zijn op te voeren, dan moest daaruit logisch voortvloeien dat het grootbedrijf in zijn ontwikkeling aan bepaalde grenzen was gebonden. Immers al naar mate een verdere uitgroei zou plaats hebben, zouden de controlekosten moeten stijgen en eenmaal zou dan het punt moeten worden bereikt waarop deze lasten zoo zwaar zouden drukken op den kostprijs van het product, dat daartegenover de voordeelen van een verdere productievergrooting niet meer zouden opwegen. Met deze gedachte kon Thomas Bata zich onder Been voorwaarde vereenigen. Hij wenschte niet Zlin, ook niet Tsjecho-Slowakije en ook niet Europa, maar de geheele wereld te voorzien van goede en goedkoope schoenen en elke gedachte 55
aan een natuurlijke begrenzing van den uitgroei van zijn bedrijf was hem daarom ondragelijk. Hij gevoelde dat op een of andere wijze, aan iederen individueelen arbeider de natuurlijke arbeidsdrang en de liefde voor zijn werk weer moest worden hergeven; dat daarmede automatisch zijn arbeidslust zou stijgen en dat dan die verhoogde arbeidslust, gekoppeld aan de groote voordeelen welke de techniek bood, een tot dien tijd ongekend hooge arbeidsproductiviteit zou opleveren. Zoo zocht Thomas Bat'a naar een organisatiestelsel voor zijn bedrijf, dat aan drie voorwaarden moest voldoen en wel: I e. De voordeelen van de gerationaliseerde en gemechaniseerde productie moesten ten voile worden benut. 2e. Iederen arbeider moest het verband tusschen arbeidsmoeite en arbeidsopoffering eenerzijds en het technisch resultaat van den arbeid anderzijds, voortdurend voor oogen worden gesteld, om langs dien weg zijn productievermogen gunstig te beinvloeden. 3e. De arbeid moest zich zelf controleeren, zoodat het aantal controle-instanties tot een minimum zou kunnen worden gereduceerd en de controlekosten dientengevolge laag konden zijn. Inderdaad is Thomas Bat'a erin geslaagd voor dit vraagstuk de oplossing te vinden. Het stelsel dat hij bedacht en onmiddellijk ook in de praktijk van zijn bedrijf in toepassing bracht, was volkomen origineel en terecht mag men het daarom met den naam van „BAT'A-STELSELH betitelen. Vraagt men zich nu of wat de diepste kern van dit stelsel is, dan is het antwoord op die vraag in zeer 56
concreten vorm te geven. Het wezenskenmerk van het Bat'a-stelsel, waardoor het zich dan ook principieel onderscheidt van alle andere organisatiemethoden, welke tot dusverre zijn toegepast, is, wat men in Zlin noemt: De autonomie der bedrijfsafdeelingen, gekoppeld aan een stelsel van deelgerechtigheid van' iederen verantwoordelijken medewerker in de winst van zijn afdeeling. Zie hier een ingewikkelde formuleering van een begrip dat bij de verdere verklaring zal blijken in wezen zoo klaar en zoo helder te zijn, dat het in eenvoud met het historische ei van Columbus kan concurreeren. Thomas Bat'a verdeelde zijn bedrijf in honderden kleine afdeelingen die hij zelfstandig maakte, en aan het hoofd waarvan hij leiders stelde, die, althans functioneel gezien, voortaan als zelfstandige ondernemers zouden optreden. leder van hen zou het hoofd zijn van een kleine arbeidsgemeenschap, welke binnen het kader van het grootbedrijf zou werken als een zelfstandige eenheid, met eigen winst- en eigen verlieskansen. Deze doelstelling werd op de volgende wijze verwezenlijkt. Twee maal per jaar wordt door de hoogste leiding vastgesteld, welke taak in het komende halfjaar in het bedrijf tot uitvoering zal worden gebracht. Dat wil dus zeggen, dat voor iedere periode van 26 weken, een arbeidsplan wordt opgesteld, dat zeer nauwkeurig aangeeft welke schoenen zullen worden gemaakt en in welke kwantiteiten die aanmaak zal geschieden. Vastgelegd is verder, hoe die productie over de beschikbare werkdagen zal zijn verdeeld en ten slotte, welk deel van de dagtaak door iedere afdeeling en door elken man in iedere afdee57
ling zal worden verricht. Het zoo gevormde werkplan is dus als het ware een arbeidskalender, waarin iedere afdeelingsleider en ook iedere medewerker in de afdeeling, kan zien welke prestaties dag voor dag, in de komende 26 weken van hem worden verwacht. Het ligt voor de hand dat de samenstelling van een dergelijk werkplan geen sinecure is en dat daarbij de grootste bedachtzaamheid geboden is. Als het plan in eerste opzet gereed is, wordt het overgelegd aan de verschillende afdeelingsleiders, die ieder voor hun afdeeling onderzoeken, of de opgedragen taak technisch uitvoerbaar is en verder of de uitvoering daarvan aan de afdeeling winst zal kunnen opleveren. Gegeven is daarbij de prijs waarvoor elke afdeeling het door haar benoodigde halffabrikaat van de voorgaande productie-afdeeling kan koopen; de prijzen, welke voor diensten van andere afdeelingen betrokken, moeten worden betaald en ten slotte ook de prijzen waartegen het in de afdeeling verder bewerkte halffabrikaat aan de opvolgende productie-afdeeling kan worden overgedragen. De calculatie welke nu door elken afdeelingsleider moet worden verricht is hierdoor tot een eenvoudige rekensom teruggebracht. Uitgaande van de taak welke hem volgens het plan dag voor dag wordt opgedragen, berekent hij welke kosten hij zal moeten uitgeven voor grondstoffen en halffabrikaat; welke loonen hij aan de medewerkers in zijn afdeeling zal moeten betalen en welke kosten overigens ten behoeve van de productie zullen moeten worden gemaakt. Daartegenover stelt hij de opbrengst welke de afdeeling zal verkrijgen uit den verkoop van het door haar bewerkte halffabrikaat aan de opvolgende productie-, respectievelijk ver58
koopafdeelingen en zoo kan zes maanden tevoren worden vastgesteld, welke winst de afdeeling in de komende halfjaarlijksche periode dag voor dag zal kunnen maken. Zou bij deze calculatie blijken, dat de uitvoering van de taak aan een bepaalde afdeeling opgedragen, zou leiden tot een afdeelingsverlies, dan teekent de leider van de betreffende afdeeling bij de Directie verzet aan tegen den opzet van het plan. Hij is ook wel verplicht om dat to doen omdat zooals dadelijk zal blijken, zijn inkomen en dat van alle medewerkers in zijn afdeeling voor zoover zij verantwoordelijken arbeid verrichten, geheel afhankelijk is van de behaalde afdeelingswinst. Weliswaar geniet iedere zelfstandige Bat'a-medewerker een garantieloon, maar dat is uiterst karig en slechts ingesteld op de voorziening in het minimum levensonderhoud. Voor het verdere gedeelte van zijn inkomen is de verantwoordelijke Bat'a-medewerker geheel op zijn aandeel in de winst van zijn afdeeling aangewezen. In dit systeem ligt dus besloten dat de afdeelingsleider, wanneer uit zijn calculatie blijkt dat zijn afdeeling zonder winst, of met verlies zou moeten werken, de hem in het productieplan opgedragen taak weigert. De verhoudingen liggen hier niet anders dan in het vrije bedrijfsleven, waar immers de ondernemer, wanneer hem een aanvrage bereikt voor levering van bepaalde artikelen tegen bepaalden prijs, de order zal weigeren, wanneer hem blijkt dat de uitvoering ervan Been winst zou opleveren. Dit alles klemt nog temeer, omdat niet alleen het inkomen van den afdeelingsleider, maar ook dat van alle verantwoordelijke medewerkers van de afdeelingswinst afhankelijk is. Men kan er dan ook van overtuigd zijn, dat iedere chef, onder den druk i
59
van de zware verantwoordelijkheid welke op zijn schouders rust, aan de bestudeering van het halfjaarlijksche werkplan, de uiterste zorg besteed. Wanneer dus door den afdeelingsleider bezwaren bij de Directie worden ingediend tegen het concept van het werkplan, zooals hem dat ter beoordeeling is gegeven, worden die bezwaren nader onderzocht en wanneer zij redelijk blijken te zijn, wordt het plan dienovereenkomstig gewijzigd. Zijn op die wijze de bestaande geschillen uit den weg geruimd en is dus de afdeelingsleider bereid, na de wijziging, de taak die hem is opgedragen te vervullen, dan gaat hij ten bewijze daarvan een overeenkomst aan met de Directie, waarbij hij zich verbindt om dag voor dag het in het plan voorgeschreven kwantum te zullen leveren, waartegenover hem wordt gegarandeerd, dat deze productie ook tegen de vastgestelde prijzen zal worden afgenomen. Is met alle afdeelingsleiders op deze wijze overeenstemming verkregen, dan is tegelijkertijd daarmede het plan definitief geworden en kan met de uitvoering ervan een aanvang worden gemaakt. Men doet goed zich te realiseeren, welke resultaten reeds zijn bereikt in dit stadium, op het moment dus dat alle afdeelingschefs zich met het halfjaarlijksche productieplan accoord hebben verklaard. Immers, bij de berekening van de prijzen, welke aan de verschillende afdeelingen voor de verschillende werkzaamheden kunnen worden betaald, is men uitgegaan van de verkoopsprijzen welke voor de schoenen bij het publiek zijn te bedingen. Het uitgangspunt van alle calculaties is steeds weer de prijs, welke de schoenen bij verkoop zullen kunnen opbrengen en het komt er dus ten zeerste op aan, die opbrengstprijzen zoo dicht 60
mogelijk te benaderen. Daartoe worden de filiaalhouders ingeschakeld. Voor den aanvang van ieder seizoen worden de belangrijkste onder hen uitgenoodigd naar Zlin te komen, waar hun de collecties worden getoond, waarvan de productie en de verkoop in het komende halfjaar wordt overwogen. In overleg met de centrale verkoopsleiding wordt nu vastgesteld welke modellen uit de proefcollecties in productie zullen worden genomen; welke veranderingen daarin nog moeten worden aangebracht om de verkoopsmogelijkheden te vergrooten en welke modellen voor den verkoop ongeschikt moeten worden geacht. Is men eenmaal zoover gekomen, dan staat men voor de moeilijke taak de verkoopsprijzen voor de gekozen modellen vast te stellen. Ook hierbij is het advies van de filiaalhouders van het grootste belang. Zij kennen de smaak van het publiek; zij kennen de koopkrachtverhoudingen en ook de prijzen van concurreerende fabrieken, voor soortgelijke schoenen. Niemand is beter in staat een raming te maken van de opbrengstprijzen, welke voor de schoenen, in alle verscheidenheid van kwaliteiten en modellen, kunnen worden bedongen, dan juist de filiaalhouder, die immers dagelijks met het koopende publiek in nauw en persoonlijk contact staat. Is nu, op deze wijze voortwerkende, het verkoopsplan in alle geledingen uitgewerkt, dan staat daarmede tegelijkertijd vast, hoe de samenstelling van de productie voor het komende halfjaar zal moeten zijn. Maar daarnaast is dan nog een tweede gegeven bekend geworden. Door de aanvaarding van het verkoopsplan, heeft de verkoopsafdeeling de verplichting op zich genomen in het komende halfjaar een vast61
gesteld aantal schoenen, in vastgestelde kwaliteiten tegen eveneens vastgestelde prijzen aan het publiek te verkoopen. Daarnaast echter heeft zij op zich genomen die schoenen voor bepaalde prijzen van de productie-afdeeling of te nemen en de marge tusschen inkoopsprijs en verkoopsprijs vormt dus voor de verkoopsafdeeling de bron, waaruit alle verkoopskosten moeten worden bestreden en waaruit overigens ook het inkomen van alle verantwoordelijke verkoopmedewerkers moet worden geput. Men kan er dus van overtuigd zijn dat de leiders van de verkoopsafdeeling het halfjaarlijksche verkoopsplan niet aanvaarden, voordat zij de volstrekte overtuiging hebben, dat zij de taak, welke in het plan is aangegeven, inderdaad ook met winst zullen kunnen uitvoeren. Is het verkoopsplan eenmaal goedgekeurd, dan staat tevens vast welk bedrag er voor de productieafdeelingen overblijft, nadat de verkoopsafdeeling haar kosten en haar winst van de opbrengstprijzen in mindering heeft gebracht. Dit restbedrag bepaalt nu het totaal van de vergoedingen, dat aan de samenwerkende productie-afdeelingen kan worden betaald. Immers, wanneer eenmaal is komen vast te staan, dat de verkoopsafdeeling voor een paar schoenen van bepaalde kwaliteit, bereid is f 2.— aan de fabriek te betalen, dan kunnen de afdeelingen, welke aan de productie van dit paar werken, voor hun bemoeiingen tezamen nooit meer dan dit bedrag van f 2.— ontvangen. Bij de samenstelling van het productieplan wordt met dezen factor uit den aard der zaak rekening gehouden en dit houdt dus in, dat wanneer het productieplan gereed is, d.w.z. dat alle afdeelingsleiders zich met de hun daarin opgedragen taak accoord heb62
ben verklaard, omdat zij overtuigd zijn dat de uitvoering daarvan aan hun afdeeling winst zal opleveren, ook met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid mag worden verwacht dat het komende halfjaar winstgevend zijn zal voor het bedrijf als een geheel gezien. Dat dit zoo zijn moet ligt voor de hand, omdat toch tusschen de verschillende afdeelingen welke tezamen de productie en den verkoop tot stand brengen, nooit meer is verdeeld, dan de totale opbrengst zal bedragen, welke uit den verkoop zal worden verkregen. Uitgaande van de nauwkeurig geschatte verkoopsprijzen, heeft men de calculatie van boven naar onderen uitgevoerd. De kosten van de verschillende afdeelingen passen daarbij als kubussen in elkaar en tezamen passen ze weer in den kubus van den prijs. Het is op deze wijze dat Bata er in is geslaagd zijn bedrijf in hooge mate verliesbestand to maken. Natuurlijk kunnen zich nog teleurstellingen voordoen; enkele van de afdeelingsleiders kunnen zich, ondanks al hun zorgen, in de berekening hebben vergist, waardoor hun afdeeling in bepaalde perioden verlies inplaats van winst oplevert; sommige filiaalhouders kunnen tegenvallers ondervinden in den verkoop, waardoor dus in enkele deelen van het groote bedrijf onverwachte verliezen optreden, maar dat alles neemt niet weg, dat door de gevolgde methode de grootst mogelijke zekerheid is verkregen, dat de gebudgeteerde winst ook in werkelijkheid zal worden gerealiseerd. Fouten welke zouden kunnen ontstaan door zorgeloosheid, onnauwkeurigheid of onbedachtzaamheid, door een der verantwoordelijke medewerkers begaan, kan men in ieder geval uitgesloten achten. Men vergete niet dat ieder onderdeel van het verkoopsplan, zoowel als van 63
het productieplan, nauwkeurig is bestudeerd en goedgekeurd door den man, die juist voor dit onderdeel van de bedrijfsvoering de voile verantwoordelijkheid draagt en wiens inkomen geheel aan de juistheid van zijn beslissingen is gebonden. Op iedere fout die wordt gemaakt, volgt automatisch de straf in den vorm van een inkomenvermindering van den schuldige. Het voordeel dat de uitschakeling van onbezonnenheid in de bedrijfsvoering brengt, is in grootte niet meetbaar, maar ongetwijfeld is het zeer belangrijk. Zoodra nu met de uitvoering van het productieplan wordt begonnen, treedt de autonomie der bedrijfsafdeelingen practisch in werking. Iedere afdeeling is een zelfstandige cel in het groote bedrijf en de verhouding tusschen de afdeelingsleiders is geen andere dan die tusschen afnemer en leverancier in het vrije handelsverkeer. Zou de kwaliteit van het halffabrikaat, in een bepaalde afdeeling bewerkt, niet voldoen aan de daarvoor gestelde eischen, dan zal de leider van de opvolgende productie-afdeeling het onvolwaardige halffabrikaat zeker weigeren en hij zal dat doen met hetzelfde recht, waarmede een ondernemer in het vrije verkeer zal weigeren van zijn leverancier materialen van inferieure kwaliteit to accepteeren. De kosten besteed aan de vervaardiging van het kwalitatief onvoldoende halffabrikaat verhoogen de debetzijde van de exploitatierekening van de afdeeling waar de fout is gemaakt en omdat tegenover die kosten geen enkele opbrengst staat, daalt daardoor de afdeelingswinst en dientengevolge ook het inkomen van alien, die in de afdeeling verantwoordelijken arbeid verrichten. Terdus eenerzijds de drang naar kwaliteitsarbeid aan iederen arbeider door persoonlijk financieel belang 64
wordt ingegeven, dient men zich anderzijds ook den invloed te realiseeren van zuiver psychologische factoren, welke daarbij een rol spelen. Met opzet zijn alle bedrijfsafdeelingen klein en overzichtelijk gehouden, zoodat alle medewerkers, tot een bepaalde afdeeling behoorende, elkander kennen en ieder van hen een duidelijk inzicht heeft in de arbeidscapaciteit van alle anderen. Het feit nu dat de individueele medewerkers, collectief verantwoordelijk zijn voor de productie van de geheele afdeeling, werkt het gevoel van onderlinge kameraadschap sterk in de hand. Een arbeider die slecht werk levert, schaadt daardoor niet alleen zijn eigen belang, maar tevens dat van de kleine arbeidsgemeenschap, waarvan hij deel uitmaakt. Slordigheid of onachtzaamheid bij den arbeid, beteekent een directe inbreuk op het loon van de collega's, die daarm,ede natuurlijk niet zonder meer genoegen nemen. Daarbij komt dan nog dat van de zijde van de hoogste leiding van het bedrijf, voortdurend en zeer stelselmatig, de gedachte wordt gepropageerd, dat de dienst aan de volkswelvaart de eerste taak van de onderneming is. De volkswelvaart is gediend met de levering van schoenen van goede kwaliteit tegen lagen prijs en in een zoo groot mogelijk kwantum. Elke zorgeloosheid, die immers de productie vermindert, de kwaliteit verminkt, of de kostprijs doet stijgen, beteekent een volkomen onverantwoorde inbreuk op het algemeen belang. Door deze gedachte met allerhande variaties en steeds in nieuwe gestalten telkens weer naar voren te brengen, heeft men inderdaad weten te bereiken, dat het streven naar de vervaardiging van goede kwaliteiten door het geheele personeel als een zuivere eerezaak wordt aangevoeld. Door tot in alle 65
onderdeelen der bedrijfsvoering, het persoonlijk financieel belang van iederen medewerker te koppelen aan een collectieve verantwoordelijkheid, heeft Bat'a in zijn onderneming een geest van „teamwork" weten op te roepen, welke een belangrijke verklaringsoorzaak van zijn succes mag worden genoemd. Van zeer opmerkelijke beteekenis is de autonomie der bedrijfsafdeelingen ook voor het neerdrukken van het kostenpeil in alle phasen van het werkproces. Elke uitgave, welke niet strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het productieplan, beinvloedt de winst van de afdeeling, waar de fout is gemaakt, in ongunstigen zin. Omdat iedere verantwoordelijke medewerker bij de uitkomsten van zijn afdeeling persoonlijk financieel belang heeft, is het duidelijk, dat ieder op zijn eigen plaats het uiterste in het werk zal stellen om de bedrijfskosten tot het minimum terug te drukken. Wie niet de noodige zorg besteedt aan het onderhoud van zijn gereedschappen, wie roekeloos met materiaal omspringt, of op welke wijze dan ook, de kosten hooger maakt dan noodig is, steelt uit zijn eigen zak en uit die van zijn collega's met wie hij dagelijks omgaat en. samenwerkt. Zoo heeft de autonomie der bedrijfsafdeelingen geleid tot het merkwaardige effect, dat in het groote Bat'a-bedrijf elke uitgave die wordt gedaan, automatisch wordt gecontroleerd door den man, die voor de beoordeeling van de effectiviteit van die uitgave het meest competent is, terwig daarnaast de uiterste spaarzaamheid bij het gebruik van materialen, gereedschappen en arbeidskracht is verkregen, zonder dat daarvoor de inschakeling van speciale controle-instanties noodig is. 66
Het is in ieders direct belang om dagelijks bij den arbeid na te denken en te zinnen op middelen, om door vereenvoudiging en verbetering van de arbeidsmethoden, de productiekosten te verlagen. Een dergelijke verbetering leidt immers tot een verhooging van de afdeelingswinst en daarmede tot verhooging van het inkomen van de verantwoordelijke medewerkers die in de afdeeling samenwerken. Zoo groeien in het Bat'a-bedrijf dagelijks honderden plannen en ideedn tot rationalisatie en bezuiniging in alle onderdeelen van productie en verkoop. Bedenkt men nu, dat bij de samenstelling van het volgende halfjaarlijksche werkplan, alle in het afgeloopen halfjaar aangebrachte verbeteringen in de norm worden verwerkt, dan is het duidelijk dat het effect van iedere rationalisatiemaatregel reeds in het volgende productieplan duurzaam in de winst wordt verankerd. De organisatie van productie, zoowel als van verkoop blijven daardoor steeds levend en voor verstarring behoeft nimmer eenige vrees te bestaan. Geprikkeld door het eigen belang, dragen alle medewerkers bij tot de voortdurende economiseering van het bedrijf en daarin ligt te alien tijde een garantie voor de hoogst denkbare efficiency in de productiemethoden. Individualisme en collectieve verantwoordelijkheid zijn de twee grondpeilers waarop Thomas Bat'a zijn organisatiestelsel heeft opgebouwd. Een practisch voorbeeld uit het leven in Zlin, een voorbeeld, dat met opzet zoo simpel mogelijk is gehouden en daarom hier en daar eenigszins is gestyleerd, moge thans nog dienen ter illustratie van de verhouding tusschen de medewerkers, zooals die door de toepassing van het stelsel in het leven is geroepen. 67
De bezoeker die plaats neemt in het restaurant van Spolegensky Dum, het groote Bat'a-hotel, om daar de lunch of het diner te gebruiken, zal onmiddellijk nadat hij heeft plaatsgenomen, een kellner aan zijn zijde vinden, die zich alle denkbare moeite geeft bij de keuze van spijzen en dranken te adviseeren en ook overigens alle pogingen in het werk stelt om, waar noodig, van dienst te zijn. Op zich zelf is dat niet verwonderlijk, want die kellner is immers een „zelfstandige ondernemer", wiens inkomen wordt bepaald door het restaurantbezoek en de gemaakte verteringen. Wien zou men de zorg voor een goede behandeling der gasten beter kunnen opdragen dan juist hem? Is de keuze eenmaal gevallen, dan wordt de bestelling, voor zoover die eetwaren betreft, aan de keuken, en zoover die dranken betreft, aan het schenkbuffet doorgegeven. De kok, die zelf ook weer een „zelfstandige ondernemer" is, kan nu zijn werk beginnen. Hij zal zich daarbij alle toewijding getroosten, welke het beroep vereischt, want doet hij dat niet, dan zullen straks de spijzen niet voldoen aan de eischen, welke daaraan redelijkerwijze zijn te stellen en dan kan hij er zeker van zijn, dat de kellner zal weigeren ze van hem over te nemen. De kellner heeft er immers het grootste belang bij zijn klanten goed te bedienen en onder geen voorwaarde zal hij bereid zijn hun ongare of overgare spijzen voor te zetten. Wordt de overname van den schotel geweigerd, dan is de schade welke daaruit voortvloeit, voor rekening van de keukenafdeeling. Het verbruikte materiaal is verloren en de kosten daarvan belasten de exploitatie-afdeeling, zonder dat daar eenige opbrengst tegenover kan worden gesteld. De afdeelingswinst wordt daardoor ongunstig beIn68
vloed en een inkomenvermindering van alle verantwoordelijke medewerkers in de afdeeling, is daaraan onherroepelijk gebonden. Men mag dan ook aannemen dat de spijzen die de keuken verlaten, op de juiste wijze zijn toebereid, maar overigens kan men er ook van verzekerd zijn, dat de bereiding op de meest economische wijze, dat wil zeggen, met de minst mogelijke kosten is geschied. Overdadig boterverbruik, verspilling van warmte-energie en dergelijke in alle restaurantkeukens voorkomende euvelen, zijn in de Bat'a-keuken uitgesloten. Verkwisting van welken aard dan ook, wreekt zich immers aan het einde van iedere week automatisch in een loonsvermindering van alle verantwoordelijke medewerkers. Zoo komt de groote kracht van het stelsel tot uiting in het feit dat de spijzen, welke de keuken verlaten, kwalitatief aan alle eischen voldoen, terwig toch de bereiding op de meest efficiente wijze is geschied, zonder dat voor het bereiken van dit tweeledig resultaat, de inschakeling van controle-instanties noodig was. Wie deskundig is op het gebied van hotel- en restaurantexploitatie, zal begrijpen wat v ooral die laatste factor voor de rentabiliteitsmogelijkheden van het bedrijf beteekent. Intusschen heeft zich de kellner naar het schenkbuffet begeven, om daar de bestelde dranken in ontvangst te nemen. Is de wijn te hoog in temperatuur, is het bier te schraal geschonken, dan weigert hij de bestelling te accepteeren, tot schade van de schenkafdeeling. Daarnaast heeft echter ook de kellner zijn eigen risico. Is hij lui en laat hij de spijzen, welke hij van de keuken heeft overgenomen, koud worden, alvorens ze te serveeren, dan is hij zelf verantwoor-
69
delijk voor de schade, welke uit de klachten der bezoekers voortvloeit. Zijn eigen belang dwingt hem dus tot een vlotte bediening. Het resultaat van al deze wisselwerkingen is, dat de Bast ervan verzekerd kan zijn, dat zijn maaltijd hem snel en met zorg wordt voorgezet; dat op de kwaliteit der spijzen niets valt aan te merken; dat de dranken zijn geschonken volgens de eischen van het metier en dat de prijs welke hij betaalt lager is dan ergens elders. Het zijn alle factoren, waarvan men de waarde niet mag onderschatten. Teneinde nu aan het stelsel van de autonomie der bedrijfsafdeelingen, de grootst mogelijke effectiviteit te verleenen, heeft Thomas Bat'a er van meet of aan voor zorg gedragen, dat bij de toepassing ervan drie voorwaarden in het oog werden gehouden. le. De winstberekening per afdeeling moest op den kortst mogelijken termijn worden vastgesteld en hij besloot daarom tot de invoering van een wekelijksche verrekening. 2e. De cijfermatige berekening van het winstaandeel moest zoo eenvoudig zijn, dat iedere individueele medewerker in staat zou zijn, het hem toekomende winstbedrag zonder moeite zelf te berekenen. 3e. De winstgerechtigdheid moest betrekking hebben op kleine afdeelingen, opdat ieder van de medewerkers ook daadwerkelijken invloed zou kunnen uitoefenen op de resultaten van zijn afdeeling. Den buitenstaander moet het wel toeschijnen alsof de wekelijksche verrekening van alle winstaandeelen een gecompliceerde aangelegenheid is, maar in werkelijkheid is dat toch geenszins het geval. De leider van iedere afdeeling, al dan niet bijgestaan door een 70
specialen afdeelingsboekhouder, berekent iedere week zelf de financieele uitkomsten van zijn afdeeling. Voor hem is dat zeer eenvoudig. Hij weet immers voor welk bedrag zijn exploitatierekening is belast, uit hoofde van inkoop van materialen of halffabrikaten van andere afdeelingen. Aan de kostenzijde komt daarbij dan nog het uitbetaalde loon en de regiekosten, terwijl de opbrengstzijde is vermeld, het bedrag, dat van opvolgende productie-afdeelingen is verkregen door verkoop van het bewerkte halffabrikaat. Het saldo geeft de afdeelingswinst over de betreffende week aan. Iedere Donderdagavond wordt nu in elke afdeeling deze verlies- en winstrekening openbaar gemaakt, naast de budget-rekening over dezelfde week, terwig daarbij tevens is vermeld het getal dat de verhouding aangeeft tusschen de werkelijk gemaakte winst en de gebudgeteerde winst. Iedere medewerker kan nu van deze gegevens kennis nemen en het winstaandeel waarop hij recht kan doen gelden, kan hij op gemakkelijke wijze berekenen. Deze wekelijksche winstverrekening heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats was zij noodig, omdat Thomas Bat'a begreep dat het van groot belang was de belooning snel op de prestatie te doen volgen. Zou de verrekening van de winstaandeelen slechts een- of tweemaal per jaar plaats vinden, dan zou reeds daardoor het stelsel veel van zijn kracht verliezen. Het ligt nu eenmaal in de menschelijke natuur om in alle opzichten de toekomst tegenover het heden te onderschatten. Een genot dat ons wacht op een ver verwijderd tijdstip, of een Teed waarvan wij weten, dat wij het in de verre toekomst zullen moeten dragen, waardeeren, respectievelijk vreezen wij minder, dan eenzelfde ge71
noegen of eenzelfde leed dat voor de deur staat. Welke de verklaring daarvan ook mope zijn, een feit is het, dat wij alles wat in de toekomst ligt, perspectivisch verkleind zien. De consequentie daarvan is, dat een maximale prestatie, een voortdurende en ononderbroken arbeidsinspanning slechts is te verwachten van hem die weet, dat hij zich de vruchten van zijn arbeid ook spoedig zal kunnen verzekeren. In de verklaring van dit psychologische verschijnsel heeft Thomas Bat'a zich waarschijnlijk nimmer verdiept. Voor hem was het voldoende te weten dat de vorenomschreven tendens bestond en dat hij daarmede dus rekening had te houden. Dit deed hij dan ook inderdaad, door de wekelijksche verrekening van alle winstaandeelen door te voeren. De wekelijksche verlies- en winstrekening per afdeeling is ook in andere richting nog van verstrekkende beteekenis. Voor de bedrijfscontrole is zij namelijk een onmisbaar gegeven. Elken Zaterdag is Bat'a met al zijn afdeelingsleiders in vergadering bijeen. Terwiji de morgenuren worden besteed aan de behandeling en de oplossing van allerhande technische vraagstukken, is de middag gereserveerd voor de analyse van de in de afgeloopen week bereikte resultaten. Als uitgangspunt dient daarbij het percentage voor elke afdeeling, dat aangeeft de verhouding tusschen de werkelijk gemaakte winst en de winst welke in het productieplan voor die week was gebudgeteerd. Al deze percentages de honderden afdeelingen betreffende, worden op een filmdoek geprojecteerd. Deze projectie geeft dan aan: De naam van iedere afdeeling. De naam van den verantwoordelijken leider in iedere afdeeling. 72
Het percentage dat aangeeft de verhouding tusschen werkelijk gemaakte winst en gebudgeteerde winst in de afgeloopen week. Is dit percentage 100 of daaromtrent, dan beteekent dit dat de productie geheel volgens het plan is verloopen en dientengevolge geen bijzondere aandacht van de hoogste leiding verlangt. Vertoont echter het percentage van een bepaalde afdeeling een belangrijke afwijking, dan wordt de leider van de betreffende afdeeling, staande de vergadering, door den Heer Bat'a ter verantwoording geroepen. De bedoelde afdeelingsleider weet natuurlijk reeds tevoren dat hij over zijn beleid zal worden geinterpelleerd en hij heeft daarom zijn verdediging in concreten vorm gereed. Is het slechte resultaat het gevolg van fouten in de afdeeling gemaakt, dan worden onmiddellijk plannen beraamd om die fo*uten voor de toekomst uit te schakelen. Is het verlies veroorzaakt door slechte leveringen vanuit andere afdeelingen, of meer in het algemeen, door fouten in andere deelen van het bedrijf gemaakt, dan wordt de schuldvraag nagezocht en opgelost. De afdeeling die voor het verlies uiteindelijk verantwoordelijk blijkt te zijn, wordt dan veroordeeld de schade daarvan te dragen. De Heer Bat'a als hoogste leider, treedt daarbij als arbiter op in de harde discussies welke soms tusschen de verschillende afdeelingschefs worden gevoerd met betrekking tot de schuldvraag. De Zaterdagsche conferenties vormen het sluitstuk van het geheele organisatiestelsel. Dat in een tijdsbestek van luttele uren zoovele en zooverstrekkende besluiten kunnen worden genomen, is uitsluitend te danken aan de volstrekte planmatigheid, welke tot in het kleinste onderdeel der organisatie is doorgevoerd. 73
Zoo kan dan de systematiek in de werkmethoden bij Bata als volgt worden samengevat. De geheele voortbrenging (inkoop, productie, verkoop en investatie) wordt telkens een halfjaar tevoren vastgelegd. De zgn. arbeidskalender van het bedrijf telt 253 werkdagen, waarvoor eveneens 253 werkplannen zijn opgesteld. 112 dagen, waarin begrepen een week verlof met behoud van loon, zijn vrij. (Op Zaterdag en Zondag wordt behalve door de leiders, die ter conferentie gaan, niet gewerkt); de werktijd bedraagt in de meeste afdeelingen 40 uur, in enkele 48 uur per week. Het totale dagelijksche werkplan van de onderneming valt uiteen in honderden plannen voor de verschillende afdeelingen en in duizenden plannen voor individueele medewerkers en machines. Elke afdeeling heeft het grootste belang bij planmatigen arbeid, want het inkomen van alle medewerkers in de afdeeling hangt daarmede ten nauwste samen. Wanneer in een bepaalde afdeeling, op een bepaalden dag, het gestelde productiekwantum niet bereikt wordt en dus stagnatie intreedt in de levering aan de opvolgende afdeeling, waardoor het werkprogramma wordt gestoord, betaalt de schuldige afdeeling aan de benadeelde een boete, welke bij contract is vastgelegd. Is echter een afdeeling niet in staat om aan de opvolgende afdeeling het kwantum volgens het plan of te leveren, omdat zij zelf om een of andere reden niet tijdig de beschikking heeft gekregen over het te verwerken materiaal, dan wordt de uiteindelijke schade gesteld op rekening van de afdeeling waar de fout is begaan. In de praktijk gebeurt het zelden of nooit dat het dagplan door een der afdeelingen niet wordt nagekomen. De productie voltrekt zich met de regelmaat .
74
van een goed georganiseerden spoorwegdienst en dat kan ook niet anders. Het halfjaarlijksche werkplan vertoont bijzonder veel overeenkomst met de dienstregeling in een spoorboekje. Ook bij het treinverkeer is een partieele storing van funesten invloed op alle andere verbindingen en aansluitingen. Storing van het productieplan, op welk onderdeel dan ook, is voor de geheele bedrijfsvoering catastrofaal en dient daarom met alle denkbare middelen te worden voorkomen. Zeer belangrijk is het daarbij te constateeren dat het meest doelmatige middel ter bestrijding van storingen moet worden geacht, het geven van een tijdsmarge bij de uitvoering van elk onderdeel van het plan. Onder Been voorwaarde mag in het productieplan het arbeidstempo tot het maximum worden opgevoerd. Steeds en overal moet een marge voor tegenvallers blijven, omdat de verliezen welke uit storingen voortvloeien, veel grooter zijn dan voordeelen die met een overmatige stimuleering van het arbeidstempo zouden zijn te bereiken. Tot zoover de beschrijving van de techniek van het Bat'a-organisatiestelsel. Tegen den achtergrond daarvan dient thans het loonstelsel nader te worden geanalyseerd. Verschillende punten, welke bij de beschrijving van het organisatiestelsel slechts even konden worden aangeroerd, zullen daarbij dan tevens verder kunnen worden belicht.
75
HOOF DS TUK
NADERE BIJZONDERHEDEN OMTRENT HET LOONSTELSEL BIJ BATA.
