Stedelijke ontwikkeling juni 2007
(036) 548 48 84
Hebt u vragen?
[email protected]
Wilt u reageren?
wanneer welstand?
Welstandsnota waarom welstand?
Almere waar geldt wat?
Meer informatie?
www.almere.nl
Inhoud
Samenvatting
2
6
Reclame
23
A B C
Inleiding Ruimtelijk kwaliteitsbeleid Bestuurlijke en juridische aspecten
3 4 6
7
De genres
27
1 Procedurele kaders 2 Flexibiliteit 3 Excessenregeling 4 Procedure tot vaststelling en wijziging
6 6 6 7
1
De welstandstoetsing in Almere
8
2
Routeplanner verbouwactiviteit
9
1 Woning vrijstaand individueel 2 Woning vrijstaand herhaling 3 Rijwoning individueel 4 Rijwoning herhaling 5 Woongebouw 6 Kantoorgebouw 7 Bedrijfsgebouw 8 Woon/werkgebouw 9 Voorziening 10 Overige gebouwen/bouwwerken, standplaatsen
27 28 29 31 34 35 37 39 40 43
3
Van kenmerken naar waarden en niveaus
10
8
De gebiedsgerichte criteria
45
1 Van vrij tot uitgebreid 2 Kenmerken 3 Waarden 4 Niveaus van welstand
10 10 10 10
1 De basis plus gebieden 2 De gebieden met een uitgebreide toets
45 56
Algemene welstandscriteria
61
Vier typen welstandscriteria
16
9
Termen en begrippen
62
Loketcriteria kleine bouw
17
Colofon
66
4 5
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Samenvatting
Aanleiding
Voor u ligt de tweede herziene welstandsnota van de gemeente Almere. De totstandkoming van de welstandsnota is het gevolg van de Woningwet. De wet bepaalt dat het gemeentelijk welstandsbeleid moet worden neergelegd in een welstandsnota, die door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De welstandsnota moet de criteria bevatten waarmee bouwplannen worden getoetst aan ‘redelijke eisen van welstand’. Daardoor kunnen planindieners -burgers, ondernemers, professionele opdrachtgevers en ontwerpers- vooraf inzicht krijgen in de welstandscriteria waarop het plan getoetst wordt. Deze eerste integrale herziening 2007 biedt in het bestaand stedelijk gebied en in de ontwikkelingsgebieden burgers en ondernemers meer individuele mogelijkheden bij bouw en verbouw zonder dat gebieden welstandsvrij worden gemaakt. Welstandsniveaus en welstandscriteria
Bij het formuleren van het welstandsbeleid is getracht een zo inzichtelijk mogelijke opbouw te hanteren bij dit nu eenmaal ingewikkelde onderwerp. In eerste instantie is het (gebiedsgerichte) beleid gebaseerd op het vastgestelde Structuurplan Almere 2010. Bij het vervaardigen van de kaarten behorend bij het welstandsbeleid, te weten de kenmerkenkaart, de waardenkaart en de welstandsniveaukaart, heeft de structuurplankaart als onderlegger gediend. De welstandsniveaukaart geeft aan voor welk gebied in Almere welk welstandsregime geldt en dus welke vorm van toetsing van toepassing is: 1. De basistoets, voor circa 80% van het gemeentelijk grondgebied met de voor Almere kenmerkende basiskwaliteit van bebouwing, openbare ruimte en buitengebieden; 2. De basis plus toets, een specifieke toets met extra criteria vanwege bijzondere ruimtelijke kenmerken, kwaliteit of ambitie. De basis plus toets geldt voor gebieden als bijvoorbeeld Regenboogbuurt, bijzondere elementen zoals de Kemphaan, de zones langs de hoofdinfrastructuur en de dijken als de randen van de polder. Tevens zijn in deze categorie ingedeeld ontwikkelingsgebieden; 3. De uitgebreide welstandstoets, voor de meest openbare delen van de stad, waar een hoog kwaliteits- en ambitieniveau geldt: het Stadscentrum en de stadsdeelcentra.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Vervolgens is getracht om bewoners en ondernemers in Almere zo snel en eenvoudig mogelijk te kunnen laten bepalen in welk type bebouwing of omgeving zij gevestigd (willen) zijn, welke (ver)bouwplannen ze hebben en welke regels en toetsingscriteria voor welstand daarbij gelden (het objectgericht beleid). Er zijn vier typen van toetsingscriteria opgenomen: 1. De loketcriteria voor bouwplannen die vallen onder de lichte bouwvergunningsprocedure. Met relatief eenvoudige richtlijnen voor plaatsing, maten en uitvoering kunnen de plannen door een ambtenaar worden getoetst; 2. De genrecriteria voor verbouw- of nieuwbouwplannen die vallen onder de reguliere bouwvergunningsprocedure. Deze genrecriteria zijn gebaseerd op de typering van de gebouwen of gebouwenreeksen en ze bevatten criteria voor de relatie tussen gebouw en omgeving en aanduidingen voor vormgeving, kleur, en/of materiaal; 3. De gebiedsspecifieke criteria voor op de welstandsniveaukaart aangewezen gebieden als de centra van Almere, de zones langs de hoofdinfrastructuur en de bijzondere elementen; 4. De algemene welstandscriteria, in oorsprong opgesteld door de Rijksbouwmeester in 1985 en gericht op het vakmanschap van het architectonisch ontwerp. Voorts zijn de reclamecriteria opgenomen voor de welstandstoetsing van reclame-uitingen die vallen onder enige bouwvergunningsprocedure.
Inleiding
Bij welstand gaat het om de beoordeling van verschillende aspecten van een ontwerp. Van meet af aan is de overtuiging geweest dat deze beoordeling het best tot zijn recht komt op basis van een advies van een commissie van onafhankelijk deskundigen, de zgn. welstandscommissie. Ook in Almere functioneert zo’n commissie, die vanaf de allereerste bouwinitiatieven het bestuur adviseert over de vraag of een bouwaanvraag voldoet aan “redelijke eisen van welstand”. In juni 2004 heeft de gemeenteraad voor het eerst de welstandsnota vastgesteld en daarmee voldaan aan artikel 12A van de Woningwet, dat bepaalt dat de welstandsbeoordeling alleen nog maar kan worden gebaseerd op welstandscriteria die door de gemeenteraad in een welstandsnota zijn vastgesteld. De Welstandsnota Almere heeft als doel het vooraf duidelijk maken van de geldende welstandscriteria aan de burger, professionele opdrachtgevers en ontwerpers. De achtergrond ligt in het objectiever, meer voorspelbaar en transparant maken van de welstandsbeoordeling. Het realiseren van deze doelstelling gebeurt door in de welstandsnota welstandscriteria te expliciteren en te concretiseren, zodat die voorafgaand aan de aanvraag van een bouwvergunning bekend zijn. Bij de tweede herziening ( tevens eerste integrale herziening) is de opbouw van de welstandsnota met “genres”in stand gehouden. De nota is vereenvoudigd en aangevuld op diverse onderdelen. De eerste partiele herziening met betrekking tot de gebieden “prijsvraaggebied de Eenvoud”, gebied “Particulier Opdracht geverschap Noorderplassen”en “Europakwartier” is opgenomen in deze integrale herziening. De loketcriteria zijn uitgebreid en criteria voor nieuwe ontwikkelingsgebieden zijn toegevoegd. Toelichtende teksten vooraf aan de criteria zijn ingekort. Daarmee is de eerste integraal herziene welstandsnota actueel, bondig en duidelijk.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Ruimtelijk kwaliteitsbeleid
Het welstandstoezicht is een belangrijk instrument in het kader van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Daarom wordt in dit hoofdstuk op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze in Almere ruimtelijk kwaliteitsbeleid wordt gevoerd en welke samenhang er bestaat met het welstandsbeleid. Structuurplan en Structuurvisie
De hoofdlijnen voor het ruimtelijke beleid voor Almere voor de periode tot 2010 zijn geformuleerd in het Structuurplan Almere 2010. Centraal staat de afronding van de oorspronkelijke opgave van Almere: het bouwen van een volwaardige stad met zo’n 250.000 inwoners. In 2006 is gestart met een nieuwe Structuurvisie waarin de verdere mogelijke ontwikkeling van Almere met een verdubbeling van het inwoneraantal zal worden vastgelegd. Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Welstandscommissie en voorbereiding ruimtelijke plannen
Volgens planning van het ministerie van VROM zal de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 januari 2008 in werking treden. Met de nieuwe Wro verdwijnt het structuurplan. Daarvoor in de plaats moet de gemeente een of meer structuurvisies maken. Het bestemmingsplan krijgt een meer centrale rol. Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is de enige bindende juridische regeling tussen de gemeente en de burger / gebruiker voor wat betreft grondgebruik, bouwen en ruimtegebruik. Het is mogelijk in een bestemmingsplan regels of richtlijnen voor een bepaalde stedenbouwkundige opzet op te nemen. Bestemmingsplannen regelen onder meer de functie en het ruimtebeslag (bouwhoogtes, volumes, bouwvlakken) van bouwwerken. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van bestemmingsplannen en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Wat door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, kan niet door welstandscriteria worden tegen gehouden.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
Beeldkwaliteitplan
Het beeldkwaliteitplan geeft in woord en beeld en voor verschillende schaal niveaus de uitgangspunten aan voor het te ontwikkelen stedenbouwkundige en architectonische ontwerp. In deze welstandsnota staan de gebiedsgerichte criteria die van de vastgestelde Almeerse beeldkwaliteitplannen voor nieuwe gebieden zijn afgeleid. Bij de uitleg van de criteria kan het betreffende beeldkwaliteitplan met de daarin opgenomen referentiebeelden als leidraad dienen. Indien het beeldkwaliteitplan qua inhoud aan de in de woningwet gestelde eisen voldoet, het plan door de gemeenteraad wordt vastgesteld en ten aanzien van de vaststelling inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening wordt verleend dan geldt dit plan als deel van de welstandsnota.
T
A
A
L
M
E
R
E
Het proces waarin een ontwikkelingsplan en een bestemmingsplan tot stand komt is vrij complex. Voorafgaand kunnen structuurplannen worden gemaakt, vaak worden stedenbouwkundige visies en schetsen gemaakt en altijd vindt er op diverse niveaus bestuurlijk overleg en besluitvorming plaats. Bij de voor bereiding van plannen op het gebied van ruimtelijke ordening en ruimtelijke kwaliteit van gebouwde omgeving en openbare ruimte kan de welstandscommissie om advies gevraagd worden. Bij ontwikkelingsplannen en bij de voor bereiding van andere (stedenbouwkundige) plansoorten is het gebruikelijk de commissie te informeren.
B
R
U
W
I
E
M
L
T
S
E
T
L
A
I
J
K
N
D
S
K
N
O
W
A
T
A
L
I
T
E
I
A
L
M
E
T
S
R
B
E
E
L
E
I
D
Bestuurlijke en juridische aspecten
C.1. Procedurele kaders welstandsbeleid en –commissie
De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van bouwvergunningen ligt bij B&W. Het niet voldoen aan redelijke eisen van welstand is een zelfstandige weigeringgrond voor een bouwvergunning. B&W hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. Bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning baseren B&W hun besluit, voorzover dit betrekking heeft op welstand, op het advies van de welstandscommissie. In de Bouwverordening 1) van de gemeente Almere zijn voorschriften omtrent het functioneren van de welstandscommissie opgenomen. Deze betreffen onder meer: • Over welke plannen de commissie adviseert; • Samenstelling van de commissie; • Benoeming en zittingsduur van de leden; • Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting; • Vorm van het welstandsadvies. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het welstandsbeleid ligt bij B&W, omdat deze verantwoordelijkheid is gekoppeld aan de bevoegdheid tot afgifte van bouwvergunningen. B&W zijn niet verplicht een bouwvergunning te weigeren bij een negatief welstandsadvies, dus als een bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Volgens de Woningwet bestaat deze mogelijkheid indien B&W van oordeel zijn dat er andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard, om de vergunning toch te verlenen. Deze afwijking moet in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning worden gemotiveerd. (zie art. 44, lid 1 Woningwet in samenhang met AWB art. 4.84). C.2. Flexibiliteit
Het primaire doel van de welstandsnota is zo concreet mogelijk van tevoren duidelijk te maken welke criteria bij het welstandstoezicht een rol spelen. Deze vastlegging vooraf houdt het gevaar in dat verstarring optreedt en dat nieuwe
1) D e nieuwe Bouwverordening voldoet aan art. 8 lid 6 Woningwet waarin staat dat de bouwverordening voorschriften moet bevatten omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
ontwikkelingen niet tot stand kunnen komen. Er kunnen zich uitzonderlijke situaties voordoen waarbij een bouwplan niet kan voldoen aan de object- of gebiedsgerichte criteria maar wel mogelijk aan redelijke eisen van welstand. In de praktijk betekent dit dat bij uitzondering het betreffende bouwplan op grond van de algemene criteria (hoofdstuk 9) door de welstandscommissie kan worden beoordeeld. C.3. Excessenregeling
Volgens artikel 19 van de Woningwet kunnen B&W de eigenaar van een bouwwerk dat “in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand” aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Dit geldt voor alle bestaande gebouwen en bouwwerken, ook alle bestaande gebouwen en bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd. Bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand is sprake van een exces: een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. De criteria ter beoordeling van een exces zijn: • Het bouwwerk (of deel daarvan) sluit zich visueel geheel of grotendeels af voor zijn omgeving; •
rchitectonische kenmerken en/of herkenbaarheid van het bouwwerk of A bouwwerken worden ontkend of vernietigd;
•
rmoedig materiaalgebruik, of toepassing van materiaal dat, ofschoon niet A armoedig van aard, zich in een zodanige staat bevindt, of waarvan delen ontbreken,dat de visuele kwaliteit van het bouwwerk wordt verstoord;
•
oepassing van materialen voor een doel waarvoor ze naar hun aard of op T grond van de wijze waarop ze zijn geconstrueerd niet zijn bestemd;
•
oepassing van kleuren welke geheel van de omgeving afwijken of op een T wijze waardoor het bouwwerk teveel van de omgeving gaat afwijken.
C
B
E
S
T
U
U
R
L
I
J
K
E
W
E
L
E
N
T
A
J
U
R
I
D
I
S
C
H
E
A
S
P
E
C
T
De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. De regeling gaat niet alleen over de voorkant van bouwwerken, maar ook over de achterkant. In welstandsvrije gebieden is de excessenregeling het enige instrument om bouwwerken die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving te laten aanpassen. C.4. Procedure tot vaststelling en wijziging
Conform het gestelde in de Woningwet wordt de welstandsnota door het gemeentebestuur vastgesteld nadat de inspraakprocedure is doorlopen en de zienswijzen zijn verwerkt. Deze procedure geldt ook voor herziening van de Welstandsnota. De oorspronkelijke nota Welstand werd op 17 juni 2004 door de Gemeenteraad vastgesteld, de eerste partiele herziening op 20 april 2006. Deze partiele herziening had betrekking op prijsvraaggebied de Eenvoud, gebied particulier opdrachtgeverschap Noorderplassen-West en het Europakwartier.
S
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
E
N
De welstandstoetsing in Almere
Waarom welstand
Toetsing objectgericht en gebiedsgericht
Voor het bestaansrecht van het welstandstoezicht zijn drie belangrijke redenen: • H et streven naar ruimtelijke kwaliteit (aantrekkelijk uiterlijk woonen werkomgeving). Voor gemeenten is het welstandstoezicht een belangrijk instrument om samenhang in architectuur en stedenbouw tot stand te brengen. Het welstandstoezicht biedt immers een mogelijkheid om kwaliteitseisen aan het uiterlijk van bouwwerken te stellen. Met andere woorden: bouwwerken moeten aan ‘redelijke eisen van welstand’ voldoen. Het welstandsbeleid is er niet op gericht de architectonische kwaliteit van elk gebouw of bouwwerk te verheffen of te bewaken. In die zin komt het niet in de plaats van architectuurbeleid; • Samenhang met investeringen. Welstandstoezicht kan een rol van betekenis spelen bij de realisering van investeringen zowel door particulieren als ondernemers. Deze vinden vaak alleen plaats als vanuit de overheid waarborgen kunnen worden gegeven ten aanzien van de kwaliteit van de openbare ruimte en gebouwen in de directe nabijheid van een investeringslocatie; • D e kwaliteit van de gebouwde omgeving wordt een maatschappelijk steeds belangrijker doelstelling. Bouwinitiatieven kunnen tot grote emoties leiden omdat het aanzien van een straat, wijk of gemeente in het geding is. Het belang van de een - hetzij burger, buurman of ondernemer- kan daarbij het belang van de ander schaden. Via welstandstoezicht wordt een kader geschapen voor de regulering van eventuele conflicten over bouwinitiatieven.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
De Woningwet bepaalt dat de gemeente welstandscriteria moet vaststellen waarmee bouwplannen beoordeeld kunnen worden. Deze bepaling dwingt tot nadenken over de vraag welke regels er moeten gelden voor verschillende delen van het gemeentelijk grondgebied. In het ene gebied, bijvoorbeeld een woonwijk, moeten gebouwen aan andere criteria getoetst worden dan in het andere, bijvoorbeeld een bedrijventerrein. Met andere woorden, het gaat bij welstand om toetsing op zich en toetsing in relatie met de omgeving. Toetst aan “genres”
Om de context in beeld te brengen is niet uitgegaan van een gedetailleerde gebiedsindeling zoals toegepast in de meeste welstandsnota’s in het land. Daarvoor onderscheiden zich in het uitgestrekte Almeerse woonlandschap te weinig duidelijk herkenbare en onderling verschillende gebieden. In plaats van een gedetailleerde gebiedsindeling is daarom gekozen voor een indeling in genres: soorten of typen woon- en/of werkgebouwen. Particulier opdrachtgeverschap
In deze integrale herziene welstandsnota is het “particulier opdrachtgeverschap” geregeld via gebiedsgerichte criteria. Per locatie is aangegeven welke eisen gelden voor de woning. Zie hiervoor de gebiedsgerichte criteria in hoofdstuk 8.
De routeplanner bij verbouwactiviteit
In 30 jaar is in Almere een grote hoeveelheid woningen, bedrijven en voorzieningen gebouwd. Na de oplevering wordt niet alleen onderhoud gepleegd, maar ook kan een proces van uitbreiding en verbouw op gang komen. Uit het type vergunningsplicht volgt welke welstandscriteria voor de toetsing van een bouwplan van toepassing zijn. Het is daarom steeds van belang aan het begin van
elke planvorming voor een bouwwerk na te gaan welk vergunningsregime van toepassing is. In de volgende paragrafen wordt hierop ingegaan. Daarna komt de vraag aan de orde welk welstandsniveau hoort bij het deel van de stad waar het voorgenomen bouwwerk –indien vergunningplichtig- zich bevindt.
Routeplanner Bouwactiviteit voldoet aan voorwaarden vergunningvrij bouwen Zie Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken
Ja
Nee
Geen preventieve Welstandstoets Wel excessenregeling zie C3 Voldoet aan voorwaarden lichte bouwvergunning
Ja
Nee Regulier vergunningplichtig Advies welstandscommissie op basis van Genrecriteria hoofdstuk 7 Gebiedscriteria hoofdstuk 8 Algemene Criteria hoofdstuk 9
Toets aan loketcriteria. Hoofdstuk 5
Ja
Ambtshalve afhandeling
Nee
Aanpassen aan loketcriteria of toetsing door de welstandscommissie aan de algemene criteria Hoofdstuk 9 voor uitzonderingen
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Van kenmerken naar waarden en niveaus
1. Van vrij tot uitgebreid
Het welstandsniveau geeft aan of en hoe streng getoetst zal worden. De welstandstoets vindt plaats op vier niveaus: van welstandsvrij (uitgesloten van de welstandstoets), via ‘basis / basis plus’ oplopend tot ‘uitgebreid’. De kwaliteit en de ambities per gebied zijn verwoord in het ruimtelijk beleid van Almere. Vervolgens is op basis hiervan via een “kenmerkenkaart” en een “waardenkaart” een kaart met de niveaus van welstand opgesteld. Hierbij is de systematiek gehanteerd van 'Naar een gemeentelijke welstandsnota. Werkdocument met model en toelichting’ (2000 VNG, Federatie Welstand en Rijksbouwmeester). 2. Kenmerken
De Kenmerkenkaart is gebaseerd op de plankaart van het Structuurplan Almere 2010. De legenda van de plankaart is geabstraheerd ten behoeve van de welstandsnota. 3. Waarden
Het grootste deel van de bestaande stad bestaat uit woon- en groengebieden met een goede, vrij gelijkmatige kwaliteit (basiskwaliteit). In een beperkt aantal gebieden is van hier bovenuit stijgende waarden sprake. Deze worden bepaald door: • De openbaarheid; d.w.z. gebieden, bezocht of bekeken door een groot aantal personen; • De cultuurhistorische betekenis; d.w.z. gebieden, die in de (korte) ontwikkelingsgeschiedenis van Almere een volwaardige plaats op de "mental map" hebben afgedwongen; • De architectonische en/of stedenbouwkundige betekenis; d.w.z. gebieden die een prominente plek innemen op de architectuurkaart van Nederland; • De landschappelijke betekenis; d.w.z. gebieden, die in het landschap van de IJsselmeerpolders gezichtsbepalend zijn.
10
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Op grond van deze aspecten kan aan de volgende gebieden een bijzondere waarde worden toegekend: Waardebepalend aspect Openbaarheid Cultuur- Architectuur historie en stedenbouw Waardevolle gebieden/ zones: Stads(deel)centrum X X X Hoofdinfrastructuur X Bebouwingsrand A6 X Polderrand Fantasie en Realiteit X X De Kemphaan X Blocq van Kuffeler X Het Kasteel X X Regenboogbuurt X Seizoenenbuurt X Expogebieden X
Landschap
X X X
4. Niveaus van welstand
Naast de aangegeven waarden is de stedelijke strategie voor bepaalde gebieden van belang voor het welstandsbeleid. Het betreft de gebieden die volgens het bestaande beleid in de ontwikkeling van de stad een bijzondere rol spelen: het stadscentrum, de stadsdeelcentra, de hoofdinfrastructuur, de bebouwingsrand A6 en de polderrand. De score op ‘waardebepalend aspect’ geeft nu in combinatie met de vastgestelde strategie globaal het welstandsniveau aan. Het stadshart en de stadsdeelcentra zijn om meerdere redenen van bijzondere betekenis voor de stad als geheel. De vele bezoekers, het belang als ontmoetingsplek, de soms bijzondere architectuur, de permanente dynamiek en de strate gische betekenis van deze gebieden voor de stad als geheel zorgen er voor dat de stads(deel)centra in het hoogste welstandsniveau vallen.
3
V
A
N
K
E
N
M
E
R
K
E
W
N
E
N
L
S
A
T
A
R
A
N
W
D
S
A
N
A
R
O
T
D
A
E
N
A
E
L
M
N
E
N
R
I
E
V
E
A
11
U
S
3
V
A
12
N
K
E
N
M
W
E
L
S
E
T
R
A
K
N
E
D
N
S
N
N
A
O
T
A
A
R
W
A
L
A
M
A
E
R
R
D
E
E
N
E
N
N
I
V
E
A
U
S
3
De overig genoemde gebieden, plekken, zones of randen scoren op een of enkele waardebepalende aspecten. De bestaande situatie is daarbij veelal maatgevend bij nieuwe ontwikkeling, soms ligt er een kwaliteitsambitie vanuit het ruimtelijk beleid. Dat is ook het geval bij de nieuwe ontwikkelingsgebieden als Stichtse Kant, Overgooi enz. Het welstandsniveau hoeft hier niet het hoogste te zijn, maar bijzondere aandacht is nodig. Het niveau is daarom basis plus. De overige woon- en werkgebieden in de stad zijn van basiskwaliteit en scoren niet onderscheidend op de waardebepalende aspecten. De welstandstoets is hier gericht op het bewaken van de basiskwaliteit. Voor het te voeren welstandsbeleid is gekozen voor een indeling in vier niveaus: welstandsvrij, basis toets,basis plus toets en de uitgebreide toets. Welstandsniveau: Waarom: Welstandsvrij Ontbreken van specifieke waarden Individuele vrijheid en/of functionaliteit en/of experimenteel karakter dominant
Welke gebieden/objecten: Glastuinbouwgebied, Gordingweg, standplaatsen woonwagens, woonboten, Paradijsvogelweg/ Prieelvogelweg, semi-permanente bouwwerken voor jongerenhuisvesting en onderwijs Prijsvraaggebied de Eenvoud
Basis toets
Basiskwaliteit 80% van Almere
Basis plus toets
Eén/twee aspecten bovenop basiskwaliteit Bestaande situatie maatgevend Stedelijke ambitie
Bijzondere elementen, zones van infrastructuur, bijzondere wijken, etc Merendeel ontwikkelingsgebieden
Uitgebreid
Meerdere waardevolle aspecten Permanente dynamiek Hoge stedelijke ambitie
Centra
V
A
N
K
E
N
M
E
R
K
E
N
N
A
A
R
W
A
A
R
D
E
N
E
N
N
I
V
E
A
U
S
Welstandsvrij Almere kiest in beperkte mate voor welstandsvrije gebieden en objecten. In de eerste plaats zijn er typen bouwwerken en gebieden die vanwege een mate van “ongevoeligheid” daarvoor geschikt lijken zoals het glastuinbouwgebied, de Gordingweg, de Paradijsvogelweg / Prieelvogelweg en de ontwikkelingen naast de woonboten en op standplaatsen. Aan de andere kant past een bouwexperiment bij Almere en daarom wordt in dit kader prijsvraaggebied de Eenvoud welstandsvrij. Het glastuinbouwgebied is een bestaand en geïsoleerd liggend gebied waar de functionaliteit dominant is. Hier bepalen de grote kassen met hun techniek de sfeer. Bij elk kassencomplex staat een in verhouding kleine vrijstaande woning. Er is gekozen om het gehele gebied (in plaats van objecten) aan te wijzen als welstandsvrij. De vrijheid om bijgebouwen en technische toevoegingen met een eigen karakter te plaatsen, zonder dat toetsing op zichzelf of in relatie tot de omgeving gebeurt, zal daardoor toenemen. Het is mogelijk dat reclames op de gevels van de kassen verschijnen. Almere stelt vanuit praktische en maatschappelijke overwegingen hoge eisen aan flexibiliteit. Een middel om de flexibiliteit te vergroten is het bouwen van semi-permanente gebouwen. Daaronder vallen niet de tijdelijke bouwwerken met een levensduur van maximaal 5 jaar, zoals genoemd in de Woningwet, maar wel bouwwerken die vanuit een maatschappelijk belang een tijdelijke functie vervullen die in beginsel langer dan 5 jaar duurt. Door het welstandsvrij maken van deze bouwwerken valt de welstandstoets weg. Een bouwwerk met een tijdelijk karakter kan nu verschijnen in een bestaande woonwijk, een groenzone of een ontwikkelingsgebied. De verwachting is dat de visuele kwaliteit en het tijdelijke karakter van deze gering in aantal zijnde bouwwerken algemeen aanvaardbaar worden in een groeigemeente. Daarnaast zijn de locatiekeuze en de terreininrichting belangrijke middelen waarmee mogelijke negatieve consequenties voor de omgeving wegvallen of zo beperkt dat zij niet opwegen tegen de maatschappelijke belangen.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
13
3
V
A
N
K
E
N
M
E
R
K
E
N
N
A
A
R
W
A
A
R
D
E
N
E
N
N
I
V
E
Samengevat, welstandsvrij zijn: • De Gordingweg in het bedrijventerrein De Vaart; • Het glastuinbouwgebied De Vaart (incl. woningen); • De Paradijsvogelweg / Prieelvogelweg; • De bijgebouwen bij woonboten in de Lange Wetering; • De bijgebouwen bij woonwagenstandplaatsen; • Semi-permanente gebouwen voor onderwijs en jongerenhuisvesting; • Prijsvraaggebied de Eenvoud; • Alle bouwvergunningvrije bouwwerken. Basis toets en basis plus toetst De basis toets geldt voor het grootste deel van het grondgebied van Almere, namelijk in de gebieden die gekenmerkt worden door de aanwezige, vrij hoge basiskwaliteit, maar waar onderscheidende waarden in monumentaal, (landschaps-) architectonisch of stedenbouwkundig opzicht ontbreken. Het betreft bijna alle woon-, werk- en groengebieden van de stad. De verwachting bestaat dat de relatief liberale basis toets een zodanige vrijheid schept dat Almere meer spannend en verrassend en meerlagig wordt.
14
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
A
U
S
Hierbij hoort de kanttekening dat de experimenteel opgezette expogebieden (Muziekwijk, Filmwijk, Eilandenbuurt) zijn “opgelost” in de omringende suburbane wijken. Wat in aanvang gedurfd was, raakte door het veelvuldig overnemen in de omgeving al snel ingeburgerd. Er is daarom geen reden deze gebieden in het welstandsbeleid nu aan een zwaardere toets te onderwerpen. Gebieden, randen en zones die scoren op een of enkele waardebepalende aspecten en waar consolidatie van de bestaande situatie maatgevend is en/of waarvoor een zekere ambitie bestaat, krijgen de basis plus toets. Het gaat om: • Bijzondere elementen (bijvoorbeeld de Kemphaan); • Bebouwingsranden A6, zones van hoofdinfrastructuur en de Polderrand; • Themawijken (bijvoorbeeld de Regenboogbuurt); • De Ontwikkelingsgebieden. Uitgebreide toets Een uitgebreide toets tenslotte krijgen gebieden die scoren op meerdere waardebepalende aspecten, op strategie en waar de dynamiek (op gebouwniveau) hoog is. Deze toets geldt alleen voor de verblijfs- en representatieve gebieden in de stad: het Stadshart en de stadsdeelcentra.
3
V
A
N
K
E
N
M
E
R
K
E
W
N
E
N
L
S
A
T
A
R
A
N
W
D
S
A
N
A
R
O
T
D
A
E
N
A
E
L
M
N
E
N
R
I
E
V
E
A
15
U
S
Vier typen welstandscriteria
Naast het aanwijzen van gebieden met een meer of minder zware welstandstoets zijn in het kader van de welstandsbeoordeling welstandscriteria nodig. De Woningwet vereist dat die criteria zo concreet mogelijk zijn en zoveel mogelijk van tevoren geëxpliciteerd worden. Er zijn daarom vier typen welstandscriteria: de al genoemde loketcriteria (objectgericht en objectief), de genrecriteria (overwegend subjectief en zowel objectgericht als gebiedsgericht), gebiedsspecifieke criteria (subjectief en gebiedsgericht) en de algemene criteria (subjectief). Tenslotte zijn voor reclameuitingen afzonderlijke reclamecriteria geformuleerd. Loketcriteria
De loketcriteria worden namens B&W door een ambtenaar getoetst en betreffen bouwwerken die vallen onder de lichte bouwvergunningsprocedure. De criteria zijn objectief en hebben uitsluitend betrekking op plaatsing, vorm, maatvoering, materiaalgebruik en kleur. Het is de bedoeling dat de aspirantbouwer met behulp van de loketcriteria vooraf zelf kan zien of zijn bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Genrecriteria
Ten behoeve van een op de Almeerse situatie toegesneden welstandstoetsing zijn de woongebieden van de stad niet verder in afzonderlijke gebieden opgedeeld. Daarvoor zijn de onderlinge verschillen veelal niet onderscheidend genoeg. In plaats daarvan is aanvullend gekozen voor een onderverdeling in genres: soorten of typen woon- en werkgebouwen. Op grond daarvan zijn criteria geformuleerd die per genre vanuit welstandsoogpunt van belang zijn: de genrecriteria. Deze zijn zodanig geformuleerd dat zij gelden voor alle vertegenwoordigers van de genres in Almere (van de basis toets tot en met de uitgebreide toets). Omdat het hier gaat om subjectieve criteria is toetsing door de welstandscommissie noodzakelijk.
16
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Gebiedsspecifieke criteria
Voor de bijzondere gebieden, die de basis plus toets en uitgebreide welstandstoets krijgen, zijn naast de genrecriteria aanvullende criteria geformuleerd: de gebiedsspecifieke criteria. Deze gelden dus alleen voor het betreffende gebied. Omdat het hier gaat om subjectieve criteria is toetsing door de welstandscommissie noodzakelijk. Algemene criteria (subjectief en zowel objectgericht als gebiedsgericht)
Algemene welstandscriteria richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele ontwerpprincipes. Zo’n algemeen criterium is bijvoorbeeld de eis dat een bouwwerk visueel helder is vormgegeven. Er kunnen zich uitzonderlijke situaties voordoen waarbij een bouwplan niet kan voldoen aan de object- of gebiedsgerichte criteria maar mogelijk wel aan redelijke eisen van welstand. In de praktijk betekent dit dat bij uitzondering het betreffende bouwplan op grond van de algemene criteria (hoofdstuk 9) door de welstandscommissie kan worden beoordeeld. Ook bij de welstandstoets voor de ontwikkelingsgebieden wordt van deze criteria gebruik gemaakt. Omdat het hier gaat om subjectieve criteria is toetsing door de welstandscommissie noodzakelijk. De algemene criteria worden door de commissie gebruikt: • Bij beoordeling van bouwplannen die niet aan de loketcriteria voldoen maar mogelijk wel aan redelijke eisen van welstand; • Bij beoordeling van alle regulier bouwvergunningplichtige bouwplannen, tenzij anders vermeld.