Terwijl in het vorige hoofdstuk een algemeen overzicht werd gegeven van de structuur van het Bat'aorganisatiestelsel, dient thans verdere aandacht te worden besteed aan het loonstelsel, dat immers, in verband met de deelgerechtigdheid van alle verantwoordelijke medewerkers in de winst van hun afdeeling, zich principieel onderscheidt van de gebruikelijke methodes van arbeidsbelooning. Richt men eerst het oog op de gangbare loonstelsels, dan blijkt dat. ondanks alle bestaande variaties en combinaties, een indeeling in twee groepen mogelijk is. Die twee hoofdgroepen zijn: a. Set tijdloon, waarbij het loon een vergoeding is voor den besteeden arbeidstijd. b. Het technische prestatieloon, waarbij het loon een vergoeding is voor de kwalitatieve- of voor de kwantitatieve arbeidsprestatie. Geen van deze grondstelsels paste in het kader van Bat'a's gedachtengang. Hij wenschte zijn medewerkers zooveel als mogelijk was, tot ondernemers op te voeden en deze bijzondere zienswijze leidde tot diepgaande consequenties, ook ten aanzien van het vraagstuk van de arbeidsvergoeding. Het inkomen van den arbeider is nu eenmaal van geheel anderen aard dan dat van den ondernemer. 76
Het inkomen van den ondernemer houdt geen verband met den arbeidstijd welke hij opoffert, of met de arbeidsmoeite, welke hij zich getroost en al evenmin met de kwantiteit van den arbeid, welken hij verricht. De ondernemer kan slechts op inkomen aanspraak maken, wanneer hij in staat is met zijn arbeid waarde te scheppen en de hoogte van het ondernemersinkomen hangt dan ook ten nauwste samen met de grootte van de waarde, welke de gepresteerde arbeid blijkt te hebben opgeleverd. Een ondernemer, die zich het geheele jaar door, dag in, dag uit, tot het uiterste heeft ingespannen, maar desondanks niet bij machte is geweest een zoodanige opbrengst voor zijn productie te verkrijgen, dat na aftrek van alle gemaakte kosten, een overschot resteert, kan geen recht op inkomen doen gelden. Het baat hem niet of hij zich beroept op zijn voorbeeldige vlijt en op zijn noesten ijver; het simpele feit dat hij er met al zijn zwoegen niet in is geslaagd om waarde te scheppen, is oorzaak dat hem elk inkomen ontgaat. De productie is immers niet anders dan een omvormingsproces, waarbij eenerzijds grondstoffen, machine- en arbeidsprestaties worden opgeofferd, terwijl anderzijds door dat offer een nieuw product tot stand wordt gebracht. Blijkt nu dat het nieuw verkregen product minder opbrengt, dan de totale kosten der vervaardiging hebben bedragen, dan is er door dit omvormingsproces geen waarde in het leven geroepen; integendeel, dan is daardoor waarde vernietigd; dan heeft de ondernemer verlies gemaakt en is dientengevolge zijn inkomen negatief. Maar omgekeerd ook, wanneer aan het einde van het jaar blijkt dat de baten, welke het bedrijf heeft opgeleverd, de kosten 77
overtreffen, m.a.w. wanneer er winst is gemaakt, kan niemand den ondernemer zijn recht op die winst ontzeggen en is het antwoord op de vraag of hij wel elken dag plichtsgetrouw zijn kantoor en zijn werkplaatsen heeft bezocht, niet van het minste belang. Het loon, dat de arbeider voor zijn werkprestaties ontvangt, draagt een geheel ander karakter. Zijn loon is een vergoeding voor den opgeofferden arbeidstijd, of wel voor de geleverde kwalitatieve- of kwantitatieve prestatie. Het kenmerkende verschil tusschen het ondernemersinkomen en het loon-inkomen is hiermede blootgelegd. Het ondernemersinkomen wordt bepaald door economische invloeden, het is een restbedrag tusschen kosten en opbrengsten, terwij1 het arbeidsloon is gebaseerd op technische factoren, als arbeidstijd, arbeidsmoeite, kwalitatieve- of kwantitatieve arbeidsresultaten. Bat'a wilde zijn medewerkers tot zelfstandige ondernemers opvoeden en om dat te kunnen doen, had hij er in de eerste plaats voor te zorgen, dat hun inkomen afhankelijk werd gesteld van de waarde welke zij met hun arbeid tot stand weten te brengen. Het is in deze feiten dat de principieele basis van het Bat'a-loonstelsel ligt besloten en bij de beoordeeling ervan mag men den nauwen, onverbrekelijken samenhang tusschen de bijzondere functie, welke de Bat'a-medewerker bekleedt en den aard van de belooning, welke hij ontvangt, niet uit het oog verliezen. Dat is intusschen niet zoo gemakkelijk als het op het eerste gezicht schijnt te zijn. Wij zijn nu eenmaal door traditie en gewoonte gebonden aan de gedachte dat de arbeider een werknemer is, wien een bepaalde dosis arbeid wordt opgedragen, waartegenover hem 78
wekelijks een tevoren vastgesteld loonbedrag wordt uitgekeerd, afgezien van de vraag of zijn arbeid straks zal blijken van grooter of kleiner nut voor de onderneming te zijn geweest. Wij kunnen ons tenslotte nog wel voorstellen dat aan den werknemer, op een of andere wijze, een deel van de winst van de onderneming of van zijn afdeeling wordt uitgekeerd, maar dat hij ook kan worden genoodzaakt een gedeelte bij te dragen in het verlies door zijn afdeeling aan het bedrijf toegebracht, dat klinkt, zacht uitgedrukt, ongewoon 1). Toch is dit onder bepaalde omstandigheden bij Bat'a het geval en daarom is het noodig, alvorens op de techniek van het loonstelsel verder in te gaan, te onderzoeken, wat nu eigenlijk de zelfstandige ondernemersfunctie der Bat'a-medewerkers heeft te beteekenen. Zelfstandig ondernemer in de specifiek economische beteekenis van het woord is in het Bat'a-bedrijf alleen en uitsluitend de leider Jan Bat'a. Hij is de eenige wiens functie geheel beantwoordt aan de eischen, welke aan het ondernemersschap moeten worden gesteld, omdat: 1 e. Hij over alle, door anderen genomen besluiten het veto kan uitspreken. 2e. Hij de eenige is wiens inkomen zuiver afhankelijk is van economische factoren, in casu, van de winst van de onderneming. Lijnrecht daartegenover staat, dat zeer velen die in 1 ) In het Nederlandsche Bat'a-bedrijf te Best, deelen de verantwoordelijke medewerkers wel in afdeelingswinsten, maar onder geen enkele omstandigheid wordt van hen een participatie in eventueele afdeelingsverliezen verlangd.
79
dienst van het Bat'a-bedrijf werken, niet de minste overeenkomst met een ondernemer vertoonen en zich in geenen deele onderscheiden van het normale type arbeiders, zooals dat in alle andere bedrijven voorkomt. Onder deze categorie vallen alle leerlingen, de sjouwers, de handlangers en de eenvoudigen van geest, die voor het verrichten van verantwoordelijken arbeid alle aanleg en geschiktheid missen. Daartusschen ligt dan de groote groep van verantwoordelijke medewerkers, wier functie in meerdere of mindere mate overeenkomst vertoont met die van den ondernemer. Zij dragen risico en hun belooning is gedeeltelijk afhankelijk van de waarde welke zij door middel van hun arbeid weten te vormen. Zooals gezegd is dit slechts gedeeltelijk het geval, want iedere verantwoordelijke medewerker bij Bata ontvangt een gegarandeerd minimumloon, dat onder alle omstandigheden wordt uitbetaald. ,Alleen met het restant van zijn inkomen en dan nog maar met een beperkt gedeelte daarvan, deelt hij mede in het risico van de exploitatie zijner afdeeling. Met opzet is de gegarandeerde minimumbelooning laag gehouden. Zij biedt een basis voor het gezinsonderhoud, maar laat geen marge voor de uitgaven, die noodig zijn om het leven van de rose kant te kunnen bezien. Het daartoe benoodigde extra-inkomen kan slechts worden verkregen uit de winst in de afdeeling behaald en iedere verantwoordelijke medewerker heeft er dus het grootste belang bij de winst zoo hoop mogelijk op te voeren. In dit streven komt nu zijn ondernemersschap naar voren. Hij is niet meer de normale arbeider of de normale bediende; hij is niet de min of meer welwillende uitvoerder van de opdrachten van hoo80
gerhand gegeven, maar hij is een denkende kracht, die dagelijks zint op middelen om winst te maken, om eenmaal verkregen winsten te consolideeren en te vergrooten. Als de opbrengstprijzen der schoenen, zooals die in de winkels worden verkocht, een daling ondergaan, dan is het gevolg daarvan, dat bij de vaststelling van het halfjaarlijksche werkplan, de prijzen waartegen de halffabrikaten voortaan van de verschillende afdeelingen worden overgenomen, eveneens omlaag worden gedrukt. Immers vast staat dat de gezamenlijke afdeelingen voor hun bemoeiingen nooit meer kunnen ontvangen, dan de schoen bij verkoop aan het publiek kan opbrengen. De afdeelingsleider kan dus een eventueele daling van de prijzen, waarvoor hij het in zijn afdeeling bewerkte halffabrikaat aan de opvolgende afdeeling moet verkoopen, niet tegengaan, evenmin als de zelfstandige ondernemer in het vrije bedrijf bij machte is een prijsval van zijn product, door algemeene koopkrachtdaling, of door welke andere reden dan ook, te verhinderen. De taak van den ondernemer is het om zulk een prijsval zoo goed mogelijk te pareeren, d.w.z. de wegen te zoeken om door middel van kostenverlaging zijn winst te handhaven. Gelukt hem dat niet, dan zal een vermindering van zijn inkomsten het onvermijdelijk gevolg zijn. Precies hetzelfde geldt voor den verantwoordelijken Bat'a-medewerker. Als de prijzen van schoenen dalen, dan vermindert daardoor automatisch de vergoeding, die elke afdeeling voor de door haar geleverde prestaties kan bedingen en nu komt het er maar op aan of de afdeelingsleider met zijn staf kans ziet tegenover de verminderde opbrengst ook een verminderd 81
kostencijfer te stellen. Slaagt hij daarin niet, dan is zijn arbeid voor de onderneming als een geheel gezien, minder waard dan vroeger en zal dus zijn inkomen dienovereenkomstig dalen. Levert de exploitatie van de afdeeling verlies op, dan beteekent dat in wezen toch niet anders dan dat het werk van de afdeeling een negatieve waarde voor de onderneming heeft opgeleverd en in zulk een geval is het niet meer dan redelijk, dat de afdeelingsleider, met zijn verantwoordelijke medewerkers, die toch in tijden van winst een aandeel in die winst hebben genoten, thans ook een gedeelte in het verlies bijdragen. Dat geschiedt bij Bat'a inderdaad, zij het ook dat de verlangde verliesbijdrage binnen zeer beperkte grenzen is gehouden en zulk een bijdrage uitsluitend wordt verlangd van de verantwoordelijke medewerkers, die ook in de winst deelen. Het is noodig het principe van de verliesparticipatie der verantwoordelijke medewerkers bij Bat'a nauwkeurig te formuleeren, want juist ten aanzien van dit punt is reeds veel onjuiste critiek geleverd. De bedoelde formuleering kan hoogst eenvoudig en concreet zijn. Iedere verantwoordelijke Bat'amedewerker ontvangt een garantie-loon, dat hem onder alle omstandigheden onverkort wordt uitbetaald. Wanneer de resultaten van het werk in zijn afdeeling tot winst hebben geleid, ontvangt hij boven het gegarandeerde loon een aandeel in die winst. Is daarentegen, gerekend over een halfjaar, in een bepaalde afdeeling verlies ontstaan, dan deelen de verantwoordelijke medewerkers van die afdeeling in het verlies, echter met dien verstande, dat hun verliesparticipatie nooit hooger kan zijn dan de helft van het 82
winstaandeel dat zij over het voorafgaande halfjaar hebben genoten 1). Teneinde iedere mogelijkheid tot onjuiste interpretatie uit to sluiten is hieronder de gang van zaken nog eens in cijfers gedemonstreerd. Een zelfstandige medewerker in afdeeling X geniet een garantiesalaris van Kc. 500.— in de week. De wekelijksche uitbetaling van dit bedrag staat vast en houdt geen enkel verband met winsten of verliezen in de afdeeling gemaakt. Heeft de afdeeling winst opgeleverd, dan ontvangt de zelfstandige medewerker in die winst zijn tevoren vastgestelde aandeel, maar dit aandeel wordt hem niet direct uitgekeerd; het wordt op zijn tegoed-rekening geboekt. Van het saldo van deze tegoed-rekening kan maandelijks door den belanghebbende een bedrag worden opgenomen, echter zoo, dat een redelijk saldo overblijft voor eventueele toekomstige verliesparticipatie. In eenigszins gestyleerden vorm, toont de rekening van een zelfstandigen medewerker bij Bata het volgende beeld ): 2
DEBET. CREDIT. 31 Maart. Opgenomen le kwartaal Kc. 4000.— 1 Jan. Saldo vorig halfjaar .. Kc. 8000.2e ,, „ 5000.— 31 Maart. Winstaand. le kwartaal „ 7000.30 Juni. 5000.— 30 Juni. 2e „ 11000.— 30 Juni. Saldo tegoed 9, If
10
Kc. 20000.—
ft
Kc. 20000.—
1) In de Nederlandsche Bata-fabriek deelen verantwoordelijke medewerkers wel in de afdeelingswinst, maar slimmer in het afdeelingsverlies. 2) In het voorbeeld is het aandeel in winst en verlies kwartaalsgewijze geboekt. In de werkelijkheid geschiedt dat wekelijks. 83
Aangenomen nu, dat in het volgende halfjaar een belangrijk verlies in de afdeeling is ontstaan, is de verrekening alsvolgt: DEBET. 30 Sept. Verliesaand. 3e kwartaal Kc. 30 Sept. Opgenomen 3e 31 Dec. Verliesaand. 4e kwartaal „ 31 Dec. Opgenomen 4e 31 Dec. Saldo tegoed It
ft
9000.— 1000.—
If
2000.-
If
2000.2000.—
Kc. 16000.—
CREDIT. 1 Juli. Saldo vorig halfjaar Kc. 11000.31 Dec. Terugboek. Verliesaand. „ 5000.-
Kc. 16000.—
Een nauwkeurige beschouwing van de cijfers in de bovenstaande rekening-courant, toont duidelijk aan wat er gebeurd is. Begonnen met een saldo tegoed van Kc. 8000.—, heeft deze medewerker in het eerste halfjaar een aandeel in de winst genoten van totaal Kc. 12.000.—,welk bedrag dan ook in het credit van zijn rekening is geboekt. Aan den anderen kant heeft hij maandelijks bedragen opgenomen, zoodat aan het einde van het halfjaar zijn tegoed Kc. 11.000.— bedraagt, welk saldo op nieuwe rekening is overgebracht. Maar in het nieuwe halfjaar is hij minder fortuinlijk. Iedere maand levert zijn afdeeling verlies op en over het tweede halfjaar is zijn rekening dan ook belast met een verliesaandeel van Kc. 9.000.— + Kc. 2.000.— = Kc. 11.000.—. Vastgesteld is echter dat een verantwoordelijke Bat'a-medewerker in een bepaald halfjaar nooit mèbr aan verlies heeft bij to dragen dan de helft van het winstaandeel dat hij over het voorafgaande halfjaar heeft genoten. Het winstaandeel in het eerste halfjaar bedroeg Kc. 12.000.—, zoodat voor de periode 1 Juli-31 December, de maximum-verliesparticipatie Kc. 6.000.— bedraagt. Omdat nu in de loop van het tweede halfjaar de rekening 84
voor een verliesaandeel van Kc. 11.000.— is belast, boekt Bat'a op 30 Juni, wanneer het halfjaar wordt afgesloten, weer Kc. 5.000.— ten gunste van den betreffenden medewerker terug. Ondanks het feit dus dat zijn aandeel in het verlies over het tweede halfjaar Kc. 11.000.— bedroeg, betaalt de betreffende medewerker in werkelijkheid daarvan slechts Kc. 6.000.—, zijnde de helft van het bedrag dat hij in het voorafgaande halfjaar als winstaandeel heeft getoucheerd. Had hij het vorig halfjaar geen winstaandeel genoten, dan zou hem ook in het tweede halfjaar geen aandeel in het verlies in rekening zijn gebracht. Concludeerende kan dus worden vastgesteld dat de verantwoordelijke Bat'a-medewerkers wel deelen in de gemaakte afdeelingswinsten, maar dat zij noch met hun loon, noch met eigen middelen, in eventueele verliezen participeeren. In dit licht gezien, moet dan ook de bewering, als zoude Bat'a een deel van het ondernemersrisico op zijn arbeiders afwentelen, naar het rijk der fabelen worden verwezen. De technische uitwerking van het vorengeschetste loonstelsel varieert met den aard van het werk in de afdeelingen verricht. De volgende beschouwingen bepalen zich daarom tot de bespreking van enkele belangrijke loongroepen en wel: a. Het loon voor stansers 1 ). b. Het loon aan den loopenden band. c. Het loon van inkoopers. d. Het loon van verkoopers. 1 ) Stansers zijn arbeiders die de voor de vervaardiging van schoenen benoodigde leerdeelen uit de hun ter beschikking gestelde leervellen uitstansen.
85
a. Het loon der stansers. Het stansen is een moeilijk werk, dat van den betreffenden werkman bijzondere toewijding en ononderbroken aandacht vereischt. De vrouw die gewend is om uit rechte stukken stof, met het minst mogelijke materiaalverlies, een japon te knippen, zal kunnen begrijpen hoeveel vakmanschap noodig is, om vellen leer, welke door de spelingen der natuur steeds anders zijn gevormd, en die overigens zwakke en onbruikbare plekken vertoonen, zoowel aan de zijkanten als in het middengedeelte, in snel tempo, zoo voordeelig mogelijk, dus met een minimaal materiaalverlies, in stukken van voorgeschreven vorm en afmeting te verdeelen. Bij elk leervel, dat de stanser in bewerking neemt, staat hij voor een nieuwe puzzle, welke hij in den kortst mogelijken tijd heeft op te lossen. De berekening van het loon dat de stanser wekelijks ontvangt, heeft nu op de volgende wijze plaats. In het halfjaarlijksche werkplan is hem de taak voorgeschreven, welke hij dag voor dag heeft te vervullen. Als vergoeding voor zijn werkzaamheid ontvangt hij in de eerste plaats een normaal stukloon, dat nog verhoogd wordt met een premie, wanneer op de kwaliteit van zijn werk niets is aan te merken en iederen dag de voorgeschreven taak ten einde is gebracht. Daarnaast ontvangt hij dan zijn winstaandeel, waarvan de calculatie zeer eenvoudig is. Huiden zijn natuurproducten; zij zijn grillig van vorm, vertoonen soms zwakke of onbruikbare plekken en dientengevolge varieert de waarde sterk. Door een objectieve instantie wordt nu ieder leervel (dat is dus de gelooide huid) gewaardeerd. Nagegaan wordt hoe groot het 86
bruikbare oppervlak van ieder vel is en die oppervlakte vermenigvuldigd met een vasten prijs per vierkanten voet, geeft aan het bedrag waarvoor de rekening van den stanser wordt belast bij ieder leervel dat hij in bewerking neemt. Daartegenover zijn eveneens de prijzen vastgesteld waarvoor de stanser de door hem uitgestanste deelen aan de opvolgende productie-afdeeling kan verkoopen. Voor deze bedragen wordt zijn rekening ontlast, zoodat aan het einde van iedere week het saldo van de rekening aangeeft, hoe groot de winst, respectievelijk het verlies is geweest. Loon en winstaandeel worden hem wekelijks uitbetaald. De stanser deelt in de gemaakte winst, maar hij participieert niet in eventueele verliezen. Hij heeft dus het hoogste persoonlijke belang bij de voorkoming van materiaalverliezen en bij de opvoering van de kwaliteit van zijn arbeid, zoodat inderdaad mag worden verwacht dat de man met de zelfde zorg en ondernemersgeest zal optreden, als hij zou doen, wanneer hij het stansbedrijf voor eigen rekening en risico uitvoerde. Door de goede verzorging van zijn welbegrepen eigenbelang dient hij uit den aard der zaak tevens het belang van de onderneming als 66n geheel gezien. Het uiteindelijk effect van de belooningsmethode is dus dat er een volkomen harmonie bestaat tusschen het belang van den individueelen stanser en dat van het bedrijf.
b. Het loon aan den loopenden band. Terwig de stanser zijn werk individueel uitvoert, draagt de arbeid aan den loopenden band een collectief karakter. Dat is in het algemeen het geval, maar bij de schoenfabricage is deze factor van grooter be87
lang dan elders. Men houde steeds voor oogen, dat leer geen dood materiaal is. Het is een organische stof met alle gevolgen van dien. Het eene stuk rekt meer dan het andere, het laat zich gemakkelijker of moeilijker bewerken, kortom, de schoenmaker die op eenigerlei moment de aandacht bij zijn werk verliest en zijn taak automatisch gaat verrichten, zal fouten maken, welke zich in de verdere productie onherroepelijk gaan wreken. Aan den loopenden band in een schoenfabriek is daarom meer nog dan in andere bedrijven een volledige samenwerking tusschen de band-arbeiders een dringende vereischte. Wanneer een bepaalde arbeider een productiehandeling verricht, die er nog maar net mee door kan, zal een na hem komende collega daarvan de onaangename gevolgen constateeren; hij zal zich extra moeite hebben to geven, hetgeen een nadeeligen invloed op zijn werktempo uitoefent. Het is daarom, dat voor het werk aan den loopenden band een collectieve belooning de meest gewenschte is. De loonbedragen welke Bat'a betaalt aan zijn medewerkers die het werk aan den loopenden band verrichten, zijn gebaseerd op de volgende grondslagen. Alle bandarbeiders werken op stukloon en voor de niet verantwoordelijke arbeiders aan den band houdt hiermede de belooning op. Voor de verantwoordelijke medewerkers, de voormannen, (het zijn er 6 of 8 aan iederen band), is dit echter niet het geval. Zij genieten boven het stukloon een aandeel in de winst van de afdeeling. De berekening daarvan is weer zeer eenvoudig. De afdeeling wordt belast voor het verbruikte materiaal tegen de prijzen in het halfjaarlijksche productieplan vastgelegd. Verder ook met het bedrag 88
der uitbetaalde stukloonen, met rente en afschrijving van machines, met fabricagekosten en met een aandeel in de algemeene onkosten. De rekening van de afdeeling wordt aan den anderen kant ontlast door de opbrengst, welke voor het bewerkte fabrikaat wordt verkregen, eveneens berekend tegen de in het werkplan gefixeerde prijzen. Op te merken valt daarbij nog, dat de fabrikaten welke niet aan de gestelde kwaliteitsnormen voldoen, door de aangewezen controleurs als B-paren worden aangemerkt, waarvoor een geringere vergoeding wordt betaald. In het winstsaldo dat de rekening wekelijks aangeeft, participeeren de verantwoordelijke band-arbeiders. Zou de rekening onverhoopt een verlies aanwijzen, hetgeen zelden of nooit gebeurt, dan dragen de verantwoordelijke bandarbeiders in dit verlies niet bij. Loon en winstaandeel worden hun wekelijks uitbetaald. Het toezichthoudend personeel, de meester en controleur deelen zoowel in de winst als in het verlies van de afdeeling, met dien verstande echter weer, dat zij in eenig halfjaar nooit meer in het verlies behoeven bij te dragen, dan de helft van hun winstparticipatie in het voorafgaande halfjaar.
c. Het loon van inkoopers. Meer nog dan de vorengenoemde groepen, treden de inkoopafdeelingen bij Bata als zelfstandige ondernemingen naar voren. Dat dit zoo zijn moet, ligt voor de hand. Het halfjaarlijksche werkplan geeft nauwkeurig aan welke materiaalbehoefte moet worden ingedekt en welke bedragen daarvoor beschikbaar zijn. Deze bedragen immers zijn gevonden door, uitgaande van den verkoopsprijs die elke schoenensoort zal kun89
nen opbrengen, door de typische calculatie van boven naar beneden, telkens de kosten van bewerking in de opvolgende afdeelingen of te trekken, zoodat tenslotte het bedrag dat voor materiaalaankoop beschikbaar is, resteert. Heeft de inkoopafdeeling zich met dit plan eenmaal accoord verklaard, dan heeft zij ook te zorgen dat de benoodigde materialen tijdig ter beschikking zijn. De afdeeling wordt belast voor den kostprijs van alle aankoopen welke zij verricht. Verder ook voor de salarissen en loonen in de afdeeling betaald, alsook voor de afdeelingskosten. Anderzijds wordt de rekening ontlast voor de verkoopen van materiaal aan de productie-afdeelingen, tegen de prijzen in het halfjaarlijksche productieplan vastgelegd. Heeft de inkoopafdeeling voordeelig gewerkt, m.a.w. heeft zij de materiaalbehoefte op het juiste moment en op de voordeeligste wijze ingedekt, dan zal aan het einde van het halfjaar de exploitatie-rekening een winst aangeven, waarin dan de verantwoordelijke inkoopers deelen. Is echter de gang van zaken ongunstig geweest en is verlies ontstaan, dan dragen zij bij in het verlies, wederom tot een maximum van de helft van het winstaandeel in het voorafgaande halfjaar getoucheerd. Gezien de schommelingen der conjunctuur en de daarmede verbonden prijsgolvingen, kunnen de winsten en de verliezen in de inkoopafdeelingen zeer belangrijk zijn en het valt dan ook niet te ontkennen dat het inkomen van de inkoopers bij Bat'a aan sterke variatie onderhevig is. Ziet men de Bat'a-inkooper als een bediende, dan kan men bezwaar maken tegen deze wisselende arbeidsbelooning. Men bekijkt dan echter de zaak van den verkeerden kant. De Bat'a-inkooper is geen bediende, hij is een ondernemer, die alleen dit 90
voordeel geniet dat zijn financieele risico ten zeerste beperkt is. De methode van arbeidsbelooning, zooals Bat'a die heeft doorgevoerd, moge ongewoon zijn, zij is in ieder geval strikt rechtvaardig en in alle opzichten redelijk. d. Het loon der verkoopers. Bat'a verkoopt de geheele productie in eigen winkels en voor dit verkoopsysteem bestaan inderdaad goede redenen. Kenmerk van onze ondernemingsgewijze georganiseerde productie is, dat de productie op de behoefte van de afnemers moet anticipeeren, d.w.z. dat steeds groote kapitalen moeten worden vastgelegd, zonder dat de zekerheid bestaat, dat voor de vervaardigde producten ook ten voile afzet zal zijn te vinden. Verkeerde anticipatie leidt uit den aard der zaak tot kapitaalvernietiging, weike vanuit het gezichtspunt van het algemeen belang dient te worden betreurd. Gedegen kennis van de behoeften der verbruikers; gedegen kennis ook van de koopkracht en de koopkrachtverschuivingen, zijn voortreffelijke middelen om fouten in den opzet der productie te voorkomen. De handel is door zijn opdrachten aan de produceerende bedrijven, de tolk van de vraag van het publiek. Hieruit volgt onmiddellijk dat het fundament waarop de productie wordt opgebouwd, van twijfelachtige draagkracht is, wanneer de verkoop geheel in de handen is gelegd van de zelfstandige winkeliers. Want iedere winkelier heeft zijn eigen individueele wenschen, die een weerspiegeling zijn van zijn interpretatie van de wenschen van het publiek. Aan deze wenschen heeft de fabrikant, wil hij niet het gevaar loopen zijn omzet 91
te verliezen, te voldoen. De productie wordt daardoor versnipperd en dientengevolge wordt niet alleen de stelselmatige doorvoering van de rationalisatie belemmerd, maar treedt tevens een ernstig risico in de productie op. De kennis van de behoeften van het publiek, van de koopkrachtverhoudingen en verder ook van de beteekenis die een prijsdaling voor de mogelijkheid van omzetverhooging heeft, kan niet door eenvoudige waarneming van de zijde van den zelfstandigen winkelier worden verzameld, omdat hij uit den aard der zaak niet beschikt over de gespecialiseerde kennis en de technische hulpmiddelen, welke voor een dergelijke analyse onontbeerlijk zijn. Direct daartegenover staat echter, dat wanneer de winkels worden beheerd door filiaalhouders in dienst van het grootbedrijf, van deze menschen, hoe goed zij overigens ook voor hun taak berekend mogen zijn, niet kan worden verwacht, dat zij met gelijke toewijding en activiteit den hun opgedragen verkoop zullen behartigen, als zij aan den dag zouden leggen wanneer zij als zelfstandige ondernemer den winkel in eigen bezit hadden. Voor deze moeilijkheid vond Bat'a een oplossing. Hij nam den geheelen verkoop van zijn product, door middel van eigen filialen, in eigen hand. Maar het beheer van zijn winkels droeg hij op aan menschen, die zoowel door den aard van hun functie, alsook door de arbeidsbelooning, die zij ontvangen, bijzonder veel gelijkenis vertoonen met zelfstandige winkelondernemers. Door de 2000 filialen, welke Bat'a in Tsjecho-Slowakije exploiteert, staat hij op 2000 punten met het koopende publiek in dagelijksch contact, door middel van zijn filiaalhouders, die in hun ambitie zeker voor den zelf92
standigen ondernemer niet onderdoen. Dank zij dit groote waarnemingsgebied en de technische hulpmiddelen waarover Bat'a beschikt, is hij in staat gesteld de koopkrachtverschuivingen te meten en de varieerende wenschen van het publiek voortdurend te peilen. Daardoor is het gevaar voor verkeerde productie-instelling, met alle daarmede gepaard gaande verliesmogelijkheden door Bat'a sterk gereduceerd. Het is ook hier weer de typische belooningsmethode welke den Bat'a-filiaalhouder een belang geeft bij de uitkomsten van zijn bedrijf, dat maar weinig verschilt met het belang van den zelfstandigen schoenenwinkelier. Aan den anderen kant is echter de Bat'a-filiaalhouder bevrijd van de zwaarwegende zorgen, welke in het algemeen en althans in deze tijden, aan de zelfstandige exploitatie van een kleinwinkelbedrijf zijn verbonden. Men oordeele zelf. Aan den filiaalhouder wordt door Bat'a een winkel ter beschikking gesteld, terwig hem tevens de schoenen worden geleverd, welke hij aan het publiek ten verkoop aanbiedt. Van de opbrengst der verkochte schoenen ontvangt hij een tevoren bij overeenkomst vastgelegd percentage en uit het zoo verkregen brutoinkomen bestrijdt hij zelf alle verdere kosten der exploitatie. Wanneer hij personeel noodig heeft, stelt hij dat personeel zelf aan en hij doet dat voor eigen rekening. Hij betaalt ook de kosten van schoonmaak en onderhoud van den winkel en de winkel-inventaris, de kosten van reclame, kortom, alle exploitatiekosten welke hij meent voor zijn winkel te moeten uitgeven, betaalt hij zelf uit het bruto-inkomen dat hij ontvangt. Het restant is zijn winst. Omdat uit den aard der zaak de inkomsten uit den verkoop van week tot week sterk 93
wisselend kunnen zijn, geniet de filiaalhouder een garantieloon, dat hem onder alle omstandigheden wekelijks wordt uitbetaald 1). Natuurlijk is het zoo, dat de filiaalhouder die er niet in slaagt zijn totale kosten, met inbegrip van zijn garantiesalaris, goed te maken, op den duur niet kan worden gehandhaafd, hetgeen tenslotte ook in ieder ander bedrijf het geval is. De Bat'a-filiaalhouders hebben echter, naast de zooeven genoemde, nog andere, zeer belangrijke bronnen van inkomsten en wel uit schoenenreparatie, kousenreparatie en uit de pedicure-afdeeling 2 ). Aan iederen filiaalhouder wordt namelijk door Bat'a een complete inrichting voor de reparatie van schoenen en kousen en wanneer het filiaal zich daartoe leent, een pedicure-installatie ter beschikking gesteld. Na betaling van een Bering percentage voor amortisatie van de geleverde installaties (Schoenreparatiemachines 6 0/0 van den reparatie-omzet, kousenreparatie-machines 18 °/o en pedicure-installatie 10 Vo), komen alle baten van deze afdeelingen onverkort aan den filiaalhouder ten goede. Hij is te dezen aanzien dus beer en meester in eigen huis en treedt geheel als zelfstandig ondernemer op. Door hen die critiek uitoefenen op het Bat'a-stelsel, is meerdere malen de meening gewekt dat de Bat'a-filiaalhouders zouden hebben bij te dragen in prijsverlagingen welke bij sei1) Voor het Nederlandsche bedrijf beweegt zich het wekelijksche garantieloon, naast het genot van vrij wonen, tusschen f 20.— en f 35.—. 2) Alhoewel het aantal pedicure-afdeelingen voortdurend groeit, is thans nog niet aan alle filialen een pedicure-afdeeling verbonden. 94
zoenswisseling en uitverkoop noodzakelijk zijn. Met nadruk zij er op gewezen dat dergelijke beweringen onjuist zijn. Alleen in het geval dat de schoenen door zorgeloosheid van den filiaalhouder beschadigen en daardoor tegen een lageren prijs moeten worden verkocht, komt de daaruit voortvloeiende schade voor zijn rekening. Het is duidelijk dat door deze methode van arbeidsbelooning, de filiaalhouder bij Bat'a in sterke mate wordt geprikkeld tot een efficiente exploitatie van zijn bedrijf. Hij geniet daarbij den vollen steun van de centrale verkoopsleiding; hij deelt in de winsten van zijn filiaal, maar hij participeert niet in eventueele verliezen. Hij heeft het grootste persoonlijke belang bij het laaghouden van zijn kostencijfer, zoowel als bij de opvoering van zijn omzet, zoodat niet is in te zien waarom zijn totale activiteit anders zou zijn gericht dan die van den zelfstandigen winkelbezitter. Ook te dezer zake kan het voorbeeld van Bat'a tot algemeene leering strekken. De goede toepassing van het vorenomschreven loonstelsel, maakt het mogelijk, zij het ook in geheel nieuwen vorm, aan velen het behoud te verzekeren van de zelfstandigheid, die in onzen tijd van mechanisatie en centralisatie aan groote groepen van de middenstandsbevolking dreigt te worden ontnomen.
95
H O O F D S T U K VI
GEZONDHEIDSWEZEN IN ZLIN.
Wie de gelukkige bezitter is van een eigen huis, zal er zich wel voor wachten, de noodzakelijke vernieuwing van de verflaag uit te stellen tot op het moment dat de oude laag geheel is afgebladderd en vergaan. Want zou hij in dit opzicht onachtzaam zijn, dan zullen de kwade gevolgen daarvan voor hem niet uitblijven. Zoodra immers het hout aan de steeds wisselende weersomstandigheden wordt blootgesteld, treedt een verrottingsproces in en als het eenmaal zoover is gekomen, gaat het herstel met belangrijk hoogere kosten gepaard dan noodig zouden zijn geweest, wanneer op tijd was ingegrepen. De eigenaar van een auto weet dat hij kosten spaart, wanneer hij op gezette tijden den motor laat demonteeren en de half versleten onderdeelen door nieuwe doet vervangen. Het zal niet bij hem opkomen met de revisie te wachten totdat het mechaniek den dienst weigert, overtuigd als hij is, dat zulk een uitstel hem belangrijke schade zou berokkenen. Wie prijs stelt op het behoud van eenigerlei bezit, weet dat hij voor het geregelde onderhoud ervan heeft zorg te dragen. Men heeft zich vertrouwd gemaakt met de gedachte dat voorkomen beter en goedkooper is dan genezen en in het algemeen wordt dan ook naar dezen stelregel gehandeld. Er is echter een merkwaardige uitzondering, welke de juistheid van dezen repel bevestigt. Want hoe zuinig men ook 96
pleegt te zijn op ieder waardevol actief, dat men in dit leven het zijne mag noemen, men is slordig met het kostelijkste bezit dat door de natuur is gegeven: de menschelijke gezondheid. Hoevelen zijn er, die zich voor de verzorging van hun lichamelijken welstand dezelfde moeite getroosten welke zij koesteren voor de machines waarmee zij werken, voor het huis waarin zij wonen en voor den auto, waarin zij rijden? De ziekte voorkomt men niet; men doet er zelfs geen ernstige poging toe. De storingen die in het oneindig gecompliceerde mechanisme, dat het menschelijk lichaam is, vroeger of later moeten gaan optreden, wacht men gelaten of en pas wanneer men er het slachtoffer van is geworden, roept men de hulp van een arts in en verzoekt hem voor de genezing te willen zorg dragen. Van overheidswege worden krachtige pogingen in het werk gesteld om dit euvel te bestrijden. Alom zijn consultatiebureaux ingericht en is een preventieve gezondheidscontrole op de scholen doorgevoerd, maar ondanks deze maatregelen, bereikt men slechts een fractie van wat te bereiken zou zijn, wanneer de bevolking individueel tot de overtuiging zou zijn te brengen, dat meer nog dan voor welk ander bezit dan ook, voor de gezondheid de regel geldt, dat het beter is te voorkomen dan te genezen. Wat de oorzaak en de verklaring mag zijn van deze onachtzaamheid ten aanzien van het kostbaarste wat den mensch is gegeven, een onachtzaamheid welke reeds door ontelbaar velen met een vroegtijdigen dood moest worden bekocht, kan in dit verband buiten beschouwing blijven. Genoeg is het te constateeren dat er een ernstige slordigheid te dezer zake bestaat 97
en dat de gevolgen daarvan veelal funest zijn, niet alleen voor het individu, maar ook voor zijn omgeving. Men denke slechts aan het groote aantal bacillendragers, die onbewust van het kwaad dat zij stichten, de besmetting op anderen overdragen, waardoor zij kwaadaardige ziekten om zich heen verspreiden en de volksgezondheid ondermijnen. Het is een ernstig kwaad, dat echter slechts voor afdoende bestrij ding vatbaar is, wanneer het centrale gezag over de machtsmiddelen beschikt, om te dezen aanzien bindende voorschriften aan de bevolking op te leggen. Zou het eenmaal zoover komen dat het periodiek medisch onderzoek voor iedereen verplicht werd gesteld, dan zouden ongetwijfeld talrijke ziekten kunnen worden voorkomen en zou het infectiegevaar tot kleinere proporties kunnen worden teruggebracht. In Zlin is het inderdaad zoover. Bat'a voert daar een actieve gezondheidspolitiek, waartoe hij in staat wordt gesteld door de macht en den invloed, welke hij op vriiwel alle bewoners van Zlin kan uitoefenen. Ondanks het feit dat dit streven naar preventieve gezondheidscontrole van de laatste twaalf jaren dateert, toonen de cijfers van het „Statistische Staatsamt der Cechoslovakischen Republik" aan, dat in Tsj echoSlowakije de stad Zlin reeds thans een oase van gezondheid is. Men oordeele zeif.