Loketcriteria Kleine Bouw
In dit hoofdstuk staan de welstandscriteria voor bouwplannen waarvoor een lichte bouwvergunningsprocedure nodig is. Loketcriteria zijn objectieve criteria die ambtelijk toetsen – dus toetsing zonder tussenkomst van de welstandscommissie – mogelijk maken. Bouwvergunning
De genoemde bouwwerken zijn binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningvrij (Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouw werken). In die situaties wordt niet preventief, dus vooraf, getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningvrij bouwwerk achteraf ingrijpen als dit in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (zie excessenregeling, hoofdstuk C3). Bestemmingsplan en loketcriteria
Indien een bouwwerk niet vergunningvrij is moet een bouwvergunning worden aangevraagd. Het bestemmingsplan treedt dan in de eerste plaats regelend op. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert wordt het bouwplan door een ambtenaar getoetst aan de loketcriteria als het gaat om een licht bouwvergunningplichtig bouwwerk. Voldoet het plan aan deze criteria dan is het welstandelijk akkoord.
Meer vrijheid achter
De vrijheid voor het bouwen aan de achterkant is uitgebreid. Het bestemmingsplan regelt hier de bebouwingsmogelijkheden. Voor het uiterlijk van deze bouwwerken die passen in het bestemmingsplan gelden geen criteria. Afwijking van de loketcriteria (vangnet)
Het kan voorkomen dat toepassing van de loketcriteria leidt tot een onjuiste beslissing. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij een bouwplan niet kan voldoen aan de objectgerichte criteria maar mogelijk wel aan redelijke eisen van welstand. In de praktijk betekent dit dat dan het betreffende bouwplan op grond van de algemene criteria (hoofdstuk 9) door de welstandscommissie wordt beoordeeld. Begripsbepalingen
In het verlengde van de systematiek van het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken wordt bij de loketcriteria onderscheid gemaakt in de voor- en achterkant van een bouwwerk. Zie lijst met gebruikte termen en begrippen.
Trendsetter
Een trendsetter is een eerste met positief welstandsadvies vergunde vergunningplichtige bouwaanvraag voor uitbreidingen of verbouwingen op of aan woningen van een woningrij. Indien een aanvraag om een vergunningplichtig bouwwerk identiek is aan een trendsetter dan voldoet het plan aan redelijke eisen van welstand. Het gaat hierbij om een vergelijkbare situatie met een vergelijkbare uitbreiding aan of bij een vergelijkbare woning.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
17
5
L
O
K
E
T
C
R
I
T
E
R
I
A
K
L
E
I
N
E
B
O
U
W
Aan- en/of uitbouw
Bijgebouw en overkapping
Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw. Een uitbouw is een vergroting van een bestaande ruimte. Loketcriteria voor een aan- of uitbouw aan de voorkant Bij de beoordeling of de aan- of uitbouw waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing • direct aan de gevel van het hoofdgebouw Vorm • rechthoekige plattegrond en rechthoekige gevels en • plat afgedekt of schuin afgedekt overeenkomstig hoofdgebouw • detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw en • gevelindeling afgeleid van het hoofdgebouw Maatvoering • aan de voorgevel zonder vergroting van de oorspronkelijke gevelopening • de breedte van de bestaande gevelopening is gelijk aan de breedte van de aan- of uitbouw Materiaalgebruik • overeenkomstig het hoofdgebouw Kleur • overeenkomstig het hoofdgebouw Trendsetter • indien aanwezig: prevaleert maar is niet bepalend
Loketcriteria voor een aan- of uitbouw aan de voorkant Bij de beoordeling of de aan- of uitbouw waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing • uitbreiding aan een bestaande aan- of uitbouw Vorm • de uitbreiding vormt geen afzonderlijk volume ten opzichte van de bestaande aan- of uitbouw en • de gevelindeling is afgeleid van de bestaande aan -of uitbouw en • geen verstoring in de ritmiek van bijgebouwen aan hoofdgebouwen Maatvoering • hoogte overeenkomstig bestaande aan- of uitbouw Materiaalgebruik • overeenkomstig de bestaande aan- of uitbouw Kleur • overeenkomstig de bestaande aan- of uitbouw Trendsetter • indien aanwezig: prevaleert maar is niet bepalend
18
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. Het bijgebouw staat los op het erf of tegen een gebouw aan en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Er is geen directe verbinding met het hoofdgebouw. Ook een overkapping is grondgebonden en heeft één bouwlaag. Een overkapping staat los op het erf of tegen een gebouw aan en is meestal bedoeld als carport. Een belangrijk kenmerk van een overkapping is de open constructie. Loketcriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de voorkant Bij de beoordeling of het bijgebouw waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Materiaalgebruik Kleur Trendsetter
• aan hoofdgebouw of • op minder van 3 meter afstand van hoofdgebouw • rechthoekige vorm en rechthoekige gevels bij een bijgebouw en • rechthoekige vorm bij een overkapping • plat afgedekt en • detaillering overeenkomstig hoofdgebouw • overeenkomstig hoofdgebouw • overeenkomstig hoofdgebouw en • indien aanwezig: prevaleert maar is niet bepalend
Loketcriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de voorkant Bij de beoordeling of het bijgebouw waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Materiaalgebruik Kleur
• vrijstaand op minimaal 3 meter van het hoofdgebouw • rechthoekige vorm en rechthoekige gevels en • plat afgedekt • overeenkomstig hoofdgebouw • overeenkomstig hoofdgebouw
5
L
O
K
E
T
C
R
I
T
E
R
I
A
K
L
E
I
N
E
B
O
U
Loketcriteria voor een bijgebouw of overkapping aan de voorkant Bij de beoordeling of de overkapping waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria:
Loketcriteria voor kozijn- en gevelwijzigingen aan de voorkant Bij de beoordeling of de kozijn- of gevelwijziging waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen gelden de volgende criteria:
Plaatsing Vorm Maatvoering Materiaalgebruik Kleur
Plaatsing • aan hoofdgebouw of • aan bijgebouw of • aan- of uitbouw Vorm • de pui- of kozijnindeling is vrij • detaillering overeenkomstig hoofdgebouw en • de indeling gevel van een vrijstaand bijgebouw is vrij en • de indeling van de voorgevel(s) van een niet vrijstaand bijgebouw, aan- of uitbouw is afgeleid van de gevelindeling van het hoofdgebouw Maatvoering • de gevelcontour van het hoofdgebouw blijft gelijk Materiaalgebruik • overeenkomstig hoofdgebouw Kleur • overeenkomstig hoofdgebouw
• aan hoofdgebouw of • vrijstaand • rechthoekige vorm en • plat afgedekt of boogvorm • plat afgedekt: hoogte dakrand max. 0.20 m of • met gebogen dak: constructiehoogte max 0.50 m en • staanders maximale diameter rond of vierkant 0.15 m • vrij • overeenkomstig hoofdgebouw
Gevelwijziging
Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of wijziging van gevelbekleding. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van het uiterlijk van het gebouw en van de straatwand moeten ook de gevelwijzigingen met zorg worden aangepakt. Gevelwijzigingen zijn aanvaardbaar indien zij de samenhang en de ritmiek van de straatwand niet verstoren. Met gevelcontour wordt bedoeld de oorspronkelijke indeling van de gevel met de sparingen in het metselwerk of gevelbekleding ten behoeve van kozijnen en puien. Bij een gelijkblijvende gevelcontour blijven de maten en plaatsingen van de sparingen in het metselwerk of andere gevelbekleding gelijk. Een kozijn of pui (een groot kozijn van bouwmuur tot bouwmuur) kan vrij worden ingedeeld met tussenstijlen en dorpels, met daarin ramen, glas, panelen geheel vrij naar eigen voorkeur. Met gelijkblijvende detaillering wordt bedoeld dat de negge en de profielmaten van de kozijnen gelijk blijven.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
19
W
5
L
O
K
E
T
C
R
I
T
E
R
I
A
K
L
E
I
N
E
B
O
U
W
Dakkapel
Erf - of perceelafscheiding
Een dakkapel is een rondom in het dakvlak opgenomen uitbreiding in de kap bedoeld voor daglichttoetreding en om het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte voor het straatbeeld zeer bepalend en daarom zijn onderstaande beoordelingscriteria opgesteld. Loketcriteria voor een dakkapel op de voorkant Bij de beoordeling of de dakkapel waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing • onderzijde meer dan 0.5 m en minder dan 1.0 m boven de dakvoet en • bovenzijde meer dan 0.9 m onder de daknok en • zijkanten meer dan 0.9 m van de zijkanten van het dakvlak en • bij dwarskap afstand tot de voorgevel van het gebouw > 1m • afgeleid van gevelindeling hoofdgebouw en Vorm • plat afgedekt Maatvoering • hoogte maximaal 1.6 m en • breedte niet meer dan 1/3 van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw en • overstek maximaal 0.10 m en boeiboord maximaal 0.20 m. Materiaalgebruik • geen dichte panelen in het vooraanzicht en en kleur • overeenkomstig hoofdgebouw Trendsetter • De eerste vergunde dakkapel op een rij woningen is trendsetter.
Wijze van meten Bij bepaling van maten bij dakkapellen gaat het altijd om buitenwerks gemeten maten. De maten zijn horizontaal of verticaal gemeten. Anders gezegd: oppervlakken van bouwwerken worden in het projectievlak gemeten.
20
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Een erf- of perceelafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om op het erf te plaatsen. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten gewaardeerd worden. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen. Erf- of perceel afscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid te voorkomen. Vooral in nieuwbouwgebieden is dit een belangrijk punt, omdat het groen hier in de eerste jaren nog niet volgroeid is. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de woonomgeving. Ze moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en gemaakt zijn van duurzame materialen. Een lange, gesloten, en slecht onderhouden schutting wekt bij velen een gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling, daarom gaat de eerste voorkeur altijd uit naar een erfafscheiding van haagplanten zoals liguster of haagbeuken of te begroeien gazen hekwerken. Voor een erfafscheiding met haagplanten is geen vergunning nodig, voor een hekwerk langs de weg of openbaar groen wel. In de woonomgeving: bij de beoordeling of de plaatsing van een erfafscheiding waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Materiaalgebruik Kleur
• op de erfgrens of op het erf • rechthoekig • metselwerk overeenkomstig hoofdgebouw of • open gaaswerk met stijlen of • houtwerk • metselwerk met glas • spijlen • metselwerk overeenkomstig hoofdgebouw of • natuurlijke kleuren
5
Bij plaatsing van erfafscheidingen op een bedrijventerrein of sportveld geldt als uitgangspunt dat het uiterlijk tegelijk robuust en transparant is. Op bedrijventerreinen en sportvelden: bij de beoordeling of de plaatsing van een erfafscheiding waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Materiaalgebruik Kleur
• op de erfgrens • rechthoekig en • passend bij karakter van het bedrijf en • geen agressieve vormgeving en • slanke constructie met verticale stijlen en • metaal • donkere kleuren
Bij de plaatsing van hekwerken in landelijk gebied geld als uitgangspunt dat de hekwerken zo weinig mogelijk opvallen. In buitengebieden: bij de beoordeling of de plaatsing van een erfafscheiding waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan redelijke eisen gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Materiaalgebruik Kleur
• op de erfgrens • open gazen hekwerk, rechthoekig • hout met gaas • natuurlijke kleuren
L
O
K
E
T
C
R
I
T
E
R
I
A
K
L
E
I
N
E
B
O
U
W
Schotelantennes
De schotelantennes kenmerken zich door een zeer eigen vormgeving die vooral aan de voorzijde storend kan zijn voor het straatbeeld. De gemeente streeft dan ook naar plaatsing van de antennes achter het hoofdgebouw. In principe kunnen schotelantennes vrijwel altijd vergunningvrij worden geplaatst en de hierna genoemde criteria gelden dan ook als aanbeveling. Schotelantennes bij woon gebouwen kunnen tezamen het uiterlijk van het woongebouw gaan domineren. Indien er sprake is van een groot aantal schotels die bij een woongebouw niet binnen het balkon zijn geplaatst kan zelfs sprake zijn van een exces, een buitensporigheid in het uiterlijk. Zie ook C3. Bij de beoordeling of een schotelantenne voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Kleur
• aan de achtergevel of • achter de voorgevellijn • bij gestapelde woningbouw op of binnen balkon • diameter maximaal 1 m • bescheiden kleurgebruik geen opvallend contrast
Dakramen
Een dakraam is een raam aangebracht is een dakvlak waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft. In principe zijn dakramen vergunningvrij (mits 0,50 m van de dakranden geplaatst) echter ter aanbeveling zijn enkele criteria geformuleerd voor plaatsing van meerdere dakramen. Bij de beoordeling of dakramen voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Maatvoering Kleur
• regelmatig rangschikken op horizontale lijn • rechthoekige vorm • tussenafstand minimaal 50 cm • bescheiden kleurgebruik geen opvallend contrast
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
21
5
L
O
K
E
T
C
R
I
T
E
R
I
A
K
L
E
I
N
E
B
O
U
W
Zonnepanelen en –collectoren
Antennes voor mobiele telefonie
Een zonnepaneel dient voor energieopwekking en een collector voor warmte opwekking. Zonnecollectoren of – panelen kunnen in het ontwerp van een gebouw worden geïntegreerd. Als losse toevoeging kunnen ze storend werken. In principe zijn zonnepanelen en – collectoren vergunningvrij, mits echter ter aanbeveling zijn criteria geformuleerd. Deze aanbeveling betreft plaatsing van meerdere zonnepanelen en – collectoren op bestaande gebouwen. Bij de beoordeling of zonnepanelen en – collectoren voldoen aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing • regelmatig rangschikken op horizontale of verticale lijn in een bepaalde ordening • op schuine daken: de hellingshoek is gelijk aan de die van het dakvlak • op plat dak: minimaal 1,5 meter uit de dakrand Maatvoering • tussenafstand minimaal 50 cm Materiaal en Kleur • kleur overeenkomstig het achterliggende dakvlak of anders zwart, antraciet of donker grijs.
Rolluik
Rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen andere dan woningen en woongebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Bij de beoordeling of een rolluik voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing • plaatsing aan de binnenzijde van de uitwendige construct Vorm • vorm afgeleid van indeling hoofdgebouw Materiaalgebruik • materiaalgebruik minimaal 70 % glashelder of fysiek open Kleur • de kleur van het rolluik dient te harmoniëren met de kleuren van de bestaande gevel.
22
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Antennes voor mobiele telefonie kunnen op bouwwerken worden geplaatst ofwel de antenne bestaat uit een zelfstandige bouwwerk in de vorm van een mast. Onderstaande criteria (voor licht vergunningplichtige bouwwerken) zijn daarom gesplitst naar deze twee mogelijkheden. Bij de beoordeling of een antenne geplaatst op een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing • niet op een landmark zoals bijvoorbeeld Rabotoren, het Fashioncentre, de naald van Jan van Munster en de lichtbol bij Doemere • niet op een bijzonder bouwwerk zoals bijvoorbeeld De Blocq van Kuffeler, Het Kasteel, De Kemphaan • niet langs bijzondere bebouwingsranden, zie hoofdstuk 8.1. • niet in het Stadscentrum en niet in Stadsdeelcentra Vorm • bekabeling over de gevel houdt rekening met architectonische geleding • bijbehorende kastjes indien mogelijk opnemen in de bouwmassa • detaillering slank en onopvallend Materiaal en Kleur • kleur afgestemd op het hoofdgebouw
Bij de beoordeling of een antennemast voldoet aan redelijke eisen van welstand gelden de volgende criteria: Plaatsing Vorm Materiaal en Kleur
• in de bebouwde kom langs hoofdinfrastructuur of • op bedrijventerreinen of • op sportcomplexen • in open gebied bij een bouwwerk (niet in natuurgebied) • onopvallend uiterlijk in relatie tot omgeving • materiaalgebruik slank gedimensioneerd en onopvallend • kleur afgestemd op de directe omgeving
Reclame
Inleiding
Het reclamebeleid in deze welstandsnota is beperkt tot reclameobjecten waarvoor een bouwvergunning nodig is. Het beleid is vertaald naar algemene reclamecriteria en reclamecriteria per gebied. Daarbij gelden als ‘vangnet’ de in hoofdstuk 9 genoemde algemene welstandscriteria. De criteria vormen met elkaar het toetsingskader voor de beoordeling aan redelijke eisen van welstand, waaraan reclameobjecten minimaal dienen te voldoen. Het reclamebeleid is afgestemd op het beeldkwaliteitplan Ruimte voor Reclame, reclame in de openbare ruimte van Almere d.d. januari 2007. Daarnaast zijn in deze nota de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan “Nota ruimtelijke kwaliteit deel 2 ” d.d. 16 januari 2007 opgenomen. Deze beeldkwaliteitplannen kunnen als leidraad dienen bij de uitleg van de criteria. De hieronder genoemde gebieden staan weergegeven op de kenmerkenkaart. Elk gebied (stedelijk milieu of infrastructuur) en elk gebouw vragen in feite om een eigen reclameaanpak. Gebouwen en wegen en hun omgeving zijn immers allemaal verschillend. Het belangrijkste doel van reclamebeleid is om een samenhang in het geheel aan reclames te verkrijgen die het karakter en de identiteit van Almere als moderne stad ondersteunen en versterken. Dit komt ten goede aan de leefbaarheid, de belevingswaarde en de herkenbaarheid van Almere voor haar burgers en bezoekers. Zowel de stad als ondernemers en publiek profiteren daarvan. Samenvattend: een bouwvergunningplichtige aanvraag voor een reclameobject voldoet aan redelijke eisen van welstand indien het plan voldoet aan de niet gebiedsgerichte en de gebiedsgerichte reclamecriteria. Waar deze onvoldoende uitsluitsel geven, worden de algemene welstandscriteria (hoofdstuk 9) gehanteerd als aanvullend toetsingskader. Hieronder volgen de niet gebiedsgerichte criteria (6.1) en de gebiedsgerichte criteria (6.2). 6.1. Algemene reclamecriteria (m.u.v. Stadscentrum)
•
eclame is in beginsel object- en activiteitgebonden. Dat wil zeggen dat de R reclameobjecten direct verband hebben met de hoofdactiviteit van het pand of het gebied. Een reclameobject aangebracht op een bouwlaag met
•
• •
• •
een woonbestemming is dus niet toegestaan aangezien dit tot visuele verwarring kan leiden. Dit geldt ook voor een reclameobject in de vorm van een billboard tegen een gevel. Het gevelontwerp of het stedenbouwkundig ontwerp is uitgangspunt voor de afmeting en plaatsing van reclameobjecten. Specifieke in het ontwerp aangebrachte voorzieningen zijn de aangewezen plaats voor reclame. Vrijstaande reclameobjecten moeten voldoende vrij in de ruimte staan. Een reclameobject dient per pand verzelfstandigd te zijn. Een reclame object mag dus niet over meerdere panden doorlopen. Een goede spreiding van reclamedragers in de openbare ruimte komt de ruimtelijke kwaliteit ten goede. Reclamedragers komen beter tot hun recht indien er geen zichtverbinding of voldoende afstand onderling aanwezig is. De kleur van de reclamedragers dient terughoudend te zijn, de constructie robuust en het materiaal hoogwaardig. Lichtkranten en reclameobjecten met knipperende verlichting kunnen een te dominerend effect hebben. Daarom zijn ze niet toegestaan in woon gebieden. Voor specifieke locaties zoals het Stadscentrum waar de ruimtelijke kwaliteitstoets hoog is, gelden ook hogere welstandseisen. Het glastuinbouw gebied, waar reclameobjecten in beperkte mate voorkomen, is welstandsvrij. 6.2. Reclamecriteria per gebied
Stadscentrum Voor het stadscentrum van Almere gelden de volgende uitgangspunten: • Het Stadscentrum ontwikkelt zich, op basis van het masterplan, tot een bruisende stad met een stedelijk uniek karakter. Om de eigen identiteit te versterken wijkt het reclamebeleid voor het Stadscentrum niet alleen af van dat voor de wijken daarbuiten, maar ook van het reclamebeleid voor andere steden in Nederland. Hier geldt de uitgebreide welstandstoets; • Gebaseerd op de ruimtelijk-functionele opbouw is een gebiedsindeling gemaakt waarvoor een specifiek reclamebeleid geldt. De verschillende zones zijn Zakencentrum, Stationsgebied, Bestaand Centrum, Gebogen Maaiveld (Carré), Waterfront en Benedenwereld;
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
23
6
•
• • • •
R
E
C
L
A
M
E
Het scenario onderscheidt specifieke plekken met een bijzondere karakteristiek. Voor deze zogenoemde brandpunten (Stationsplein, Grote Markt, Stadhuisplein, Waterplein) geldt als uitgangspunt dat de sfeer en het karakter van de reclameobjecten aansluit bij die van het plein en de aanliggende functies; Het duidelijke onderscheid tussen de verschillende zones wordt weerspiegeld in de intensiteit, kwantiteit en kwaliteit van de reclamebeleving; In gebieden met een uitgesproken avondfunctie, bijvoorbeeld het uitgaanscentrum, kunnen bijzondere lichtreclameobjecten de tegenstelling dag nacht versterken; Van toepassing zijn de richtlijnen in Nota Ruimtelijke Kwaliteit deel II voor zo ver deze betrekking hebben op reclameobjecten; Voor het Gebogen Maaiveld, het Waterfront en de Benedenwereld gelden de richtlijnen in het Handboek Gevelreclame Stadscentrum.
Stadsdeelcentra Er zijn twee stadsdeelcentra, Almere Haven en Almere Buiten. In ontwikkeling is Almere Poort en Almere Hout op langere termijn. De stadsdeelcentra worden druk bezocht en hebben naast een commerciële ook een representatieve functie. Reclame ondersteunt het karakter van het winkelgebied, moet enerzijds tot zijn recht kunnen komen en anderzijds mag het totaal aan reclames niet domineren. Op gebouwen: • Een stadsdeelcentrum is bij uitstek geschikt voor het opstellen van een reclamebeleid. Is zo’n beleid aanwezig dan zijn reclameobjecten daarbinnen aanvaardbaar. Is zo’n beleid niet aanwezig dan gelden de reclamecriteria (algemeen en per gebied) met als vangnet de algemene criteria uit hoofdstuk 9; • Wanneer een (doorgaande) luifel is opgenomen dient deze als functioneel en architectonisch element gerespecteerd te worden. Dit houdt in dat reclameobjecten bovenop, tegen en voor de luifel (dus ook vlaggen) niet gewenst zijn omdat ze concurreren met de luifelstructuur. Onder de luifel is reclame mogelijk. Het reclameobject is geplaatst in een uniform kader. Dit versterkt de lineaire en uniforme structuur van de luifel;
24
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
•
en reclameobject is toegestaan op de achteringang van een pand als het E object geplaatst is direct boven de entree, vlak op de gevel en gerelateerd is aan de breedte van de deur. Het gaat hierbij om de vindbaarheid voor leveranciers.
In de openbare ruimte: • Reclamobjecten bedoeld voor exploitatie (bijvoorbeeld een vitrine) kunnen worden geplaatst waar de ruimtelijke mogelijkheden plaatsing toestaan. Voor Almere Haven-Centrum gelden daarbij de volgende criteria: • Per travee zijn twee reclame-uitingen toegestaan, een op de bovenrand en een dwars op de gevel. De reclame op de bovenrand bestaat bij voorkeur uit losse letters; • Plaatsing van de dwarse reclame is per bouwblok gelijk, onder de luifel, of tegen de kolom. Het beeldkwaliteitplan “Criteria Beeldkwaliteit, gevels en luifels winkelgebied Almere Haven, februari 2004”en het hierin opgenomen referentiemateriaal dient hierbij als leidraad. Voor Almere Buiten-Centrum gelden daarbij de volgende criteria: • Reclame regime is gerelateerd aan het bouwblok; • Per winkel twee reclame uitingen mogelijk: één in het vlak van de gevel en één haaks op de gevel. Kantoorgebied en bedrijventerrein Voor kantoor- en bedrijfsgebouwen is het belangrijk dat ze voor mensen die voor het eerst in de stad komen goed vindbaar zijn. Reclameobjecten op de gevel zijn in hoofdzaak gericht op het snel traceren van een (naamsbekend) bedrijf. Een overmaat aan reclameobjecten werkt in deze gebieden daarom contraproductief. Een kwalitatief goed reclameobject is het middel bij uitstek om het bedrijf te profileren. Bij aanvragen van vergunning voor nieuwbouw wordt geadviseerd de reclamevoering bij het ontwerp te voegen. Het bouwplan wordt dan integraal door de welstandscommissie getoetst.
6
In relatie tot gebouwen: • Voor locaties zichtbaar vanaf de hoofdinfrastructuur (inclusief spoor) geldt dat reclameobjecten onderdeel zijn van de architectuur van het gebouw en een hoge ontwerpkwaliteit hebben. Ze moeten zowel de kwaliteit van de architectuur als de kwaliteit van de omgeving ondersteunen en versterken. De reclameobjecten mogen niet concurreren met de reclames in het Stadscentrum. Daar gaan de grote opvallende lichtreclames van het Zakencentrum de skyline vormen; • Voor overige locaties geldt als uitgangspunt maximaal twee reclameobjecten per gebouw; • De reclameobjecten blijven binnen de gevelcontour van het gebouw; • Een van de reclameobjecten is gerelateerd aan de entree; • Bedrijfsverzamelgebouwen vragen bijzondere aandacht. Het gegeven dat er verschillende ondernemers zijn binnen een gebouw vereist overzichtelijkheid en terughoudende kwaliteit ten aanzien van de reclameobjecten. Als algemeen uitgangspunt geldt dat wanneer het project uit eenheden bestaat met een eigen entree reclameobjecten zoveel mogelijk op gelijke wijze per eenheid worden geordend, met maximaal 1 reclame per unit. Bestaat het project daarentegen uit eenheden met een gemeenschappelijke entree dan wordt voor dit gebouw of project één zone in de gevel bepaald voor het aanbrengen van de verschillende reclameobjecten. De relatie met de entree is daarbij essentieel; • Wanneer in het ontwerp geen voorziening ten behoeve van reclameobjecten is opgenomen of geen zone in de gevel daarvoor specifiek geschikt is beperkt het reclameobject zich tot een vrijstaande voorziening op eigen terrein. Het ontwerp, de maat en de situering van deze voorziening moeten worden afgestemd op het gebouw en de omgeving; • Vlaggenmasten komen het beste tot hun recht indien zij in samenhang geplaatst zijn bij de entree. Maximaal drie masten per gebouw; • Op een bedrijventerrein kan plaatsing van een reclameobjecten voor exploitatie in de openbare ruimte op zich niet worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan een plaatsingsplan per bedrijventerrein aan redelijke eisen van welstand voldoen; • Voor Stichtekant geldt dat reclame op de gevel dient te bestaan uit losse letters.
R
E
C
L
A
M
E
Suburbane wijk (woon en werklandschap) De woonwijken in Almere kenmerken zich door een hoge mate van overzichtelijkheid. De rust van de omgeving bepaalt er primair het karakter. Veel woonwijken zijn voorzien van beroep aan huis, woningen met bedrijfsruimten en kleinschalige bedrijfs-, kantoor- en praktijkruimten. De laatste maken deel uit van een woningbouwproject en zijn bijvoorbeeld op hoeken en kopse kanten van bouwblokken gesitueerd. Binnen de woonwijken vinden we vaak buurtsupers of een wijk- of buurtwinkelcentrum. Plaatsing van reclameobjecten in de vorm van bijvoorbeeld vitrines en billboards is in de woonwijken niet toegestaan. Op gebouwen: • Voor woningen met beroep aan huis of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is een bescheiden onverlicht reclameobject met een maximale oppervlak van 0,25 m2 aanvaardbaar; • De reclameobjecten moeten gerelateerd zijn aan de entree en geïntegreerd in de architectuur; • Voor bedrijfsruimten in de woonprojecten is, in relatie met de gevelindeling en de entree, een bescheiden reclameobject per bedrijfsruimte mogelijk die niet groter is dan 0,75 m2 indien verlicht en niet groter is dan 1,0 m2 indien onverlicht; • Voor bedrijfsruimten waar de vindbaarheid essentieel is, bijvoorbeeld gezondheidscentra, dierenartsenpraktijken of een apotheek, kunnen ruimere criteria gelden. Naast de reclamecriteria zijn hier de algemene criteria (hoofdstuk 9) van toepassing; • Een reclameobject voor een buurtsuper of winkel is gerelateerd aan de entree en geïntegreerd in de architectuur. Het reclameobject blijft binnen de gebouwcontour; • Wijk- en buurtwinkelcentra zijn geschikt voor het opstellen van een reclamebeleid. Doorgaans zijn in het oorspronkelijke ontwerp reclamezones ontworpen die de basis vormen voor dit regime. Indien niet aanwezig dan gelden de algemene reclamecriteria en de algemene welstandscriteria (hoofdstuk 9).
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
25
6
R
E
C
L
A
M
E
Glastuinbouwgebied Het glastuinbouwgebied Buitenvaart ligt vrij geïsoleerd ten opzichte van industrieterrein De Vaart en het woongebied van Almere Buiten. Er zijn geen doorgaande routes door Buitenvaart. De warenhuizen zijn overzichtelijk en behoeven nauwelijks reclame. Reclame is daarom welstandsvrij: niet gebonden aan welstandscriteria. Dat betekent overigens niet bouwvergunningvrij. Parkbos en park met recreatie Parkbos en parken met voorzieningen voor sport en recreatie vormen het groene raamwerk van de stad. Ze hebben een optimale toegankelijkheid en een hoog inrichtingsniveau. In groene gebieden maken reclames een inbreuk op het bijzondere, gevoelige karakter. Bedrijfsgebonden reclame dient daarom ingetogen, terughoudend en onverlicht te zijn. Reclameobjecten langs de wegen zijn niet aanvaardbaar. Sportterreinen zijn geschikt voor allerlei vormen van reclame. Reclameobjecten zijn gericht op het sportterrein (zoals veld- en scorebordreclame) en niet op de openbare weg. Alleen de naamsaanduiding van de sportvereniging is aanvaardbaar, bij voorkeur geplaatst bij de ingang. Het opvallende uiterlijk van grootschalige sportcomplexen kan door reclame objecten worden versterkt. Vanwege het individuele en markante karakter moet een reclameobject van hoogwaardige kwaliteit zijn en zowel de architectuur van het gebouw als de kwaliteit van de omgeving ondersteunen en versterken. Het verdient aanbeveling voor dergelijke complexen in de ontwerpfase ook een reclameregime te laten maken. Autosnelweg Almere is toegankelijk via de doorgaande autosnelweg A6 en de hierop aansluitende A27. Beide wegen liggen op Almeers grondgebied. De autosnelwegen leveren zicht op parkbos, maar ook op het Weerwater, de stad met zijn bedrijventerreinen en de skyline van het Stadscentrum. Grootschalige reclames versterken het stedelijke karakter, maar mogen niet domineren. De aangewezen plaatsen voor masten zijn grootschalige bedrijventerreinen en nabij knooppunt Almere.
26
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
•
• •
rootschalige reclamemasten (bijvoorbeeld 40 m hoogte) zijn toegestaan G langs de autosnelwegen. Grote reclamemasten moeten tot hun recht kunnen komen en zichtverbinding met vergelijkbare objecten geeft teveel visuele onrust. Een tussenafstand van minimaal 5 a 6 kilometer is daarom noodzakelijk; Grote reclamemasten komen het beste tot hun recht indien zij geplaatst zijn nabij grootschalige bedrijventerreinen of nabij knooppunten; Er dient samenhang aanwezig te zijn tussen de afmeting, de vormgeving en de plaatsing van de masten.