Belangrijke sterfteoorzaken in 1937. Gemiddeld in Tsjecho-Slov. In Zlin
Doodgeborenen per 1000 geborenen Zuigelingensterfte per 1000 geborenen 98
22,7
21,5
102,3
72,5
Gemiddeld in Tsjecho-Slov. In Zlin
Sterfte door tuberculose per 100.000 inwoners 173 Sterfte door longontsteking per 100.000 inwoners 128 Sterfte door bloedzieken per 100.000 inwoners 240 Sterfte door ziekte van zwangerschap en kraambed per 100.000 inwoners 80 Zelfmoord per 100.000 inwoners 27
115 67 195 60 17
Men behoeft inderdaad Been profeet te zijn, om te kunnen voorspellen, dat deze cijfers, die toch op zichzelve beschouwd reeds een zeer merkwaardig beeld toonen, zich over tien of vijftien jaren nog belangrijk gunstiger zullen afteekenen. Want dan eerst zal Zlin zijn bevolkt door de generatie die is opgegroeid en opgevoed in den waren Bat'a-geest en die generatie zal pas het voile profijt kunnen trekken van de economische en de sociale waarden, waarvan thans de grondslagen zijn gelegd. Voor de gezondheidsverzorging spreekt dat zeer sterk. Immers bij het uiterst snelle groeiproces dat het bedrijf in de laatste zeventien jaren heeft doorgemaakt, was men voortdurend aangewezen op het aannemen van arbeidskrachten van buiten af. Het waren menschen die ten aanzien van alle levensproblemen reeds aan bepaalde tradities en gewoonten waren gebonden, zoodat de mentale omstelling welke onontbeerlijk is om de actieve gezondheidspolitiek te doen slagen, bij hen niet meer, of althans in veel mindere mate, was door te wieren. Daarbij komt nog dat aan het streven van Bata tot ver99
hooging van het gezondheidspeil in Zlin, eerst in 1927 een begin van uitvoering is gegeven, terwiji uit den aard der zaak enkele jaren noodig waren om de moeilijkheden, welke zich bij iedere ingrijpende reorganisatie doen gelden, te overwinnen. Want de preventieve gezondheidszorg, zooals Bat'a zich voorstelt te bereiken, vereischt de volledige medewerking van de geheele bevolking en deze medewerking is niet een kwestie van goeden wil alleen, maar veel meer nog een vraagstuk van de geestelijke instelling van ieder individu op het gestelde doel. Iedere man, iedere vrouw en ieder kind moet gaan begrijpen, dat het een dure plicht is, tegenover zichzelf, de familie en de omgeving, zorg te dragen voor het behoud van den lichamelijken welstand. Aan de geheele bevolking moet individueel het besef worden bijgebracht, dat de samenleving de dringende en gerechtvaardigde eisch stelt, dat ieder zijn uiterste krachten inspant om de ziekte, waar mogelijk, te voorkomen en dat elkeen die zich passief gedraagt ten aanzien van zijn persoonlijke gezondheid, daarmede het gemeenschappelijk belang schaadt, een vergrijp, dat in Zlin als hoogst ernstig wordt aangerekend. De denkwijze van ieder individu moest worden ingesteld op het vorenomschreven principe en om dat te kunnen bereiken was voor alles tijd noodig. Intusschen moesten echter ook andere problemen tot oplossing worden gebracht. Het opvoeren van het peil der volksgezondheid is niet alleen een medisch vraagstuk, maar in verband met de kosten evenzeer een vraagstuk van economie en organisatie. Waarom zou men op het gebied van de gezondheidsverzorging niet zoeken naar de meest doelmatige werkmethode en 100
sterker nog, waarom zou men er niet naar streven den gezondheidsdienst tot een rendeerend object te maken? Dit laatste is het doel dat Bata zich heeft gesteld. Hij wil de kosten van de gezondheidscontr8le bestrijden uit de baten, die uit de vermindering van den gemiddelden ziektetermijn voortvloeien. Er is geen enkele reden waarom dat onmogelijk zou zijn. Ziekte is niet alleen onaangenaam, maar ziekte kost ook geld, omdat de genezing moet worden bekostigd en daarnaast verlies door arbeidsverzuim is te betreuren. Daarom is het zeer wei mogelijk dat de extrauitgaven welke het individu zich ten behoeve van een perfecte gezondheidscontrole moet getroosten, hem uiteindelijk een besparing opleveren. Ook voor het bedrijf bestaat alle aanleiding in de kosten van den gezondheidsdienst bij te dragen, omdat de verminderde ziektekans van het personeel direct leidt tot opheffing van verliezen welke het gevolg zijn van arbeidsverzuim door ziekte. Dat op dit gebied reeds thans duidelijk aanwijsbare resultaten zijn bereikt, wordt door de volgende cijfers duidelijk gedemonstreerd. Percentage van zieken en arbeidsongeschikten order aangeslotenen bij de ziekenkas te Zlin.
1930 1931 1932
5.11 0/0 4.88 0/0 4.05 0/0
1933 1934 1935
3.34 °A 2.99 0 /0 2.88 °A
Bedrag aan ziekengeld, dat gemiddeld wend uitgekeerd aan aangeslotenen bij de ziekenkas te Zlin.
1930 1931 1932
266 Kc. 311 „ 262 „
1933 1934
200 Kc. 184 „ 101
Belangrijk is het overigens in dit verband te vermelden, dat in het jaar 1936, de verlies- en winstrekening van de ziekenkas, bij een totaal aan ontvangsten van 14 millioen Kc. met een winst van ruim 1 millioen Kc. kon worden afgesloten. Voor de beantwoording van de vraag langs welken weg het mogelijk was de vorenvermelde resultaten te bereiken, dient in de eerste plaats te worden gewezen op het feit, dat de organisatie van de Zliner ziekenkas sterk afwijkt van de gebruikelijke. De ziekenkas en meer in het algemeen, iedere ziekteverzekering, pleegt te zijn een financieele instelling, waar eenerzijds een premie-inkomen wordt gekweekt en anderzijds de verplichte uitkeeringen worden gedaan. Wel maakt men daarbij gebruik van de diensten van medici, maar dan toch alleen in dien zin, dat van hen wordt verlangd, dat zij controle uitoefenen op de rechtmatigheid van aanspraken tot uitkeering van ziektegeld, van de zijde der verzekerden. De actieve gezondheidsverzorging is een terrein waarop, althans hier te lande, de ziekteverzekering zich niet begeeft. In Zlin is dat anders. Bij Bata is het geheele medische apparaat ingesteld op de preventie van ziekten en kwalen en om dat doel te bereiken is niet alleen een nauwe samenwerking georganiseerd tusschen alle doctoren en medische specialisten in het vrije beroep en die aan de ziekenhuizen verbonden, maar ook tusschen de besturen van alle inrichtingen, die op een of andere wijze met het gezondheidsvraagstuk in aanraking komen, zooals de ziekenhuizen, de Roode Kruisdiensten, de ziekenkassen, de ongevallenverzekeringen en de particuliere vereenigingen tot bevordering van de volksgezondheid. De bedoelde 102
samenwerking steunt niet alleen op vak-technische-, maar ook economische- en organisatorische grondslagen. Ontleedt men de resultaten welke uit deze coOperatie worden verkregen, dan treden de sociale en de economische voordeelen al spoedig aan het licht. Het feit, dat bij de vervulling van zijn taak, aan iederen medicus, het ziekenhuis, met alle inrichtingen, gereedschappen en specialisten, ten dienste staat, verkort den termijn welke noodig is voor het stellen van de diagnose. Het ligt immers voor de hand dat de geneesheer, die zooals elders te doen gebruikelijk is, zich met enkele eenvoudige gereedschappen naar den patient begeeft, zijn conclusies minder snel trekt dan hij zou doen, wanneer hij het onderzoek onmiddellijk op breede basis zou kunnen instellen met behulp van alle installaties en gereedschappen welke daartoe wenschelijk zijn en met den steun van specialisten op elk gebied. Opname in het ziekenhuis voor een speciale behandeling kan daarna onmiddellijk worden voorgeschreven en reeds door deze afdoende maatregelen wordt de periode van arbeidsongeschiktheid der patiênten verkort en dientengevolge de uitkeering van ziekengeld laag gehouden. Heeft de opname in het ziekenhuis eenmaal plaats gehad, dan wordt de patient daar verzorgd volgens alle eischen die zijn geval stelt en is daardoor tevens het besmettingsgevaar, waaraan bij de behandeling in huis de familieleden veelal zijn blootgesteld, weggenomen. Dat ook deze factor voor de financieele uitkomsten van de ziekenkas van belang is, behoeft nauwelijks te worden betoogd. Maar ook de mogelijkheid tot rendabele exploitatie 103
van het ziekenhuis wordt door deze nauwe samenwerking gunstig beInvloed. Doordat de behandelende geneesheeren de verpleging van zieken zooveel mogelijk in het ziekenhuis doen plaats hebben, levert het werk dat het ziekenhuis ten behoeve van de ziekteverzekering verricht, een vaste bron van inkomen op, welk inkomen een basis is voor de dekking der vaste kosten. De drang tot vermijding van verspilling bij den gezondheidsdienst, leidt intusschen nog tot tal van andere maatregelen, waarvan, om een voorbeeld te noemen, de volgende zeer belangrijk is. Iedere Bat'a-medewerker, die zijn intrede in het bedrijf doet, wordt aan een strenge medische keuring onderworpen, waarvan het resultaat wordt vastgelegd in een algemeen gezondheidsoverzicht, dat een antwoord geeft op meer dan 200 gestandardiseerde vragen welke door de behandelende geneesheeren moeten worden ingeschreven. Dit gezondheidsoverzicht wordt bewaard in een kartotheek. De gegevens worden daarna nog eens op ponskaarten overgenomen, zoodat op zeer eenvoudige wijze uitgebreid statistisch materiaal ten aanzien van de algemeene gezondheidstoestand in Zlin kan worden verzameld. Al naarmate de uitkomsten van het onderzoek meer of minder gunstig zijn, wordt aan den Bat'a-medewerker verplichtend voorgeschreven zich jaarlijks, halfjaarlijks of maandelijks, opnieuw voor onderzoek te melden. Ook wordt bij iedereen het gebit onderzocht en geklassificeerd, terwijl een regelmatige tandheelkundige behandeling verplicht is gesteld. Meldt zich nu een patient voor behandeling aan, dan heeft de geneesheer door middel van de gegevens uit de kartotheek, 104
onmiddellijk een nauwkeurig overzicht van de lichamelijke ontwikkeling en van de storingen, welke reeds vroeger zijn geconstateerd; gegevens welke uit den aard der zaak voor de vaststelling van een snelle en juiste diagnose van het grootste belang zijn. In verband met de nieuw geconstateerde afwijking maakt de behandelende medicus dan zijn verdere aanteekeningen en zoo is dus in het gezondheidsoverzicht van iederen Bat'a-medewerker het geheele verloop van zijn lichamelijke ontwikkeling nauwkeurig geboekstaafd. Men doet goed zich to realiseeren van welke waarde deze kartotheek is voor de geheele gezondheidsverzorging in Zlin; hoeveel tijd de geneesheeren zich, dank zij de daarin vervatte gegevens, kunnen besparen en hoeveel doelmatiger zij hun behandeling van ieder voorkomend geval, van meet af aan kunnen inrichten. Maar ook voor de algemeene ziektepreventie is dit materiaal van groot belang, omdat immers de medicus, wanneer hij dit noodig acht, eveneens de gezondheidsverhoudingen in het gezin van den patient kan bestudeeren. Voor kinderen die in Zlin geboren worden, neemt de gezondheidscontr8le reeds een aanvang in den tijd dat zij nog in prae-natalen toestand verkeeren. De toekomstige moeder ontvangt aile noodzakelijke aanwijzingen en wordt ook na de bevalling met raad en daad terzijde gestaan. Het zoo geboren Bat'a-kind trekt nu pas het voile profijt van de actieve gezondheidspolitiek, welke Bat'a in Zlin voert. Van de prilste jeugd af, wordt het bijgebracht, dat de ziektepreventie een individueele en een sociale plicht is. In het ontvankelijk gemoed van het kind groeit deze gedachte op natuurlijke wijze en in de 105
praktijk van het leven zal het daarom later ongetwijfeld naar de gegeven richtlijnen handelen. Van de thans opgroeiende Bat'a-generatie mag dan ook de volledige medewerking ten aanzien van de preventieve gezondheidszorg worden verwacht en daarmede zal de sfeer zijn geschapen welke onmisbaar is voor het bereiken van het maximale effect in deze richting. Naast de vorenvermelde, deden zich echter nog andere problemen voor, welke om oplossing vroegen. Ook de mentaliteit van de medische specialisten in Zlin, moest in een bepaalde richting worden gestuwd en geheel op het te bereiken doel worden ingesteld. Men onderschatte deze moeilijkheid niet. In de kringen der medici treft men er slechts weinigen aan die over ondernemersinzicht beschikken in zooverre dat zij in staat zijn in kosten en opbrengsten te denken. De medicus die in Zlin zijn praktijk uitoefent, kan echter zonder dat niet slagen. Om dit te kunnen begrijpen, moet men zich het feit voor oogen stellen, dat de normale geneesheer vrijwel steeds met zieken heeft te doen, terwig zijn collega's in Zlin verreweg het grootste deel van hun tijd aan volkomen gezonde menschen besteden. Dat brengt ver gaande consequenties met zich. De arts wiens taak het is de zieken te genezen, pleegt niet het minste respect te hebben voor het tijdsverlies dat hij zijn patiOnten veroorzaakt. Het deert hem niet of hij een uur te laat op het vastgestelde 'spreekuur komt en de wachtkamer vol zit met patidnten die op behandeling wachten. Hij regelt zijn bezoeken zooals hem dat het beste uitkomt en stilzwijgend verwacht hij van zijn patiênten dat zij zich geheel naar de door hem gekozen tijdsindeeling zullen schikken. Dit standpunt is overigens ook volkomen begrijpelijk. 106
Voor wie ziek is heeft immers de tijd alle waarde verloren. Wat komt het er op aan dat bij iemand die toch het bed moet houden, de dokter een uur vroeger of een uur later verschijnt. Bij gezonde menschen is dat geheel anders. Voor hen is de tijd geld en is tijdsverlies dus een kostenelement. Het moeilijke begrip nu dat in Zlin aan alle daar werkende artsen en medische specialisten moet worden bijgebracht is dit, dat zij hebben te woekeren, niet alleen met hun eigen tijd, maar ook met dien van degenen die hun raad en bijstand inroepen. De arts in Zlin is niet de man wiens komst met angst en vrees wordt afgewacht en die alleen verschijnt op momenten dat er gevaar dreigt in het gezin. Veel meer is hij de gezondheidsadviseur en als zoodanig heeft hij zich dan ook te gedragen. Hoe vreemd het aan velen ook moge klinken, het is een feit, dat de medicus in Zlin niet alleen een man van de wetenschap, maar daarnaast een practisch zakenman moet zijn. Hij moet zijn patiênten service bieden en hun geldelijke belangen moeten hem daarbij voortdurend voor oogen staan. Het waren deze overwegingen, welke het noodzakelijk maakten in den geheelen gezondheidsdienst in Zlin het tijdselement als een uiterst belangrijke factor in te schakelen, waardoor aan het geheele probleem als het ware een nieuwe dimensie werd gegeven, welke men elders niet aantreft. Want de consequenties welke dit Principe met zich brengt, zijn talrijk en veelzijdig. Uit een oogpunt van kosteneconomie is het uit den aard der zaak gewenscht dat alle inrichtingen ten behoeve van de ziekenverzorging, zoowel als die ten behoeve van den gezondheidsdienst, in een centrale worden ondergebracht. Voor de meest efficiênte benutting van de be107
schikbare werkkrachten en de kostbare installaties is zulk een centralisatie van de grootste beteekenis te achten. Nu zou er tegen de combinatie van het ziekenhuis met het onderzoekingsambulatorium op zich zelve geen bezwaar zijn, ware het niet dat men een ziekenhuis pleegt te bouwen in een rustig gedeelte van de stad, terwijl de dienst der ziekte-preventie een vestigingsplaats moet zoeken op een punt in het centrum, dat vanuit de verschillende gedeelten van de stad gemakkelijk is te bereiken. Bij den gezondheidsdienst spreekt immers het tijdselement een ernstig woordje mee en zou het op dien grond principieel onjuist zijn een afgelegen plaats voor de vestiging van de centrale te kiezen. Ziehier dus de tegenstelling. Het ziekenhuis zoekt de rust, het gezondheidsambulatorium zoekt het centrum van het verkeer, terwig het uit een oogpunt van kostenbesparing toch gewenscht is de beide diensten in 66n gebouw te vestigen. In Zlin heeft de tijdsfactor den doorslag gegeven. Bat'a zal zeer binnenkort het nieuwe „Huis der Gezondheid" bouwen, waarvan de plannen en de teekeningen reeds geheel gereed zijn, en dit gebouw zal verrijzen midden op het „Plein van den Arbeid", het punt waar al het verkeer in Zlin samenstroomt. De architectuur van dit gebouw is door het werkprogramma gegeven. De volledige concentratie van de beide diensten, t.w. de gezondheidsvoorzorg ten behoeve van alle inwoners van Zlin en de ziekenhuisdienst, is daarbij nagestreefd. De onderste verdiepingen zullen geheel ten dienste staan van den gezondheidsdienst, terwijl vanaf de derde &age naar boven, een ziekenhuis geprojecteerd is met ruim 500 bedden. De centrale keuken zal op de twaalfde verdieping wor108
den ondergebracht. Het personeel van het „Huis der Gezondheid" zal worden gevestigd in villawijken, die om het gebouw zullen zijn gegroepeerd. Natuurlijk is er bij de uitwerking der plannen voor zorg gedragen dat de zieken door het rumoer van het verkeer niet worden gehinderd. De gezondheidsdienst zal zoodanig zijn georganiseerd, dat aan de bezoekers elk tijdsverlies zal worden bespaard en hun een maximum aan service wordt geboden. Bat'a's nieuwe „Huis der Gezondheid" zal een machtig experiment zijn, dat ongetwijfeld de belangstelling van medische specialisten over de geheele wereld trekken zal. Tot het terrein waarop zich de ziektepreventie beweegt, behoort ook het vraagstuk van de woongelegenheid der Bat'a-medewerkers. Reeds Thomas Bat'a heeft begrepen dat de snelle ontwikkeling van zijn bedrijf zou moeten leiden tot den bouw van troostelooze huurkazernes, wanneer hij er niet bijtijds in zou slagen uitgestrekte gebieden om Zlin in eigendom te verkrijgen. Had hij te dezer zake geen vooruitzienden blik gehad, dan zouden natuurlijk de grondprijzen in den loop der jaren zoodanig zijn gestegen, dat men met de beschikbare ruimte had moeten woekeren en zijn toevlucht tot hoogbouw had moeten nemen. Dat is thans gelukkig niet het geval. Bat'a heeft voor zijn medewerkers uitgebreide woonwijken gebouwd, waarin ieder gezin een eigen huis kan vinden. Het is interessant te lezen wat de Heer Cipera, een der voormalige directeuren van het Bat'a-bedrijf, die tevens burgemeester van Zlin was, over het woningvraagstuk heeft gezegd. In een door hem gehouden redevoering stelde hij het vraagstuk als volgt: 109
„Vroeger, toen de ondernemer zijn zorgen uitslui„tend tot de productie beperkte, werd het samenbren„gen van industrie-arbeiders als een noodwendig „kwaad, als een nevenverschijnsel van de productie „aangezien. De onvoldoende ervaring bij den bouw „van een moderne, om het industrieele bedrijf groeien„de gemeente, alsook de geringe belangstelling voor „den weinig gewaardeerden en slecht betaalden ar„beid, verbonden aan de inrichting en het bestuur van „een dergelijke stad kweekte de onaangename atmos„feer die met de oude industrie-plaatsen verbonden „schijnt to zijn. Grijze en grauwe straten met huur„kazernes waarin de industrie-arbeiders met hun ge„zinnen, in kleine woningen, een gedrukt en vreugde„loos bestaan lijden. „Wij betradén bij den bouw van onze stad Zlin, „evenals bij de uitbreiding van onze productie, geheel „nieuwe wegen. Er is geen enkele reden aanwijsbaar, „waarom een industriecentrum aan de bewoners min„der gemak en comfort zou bieden dan bijv. een bad„plaats. De industrie moet en mag haar omgeving geen „moeilijkheden brengen; integendeel, zij moet en kan „in ieder opzicht een bron van zegen en welstand „zijn. Het fundament van iedere goed georganiseerde „gemeente moet immers zijn, de gelukkige en tevre„den familie. De eerste voorwaarde voor familiegeluk „is de tevreden huisvrouw, die begrip heeft voor de „vreugde en het leed van den man in zijn bedrijf, als„ook voor de gezonde ontwikkeling van de kinderen. „Op de geheele wereld bestaat maar een plaats, waar „de man, die zich den ganschen dag op zijn werk in „het bedrijf heeft geconcentreerd, nieuwe krachten en „nieuwe impulsen kan opdoen; die plaats is zijn met 110
„liefde en zorgvuldigheid opgebouwde en onderhou„den huis. „Wij hebben daarom ons streven gericht op het „scheppen van volkomen en gemakkelijke gezins„woningen, als basis voor onze gemeente. Wij bouwen „voor ieder gezin een afzonderlijk huis, met veel licht, „veel lucht en veel groen. Geen enkele familie stoort „de gezins-intimiteit van een ander; ieder leeft zijn „eigen leven, zooals de Engelschman het bedoelt wan„neer hij zegt: „My house is my castle”. Geheel overeenkomstig den wensch van Thomas Bat'a zijn de dubbele huizen, waarin dus twee gezinnen wonen, als het ware rug aan rug gebouwd, waardoor de grootst mogelijke vrijheid van beweging is gewaarborgd. Een dubbel Bat'a-huis kost ongeveer 42.000 Kc. Ongetwijfeld zou het goedkooper zijn geweest huizen voor vier gezinnen to bouwen, maar Bat'a heeft dat niet gewild, omdat hij juist in het gezinsleven de grootst mogelijke individualiteit wilde doorvoeren. Het kleinste type van deze huizen is de z.g.n. driekamerwoning, die bestaat uit drie kamers, een badkamer, een keuken en een kelder. In het algemeen kan men aannemen, dat de Bat'a-medewerker voor zijn eigen vrije huis met tuin, niet meer dan 5 0 /0 van zijn inkomen aan huur betaalt. Onder de bezoekers van Zlin zijn er steeds talrijke, die den totalen aanblik welke de woonwijken bieden, slechts matig kunnen waardeeren. Zij wijzen dan op het feit, dat de woningcomplexen veel gelijkenis vertoonen met een verzameling blokkendooshuisjes. Op zichzelf schuilt in deze bewering wel eenige waarheid, maar toch is zulke critiek onredelijk. Natuurlijk zijn de huizen naar enkele standaardtypen gebouwd, 111
om daardoor de kosten zoo laag mogelijk te kunnen houden, maar alvorens daarover een afkeurend oordeel uit te spreken, moet men de vergelijking trekken tusschen de woongelegenheid welke elders aan den arbeider is geboden en die welke den Bat'a-medewerker ter beschikking staat. Doet men dat, dan moet men wel tot de erkenning komen van de prachtige resultaten, welke Bat'a ook op het gebied van de huisvesting heeft weten te bereiken. De vrouw van een Bat'a-medewerker behandelt de wasch niet in huis. Bat'a heeft de huisvrouw van dezen last willen bevrijden en hij heeft daarom eigen wasscherijen gebouwd, waar het werk zeer snel en tegen uiterst lage prijzen wordt uitgevoerd. Al deze factoren werken sterk mee tot de verbetering van de volksgezondheid. Een huis vol van licht en lucht, waar de man na zijn arbeid werkelijke rust kan vinden. Een twin, waarin de kinderen naar hartelust kunnen spelen en een vrouw die zooveel mogelijk van het huishoudelijk sloven is bevrijd, waardoor zij haar voile aandacht aan de belangen van haar gezin kan wijden, dat alles werkt in belangrijke mate mede in den strijd tegen het ziekteverschijnsel. Nog is er een ander gebied, waarop Bat'a zijn zorgen voor het lichamelijk welzijn van zijn medewerkers demonstreert. Zeer intensief zijn namelijk ook de maatregelen ter voorkoming van bedrijfsongevallen en van beroepsziekten. Opvallend is daarbij in de eerste plaats de verzorging van de hygiene in alle afdeelingen van het bedrijf. Verder bestaat er een speciale afdeeling voor ongevallenpreventie, wier taak onder meer hierin bestaat, dat door nauwe samenwerking met de af112
deeling machineconstructie, iedere machine en ieder stuk gereedschap op gevarenkans wordt onderzocht en zoo noodig wordt omgebouwd. Regelmatig worden lezingen en voordrachten georganiseerd, waarbij de medewerkers telkens weer worden gewezen op de noodzaak van ongevallenpreventie, terwij1 alle werkmeesters daarin een cursus moeten volgen. Het practisch nut van deze maatregelen blijkt uit het feit, dat ondanks den snellen groei van het bedrijf, het aantal bedrijfsongevallen in de laatste jaren regelmatig afneemt. Dit hoofdstuk kan niet worden afgesloten, alvorens is gewezen op het belangrijke werk door Bat'a verricht ten aanzien van de voetverzorging, niet alleen in Zlin, maar overal waar Bat'a-schoenen worden verkocht. In dit verband zij dan in de eerste plaats vermeld, dat voor het maken van ieder paar schoenen een leest noodig is, die den vorm bepaalt, welke de afgewerkte schoen straks zal krijgen. Bat'a heeft nu vastgesteld, dat in de fabriek Been enkele leest mag worden gebruikt, alvorens die is goedgekeurd in de afdeeling der medische voetspecialisten. Schoenen, hoe mooi ook van uiterlijken vorm, welke zoodanig zijn gebouwd, dat zij de functies van den voet zouden kunnen schaden, worden door Bat'a niet vervaardigd. Van belang is verder ook, dat aan alle eenigszins belangrijke filialen, pedicure-afdeelingen zijn verbonden, welke zich in de sterk groeiende belangstelling van het publiek mogen verheugen. Meer dan 2 millioen menschen worden jaarlijks in de pedicure-afdeelingen der Bat'a-winkels in Tsjecho-Slowakije behandeld. De verzorging van den voet wordt ook thans nog door het overgroote deel der menschheid sterk verwaar113
loosd, een feit, dat eigenlijk moeilijk te verklaren is. Het zijn immers de voeten die het menschelijke lichaamsgewicht van den vroegen morgen tot den laten avond moeten dragen; het aantal voetkwalen is dan ook zeer groot, maar toch zijn er maar zeer weinigen die aan een doelmatige voetverzorging de noodige aandacht besteden. Bat'a wenscht in dezen ongewenschten toestand verandering te brengen. In alle landen waar hij schoenen verkoopt, wordt tevens een intensieve reclame gemaakt voor de voetverzorging. Alle pedicuren in dienst van Bat'a hebben door middel van cursussen een speciale opleiding genoten en het lijdt geen twijfel, dat de propaganda in deze richting op den duur zal leiden tot een algemeen verhoogde belangstelling voor dit belangrijke onderdeel van de gezondheidszorg en de ziekte-preventie. Merkwaardig is het te constateeren, hoe ook hier weer dit werk ten algemeene nutte zoodanig is georganiseerd, dat het bedrijfsbelang er tevens bij is gebaat. De Bata-mentaliteit teekent zich daarbij zeer duidelijk af. Waarom zou men aan een goed werk dat men verricht niet tegelijkertijd geld molten verdienen?
114
H O O F D S T UK VII
ONDERWIJS EN OPVOEDING IN ZLIN.
Wanneer 's-middags om vijf uur de fabriekssirene loeit, ten teeken dat het werk in de fabrieken voor dien dag is gedindigd, voltrekt zich in enkele oogenblikken een merkwaardige verandering in het stadsbeeld. Het „Plein van den Arbeid", dat enkele minuten geleden nog stil en verlaten lag, wordt plotseling met menschen overstroomd. Oneindige rijen trekken de fabriekspoorten uit; verkeersagenten treden in actie om de ontelbare auto's een veiligen doorgang te verleenen; lange files autobussaw waarin de medewerkers die buiten Zlin wonen, worden vervoerd, trachten zich een weg te banen en zoo intens is de bedrijvigheid, dat de bezoeker, die vanuit zijn hotelkamer op het plein neerziet, den indruk krijgt, dat er geen vierkante meter onbezet is gebleven. Om zes uur is de groote verkeersstroom al weer verwerkt, maar dat beteekent niet dat tegelijk daarmee ook Zlin tot rust is gekomen. Want in een ander gedeelte van de stad, het scholenkwartier, stijgt juist nu de activiteit tot Haar maximum. Om half zeven beginnen immers de avondscholen, welke door duizenden leerlingen worden bezocht. Vooral in den winter is deze overgang duidelijk waarneembaar. Tot vijf uur zijn het de fabrieken die een zee van licht verspreiden en daardoor alle aandacht tot zich trekken. Nadat de dagtaak is bedindigd, wordt deze illuminatie gedoofd, maar tegelijkertijd 115
gloeien in een ander gedeelte der stad duizenden lampen aan. Het zijn de scholen en de internaten, welke nu door hun verlichting het stadsbeeld opvroolijken. De structuur van het schoolwezen in Zlin toont het volgende beeld. Beginnende van onder af, dienen in de eerste plaats de kleuterscholen te worden genoemd, waar de kinderen tot hun zesde jaar voorbereidend onderwijs genieten, naar een stelsel dat sterk doet denken aan de methode van Dr. Maria Montessori. Daarna volgt de lagere school, waar de leerstof over vijf jaren is verdeeld. Kinderen die alle klassen vlot doorloopen verlaten dus in het elfde levensjaar deze school, maar daarmede is hun leerplicht niet beeindigd. Sprekende in voor ons land geldende termen, kan nu een keuze worden gedaan tusschen een M.U.L.O.-opleiding of wel het bezoek aan een gymnasium of Hoogere Burgerschool. De M.U.L.O.-opleiding telt drie schoolplichtige leerjaren, welke nog met 66n facultatief leerjaar zijn uit te breiden, maar waaraan tevens aansluit een vierjarige handelsschool. De Hoogere Burgerschool telt zeven, het Gymnasium acht leerjaren, terwijl de eindexamens van deze beide instellingen respectievelijk recht verleenen tot de studie aan Technische Hoogescholen en Universiteiten. Nevenstaande teekening brengt de vorenstaande gegevens in beeld. Zooals uit het overzicht blijkt, wijkt de structuur van het onderwijs niet belangrijk af van die welke wij bier te lande kennen. Opvallend is alleen dat in Zlin, zooals trouwens overal in Tsjecho-Slowakije het schoolbezoek tot aan 116
HET STUDIE—INSTITUUT I
UNIVERSITEIT
TECH NISCHE HOOGESCHOOL
I
BATA VAKSCHOOL MET ALGEMEEN AVONDONDERWIJS
JONGE MANNEN EN V RDOEUE EE NN vUAI N JONGE EE T NDGE R TSJ.—SLOW. EN UIT A NDERE LANDEN VAN EUROPA
18 JAAR 17 JAAR
NJ
2
16 JAAR Z W
15 JAAR
<
CO >0
12 JAAR
w
w
14 JAAR 13 JAAR
0 0
Z0
tY
w
0 0
<
-J
0 re 0w w 0 re
I
1 J. FACULTATIEF I
M.U.L.O. SCHOOL
p.
LEERJAREN 03
11 JAAR
CO
VERPLICHT ONDERWIJS
10 JAAR 9 JAAR
LAGER E SCHOLEN 5 LEERJAREN
8 JAAR
VERPLICHT ONDERWIJS
7 JAAR 6 JAAR 5 JAAR 4 JAAR 8 JAAR
1
re
KLEUTERSCHOLEN
0)
het veertiende levensjaar verplicht is gesteld. Kinderen, die voor verdere studie zijn voorbestemd, bezoeken tot hun zeventiende, respectievelijk hun achttiende jaar, de Hoogere Burgerschool, de Handelsschool of het Gymnasium, waarna zij rijp zijn voor de studie aan de Hoogescholen en Universiteiten, precies zooals dat bij ons het geval is. De onderwijsinrichtingen, zooals die hiervoren zijn omschreven, zijn overigens niet specifiek voor de stad Zlin; in geheel Tsjecho-Slowakije zijn zij op denzelfden leest geschoeid. Typisch 117
voor Zlin is echter de wijze waarop de opvoeding en de vorming van de jeugd, die met het veertiende jaar de M.U.L.0.-school verlaat, door Bat'a wordt overgenomen en verder wordt uitgebouwd, zoodat met het vakonderwijs ook het algemeen onderwijs wordt voortgezet. De methode waarnaar dat geschiedt en de resultaten welke erdoor zijn bereikt, zijn zoo voortreffelijk, dat in een boek over Bat'a de uitvoerige beschrijving ervan niet kan worden gemist. In het jaar 1925 richtte Thomas Bat'a een oproep tot alle jonge mannen in Tsjecho-Slowakije, om hem te helpen bij den opbouw van zijn bedrijf en die van de Republiek. Aan dezen oproep werd door 80 jongelieden gehoor gegeven. In 1938, dus dertien jaar later, waren 2.800 jonge mannen en 2.700 jonge vrouwen op de Bat'a-scholen in opleiding. leder jaar melden zich thans 12.000 tot 15.000 jonge mannen uit geheel Tsjecho-Slowakije en uit andere Europeesche landen aan, met het doel in de arbeidsschool te worden opgenomen; ongeveer 10 0/0 van dit aantal kan jaarlijks worden toegelaten. De medewerkers die Bat'a voor zijn bedrijf noodig heeft, moeten menschen zijn met een hoop ontwikkelde vakkennis, maar daarnaast moeten zij beschikken over een speciale mentaliteit, welke de groote massa niet van nature is gegeven. Daarom moet die mentaliteit worden aangekweekt en omdat dit dient te geschieden in de jaren waarin het karakter nog voor buiging en vorming vatbaar is, wordt Bat'a wel genoodzaakt zijn toekomstige medewerkers reeds op zeer jeugdigen leeftijd en wel van het veertiende levensjaar af, in zijn stelsel te betrekken. Het gaat hier niet alleen om practische, maar zeker ook om idedele 118
waarden. De wil van den leerling moet worden gericht op de noodzakelijkheid van samenwerking en hem moeten leiderseigenschappen, als moed, kameraadschap, eerzucht en doorzettingsvermogen worden bijgebracht. Aihoewel van den aanvang of bij de geheele opvoeding, het onderwijs en de karaktervorming hand aan hand gaan, is het voor de overzichtelijkheid van de beschrijving toch gewenscht deze beide elementen gescheiden te behandelen. Het onderwijs dat de Bat'a-jeugd geniet, valt uiteen in twee deelen, te weten, een vakopleiding en een algemeene opleiding. Gedurende den dag wordt practisch onderwijs genoten in de fabrieksschool, waar de leerlingen werken aan machines, gelijk aan die welke de volleerde vakarbeiders in de fabriek gebruiken. Iedere leerling wordt aan een dergelijke machine te werk gesteld en onder de beproefde leiding van de instructeurs doen zij hun eerste schreden op den weg der productie. Is na enkele weken voldoende vaardigheid verkregen in de behandeling van een bepaalde machine, dan wordt aan de leerling een plaats aangewezen tusschen de arbeiders in de fabriek en met hen werkt hij mee op basis van het normaal geldende stukloon. Heeft hij zich eenmaal een zoodanige routine weten eigen te maken, dat hij zonder overgroote inspanning het tempo van de vakarbeiders kan bijhouden, dan wordt hem, of wel in de fabrieksschool, of wel in de fabriek aan den loopenden band, het werk aan een ander soort machine geleerd. Op deze wijze doorgaande kan iedere schoenmakersleerling het in den tijd van drie jaren zoover brengen dat hij, op stukloonbasis wer119
kende, in elke afdeeling van de schoenenfabricage, een normaal weekloon kan verdienen. Aan leerlingen die speciaal voor machinebouw in opleiding worden genomen, wordt eerst gedurende een jaar algemeene vakkennis bijgebracht, terwijl zij daarna nog twee jaren lang, in een bepaald onderdeel van het vak worden gespecialiseerd. Zij die zich aangetrokken gevoelen tot het leerlooierijbedrijf, of de rubberfabriek, moeten eveneens een practische opleidingscursus doormaken, weike twee voile jaren in beslag neemt. Men mag de School van den Arbeid bij Bata niet op gelijken lijn stellen met andere vakscholen. In het algemeen toch stelt men zich in de vakschool als hoogste taak de leerlingen tot prima vakarbeiders op te voeden, maar Bat'a kan daarmede niet tevreden zijn. Het bedrijf met zijn tallooze zelfstandige afdeelingen, heeft immers dringend behoefte aan een correspondeerend aantal afdeelingsleiders en voor die functie is meer noodig dan alleen vakmanschap. Maar er zijn nog andere verschillen. Het Bat'a-bedrig is op zuiver democratischen grondslag georganiseerd, in dien zin speciaal, dat voor iederen aankomenden leerling de weg open staat om tot de allerhoogste positie op te klimmen. Iedere jonge man heeft de maarschalksstaf in den ransel, niet alleen in theorie, maar ook in praktijk en zoo moeten de scholen er op zijn ingericht om aan de ontplooiIng van ieders talenten den vrijen loop te laten. Bedenkt men daarbij dan nog dat Bat'a de beteekenis van den arbeid in veel grooter sociaal verband ziet, dan elders het geval is; dat hij van zijn medewerkers verlangt dat zij den arbeid zullen leeren zien als een dienst aan de gemeenschap, dan is het 120
duidelijk dat de leiders van de Zliner vakscholen, naast het geven van vakonderricht, nog een andere, niet minder belangrijke taak is opgelegd. Hun is de plicht op de schouders gelegd de leerlingen te vormen tot mannen die in staat zijn verantwoordelijkheid te dragen en daartoe ook op elk moment bereid zijn. Zij moeten aan hun leerlingen den pioniersgeest bijbrengen, welke de sleutel is voor het toekomstig levenssucces van iederen Bat'a-man. In de arbeidsschool van Bat'a worden niet alleen jonge mannen en jonge vrouwen uit Zlin, maar ook die uit alle andere deelen van de Republiek en uit andere Europeesche landen opgenomen. Zooals reeds gezegd wordt door iederen leerling veertig uren per week aan het verrichten van practischen arbeid besteed. Daarbij komt dan het algemeen onderwijs, waarvoor de avonduren en de Zaterdagen zijn gereserveerd. Iederen avond wordt honderd minuten les gegeven, terwiji Zaterdags een lesrooster wordt afgewerkt dat niet minder dan negen uren eischt. Er wordt onderricht verstrekt in wiskunde, calculatie, boekhouden, correspondentie, talen, teekenen, economie, geografie, volkerenkunde en soortgelijke vakken. Daarnaast wordt zeer veel aandacht besteed aan lichamelijke opvoeding, terwijl ook vrijwel alle takken van sport worden beoefend. Stelt men een berekening samen van de uren, welke op onze vijfjarige Hoogere Burgerscholen aan het geven van onderwijs worden besteed en vergelijkt men die met den tijd welke daarvoor in Zlin beschikbaar is, dan blijkt daartusschen Been verschil van beteekenis te bestaan. Rekening houdende met de vacanties, wordt op de Nederlandsche Middelbare Scholen 41 weken 121
per jaar gewerkt, terwijl iedere week 27 lesuren telt. Dit komt neer op een schoolbezoek van 1100 uren per jaar, dat is dus in de vijf jaren dat de Hoogere Burgerschool-opleiding duurt, 5500 uren. In Zlin verlaat de leerling de lagere school reeds na vijf jaren onderwijs, waarna dan een driejarige M.U.L.O.-opleiding volgt. De laatste twee jaren van deze M.U.L.O.-school zijn dus te vergelijken met de eerste twee jaren van onze Hoogere Burgerscholen. Aannemende dat de vacanties gelijk zijn, bedraagt het aantal lesuren in die twee jaren dus 2200. Vanaf het veertiende tot aan het achttiende jaar ontvangt de Bat'a-jeugd 's avonds en overigens ook Zaterdags onderwijs, in totaal 17 1/2 uur per week. Omdat dan de vacantietijden tot drie weken per jaar zijn beperkt, wordt dus per jaar 860 uur aan het geven van algemeen onderwijs besteed, hetgeen uitkomt op 3440 uren in de vier jaren dat de cursus duurt. Van het twaalfde tot het zeventiende levensjaar besteedt de Bata-leerling dus 5600 uren, de leerling van onze 5-jarige Hoogere Burgerschool 5500 uren aan schoolbezoek. In den onderwijstijd bestaat dus practisch Been verschil. Ook al kan men natuurlijk uit deze cijfers niet concludeeren, dat de kennis op de Bat'a-scholen vergaard, op 66n lijn zou zijn te stellen met die welke hier voor het eindexamen vijfjarige Hoogere Burgerschool wordt vereischt, kan toch wel worden vastgesteld dat iedere Bat'a-medewerker, bij het verlaten van de school, een dosis algemeene ontwikkeling heeft opgedaan, welke zeer belangrijk is en hoop uitgaat boven het ontwikkelingspeil dat de doorsnee arbeider bereikt. Bedenkt men daarbij nog dat de jonge man bij Bata van het veertiende tot het achttiende jaar een vakop122
leiding heeft genoten, welke hem tot een prima vakman stempelt, terwig hem daarbij tevens een groote mate van zelfstandigheid en zelfvertrouwen is bijgebracht, dan is het duidelijk dat hem alle kansen gegeven zijn om in het leven te slagen 1 ). Intusschen valt het niet te ontkennen dat aan den ijver en het doorzettingsvermogen van de jeugd in Zlin wel zeer hooge eischen worden gesteld. Een dagtaak in de fabriek welke acht uren in beslag neemt, waarna dan nog gedurende een uur en veertig minuten avondonderwijs volgt; geen vrije middagen; een lesrooster van negen uren op Zaterdag; het is inderdaad een overladen programma. Aan den anderen kant dient men zich echter te realiseeren dat ook hier te lande de kinderen die direct na afloop van hun schooltijd op de fabrieken worden tewerk gesteld, voor hun verdere algemeene ontwikkeling eveneens op avondonderwijs zijn aangewezen. Ten slotte worden ook de leerlingen van onze Hoogere Burgerscholen, voor zoover het den werktijd betreft, niet gespaard. Weliswaar telt iedere week slechts 27 schooluren, maar daarbij komt dan nog het huiswerk, waaraan toch iedere leerling dagelijks eenige uren is gebonden. Heeft de toekomstige Bat'a-medewerker de vierjarige avondcursus voor algemeene ontwikkeling met goed gevolg doorloopen, dan breekt de tijd voor hem 1 ) Ook in andere landen, waar Bat'a-fabrieken zijn gevestigd, vindt men de Bat'a-opleidingsinstituten. Zoo is ook aan de Nederlandsche Bat'a-fabriek in Best (N.B.) een opleidingsinstituut verbonden. Leerlingen die zich door kennis en ambitie voor het werk onderscheiden, kunnen worden uitgezonden naar Zlin, om daar hun opleiding en hun opvoeding te voltooien.