Stadsautoweg (ring) Stadsautowegen zijn de provinciale wegen en aftakkingen van de autosnelwegen. Zij dragen een nummer. Voorbeeld is de Hogering S101. Nabij kruisingen van stadswegen onderling en kruisingen met dreven is het mogelijk om langs de stadsautowegen billboards te plaatsen. Zie ook de algemene niet gebiedsgerichte reclamecriteria. • Plaatsing niet in de middenberm; • Hoogte maximaal 5,0 m; • Plaatsing maximaal twee billboards per locatie. Stadsweg (dreef) Stadswegen worden in Almere dreven genoemd. Omdat op dreven de maximum snelheid 50 km/uur bedraagt -een relatief lage passeersnelheid- kunnen vitrines en billboards hier tot hun recht komen mits ze juist worden geplaatst. Zie ook de algemene niet gebiedsgerichte reclamecriteria. • Plaatsing billboards niet in de middenberm; • Plaatsing van maximaal drie billboards per locatie. De dreven die vanaf de ring en de autosnelweg naar de stadscentra leiden dienen zich te onderscheiden van de andere dreven. Hier heeft reclame een extra functie. • Plaatsing van billboardvitrines in de middenberm > 6,5 meter toegestaan; • Plaatsing van maximaal drie billboards per locatie.
De genres
Ten behoeve van een op de Almeerse situatie toegesneden welstandstoetsing zijn de woongebieden van de stad niet verder in afzonderlijke gebieden opgedeeld. Daarvoor zijn de onderlinge verschillen veelal niet onderscheidend genoeg. In plaats daarvan is aanvullend gekozen voor een onderverdeling in genres: soorten of typen woon- en werkgebouwen. Op grond daarvan zijn criteria geformuleerd die per genre vanuit welstandsoogpunt van belang zijn: de genrecriteria. Deze zijn zodanig geformuleerd dat zij gelden voor alle vertegenwoordigers van de genres in Almere (van de basis toets tot en met de uitgebreide toets. 7.1. Woning vrijstaand individueel
Genre Het genre woning vrijstaand individueel bestaat uit alle vrijstaande woningen vrijwel altijd koopwoningen op eigen kavel- die een individuele vormgeving hebben en dus verschillend zijn van de buurpanden. Nieuwbouw De welstandscriteria voor de nieuw te bouwen woning verschillen per gebied en soms per wijk. In hoofdstuk 8 staan de ontwikkelingsgebieden met de bijbehorende criteria. De criteria voor nieuwbouw kunnen per gebied en per straat verschillen, afhankelijk van de balans tussen regie en vrijheid. Karakteristieken en kwaliteiten Binnen het genre bestaat een grote variatie. De verschijningsvorm varieert van cataloguswoningen tot en met experimentele architectuur. De diversiteit aan stijlen heeft ook een breed spectrum aan toegepaste materialen en kleuren tot gevolg. In sommige straten staan zeer verschillende huizen bij elkaar, in andere is de vormentaal meer verwant. De woningen hebben gemeenschappelijk dat ze merendeels relatief groot zijn. Dat laatste geldt niet per se voor de huizen in de Realiteit en de Fantasie. Deze en die in Gewild Wonen vormen de architectonisch meest gedurfde exponenten van het genre. De panden die tot het genre behoren vormen met elkaar een overzicht van ‘de vrijstaande, individueel vormgegeven woning’ in Nederland vanaf halverwege de jaren ‘70, van ‘braaf’ en burgerlijk’ tot’‘wild’ en ‘experimenteel’. Het genre vormt daarmee een
welkome aanvulling op de meer uniforme en gestandaardiseerde andere genres. In de gebieden met individueel vormgegeven vrijstaande huizen wordt de samenhang in het straatbeeld vooral bewerkstelligd door aspecten als rooilijn, nok- en goothoogte, de structuur van groen en water en vaak minder door de architectuur. Toch kan daar wel sprake van zijn als in de ontwerpfase onderlinge overeenkomsten zijn afgesproken zoals verwantschap in vorm, kleur en materiaalgebruik. Waar dit zich voordoet is de architectonische samenhang van belang voor het beeld vanuit de openbare ruimte. Dynamiek Vanzelfsprekend vinden bij individueel vormgegeven vrijstaande woningen veranderingen plaats. Er wordt aan- en bijgebouwd (erkers, dakkapellen, woningvergroting e.d.), in de tuinen verrijzen bergingen en bijgebouwen en aan de waterkant worden steigers en terrassen aangelegd. Voortuinen verstenen vanwege de parkeerfunctie; in verband met beveiliging en privacy worden hekwerken geplaatst. Vaak zijn de ingrepen zichtbaar vanuit de openbare ruimte
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
27
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Vrijstaand individuele woningen vallen in de bestaande stad onder de basis toets. De woonboten in Almere Haven (Lange Wetering) en in Tussen de Vaarten zijn welstandsvrij. Ook het gebied rond de Paradijsvogelweg/ Prieelvogelweg in Almere-Hout en het kassengebied in Almere Buiten zijn welstandsvrij. De basis plus toets geldt in de Seizoenenbuurt, de Regenboogbuurt, de Fantasie en de Realiteit. De huizen worden door uitbreiding steeds groter, op de kavels blijft minder ruimte over. Daardoor staan de huizen niet meer in hun eigen groene omlijsting, van elkaar gescheiden door privégroen. Ingrepen moeten daarom zowel beoordeeld worden op hun effect op de onderlinge situering van panden, als op het openbare domein, met name de groen- en waterstructuur. Tenslotte moet ook het effect op de eventueel aanwezige architectonische samenhang in de afweging betrokken worden. Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
laatsing en uiterlijk van nieuwe woningen zijn afgestemd op het bestaande P beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; 2. Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; 3. Bouwactiviteiten ondersteunen het individuele karakter van de vrijstaande woning.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van
28
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. 7.2. Woning vrijstaand herhaling
Genrebeschrijving De groep vrijstaande woningen in Almere valt uiteen in twee genres: het hiervoor beschreven genre woning vrijstaand individueel en het genre woning vrijstaand herhaling. Het tweede genre betreft in serie gebouwde, door één architect ontworpen, van oorsprong vormverwante, vrijstaande woningen. De woningen kunnen na de bouw inmiddels gewijzigd zijn. Karakteristieken en kwaliteiten Woningen die tot het genre behoren zijn vaak gesitueerd aan bijzondere landschappelijke zones zoals singels of toegepast als stedebouwkundig ‘ingrediënt’
7
D
E
G
E
N
R
E
S
voor een hele wijk (Eilandenbuurt). Het afzonderlijke pand is steeds onderdeel van een groter geheel: de serie met zijn omgeving. Ritmering, herhaling en plastiek dragen bij aan de compositie op de grotere stedenbouwkundige of landschappelijke schaal. De verschijningsvorm van het genre varieert, maar meestal vormen de huizen met elkaar herkenbare series door de herhaling van bouwmassa’s en kapvormen. Soms is een combinatie van horizontale geleding en verticale plastische ritmering toegepast. De horizontale geleding benadrukt de grotere schaal van de serie als totaal, de verticale ritmering accentueert het individuele huis.
Plaatsing en uiterlijk van nieuwe woningen zijn afgestemd op het bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; 2. Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; 3. Bouwactiviteiten laten de bindende elementen in de serie intact.
Dynamiek Bij recente projecten valt op dat uitbreidingen (aan- en uitbouwen, dakkapellen e.d.) mee zijn ontworpen en in feite ook al onmiddellijk mee worden gebouwd (accessoire-catalogus). Soms transformeert een serie van vrijstaande woningen daardoor tot een ander genre: afhankelijk van de toevoegingen tot het genre rijwoning herhaling dan wel het genre vrijstaand individueel.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Het merendeel van de panden die bij het genre behoren valt onder de basis toets. De basis plus toets geldt in de Seizoenenbuurt, de Regenboogbuurt en langs de hoofdinfrastructuur. De welstandskoers ligt tussen het zo veel mogelijk handhaven van het oorspronkelijke beeld (ontwerp woning) en het faciliteren van de maximale expressie van eigenaren/bewoners. Het welstandsadvies is met name van belang bij series waar zowel de voor- als de achterkant vanuit het openbare gebied zichtbaar zijn. Juist de achterkant -relatief weinig welstandsplichtig- kan het meest in het zicht liggen. Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8.
1.
7.3. Rijwoning individueel
Genrebeschrijving Op slechts enkele plekken in de stad staan rijwoningen waarbij de afzonderlijke woningen binnen een rij in vormgeving van elkaar verschillen. In dat geval is sprake van het genre rijwoning individueel. Het is niet verwonderlijk dat dit genre weinig voorkomt. Almere is een jonge stad waarin de meeste huizen zijn gebouwd in grote bouwstromen bestaande uit series identieke huizen. De kleinste rij binnen het genre is de twee woningen onder een kap. Karakteristieken en kwaliteiten Op een paar plaatsen in Almere zijn individueel vormgegeven rijwoningen onderdeel van een gevelwand: in Almere Haven aan de Kerkgracht en in Almere Buiten in de Eilandenbuurt (Gewild Wonen). Hier roept het genre het beeld op van een pandsgewijze in plaats van een seriematige ontwikkeling. Allerlei middelen zijn ingezet om binnen een precies gedefinieerd kader zo veel mogelijk architectonische verscheidenheid te bereiken: variërende kavelbreedtes, lichte en pandsgewijze verspringing in de rooilijn, verschillen in dakcontour, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Gelijk behandeld, en daardoor bindend
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
29
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
in het gevelbeeld, kunnen zijn: platte daken, baksteen als gevelmateriaal of de toepassing van een plint. Dynamiek Bij de Kerkgracht ligt de dynamiek in de steeds veranderende reclame-uitingen en andere wijzigingen aan winkel- en horecapuien.. Verder speelt de dynamiek van kozijnvervanging, schilderbeurten e.d. In sommige projecten van de Eilandenbuurt is de dynamiek al mee ontworpen door het samenstellen van een bijbehorende ‘accessoirecatalogus’. Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Voor de welstandsbeoordeling is de balans tussen verschillen en overeenkomsten binnen de rij(en) van belang. Met andere woorden: de vraag wat bindt (bv. kapvorm, bouwmateriaal, plint) en een gelijke behandeling moet krijgen en wat niet bindt en kan verschillen.
30
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Plaatsing en uiterlijk van nieuwe woningen zijn afgestemd op het bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; 2. Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; 3. De overgang tussen de individuele panden is zorgvuldig qua detaillering en maatvoering.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
7
7.4. Rijwoning herhaling
Genrebeschrijving De rijwoning is verreweg het meest voorkomende woningtype in Almere, gebouwd vanaf het eerste begin tot op heden. Daarbij hebben relatief zeer weinig rijwoningen een individuele vormgeving gekregen; meestal wordt de woning binnen de rij - tussen de twee hoeken- op (vrijwel) identieke wijze herhaald of bestaat de rij uit gespiegelde woningen. Er is dan sprake van het genre rijwoning herhaling. Karakteristieken en kwaliteiten Het genre rijwoning herhaling is in Almere in een grote variatie in verschijnings vorm gebouwd en levert daardoor een grote bijdrage aan het stadsbeeld. Anders gezegd, de variatie in het genre draagt in hoge mate bij aan de verscheidenheid in het stadsbeeld als totaal en vormt daarmee een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de bestaande kwaliteit. Belangrijke middelen om verscheidenheid binnen de bebouwing te bereiken zijn: schakeling, kapvorm en behandeling van de hoek.
D
E
G
E
N
R
E
als aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, dakkapellen en dakramen en om ingrepen als woningvergroting (groter dan aan-/uitbouw), dakopbouwen en het verhogen van de achtergevel. Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Het genre rijwoning herhaling valt meestal onder de basis toets, in de Seizoenenbuurt, de Regenboogbuurt en langs de hoofdinfrastructuur onder de basis plus toets. Bij het genre rijwoning herhaling is de welstandstoets met name gericht op de bindende elementen in het straatbeeld: ingrepen mogen daaraan geen afbreuk doen. Waar sprake is van een ensemble of compositie gaat het om het instandhouden van de herkenbaarheid daarvan. Wanneer rijwoningen onder de basis plus toets vallen is handhaven van het specifieke aspect dat typerend is voor de betreffende buurt/wijk uitgangspunt.
Al bestaat binnen het genre rijwoning herhaling een grote variatie, binnen de afzonderlijke rijen -en vaak binnen meerdere identieke rijen- is sprake van een sterke samenhang. De woning zelf (gevelindeling) wordt herhaald binnen de rij; bepaalde elementen lopen door over de gehele rij (dakvlak, dakrand, gootlijst, noklijn, balkonrand bij teruggelegen bovenste verdieping). Ook materialisering en kleur zijn per rij en vaak meerdere rijen gelijk. Door deze ‘bindende elementen’ wordt samenhang in gevelwanden en straatbeelden bereikt. In enkele buurten zijn in het ontwerp een of meer aspecten ingezet om een grote mate van samenhang in het straatbeeld te krijgen. In de Regenboogbuurt gaat het dan primair om de kleur, daarnaast om de meeontworpen erfafscheidingen, in de Seizoenenbuurt om dakoverstek, kleur- en materiaalgebruik (gele baksteen, vlakke anthraciet dakpannen). Dynamiek De meest voorkomende bouw- en verbouwactiviteiten in het genre hebben tot doel de woning te vergroten en de aanwezige ruimte bruikbaarder te maken, met name in de kap. Het gaat daarmee vooral om de categorie kleine bouwwerken
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
31
S
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
Plaatsing en uiterlijk van nieuwe woningen zijn afgestemd op het bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water;
2. 3.
itbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een U nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; Bouwactiviteiten laten de bindende elementen intact (dakvlak, dakrand, gootlijst, noklijst, balkonrandbij teruggelegen bovenste verdieping).
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
Bindende elementen
Hoek
Plat: continuiteit dakrand, helderheid contour.
Asym. langs: continuiteit noklijn, dakrand (en het dakvlak).
Sym. dwars: helderheid gevelcontour, ritme dakvlakken / materiaal
Asym. dwars: helderheid gevelcontour, ritme dakvlakken, materiaal
Sym. langs: continuiteit dakvlak, noklijn, dakgoot / materiaal.
Samengesteld: ritmering en helderheid gevelcontour, herhaling dakrand / materiaal
32
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Afzijdig: herhaling dakrand, dakgoot, dakvorm, helderheid volumes
Afgesneden hoek
Gecomponeerde hoek incl. erfafscheiding en berging
Boekensteun
7
Bindende elementen
D
E
Wat bindt:
En wat kan variëren:
Materiaal, contour en dakvlak, gemetseld gevelvlak eerste verdieping, kleur en materiaal van kolommen en luifel.
Kleur, materiaal en indeling van de begane grondgevel.
Gemetseld gevelvlak en penanten, dakcontour, herhaling, afmeting en indeling van de raamopeningen in het gemetselde vlak, rooilijn.
Kleur, materiaal en indeling van de begane grondgevel en dakopbouw.
Het materiaal: houten gevelbekleding en dakpannen op berging en dak, kleur van de kozijnen.
Kleur van de gevelbekleding.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
G
R
E
E
N
R
33
E
S
7
D
E
G
E
N
R
E
S
7.5. Woongebouw
Genrebeschrijving Hoewel in de Almeerse woonmilieus laagbouw overheersend is, worden toch ook grotere en hogere woongebouwen neergezet (vier lagen en meer). Buiten de centra van Almere Stad en Almere Haven staan deze gebouwen die vallen onder het genre woongebouw vooral in vrij recente wijken (vanaf eind jaren ’80) en op verdichtingslocaties in wat oudere wijken (Muziekwijk). Inmiddels is een begin gemaakt met een hoogbouwstrategie voor Almere, gericht op het accentueren van de centrumgebieden en de belangrijke infrastructuurlijnen en het aanbrengen van oriëntatiepunten of landmarks. Karakteristieken en kwaliteiten Zonder de grote woongebouwen zou Almere één, uitgestrekte buitenwijk zijn. De betekenis van het genre voor de stad is daarmee groot: de woongebouwen zijn onmisbaar voor het ‘stedelijk’ karakter van Almere. Het genre kent een aantal architectonische verschijningsvormen. Het onderscheid komt met name voort uit de horizontaal dan wel verticaal gerichte hoofdvorm: toren, blok/ schijf, urban villa, of hybride (mengvorm van grondgebonden en gestapelde woningen). De woongebouwen staan solitair (Almere Haven, Almere Stad, Almere Buiten, Almere Poort), in een reeks van individuele gebouwen (Weerwater, Eilandenbuurt) of in een herhaling van identieke gebouwen (Regenboogbuurt, Muziekwijk-Muzenpark). In de laatste gevallen staan ze in één rooilijn of in een regelmatig patroon. Buiten de centra zijn de woongebouwen meestal niet in straten gelegen, maar staan gericht op het open landschap, gesitueerd aan de rand van laagbouw-buurten. Zo zijn aan de rand van het Weerwater urban villa’s gebouwd en staan grote woongebouwen langs vaarten en singels in Muziekwijk en aan vijvers in Tussen De Vaarten. Vanwege hun hoogte en zichtbaarheid van grotere afstand maken de woongebouwen meestal deel uit van meerdere stedenbouwkundige contexten: zowel van de onmiddellijke omgeving als de wijdere omtrek. Cruciaal voor de ruimtelijke kwaliteit van de onmiddelijke omgeving zijn de uitwerking van de plint en de daarmee samenhangende inrichting van het entreegebied, met elkaar de wijze waarop het gebouw aan het maaiveld is verankerd. Bij het entreegebied gaat het om de vraag waar geparkeerd
34
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
wordt -op maaiveld of ondergronds- en hoe zich dat verhoudt tot de verdere inrichting en het groen. De verhouding tussen de gebouwen en de groenstructuur (groenstroken en boomgroepen) kan een grote kwaliteit vormen. Dynamiek De dynamiek binnen het genre hangt samen met de inrichting van het maaiveld en het programma in de plint. Op maaiveld parkeren levert vaak een rommelig entreegebied op en de inrichting ‘overheerst’ de wijze waarop het gebouw op de grond staat. Een extraverte woonfunctie in de plint kan botsen met de openbaar toegankelijke buitenruimte; waar privétuinen en terrassen grenzen aan openbaar plantsoen worden soms afwerend ogende erfafscheidingen geplaatst. De dynamiek aan de gebouwen zelf betreft schilderbeurten, het plaatsen van (schotel)antennes, wijziging van balkonhekken, het dichtbouwen van balkons en loggia’s, het bijplaatsen van liften, wijziging van entreepartijen en toevoeging van dakopbouwen.
7
Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Het genre woongebouw valt onder de basis toets, de basis plus toets (Regenboogbuurt, langs de hoofdinfrastructuur en in de ontwikkelingsgebieden) en de uitgebreide toets (in het centrum van Almere Stad, Almere Buiten, Almere Haven en Almere Poort. Vanwege hun zichtbaarheid op grotere afstand en het ‘meespelen’ in verschillende stedenbouwkundige contexten zijn alle gevels voor de welstandstoets even belangrijk. De relatie plint – omgeving is steeds een specifiek aandachtspunt. Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe woongebouwen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
laatsing en uiterlijk van nieuwe woongebouwen zijn afgestemd op het P bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; 2. Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; 3. Bouwactiviteiten zijn per blok of per serie zodanig dat de samenhang tussen de gebouwen intact blijft. Zij sluiten aan op de alzijdigheid van de gebouwen.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
D
E
G
E
N
R
E
S
7.6. Kantoorgebouw
Genrebeschrijving In vrijwel alle gebouwen waar gewerkt wordt, is een groter of kleiner deel in gebruik als kantoor. De kantoorfunctie kan echter de enige zijn, zowel in het gebouw als op de bedrijfskavel. Er worden in het gebouw en op de kavel dan geen goederen geproduceerd, bewerkt, opgeslagen enz. Dergelijke monofunctionele, niet bij een ander bedrijfsgebouw behorende kantoren vallen onder het genre kantoorgebouw. Gebouwen, waarin zowel een kantoor- als een bedrijfsfunctie is gevestigd, vallen onder het genre bedrijfsgebouw, evenals losstaande kantoren die onderdeel zijn van een bedrijfscomplex. NB. Deze omschrijving verschilt met de bestemmingsplannen waarin een kantoor wordt gezien als ‘een gebouw of een gedeelte daarvan dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch of naar aard gelijk te stellen gebied.’ Karakteristieken en kwaliteiten De bandbreedte van het genre kantoorgebouw loopt van losstaande, individuele gebouwen –groot of klein-, via ensembles en linten van verschillende gebouwen tot series vrijwel identieke gebouwen. Kantoren staan zowel op bedrijventerreinen als op kantorenlocaties en aan de randen van woonwijken. De categorie kantorenlocaties is in Almere vrij klein: bij Station Muziekwijk en Station Parkwijk. De kantorenlocatie Zakencentum Stad valt onder de ontwikkelingsgebieden. Een voorbeeld van een gemengd kantoren-/bedrijventerrein is Randstad. Bij de bedrijventerreinen Markerkant, Poldervlak en Poort wordt gestreefd naar een grotere functiemenging: naast bedrijfs- en kantoorfuncties ook detailhandel. Bij zowel het losstaande, individuele kantoorgebouw als het ensemble en het lint van verschillende kantoorgebouwen en de serie vrijwel identieke kantoren is de relatie met de omgeving bepalend voor de kwaliteit van het geheel. In architectonische zin is de basisvorm van het kantoorgebouw, net als bij het bedrijfsgebouw, meestal een helder en eenduidig staand of liggend rechthoekig volume. Er zijn zowel vrij anonieme kantoorgebouwen met eenvoudige gevels van baksteen en glas, als zeer representatieve met expressief vormgegeven gevels. Het verschil ligt in de toegepaste materialisering, het uitwerken van ingangspartijen e.d. of het ‘spelen’ met verschillende volumes.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
35
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Serie
Individueel
Dit varieert van een inspringende hoek bij de ingang tot het in elkaar schuiven van volumes, het koppelen van verschillende volumes of situering in een cluster. De materialisering is zeer divers: baksteen in verschillende kleuren, glas, metaal enz. Dynamiek Op de kantoorlocaties en bedrijfsterreinen spelen verschillende processen. Er is sprake van intensivering van het gebruik en het vollopen van terreinen door vergroting en al dan niet vervangende nieuwbouw. Functieverandering en wisseling van gebruiker(s) leiden tot het aanpassen van gebouwen. In de ruimte rond de kantoren worden hekwerken, containers, stallingen e.d. gebouwd. De parkeerfunctie gaat vaak ten koste van de kwaliteit van de openbare ruimte. Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Het genre kantoorgebouw valt grotendeels onder de basis toets, langs de hoofdinfrastructuur en in de bebouwingsranden langs de A6/A27 onder de basis plus toets. In de centra van Stad, Buiten, Haven en Poort geldt de uitgebreide toets (zie beschrijving centra). Van belang zijn de verschillende posities die het kantoorgebouw kan innemen
36
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Ensemble van verschillende gebouwen
binnen de stedelijke structuur. Wat zichtbaar is vanuit de openbare ruimte moet een positieve bijdrage leveren aan het stadsbeeld. Dit geldt op verschillende schaalniveaus, van dichtbij tot veraf. Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe kantoorgebouwen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
laatsing en uiterlijk van nieuwe kantoren zijn afgestemd op het bestaande P beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water;
7
2.
itbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een U nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; 3. De architectonische uitwerking van de plint is afgestemd op het geheel van ensemble, serie of lint; 4. Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen in de directe nabijheid van het hoofdgebouw zijn in vormgeving en materialisering afgestemd op het hoofdgebouw; 5. Erf afscheidingen zijn gemaakt van een hoogwaardig materiaal en ogen robuust en transparant.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. 7.7. Bedrijfsgebouw
Genrebeschrijving De meeste gebouwen op de Almeerse bedrijfsterreinen vallen in het genre bedrijfsgebouw. Het genre betreft werkgebouwen waar goederen worden geproduceerd, bewerkt, opgeslagen etc. Vrijwel altijd is een deel van het bedrijf in gebruik als kantoor. De kantoorfunctie is echter ondergeschikt en staat ten dienste van de andere functies. Doorgaans is aan het gebouw of het complex af te lezen waar het kantoorgedeelte is gesitueerd, losstaand of ligging aan de voorzijde met een meer representatief uiterlijk. Karakteristieken en kwaliteiten De bandbreedte van het genre is groot en varieert van vrij kleine panden, vaak met consumentgerichte bedrijvigheid (bandenservice e.d.), via bedrijfsverzamelgebouwen met gelijke units naast of naast en boven elkaar, tot grootschalige bedrijfshallen in gebruik bij één onderneming. Bedrijfsterreinen vormen meestal de omgeving (context) van bedrijfsgebouwen; incidenteel zijn hier ook andere functies aanwezig zoals detailhandel. Er zijn zowel grote bedrijfsterreinen als
D
E
G
E
N
R
E
S
bijvoorbeeld Gooisekant, Veluwsekant en Sallandsekant, als kleinere, bijvoorbeeld De Uitgeverij, Gietersplaats en de Paal. De kleinere liggen merendeels bij de woonbuurten, grotere aan de rand van de stad. Verreweg het grootste bedrijfsterrein is De Vaart aan de rand van Almere Buiten. De bedrijfsterreinen hebben een stevige structuur met meestal een forse groene rand rondom, die gekoppeld is aan de hoofdinfrastructuur. De ontsluiting vindt plaats vanaf de hoofdwegen met een netwerk van kruisende wegen. Aan deze interne wegen liggen de afzonderlijke, per bedrijf ontwikkelde kavels. Op de kavels staan de bedrijfsgebouwen –individueel of in serie gebouwd- en vinden functies als opslag en parkeren plaats. Langs de interne wegen ligt een groene berm met bomen die een belangrijke rol rol speelt in de manier waarop kavels door erfafscheidingen omkaderd worden. De kwaliteit van gebouw met omgeving hangt hiermee sterk samen. Het kader -een hek, haag, scherm of talud- geeft de positie van het bedrijfsgebouw op het eigen terrein aan èn vormt de overgang naar het openbaar gebied en het terrein van belendende bedrijven. In de beste gevallen vormen de erfafscheiding, de inrichting van het maaiveld en het gebouw een geheel. Dit bepaalt mede het gezicht van het bedrijf en is indirect reclame. Architectonisch is het overheersende type bedrijfsgebouw een heldere en eenduidige rechthoekige hal; varianten zijn in elkaar geschoven of gestapelde rechthoekige volumes. Afhankelijk van de functie of aard van de werkzaamheden zijn de gevels grotendeels dicht (opslag/distributie) of juist meer open (maximale openheid: showroom). Van belang bij de architectonische vormgeving is de plaats van het kantoor gedeelte en de verhouding tussen kantoorgedeelte en productiegedeelte. De plaats van het kantoorgedeelte is variabel. Wanneer het kantoor los van de overige bebouwing staat, is het meestal als ‘visitekaartje’ zeer representatief vormgegeven. Het kantoorgedeelte kan ook tegen het productiegedeelte staan of daarin opgenomen zijn. In beide gevallen is de mate van verbijzondering wisselend. Afhankelijk van de schaal van het bedrijfsterrein zijn de gevelvlakken meer of minder grootschalig uitgewerkt. Voor de losstaande hallen is vaak staalconstructie toegepast met buitengevels van metalen beplating (damwandprofiel e.d.). Naarmate meer representativiteit vereist is zijn de bedrijfspanden (in hun geheel) uitgevoerd met (gedeeltelijke) baksteenwanden, hoogwaardige metalen als aluminium, glas etc. De vormgeving is dan ook expressiever.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
37
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Dynamiek Op de bedrijfsterreinen spelen verschillende processen. Er is sprake van intensivering van het gebruik en het vollopen van terreinen door vergroting en al dan niet vervangende nieuwbouw. Functieverandering en wisseling van gebruiker(s) leiden tot het aanpassen van gebouwen, waaronder het gedeeltelijk als kantoor in gebruik nemen van bedrijfspanden. Door de vestiging van detailhandelsfuncties worden sommige terreinen meer openbaar. Deze functies vestigen met intensieve reclame de aandacht op zich. In de ruimte rond de bedrijfsgebouwen worden hekwerken, containers, stallingen e.d. gebouwd. Als op de bedrijfskavel niet genoeg ruimte (meer) is, wordt geparkeerd in de openbare ruimte. Dit gaat vaak ten koste van de kwaliteit daarvan. Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Het genre bedrijfsgebouw valt merendeels onder de basis toets. In Almere Buiten is echter het kassengebied Buitenvaart en in Bedrijvenpark De Vaart
de Gordingweg welstandsvrij. Voor bedrijfsgebouwen in deze gebieden geldt dus geen welstandstoets. Enkele randen van bedrijfsterreinen krijgen als deel van de ‘etalage’ van de stad de basis plus toets. Dit geldt voor de rand van Gooisekant langs de A6 en de Hogering en voor de rand van Veluwsekant en Sallandsekant langs de A6 en de Hoge Vaart. In het bestemmingsplan (m.u.v. Sallandsekant) zijn deze randen opgenomen als voorgevelzone: de bedrijfsgebouwen dienen met de voorzijde naar de weg gekeerd te zijn. Langs de hoofdinfrastructuur geldt de basis plus toets. Waar de basis plus toets geldt, is handhaving en wellicht meer nog realisering van het ‘etalage’ karakter het uitgangspunt. De rand van de kavel is hier expliciet onderdeel van de ontwerpopgave, ook bij uitbreiding en verandering. Waar de basis toets geldt blijft, gezien het functionele en minder openbare karakter van bedrijfsterreinen, het welstandstoezicht relatief beperkt. Het gaat dan om de voor- en zijkant van gebouwen, bij alzijdige gebouwen om alle kanten, en om reclame-uitingen die vanuit de openbare ruimte en van ver zichtbaar zijn.
Vrijstaand bedrijfsgebouw.
Bedrijfsverzamelgebouw.
38
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
7
Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe bedrijfsgebouwen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
laatsing en uiterlijk van nieuwe bedrijfsgebouwen zijn afgestemd op het P bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; Representatief deel bebouwing keert zich naar de weg / openbare ruimte, indien zichtbaar vanuit de openbare ruimte wordt de zijgevel behandeld als representatieve gevel; Aan- en uitbouwen en overkappingen en bijgebouwen in de directe nabijheid van het hoofdgebouw zijn in vormgeving en materialisering afgestemd op het hoofdgebouw; Heldere en duidelijke hoofdvorm en heldere dakcontour; Materiaal en detaillering in overeenstemming met schaal, horizontaliteit of verticaliteit gebouw; Erf afscheidingen zijn gemaakt van een hoogwaardig materiaal en ogen robuust en transparant.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
D
E
G
E
N
R
E
S
7.8. Woon / werkgebouw
Genrebeschrijving Behalve kantoren en bedrijfsgebouwen is er een derde categorie werkgebouwen onderscheiden. De functie is echter niet louter op werken gericht, maar twee ledig: naast werken ook wonen. Dit genre betreft het woon/werkgebouw ofwel ‘bedrijf bij huis’. Voorbeelden zijn combinaties als: een boerenbedrijf met woning, een appartement op een kantoor voor of naast een bedrijfsloods, een woonhuis tegen een bedrijfshalletje. In aansluiting op de bepalingen in de bestemmingsplannen valt het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en / of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit binnen de woonfunctie meestal niet onder het genre. De benutting voor kantoor, praktijk- of bedrijfsruimte blijft dan onder de 25% van het vloeroppervlak. Wanneer een hoger percentage wordt benut valt een pand wel onder het genre. Woon- en bedrijfsruimte kunnen dus zowel los van elkaar staan, op dezelfde kavel, geschakeld zijn of in feite één volume vormen. Karakteristieken en kwaliteiten Woon/werkgebouwen staan verspreid over het stedelijk en landelijk grond gebied; ze komen voor als: • Enkeling tussen kleine kantoren en voorzieningen; • Enkeling op een bedrijventerrein; • Een woning bij een boerenbedrijf; • Rij individuele (verschillende) bedrijfsgebouwen; • Aparte verkaveling (serie) op de overgang van woongebied naar bedrijventerrein. Typerend voor het genre is de combinatie van huiselijkheid met bedrijvigheid, waardoor aan het gebouw beide functies zijn af te lezen (dakterras met parasol op het dak, glijbaan op voorterrein, rozen en smeedijzeren hek naast roldeur). De verschijningsvorm van het woon/werkgebouw is zeer divers, maar steeds is de relatief kleine schaal van beide functies bepalend: klein bedrijf met één wooneenheid. Daarbij kan de bedrijfsfunctie echter zowel een vrij groot volume beslaan (bedrijfshal of –loods) als juist bescheiden in omvang zijn (klein kantoor). Tussen deze uitersten zijn vrijwel alle gradaties voorhanden. Over het algemeen is het geheel vanwege de aanwezige werkruimte wel groter dan een gemiddeld woonhuis.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
39
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe woon/werkgebouwen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor het bouwwerk de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
Meestal is sprake van twee entreegebieden (huis en bedrijf) of een gecombineerde entree. Er wordt geparkeerd op eigen terrein, met ruimte voor meerdere auto's en eventueel vrachtwagens en ruimte voor laden en lossen. De bedrijfsfunctie -en daarmee de behoefte aan herkenbaarheid en onderscheiding- brengt de aanwezigheid van naamborden, reclame, verlichting en opvallend kleurgebruik met zich mee. Dynamiek Binnen het genre ligt de meest voorkomende dynamiek in uitbreiding van het bedrijfsdeel en/of het woondeel; aan- en uitbouwen, bijgebouwen, gevelwijziging, bergingen en dakopbouwen. Daarnaast betreft de dynamiek reclameuitingen en de bouw van schuttingen in de tuinen. Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten De woon/werkpanden vallen voornamelijk onder de basis toets. Gezien het individuele karakter van de bedrijvigheid is er binnen de bepalingen in het bestemmingsplan ruimte voor een zo verschillend mogelijke verzameling uitbreidingen, erfafscheidingen, bedrijfserven en tuinen. 40
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
laatsing en uiterlijk van nieuwe woon/werkgebouwen zijn afgestemd op P het bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; 2. Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; 3. Het gebouw heeft representatieve gevels naar de openbare ruimte; 4. Woon- en werkgedeelte vormen samen qua vorm, materiaal- en kleur gebruik en detaillering een architectonische geheel. In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. 7.9. Voorziening
Genrebeschrijving Op veel plaatsen in Almere staan vrijstaande scholen en sporthallen en grotere en kleinere clusters van winkels, scholen en gezondheidscentra. Op sportcomplexen die verspreid over het stedelijk grondgebied liggen staan gebouwen als kantines, tribunes en kleedruimten; in de groengebieden bevinden zich vrijstaande horecagelegenheden. In parken verschijnen bouwwerken die het karakter van het park ondersteunen zoals bijvoorbeeld kleine horecavoorzieningen.