123
aan zich in enkele vakken to gaan specialiseeren en ook daartoe bestaat volop gelegenheid. Overdag blijft hij in de fabriek werkzaam, waar hij nu tot volledig vakman is uitgegroeid en waar hij dus een normaal loon verdient. De avonduren besteedt hij dan aan het volgen van de speciale cursussen welke in het z.g.n. Studie-Instituut worden gegeven, cursussen op elk gebied waarnaar zijn belangstelling uitgaat. Het bezoeken van deze avondcursussen in het Studie-Instituut is niet verplicht gesteld, maar desondanks is het gemiddelde bezoek meer dan 80 0 /0 van het aantal ingeschrevenen. Er bestaat gelegenheid voor de studie in: Mathematica, Physica, Mechanische Technologie, Vliegwezen, Meteorologie, Electro-Techniek, Radiotelegrafie, Belichtingstechniek, Chemie, Chemische Technologie, Machine-constructie, Bouwtechniek, Technisch teekenen, Biologie, Paedagogie, Psychologie, Economie, Oostersche talen, Land- en Volkerenkunde, Geschiedenis, Geografie, Boekhouden, Stenografie, Machineschrijven en nog tal van andere vakken. De omvang van dit facultatieve avondonderwijs groeit in een zeer snel tempo. In het jaar 1936 waren nog slechts 20 cursussen georganiseerd. Er waren 364 cursisten en de totale onderwijstijd bedroeg 731 uren. In 1937 telde men reeds 142 cursussen met 3.230 cursisten en 3.405 lesuren, terwiji daarenboven nog 31 afzonderlijke voordrachten werden georganiseerd met 2.780 toehoorders en 7 excursies met 335 deelnemers. Voor 1938 stonden op het programma 250 cursussen voor 6.000 cursisten; 40 voordrachten voor 3.600 toe124
hoorders en 10 excursies voor 400 deelnemers. Het avondonderwijs is toegankelijk voor iederen inwoner van Zlin, dus niet alleen voor hen, die de Bat'a-school hebben bezocht. Ook zij, die in hun jonge jaren geen gelegenheid voor verdere ontwikkeling hebben gehad, kunnen hier dus de schade inhalen. Iedere cursist is in het bezit van een werkboekje, waarin de resultaten van zijn studie worden aangeteekend. Uit den aard der zaak wordt bij de personeelsselectie in de fabriek ernstige aandacht besteed aan de resultaten welke met de studie zijn bereikt. Aihoewel voor het geven van het onderwijs de allerbeste leerkrachten zijn gekozen, en voor den aankoop van de noodzakelijke leermiddelen geen kosten worden gespaard, laat het zich toch aanzien dat men er zeer binnenkort in zal slagen deze geheele onderwijsafdeeling van het Studie-Instituut self-supporting te maken. Voor iederen leerling bedraagt het lesgeld 2 Kc. per uur. Het eerste halfjaar 1938 leverde nog een klein tekort op, dat echter, gezien de nog steeds groeiende belangstelling voor deze studiegelegenheid, ongetwijfeld spoedig zal zijn opgeheven. Bata is op zoek naar talenten op elk gebied van kennis. De taak van de leeraren is het onder de duizenden leerlingen die talenten te vinden en ze zoo goed mogelijk aan te kweeken. Voor de leerlingen zelf is dit van het grootste belang. Zij worden niet aan hun lot overgelaten. Bij iederen leerlingwordt nagegaan op welke wijze en in welke richting van zijn natuurlijken aanleg het meest productieve gebruik kan worden gemaakt. Is dat eenmaal vastgesteld, dan wordt het onderwijs in die bepaalde richting geleid. Zoo worden ieders individueele capaciteiten zoo goed mogelijk 125
benut, ten voordeele van het bedrijf, maar tegelijkertijd ten voordeele van den leerling zelf, die immers uit zijn natuurlijke talenten en zijn capaciteiten het hoogst mogelijke nuttig effect trekt. Met deze beschrijving van de structuur van het Bat'a-onderwijs moge worden volstaan, om thans het oog te richten op de wijze waarop Bat'a de karaktervorming van zijn toekomstige medewerkers benvloedt. Het groote doel van de Bat'a-karaktervorming is aan den jongen man en de jonge vrouw doelmatigheid en planmatigheid in iedere levensuiting bij te brengen. Planmatigheid in het denken, planmatigheid bij den arbeid, planmatigheid ook bij de indeeling en de uitvoering van het levensplan in al zijn geledingen. Om doelmatig te kunnen leven, moet het individu zijn bevrijd van materieele zorgen. Waar geen geld aanwezig is voor de voorziening in de dagelijksche behoeften, waar geen vaste vooruitzichten bestaan dat ook in de toekomst het budget sluitend kan worden gehouden, kan van een systematische levensindeeling geen sprake meer zijn, omdat het immers in dat geval de harde noodzaak is, welke het individu er telkens toe dwingt of te wijken van den weg, die hij zich had voorgenomen te bewandelen. Het waren drie elementen, welke Thomas Bat'a beschouwde als minimum voorwaarden voor het welslagen van het economische levensplan. 1 e. De jonge man moet leeren hoe uit eigen arbeid een inkomen kan worden verworven. 2e. Hij moet leeren dit inkomen doelmatig te besteden. 3e. Hij moet leeren sparen. 126
Het zijn deze elementen die men dan ook in de Bat'aopvoedingsmethode telkens weer terugvindt. Reeds dadelijk bij hun intrede in het bedrijf, wordt de Bat'a-jeugd op een voetstuk van zelfstandigheid geplaatst, in dien zin, dat de leerlingen zich moeten verbinden voortaan geen geld of ondersteuning meer van ouders, kennissen of familieleden te aanvaarden. Zij hebben dien steun ook niet meer noodig, omdat Bat'a hen van meet of aan in staat stelt, uit eigen arbeid een inkomen te verdienen, dat voldoende is tot dekking van alle kosten voor levensonderhoud, woongelegenheid, schoolopvoeding en kleedingbehoeften.. In de eerste weken, dat de leerling in de fabrieksschool werkt, ontvangt hij slechts het gegarandeerde minimumloon, dat juist voldoende is om de kosten van levensonderhoud te dekken en daarboven nog een kleinigheid voor zakgeld overlaat. Reeds na kosten tijd, en wel zoodra hij aan de machine waaraan hij is te werk gesteld eenige vaardigheid heeft verkregen, wordt hem een plaats ingeruimd tusschen de arbeiders in de fabriek en verdient hij hetzelfde stukloon als zij. Daardoor zullen de wekelijksche inkomsten stijgen en omdat de bijdrage welke voor de kosten van levensonderhoud moet worden afgestaan, constant is, komt een grooter bedrag vrij, dat voor andere doeleinden beschikbaar blijft. Dat duurt zoo eenige weken voort, maar dan komt ook weer het moment waarop de leerling naar de school wordt teruggezonden om daar een nieuwe bewerking te gaan leeren. Hij zakt daarmede dan weer terug tot het minimum loon en dat beteekent, dat hij een tijdlang van vele genoegens afstand moet doen, om de eenvoudige reden dat dan zijn inkomen maar juist voldoende is om de vaste kos127
ten van levensonderhoud te dekken, zoodat er dus voor andere uitgaven geen marge meer overblijft. Hoe lang die onaangename periode zal voortduren, ligt geheel aan het eigen initiatief. Spant de leerling zich bij den arbeid in, dan zal hij al spoedig de routine verkrijgen welke noodig is om zijn loon weer te verhoogen. Zooals reeds gezegd, doorloopt iedere leerling op deze wijze alle stadia van het werkproces. Telkens wordt hij voor nieuwen arbeid geplaatst en wordt dus zijn energie opnieuw op de proef gesteld. De jonge mannen in Zlin kennen geen „arbeidsloos inkomen". Voor hen geldt van jongs of aan als wet, dat ieder genoegen dat zij zichzelve willen gunnen en elke luxe welke zij zich willen permitteeren, ook moet worden betaald in den vorm van een extra arbeidsprestatie. En juist omdat alles uit eigen verdiensten moet komen, leeren zij de waarde van het geld kennen, een les waarvoor zij in hun geheele latere leven niet dankbaar genoeg kunnen zijn. Zij zullen er zich wel voor wachten om zorgeloos of ondoordacht het geld uit te geven, voor de verkrijging waarvan zij zich zoo hebben moeten inspannen. Het is op deze wijze dat Bat'a zijn medewerkers behulpzaam is bij hun streven tot verkrijging van een voortdurend stijgend inkomen; een streven dat Thomas Bat'a de eerste voorwaarde noemde voor het welslagen van het levensplan. Thomas Bat'a haatte het toeval en aan den invloed daarvan op den loop der gebeurtenissen, wenschte hij alle beteekenis te ontzeggen. In zijn opvoedingsstelsel heeft hij deze gedachte verankerd. De allerbelangrijkste taak van de Bat'a-opvoeding is het, aan de jonge generatie het besef bij te brengen, dat men 128
het slagen of het falen in dit leven voor een groot deel in eigen hand heeft en dat zeker Been succes is te verwachten, wanneer aan de levensindeeling niet een vast omlijnd plan ten grondslag ligt. Noch bij den arbeid, nosh in het leven mag iets aan het toeval worden overgelaten. Het is daarom dat de gedachte van het budget in het centrum van alle leerstellingen is geplaatst. De planmatige besteding van het verworven inkomen is een vereischte om tot stabiliteit in de levensomstandigheden te kunnen komen en daarom stelde Thomas Bat'a dit als tweede voorwaarde voor het welslagen van het levensplan. Alle jonge mannen van gelijke nationaliteit staan onder de paedagogische leiding van een landgenoot. Zoo is voor de opvoeding van de Hollandsche jongens een Hollander, voor Fransche jongens een Franschman enz. aangesteld. Iedere leerling is in het bezit van een budgetboekje, waarin hij verplicht is wekelijks te noteeren het bedrag door hem in de afgeloopen week verdiend en een nauwkeurige specificatie van de wijze waarop hij dit inkomen denkt te besteden. De paedagogische leiders bestudeeren elke week de budgetboekjes van alle kinderen tot hun groep behoorende, en zij gaan na of de voorgestelde uitgaven doelmatig zijn te achten. Meenen zij dat dit niet het geval is, dan treden zij met den betreffenden leerling in overleg en wijzen zij hem op de gemaakte fouten. Onnoodige uitgaven worden geweigerd en daarbij wordt dan telkens gewezen op het nut en de noodzakelijkheid van het sparen. Want het sparen is in Zlin een hoogst ernstige zaak. Wie niet spaart, is niet in staat aan tegenvallers in het leven weerstand te bieden; wie niet over reserves 129
beschikt, is genoodzaakt in tijd van moeilijkheden, die het leven voor iedereen vroeg of laat verborgen houdt, tot noodmaatregelen zijn toevlucht te nemen, waardoor hij zijn carriere dikwijls op onherstelbare wijze schaadt. Wie niet spaart, leeft zorgeloos en onsystematisch, omdat het immers vast staat dat de productieve tijd wordt opgevolgd door een improductieven tijd, hetgeen logischerwijze met zich brengt, dat men in de jeugd een gedeelte van het inkomen moet overhouden tot dekking van de behoeften der laatste levensjaren. Dit zijn enkele gedachten, die elken Bata-leerling dagelijks in oneindige variaties worden voorgehouden en die tenslotte wortel schieten in zijn ziel. Intusschen zijn het niet alleen paedagogische lessen met behulp waarvan Bat'a den spaardrang tracht te bevorderen. Als attractie verbindt hij daaraan een rentevergoeding over alle gespaarde bedragen van niet minder dan 10 0/0 per jaar. In den beginne zijn de meeningsverschillen tusschen de opvoeders en hun leerlingen, met betrekking tot de wijze waarop het inkomen moet worden uitgegeven, ontelbaar, maar door het wekelijksche overleg dringt tenslotte, vroeger of later, bij alien het besef door, dat een rationeele inkomensbesteding het eigen belang in hooge mate dient. Het merkwaardige resultaat van het gevolgde spaarsysteem is, dat de leerlingen van veertien jaar, na het eerste jaar van hun werkzaamheid, niet alleen alle kosten van levensonderhoud en onderwijs uit eigen verdiend inkomen hebben betaald, maar dat zij daar enboven nog in staat zijn gesteld een spaarkapitaaltje te vormen. In de volgende jaren, wanneer de eerste 130
moeilijkheden zijn overwonnen, stijgt het spaarbedrag voortdurend, en in normale gevallen hebben de leerlingen na afloop van den driejarigen cursus 5.000 Kc. tot 10.000 Kc. bijeengespaard. Het systematisch propageeren van de spaargedachte, zooals dat in Zlin geschiedt, werkt uiterst doeltreffend en het gevolg ervan is, dat de jonge Bata-medewerkers reeds op zeer jeugdigen leeftijd in staat zijn hun inkomen en hun spaargeld op doelmatige wijze te beheeren. Dit is een effect, waarvan men de beteekenis nauwelijks kan overschatten, want het is inderdaad, zooals het spreekwoord zegt, dat wat jong geleerd is, oud gedaan wordt. Wie van zijn veertiende tot zijn twintigste jaar heeft leeren sparen, keert later niet meer tot een roekelooze inkomensbesteding terug. En zeker is dat in Zlin niet het geval. Want de jonge man, die in het huwelijk treedt, zal een vrouw aan zijn zijde vinden, die naar dezelfde inzichten is gevormd; zij zullen samen leven in een gemeenschap, waarin elk individu te dezen aanzien dezelfde opvattingen is toegedaan, in een stad waar verkwisting als' een der ernstigste ondeugden geldt. Zooals reeds gezegd, staat de budgetgedachte in het centrum van alle leerstellingen. Het budgetboekje waarin iedere leerling wekelijks een begrooting van zijn uitgaven moet opstellen, noodzaakt hem om week voor week de lasten tegenover de baten te stellen en zich nauwkeurig of to vragen of en hoe het inkomen op de meest doelmatige wijze kan worden besteed. Dat is het begin, maar in het tweede leerjaar gaat men een stag verder. Van de leerlingen wordt dan verlangd, dat zij naast de wekelijksche budgeteering van hun uitgaven, ook een plan samenstellen, waarin de inkomsten, de uitgaven en het to sparen bedrag voor 131
het geheele komende jaar worden begroot en telkens worden zij ertoe gebracht, de werkelijk bereikte resultaten aan het plan te toetsen en zich rekenschap te geven van den aard en de oorzaak der afwijkingen. Tenslotte maakt iedere leerling ook een plan voor de indeeling van zijn geheele verdere leven, welk plan hij telkens kan herzien, wanneer hem dat gewenscht voorkomt. Hij vraagt zich daarbij af welke functie hij straks in de maatschappij zal willen bekleeden; welk inkomen hij meent uit zijn arbeid te zullen kunnen verkrijgen; wat hij daarvan zal kunnen uitgeven en wat hij zal moeten sparen om dekking te vinden voor de noodzakelijke uitgaven tijdens den improductieven tijd van het leven, wanneer de ouderdom hem het werken belet. Concrete waarde moet men natuurlijk aan deze levensplannen niet toekennen en zeker moet men niet verwachten, dat zij in de praktijk van het leven in vervulling zullen gaan. Maar dat alles doet niets af aan de waarde van het fell, dat de denkrichting, welke langs dezen weg bij de jeugd wordt aangekweekt, onuitwischbare resultaten nalaat. Deze grondslag in de jeugd gelegd, zal de basis vormen voor de doelbewuste en planmatige levensindeeling van al deze jonge menschen. De opgestelde levensplannen hebben de volle aandacht van de paedagogische leiders, die na de materie te hebben bestudeerd, met de kinderen ernstig overleg plegen over hun voornemens en de wijze waarop zij die denken te verwezenlijken. Men moet met Bata-jongens in den leeftijd van 18 of 20 jaar hebben gesproken, men moet hun levensernst, hun levensinzicht en hun bezieling hebben waargenomen, om het effect van deze opvoedingsmethode naar waarde te kunnen schatten. 132
Voor de opgroeiende Bat'a-generatie is dit alles natuurlijk van onschatbaar belang, maar van niet minder groote beteekenis is het ook voor de toekomst van het Bat'a-bedrijf. Men heeft daar immers dringend behoefte aan de werkkracht van al deze jonge, zelfstandige menschen, die niet alleen uiterst vakkundig zijn, maar die bovendien van jongs of aan hebben geleerd in kosten en opbrengsten te denken. Want juist dit laatste is voor Bat'a zoo uitermate belangrijk. In het groote bedrijf zijn jaarlijks duizenden nieuwe menschen noodig. Maar Bat'a heeft niets aan het standaardtype arbeider, die tenslotte immers niet anders is dan de meer of minder welwillende uitvoerder van opdrachten, welke van hooger hand worden gegeven. Het stelsel brengt nu eenmaal met zich mee, dat op iedere plaats een man komt te staan, die overweegt wat hij doet en die elke handeling op de meest rationeele wijze verricht. Zelfstandig denken en zelfstandig optreden is een taak, welke alleen kan worden overgelaten aan evenwichtige menschen en evenwichtig kunnen slechts diegenen zijn, die hebben geleerd planmatig te leven en planmatig te denken. De groote massa kan dat niet, om de eenvoudige reden dat in de jeugdjaren aan de vorming in deze richting te weinig aandacht is besteed. Bat'a heeft deze leemte aangevoeld en dat heeft hem destijds tot het besluit gebracht in Zlin een geslacht op te bouwen, waarin hij zijn eigen levensinzichten weerspiegeld zou vinden. Wanneer deze nieuwe generatie straks haar plaats in het bedrijf zal hebben ingenomen, dan mag met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden verwacht dat het Bat'a-organisatiestelsel zal leiden tot prestaties, welke de tot dusver bereikte resultaten volkomen in de schaduw zullen stellen. 133
H O O F D S T U K VIII
TOEPASSELIJKHEID VAN HET BATA-STELSEL IN ANDERE BEDRIJVEN.
Lindbergh vloog over den oceaan; hij landde veilig op het vliegveld Le Bourget en oogstte daarmede een bekendheid en een roem, welke hem door velen werd benijd. Het lag daarom voor de hand dat reeds spoedig anderen zich opmaakten zijn voorbeeld te volgen. Alles leek immers nu zooveel eenvoudiger. Men kende het toestel waarmede de pionier zijn prestatie had volbracht; uit het relaas van zijn bevindingen wist men welke moeilijkheden te overwinnen waren geweest en daarom scheen het alsof het gegeven voorbeeld slechts behoefde te worden nagevolgd, om tot een gelijk resultaat te komen. Dat in werkelijkheid het probleem niet zoo eenvoudig was, hebben de vele vliegers ondervonden, die hun pogingen om den oceaan te bedwingen met den dood moesten bekoopen. Men moet niet trachten Lindbergh's succes te verklaren uit het feit, dat hij de beschikking had over een sterken motor, die hem op zijn tocht geen enkel oogenblik in den steek heeft gelaten en al evenmin door erop te wijzen, dat de weersgesteldheid en de luchtdrukverdeeling hem niet al te zeer hebben tegengewerkt. Lindbergh's prestatie, welke eigenlijk nimmer meer is gedvenaard, moet in eerste instantie worden toegeschreven aan zijn bijzondere vliegerscapaciteiten, welke hem op ieder moment in staat stelden de noo134
dige maatregelen te bedenken en uit te voeren, in een combinatie, welke de sleutel tot het succes bleek te zijn. Had hij zijn poging een week vroeger of een week later gedaan, dan zouden op zijn weg ongetwijfeld andere bezwaren zijn gerezen; hij zou daarop heel anders, maar ook weer op de juiste wijze hebben gereageerd en zeer waarschijnlijk zou hij zijn geslaagd, ook daar waar anderen faalden. Lindbergh was een vlieger van groot formaat en dat is wel de beste verklaring welke men van zijn succes kan geven. Het zijn niet in de eerste plaats de verhoudingen zelf die in het leven bepalend zijn voor het slagen of het mislukken van een onderneming, maar veel meer de wijze waarop de mensch in staat blijkt de gegeven verhoudingen dienstbaar te maken aan het doel dat hij zich heeft gesteld. Van de waarheid van deze stelling heeft Thomas Bat'a het practisch bewijs geleverd. Onoverkomenlijk leken veelal de moeilijkheden waartegenover hij zich geplaatst zag, maar hij versaagde niet en nooit was hij strijdensmoede. En als men nu zoekt naar de diepste kern van de kracht die Thomas Bat'a bezielde, dan was dat zijn macht de omstandigheden naar zijn hand te zetten. Merkwaardig was daarbij dat hij nimmer streefde naar de vernietiging van de krachten, welke hem tegenwerkten. Integendeel, hij trachtte steeds die krachten onverzwakt te behouden en ze alleen zoodanig om te vormen, dat zij voortaan zijn doelstellingen dienden, in plaats van die, zooals vroeger, te weerstreven. Eigenaardig is het te constateeren, hoe ook het karakter van Jan Bat'a, den tegenwoordigen leider van het bedrijf, door deze typische eigenschap wordt gekenmerkt. Uit de volgende beschouwingen zal telkens weer blijken, dat de groote kracht 135
der beide Bat'a's voor alles moet worden gezocht in hun macht om uit den nood een deugd te maken. Het is deze vruchtbare energie, die hen heeft gestempeld tot ondernemers van bijzonder formaat, die in de wereld zijn geslaagd op een plaats, waar anderen zeker zouden hebben gefaald. Men doet goed deze feiten voor oogen te houden, wanneer men het antwoord wil zoeken op de belangrijke vraag, in hoeverre de Bat'a-organisatie onverbrekelijk met het Bat'a-bedrijf is verbonden en in hoeverre copiedring ervan in andere bedrijven mogelijk en gewenscht zou zijn. Wie het Bat'a-stelsel bestudeert, komt ongewild onder de bekoring van de logica en de consequentie, waarmede men de grondbeginselen ervan tot in de kleinste details heeft weten door te voeren. Ziet men daarnaast dan nog dat de sterke en gestadige groei van het concern zich voor een overwegend deel voltrok in een periode, waarin vele oude en roemrijke bedrijven aan den rand van den afgrond werden gebracht, dan rijst onwillekeurig de vraag of wellicht Bat'a door zijn organisatie den sleutel heeft ontdekt tot het geheim van duurzaam winstgevende exploitatie, waaraan onze door crisis geschokte maatschappij zoo dringend behoefte heeft; de vraag verder ook, of het voor het economisch- en sociaal welzijn van onze samenleving niet van groot belang zou zijn, wanneer ook andere ondernemers leering zouden trekken uit dit voorbeeld, dat hun wellicht den weg zou wijzen om de voortdurend wisselende ups en downs te ontgaan en meer algemeen te komen tot een regelmatig voortschrijden van de productie en van de maatschappelijke behoeftebevrediging. In den ontwrichten tijd 136
waarin wij leven, zou men die vraag zoo gaarne bevestigend beantwoord zien, maar een nauwkeurige analyse van de feiten toont duidelijk dat een onvoorwaardelijke bevestiging zeker niet kan worden gegeven. Dat de systematische bestrijding van de verspilling van arbeid, tijd, materiaal en machinecapaciteit, zooals Bat'a die heeft weten te organiseeren, voor de algemeene welvaartsontwikkeling dringend gewenscht is, kan uit den aard niet worden ontkend. Het is inderdaad in hooge mate te betreuren dat bij den huidigen stand van de wetenschappelijke organisatieleer, als gevolg van de voortzetting van verouderde beheersmethoden, nog groote bedragen worden verspild; dat arbeidskracht, materiaal en machinecapaciteit, die wij in den strijd tegen het welvaartstekort maar al te goed konden gebruiken, door den schoorsteen van het verlies ontsnappen en in rook vervliegen. Daarom kan dan ook worden vastgesteld dat voor alle bedrijven, die zich schuldig maken aan verouderde productiemethoden, in de Bata-organisatie een lichtend voorbeeld schuilt, waaruit zeer veel valt te leeren. De doorvoering van een allesomvattend bedrijfsplan, gekoppeld aan een consequent toegepast stelsel van budgeteering, de participatie van de medewerkers in de besparingen, welke zij voor het bedrijf weten te bereiken; het zijn alle methoden, waarvan men de navolging in iedere onderneming en wel speciaal in die van grooten omvang, met klem zou willen aanbevelen. Ofschoon de rationeele bedrijfsvoering zeker niet alleen de verklaring biedt voor de successen welke Bat'a wist te bereiken, kan men zich toch nauwelijks denken dat de leiders van het bedrijf den 137
enormen uitgroei daarvan in de laatste vijftien jaren zouden hebben kunnen beheerschen, wanneer zij den, steun zouden hebben gemist welke de perfecte organisatie hun in dien tijd heeft geboden. Al evenmin kan worden ontkend dat de moeilijkheden verbonden aan een doelmatig beheer, in vele bedrijven zouden worden gedecimeerd, wanneer de leiding erin zou slagen onder de medewerkers in het bedrijf den geest te kweeken, welke Bat'a heeft weten te bereiken. Want verspilling in de productie ontstaat ook door wrijvingen, welke soms het gevolg zijn van niet aan te toonen onderlinge tegenwerking; door gebrek aan harmonisch verba.nd tusschen de verschillende afdeelingen in het bedrijf; door een tekort aan energie bij degenen, die met de leiding van een bepaald onderdeel zijn belast; door onjuiste personeelsselectie en door tal van andere onzichtbare vijanden, die de winstcapaciteit van de onderneming voortdurend belagen. In dit opzicht wijst Bat'a aan alle ondernemers, groot en klein, den juisten weg en als zijn voorbeeld ertoe mag leiden, de beteekenis van een geordenden geest van samenwerking in het bedrijf meer algemeene bekendheid te geven, dan zal reeds dit aan onze maatschappij zeer ten goede komen. Kortom, algemeene navolging van het voorbeeld dat door Bat'a is gegeven voor de oplossing van het vraagstuk der technisch-economische bedrijfsorganisatie, zou in elk opzicht zijn toe te juichen en ofschoon men het Bat'a-stelsel zeker niet kan gebruiken als een schablone voor de organisatie van andere bedrijven, kunnen toch talrijke grondbeginselen ervan, wanneer zij maar op de juiste wijze pasklaar zijn gemaakt, op 138
breede schaal worden toegepast. Het zijn vooral twee kernen waarop men daarbij het oog gericht moet houden; twee doelstellingen, welke door Bat'a steeds met de grootste zorgvuldigheid zijn nagestreefd. In de eerste plaats heeft Bat'a namelijk in zijn bedrijf voor elke bedrijfshandeling, hoe eenvoudig of hoe samengesteld die ook mocht zijn, de noodzakelijke kosten vastgesteld. Elk nadeelig verschil tusschen die noodzakelijke kosten en de in werkelijkheid gemaakte, wordt in dit bedrijf, als zijnde een vermijdbare verspilling, bestreden en dat is het eerste principe dat iederen Bat'a-medewerker voor oogen staat. De tweede richtlijn is, voortdurend te trachten de noodzakelijke kosten zelf omlaag te brengen en dat alles onder de uitdrukkelijke voorwaarden, welke in de uitwerking van het stelsel ligt besloten, dat nimmer in eenig onderdeel van het bedrijf een schijnvoordeel kan worden doorgevoerd, dat weliswaar de uitkomsten van een bepaalde afdeeling zal vergrooten, maar dat toch in wezen den bedrijfsgang zou schaden omdat elders storingen gaan optreden welke, wanneer men het bedrijf als 66n geheel beschouwt, het vermeende voordeel in een nadeel doen verkeeren. Deze grondgedachten zijn ongetwijfeld uitermate belangrijk, maar toch zal men zelfs bij de meest consequente toepassing ervan niet mogen verwachten, dat de ontwikkeling in andere bedrijven zich in hetzelf de tempo zal voltrekken als bij Bat'a het geval is geweest. Bat'a heeft de bijzondere omstandigheden, welke zich voor zijn bedrijf voordeden, ten voile weten te benutten en de wijze waarop dit is geschied is voor navolging niet vatbaar, juist omdat in alle andere gevallen de verhoudingen zoozeer verschillend zijn. 139
In dit verband dient in de eerste plaats aandacht te worden besteed aan het feit, dat Bata in de gelukkige omstandigheid verkeerde een verbruiksartikel te produceeren. Zou hij producent van productiemiddelen zijn geweest, zou hij bijvoorbeeld aan het hoofd van een groote machinefabriek hebben gestaan, dan zou het ontwikkelingsproces zich nimmer hebben kunnen doorzetten tegen den druk der economische omstandigheden in. Met consumptiegoederen zal onze wereld nimmer verzadigd zijn, maar ten aanzien van de productiegoederen treden, als gevolg van de conjunctuurgolvingen, wel degelijk perioden van absolute verzadiging in. Bij de maatschappelijke organisatie zooals wij die kennen, zien wij hoe in tijden van opgaande conjunctuur, het productie-apparaat telkens in een sneller tempo wordt uitgebreid, dan de stijging in de vraag naar consumptiegoederen wettigt. De vraag naar machnies is geen zelfstandige; zij hangt ten nauwste samen met de vraag naar de consumptieartikelen, welke ermede gemaakt moeten worden. Zoodra dan ook een koopkrachtdaling intreedt en het publiek dus niet meer bij machte is zich zoo ruimschoots van goederen te voorzien als kort te voren, wordt de productie in de machinefabrieken plotseling lam gelegd. De fabrikanten van consumptieaitikelen hebben machines genoeg om in de verminderde vraag naar hun artikel te kunnen voorzien en zelfs de laagste prijsaanbieding zal hen er niet toe kunnen brengen de productiecapaciteit uit te breiden, door den aankoop van machines, waarvan zij er, nu de productie is ingekrompen, toch reeds te veel hebben. Voor den fabrikant van verbruiksartikelen liggen de verhoudingen geheel anders. Neemt men het arti140
kel schoenen als voorbeeld, dan staat het vast, dat de helft van de wereldbevolking nog barrevoets gaat en daarvan dagelijks de onaangename consequenties ondervindt. Er zijn dan ook nog nooit te veel schoenen geweest en er zullen ook nooit te veel schoenen worden geproduceerd. De eenige groote moeilijkheid welke de schoenfabrikant telkens weer zal hebben op te lossen, is het vinden van wegen om ook in perioden van geringe koopkracht, de productiekosten te dwingen beneden de grens, welke hem door de beschikbare koopkracht wordt gesteld. Op zich zelf is dat al moeilijk genoeg en daarom zijn er ook maar zoo weinigen in geslaagd hun bedrijven tegen den druk der omstandigheden in te blijven uitbreiden. Maar dat alles neemt niet weg, dat er in tijden van depressie en malaise, voor den fabrikant van verbruiksartikelen mogelijkheden bestaan, welke de fabrikanten van productiemiddelen missen, doordat immers deze laatsten van anderen afhankelijk zijn en niet op eigen kracht kunnen voortbouwen. Dat kon Bat'a wel en hierin ligt een groote kracht. Tot nu toe is het Bat'a gelukt ieder jaar een grooter aantal schoenen te produceeren dan in het voorafgaande jaar. Het was dikwijls heel moeilijk om voor die steeds groeiende productie telkens weer nieuwen afzet te vinden, maar het was mogelijk, omdat Bat'a een consumptiegoed en Been productiemiddel op de markt bracht. Wanneer men dan ook meent dat de navolging van het stelsel zooals dat door Bat'a in toepassing is gebracht zou kunnen leiden tot een hooger en meer evenwichtig welvaartspeil, oordeelt men te optimistisch en daardoor onjuist. Men mag immers niet uit het oog verliezen, dat de maatschappelijke welvaart niet kan worden zekergesteld 141
door een perfecte interne organisatie der bedrijven, hoe algemeen die ook zou worden toegepast. De periodieke verstoring van het economisch evenwicht wordt veroorzaakt door factoren, welke niet in, maar buiten de bedrijven liggen en de bestrijding daarvan kan daarom ook niet van uit de bedrijven geschieden. Het Bat'a-stelsel is voortreffelijk; het brengt geluk en sociale verlichting in ontelbare gezinnen en op dien grond is een verdere uitbreiding ervan van harte toe te juichen. Een remedie tegen de ernstige maatschappelijke kwalen van onzen tijd is het echter niet. Ook al zouden alle ondernemers op de wereld Bat'a's voorbeeld willen en kunnen navolgen, dan nog zou daarmede de menschheid niet van het crisiseuvel zijn bevrijd. Zoo is dus thans uitdrukkelijk vastgesteld dat voor de beantwoording van de vraag, in hoeverre het door Bat'a bereikte succes aan bijzondere omstandigheden moet worden toegeschreven, het feit dat hij verbruiksartikelen en geen productiemiddelen produceerde, een factor van beteekenis moet worden geacht. Maar zelfs wanneer men zich tot het consumptiegoed bepaalt, dient nog te worden geconstateerd dat het artikel schoenen enkele merkwaardige eigenschappen vertoont, die het minder crisisgevoelig maken dan vele andere verbruiksartikelen. Schoenen hebben een korten en weinig elastischen gebruiksduur. Koopt men een paar dat geacht wordt zes maanden mee te kunnen gaan, dan kan men er weliswaar ook de zevende maand nog wel op loopen, maar daarna beginnen dan toch de onderhoudskosten al spoedig zoodanig te stijgen, dat een verder uitstel van de vervanging van het versieten paar niet economisch meer is. Daarnaast 142
mag niet worden vergeten dat schoenen in de meeste landen tot de onmisbare levensbenoodigdheden behooren, hetgeen tot gevolg heeft dat bij een algemeene daling van de koopkracht, de vraag naar dit artikel wel korten tijd wordt opgeschoven, maar toch niet duurzaam een sterke daling ondergaat, zooals dat wel het geval is bij meer verfijnde soorten van gebruiksartikelen. Zeer zeker treden als gevolg van den verminderden welstand sterke vraagverschuivingen op en worden dus andere, goedkoopere schoenen gevraagd dan voorheen, maar de mogelijkheid om schoenen te produceeren en te verkoopen blijft intact. Zelfs zal steeds een loonende verkoop mogelijk zijn voor alle fabrikanten, die evenals Bat'a kans zien, onder alle omstandigheden de productiekosten te dwingen beneden het niveau door de beschikbare koopkracht aangegeven. Van belang in dit verband is ook de groote variatie welke het artikel schoenen te zien geeft. Binnen de betrekkelijk geringe marge tusschen maximum- en minimumprijzen, liggen honderden verschillen in afwerking, kwaliteit, uitvoering en model en het moderne grootbedrijf kan in zijn productieprogramma een groot deel van deze variaties omspannen. Daardoor ontstaat een breede mogelijkheid om de productie aan de behoefte aan te passen. In dit opzicht is de positie van de schoenfabrikanten gunstiger dan die in vele andere bedrijven, welke door de speciale techniek hunner productiemethoden, aan een gespecialiseerd artikel zijn gebonden. In sterke mate treedt deze gebondenheid naar voren in den mijnbouw, bij landbouw, veeteelt en visscherij, maar ook in industrieele bedrijven, zooals b.v. de electrische centrale, de bierbrouwerij en de broodfabriek. In deze en soortgelijke 143
bedrijven veroorlooft de aard van de productietechniek slechts een geringe variêteit in het eindproduct dat kan worden afgeleverd en het gevolg daarvan is dat men genoodzaakt is den invloed van de wisselingen in de koopkracht op de bezetting van het bedrijf, met gelatenheid te dragen. Het feit dat Bat'a een product fabriceert dat zich leent tot een soepele aanpassing van de productie aan wijzigingen in vraag en behoeften onder alle omstandigheden, behoort mede tot de oorzaken, welke de bereikte successen kunnen verklaren. Erkend dient dus te worden, dat de algemeene productie-omstandigheden en de maatschappelijke verhoudingen, de ontwikkeling van het Bat'a-bedrijf niet in den weg hebben gestaan. Intusschen kan deze erkenning niet in de minste mate afbreuk doen aan de waardeering voor de prestaties, welke in Zlin zijn geleverd. Immers het gaat in het leven niet in de eerste plaats om de omstandigheden zelf, maar veel meer om de wijze waarop de mensch van de geboden gelegenheid profijt weet te trekken en juist daarin hebben de beide Bat'a's zich groot getoond. Want tenslotte hadden toch alle schoenfabrikanten gelijke kansen en wie van hen is in staat geweest die zoo volledig te benutten als Bat'a deed? Hoeveel bedrijven hebben in de achter ons liggende jaren van hevige crisisberoering zichzelf (en wat erger is) de gemeenschap, niet groote schade toegebracht, doordat zij star hebben vastgehouden aan het productieprogramma en aan de prijszetting, die in tijden waarin de koopkrachtverhoudingen geheel verschillend waren, gunstige resultaten hadden opgeleverd, als ware de handhaving van de samenstelling der productie de hoogste economische 144
wijsheid? Aan Bat'a kan men zulk een gevaarlijke vasthoudendheid nimmer verwijten. Alhoewel in het algemeen, de aanpassing van de productie aan de wisselende behoeften in het grootbedrijf veel moeilijker is te verwezenlijken dan in het kleinbedrijf, heeft men in Zlin dit ingewikkelde vraagstuk op voortreffelijke wij ze weten op te lossen. Geproduceerd wordt wat het publiek vraagt en verkocht wordt tegen prijzen welke de beschikbare koopkracht toelaat, waarbij alle krachten erop zijn gericht de kwaliteit op te voeren tot het hoogste niveau, dat bij de gegeven verkoopsprijzen bereikbaar is. Zou de welvaart nog eens zoover stijgen, dat alle menschen zich de weelde van het dragen van luxe-schoenen zouden kunnen veroorloven, dan zal het Bat'a zijn die deze luxe-schoenen in de best denkbare kwaliteit zal leveren; zou daarentegen de economische ellende onze levensmogelijkheden zoodanig beknotten, dat wij nog slechts sandalen zullen kunnen dragen, dan zal het eveneens Bat'a zijn, die als eerste klaar staat om die sandalen zoo goed mogelijk te produceeren en ze dan te verkoopen tegen den laagst mogelijken prijs. Voor de algemeene welvaartsontwikkeling in onze maatschappij ware het zeker te wenschen, dat ook andere ondernemers, voor zoover hun productie zulks toelaat, een zelfde soepelheid in hun bedrijfsvoering zouden weten te bereiken. Rationeele productie, vermijding van alle onnoodige onkosten en van verspilling van welken aard dan ook; onmiddellijke en volledige aanpassing van het bedrijf aan de meest grillige wisselingen in de koopkracht en de smaak van het publiek; het zijn alle ongetwijfeld belangrijke steunpunten geweest in de ontwikkeling van het Bat'a-bedrijf. Voor de verkiaring van de be145