7
Voorzieningen als antennes voor mobiele telefonie en rolluiken zijn vergunningplichtig en vallen onder bouwwerken. Voorzieningen komen echter ook voor als onderdeel van de woonbebouwing, bijvoorbeeld in de vorm van een of enkele winkels of scholen die in de plint van een bouwblok zijn opgenomen of de hoek vormen. De mate van openbaarheid van de gebouwen die tot het genre behoren is wisselend, maar er is altijd sprake van een publieksfunctie. Karakteristieken en kwaliteiten De bandbreedte binnen het genre hangt samen met het verschil in positie ten opzichte van de wijk of buurt. Buurtvoorzieningen of kleinschalige functies zijn opgenomen in de woonbebouwing. Voorbeelden zijn: winkel, horeca, kleinbedrijf (rijschool, schoonheidsspecialist, boekhouder, fysiotherapeut) of school. Voorzieningen voor een groter gebied staan vrij of in clusters: school, supermarkt, theater, sporthal, horeca, gezondheidscentrum, kinderopvang etc. Afhankelijk van de functie is de omringende ruimte vooral groen (school) of juist stenig (supermarkt, sporthal). De sportparken fungeren voor meerdere wijken of voor de hele stad en daarbuiten, zoals bij gespecialiseerde sporten (bv. golf, paintball). Ook de horecavoorzieningen in de groengebieden hebben een aanzienlijk groter verzorgingsgebied dan de onmiddellijke omgeving. Voorziening opgenomen in de woonbebouwing Wanneer een voorziening is opgenomen in de bebouwing is die gedeeltelijk verbijzonderd, bijvoorbeeld als (een deel van) de onderste laag en/of de hoek. Een uitbouw of bijgebouw draagt aan de verbijzondering (herkenbaarheid) bij. Dit aspect kan een kwaliteit aan de woonbebouwing toevoegen in de zin van variatie en identiteit. Voorziening vrijstaand op open plek De situering van vrijstaande voorzieningen of ensembles is vrijwel altijd op een open plek binnen de woningverkaveling of aan de al dan niet groene rand van een buurt of in een park. In de eerste woonwijken is een herhaald ontwerp voor scholen, sporthallen en wijkvoorzieningen toegepast. In de meer recente wijken is altijd sprake van een specifiek ontwerp. Het stedenbouwkundige en vaak ook het architectonische planconcept gaan uit van het beeld van een losstaand volume in een vrije ruimte. Hierbij zijn drie kwaliteiten bepalend. In de eerste plaats heeft de openbare, al dan niet groene
D
E
G
E
N
R
E
S
ruimte rond de voorziening(en) een grotere schaal dan het gebouw zelf. Ten tweede staat elk gebouw in een ‘lijst’ die de overgang vormt naar de openbare ruimte en is afgestemd op de specifieke inrichting van de omgeving: groen, water, verhard oppervlak. Tenslotte onderscheidt het gebouw zich van de aangrenzende (woon)bebouwing en is alzijdig georiënteerd, zonder achterkanten. Voorzieningen op sportvelden en sportcomplexen/horeca in groengebied Voor deze categorieën geldt hetzelfde als voor de voorziening vrijstaand op open plek: het gaat om een of enkele losstaande volumes in een vrije ruimte. Bepalend zijn ook hier de groene, altijd grootschaliger ruimte rond het gebouw en de alzijdigheid. De mate van omlijsting is wisselend. Bij sportcomplexen is het groene karakter overheersend, er is weinig sprake van architectonische verbijzondering. De bebouwing is functioneel en compact. Wel zijn er verschillen in representativiteit (bv. tennis). De horeca profileert zich meer uitgesproken en benut vooral het uitzicht op groen en water (terrassen, plint met grote glasvlakken). Dynamiek Bij voorzieningen die in de bebouwing zijn opgenomen speelt de ‘gangbare’ winkeldynamiek: reclame wordt gewijzigd en/of toegevoegd, puien worden geblindeerd, er verschijnen uitbouwen en opbouwen, er vindt afvalopslag plaats, ventilatiepijpen en installaties worden geplaatst, materialen- en kleuren van gevels en puien (kozijnvervanging) veranderen enz. Dit geldt ook voor vrijstaande horeca-voorzieningen. Bij de vrijstaande overige voorzieningen ligt de dynamiek vooral in de toevoeging van tijdelijke gebouwen als noodscholen en gezondheidscentra, en in de tijdelijke uitbreiding van bestaande gebouwen. De tijdelijke gebouwen variëren van granuleus beklede containers tot een meer gekleurde en gestapelde variant. Veelal is inmiddels ook het entreegebied vergroot en zijn parkeerplaatsen aangelegd en fietsenstallingen, hekken en hagen, nutsvoorzieningen en vuilcontainers geplaatst. Bij scholen is de speelplaats flink vergroot en een speelgoedopslag gebouwd. Bij supermarkten ligt een groot verhard (parkeer)terrein en is de bevoorradingsruimte uitgebreid. Het gevolg van de dynamiek is dat de verhouding tussen gebouw en omringende ruimte verstoord raakt.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
41
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Voorziening op kop van een rij woningen
Gezondheidscentrum op zichtlocatie
School in parkstrook
Door de uitbreidingen wordt het losstaand volume meer een verzameling gebouwen in plaats van één helder gebouw; door de toename van de oppervlakte verharding wordt de groene ruimte versnipperd en van hoofdzaak tot bijzaak. Op de sportterreinen is er als gevolg van het hergroeperen van verenigingen en het intensiveren van het gebruik vrij veel dynamiek. Gebouwen worden veel vuldig aangepast en er worden nieuwe gebouwd. Ook verrijzen er lichtmasten voor het gebruik van sportvelden ’s avonds en worden containers geplaatst voor tijdelijk gebruik.
Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe voorzieningen in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor de voorziening de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8.
Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Het genre voorziening valt meestal onder de basis toets, in de basis plus gebieden onder de basis plus toets en in de centrumgebieden onder de uitgebreide toets. Bij de welstandstoets is het van belang bij de voorzieningen die in de bebouwing zijn opgenomen ingrepen te bekijken in samenhang met het betreffende woongenre, meestal rijwoning herhaling. Bij de vrijstaande voorzieningen is de verhouding tussen de bebouwing en de omringende ruimte het belangrijkste aandachtspunt.
1.
42
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
laatsing en uiterlijk van nieuwe voorzieningen zijn afgestemd op het P bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; 2. Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast;
7
3. 4. 5.
Als de voorziening opgenomen is in de woonbebouwing dan sluit de architectonische uitwerking aan op de bebouwing waarin de voorziening is gelegen; De vrijstaande voorziening is afgestemd op de alzijdige oriëntatie van het gebouw in de omringende bebouwing; Erf afscheidingen zijn gemaakt van een hoogwaardig materiaal en ogen robuust en transparant.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
D
E
G
E
N
R
E
Dynamiek Bij de overige gebouwen / bouwwerken, standplaatsen is de dynamiek het gevolg van aanpassing en wijziging van de functie. Waar bouwwerken uit het genre op bedrijventerreinen staan en qua omvang overeenkomen met bedrijfsgebouwen is ook de dynamiek overeenkomstig met die van het genre bedrijfsgebouw. Welstandsniveau; genrespecifieke welstandsaspecten Het genre overige gebouwen/bouwwerken, standplaatsen valt in het grootste deel van Almere onder de basis toets, in een aantal gebieden onder de basis plus toets of de uitgebreide toets.
7.10. Overige gebouwen / bouwwerken, standplaatsen
Genrebeschrijving Niet alle gebouwen in Almere vallen onder de beschreven genres van woon- en werkgebouwen. Voorbeelden zijn o.a. een brug, een windmolen, rioolwaterzuivering, een warmtekrachtcentrale of een gemaal. Ook de zogenaamde ‘bouwwerken geen gebouw zijnde’ (zie bijlage Gebruikte termen), zoals bijvoorbeeld bruggen passen niet in deze genres. Een schuur bij een woonboot kan ook hieronder vallen. Objecten als kunstwerken anders dan civiele constructies zijn welstandsvrij. Karakteristieken en kwaliteiten De overige gebouwen en bouwwerken zijn over het algemeen functioneel van aard. Het heldere, functionele karakter kan een kwaliteit inhouden: in een oogopslag is te zien waarvoor het gebouw of bouwwerk dient. Vaak wordt deze kwaliteit versterkt door de functionele relatie tussen gebouw/bouwwerk en omgeving: bijvoorbeeld tussen een gemaal, het aanvoerkanaal en het water waarop gespuid wordt of tussen een brug of viaduct en de bijbehorende wegen. De materialisering is gebaseerd op het functionele karakter of sluit aan bij die van bedrijfshallen (staalconstructie, metalen beplating e.d.).
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
43
S
7
D
E
G
E
N
R
E
S
Genrecriteria Voor uitbreidingen en verbouwingen, die niet onder de loketcriteria in hoofdstuk 5 vallen, gelden de onderstaande genrecriteria. Die gelden ook voor nieuwe “overige gebouwen / bouwwerken en standplaatsen” in het bestaand stedelijk gebied, er is immers al zoveel van de omgeving bekend dat de welstandscommissie die als uitgangspunt voor de beoordeling kan nemen. Als voor deze overige gebouwen / bouwwerken, standplaatsen de basisplus toets geldt (zie welstandsniveaukaart hoofdstuk 3.4.) zijn er nog aanvullende, gebiedsgerichte criteria geformuleerd in hoofdstuk 8. 1.
laatsing en uiterlijk van nieuwe overige gebouwen / bouwwerken en P standplaatsen zijn afgestemd op het bestaande beeld in de directe omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. Dat heeft betrekking op zowel de architectonische kenmerken (maat, schaal, kleur en materiaalgebruik) als op de openbare omgeving van wegen, groen en water; 2. Uitbreiding en verbouwing laten de hoofdvorm in stand of leiden tot een nieuwe evenwichtige hoofdvorm en respecteren de bestaande detaillering, kleur- en materiaalgebruik dan wel vormen daarmee een helder contrast; 3. Representatief deel bebouwing, indien aanwezig, keert zich naar de weg/ openbare ruimte, de architectonische uitwerking van het gebouw of bouwwerk sluit aan op de inrichting van het maaiveld; 4. Helder en eenduidig kleurbeeld (bij nieuwbouw geïntegreerd in ontwerp van het geheel); 5. Erf afscheidingen zijn gemaakt van een hoogwaardig materiaal en ogen robuust en transparant. In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
44
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
De gebiedsgerichte criteria
Voor het grootste deel van Almere geldt de basis toets, een aantal gebieden en objecten valt echter onder de gebiedsgerichte basis plus toets. In die gevallen is sprake van één of enkele kenmerkende aspecten waaraan zodanige waarde wordt toegekend dat instandhouding op zijn plaats is en/of het gaat om gebieden die in het ruimtelijk beleid een bijzondere betekenis hebben (zie hoofdstuk 3.3). Een studie naar de mobiliteitsesthetiek van Almere heeft tot gevolg gehad dat 'randen en zones' langs de hoofdinfrastructuur een bijzondere waardering hebben gekregen. Vanwege de nagestreefde ambities zijn ook de nieuwe ontwikkelingsgebieden in de basis plus toets ondergebracht. Voor de stadscentra geldt de uitgebreide toets. Alle ontwikkelingsgebieden in Almere waarvoor de planvorming nog in een beginstadium verkeert worden in het hierna volgende niet beschreven en vallen daarom onder de basis toets. Aangezien er nu nog geen specifieke basis plus criteria voor zijn geformuleerd (er is nog geen beeldkwaliteit geformuleerd) gelden vooralsnog alleen de genrecriteria uit hoofdstuk 7. 8.1. De basis plus toets
Alle gebieden in Almere die niet welstandsvrij zijn of onder de uitgebreide toets vallen en waarvoor de planvorming nog in een beginstadium verkeert worden in het hierna volgende niet beschreven, maar vallen wel onder de basis plus toets.
De Blocq van Kuffeler
Aangezien er nu nog geen specifieke basis plus criteria voor zijn geformuleerd (er is nog geen beeldkwaliteit geformuleerd) gelden vooralsnog alleen de algemene criteria (hoofdstuk 9). Uiteraard zijn in de basis plus gebieden de reclamecriteria van toepassing. Bijzondere elementen Tot de bijzondere elementen in Almere behoren gemaal De Blocq van Kuffeler, het hoofdgebouw van stadslandgoed De Kemphaan en het Kasteel. Karakteristieken en kwaliteiten Zowel De Kemphaan, het gemaal, als het Kasteel zijn gebouwen die voor Almere van bijzondere betekenis zijn, als letterlijke en figuurlijke landmarks. Het zijn letterlijk landmarks omdat het opvallende gebouwen zijn, figuurlijk omdat ze een grote symboolwaarde hebben en ‘iconen’ voor de stad zijn. Het gemaal, gesitueerd aan de Markermeerdijk, is de belangrijkste beelddrager van de waterhuishouding van het ‘nieuwe land’ en daarmee van Almere als ‘stad in de polder’. De Kemphaan is van belang als stadslandgoed in ontwikkeling, als natuurlijk, educatief en cultureel brandpunt in de karakteristieke groene stedelijke buitenruimte. Het kasteel is een exponent van Almere als architectonische proeftuin.
Kasteel
de Kemphaan
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
45
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Dynamiek De Kemphaan is nog in ontwikkeling en het kasteel is in aanbouw. Het gemaal vormt een afgerond functioneel geheel. Welstandsniveau, specifieke aspecten De bijzondere elementen vallen onder de basis plus toets. Voor al deze gebouwen is het belangrijkste aandachtspunt bij de welstandstoets de verhouding tussen de bebouwing en de omringende ruimte, dan wel de impact op het omringende landschap en de alzijdigheid van de gebouwen. Criteria In eerste instantie gelden hier voor zover van toepassing de loketcriteria en de genrecriteria voor het genre voorziening. Daarnaast geldt het onderstaande basis plus criterium: 1.
Ingrepen doen recht aan de gebouwen, wat betreft karakteristiek, samenhang en onderlinge relatie, hoofdvorm, detaillering en materiaalgebruik.
De Realiteit
46
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de gebiedscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. De Fantasie en De Realiteit Het buurtje De Fantasie ligt in Almere Stad aan de rand van het Weerwater en is gebouwd als resultaat van een prijsvraag voor ‘ongewone’ woningen in 1982. De vraag was een ontwerp voor een vrijstaande woning of een groepje woningen, vindingrijk in materiaalgebruik, constructie of vormgeving, en bedoeld om tenminste vijf jaar mee te gaan (voor die periode werd grond ter beschikking gesteld aan de winnaars). Het buurtje De Realiteit, aan de noordrand van Almere Stad tegen de Noorderplassen aan, is gebouwd als resultaat van de prijsvraag ‘Tijdelijk Wonen’ die in 1985 werd uitgeschreven. De prijsvraag was gericht op het ontwerpen van tijdelijke en verplaatsbare bouwwerken. Alle bebouwing in De Fantasie en De Realiteit behoort tot het genre woning vrijstaand individueel.