reikte successen dient echter daarnaast de voile aandacht te worden gewijd aan enkele bijzonderheden, welke de structuur van het bedrijf betreffen. Het zijn speciaal vier punten, welke in dit verband van belang moeten worden geacht en wel: a. de ontwikkeling van de arbeidsomstandigheden in Zlin; b. de organisatie van inkoop en verkoop; c. de mechanisatie; d. de gestandardiseerde massa-productie. a. De ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen in Zlin. De arbeidsverhoudingen in het Bat'a-bedrijf wijken in menig opzicht sterk of van die van andere industriedn. De bevolking in Zlin is een landelijke bevolking; een bevolking zonder industrieel verleden, zonder typischen industrieelen aanleg en zonder industrieele tradities. Een bevolking overigens, welke, althans in den tijd van de opkomst van het bedrijf, nog niet was ingesteld op het hooge levens- en verteringspeil van de groote industriecentra in andere landen. Bij de vestiging van zijn bedrijf heeft Thomas Bat'a niet eerst in de wereld afgezocht om de beste vestigingsplaats te kiezen; dat de Bat'a-fabrieken in Zlin zijn, vindt zijn eenige verklaring in het feit dat ook de wieg van Thomas Bat'a daar stond. Uit verschillende publicaties blijkt, dat Thomas Bata meer dan iemand anders er van overtuigd was, dat de Jigging van Zlin voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf verre van ideaal was. Het is nu interes sant te zien op welk een uiterst practische wijze hij uit de geringe voordeelen welke Zlin bood, het voile pro146
fijt heeft weten te trekkers en hoe hij de overgroote bezwaren aan deze vestigingsplaats verbonden, zoodanig heeft weten te vervormen, dat zij tenslotte toch aan de ontwikkeling van zijn bedrijf dienstbaar bleken te zijn. Het is een bekend verschijnsel, dat in vele industrieele landen sommige streken een bijzondere aantrekkingskracht blijken te bezitten voor bepaalde industriedn. De vestiging in zulk een streek biedt aan het nieuwe bedrijf het voordeel, dat de beschikking kan worden verkregen over arbeidskrachten, die in andere, soortgelijke bedrijven reeds geschoold zijn; over jonge arbeiders ook, die in het vak dat zij gaan beoefenen als het ware zijn geboren en getogen en dientengevolge over een specialen aanleg beschikken. Deze samentrekking van bepaalde bedrijven in streken, waar de bevolking voor den te verrichten arbeid lichamelijk en geestelijk geschikt is, duidt men in de bedrijfseconomie aan met den naam van arbeidsagglomeratie en voor verklaring van de vestigingsplaats van vele industriedn is deze factor van doorslaggevende beteekenis. In dit licht gezien, schijnt het alsof de keuze van Bata wel zeer ongelukkig is uitgevallen. Want wat was er to verwachten van de arbeidsproductiviteit en de arbeidsgeschiktheid van de bevolking in het landelijke Zlin, waar de economische ontwikkeling het stadium van het handwerkbedrijf nog niet of nauwelijks gepasseerd was? Hoe kon uit dit menschenmateriaal een arbeidersbevolking worden gekweekt, welke in productiviteit on efficiency niet zou achter staan bij de bevolking van de oude industrielanden, waartegen immers de concurrentie moest worden opgenomen? 147
Het schijnt haast niet aannemelijk, dat Bat'a erin geslaagd zou zijn, in enkele tientallen jaren, de achterstand te dezer zake in een belangrijken voorsprong om te zetten, maar toch is dat inderdaad gelukt, zooals de feiten duidelijk bewijzen. Algemeen wordt immers erkend, dat de productiviteit der Bat'a-arbeiders de vergelijking met die van arbeiders in andere fabrieken, waar ter wereld ook gevestigd, glansrijk kan doorstaan. Maar Bat'a vormt zijn medewerkers dan ook in den waren zin van het woord. Hij kiest ze niet uit menschen, die na jarenlange ervaring te hebben opgedaan in andere bedrijven, hun eigen levensweg reeds hebben gezocht en die ook met meer of minder succes hebben gevonden. Zulke menschen zijn uit den aard der zaak in hun eigen ideedn en opvattingen verstard en daarom zijn ze niet meer bij machte zich met de groote Bat'a-idee vertrouwd te maken. Bat'a zoekt zijn toekomstige medewerkers daarom onder de jeugd en van het veertiende levensjaar of verschaft hij aan jonge menschen de onbeperkte gelegenheid zich te bekwamen en zich te ontwikkelen in de richting welke het best met hun aard en hun natuurlijken aanleg overeenkomt. Is deze koers eenmaal vastgesteld, dan wordt ook niets meer onbeproefd gelaten om van ieder het beste te maken dat in hem steekt. Als Bat'a zegt dat zijn streven erop is gericht zijn medewerkers te maken tot „volkommene Menschen", dan is dat zeker Been holle leuze. Zooals een beeldhouwer de vormlooze klei bewerkt, zoo wil Bat'a de nog ongevormde jeugd bewerken en er het beste uit maken, wat er uit te maken valt. Niet alleen wordt daarbij acht geslagen op de ontwikkeling van de technische bekwaamheid, de psychologische vorming van den jongen Bat'a-me148
dewerker heeft eveneens de voile aandacht van hen, die met de opvoeding zijn belast. Het is geen toeval dat Bat'a aan jongens van veertien jaar leert, op welke wijze zij moeten komen tot een systematische besteding van hun inkomen, langs den weg van een tevoren vastgesteld budget; het is geen toeval dat in dat budget de besparing een zoo vooraanstaande plaats inneemt; het is geen toeval dat aan deze jonge menschen, van meet of aan wordt geleerd om alles wat zij in het bedrijf waarnemen, te zien in samenhang met de kosten en dat alle onderdeelen van het onderwijs erop zijn gericht, de leerlingen „cost-minded" te maken. Die vorming heeft Bat'a noodig om voortdurend te kunnen beschikken over het personeel dat past in het kader van het stelsel. Juist omdat men op deze wijze de geheele technische en moreele voorontwikkeling in eigen hand heeft, kan de scholing volledig zijn ingesteld op de behoeften van het bedrijf. Zoo krijgt men de beschikking over jonge menschen die zich ten voile bewust zijn van eigen kracht; jonge menschen over wie de ware pioniersgeest vaardig is geworden. Men leert hun niet alleen om goed te werken, maar men leert ze tegelijkertijd hoe zij hun arbeid efficient kunnen verrichten. Gaat hun aanleg in een speciale richting, dan wordt hun geest niet overladen met allerlei nuttelooze ballast, maar dan wordt alle beschikbare tijd aangewend om hen te maken tot uitblinkers in het yak waarnaar hun belangstelling uitgaat. Bat'a schoolt zijn arbeiders niet alleen, maar hij vormt ze tevens. Het waren de ongelukkige arbeidsomstandigheden in Zlin, welke Bat'a noodzaakten dezen langen en kostbaren weg ten behoeve van de personeelsselectie te 149
kiezen, maar zooals steeds, is hij er ook hier in geslaagd van den nood een deugd te maken. De bereikte resultaten zijn inderdaad verbluffend, want het nadeel van een eeuw achterstand in de historisch-economische ontwikkeling van de bevolking in Bat'a's geboortestreek is hierdoor niet alleen volkomen weggevaagd, maar bovendien nog in een voordeel omgezet. Immers naar alle waarschijnlijkheid zou dit experiment nimmer zijn gelukt, wanneer Bat'a zijn arbeiders had moeten vormen uit een bevolking, die door milieu en door traditie, sterk gebonden zou zijn geweest aan allerlei gebruiken en overleveringen uit het industrieel verleden van Vaders en Voorvaderen. Juist in het snelle tempo der hedendaagsche ontwikkeling van de moderne organisatie, vertoonen de oude industrielanden een zekere starheid en traagheid bij de omschakeling op nieuwe methoden, een starheid, welke zeer gemakkelijk kan leiden tot achterlijkheid, met alle emstige gevolgen van dien. Neen, Bat'a had menschen noodig, wier levensinzichten nog niet door vooroordeelen waren gebonden. En waar kon hij zulk materiaal anders vinden, dan onder de nog ongevormde jeugd? Er is nog een andere factor van specifiek economischen aard, welke eveneens op de arbeidsverhoudingen in Zlin betrekking heeft. Zooals gezegd, was de arbeidsproductiviteit welke Bat'a bij de bevolking van zijn geboortestreek aantrof, al heel weinig geschikt voor den opbouw van een wereldbedrijf. De economische productiviteit van den arbeid wordt echter vanzelfsprekend niet alleen beheerscht door de physieke kracht en den natuurlijken aanleg van den arbeider; ook de doelmatigheid van de hulpmiddelen welke te 150
zijner beschikking staan, het organisatorisch verband waarin hij werkt, de productie-omstandigheden en zijn meerdere of mindere bekwaamheid om zijn physieke kracht in productieve prestaties om te zetten, zijn voor de bepaling van de economische productiviteit fac toren van het grootste belang. In alle opzichten stond de bevolking van Zlin daarin bij de arbeiders in gevestigde industriecentra ten achter. Bij den opzet van zijn bedrijf kreeg Bat'a te doen met eenvoudige menschen, die op een lage trap van ontwikkeling stonden en die gewend waren om onder uiterst karige omstandigheden te leven. Eenerzijds was dat een groot nadeel, maar anderzijds had dit ook een gunstige zijde. Het lage levenspeil ging immers gepaard met lage geldloonen en zoodoende waren, in de eerste ontwikkelingsperiode van het bedrijf, de looneischen, in vergelijking met die in de meer ontwikkelde West-Europeesche landen, uiterst bescheiden. Bat'a vond den weg om binnen de muren van zijn bedrijf, door de inschakeling van de meest doelmatige technische hulpmiddelen de bestaande verhoudingen volledig te wijzigen en hij maakte daardoor zijn bedrijf tot een eiland van hooge arbeidsproductiviteit in de achterlijke landstreek. Hij liet zijn medewerkers ten voile deelen in de resultaten van het hoogopgevoerde arbeidsvermogen en zoo betaalde hij dus loonen, die belangrijk hooger waren dan die welke voor Zlin en omgeving geldend waren. Daarenboven bood hij zijn menschen talrijke voordeelen op het gebied der gezondheidsverzorging, medische hulp, goedkoope woningen, goed en goedkoop amusement, zorg voor de opvoeding en de opleiding der kinderen 151
en dat alles leidde tot een aanzienlijke verlaging van het uitgavenbudget van zijn medewerkers, of m.a.w. tot een belangrijke stijging van de redele waarde van de loonen. De tevredenheid van den arbeider met zijn bestaan wordt hoofdzakelijk beheerscht door de vergelijking van de levensomstandigheden waaronder hij zelf verkeert, met die van andere arbeiders in zijn omgeving en gezien vanuit dit gezichtspunt kan iedere Bat'a-medewerker, waar immers zijn levenspeil hoog uitgaat boven dat van arbeiders in andere industriedn in zijn omgeving, ruimschoots tevreden zijn. Door een perfecte organisatie heeft Bat'a kans gezien het leven in Zlin in vele opzichten goedkoop te maken, waardoor hij de reedle koopkracht van het loon dat hij zijn medewerkers betaalt, belangrijk heeft verhoogd. Een geschoold arbeider bij Bat'a verdient een weekloon dat varieert tusschen Kc. 300.— en Kc. 500.—, hetgeen dus gerekend in Nederlandsche valuta kan worden gelijkgesteld met f 20.— tot f 30.—, maar omdat Bat'a hem het leven goedkooper heeft gemaakt, kan hij zich voor dat geld een levensstandaard veroorloven, welke in Been enkel opzicht onderdoet voor die van de beste vakarbeiders in andere landen van Europa, terwijl daarenboven voor hem nog gelegenheid tot sparen bestaat. Daardoor heeft Bat'a dus bewezen langs welken weg het mogelijk is, om in streken waar de arbeidsproductiviteit in het algemeen gering is, door sterke opvoering van het arbeidsvermogen, bij normale arbeidskosten, de arbeiders een hoog levenspeil aan te bieden. Men dient zich duidelijk voor oogen te stellen dat Bat'a zich hierdoor een duurzaam concurrentievoordeel heeft weten te ver152
zekeren. Want zelfs wanneer als gevolg van een economische inzinking, de verkoopsprijzen van schoenen zoover zouden dalen, dat ook in het Bat'a-bedrijf een loonsverlaging niet meer zou zijn te vermijden, zouden daardoor van de Bat'a-medewerkers geen onredelijke offers behoeven te worden gevraagd. In het ergste geval zou men van hen moeten verlangen dat zij tijdelijk hun levenspeil terugbrachten tot het niveau dat in deze omgeving algemeen geldend is voor de overige bevolking. De noodzaak daartoe zal zich alleen kunnen voordoen, wanneer door een economische debacle de koopkracht van de wereldbevolking tot een ongekend laag peil zou dalen. Maar juist in zoo'n geval zal Bat'a de gelegenheid hebben de sterke innerlijke kracht van zijn bedrijf te toonen. Want wanneer zulke omstandigheden zich zouden voordoen en Bat'a dus het loonpeil in zijn bedrijf zou terugbrengen tot het algemeene loonpeil dat in Tsjecho-Slowakije geldend is, dan zullen de arbeidskosten in het Bat'abedrijf minimaal zijn in vergelijking met die in andere bedrijven, gevestigd in landen met een hooger algemeen loonpeil. Daardoor zal Bat'a eerder dan anderen in staat zijn de prijzen van zijn schoenen in overeenstemming te brengen met de sterk gedaalde koopkracht. Dank zij de elasticiteit van de loonkosten is het Bat'a-bedrijf ook tegen ernstige crisisstormen bestand. Voor de bestaanszekerheid van de medewerkers is dat van het allergrootste belang. Want ook al zouden zij hun levensomstandigheden tijdelijk moeten herzien, de werkgelegenheid voor alien zal blijven en niemand zal de werkloosheid hebben te vreezen. Waar anderen onherroepelijk moeten vallen, zal Bat'a zich staande weten te houden en na iederen strijd 153
zal het bedrijf innerlijk versterkt te voorschijn kunnen treden. Sinds 1922 heeft zich bij Bat'a de noodzaak tot een loonsverlaging nimmer voorgedaan. Sedert de groote reorganisatie, welke in dat jaar plaats vond, is men er steeds in geslaagd de koopkrachtdalingen door een verbeterde organisatie op te vangen en ondanks de sterke daling van de gemiddelde opbrengstprijzen der schoenen, van Kc. 119.— in 1922 tot Kc. 34.— in 1937, heeft men het peil der arbeidsloonen regelmatig weten op te voeren. Of de voordeelen van de verbetering der werkmethoden zoo onuitputtelijk zijn, dat ook voor de verdere toekomst dezelfde gunstige ontwikkeling mag worden verwacht, is uit den aard der zaak onzeker, maar zelfs als deze groote besparingsbron eenmaal zal blijken te zijn uitgeput, zal Bat'a in de wereldconcurrentie nog steeds den voorsprong behouden, welke in de elasticiteit van de loonkosten ligt besloten. De arbeidsgelegenheid die Bat'a aan zijn medewerkers heeft geboden is van duurzaam karakter, want wat er ook gebeure, hoever de daling van de koopkracht ook mope voortschrijden, het Bat'a-bedrijf zal in staat zijn de gerezen moeilijkheden het hoofd te bieden.
b. De organisatie van inkoop en verkoop. Verder zoekende naar een verklaring van de successen welke Bat'a wist te bereiken, moet thans aandacht worden gewijd aan de organisatie van den inkoop en den verkoop, omdat ook deze organisatie afwijkt van die welke in andere bedrijven gebruikelijk is. Bat'a heeft het noodig geoordeeld zijn bedrijf zooveel mogelijk onafhankelijk te stellen van leveran154
ciers en afnemers en om dat doel te bereiken, heeft hij eenerzijds de productie van vele onderdeelen en hulpmaterialen, die hij voor zijn schoenbedrijf noodig had, in eigen hand genomen, terwip hij anderzijds in den verkoop van zijn product alle tusscheninstanties heeft uitgeschakeld, door zich met eigen winkels in direct contact met het koopende publiek te stellen. De maatregelen te dezen aanzien getroffen, hebben onmiskenbaar bijdragen tot de bereikte resultaten, maar voor copidering in bedrijven van andere structuur leenen zij zich zeer zeker niet. Het waren ook hier bijzondere omstandigheden welke Bat'a er toe brachten bijzondere en voor de gelegenheid passende maatregelen te nemen. Opmerkelijk voor de schoenfabricage is, dat het vervaardigde eindproduct, de schoen, betrekkelijk dicht staat bij de natuurlijke grondstoffen, de huiden, waaruit het wordt gewonnen. Te meer is dit opvallend, omdat schoenen moeten worden gerekend tot de speciaalproducten, geheel gereed voor het verbruik. De meeste soortgelijke artikelen doorloopen veel meer stadia om van grondstof tot eindproduct te rijpen en het ligt voor de hand, dat alnaarmate het aantal tusschenschakels grooter is, het gecompliceerder wordt die alle in een onderneming onder te brengen. De moeilijkheid welke zich daarbij voordoet, ligt vooral in het feit dat de meest rendabele bedrijfsgrootte bij de verschillende onderdeelen ongelijk is. Ook bij Bat'a waren ten aanzien van dit punt belangrijke en groote moeilijkheden te overwinnen, maar tenslotte bleken hier toch mogelijkheden te bestaan, welke in bedrijven van andere structuur in het geheel niet voorhanden zijn. 155
Tot op zekere hoogte kan hetzelfde worden gezegd van de organisatie van den verkoop door de exploitatie van eigen winkels. Ook hier vindt men een maatregel, welke Bat'a succes heeft gebracht, maar die voor vele andere bedrijven ten eenenmale onuitvoerbaar moet worden geacht. Men kan zich immers moeilijk denken dat een luciferfabriek, van welke afmeting dan ook, in staat zou zijn den verkoop van het yen. vaardigde product in eigen winkels te organiseeren. Bij Bat'a was dat anders. Door de groote productie was het mogelijk het eigen winkelbedrijf te voorzien van schoenen in alle prijzen, uitvoeringen, modellen en kwaliteiten, zonder daarbij het gevaar te loopen dat als gevolg van versplintering, de voordeelen van de massaproductie verloren zouden gaan. Hoe dat overigens ook zijn mope, vast staat dat de aaneenkoppeling van talrijke schakels tusschen grondstoffenleverancier en uiteindelijken verbruiker, aan Bat'a voortreffelijke resultaten heeft opgeleverd. Belangrijk daarbij was ook dat deze samenkoppeling leidde tot een uitschakeling van de winsten in de vele tusscheninstanties en daardoor tot een versterking van de rentabiliteitspositie van het bedrijf. Belangrijker echter nog was het feit, dat door dezen opbouw de zekerheid werd verkregen, dat bij de productie van alle onderdeelen, dezelfde efficiente werkmethoden konden worden doorgevoerd als die welke in de eigenlijke schoenfabriek werden toegepast. Ondoelmatige productie in de bedrijven waar grondstoffen of halffabrikaten voor bepaalde industrieen worden vervaardigd, zijn niet alleen schadelijk voor het grondstoffenproduceerende bedrijf zelf, maar evenzeer voor degenen die de grondstoffen moeten afne156
men. Want die ondoelmatige werkmethoden maken het materiaal duur en verhoogen daardoor noodeloos den kostprijs van het eindproduct, dat dientengevolge moeilijker kan worden afgezet. De sterk doorgevoerde intregatie in het Bat'a-bedrijf verzekert de efficiency in alle stadia van productie en verkoop en is zoodoende een waarborg voor een zoo laag mogelijk gestelden kostprijs van het eindproduct. Bovendien verkreeg het bedrijf hierdoor een buitengewone soepelheid in de exploitatie. Zooals reeds herhaaldelijk is gebleken, heeft Bat'a steeds een open oog voor de noodzakelijkheid de productiekosten en daarmede de verkoopprijzen van zijn schoenen aan te passen aan de wisselingen van de koopkracht, zooals die zich bij het publiek voordoen. Zou men in dit bedrijf fabrikaten en halffabrikatenvan derden moeten koopen en de schoenen moeten verkoopen aan grossiers of handelaren, die ze op hun beurt weer zouden moeten plaatsen bij de zelfstandige winkeliers, dan zou bij een ernstige daling van de koopkracht, de medewerking van al deze menschen noodig zijn om tot een daadwerkelijke prijsverlaging te geraken. Bat'a's inzicht dat onder alle omstandigheden de productiekosten en de verkoopsprijzen dienen te worden teruggebracht tot beneden de grens, door de beschikbare koopkracht gesteld, is ook heden nog zeker Been gedachte, die als een gemeengoed kan worden beschouwd en omdat op alle wisselingen in de koopkracht snel gereageerd moet worden, eischt de toepassing van dit principe een bijzondere soepelheid in alle geledingen van den bedrijfsgang. Door een volledige integratie wordt dit doel op de beste wijze gediend en wel zeer speciaal bij Bat'a, omdat daar alien die in het bedrijf 157
medewerken, dagelijks opnieuw de gedachte wordt bijgebracht, dat de markt de dictator is die voorschrijft wat er moet gebeuren. Als die dictator een prijsverlaging voorschrijft, dan weet ook iedereen in het Bat'a-bedrijf dat van hem wordt verwacht, dat hij, in welken vorm dan ook, iets bijdraagt om de prijsverlaging mogelijk te maken. De levende polsslag van de markt wordt tot in ieder onderdeel van het bedrijf steeds aangevoeld en dat biedt de mogelijkheid tot een snelle en doelmatige reactie op elk oogenblik dat dit gewenscht en noodig is.
c. De mechanisatie in het Bata-bedrijf. Bat'a was steeds en is ook thans nog een overtuigd voorstander van de mechanisatie, welke hij ook maatschappelijk gezien, een belang van de allereerste orde acht. Hij ziet de machine als het middel om de productiviteit en daarmede de waarde van de menschelijke arbeidskracht te verduizendvoudigen. De gedachte dat de machine het werk van menschenhanden overbodig zou maken en dus zou leiden tot vermindering van de totale werkgelegenheid, verwerpt hij onvoorwaardelijk. Het is zijn vaste overtuiging dat bij een doelmatige toepassing van de machine, de yolkswelvaart bij voortschrijdende mechanisatie, steeds verder verbeterd zal worden. Bat'a ziet de machine als een sociale weldaad, waardoor de mensch wordt bevrijd van weinig productieven en dus slecht betaalden arbeid. Op zijn reis naar Amerika, in 1904 ondernomen, kreeg Thomas Bat'a de gelegenheid kennis te maken meta de moderne machine, met het nut van arbeidsverdeeling en van kennisspecialisatie. Zijn diepe bewondering voor alles wat hij zag, gold niet 158
alleen het technische vernuft, dat in die machines was geincorporeerd; voor hem beteekende de machine veel meer dan dat. Zij bood hem de gelegenheid tot verwezenlijking van de groote plannen, welke hij toen reeds in zich omdroeg. Hij wilde immers een groote onderneming opbouwen, in een arme en in vele opzichten achterlijke landstreek. Maar hij miste den tijd om de normale historische sociale ontwikkeling of te wachten, welke de oudere industrielanden hadden moeten doormaken, alvorens tot bloei te kunnen komen. Hij wilde in eenmaal den sprong over een eeuw achterstand wagen. In een slag wilde hij aan de oude en moeizame handwerkproductie in zijn geboortestreek een einde maken en die vervangen door een hypermoderne fabrieksmatige massaproductie. Hij begreep, dat alleen de machine hem daartoe in staat zou kunnen stellen. Zijn typische kracht om uit den nood een deugd te kunnen maken, kwam hem hierbij wel zeer van pas. Hij zag in dat bij den bestaanden stand van de techniek en de organisatieleer, zich de gelegenheid bood, om uit de betrekkelijk primitieve bevolking van Zlin, in korten tijd arbeiders te kweeken, geschikt voor de bediening van zijn moderne machines. Zij mochten dan in algemeene vakbekwaamheid bij de arbeiders uit de oude gevestigde industriegebieden ten achter staan; de gespecialiseerde arbeid aan de machine zou hij aan ieder spoedig in de perfectie kunnen leeren. Hij bracht daarom de meest moderne typen vanuit Amerika naar Zlin over en terwip anderen het hoofd schudden over zooveel gewild modernisme en er prat op gingen dat deze machines hun algemeen vakmanschap nooit zouden kunnen evenaren, verwierf Bat'a de mechanisatievoor159
deelen, welke hem een voorsprong gaven, die hij nimmer meer heeft afgestaan. Thomas Bat'a was een prima schoenmaker, die alle deelen van het vak tot in de kleinste bijzonderheden volkomen beheerschte. In Amerika had hij echter aan den lijve ondervonden, dat op deze algemeene kennis op de groote schoenfabrieken nauwelijks prijs werd gesteld. Hij trachtte werk te vinden in de massale schoenbedrijven, die zijn verbeelding zoo sterk prikkelden en wanneer men hem bij zijn aanmelding vroeg welke werkzaamheid hij zou kunnen verrichten en hij, overtuigd van zijn groot vakmanschap, op die vraag ten antwoord gaf, dat hij alle onderdeelen van de fabricage even goed beheerschte, werd hij, aanvankelijk tot zijn groote verbazing, onmiddellijk buiten de deur gezet. Reeds toen was men in Amerika zoo ver, dat het grootbedrijf geen behoefte meer had aan menschen, die alles goed kennen, maar juist door die algemeene kennis dan ook in geen enkel onderdeel speciale uitblinkers zijn. Men, zocht specialisten voor ieder onderdeel van de productie en zulk een specialist was Thomas Beta in den aanvang niet; hij kon het ook niet zijn, omdat zijn kennis over teveel onderdeelen. was verbreid. In Amerika moest hij opnieuw en van voren of aan beginnen en al spoedig kwam hij tot het besef, dat het werk in de gerationaliseerde grootindustrie eigenlijk geen enkele overeenkomst meer vertoonde met den arbeid, zooals hij dien in de werkplaats van zijn Vader had geleerd. Deze les is Thomas Bat'a bijgebleven en hij heeft er leering uit weten te trekken. Het moderne grootbedrijf eischte een geheel nieuwe arbeidsinstelling, welke met de oude werkmethoden geen enkel verband meer hield. Maar waarom zou hij dan de bevolking in Zlin 160
dat nieuwe niet kunnen leeren en daarbij alle tusschenliggende stadia overslaan? Zelf zou hij aan deze lan• delijke bevolking, welke nog niet aan oude vooroordeelen ten aanzien van de moderne machine was gebonden, het werk sneller kunnen leeren dan aan menschen, die van Vader op zoon gewend waren geweest een geheel andere werkmethode te volgen en die zich dus geheel zouden moeten omstellen. De bevolking in Zlin had geen industrieele traditie en geen industrieele mentaliteit. Voor ieder ander zou dat bij de vestiging van een nieuw bedrijf een groot bezwaar zijn geweest. Dat scheen het ook voor Thomas Bat'a te zijn, maar op een wijze waarvan hij het monopolie bezat, wist hij ook in dit opzicht het nadeel in een voordeel om te tooveren. Intusschen had Thomas Bat'a een open oog voor de organisatorische consequenties van een ver doorgevoerde mechanisatie. Hij begreep dat hij moest streven naar een evenwichtige productie, waarbij machine-omstelling, die de beschikbare capaciteit vermindert en de kosten verhoogt, zooveel mogelijk diende te worden voorkomen. Dit leidde tot de noodzakelijkheid te werken volgens een vast productieplan, dat voor lange perioden tevoren werd vastgesteld. Doelmatige productie eischte een nauwkeurig omschreven en gedetailleerd arbeidsplan dat niet telkens kon worden verstoord door onverwachte bestellingen op momenten waarop de capaciteit van het bedrijf geheel bezet was en het uitblijven van orders in tijden waarin het bedrijf juist aan meer werk behoefte had. Om de planmatigheid in de productie te verzekeren, besloot Thomas Bat'a den verkoop van zijn product in eigen hand te nemen. Dat hij daardoor de rela161
tie met zijn exportafnemers en ook met tal van grossiers moest prijsgeven, was een overweging, welke voor hem niet doorslaggevend was. De ontwikkeling van het bedrijf stelde dien eisch nu eenmaal en dus moest daaraan ook worden tegemoetgekomen. De daaruit verkregen voordeelen waren trouwens ook zeer belangrijk. Zooals alle andere afdeelingen in zijn bedrijf, maakte hij ook zijn winkels zelfstandig. De winkelchef werd een ondernemer met eigen ondernemersrisico. Het was zijn taak om de wenschen van het publiek te meten en zijn bestellingen aan de fabriek daarop te baseeren. Ieder halfjaar worden de leveringen aan alle filiaalhouders voor de komende periode van 26 weken vastgelegd en op grond daarvan wordt het productieprogramma opgebouwd, zoodanig dat de productie van de te leveren schoenen zoo doelmatig mogelijk is verdeeld over den beschikbaren tijd en over de beschikbare capaciteit van de machines. De volstrekte planmatigheid, welke op die wijze in de sterk gemechaniseerde productie kan worden doorgevoerd, maakt het mogelijk, telkens een half jaar vooruit, de werkzaamheid van iedere afdeeling harmonisch op die van alle andere afdeelingen in te stellen. Het Bat'a-bedrijf als een geheel gezien, kan daardoor werken als een zuiverloopend uurwerk, waarin alle raderen en radertjes precies op het juiste moment in elkander grijpen, en den gunstigen invloed daarvan op den kostprijs van het product kan men nauwelijks overschatten. d. De gestandardiseerde massaproductie. Toen Ford zijn wereldbekende automobielfabriek 162
opbouwde, werd hij beheerscht door de gedachte, dat door een volledige standaardisatie in de productie van automobielen een product moest zijn te bouwen van zoo lagen kostprijs dat het mogelijk moest zijn om daarvoor afzet te vinden onder groote groepen van de bevolking, die voorheen nooit in staat waren geweest zich het bezit van een auto te veroorloven. In de laatste tien jaren heeft het bedrijf zich in een andere richting ontwikkeld, maar het uitgangspunt van Ford's gedachtengang vindt men in den zuiversten vorm belichaamd in de Fordmodellen van vOOr 1928, de jaren waarin iedere Ford een nauwkeurige copie was van elke andere Ford en overigens niets gemeen had met de producten door andere automobielfabrikanten op de markt gebracht. Dit voorbeeld heeft in tal van bedrijven navolging gevonden en ofschoon de resultaten op dit gebied bereikt, in de meeste gevallen geenszins kunnen worden vergeleken met het succes door Ford bereikt, staat het toch wel vast dat het geheele leven steeds meer wordt ingesteld op producten, welke volgens nagenoeg uniform model in massafabrikaat worden vervaardigd. De productiekosten van deze massa-artikelen liggen zooveel lager dan die van de meer verfijnde handwerkproducten en in vergelijking daarmede is de prijs ook zooveel lager, dat het groote meerendeel van het publiek er zich gaarne mee tevreden stelt. Gedurende de oorlogsjaren had ook Bata zich geheel op de massale productie van legerschoenen ingesteld, maar toen de oorlog ten einde was, begreep hij dat zoodra de normale verhoudingen zouden zijn teruggekeerd, de verbruikers van schoenen zich niet meer tevreden zouden stellen met standaardschoenen, 163
welke volgens een bepaald model en patroon zouden zijn vervaardigd, hoe goedkoop ook zulke standaardschoenen zouden worden aangeboden. Schoenen zijn tenslotte kleedingstukken en niets werkt zoozeer op de ijdelheid van den mensch als juist de kleeding. Voor den oorlog bestonden er in schoenen eigenlijk maar twee kwaliteiten: de eenvoudige volksschoen van nagenoeg uniform model en de verfijnde handwerkschoen, die duur was en daarom alleen door de welgestelden kon worden bekostigd. Bat'a bracht na den oorlog een geheel nieuw product op de markt en wel een schoen, die, wat uitvoering, model en uiterlijk betrof, volkomen overeenstemde met de dure handwerkschoen, maar veel goedkooper zijn kon, omdat het een product van massafabricatie was. De ijdelheid van groote groepen der bevolking werd daardoor geprikkeld; ook arbeiders en kantoorbedienden konden zich voortaan het dragen van luxeschoenen veroorloven. Opmerkelijk was het ook dat het nieuwe product geenszins eenvormig was. Integendeel, de schoenen werden aangeboden in een enorme variatie in uitvoering en model, zoodat ceder exemplaar zelfs nog tot op zekere hoogte een persoonlijk cachet had. Juist in die groote variatie lag een uitstekende imitatie van het zuiver individueele handwerkproduct en voor velen school hierin een groote attractie. Nadien hebben andere fabrieken het voorbeeld van Bat'a gevolgd en het verschijnsel is daarom heden ten dage niet meer wear te nemen in den zuiveren vorm van eertijds, maar voor de beoordeeling van de positie van het Bat'a-bedrijf is het ook thans nog van belang zich te realiseeren, hoe hier de mogelijkheid geboden is, om een sterke variatie in de productie door to voeren, 164
zonder dat daarin versplintering optreedt, die de voordeelen van de massa-fabricatie verloren doet gaan. Zou Bat'a deze groote variatie in de productie moeten handhaven bij een verkoopsorganisatie, waarbij de afzet van het product afhankelijk was van het willekeurig binnenkomen van bestellingen, dan zou hij in de eerste plaats enorme voorraden gereed product moeten aanhouden, hetgeen aanleiding zou geven tot verlies door opslagkosten, rente en veroudering van minder gangbare modellen. Ook een dergelijke voorraad zou echter niet kunnen verhinderen dat de productie telkens weer zou moeten worden omgesteld, in verband met de wisselingen in den afzet. Onverwachte productie-omstellingen, die altijd kostbaar zijn en uiterst storend werken, zijn bij Bat'a tot een minimum beperkt. Uit de halfjaarlijksche verkoopsplannen wordt het productieplan telkens voor een half jaar opgesteld en ondanks het feit, dat het product, in verband met de zeer verschillende eischen van de talrijke afnemersgroepen, een wel haast eindelooze variatie moet vertoonen, kan toch het voordeel van gestandardiseerde massaproductie in alle onderdeelen van het bedrijf steeds gehandhaafd blijven. Wil men het succes van Bat'a verklaren, dan moet men niet trachten het bereikte resultaat toe te schrijyen aan 66n of aan enkele factoren welke alle hebben samengewerkt om het bedrijf te brengen op de hoogte, waarop het thans staat. Bat'a's succes kan niet alleen worden verklaard uit de streng doorgevoerde rationalisatie en al evenmin uit het feit dat alle bedrijfshandelingen planmatig worden gebudgeteerd; ook de 165
uitmuntende verhouding tusschen werkgever en werknemer of de uitstekende scholing en vorming van het personeel kunnen de gezochte verklaring niet geven. Zelfs de Bat'a-geest, die op zich zelf al een uitvloeisel van meerdere van de te voren opgesomde factoren is en die zich in alle onderdeelen van het bedrijf zoo merkwaardig uit, is niet de hoofdoorzaak van het succes en evenmin is dat Bat'a's ongebreidelde wil, om onder alle omstandigheden de prijzen van de schoenen aan de beschikbare koopkracht aan te passen. Het Bat'a-succes is opgebouwd uit de samenwerking van tal van onderling afhankelijke krachten, welke telkens in het werk zijn gesteld juist op het moment dat bepaalde verhoudingen zulks noodig maakten. Het Bat'a-stelsel is gegroeid uit de omstandigheden en zal met de omstandigheden ook verder groeien. Een systeem, dat overdraagbaar is op andere bedrijven en daar een gelijk succes zou molten doen verwachten, is het zeer zeker niet. Iedere ondernemer kan van Bat'a veel leeren en daaruit ook tal van practische voordeelen putten. Wie echter het Bat'a-stelsel klakkeloos zou willen copieeren, loopt ernstig gevaar een schoen aan te trekken die niet past. Als Lindbergh zijn poging een week later zou hebben ondernomen, zou hij op zijn weg voor geheel andere problemen zijn geplaatst, dan die zich voordeden tijdens zijn werkelijke tocht. Hij zou wellicht een geheel andere koers hebben gevlogen; hij zou misschien een andere hoogte hebben gezocht, maar in ieder geval zou hij hebben gereageerd op de best denkbare wijze. Hetzelfde kan men zeggen van Bat'a. Hij was schoenmaker en hij is uitgegroeid tot een van 166
de grootste schoenfabrikanten ter wereld. Als zijn vader toevalliger wijze wever zou zijn geweest, zou Bat'a misschien zijn weg in de textielbranche hebben gezocht. Ongetwijfeld zou hij zich ook in deze richting tot een groot ondernemer hebben opgewerkt, maar om zijn doel to bereiken zou hij heel andere wegen hebben gekozen, dan die welke hij thans gekozen heeft.
167
H O O F D S T U K IX
SWEATING.
De wonderlijk snelle groei van het Bat'a-concern in de laatste vijftien jaren heeft eenerzijds bewondering gewekt en anderzijds stormen van critiek doen opwaaien. Eigenaardig is het te constateeren, dat alle critiek, in woord en geschrift geuit, nagenoeg gelijk gericht is en welhaast zonder uitzondering in verband staat met het hoog opgevoerde arbeidstempo. Men ontkent niet dat de productie in het Bat'a-bedrijf voortreffelijk georganiseerd is en dat de geheele bedrijfsvoering efficient en uiterst practisch is ingericht, maar met de bewondering daarvoor gaat algemeen samen een gevoel van medelijden met den arbeider, die genoodzaakt is onder dit systeem te werken. Men weet dat de prestatie van den Bat'a-man hoog uitsteekt boven die van arbeiders in andere fabrieken, waar toch ook wel degelijk met ernst en toewijding wordt gewerkt en men meent voor de verklaring van dat verschil met een enkel argument te kunnen volstaan. Als het arbeidsresultaat van den doorsnee Bat'amedewerker dan zooveel hooger is, dan dat van zijn collega's in vele andere fabrieken, zoo zegt men, dan kan het wel niet anders, of dat grootere resultaat wordt verkregen door middel van uitbuiting; door een zoodanige opvoering van het arbeidstempo, dat daaraan de gemoedsrust en het zenuwgestel van den arbeider ten offer worden gebracht. Zou die veronderstelling juist zijn, dan was er inderdaad gegronde 168
reden voor heftige critiek. Want hoeveel waardeering men ook mope koesteren voor de voordeelen, welke een verbeterde economische organisatie de wereld brengt, nooit mag men de oogen sluiten voor het feit, dat de rationalisatie haar natuurlijke grenzen heeft, welke nimmer mogen worden overschreden. Wij hebben niets aan een economie, die heeft opgehouden menschen-economie te zijn en daarom is elk economisch voordeel, dat moet worden verkregen door de opoffering van menschelijk geluk of van menschelijke gezondheid, een misdaad, waarvoor geen verontschuldiging bestaat en zelfs geen verzachtende omstandigheden zijn aan te voeren. Neen, als Bat'a zijn hooge productie alleen bereikt door middel van uitbuiting van zijn arbeiders, door middel van „sweating" in den waren zin van het woord, dan zou dat feit reeds voldoende zijn, om te komen tot een ernstige veroordeeling van zijn geheele werkmethode en van zijn geheele streven. De wereld te willen voorzien van goede en goedkoope schoenen is inderdaad een prachtig idee, maar als aan elk paar van die goedkoope schoenen een stukje menschelijk geluk kleeft, dan vervalt voor een zoodanig systeem alle waardeering en blijft er nog slechts plaats voor afschuw over. Juist omdat nu het verwijt, zich aan „sweating"methoden schuldig te maken, de kern vormt van alle critiek, die tegen Bat'a wordt gevoerd, is het hier de plaats om te onderzoeken, of en zoo ja in hoeverre dit verwijt op deugdelijke gronden rust. Tot goed begrip in dit verband is het noodig in de eerste plaats eenige wetenswaardige bijzonderheden in de ontwikkeling van de organisatieleer uit de nog jonge historie van deze wetenschap op te diepen. 169
Men moet dan weten, dat de pioniers op het gebied van de wetenschappelijke bedrijfsorganisatie, in het begin van deze eeuw, een merkwaardige ontdekking deden, die voor de ontwikkeling van de welvaart inderdaad beloften inhield. Steunende op het resultaat van proeven, in Amerika genomen, hadden zij namelijk geleerd, dat het mogelijk was, door middel van tijdstudies, een systematische analyse van iedere arbeidsprestatie te maken en aan de hand daarvan was het gemakkelijk vast te stellen, welk resultaat door iederen arbeider kon worden bereikt, wanneer hij zich regelmatig op voldoende wijze inspande. Hoogst zonderling was het nu, dat overal waar men een onderzoek instelde en dus een vergelijking maakte tusschen de prestaties die volgens de gemaakte berekeningen bereikbaar waren en de prestaties die door de arbeiders in werkelijkheid werden geleverd, er groote verschillen bleken te bestaan. Dat dit een interessante ontdekking was, behoeft nauwelijks te worden betoogd. Wanneer men er immers in zou slagen den arbeider ertoe te brengen werkelijk datgene te doen, wat voor hem bereikbaar was, dan zou daardoor de productie stijgen zonder een evenredige kostenvermeerdering, waardoor dus de kosten per eenheid product zouden dalen. Om dat gestelde doel te bereiken, begon men te zoeken naar de oorzaak van de geconstateerde afwijkingen en dat moest men wel doen, omdat het uit den aard der zaak onmogelijk was den weg tot verbetering aan te geven, zoolang men niet wist hoe het kwam, dat de arbeider steeds een zooveel mindere prestatie leverde dan hij leveren kon. De gezochte verklaring vond men door middel van een redeneering uit het ongerijmde. Als zonne170
klaar blijkt, dat de arbeider niet het resultaat bereikt, dat hij gemakkelijk bereiken kan, zoo zei men, wat anders kan er dan in het spel zijn dan tegenwerking, dan onwil van den arbeider om zich regelmatig voldoende in te spannen? Uitgaande van deze gedachte zocht men nu naar middelen om den arbeider te prikkelen en men vond die door toepassing van allerhande loonstelsels, die, hoewel uiterlijk verschillend, in wezen toch alle hetzelfde doel beoogden. Want het effect van al die stelsels was dat de arbeider bij sterke inspanning een hooge belooning ontving, terwip hij anderzijds, wanneer zijn productie onvoldoende was, werd gestraft, door hem met een laag loon naar huis te sturen. Daarmede meende men de zaak eens voor al te hebben opgelost. De drang naar de verkrijging van een hoog loon zou een voldoende prikkel zijn om den arbeider tot groote activiteit aan te sporen en zoo zou automatisch zijn onwil, die vroeger de productie belemmerde, worden overwonnen. Tot ieders verbazing voldeden echter de nieuwe loonstelsels in de practijk geenszins aan de hooggespannen verwachtingen. Op grond van tijdstudies had men vastgesteld tot welke prestatie een arbeider in staat was, wanneer hij zich normaal inspande en op die normale prestatie had men het gemiddelde loon gebaseerd. Nu bleek echter in de werkelijkheid al zeer spoedig dat de arbeider zich niet normaal, maar zeer overmatig moest inspannen, om dat gemiddelde loon te verkrijgen. Het leek een onverklaarbaar verschijnsel. Men verscherpte de loonprikkel opnieuw en in het vooruitzicht van de extrapremie spande de arbeider zich nog eens tot het alleruiterste in. Wel vergrootte dat de productie, maar de 171
verkregen resultaten bleven toch nog ver bij de verwachtingen ten achter. Daarbij kwam nog, dat er in de prestatie van iederen arbeider, over een periode van enkele weken gemeten, de meest onverklaarbare variaties bleven bestaan. Op deze ontwikkeling kon een reactie niet uitblijven. Want eenerzijds stonden daar de werkgevers die de teleurstellende resultaten bleven toeschrijven aan onwil en gebrek aan medewerking, terwip anderzijds de arbeiders aan den lijve ondervonden dat. zij na de invoering van de nieuwe methoden, het arbeidstempo tot een welhaast zenuwsloopend niveau moesten opvoeren, om een redelijk loon te verdienen. Terecht voelden zij zich overigens ook verongelijkt, wanneer zij hun weekloonen zagen varieeren, ondanks het feit dat zij voor zichzelf de overtuiging hadden, zich in de verschillende loonperioden gelijkmatig sterk te hebben ingespannen. Van beide zijden was men van zijn goede rechten overtuigd. De werkgevers meenden dat de systematische analyse van de arbeidsprestatie en de daarop gebaseerde loonprikkel, gerechtvaardigde middelen waren om den arbeider tot een redelijke arbeidsprestatie te brengen. De arbeiders daartegenover hadden niets dan verachting voor de tijdstudies en het geheele nieuwe organisatiesysteem, dat zij als een ernstigen vorm van uitbuiting aanvoelden en dat zij daarom met het onvertaalbare, maar zeer kernachtige woord „sweating" aanduidden. Pas veel later heeft men ontdekt waar de schoen wrong. Toen is gebleken, dat de arbeiders gelijk hadden en dat het nieuwe systeem van arbeidsanalyse en prestatieverhooging, dat van den aanvang of was samengevat onder den weidschen naam van „wetenschappelijke bedrijfs172
organisatie", eigenijlk nog maar uiterst primitief en alles behalve wetenschappelijk was. Zoozeer had men zich laten verblinden door de verklaring, dat de onwil van den arbeider de oorzaak was van het geconstateerde verschil tusschen mogelijke- en werkelijk bereikte resultaten, dat men alle andere verklaringsgronden, die in wezen veel belangrijker waren, geheel over het hoofd had gezien. Uit latere studie is duidelijk gebleken, dat de onwil van den arbeider zeker niet de belangrijkste oorzaak was van de teleurstellende productie-uitkomsten. Langzamerhand is men gaan inzien hoe groot de invloed is van allerhande storingsfactoren in het productie-proces, die geheel buiten de macht van den arbeider liggen. Elk stukloonstelsel berust op de gedachte, dat het loon naar evenredigheid van de prestatie wordt vastgesteld. Daartegen is geen enkel bezwaar aan te voeren, wanneer men den arbeider dan ook maar in de gelegenheid stelt om ongestoord zijn werk te verrichten. Wordt hij in de uitvoering van zijn taak belemmerd door technische of organisatorische fouten, dan draagt hij niet de schuld van het geringe arbeidsresultaat en mag dus ook zijn loon daardoor niet worden belnvloed. Net is een eisch der rechtvaardigheid, dat het loon dat de arbeider geniet, voor zulke storingen indifferent wordt gemaakt. Dat heeft men in den aanvang niet gedaan, omdat men den aard en den omvang van de verschillende productie-resultaten, die daarvan het gevoig waren, op het loon van den arbeider wilde verhalen, zoodat deze zich inderdaad zeer overmatig moest inspannen, wilde hij nog met een behoorlijk loon naar huis gaan. Het valt niet te ontkennen, dat de toepassing van het nieuwe prestatie-loonstelsel, in het begin 173
van deze eeuw, zij het dan ook onbewust, in vele gevallen heeft geleid tot „sweating" in den ergsten zin van het woord. Dat was een ernstige fout, die op de groote massa zulk een diepen indruk heeft gemaakt, dat daaruit een algemeene antipathie tegen de modern georganiseerde grootbedrijven is geboren, een antipathie, die ook thans nog voortleeft, ondanks het feit, dat de wetenschappelijke bedrijfsorganisatie haar jeugdfouten al lang heeft ingezien en verbeterd. Nog steeds koestert men wantrouwen tegen de bereikte arbeidsresultaten in zulke bedrijven en nog steeds gelooft men dat de uitzonderlijke prestaties alleen door middel van „sweating" worden bereikt. Tot zoover de geschiedenis en thans het bewijs, waarom het onmogelijk is dat Bata zich aan dergelijke uiterst onsociale handelingen schuldig maakt; waarom hij het zelfs niet zou kunnen, ook al zou hij het willen. In de laatste tien jaren is men steeds meer tot het besef gekomen, dat „sweating", dat is dus het opvoeren van het arbeidstempo tot een niveau, dat voor den arbeider zenuwsloopend is, niet alleen zeer onsociaal, maar daarenboven ook uitermate oneconomisch is. Men is gaan begrijpen, dat het niet mogelijk is om duurzaam van een arbeider een meer dan normaal menschelijke inspanning te verlangen en dat het ook voor de bedrijfsresultaten zeker geen nut heeft, hem ertoe te dwingen, het tempo tot een hooger peil op te voeren. Wanneer men een arbeider belast met grondverplaatsing, dan is het verkeerd, hem een kruiwagen te geven, die grooter is dan zijn spierkracht kan verdragen en zeker zal men, door zoo te doen, zijn productie ook niet tot het optimale niveau kunnen opvoe174
ren. Zoolang de arbeider nog onvermoeid is, zal het hem wel gelukken de zware wagens te torsen en zoo schijnt het in den beginne, dat zijn werk goed opschiet. Spoedig zal echter de invloed van de overspanning zich doen gelden en zal de prestatie die elk uur wordt geleverd, zoo snel dalen, dat de totale productie tegenvalt. Had men in dit geval den arbeider kleinere kruiwagens te hanteeren gegeven, dan zou hij het ongetwijfeld verder hebben gebracht. Dit eenvoudige voorbeeld biedt nu den sleutel tot oplossing van de vraag waarom „sweating" wellicht schijnbare maar nooit wezenlijke voordeelen opleveren kan. Een mensch kan enkele weken boven zijn krachten werken en er zijn zelfs enkelingen, die dat een of twee jaren achtereen kunnen volhouden, maar dan komt ook onvermijdelijk de reactie; dan volgt de tijd, dat men voor de gepleegde overdaad moet boeten en zelfs niet meer tot het leveren van normale prestaties in staat is. Dit geldt voor iederen mensch, dus ook voor iederen arbeider. Bij de organisatie van het moderne grootbedrijf heeft men deze voor de hand liggende factor natuurlijk niet over het hoofd gezien. Juist omdat in zulke grootbedrijven de arbeidsverdeeling tot het uiterste is doorgevoerd en de uitkomsten in de verschillende afdeelingen bereikt, ineengrijpen als de raderen van een uurwerk, is de overinspanning van de arbeiders al even storend als de onderinspanning. Wordt het arbeidstempo te hoog opgevoerd en komt het dus werkelijk tot „sweating", dan kan de reactie op den duur niet uitblijven; dan moet na een tijd van zeer hooge productie, een ernstige inzinking volgen, die fataal is voor een bedrijf, waar alle onderdeelen van het productie-schema als een kaartenhuis in elkan175
der passen en waar iedere storing alle tevoren zoo zorgvuldig opgezette plannen in de war stuurt. Men moet de beteekenis daarvan niet onderschatten. In de massale bedrijven waar Bat'a er een van is, is het productieprogramma haast even gecompliceerd als de dienstregeling van een spoorwegmaatschappij. Als een trein gedurende eenigen tijd voor een onveilig signaal moet wachten, dan ondervindt niet alleen die trein zelf daardoor vertraging, maar dan zullen ook op alle verbindingslijnen storingen intreden en zal het groote moeite kosten om de regelmaat weer to herstellen. Precies zoo is het in het moderne grootbedrijf. Ook daar leidt een storing in een der afdeelingen tot ontwrichting van het geheele productieprogramma en dat moet voor alles worden voorkomen. In een goed georganiseerd bedrijf is een constant arbeidstempo hoofdzaak; alleen bij een constant arbeidstempo, zal de gelijkmatigheid in de productie-omstandigheden die van zoo overheerschend belang is, duurzaam zijn verzekerd. Reeds is er op gewezen dat Bat'a tweemaal per jaar een productieprogramma voor de volgende zes maanden opstelt en wel zoo, dat daarin nauwkeurig is omschreven welk werk, week voor week, in ieder van de ontelbaar vele afdeelingen zal worden uitgevoerd. Wie van de practijk van het bedrijfsleven iets afweet, zal begrijpen dat het opmaken van zulk een productieprogramma weinig minder ingewikkeld is dan de samenstelling van een spoorboekje en ook, dat storingen daarin zoo verreikende consequenties met zich brengen, dat de herziening daarvan welhaast tot de onmogelijkheden behoort. Aileen reeds om deze reden zal men er zich in het Bat'a-bedrijf wel voor hoeden, het arbeidstempo 176
boven het normale niveau op te voeren. Bovenmatige arbeidsinspanning leidt tot vergroote productie in den aanvang, maar evenzeer tot een inzinking in de naaste of in de verdere toekomst. En omdat Bat'a in verband met zijn zorgvuldig opgesteld productieprogramma, voor niets grootere vrees heeft dan voor variaties in de arbeidsuitkomsten, brengt zijn welbegrepen eigenbelang met zich het arbeidstempo in het geheele bedrijf op een normale en voor ieder bereikbare prestatie te stellen. Daar komt dan nog een andere factor bij. In het bedrijf van Bat'a wordt een groot gedeelte van het werk aan den loopenden band uitgevoerd. Het is een algemeen bekend feit, dat de sterkte van een ketting wordt bepaald door de weerstandskracht van de zwakste schakel en bij de vaststelling van de snelheid, waarmede men den band laat ronddraaien, dient met deze omstandigheid terdege rekening te worden gehouden. Zou men de snelheid instellen op het tempo van den arbeider, die de hoogste prestatie levert, dan komt er van het werk niets terecht, omdat in dat geval immers geen der anderen dit tempo zal kunnen bijhouden. Kiest men de prestatie van den doorsnee. arbeider als basis voor de snelheid waarmede men den band laat draaien, dan zal men het gestelde doel al evenmin bereiken, omdat immers ook dan in de collectieve productie nog arbeiders meewerken, die het aangegeven tempo niet kunnen volgen, waardoor het onvermijdelijk zal zijn de band telkens weer stop te zetten, om hen de mogelijkheid te bieden hun achterstand te niet te doen. Men is dus wel genoodzaakt de omloopsnelheid van den band te regelen naar het arbeidstempo van den minst efficiênten arbeider die 177
eraan meewerkt en dat beteekent dus dat alle andere arbeiders hun taak aan den band kunnen verrichten, zonder zich daarbij volledig in te spannen. Als er vijftig arbeiders aan een band werken en het tempo is zoodanig ingesteld, dat een van deze vijftig menschen met zijn werk niet mee kan komen, dan moet de band telkens worden stilgezet, om den achterblijver de gelegenheid te geven zijn achterstand in te halen. Als hij daarvoor een minuut noodig heeft, beteekent dat, dat de andere negen en veertig arbeiders gedurende die minuut met gevouwen handen staan te wachten en dus Been enkele productie leveren. En zoodra is de band weer in beweging gesteld, of er ontstaat bij den minst efficiênten arbeider weer nieuwen achterstand, die opnieuw noodzaakt tot het stopzetten van den band met alle gevolgen van dien. Neen, „sweating" en loopendeband-productie zijn twee begrippen, die elkander wederzijds uitsluiten. Op zichzelf is dat niets nieuws. Veel vroeger, lang voordat er een loopende band bestond, heeft men reeds ontdekt, dat wanneer arbeid in collectief verband wordt uitgevoerd, het arbeidstempo wordt bepaald door de prestatie van den minst efficiênten arbeider in de groep. Als een schip beladen met zware steenen wordt gelost en de lossing geschiedt door een groep menschen, die zich van het schip tot op de kade opstellen en elkander steen voor steen overreiken, dan wordt de snelheid, waarmede het werk geschiedt, bepaald door den zwaksten man die zich bij de groep bevindt. Met dat al heeft deze redeneering ons nog niet gebracht tot de oplossing van de vraag, wat dan wel de oorzaak zijn mag van het uitzonderlijke hooge arbeidsresultaat, dat door alle Bata-medewerkers 178
wordt bereikt en met de verklaring van dit merkwaardige verschijnsel zullen wij ons thans gaan bezighouden. Het is in de eerste plaats de nauwgezette arbeidsvoorbereiding, die hier een rol speelt. Al het mogelijke is gedaan, om den arbeider de gelegenheid te verschaffen zijn werk zonder storing en zonder onderbreking te laten verrichten. Hij behoeft niet zelf het materiaal of het halffabrikaat, dat hij zal gaan bewerken van een andere plaats te halen; de aanvoer ervan vindt plaats juist op het moment, dat hij met zijn nieuwen arbeid moet beginnen. Hij behoeft niet zelf te bepalen, welk werk hij onderhanden zal nemen, want een gedetailleerde werkopdracht, zoo noodig vergezeld van nauwkeurige voorschriften betreffende de wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd, bereikt hem op het moment, waarop hij zijn onderhanden taak heeft afgewerkt. Hij behoeft niet zelf het passende gereedschap uit te zoeken en uit het magazijn te halen, ook de aanvoer daarvan, geschiedt op het juiste oogenblik. Door uitgebreide onderzoekingen is de meest doelmatige arbeidsmethode voor iedere werkzaamheid vastgesteld en men geeft zich alle moeite den arbeider ervan te doordringen, dat hij zoo en niet anders werken moet, om de hoogst mogelijke productie te bereiken. Noodelooze inspanningen worden in elk arbeidsproces uitgeschakeld; kortom men kan zeggen, dat in het goed georganiseerde bedrijf de arbeider onder ideale productie-omstandigheden zijn werk verricht. Het is in deze feiten, dat men de verklaring moet zoeken van bijzonder hooge prestaties, welke de Bat'a-medewerkers in staat zijn te leveren. Als men 179
twee hardloopers van gelijke capaciteit tegelijk laat starten, de eerste op een oneffen boschpad en de andere op een voortreffelijke sintelbaan, dan zal het niemand verwonderen, dat de man op de sintelbaan met grooten voorsprong wint. Maar dan verbaze men zich ook niet over het feit, dat de arbeider in het modern georganiseerde bedrijf zooveel meer presteert dan zijn collega's die in verouderde bedrijven, onder geheel andere omstandigheden, moeten werken. Ook hier vindt men het verschil tusschen de sintelbaan en het oneffen boschpad en omdat in dezen wedloop het weekloon de prijs is, bestaat er ook geen enkele arbeider, die de onregelmatigheid boven den regelmaat verkiest. De wetenschappelijke organisatieleer heeft zich als voornaamste doel gesteld het arbeidspad te effenen en aan de arbeiders is daarmede een weldaad bewezen, omdat het loon daardoor verhoogd is en hun veel ergernis werd bespaard. Om dit te begrijpen behoeft men zich slechts het beeld van de verouderde organisatiemethode voor oogen te stellen. De arbeider werkt op stukloonbasis, maar ook wanneer hij zich voortdurend gelijkmatig inspant, is zijn weekloon onderhevig aan de meest willekeurige en grillige wisselingen. Als hem een partij slecht materiaal ter verwerking gegeven wordt, waaruit hij zelfs bij de meest nauwgezette werkwijze geen bruikbaar product vervaardigen kan, dan is het toch geenszins ondenkbaar dat hij onaangename opmerkingen te hooren krijgt en dat men er hem een verwijt van maakt, dat het product tenslotte moet worden afgekeurd. Als zijn gereedschappen telkens weer afwijkingen en gebreken vertoonen, zal hij zich daarover tevergeefs beklagen en als hij met de gebrekkige 180
hulpmiddelen geen voldoende productie kan behalen, zal dat in zijn weekloon tot uitdrukking komen. Als de werkomschrijving onvoldoende is en hij daardoor telkens weer om inlichtingen moet vragen, zal zijn productie beneden den vastgestelden norm blijven en zal men hem daarvoor verantwoordelijk stellen. Als een arbeider zich alle moeite geeft, een product van goede kwaliteit te maken, terwip een ander zich daaraan, wellicht tot enorme schade van het bedrijf, niets gelegen laat liggen, dan is het zeker niet onmogelijk dat die tweede arbeider aan den eersten tot voorbeeld wordt gesteld, omdat zijn productie zooveel hooger is. In zulk een bedrijf werkt iedere arbeider voortdurend in een sfeer van storing, onregelmatigheid en onrust. Bij elke werkzaamheid wordt tijd, materiaal en capaciteit verspild. Toch zijn er nog altijd menschen die meenen dat de arbeider in het bedrijf van voorheen een menschwaardiger bestaan had, dan thans in het gerationaliseerde grootbedrijf. Kan dat nu wel ernst zijn? Zou er werkelijk nog iemand zijn, wiens eerlijke wensch het is om uit de orde van nu, terug te keeren naar den chaos van vroeger? Inderdaad, zulke menschen zijn er nog en zij verdedigen hun standpunt op grond van het feit, dat de arbeid in den chaos minder eentonig was, dan die in het perfect georganiseerde bedrijf van thans. Ook dit argument steunt echter niet op redelijke motieven. De arbeider, wiens productie voortdurend wordt gestoord door allerlei omstandigheden, wordt inderdaad telkens weer voor de noodzaak geplaatst zeif de ingetreden storingen op te heffen, maar men denke nu toch vooral niet, dat hij dat zal doen in een verheugde en opgewekte stemming. Integen181
deel, er zal niets zijn dat hem meer grieft dan juist die ongewenschte productie-onderbrekingen, waardoor een tijdsverlies ontstaat, dat hij aan het einde van de week op zijn loon verhaald vindt. De postbode, die 's-morgens per fiets zijn wijk ingaat, monteert toch op die fiets geen ondeugdelijke ketting, die onderweg telkens breekt, alleen omdat hij de reparatie ervan een prettige variatie vindt op de eentonigheid van het trappen. Zeker, het is niet tegen te spreken, dat door de ver doorgevoerde arbeidsverdeeling, die het moderne bedrijf kenmerkt, de arbeid aan veelzijdigheid verloren heeft en eentoniger is geworden dan in het oude handwerkbedrijf. Uit een sociaal gezichtspunt beschouwd is dat in zeker opzicht te betreuren. Maar deze erkenning geeft aan niemand het recht te verlangen, dat wij, om de eentonigheid te breken, weer moeten terugkeeren naar een organisatiemethode, waarbij de arbeider alle reden tot constante ergernis had, omdat zijn loon voortdurend ongunstig werd beinvloed door omstandigheden, die geheel buiten zijn wil en buiten zijn machtsinvloed lagen. Daarbij komt dan nog, dat bij Bat'a het argument van de arbeidseentonigheid ook heelemaal niet opgaat. Bij Bat'a staan voor iederen jongen, die op veertienjarigen leeftijd zijn intrede in het bedrijf doet, alle mogelijkheden open, als hij maar toont te beschikken over energie en durf. Wie geen bevrediging vindt in het eentonige werk, kan zich door extra inspanning, door de volle ontplooiIng van zijn energie, opwerken tot iedere plaats in het bedrijf en bij zijn poging daartoe staan hem tientallen voorbeelden voor oogen van menschen, die onder aan den ladder zijn begonnen en 182
die zich hebben opgewerkt tot leidende krachten in de onderneming. Elke Bat'a-medewerker bouwt zijn eigen levensplan en zijn eigen levenskansen. Mist hij de energie, den wil of den durf, zich boven de massa uit te werken, dan ligt dat uitsluitend aan hem zelf en dan heeft hij dus niet de minste reden, zich over de eentonigheid van zijn werk te beklagen. Dat de doorstrooming van arbeiders naar hoogere functies betrekkelijk nog zoo beperkt is, ligt niet aan het stelsel, maar aan het gebrek aan energie bij de groote massa. Wie te goed is voor een bepaald soort werk, kan bij Bat'a beter werk krijgen, mits hij zich daarvoor dan ook inspant en den durf heeft de verantwoordelijkheid ervan te aanvaarden. Ook in Amerika heeft men zich in vele bedrijven de grootste moeite gegeven, den arbeider in de gelegenheid te stellen zich op te werken en ook daar is het percentage van arbeiders die boven de massa uitgroeien, eigenlijk teleurstellend, hetgeen men alleen kan verklaren uit het feit, dat de doorsneemensch eentonigheid verkiest boven extra inspanning en verantwoordelijkheid. Hoe dit overigens ook zij, vast staat, dat men op de geheele wereld moeilijk een bedrijf zal vinden, dat zich in dit opzicht met Bat'a kan meten, waar men zich zooveel moeite en offers getroost om aan iederen medewerker die plaats te verschaffen, die met zijn capaciteiten overeenstemt. Dat ook het werk in deze richting op rationeele basis is gesteld, dat dit alles geschiedt omdat het past in het kader van economisch en efficient bedrijfsbeheer doet aan de sociale waarde daarvan, niet de minste afbreuk. Wanneer men zich een onbevangen oordeel wil vormen over de interne organisatie van het Bat'a-concern, 183
dan moet men zich de vorenstaande feiten duidelijk realiseeren en dan moet men zich bevrijden van de gedachte, dat van een Bata-man overdadige inspanning zou worden verlangd, of dat hij om eenigerlei andere reden een onmenschwaardig bestaan zou lijden. Door dat to gelooven, doet men onrecht, niet alleen aan Bata, maar ook aan iederen Bat'a-medewerker, die immers juist trots is op de zelfstandigheid van zijn bestaan en die voor Been geld toe zijn plaats zou willen ruilen met die van collega's uit andere bedrijven.
184
H O O F DS T UK X BATA EN DE WERKLOOSHEID.
Een fabrikant van automobielchassis in Milwaukee, A. 0. Smith, heeft kans gezien de technische inrichting van zijn bedrijf zoodanig te perfectionneeren, dat hij zijn productie wist te verdubbelen, bij een stijging van zijn personeelsbezetting met slechts tien procent. En sterker nog: Marcel Malcor verhaalt in zijn boek „Au dela du mechanisme", van een bedrijf in New Yersey, dat met zulke voortreffelijke machines is uitgerust, dat in de geheele fabriek geen enkele arbeider meer noodig is. Dat zijn een paar staaltjes van de verbluffende vlucht, welke de techniek in onze eeuw heeft genomen. Nu is het weliswaar nog lang niet overal zoover, maar toch staat het wel vast, dat in iederen tak van bedrijf, jaar voor jaar, nieuwe arbeidsbesparende machines worden uitgevonden en toegepast, waardoor de wereld zich steeds verder begeeft op den weg van de mechanisatie. Over de vraag of deze ontwikkelingsgang moet worden toegejuicht, dan wel moet worden betreurd, zijn de meeningen reeds tientallen jaren verdeeld geweest en onder den zwaren druk der huidige werkloosheid stijgt het aantal van hen, die van oordeel zijn dat, althans in deze benarde tijden, de vernuftige machines de menschheid meer ellende dan welvaart brengen. Bij de beoordeeling van de merites van een bedrijf als dat van Bat'a, waar immers de rationalisatie onder alle omstandigheden tot de uiterste consequentie 185
wordt doorgevoerd en waar men dagelijks rusteloos blijft zoeken naar nieuwe mogelijkheden om het werk van menschenhanden door machine-arbeid te vervangen, dient met deze gedachtenstrooming wel degelijk rekening te worden gehouden. Wat zou er tenslotte van de bewondering en de sympathie voor de geste der Bat'a's kunnen overblijven, als het waar zou zijn dat de gevoerde bedrijfspolitiek uiteindelijk zou leiden tot een vermeerdering van de nijpende werkloosheld in onze wereld en dus tot een vermeerdering van het welvaartstekort? Zou daardoor het streven van Thomas Bat'a, die immers met zijn onderneming de menschheid wilde dienen, niet in een slag tot een holle phrase zijn verworden? Kortom, kan men onder de omstandigheden waaronder wij Leven, den ondernemer iets ernstigers verwijten, dan dat hij door zijn bedrijfsgestie de toch reeds ondragelijke werkloosheid nog vergroot? Op het eerste gezicht schijnt het alsof men Bat'a gemakkelijk van dezen blaam kan zuiveren, door erop te wijzen, dat ondanks de steeds voortschrijdende mechanisatie, het aantal arbeiders in het bedrijf werkzaam, gedurende de laatste zestien jaren ononderbroken en in belangrijke mate is gestegen. maar dit argument is verre van steekhoudend. Het gaat er hier niet om of het Bat'a-bedrijf aan meer of minder menschen arbeidsgelegenheid heeft weten te bieden; de vraag is slechts, welken invloed de bij Bat'a gevolgde productiemethoden op de totals werkgelegenheid hebben uitgeoefend. Is die invloed ongunstig geweest, dan staat het vast dat Bat'a ondanks de hooge loonen, welke hij aan zijn medewerkers heeft betaald en ondanks de sociale voordeelen, welke hij 186
hun heeft geboden, aan de gemeenschap, die nu minder dan ooit in staat is de economische en de soicale consequenties der werkloosheid te dragen, een zeer slechte dienst bewezen. Het is dit argument, dat bij ontelbaar velen, bewust of onbewust, een aversie heeft opgeroepen tegen het streng gerationaliseerde Bat'a-bedrijf. Hoewel eenerzijds met bewondering vervuld voor de voortreffelijke prestaties door Bat'a op velerlei gebied geleverd, gevoelen zij anderzijds een heimelijke en onberedeneerde angst dat de consequente rationalisatie op de een of andere wij ze afbreuk zou doen aan de volkswelvaart en op dien grond moet worden afgekeurd. Het is speciaal tot deze groep van stille opponenten dat de navolgende beschouwingen zich richten. Ongetwijfeld zijn wij alien, zonder uitzondering, dankbaar voor de prachtige resultaten, welke de techniek aan onze generatie heeft geboden. De telefoon, de radio, de electrische- en de dieseltractie, het vliegwezen en talrijke andere nuttige vindingen hebben ons het leven ten zeerste veraangenaamd en wij zouden ze dan ook voor Been geld meer willen missen. Maar dat alles neemt niet weg dat toch telkens weer ernstige twijfel rijst met betrekking tot de vraag, of wij op den ingeslagen weg wel kunnen en mogen doorgaan. Wanneer wij lezen dat het aan den genialen technicus weer is gelukt tot verdere perfectionneering te geraken, doordat hij een nieuwe automatische machine heeft geconstrueerd, welke straks met behulp van een man het werk zal kunnen doen dat tot dusverre door tien arbeiders met de hand werd uitgevoerd, dan slaat ons de schrik om het hart, dan vragen wij ons of of er eigenlijk wel zooveel reden is om over 187
al die technische prestaties te juichen en of niet veel meer juist in die techniek met al zijn arbeidsbesparende machines, de diepste verklaringsgrond moet worden gezocht voor het angstwekkende maatschappelijke euvel, dat wij met den naam van het werkloosheidsvraagstuk plegen aan te duiden. En als wij dan trachten deze zaak verder door te denken en te beredeneeren, dan wordt zij voor velen haast tot een obsessie. „Want" zoo zeggen zij tot zichzelf „Een „arbeidsbesparende machine is tenslotte toch een „machine, die menschelijke arbeidskracht uitspaart en „een machine die menschelijke arbeidskracht uit„spaart, kan nooit anders zijn dan een ding dat werk„loosheid produceert. Wat baat ons op die wijze de „strijd tegen de werkloosheid, zoolang de nieuwe toe„passingen van arbeidsbesparende machines ons tel„kens weer van de wal in de sloot brengen?” Toegegeven moet worden dat voor iedereen, die in de waarheid van deze conclusie gelooft, de toekomst er inderdaad al heel weinig rooskleurig uitziet. De techniek is een uiting van den menschelijken geest, die zich tenslotte niet aan banden laat leggen en daarom is dan ook met volstrekte zekerheid te zeggen, dat er ook straks weer nieuwe arbeidsbesparende machines zullen worden uitgevonden en toegepast. En als het nu werkelijk waar zou zijn dat deze machines de werkloosheid stelselmatig zouden vergrooten, dan moest de wereld over vijftig jaar wel een heel zonderling beeld vertoonen. Het kan niet zoo zijn en het is ook niet zoo. Er moet in de vorenomschreven gedachtengang een fout schuilen en het gaat er nu maar om die fout aan het daglicht te brengen. Wie zich wil verdiepen in het verband tusschen 188
rationalisatie en werkloosheid, moet beginnen zich vertrouwd te maken met enkele zeer eenvoudige, maar daarom niet minder belangrijke waarheden. Zoo moet men in de eerste plaats de voile aandacht concentreeren op een feit, dat aan iedereen bekend is, maar dat men zich niet steeds duidelijk realiseert, het feit namelijk, dat alles wat wij maken, de geheele productie in onze maatschappij dus, alleen en uitsluitend het werk is van menschenhanden. Wij gebruiken daarbij machines, zoo zelfs, dat wij tegenwoordig zonder machines eigenlijk niets meer tot stand kunnen brengen, maar dat doet aan de waarheid van deze stelling niets af. De wereld is nu eenmaal geen luilekkerland, de benoodigde machines groeien niet aan den boom en al evenmin komen zij uit de lucht vallen. Ook die machines moeten worden gemaakt en de eenige kracht welke ons daarbij ter beschikking staat, is de kracht van onze menschenhanden. Ziet men de zaak zoo, dan is het ook duidelijk, dat het geheele productieproces in onze maatschappij niet anders is dan een omvormingsproces. Het is de menschheid niet gegeven materie te scheppen; wij zijn alleen in staat om de materie welke de natuur ons biedt, in andere, voor de menschheid meer waardevolle materie, te vervormen. De grondstoffen, welke wij daarbij verwerken, en ook de machines en gereedschappen, welke wij daarbij gebruiken, vormen tezamen de doode deelen in dit omvormingsproces, terwijl de menschelijke arbeidskracht het levende, het scheppende gedeelte is. Het is alleen de menschelijke arbeidskracht, die aan de doode materie waarde geeft of de reeds bestaande waarde vergroot. Thomas Bat'a demonstreert deze gedachte zeer duidelijk, daar waar hij zegt: 189
„Gebouwen zijn niet anders dan bergen steenen en „beton. „Machines zijn niet anders dan ijzer- en staalmassa's. „Aileen de mensch is het, die aan dit alles leven kan „geven”. Het is nu juist die waarde scheppende kracht, die aan den arbeid het recht geeft op een belooning, maar uit den aard der zaak kan die belooning nooit hooger zijn dan de waarde, welke door middel van den arbeid in het leven wordt geroepen, of anders gezegd, kan de belooning nooit hooger zijn dan de waarde die het product van den arbeid heeft. Een eenvoudig voorbeeld moge hier nog ter toelichting dienen. Men denke zich in het geval van een kok, die in opdracht van zijn patroon biefstuk bakt en daarvoor rauw vleesch en boter gebruikt, terwig hij overigens een hoeveelheid gas verstookt. Die productiemiddelen offert hij doelbewust op, omdat hij weet in staat te zijn, met behulp van zijn arbeidskracht, daaruit een biefstuk te maken, die een hoogere waarde heeft dan de verbruikte grondstoffen en hulpmaterialen. Aangenomen dat het rauwe vleesch, de boter en het gas tezamen een waarde hadden van vijftig cent en dat de biefstuk voor tachtig cent kan worden verkocht, is het duidelijk dat de kok door zijn arbeid een nieuwe waarde van dertig cent heeft gevormd, of m.a.w. dat de waarde van zijn arbeidsproduct in dit productieproces dertig cent bedraagt. Den volgenden dag bakt hij weer een soortgelijke biefstuk, maar helaas is intusschen de prijs van het rauwe vleesch met tien cent gestegen, zoodat de totale 190
kosten nu tot zestig cent zijn opgeloopen. Wordt nu deze biefstuk ook voor tachtig cent verkocht, om de eenvoudige reden dat de klant er niet meer voor wenscht te betalen, dan is de waarde van het arbeidsproduct van den kok, welke gisteren nog dertig cent bedroeg, thans tot twintig cent gedaald en dat nog wel ondanks het feit, dat de man aan den biefstuk van vandaag evenveel tijd en even veel zorg heeft besteed als aan dien van gisteren. Den daarop volgenden dag, als hij weer aan het biefstuk bakken is, wordt de kok voor een dringende aangelegenheid van zijn fornuis geroepen en als hij terugkomt ziet hij tot zijn groote schrik, dat zijn vleesch verbrand is en tot een volkomen oneetbare massa is verworden. Hij zal het nu betreuren, dat hij grondstoffen en hulpmaterialen heeft opgeofferd, want wat hij daaruit heeft teruggewonnen is minder waard dan wat hij voorheen had. Hij heeft geen waarde gevormd: integendeel, hij heeft waarde vernietigd en dus is de waarde van het product van zijn arbeid dezen keer minder dan nihil, dus negatief. Tenslotte wordt de kok ziek en zijn patroon moet een plaatsvervanger zoeken, die tijdelijk de dagelijksche biefstuk bqkken kan. Vast staat, dat onder de geldende omstandigheden aan grondstoffen en hulpmaterialen voor iederen biefstuk zestig cent moet worden opgeofferd en dat daartegenover een opbrengst van tachtig cent is te verkrijgen. De patroon zal dus aan den plaatsvervangenden kok voor diens bemoeiingen nooit meer kunnen betalen dan twintig cent per biefstuk en als de man daarmede geen genoegen wenscht te nemen, dan is het beter 191
om gedurende de ziekte van den kok den verkoop van biefstuk maar heelemaal te staken. De gehuurde tijdelijke arbeidskracht schept door zijn arbeid slechts een waarde van twintig cent en op meer dan dat bedrag kan hij zeker nooit aanspraak maken. Verlangt 'hij een vergoeding van dertig cent, dan is dit omvormingsproces, dat dan negentig cent zou gaan kosten en maar tachtig cent zou opbrengen, zonder eenigen zin geworden. Dit alles is toch zoo eenvoudig als het maar zijn kan. Als uit de calculatie van het te vervaardigen product blijkt, dat de waarde daarvan niet hooger zal zijn dan die van de te verbruiken materialen en machineprestaties, zal Been weldenkend mensch overwegen tot den aanmaak daarvan over te gaan, zelfs al zou hij de daartoe benoodigde arbeidskracht in het geheel niet behoeven te betalen. In een dergelijk geval is het immers doelmatiger het materiaal ongebruikt te laten liggen of het voor andere doeleinden aan te wenden. Daarom is het ook vanzelfsprekend, dat wanneer voor de vervaardiging van een product, materiaal en machineprestaties moeten worden opgeofferd, alleen dan tot de productie zal worden besloten, als de benoodigde arbeidskracht kan worden verkregen tegen een vergoeding welke lager is, dan het verschil tusschen de waarde van het verbruikte materiaal en de verbruikte machineprestaties eenerzijds en de waarde van het eindproduct anderzijds, of m.a.w. wanneer het loon niet hooger is dan de waarde van het arbeidsproduct. Onttrekt men zich nu aan deze min of meer theoretische beschouwingen en plaatst men zich in gedachten temidden van de gecompliceerde maatschappij, 192
waarin wij leven, dan vallen reeds dadelijk enkele merkwaardige omstandigheden op. Want daar ziet men dan in de eerste plaats dichte rijen van ondernemers, die niets liever zouden wenschen dan zooveel mogelijk te produceeren; die maar al te gaarne bereid zouden zijn om alle werkloozen weer in het productieproces in te schakelen, als zij maar een middel wisten om dat gedaan te krijgen. Zeer zeker zouden de gezamenlijke ondernemers in staat zijn om aan alle valide werkloozen weer emplooi te geven, als het loon dat die menschen verlangden maar niet hooger was dan de waarde, welke zij met hun arbeid kunnen scheppen. Dagelijks werkt de ondernemer aan calculaties en aan plannen, welke een vergrooting van zijn productie mogelijk zouden kunnen maken, maar het resultaat van zijn overwegingen is steeds weer teleurstellend. Het is voor hem niet moeilijk om vast te stellen, welken prijs hij bij de bestaande marktverhoudingen, bij verkoop, voor een bepaald product zou kunnen bedingen. Van deze opbrengst trekt hij of de kosten van materiaal en van machineprestaties, welke in het productieproces moeten worden opgeofferd en hij houdt dan over de waardestijging, welke door middel van dit omvormingsproces in het leven kan worden geroepen, of m.a.w. hij houdt over het bedrag dat hij maximaal kan betalen aan de arbeiders, die immers door hun arbeid deze waardestijging kunnen bewerkstelligen. Maar dan blijkt hem telkens weer, dat hij voor dat bedrag de beschikking over de benoodigde hoeveelheid arbeid niet kan verkrijgen. De arbeiders verlangen een hooger loon, hetgeen niet anders beteekent, dan dat zij voor hun arbeid een vergoeding verlangen, welke hooger is dan de waarde welke zij met 193
hun arbeid kunnen scheppen. Het ligt voor de hand dat de ondernemer hun dat loon niet betalen kan. Niemand is bereid een dubbeltje voor acht cent te wisselen en daarom kan men ook van den ondernemer niet verlangen dat hij een gulden loon zal betalen, wanneer hij reeds tevoren weet, dat hij daarvoor maar tachtig cent aan waarde zal terugontvangen. Hier wringt nu de schoen. Ook in deze door crisis ontwrichte maatschappij probeert iedere ondernemer dagelijks zijn productie uit te breiden, maar zoolang het loon hooger is dan de waarde van het arbeidsproduct, bestaat daarop niet de minste kans. Daar staat echter tegenover, dat zoodra dit verband weer zou zijn hersteld, de ondernemer, gedreven door zijn eigen belang, ook Been oogenblik meer zou aarzelen. Onmiddellijk zou hij zijn productie vergrooten en nieuwe arbeiders aannemen; hij zou machines koopen en fabrieken laten bouwen, waardoor ook weer duizenden van arbeiders aan het werk zouden komen en het werkloozenvraagstuk zou daarmede zich zelf oplossen. De alles beheerschende vraag van onzen tijd is: „Hoe herstellen wij het verband tusschen het arbeidsloon en de waarde van het arbeidsproduct". Verreweg het eenvoudigste en het snelst werkende middel om tot dit resultaat te komen, zou ongetwijfeld zijn een verlaging van de loonen, maar door zoo te doen, wordt ernstige schade toegebracht aan het belang van den thans nog werkenden arbeider, hetgeen zoolang eenigszins mogelijk, dient te worden voorkomen. Maar dan blijft er ook nog maar een mogelijkheid over. Wanneer het niet mogelijk is het 194
loon terug te drukken tot de waarde van het arbeidsproduct, terwijl wij deze beide grootheden toch gelijk willen maken, dan blijft ons niets anders over, dan de waarde van het arbeidsproduct tot aan de loonshoogte op te voeren. Het eenige middel, dat tot dit doel kan leiden, is de rationalisatie in het algemeen en de invoering van arbeidsbesparende machines in het bijzonder. Als de arbeider het loon dat hij verlangt, niet kan verminderen; als hij, om een voorbeeld te noemen, een minimumloon van f 20.— per week blijft eischen, terwijl hij bij de bestaande organisatie, met zijn arbeid maar f 18.— waarde per week kan scheppen, dan is er nog maar een mogelijkheid om hem aan het werk te brengen en de gemeenschap van de werkloosheid en de werkloosheidslasten te bevrijden. Hij kan zijn weekloon niet van f 20.— tot f 18.— verlagen, welaan, dan moeten wij zorgen, dat de waarde van zijn wekelijkschen arbeid van f 18.— tot f 20.— stijgt. De machine is het eenige middel, dat tot dit doel kan leiden. Met behulp van die machine kan immers de arbeider in een week dezelfde productie bereiken, waarvoor hij vroeger, toen hij nog met de hand werkte, misschien twee weken noodig had. Maar dat beteekent dan ook, dat de waarde van zijn arbeidsproduct per week zeer belangrijk is gestegen. Na aftrek van de hoogere machinekosten, welke nu noodig zijn geworden, zal de waarde van het arbeidsproduct wellicht tot f 22.— of nog hooger zijn gestegen. En omdat de arbeider met een loonvergoeding van f 20.— per week tevreden is, is er voor den ondernemer nu ook geen enkele reden meer om hem niet onmiddellijk in het productieproces in te schakelen. Een ondernemer weigert toch den dienst niet aan iemand die hem meer opbrengt dan hij hem kost. 195
De kern van de zaak is hiermede benaderd. Er zijn niet teveel arbeiders op de wereld en er zullen er ook nooit teveel zijn, hoeveel machines er ook molten komen. Het vraagstuk van onzen tijd is alleen dat het loon zich niet heeft willen of niet heeft kunnen aanpassen aan de sterk gedaalde waarde van het arbeidsproduct. De arbeiders vragen een loonvergoeding, welke bij den bestaanden stand van de organisatie, hooger is dan de waarde welke zij met hun arbeid kunnen scheppen en geen enkele ondernemer is bereid die te hooge vergoeding te betalen, zoolang hij daartoe tenminste niet door de omstandigheden wordt gedwongen. Daarom is over alle liniên de productie ingekrompen en daarom staan millioenen arbeiders werkloos op straat. Principieel gezien is er maar 66n middel om uit de impasse te geraken en wel door een zoodanige opvoering van de waarde van het arbeidsproduct, dat het loon, dat thans te hoog is, daardoor weer wordt gerechtvaardigd. Dat de rationalisatie zou leiden tot een beperking van de menschelijke arbeidsgelegenheid, is een bewering, welke elken redelijken grond mist; integendeel, de rationalisatie is 66n van de weinige effectieve middelen waarmede de werkloosheid kan worden bestreden. Daar komt dan nog lets anders bij. De drang naar rationalisatie, naar „elimination of waste", naar uitbanning van verspilling dus, vormt den grondslag van elk rationeel handelen; het is een drang die de menschheid van nature is gegeven. Wie zich van dit feit rekenschap geeft, zal beseffen, dat de eisch om te komen tot afschaffing van rationalisatievoordeelen, of tot inperking daarvan, steeds een element van 196
tegennatuurlijkheid in zich moet dragen. Een remming van rationalisatievoordeelen, door middel van maatregelen en voorschriften van overheidswege, beteekent immers niet anders, dan dat aan bepaalde groepen van de bevolking de verplichting wordt opgelegd, om voor de bereiking van het doel dat zij nastreven, grootere offers te brengen, dan die welke noodzakelijk zijn. Beschouwt men zulke maatregelen alleen als een ingrijpen in de vrijheid van het economisch handelen van de betrokkenen, dan ziet men te beperkt. Wel degelijk dient men zich te realiseeren, dat door een verbod om de mogelijkheden van de rationalisatie ten voile te benutten, inbreuk wordt gemaakt op den bij ieder mensch aangeboren zin om rationeel te handelen, dat wil zeggen, om het resultaat, dat hij zich voor oogen stelt, langs den weg van den geringsten weerstand, dat is dus met de minst mogelijke opoffering en moeite, te bereiken. Men kan er zich niet voldoende van doordringen, dat rationalisatie niet is een werkmethode welke men al naar believen kan inof uitschakelen. Rationalisatie, de drang naar „elimination of waste" is een begrip dat zoodanig in de menschelijke natuur verankerd ligt, dat het daarvan niet meer is los te maken. Keeren wij thans terug tot Bat'a en het Bat'a-bedrijf dan valt reeds dadelijk op, dat men daar de vorenomschreven moeilijkheden van meet of aan heeft gezien en ook heeft weten op te vangen. Het doel dat door Bat'a werd en ook thans nog wordt nagestreefd is tweeledig. Hij wil de schoenenprijzen voortdurend verlagen en daardoor een bijdrage leveren tot de vermindering van het welvaartstekort in de wereld en verder wil hij de loonen van zijn medewerkers steeds 197
verhoogen. Op het eerste gezicht lijken deze beide doelstellingen moeilijk met elkander in overeenstemming te brengen, maar Bat'a heeft het practisch bewijs geleverd, dat dit toch zeer wel mogelijk was. Evenals alle andere productie, is de schoenproductie een omvormingsproces, waarin de materialen en, de machineprestaties, welke moeten worden opgeofferd, de doode deelen zijn en waarin de menschelijke arbeidskracht het levende, het scheppende gedeelte is. Daalt nu de opbrengstprijs sneller dan de kosten van de benoodigde materialen en machineprestaties, dan volgt hieruit, dat de waarde van het arbeidsproduct in dit omvormingsproces is gedaald en onder overigens gelijk blijvende omstandigheden, zou dit onherroepelijk moeten leiden tot een daling van het loonpeil. Een dergelijke daling past niet in Bat'a's wenschen, die immers juist waren gericht op een stelselmatige loonsverhooging voor alle medewerkers. Daarom kon hij de omstandigheden niet laten zooals zij waren en werd hij telkens weer voor de noodzaak gesteld om nieuwe wegen in te slaan. Hij gaf zijn menschen machines, met behulp waarvan zij de kwantiteit van hun productie belangrijk konden vergrooten. Zij konden daardoor in denzelfden tijd meer schoenen maken en hoewel dus het loon per schoen daalde, konden zij toch hun totaal inkomen voortdurend verbeteren. Het ware wenschelijk, dat het voorbeeld van Bat'a te dezer zake algemeene navolging zou hebben gevonden. Van het heil daarvan voor de maatschappelijke welvaart, kan men zich nauwelijks een voorstelling maken. Men late zich niet verblinden door de veel geuite bewering, dat reeds thans een overproductie van schoenen zou bestaan. Dat dit argument 198
misleidend is, kan gemakkelijk aan de hand van concrete cijfers worden aangetoond. In Tsjecho-Slowakije, een land, waar het algemeene welvaartspeil ver ten achter blijft bij dat in Holland, worden jaarlijks drie paar schoenen per hoofd van de bevolking verbruikt, terwijl bij ons het gemiddelde schoenverbruik per hoofd van de bevolking per jaar slechts 1.8 paar bedraagt. Het volgende cijferoverzicht, dat is overgenomen uit een artikel van den Heer A. Cetoka, voorkomende in het Prager Tageblatt 1931 geeft een beeld van het schoenverbruik in de belangrijkste landen van de wereld in 1930. Schoenverbruik in het jaar 1930. Land. Ver. Staten Engeland Duitschland Belgid, Frankrijk Zwitserland Tsjecho-Slowakije Hand Polen Joegoslavid Roemenid Bulgarije
JaarverBevolking bruik in in millioenen. millioenen paren. 122.8 45.9 64.5 8.1 41.8 4.1 14.7 41.1 32.1 13.8 18 5.9
333 109 68 16 71.5 6 45 30 16 8 9 3
Jaarverbruik per hoofd v. bevolking. 2.7 2.4 1 2 1.7 1.5 3 0.7 0.5 0.6 0.5 0.5
412.8
Bij de beoordeeling van deze cijfers, zou men kunnen tegenwerpen dat aan de kwaliteitsfactor geen aandacht is besteed. Theoretisch zou het denkbaar zijn 199
dat de gemiddelde kwaliteit van de schoenen, welke in Amerika worden gebruikt, minder is dan de gemiddelde kwaliteit in een land als Frankrijk, waar het schoenverbruik per hoofd van de bevolking relatief Bering is. Juist omdat de gemiddelden uit het totale verbruik zijn getrokken is het echter niet aannemelijk te achten, dat deze factor van beteekenis zou zijn. In ieder geval kan de invloed ervan slechts een zeer gedeeltelijke verklaring geven van de geconstateerde verschillen. Zou nu in de vorengenoemde landen het schoenverbruik zich ontwikkelen en op een gelijke hoogte komen te staan met het verbruik in Tsjecho-Slowakije, dat wil dus zeggen drie paar schoenen per hoofd van de bevolking per jaar, dan zou in deze landen het schoenverbruik reeds stijgen tot 1 1/4 milliard paren per jaar. Bedenkt men nu dat de schoenproductie in de geheele wereld, in het jaar 1936, nauwelijks 1 milliard paren bedroeg, dan is het duidelijk, dat de gedachte, als zoude reeds thans van een overproductie van schoenen moeten worden gesproken, op een fictie berust. Berekend over geheel Europa, bedraagt het gemiddelde schoenverbruik nog slechts een paar per hoofd per jaar, tegenover 2.7 paar in de Vereenigde Staten. Voor gebrek aan afzetmogelijkheid behoeft dan ook niet de minste vrees te bestaan. Het gaat er maar om, of men in de toekomst de schoenen zal kunnen aanbieden tegen zoodanige prijzen, dat het publiek ze ook zal kunnen koopen. Dat zal alleen mogelijk zijn, wanneer men er in slaagt de productiekosten nog belangrijk te drukken en hoe zou dat anders moeten geschieden dan door een verdere toepassing van rationalisatiemogelijkheden? 200
H O O F D S T U K XI
DE BUITENLANDSCHE BATA-BEDRIJVEN.
Er is op zichzelf geen bezwaar tegen, de Bat'afabrieken in Zlin te beschouwen als het groote moederbedrijf met vele dochterondernemingen in andere landen, binnen en buiten Europa, maar wanneer men zich van deze terminologie wenscht te bedienen moet men toch wel voor oogen houden dat deze dochters geenszins onmondige kinderen zijn, die op den steun en den bijstand van de moeder zouden zijn aangewezen. Integendeel, de buitenlandsche Bat'a -bedrijven zijn volkomen zelfstandig en ieder voor zich leiden zij dan ook een eigen leven. De verhoudingen liggen eigenlijk niet anders dan in het gezin waar de dochters zijn gehuwd en dientengevolge een eigen bestaan in een eigen nieuwe omgeving zijn begonnen. De nauwe band met het ouderlijk huis blijft uit den aard der zaak intact; de familietradities worden ook in het nieuw gevormde gezin weer overgedragen, maar ondanks dat alles is in zulke gevallen van een afhankelijkheid van de dochter tot de moeder toch geen sprake meer. Zoo is het nu ook bij de buitenlandsche Bata-ondernemingen. Natuurlijk is de groote Bata-gedachte in deze bedrijven doorgevoerd en streeft men er naar het voorbeeld door Zlin gegeven, zoo dicht mogelijk te benaderen, maar aan de onafhankelijkheid en de bestaansvrijheid van de buitenlandsche ondernemingen doen deze feiten niet de minste afbreuk. Voor de veri
201
klaring van dezen gedachtengang is de wordingsgeschiedenis van het Nederlandsche Bat'a-bedrijf in Best (N.B.) ongetwijfeld illustratief. Het was in het jaar 1921 dat Thomas Bat'a besloot te onderzoeken, of op de Nederlandsche markt afzet voor zijn schoenen zou zijn te vinden. Hij droeg dit onderzoek op aan een van de zelfstandige medewerkers uit Zlin, die daartoe met twee waggons schoenen naar Holland vertrok. Hier aangekomen huurde hij een huis in Amsterdam. Hij schoof de ramen daarvan open en hij etaleerde zijn schoenen in de etalagekasten die achter de vensterbanken waren geimproviseerd. De lage prijzen van het aldus gedtaleerde schoenwerk trokken zoo zeer de aandacht van het Amsterdamsche publiek, dat binnen zeer korten tijd de beschikbare voorraad geheel was uitverkocht en nieuwe schoenen in Zlin moesten worden besteld. De verkoop bleef zich in stijgende lijn ontwikkelen en reeds na enkele maanden was daarmede een zoodanige winst behaald, dat voortaan de aankoopen uit Zlin op normale wijze konden worden betaald, terwig er daarnaast nog voldoende kapitaal beschikbaar bleef om een verdere uitbreiding van de Nederlandsche verkoopcentrale te financieren. In verschillende steden van het land werden winkels gehuurd en omdat ook daar de zaken naar wensch verliepen, steeg de winst van het Nederlandsche bedrijf, dat intusschen in een Naamlooze Vennootschap was omgezet, voortdurend. Typisch is nu dat deze winsten niet naar Zlin zijn overgeheveld. De winsten in Nederland gemaakt, zijn ook in Nederland gebleven en het is uit deze winsten dat het kapitaal werd opgebouwd waarmede het thans bestaande Bat'a-bedrijf in Best (N.B.) wordt gefinancierd. 202
Men moet dat niet beschouwen als een tijdelijke maatregel, of als een soort van zakenpolitiek welke ten doel zou hebben, door inhouding van de huidige winsten, in de toekomst grootere bedragen voor winstuitkeering beschikbaar te krijgen, want wie dit gelooft, heeft de grondgedachte van het Bat'a-stelsel niet begrepen. Hoe groot ook de winsten molten zijn, welke in het Nederlandsche Bat'a-bedrijf in de toekomst zullen worden gemaakt, het is niet te verwachten dat daarvan ooit een uitkeering aan aandeelhouders of eigenaren zal worden gedaan en evenmin dat die winst ooit naar Zlin zal afvloeien. Op zich zelf behoeft dit geen verwondering te wekken, want de vorenvermelde feiten zijn immers niet anders dan de logische consequenties van de Bat'a-gedachte. Reeds verschillende malen toch is er op gewezen dat naar den vasten stelregel van Bat'a, alle winsten welke in het bedrijf worden gemaakt, ook weer ten behoeve van het bedrijf moeten worden aangewend. Persoonlijk maakt hij op die winsten geen aanspraak. ook in Zlin zijn alle beschikbare middelen steeds weer- tot uitbreiding van het bedrijf gebruikt en hebben nimmer uitkeeringen van winst plaatsgevonden. Alleen daardoor is het mogelijk geweest den sterken groei van het bedrijf en van alles wat daarmede samenhing, uit eigen middelen te financieren. Diezelfde gedachte is uit den aard der zaak ook op de buitenlandsche ondernemingen toegepast. Het groote Bat'a-bedrijf in Best, zooals dat daar thans ligt, is nagenoeg geheel opgebouwd uit de winsten welke in Nederland zijn gemaakt, sedert het oogenblik dat Thomas Bata voor de eerste keer zijn schoenen op de Nederlandsche markt bracht. De 203
winsten welke in de toekomst nog zullen worden gemaakt, zullen, volgens het Bat'a-principe, worden aangewend tot verdere uitbreiding van het bedrijf. Leidt die uitbreiding opnieuw tot winstvergrooting, dan zullen de vrijkomende middelen worden gebruikt voor den bouw van scholen, internaten en gezondheidsinstellingen en langs dezen weg zal men trachten het voorbeeld na te volgen dat Bata in Zlin heeft gegeven. Men dient zich de beteekenis van deze feiten wel te realiseeren. Vooral onder de naargeestige tijdsomstandigheden van thans, wordt van verschillende zijden nog al eens bezwaar gemaakt tegen een te sterke uitbreiding van buitenlandsche ondernemingen binnen onze landsgrenzen. Geheel in het midden latende of deze bezwaren al dan niet gegrond zijn, dient in ceder geval te worden vastgesteld dat zij op het Bat'a-bedrijf niet van toepassing zijn. Want van welke zijde men de zaak ook beziet, men zal tot de conclusie moeten komen dat het Bat'a-bedrijf in Best een zuiver Nederlandsche onderneming is, die wordt gefinancierd met Nederlandsch kapitaal, dat is gevormd uit de winsten welke in Nederland zijn gemaakt. De winsten zijn in het bedrijf in Nederland gelaten en het is niet te verwachten dat in de toekomst ooit een andere gedragslijn zal worden gevolgd. Wanneer in het Nederlandsche Bat'a-bedrijf winst wordt gemaakt, dan staat het vast dat deze winst onmiddellijk en in haar geheel tot verruiming van de Nederlandsche werkgelegenheid zal worden aangewend. Wat hiervoren is gezegd over de Nederlandsche Bat'a-onderneming, geldt ook voor de dochterbedrijyen in andere landen. Zonder uitzondering zijn zij op204
gebouwd uit eigen middelen, welke zijn gevormd uit de winsten, verkregen uit de verkoopsorganisatie, die in ieder land oorspronkelijk zeer bescheiden is opgezet. Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat de banden waarmede de buitenlandsche bedrijven aan het moederbedrijf in Zlin zijn gebonden, zeer hecht zijn. Voortdurend wordt gebruik gemaakt van de rijke ervaringen welke daar op elk gebied zijn verzameld en zeer veelvuldig wordt ook een beroep gedaan op de gespecialiseerde kennis van verschillende vaklieden in Zlin, die dan echter voor hun adviezen op normale wijze worden beloond. Het ligt overigens voor de hand dat ook het normale handelsverkeer tusschen het moederbedrijf en de dochterondernemingen intensief is. Regelmatig worden door Zlin machines en goederen aan de buitenlandsche Bat'a-bedrijven geleverd, voor welke leveringen normale betalingscondities zijn gesteld. Er is nog een ander punt waarop bij de bespreking van de buitenlandsche Bat'a-bedrijven de aandacht moet worden gevestigd. In dit boek is een beschrijving gegeven van de economische en de sociale voorzieningen in Zlin. Men mag daaruit niet afleiden, dat de organisatie van de buitenlandsche Bat'a-fabrieken een copie is van die in Zlin. Wel wordt natuurlijk dit doel nagestreefd, maar dikwijls is de practische toepassing van maatregelen zooals die in Zlin zijn getroffen, in de kleinere buitenlandsche bedrijven niet doorvoerbaar. Men denke in dit verband b.v. aan de opleiding en de karaktervorming van de Bat'a-jeugd, alsook aan den gezondheidsdienst. Om de organisatie daarvan naar het voorbeeld van Zlin to kunnen bewerkstelligen, dient eerst het bedrijf tot een zoo205
danigen omvang uit te groeien, dat de kosten uit de gemaakte winsten kunnen worden bestreden. Zoolang dat niet het geval is moet men zich wel met meer bescheiden middelen weten te behelpen. Daarin schuilt trouwens Been enkel bezwaar. Ook Thomas Bat'a is destijds klein begonnen. Belangrijk is alleen dat men zich de benadering van het voorbeeld in Zlin tot einddoel heeft gekozen en dat iedere duizend gulden winst welke het bedrijf oplevert een verdere schrede beteekent op den langen weg, die leidt naar het gestelde ideaal.
206
H O O F D S T U K
XII
BATA VARIA.
Markante uitspraken van Thomas Bat'a: „De omstandigheden kunnen nooit van iets de „schuld zijn. De schuld ligt altijd bij de menschen." „Laten wij steeds trachten wereldondernemers te „zijn, afgezien van de vraag of wij schoenen of aard„appelen produceeren. Laten wij uitgaan van de „grondgedachte dat de geheele wereld werd gescha„pen om ons te dienen en dat wij werden geboren om „de wereld te dienen. Ook wanneer wij handelingen „verrichten, welke op zichzelve beschouwd van wei„nig belang zijn, moeten wij dat doen op een wijze „welke niemand in de wereld ons kan verbeteren. „Produceer volmaakte muizenvallen en de wereld zal „den weg naar Uw deur vinden”, zegt Emerson, en „mijn ervaringen bevestigen de juistheid van die „woorden.” „Ons doel is het bouwen van een tuinstad, vol van „zon, van water, van verfrisschend groen en verfris„schende reinheid; de stad van de hoogste loonen, van „bloeiend bedrijf en handwerk; de stad met de beste „scholen. Wij zullen niet rusten alvorens wij onze „vrouwen hebben bevrijd van de laatste resten van „huishoudelijk sloven en wij zullen huizen bouwen „waarop zij trots zullen zijn.” 207
„Hoe onderscheiden wij groote van kleine men„schen? De kleine man denkt bij zijn werk steeds aan „zichzelf. Hij werkt niet meer dan noodig is om zijn „maag te kunnen vullen. Groot echter is de mensch, „die zooveel arbeid verricht, dat zijn werk ook ande„ren, zijn omgeving en zelfs den Staat van nut is.” „Laten wij koningen zijn in onze droomen, maar „zakenlieden in de vervulling ervan.” „Duizenden menschen brengen hun vrijen tijd door „op sportvelden, met studie of met vermaak. Wanneer „eenige mannen, die de plicht van het leiderschap in „zich voelen, hun krachten en hun tijd opofferen aan „de oplossing van het probleem, hoe de productie kan „worden verbeterd, zoodat de menschen in korteren „tijd, met minder inspanning, meer kunnen voortbren„gen, dan zal iedereen daardoor meer kunnen ver„dienen.” „Het grootste nut van iederen concurrentiestrijd „heeft steeds de klant. Hij is het wiens wensch in „dezen strijd beslissend is. Hij reikt de prijzen aan de „winnaars uit. leder mensch is klant, want niemand „is in staat zijn behoeften door eigen productie te be„vredigen. Hij koopt van anderen. Wie daarom den „concurrentiestrijd uit den weg wil gaan, vertoont „overeenkomst met den man die oogsten wil, daar „waar anderen hebben gezaaid.” „De productie moet aan de koopkracht van den con„sument worden aangepast. In de loop der jaren wer„den de evenwichtsverhoudingen in Europa dermate 208
„verstoord, dat het noodzakelijk is geworden dat wij „ons de grootst mogelijke moeite getroosten, om zelf „al datgene te produceeren, waarnaar onze gedachten „uitgaan. Dit industrieprobleem kan niet worden op„gelost door den invoerrechtenspecialist, die na den „oorlog het groote woord heeft gevoerd. Het is een „vraagstuk dat alleen tot oplossing kan worden ge„bracht door den ondernemer, die in zijn calculaties „met het behoeften-element en met de koopkracht der „bevolking rekening houdt; door den ondernemer die „overigens in den internationalen concurrentiestrijd „is gehard.” „Niemand zal den troon van Uw arbeid kunnen doen „wankelen, of die groot is dan wel klein, wanneer „slechts die arbeid wordt verricht in den geest van „dienst aan de menschheid, van dienst aan de ge„meenschap.” „Laten wij alle krachten inspannen om van ons zelf „en van de wereld de waarheid te hooren. Laten wij „niet liegen en ook ons zelf niet vleien, maar laten wij „clan ook niet toestaan dat anderen liegen en vleien. „Wij moeten voorzichtig zijn met den man die tot ons „komt om ons te vleien, die ons vertelt van onze vol„maaktheid, van onze rechten en van alles wat voor „ons gedaan had moeten worden, maar in werkelijk„heid niet gedaan is. Als wij eenmaal toelaten dat zulk „gepraat, dat met onze menschelijke ijdelheid speelt, „een plaats in ons hart gaat innemen, dan hebben wij „op hetzelfde moment den bodem van de werkelijk„heid verlaten en bewegen wij ons in de regionen van „het bijgeloof.” 209
„Het hoogste ideaal van ieder die een bedrijf uit„oefent, moet zijn het verlangen naar den groei „ervan. Het verlangen naar ontwikkeling, de wil de „onderneming te vergrooten, is een waardevoller „kapitaalgoed dan geld en het is een veel machtiger „kracht dan electriciteit. Daarom moeten wij onze posi„tie van klein-ondernemer slechts zien als een voorbij„gaande phase en dienen wij ons als eerste plicht te „stellen groot-ondernemer te worden. Als echter de „omstandigheden zich tegenover ons stellen en de „moeilijkheden te groot zijn, zoodat het ons niet ge„lukt dit ideaal te bereiken, laten wij dan in ieder „geval aan onze kinderen niets in den weg leggen dat „hun zou kunnen verhinderen het gestelde hoogtepunt „te bereiken. Laten wij hun den weg effenen en met „het goede voorbeeld voorgaan. Wij moeten hun „wapenen met meer kennis en meer kracht, opdat hun „zal kunnen gelukken, al datgene, waarnaar wij zelf „slechts hebben kunnen streven.” „Onze onderneming is al evenmin het werk van 66n „man, als de tegenwoordige gloeilampenproductie het „werk van Edison is. Na Edison hebben de kaars en „de petroleumlamp nimmer meer gezegevierd. Daar„aan ligt het en nergens anders aan. Na de oplossing „van de ontelbare problemen waarvoor wij gesteld „zijn geweest, zal noch de productie, de reparatie, of „de distributie, noch het probleem van de voetverzor„ging, terugvallen tot het niveau waarop wij het heb„ben gevonden, op het moment dat wij met ons werk „zijn begonnen.” „De macht en de welstand van een yolk ligt in de 210
„arbeidskracht van zijn burgers. Dat ziet men het beste „wanneer men het leven in Amerika met dat in Turkije „vergelijkt. In Amerika is de gedenkdag van den „grootsten nationalen held, Washington, die toch in „het hart van iederen Amerikaan voortleeft, geen rust„dag. In Turkije daarentegen kent men elke week drie „feestdagen. De Mohammedanen vieren hun Zondag „n.l. op Vrijdag, de Joden op Zaterdag en de Christe„nen op Zondag. Gedurende deze drie dagen ont„breekt dus telkens een deel van de bevolking en kan „niemand op volle kracht werken. „Dat Amerika ons in dit opzicht nader staat dan Tur„kije blijkt reeds daaruit, dat onze menschen, wanneer „zij geld willen verdienen, altijd naar Amerika en „nimmer naar Turkije gaan. Ongetwijfeld zou het voor „al die menschen veel voordeeliger zijn als zij het in„komen dat zij zoeken, in eigen land konden vinden. „Dat zullen zij echter pas dan kunnen bereiken, wanneer wij ons Amerika en wel speciaal de ongeeven„aarde vlijtigheid van den Amerikaanschen burger „tot voorbeeld kiezen.” „De drang onontbeerlijk te worden is de hefboom „van den vooruitgang. Een sterke rem op den vooruit„gang is echter de drang onontbeerlijk te blijven.” „Wij moeten in de eerste plaats tot het inzicht komen „dat de zorg om onze medewerkers van dag tot dag „vermogender te makers, voor den bloei van onze „ondememing even belangrijk is als de zorg voor het „smeren van onze machines. Wij moeten er ons van „bewust zijn dat een mensch zonder levensreserves „precies aan dezelfde onregelmatigheid is blootge211
„steld als een machine zonder olie of zonder reserve„deelen en daarom in de fabriek ook van even weinig „nut is als zulk een machine.” „Wanneer ik bij schoenen welke juist de fabriek ver„laten hebben, fouten constateer, dan interesseert mij „dat slechte werk op zichzelf niet meer, maar wel in„teresseert het mij dan te weten wat er mankeert in „den geest van de menschen die de fouten hebben „gemaakt. Het is mij volkomen duidelijk dat menschen, „wier geest om welke reden dan ook is gestoord, geen „feilloozen arbeid kunnen leveren.” „De machinebouwer is de mensch die den nieuwen „tijd opbouwt. Alleen zij die in staat zijn de moderne „stalen machineslaven te bouwen, zullen bij machte „zijn den mensch van het sloven te bevrijden en hem „tot welstand te brengen. Er zijn er echter maar wei„nigen die in staat zijn een machine te construeeren, „zooals wij die in ons bedrijf noodig hebben; een „machine waaraan onze menschen Kc. 100.— per dag „kunnen verdienen en die tegelijkertijd voor onze af„nemers schoenen van Kc. 29.— produceert. Alleen „die mannen mogen wij tot onze machineconstruc„teurs kiezen, die volmaakte machines kunnen bou„wen. In de machinefabriek zal ik daarom alleen wer„ken met menschen die bereid zijn de zeldzame gaven „van hun gezond verstand ten voile uit te buiten. „Anderen, die dat niet kunnen, stellen wij te werk op „andere plaatsen, waar zij de menschheid van nut „kunnen zijn. Liet ik hen werken aan de productie van „machines, dan zouden zij niet alleen zich zelf, maar „ook de duizenden anderen schaden, die na hen aan 212
„die machines moeten werken, evenals de afnemers, „die de schoenen koopen moeten welke met behulp „van deze machines zijn vervaardigd. Bij den machine„bouwer hecht ik veel meer waarde aan zijn karakter „clan aan zijn kennis. Alleen een volmaakt mensch is „in staat een volmaakte machine te produceeren.” „Laat mij U raden, want het bedrijfsleven ken ik; ik „heb immers geleerd centen, maar ook millioenen te „verdienen. Ik wil in het bedrijf niet met menschen „samenwerken, die daarin alleen een gelegenheid tot „roof zien; die in tien of twintig jaar zooveel willen „rooven, dat zij dan kunnen wegloopen om van hun „buit te gaan leven. In mijn bedrijf wil ik alleen wer„ken met menschen die hebben besloten den arbeid „tot hun dood voort te zetten; met menschen die den „dienst aan het bedrijf levenslang tot hun beroep heb„ben gekozen. Een dergelijke dienst verzekert aan een „leder een behoorlijk bestaan. Wie het geld najaagt „zal het nooit vangen. Bekommert U alleen om Uw „arbeid; verricht die beter dan Uw buurman en het „geld zal dan vanzelf komen. Iedere dag telt 86.400 „seconden.” „In het tegenwoordige zakenleven is het ongeveer „zooals bij de Grieksch-Romeinsche tweekampen. „Men noodigt het publiek uit, laat het entreegeld beta„len, maar intusschen wordt achter de gordijnen over„legd wie van de strijders het eerst op den rug zal „gam liggen. Op die manier kan melt rijk worden, „maar ik acht die methode niet de juiste, omdat slechts „66n partij daarbij verdient. Het publiek heeft recht „op een eerlijken strijd, waarvoor immers ook eerlijk 213
„entreegeld is betaald. Onze manier van werken is „veel vermoeiender en stuit ook op veel meer moei„lijkheden. Maar zij verbreidt rijkdom naar twee kan„ten, bij den afnemer en bij den producent; zij be„schermt de menschen voor het faillissement. Gemak„kelijk verdiend geld bederft iederen producent en „iederen koopman.” „Wat is het dat ik onze zakenmenschen en vooral de „kleinste onder hen toewensch? Dat zij dapper blijven, „den moed niet verliezen en niet vergeten dat de „dienst en de wil om te groeien de belangrijkste „grondslagen in ieder bedrijf zijn. Dienen en zijn zaak „uitbreiden, de arbeid op breedere fundamenten stel„len en aan meer menschen werk geven.” „leder mensch zou na het verlaten van de school, „toch ten minste in staat moeten zijn, zijn gedachten „in cijfers en lijnen uit te drukken. Waarom zijn de „practische menschen, die zoo voortreffelijk met den „hamer, de schaaf en de zaag weten om te gaan, mach„teloos wanneer zij hun arbeid door middel van cijfers „op papier moeten uitdrukken? Wat heeft het voor nut „aan de leerlingen de kennis van de Grieksche zuilen„constructie bij te brengen, zoolang zij nog niet in „staat zijn de buizenleiding in de school uit te rekenen „en te teekenen?” „De jeugd moet investeeren; de ouderdom moet „sparen”. „Ik erken ten voile, dat wettelijk ingrijpen bij de ver„korting van den werkdag gewenscht is en van mijn 214
„jeugd of ben ik steeds een voorvechter geweest van „kortere arbeidstijden. Daarom werk ik steeds aan de „verbetering van onze machines, opdat bij de invoe„ring van een korten werktijd, niet tevens de loonen „zullen behoeven te worden gekort.” „Voor mijzelf heb ik geen behoefte aan rijkdom. Ilc „beschouw mij zelf slechts als de beheerder van mijn „eigen vermogen. Voor mijn persoonlijke behoeften „geef ik minder uit dan velen van onze medewerkers. „leder nieuw verworven vermogen vergroot slechts „mijn plicht om het tot nut van anderen te beheeren. „Met het gewonnen kapitaal kan ik wel het levenspeil „van mijn medewerkers, maar niet dat van mijzelf „verhoogen.”
Markante uitlatingen van Dr. Jan A. Bata. „Hoe het economisch leven in de toekomst ook „mope zijn georganiseerd, steeds zal het zakenmen„schen en nimmer bureaucraten noodig hebben. Met „het begrip zakenman, bedoel ik de menschen die in „staat en bereid zijn den klant te dienen.” „Het probleem van de werkloosheid onder jonge „arbeiders is het gevolg van onjuiste inzichten van „oude ondernemers." „Laten wij achter ieder woord vooral den wil zoe„ken; den wil tot leven, den wil tot vooruitgang. Altijd „zijn er talrijke redenen aan te voeren, waarmede men „bewijzen kan dat niets kan worden uitgericht en 215
„steeds zijn er maar enkele motieven te vinden welke „aantoonen dat er toch iets zou zijn te probeeren; dat „er iets gedaan moet worden en dat juist U het is die „de poging daartoe moet ondernemen.” „Opvoeding, kennis en intelligentie alleen, geven „den mensch nog Been recht op het respect van ande„ren. De arbeid en de dienst, zij het ook nog zoo on„belangrijk, die eerlijk en op volkomen wijze tot uit„voering wordt gebracht, verzekert aan ieder individu „een plaats in de samenleving.” „Denken doet pijn, maar nog meer pijn doet het die „gedachten ook te verwezenlijken. De verwezenlijking „beteekent strijd en de meeste menschen gaan dien „strijd liever uit den weg. In deze wereld zal het ech„ter steeds noodig zijn te werken en zelfs hard te „werken. En juist zij die hun medemenschen door spe„ciale gaven, geestelijke kracht of wilskracht over„treffen, zullen op de wereld den meesten arbeid moe„ten presteeren.” „Er zijn menschen die van oordeel zijn dat het hand„werk ten onder is gegaan. Dat is niet waar. Hoe meer „de menschheid in kennis vooruit gaat, hoe veel„eischender zij ook wordt met betrekking tot de dage„lijksche behoeftenbevrediging. Hier ligt nu de bodem „van het moderne handwerk en het kleinbedrijf. Het „kost echter veel moeite dit goud uit te graven. In het „moderne handwerk moet kennis met kunst en han„digheid zijn vereenigd. Daarvoor zijn veelzijdige „menschen noodig bij wie de handen evengoed zijn „ontwikkeld als de hersenen. De handwerker aan wien 216
„de toekomst behoort, moet zijn vakman, ondernemer, „verkooper, machinespecialist, financier en kunste„naar. Zulke kennis kan men niet in een jaar opdoen. „Men zal nooit tot het doel geraken zonder diepgaan„den arbeid en zelfontwikkeling. Een crisis in de hand„werkproductie bestaat niet. Er bestaat alleen een cri„sis in de persoonlijkheid van den handwerksman „zelf en het is onze plicht die crisis met alle denkbare „middelen te bestrij den, omdat immers het handwerk „en het kleinbedrijf de practische universiteiten zijn „voor de ondernemers en voor de industrie.” „In den tijd der middeleeuwen en ook daarvoor, „was het vooral het beroep van soldaat dat den man. „in de gelegenheid stelde, zijn eigenschappen als lei„der, uitvinder, organisator en technicus, te benutten. „In den modernen tijd echter is het de taak van den „man om tegen de elementen en de natuur te vechten, „inplaats van tegen de menschen.” „Al het zware werk moet door de machine worden „verricht. De mensch mag slechts ingrijpen daar, waar „tot nog toe de machine niet kan voorzien.” „Een mensch die niet zingt, lijkt op een vogel met „afgesneden vleugels; zijn levensstijl is onvolmaakt, „zijn ontwikkeling is onmogelijk en zijn bewegings„mogelijkheden zijn beperkt; hij zit vastgekleefd aan „het aardsche en het alledaagsche.” „De man die volhoudt en wiens energie niet ver„flauwt, ook als de beteekenis van zijn werk niet wordt „erkend, moet op den duur slagen. De strijd om den 217
„klant is niet anders dan een strijd om hem beter te „kunnen bedienen dan een ander dat kan. Het is een „strijd, die zoowel voor den ondernemer als voor den „klant van nut is en die de productie zoowel als de „consumptie stimuleert.” De rede welke Jan Bata hield voor de schoolkinderen in Zlin, na de terugkeer van zijn wereldreis in 1936.
„Lieve kinderen, „Na de terugkeer van mijn groote wereldreis, zie ik „het vraagstuk van het schoolwezen in een geheel „ander licht dan waarin ik het vroeger zag. Jullie zijn „gelukkige kinderen in vergelijking met de kinderen „van andere volkeren op aarde. Ilc zag kinderen van „millioenenvolkeren, die in het geheel geen onderwijs „genoten en daardoor achterlijk en ongelukkig waren. „Zeker zou niemand van jullie willen behooren tot de „menscheneters, die hun maaltijd doen met menschen„vleesch en dan nog wel het liefst met dat van kinde„ren, omdat kinderen zich niet kunnen verweren en „naar het schijnt ook beter smaken. Waarom doen die „menschen dat? Omdat zij niet opgevoed zijn; omdat „zij niet begrijpen dat ieder mensch het recht heeft „om te leven, ook natuurlijk het kind, dat de menschen. „eter voor zijn avondmaal klaarmaakt. „Hoewel dus ieder mensch het recht heeft om te „leven en voor het leven ook geen angst moet heb„ben, moet hij toch begrijpen, dat die vrijheid den, „mensch ook plichten oplegt; de plicht namelijk zich„zelf dienstbaar te maken aan de anderen die om hem „been leven, in zijn familie, maar ook in het bedrijf, 218
„in de gemeente en in den Staat waarin hij woont. Het „moet hem duidelijk zijn, dat hij de plicht heeft, ten „behoeve van zijn eigen leven, maar ook ten behoeve „van het leven van anderen die hem beschermen, alle „goede krachten aan te wenden, welke hij in het leven „heeft meegekregen. „leder van jullie heeft nog een leven ve5r zich, ge„lukkig of ongelukkig, rijk of arm, moedig of laf, „precies zooals je jezelf daarop hebt voorbereid. Het „is niet waar dat ieders lot reeds bij zijn geboorte „bestemd is. Iedereen heeft slechts dat in zich, waar„toe hij zichzelf heeft ontwikkeld. Heeft hij zichzelf „gevormd tot een eerlijk mensch, dan zal hij ook een „eerlijk mensch zijn. Als hij lui is in de vervulling van „zijn schoolplichten, dan voedt hij zichzelf op tot een „luiaard en zal hij later in het leven ook een luiaard „blijven. Als hij meent dat het prettiger is om als een „spook de klas binnen te sluipen, dan zal hij ook later „als een spook door het leven sluipen. „Jullie moet steeds voor oogen houden het voor„beeld van Hercules, den beroemden Griek. Hij had „zich voorgenomen de sterkste man van het oude „Griekenland te worden. Daarom besloot hij zijn spie„ren zoodanig te ontwikkelen, dat hij een stier van „500 K.G. zou kunnen dragen. Hoe bereikte hij dat „doel? Hij begon met elken dag een klein kalfje gedu„rende enkele uren op zijn nek rond te dragen. Hij „deed dat eerlijk en nooit sloeg hij een dag over. En „precies zooals het kalfje opgroeide tot een stier, „groeiden ook de krachten van Hercules. Juist omdat „hij het elken dag droeg, bemerkte hij heelemaal niet „dat hij dagelijks meer en meer te dragen kreeg, maar „alle vijanden van zijn vaderland waren met angst 219
„geslagen, toen zij Hercules zagen met den stier op „zijn schouders. „Wat was dat nu bij dien Hercules; was dat een won„der? In het minst niet. Het was niet anders dan zijn „ernstige wil zichzelf op to voeden, een wil, welke „hem maakte tot een man, waarover de geschiedenis „nog duizenden jaren later spreekt. „Zoo kan ieder van ons een beroemde man of een „beroemde vrouw worden, wanneer wij maar van „onze jeugd of aan, onze plichten tegenover ons zelf „en tegenover onze omgeving met nauwgezetheid „vervullen. „Als Hercules 66n dag zou hebben verzuimd; als „hij 66n dag de plicht die hij zichzelf had opgelegd „zou hebben verwaarloosd, zou hij dan ook de be„roemde man zijn geworden, waarvan duizenden „jaren later de geschiedenis nog als een voorbeeldig „mensch spreekt? „Wat willen jullie? Willen jullie Herculessen of men„scheneters worden? Jullie omgeving hoopt op Her„culessen.” BAT'A IN CIJFERS 1 ).
Productie in paren schoenen per dag in de periode 1894-1937.
1894. 50 paren p. dag 1900. 300 n ,, 1910. 3.000 „ ,, ,, 1920. 8.000 „ i, n gi
1930. 82.000 paren p. dag 1932. 144.000 „ ,, ,, 1936. 170.000 „ ,, ii 1937. 176.000 „ III
II
1 ) De betreffende cijfers zijn door de leiding van het Bat'aconcern in Zlin verstrekt.
220
Uitgedrukt in paren schoenen per dag, is dus sedert 1894 de productie met 3.500 0/0 gestegen.
Overzicht van den omvang van het bedrijf. Bat'a exploiteert fabrieken van verschillenden aard, in verschillende deelen van Tsjecho-Slowakije en daarnaast nog in tal van andere landen, zooals uit het onderstaande overzicht blijkt: De fabrieken in Zlin produceeren: leeren- en rubberschoenen, pantoffels, autobanden, rubbervloerbedekking en andere rubberartikelen, kousen en sokken, machines en werktuigen voor eigen gebruik. De fabrieken in Bat'ov produceeren: leer, carton, papier, textielwaren, ten behoeve van de schoenproductie. De fabrieken in Trebitsch produceeren: schoenen en kousen. De fabrieken in Novy Zanky produceeren: schoenen en leder. Buiten Tsjecho-Slowakije exploiteert Bat'a nog schoenfabrieken, kousenfabrieken en rubberbandenfabrieken in Duitschland, Engeland, Frankrijk, JoegoSlavid, Polen, Zwitserland, Nederland en Britsch-Indid, terwijl in Nederlandsch-Indid een fabriek in oprichting is. In totaal werken in dienst van Bat'a ongeveer 60.000 medewerkers, waarvan 43.000 in Tsjecho-Slowakije en dus 17.000 daarbuiten. Van de 43.000 medewerkers in Tsjecho-Slowakije zijn er 29.000 in de fabrieken in Zlin en Bat'ov werk221
zaam. Verdeeld men deze 29.000 medewerkers naar ouderdom en geslacht, dan komt men tot het volgende , resultaat: Mannen onder 21 jaar Mannen boven 21 jaar Vrouwen beneden 18 jaar Vrouwen boven 18 jaar
16 52 12 20
/0 /o 0 /o 0 /o 0
0
100 0/0 Alhoewel daaromtrent geen concrete gegevens bestaan, staat het vast dat de gemiddelde ouderdom der Bat'a-medewerkers laag ligt. Voor de vrouwen is dat zonder meer begrijpelijk. Immers in de arbeidsstad Zlin leven zooveel jonge, gezonde mannen en zijn overigens de inkomensverhoudingen dermate gunstig, dat alle voorwaarden voorhanden zijn voor het tot stand komen van talrijke huwlijken op jeugdigen leeftijd. Omdat het inkomen van den echtgenoot ruimschoots voldoende is om in de gezinsbehoeften te voorzien, wordt practisch gesproken in het Bat'a-bedrijf niet door gehuwde vrouwen gewerkt. De lage gemiddelde leeftijd van de mannelijke medewerkers vindt voornamelijk verklaring in den zeer snellen uitgroei van het bedrijf gedurende de laatste zestien jaren. Zooveel als mogelijk was, heeft men getracht jonge arbeidskrachten aan te nemen, opdat nog de mogelijkheid zou bestaan de menschen in den geest van het bedrijf te vormen. Wanneer men, ziet in welk tempo het aantal medewerkers is uitgebreid, ligt het voor de hand dat de sterke toevloeiing van jeugdige krachten een belangrijken druk op den gemiddelden leeftijd moest uitoefenen. 222
Aantal medewerkers in de fabrieken in Zlin en Bat'ov van 1894-1937. 1894 50 medewerkers 1900 120 1910 1.500 1920 2.200
1930 12.300 medewerkers 1932 18.200 1936 25.500 1937 29.100
De vorenstaande cijfers, welke den groei van het bedrijf in beeld brengen, komen nog in een zeer bijzonder licht te staan, wanneer men ze beschouwt tegen den achtergrond van het verloop van de opbrengstprijzen der schoenen. Gemiddelde opbrengstprijzen van schoenen in de periode 1920-1937. 1920 1922 1923 1924 1926
220 Kc. 119 „ 99 „ 70 „ 53 „
1928 1930 1932 1934 1937
55 Kc. 50 „ 38 „ 34 „ 34 „
Uit deze opstelling blijkt dat de gemiddelde opbrengst per paar schoenen welke in 1937 bij verkoop werd verkregen, nog slechts 15 0/0 bedroeg van de gemiddelde opbrengst in 1920. En nu mope het waar zijn dat de leerprijzen sedert 1920 zijn gedaald en dat wellicht in de schoenen van thans minder leer wordt verwerkt dan in die welke twintig jaar geleden werden gedragen, maar dit alles kan niets afdoen aan het feit, dat de ineenstorting der opbrengstprijzen nimmer zou kunnen zijn opgevangen, wanneer niet door rationalisatie de middelen zouden zijn gevonden om de productiviteit van den arbeid te verveelvoudigen. 223
Ondanks de gedaalde opbrengstprijzen, heeft Bat'a sedert 1922, het aantal van zijn medewerkers in Zlin en Bat'ov alleen, weten te verveertienvoudigen. Aan al deze menschen heeft hij arbeid en inkomen verschaft en dit voortreffelijke resultaat kon alleen worden bereikt door elke vooruitgang in de techniek en in de organisatieleer ten voile te benutten. Belangrijk is verder een overzicht van het totale spaarkapitaal der Bat'a-medewerkers, dat op hun spaarrekeningen is geboekt. Saldi der spaarrekeningen in het Bat'a-bedrijf in de periode 1922-1937.
1922 . . . . 6 millioen Kc. 19 23 .... 9 1924 • • • • 12 H H 1925 • • • • 17 H H 1926 • • • • 26 H H 1927 • • • • 40 H H 1928 • • • • 53 1929 • • • • 61 H H II
II
II
II
1930 . . . . 74 millioen Kc. 1931 .... 101 1932 .... 105 1933 .... 111 „ „ 1934 .... 135 1935 .... 153 1936 .... 165 H 1937 .... 196 II
II
II
11
II
If
II
II
II
II
Daarnaast is ook het totale spaarsaldo bij de openbare spaarbanken in Zlin zeer belangrijk gestegen, zooals uit onderstaande opstelling blijkt: Saldi op spaarrekeningen bij Zliner spaarbanken.
1920 . . . . 3 millioen Kc. 1925 .... 17 1930 .... 53 1932 .... 73 224
1935 . . . . 89 millioen Kc. 1936 .... 108 H 1937 .... 115 II
II
Het prijspeil in Zlin.
De kosten van levensonderhoud in Zlin zijn tot een minimum gereduceerd. In de eerste komt dat tot uiting in het niveau der huurprijzen. In doorsnee genomen betaalt de Bat'a-medewerker niet meer dan 5 0 /0 van zijn loon aan huur voor het huis, dat hij bewoont. Hij heeft daarvoor de beschikking over een half vrijstaand huis, met tuin. Daarnaast wordt ook in andere richting een verlaging van het prijzenpeil nagestreefd. Met uitzondering van het groote warenhuis, is het geheele winkelbedrijf in Zlin in particuliere handen. Het aantal zelfstandige winkelbedrijven stijgt voortdurend in verband met den groei van de stad. Aantal handwerkbedrijven en zelfstandige winkelbedrijven in Zlin.
1894 1920 1931
69 1933 109 1935 414 1936
609 907 1.018
Het warenhuis van Bat'a heeft een belangrijke prijscontroleerende taak. Wanneer blijkt dat in Zlin eenig artikel tegen onredelijken prijs te koop wordt aangeboden, dan wordt het betreffende artikel onmiddellijk in de verkoopsorganisatie van het warenhuis opgenomen en gedwongen door de concurrentiekracht, is dan de zelfstandige winkelier al heel spoedig genoodzaakt tot een normale prijsbasis terug te keeren. Ook de kosten van ontspanning zijn in Zlin zeer laag gehouden. Bat'a exploiteert zelf enkele bioscopen, waarvan de grootste 2.500 zitplaatsen biedt. Daar 225
worden de allerbeste en de nieuwste films vertoond, welke op de filmmarkt worden aangeboden. Het programma wisselt niet, zooals wij dat gewend zijn, eens per week, maar iederen dag. De toegangsprijs bedraagt 3 Kc.; rangen zijn er niet. De andere bioscopen zijn van kleineren omvang; ook daar wisselt het programma meerdere malen per week, terwiji de eenheids-entreeprijs 1 Kc. bedraagt. De Bat'a-medewerker die ontspanning in andere richting zoekt, vindt die in het Bat'a-hotel Spolecensky Dum (letterlijk vertaald: Gezelschapshuis). Daar is 's avonds voortreffelijke muziek; er wordt gedanst; er zijn ping-pongzalen, billiardzalen en tal van andere mogelijkheden tot vermaak. De prijzen der verteringen zijn opvallend laag gehouden. Het geheele Bat'ahotel is trouwens een merkwaardige inrichting. Het is een eerste klas hotel, van modernen bouw en inrichting. Bij iedere kamer behoort een eigen badkamer; er is koud en warm stroomend water, centrale verwarming en desgewenscht bediening op de kamer, zonder prijsverhooging. De prijs voor logies is vastgesteld op 20 Kc. (f 1.20) per nacht voor een eenpersoonskamer en op 35 Kc. voor een dubbele kamer. Het zou onjuist zijn deze lage prijzen toe to schrijven aan valuta-verhoudingen, hetgeen wel het duidelijkst blijkt uit het feit, dat het hotelleven in Praag niet noemenswaard goedkooper is dan in Amsterdam. Ook het restaurant wekt door de lage prijzen de verwondering van iederen bezoeker. De prijs voor een volledigen maaltijd, bestaande uit soep, plat du jour naar keuze, toespijs en koffie, bedraagt 7 Kc. (f 0.42). In de groote restaurantafdeelingen in het warenhuis zijn de prijzen nog belangrijk lager. Hetzelfde menu kost daar 5 Kc. 226
(f 0.30), maar men kan ook eenvoudiger eten, voor prijzen varieerende tusschen 2 1/2 tot 4 Kc. Voor koffie, thee of chocolade wordt 0.50 Kc., of wel 3 cent berekend. Het allermerkwaardigste van dit alles is, dat zoowel het restaurantbedrijf, alsook het hotelbedrijf, winstgevend worden geêxploiteerd. De Directeur van het hotel is een Bat'a-medewerker en behoudens het gegarandeerde minimumsalaris dat hij ontvangt, is hij voor de verkrijging van zijn inkomen geheel op de winst van zijn bedrijf aangewezen. Wie in Zlin vertoeft en voor zakelijke doeleinden, voor plezier, of voor familiebezoek, van een vliegtuig gebruik wenscht te maken, kan ook bij Bat'a terecht. In Bat'ov, 12 K.M. buiten Zlin, is een naar de eischen des tijds aangelegd vliegveld, waar de Bat'a-luchtvloot is gestationneerd. Men ziet daar alle soorten machines, van groote Lockheed-verkeerstoestellen tot sportvliegtuigjes toe. Deze vliegtuigen worden voor zakelijke doeleinden gebruikt, maar zijn tevens voor particulieren te huur. Voor het gebruik van een Bat'avliegtaxi, wordt 1 Kc. per K.M. per beschikbare plaats berekend. Met buitengewone zorg worden de Bat'amedewerkers, die daartoe het verlangen te kennen geven, in het vliegwezen geschoold. De kosten voor de opleiding bedragen in totaal 4.000 Kc. (f 240), waarvan Bat'a de helft betaalt, zoodat dus de wederhelft door den candidaat-vlieger moet worden bekostigd. Van deze gelegenheid wordt zeer druk gebruik gemaakt. Jan Bat'a heeft reeds verscheidene wereldreizen in eigen Bat'a-vliegtuigen volbracht. Hij is zelf actief piloot, zooals ook Thomas Bat'a was. 227
H O O F D S T U K
XIII
CONCLUSIE.
Voor critiek is Bat'a niet gespaard gebleven en dat is volkomen begrijpelijk wanneer men bedenkt dat het juist de hoogste boomen zijn, die den meesten wind hebben te vangen. Het recept voor de samenstelling van zulke afbrekende critiek is overigens ook zoo eenvoudig. Men zoekt een filiaalhouder, of welken anderen medewerker dan ook, die ontslagen is, of wel zelf ontslag genomen heeft en men vraagt hem zijn visie op het probleem uiteen te zetten. Hij zal misschien terecht, maar wellicht ook geheel ten onrechte, klagen over de behandeling welke hem is aangedaan, of over ervaringen, welke hij in dienst van Bat'a heeft opgedaan. De bedoelde klacht zal meer of minder principieel zijn, maar zelfs wanneer uit zijn verhaal de conclusie zou zijn te trekken, dat het gelijk geheel aan zijn zijde staat, dan nog heeft men zich of te vragen, welke waarde mag worden toegekend aan de bezwaren van dezen enkeling, bezwaren die staan tegenover het enthousiasme en de toewijding, waarmede tienduizenden hun werk in het Bat'a-bedrijf verrichten. De duitsche professor K. W. Hennig heeft aan de hand van eigen onderzoek kunnen vaststellen, dat onder de medewerkers in Zlin en Bat'ov werkzaam, de arbeidswisseling (labour turnover) slechts 6 0/0 per jaar bedraagt, wanneer men althans den uitval door dood, ziekte en militaire dienstplicht, buiten beschou228
wing laat. Voor een omvangrijk bedrijf als dat van Bat'a, waarin men bovendien nog werkt met menschen van de meest uiteenloopende nationaliteiten, is dit percentage ongetwijfeld zeer laag te noemen. En is nu een dergelijk cijfer niet een betere maatstaf voor de beoordeeling van de merites en de fouten van het stelsel, dan de klacht van den enkeling, hoe fel ook gesteld? Hoe groot is niet de kans, dat de klager, juist door zijn verontwaardiging, de objectiviteit in zijn beoordeeling is kwijtgeraakt en dientengevolge, ook al is hij volkomen te goeder trouw, de feiten welke hem hinderen, eenzijdig is gaan belichten. Maar zelfs in het geval dat hij volop gelijk heeft, dat werkelijk onomstootelijk zou blijken, dat de groote machine in eenig onderdeel heeft gehaperd, waardoor de klager in zijn rechtmatige belangen is geschaad, dan nog is het fout, en in hooge mate onbillijk, op dien simpelen grond, het Bat'a-stelsel, het monumentale werk der beide Bat'a's, te veroordeelen. De 60.000 medewerkers, die Bat'a over de geheele wereld heeft tewerk gesteld zijn normale menschen, met goede eigenschappen, maar evenzeer met menschelijke karakterfouten en daarom is het ook volkomen begrijpelijk, dat niet alle beslissingen, welke dagelijks door de duizenden chefs en onder-chefs worden genomen, feilloos kunnen zijn. Natuurlijk worden ook bij Bat'a fouten gemaakt en hoezeer dit ook moge zijn te betreuren voor hem die daardoor wordt gedupeerd, nooit is uit zulke feiten materiaal te putten, waaruit deugdelijke critiek tegen het stelsel kan worden opgebouwd. Waar het op aankomt is dit. Bat'a heeft een stelsel gevonden en toegepast, dat naar de ervaring leert, 229
economisch nuttig en doelmatig is gebleken. In fel bewogen tijden, waarin door de crisisstormen talrijke groote bedrijven van gevestigde reputatie ten val werden gebracht en andere voor schier onoverkomelijke moeilijkheden werden gesteld, wist Bat'a zijn bedrijf voortdurend uit te breiden en zijn winstcapaciteit regelmatig te vergrooten. Alom steep de werkloosheid, maar Bat'a wist werkgelegenheid te scheppen; in de crisisjaren 1930-1937 vermeerderde het aantal medewerkers, in Zlin en Bat'ov alleen reeds van 12.300 tot 29.100. Om deze menschen arbeidsgelegenheid te kunnen bieden, waren fabrieksgebouwen en machines noodig, moesten materialen worden geleverd en woonhuizen worden gebouwd, waardoor ook indirect weer talrijke werkloozen in het productieproces konden worden ingeschakeld. Dat is een economische prestatie, welke juist in dezen naargeestigen tijd tot groote dankbaarheid moet stemmen, een prestatie, waaraan geen afbreuk kan worden gedaan door al dan niet gemotiveerde klachten van enkele ontevredenen. Maar Bat'a deed meer, want meer nog dan in economische richting, moet men zijn groote verdienste zoeken op sociaal terrein. Door zijn bijzondere werkmethode en zijn typische arbeidsbelooning, is hij erin geslaagd in zijn bedrijf de sociale vrede te herstellen en heeft hij het bewijs geleverd dat de controverse tusschen de belangen van den arbeid en die van het kapitaal slechts op een fictie berust. Hij heeft huiselijk geluk gebracht in de gezinnen van duizenden, doordat hij de menschen heeft weten te bevrijden van de beklemmende zorgen van alien dag. Door een voorbeeldige gezondheidscontroie heeft hij de ziekte in tal van gevallen weten te verhoeden, waardoor aan on230
telbaar velen, onzegbaar leed bespaard is gebleven. En ten slotte heeft hij zijn zorgen ook uitgebreid over de jeugd, die hij het hoogste heeft gegeven, wat haar te geven was en wel de kans in dit leven te slagen. Wanneer men zich dit alles realiseert, dan mag men zich verbazen over de vrijmoedigheid, waarmede enkele critici moeten zijn vervuld geweest, toen zij op grond van individueele klachten welke te hunner kennis werden gebracht, meenden een vernietigend oordeel over Bat'a te moeten uitspreken. In Zlin is een machtige prestatie geleverd en aan de geheele wereld een prachtig voorbeeld van menschelijk vernuft en menschelijke opofferingsgezindheid gesteld. Wie in de gelegenheid is de daar bereikte resultaten met eigen oogen te aanschouwen, zal tot het besef geraken, dat een boek over Bat'a nooit meer zijn kan dan een zwakke weerspiegeling van de werkelijkheid.
Voorburg, April 1939.
231
N
H
0
U
Inleiding Hoof dstuk I. Bat'a en de Bat'a-geest Hoof dstuk II. Bat'a en het kapitalisme
D Blz. 5 8
25
Hoof dstuk III. Hoe het Bat'a-bedrijf gegroeid is 37 Hoofdstuk IV. De structuur van het Bat'a-organisatie stelsel 49 Hoofdstuk V. Nadere bijzonderheden omtrent het loonstelsel bij Bat'a 76 Hoof dstuk VI. Gezondheidswezen in Zlin
96
Hoofdstuk VII. Onderwijs en opvoeding in Zlin 115 Hoofdstuk VIII. Toepasselijkheid van het Bat'astelsel in andere bedrijven 134 Hoof dstuk IX. Sweating
168
Hoof dstuk X. Bat'a en de werkloosheid
185
Hoofdstuk XI. De buitenlandsche Bat'a-bedrijven 201 Hoofdstuk XII. Bat'a-Varia
207
Hoof dstuk XIII. Conclusie
228
232