De Fantasie, dynamiek in de vorm van nieuwbouw
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
8
Karakteristieken en kwaliteiten Conform het thema van beide prijsvragen zijn experimentele, verplaatsbare, tijdelijk bedoelde, woon- en woon/werkpanden neergezet. Veelal is montagebouw toegepast met lichte materialen en constructie. De meeste panden zijn op de ligging aan het water (Noorderplassen, Weerwater) betrokken (grote glasvlakken, verhoogd woongedeelte). Beide buurtjes vertegenwoordigen in Almere het gedurfde en experimentele aspect. Dynamiek Een aantal panden bevindt zich in vrijwel de originele staat, andere zijn ingrijpend gewijzigd. Welstandsniveau, specifieke aspecten De Fantasie en De Realiteit vallen onder het basis plus niveau. Aangezien het oorspronkelijk om tijdelijk bedoelde gebouwen gaat, kunnen vervanging en nieuwbouw aan de orde zijn. In dat geval dient er opnieuw gedurfd en experimenteel gebouwd te worden. Criteria In eerste instantie gelden hier voor zover van toepassing de loketcriteria en de genrecriteria voor het genre woning vrijstaand individueel. Daarnaast gelden de volgende basis plus criteria: 1. 2.
ij vervanging en uitbreiding zijn materiaalgebruik, kleur en detaillering in B samenhang met het bestaande (hoofd)gebouw; Nieuwbouw/grootschalige uitbreiding is individueel en experimenteel van karakter, in vorm, materiaal en constructie.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Zones hoofdinfrastructuur De hoofdinfrastructuur bestaat naast de A6 en de A27 uit de stadsautowegen, de stadswegen en de Flevospoorlijn. De stadsautowegen zijn de provinciale wegen binnen Almere. Zij vormen de doorgaande autoverbindingen binnen Almere. Het gaat om: Hoge Ring, Tussenring, Buitenring en Waterlandseweg. De stadswegen of dreven ontsluiten de stadsdelen vanaf de stroomwegen. De Flevospoorlijn verbindt Almere met het “oude land’. De lijn heeft nu stations in Almere Stad en Almere Buiten. Karakteristieken en kwaliteiten Vanaf de infrastructuur is vrijwel alles zichtbaar van wat Almere in architectonisch en stedenbouwkundig opzicht ‘in huis’ heeft. Vanwege de mindere snelheid die het verkeer op deze wegen en op het spoor heeft, wordt de ervaring bepaald door de hoofdvorm, de kleur en de contour van de bebouwing, maar soms ook door de detaillering en de afwerking. De wegen worden vaak geflankeerd door groene randen of geluidswallen. Deze zijn, afhankelijk van de vorm, van belang als (transparant) scherm tussen de weg en de eerste lijn van bebouwing erlangs. Dynamiek Zie de woon- en werkgenres. Daarnaast vindt in de groene rand langs de wegen de nodige dynamiek plaats door de plaatsing van reclame en gedeeltelijke inbeslagname door detailhandel en andere functies. De letterlijke en figuurlijke distantie tussen hoofdstructuur en bebouwing kan daardoor veranderen. Welstandsniveau, specifieke aspecten Aan weerszijden van de A6 / A27, stadsautowegen, stadswegen en Flevolijn geldt de basis plus toets: voor gebouwen waarvan één of meer gevels duidelijk zichtbaar zijn vanaf de hoofd-infrastructuur. Voor de welstandstoets is de beleving vanaf de weg en het spoor een belangrijk gegeven. Bepalend voor de kwaliteit daarvan zijn de coulissewerking, het contrast tussen voor- en achtergrond, de hoofdvorm en de belangrijkste detaillering van de bebouwing. Criteria In eerste instantie gelden hier, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria uit hoofdstuk 7. Daarnaast gelden de volgende basis plus criteria:
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
47
8
D
48
E
G
E
B
I
W
E
L
S
E
T
D
A
S
N
G
D
E
S
R
N
I
C
O
H
T
T
A
E
A
C
L
R
M
I
E
T
R
E
E
R
I
A
8
1. 2. 3.
4. 5. 6.
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
ouwactiviteiten doen geen afbreuk aan de helder contour en het silhouet B van gebouwen; Gebouwen hebben een helder, consequent gevelconcept en kleurbeeld; Waar de achterkant van een gebouw is gekeerd naar een hoofdinfrastructuur en ook de zijgevels (gedeeltelijk) zichtbaar zijn, worden de achter- en zijgevels zowel grootschalig als representatief uitgewerkt binnen een heldere hoofdcontour; Bij vestiging aan een kruispunt en daardoor zichtbaarheid vanuit verschillende richtingen is een meerzijdige oriëntatie vereist; Bebouwing aan/bij een kruispunt vormt qua volume en architectonische uitwerking een accentuering van de hoek die aansluit op de schaal van de omgeving; Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen in de strook tussen hoofdgebouw en hoofdinfrastructuur hebben een (gedeeltelijk) represen tatieve zijde gericht naar de hoofdinfrastructuur.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. De dijken De buitenrand van Almere wordt gevormd door de polderdijk van Flevoland, tegelijk de waterkering aan het buitenwater van Markermeer, IJmeer en Gooimeer. Van de verschillende stadsdelen heeft in de huidige situatie alleen Almere Haven een directe relatie met het buitenwater. Medio 2006 is een Kustvisie ontwikkeld die als inspiratiebron dient voor de ontwikkeling van alle locaties langs en aan de Almeerse kustlijn. Te zijner tijd zal dit in beeldkwaliteitplannen worden uitgewerkt. Karakteristieken en kwaliteiten De waterkering vormt de scherpe overgang tussen het bewoonde binnendijkse gebied en het buitenwater. De dijk is daarmee de fysieke rand van de gemeente die beeldbepalend is voor het zicht van ‘buitenaf’: vanaf het water en vanaf het ‘oude land’. In die zin is de dijk een belangrijke beelddrager van de polder als
het ‘nieuwe land’. Bepalend voor de kwaliteit is het gegeven dat de dijk een grootschalig, continu landschapselement is op het niveau van de polder als geheel. Dynamiek Een deel van de polderrand hoort bij de ontwikkelingsgebieden. Voor het overige is op korte termijn van weinig dynamiek langs de dijk sprake. Er verschijnen steeds meer windmolens langs de polderrand. Welstandsniveau, specifieke aspecten De bebouwing op en aan de dijk valt gezien de bijzondere betekenis van de polderrand onder de basis plus toets. Van belang voor de welstandsbeoordeling zijn de verschillende posities die een gebouw op of aan de dijk kan innemen. Het gebouw kan op verschillende schaalniveau’s een rol spelen, van dichtbij tot veraf. Bij de beoordeling van de werking op grotere afstand staat de verhouding tussen het gebouw (maat/schaal, uiterlijk, contour) en de schaal van het landschap centraal.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
49
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Seizoenenbuurt
Regenboogbuurt
Criteria In eerste instantie gelden hier, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria. Daarnaast gelden de volgende basis plus criteria:
De themawijken Specifieke thema’s worden ingezet om een wijk identiteit en samenhang te geven. De Regenboogbuurt (begin planvorming 1991), heeft als thema kleur, in de Seizoenenbuurt (begin planvorming 1993) is het thema het chalet karakter van de woningen.
1.
ouwactiviteiten versterken de continuïteit van het landschap en het B karakter van de dijk als continu en dominant element in het landschap; 2. Bebouwing (individueel/ensembles) heeft het karakter van een incident ten opzichte van de (grote) schaal van het landschap; 3. Bebouwing heeft een heldere contour, gevelconcept en kleurbeeld.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis pluscriteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
50
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Karakteristieken en kwaliteiten De Regenboogbuurt en de Seizoenenbuurt, beide in Almere Buiten, zijn geslaagde exponenten van de thematische stedenbouw uit de jaren ’90 van de 20e eeuw en als zodanig van grote betekenis voor Almere. In de Regenboog buurt betreft het thematische aspect in eerste instantie de uitgesproken kleuren en daarnaast de mee ontworpen erfafscheidingen (zwarte metalen spijlenhekken voor voor- en zijtuinen). De Seizoenenbuurt, ontwikkeld aan de hand van een strak beeldkwaliteitplan, ontleent het waardevolle karakter vooral aan de dakhelling tussen 20 en 30 graden, het toegepaste overstek van min. 90 cm en de tegenstelling tussen de grijze dakbedekking en de okerkleurige baksteen.
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Dynamiek Zie de genres woning vrijstaand individueel, vrijstaand serie, rijwoning herhaling en woongebouw.
Stichtsekant Het bedrijventerrein Stichtsekant wordt ontwikkeld tussen de A27, de Waterlandseweg, de dijk van het Gooimeer en het Cirkelbos.
Welstandsniveau, specifieke aspecten De Regenboogbuurt en de Seizoenenbuurt vallen onder de basis plus toets. Het welstandsbeleid is er met name op gericht de thematische aspecten in stand te houden. In de Regenboogbuurt is het verplicht de oorspronkelijke kleuren te handhaven op grond van privaatrechtelijke overeenkomst (koopcontract).
Ambitie Vanaf de Stichtse Brug wordt de eerste blik op Almere bepaald door het bedrijventerrein Stichtsekant; het gebied fungeert vanaf de verbinding met het Gooi als ‘visitekaartje’ van de stad. Dit gegeven bepaalt de ambitie om van Stichtsekant een bedrijventerrein met een representatieve en hoogwaardige uitstraling te maken. Aan het daklandschap worden visuele eisen gesteld omdat daken beeldbepalend zijn voor het zicht vanaf de Stichtse Brug.
Criteria In eerste instantie gelden hier, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria. Daarnaast gelden de volgende basis plus criteria: 1. 2.
eranderingen in gevels en dakvlakken die vanuit de openbare ruimte V zichtbaar zijn afstemmen op het oorspronkelijke ontwerp; Vervanging materiaal gevels en dakvlakken conform bestaande situatie en / of het oorspronkelijke ontwerp.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basisplus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. Almere Hout Almere Hout is een ontwikkelingsgebied waar op korte termijn geen bouwaanvragen worden verwacht. Er wordt gewerkt aan de visies. Deze gebieden krijgen vooralsnog volgens de welstandsniveaukaart een basistoets. Dit betekent dat in deze gebieden eventuele bouwplannen kunnen worden beoordeeld op basis van de genre criteria. De welstandscriteria in de nog te ontwikkelen beeldkwaliteitplannen kunnen te zijner tijd ten behoeve van de toepassing ervan de noodzakelijke juridische status verkrijgen na vaststelling door de raad na de inspraakprocedure.
Welstandsniveau, specifieke aspecten Stichtsekant krijgt, gezien het ambitieniveau bij de ontwikkeling het basis plus niveau. Het welstandsbeleid is er op gericht de beoogde architectonische helderheid en eenduidigheid te bewaken. Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan met de daarin opgenomen referentiebeelden als leidraad dienen. Criteria In Stichtsekant gelden, voor zo ver van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria. Daarnaast gelden de volgende basis plus criteria: 1.
ouwvolumes zijn georiënteerd op de weg, de openbare ruimte of het B landschap en bestaan uit een eenvoudige, geometrische vorm, met een horizontaal dak; 2. Gevels zijn horizontaal geleed; 3. Insnijdingen, inkepingen en overstekken in het hoofdvolume zijn toegestaan; 4. Voorzieningen worden in het hoofdgebouw opgenomen. Hemelwaterafvoeren integreren in het bouwvolume; 5. Opbouwen voor technische installaties uit het zicht vanaf de aangrenzende openbare ruimte: minimaal zover uit de dakrand als de opbouw hoog is; 6. Dakbedekking in donkere kleuren of vegetatiedaken. In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
51
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Welstandsniveau, specifieke aspecten Overgooi krijgt gezien het ambitieniveau bij de ontwikkeling het basis plus niveau. Het welstandsbeleid is er op gericht de thematiek van de woonlandschappen goed tot zijn recht te laten komen. Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan (‘Het Nieuwe Landhuis, referentieboek met kwalitatief hoogwaardige voorbeelden van landhuizen voor Overgooi, Almere) als leidraad dienen. Criteria In Overgooi gelden, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria voor het genre woning vrijstaand individueel. Daarnaast gelden de volgende basis plus criteria: 1. 2. ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. Overgooi Overgooi is gesitueerd ten oosten van Almere Haven, achter de Gooimeerdijk en wordt omgeven door de bossen van Almeerderhout. Het woningbouwprogramma omvat circa 900 woningen, merendeels vrijstaande, individuele panden op royale kavels en daarnaast woongebouwen. De eerste fase in de ontwikkeling is in gang gezet. Ambitie Overgooi wordt van west naar oost getransformeerd tot villagebied, met als beoogd karakter het ‘Wassenaar van Flevoland’. Er worden vier thematische woonlandschappen gerealiseerd: Waterlandse Bos, Minipolder, Terpenveld en Cirkelbos. Om het ‘voorname’ villakarakter goed tot zijn recht te laten komen is een hoogwaardige, specifiek op de situatie toegesneden architectuur vereist
52
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
owel individuele woningen als woongebouwen sluiten in vormgeving, Z detaillering en materialisering aan bij het beoogde architectonisch hoogwaardige villakarakter van het gebied als geheel; Zowel individuele woningen als woongebouwen sluiten in vormgeving, detaillering en materialisering aan bij het specifieke karakter van het thematische woonlandschap waarin het gebouw wordt gesitueerd.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. Almere Poort Van het nieuw te ontwikkelen stadsdeel Almere Poort zijn in deze welstands nota de gebieden Hogekant, Europakwartier en Columbuskwartier opgenomen. Voor de overige gebieden worden beeldkwaliteitplannen gemaakt. Die gebieden krijgen volgens de welstandsniveaukaart een basistoets. In deze gebieden kunnen eventuele bouwplannen worden beoordeeld op basis van de genre criteria. De welstandscriteria in deze beeldkwaliteitplannen kunnen ten behoeve van de toepassing ervan de noodzakelijke juridische status verkrijgen na vaststelling door de raad na de inspraakprocedure.
8
Hogekant Het woon/werkgebied Hogekant valt onder het ontwikkelingsplan Werklocaties. Ambitie De ambitie is om Hogekant te ontwikkelen als meer of minder intensief bebouwde, hoogwaardig stedelijk gebied met een levendig, afwisselend karakter. Hiervoor is de kwaliteit van de bebouwing en de openbare ruimte bepalend. Welstandsniveau, specifieke aspecten Hogekant krijgt gezien het ambitieniveau bij de ontwikkeling het basis plus niveau. Het welstandsbeleid is er op gericht de beoogde kwaliteit te bewaken. Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan met de daarin opgenomen referentiebeelden als leidraad dienen. Criteria In Hogekant gelden, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genre criteria. Daarnaast gelden de volgende basis plus criteria: 1. 2. 3.
ouwvolumes zijn georiënteerd op de openbare ruimte en bestaan uit een B eenvoudige, geometrische vorm, met een horizontaal dak; Voorzieningen worden in het hoofdgebouw opgenomen; Opbouwen voor technische installaties uit het zicht vanaf de aangrenzende openbare ruimte: ten minste zover uit de dakrand als de opbouw hoog is.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. Europakwartier De stedenbouwkundige structuur van het Europakwartier met een gemodelleerd grid is strak en helder, met rechte en gebogen lanen en straten, met grotere en kleinere pleintjes. Dit stedenbouwkundige raamwerk geeft de wijk een zeer herkenbaar karakter en maakt het mogelijk een breed palet aan architectuur te realiseren. Europakwartier in Almere Poort een uitzonderlijke wijk binnen Almere.
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Ambitie Het hoofdthema voor het Europakwartier is “ontspannen stedelijkheid”. Functies als wonen, werken en voorzieningen zijn meer met elkaar vermengd dan elders in de Almeerse woonwijken. Welstandsniveau, specifieke aspecten Bij de totstandkoming van de welstandsnota in 2004 is het gebied aanvankelijk gekwalificeerd als centrumgebied. Omdat het Europakwartier in de huidige opzet geen centrumfunctie vervult, kan thans worden volstaan met de basisplus toets. Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan Europakwartier september 2003 met de daarin opgenomen referentiebeelden als leidraad dienen. Criteria Voor het Europakwartier gelden, voor zover van toepassing de loketcriteria en de genrecriteria en daarnaast het onderstaande basisplus criterium. 1. 2. 3.
ebouwen in het Europakwartier refereren aan de 19e eeuwse singel G bebouwing in vorm, materiaal en kleur, zonder een letterlijke imitatie te zijn; Om te voorkomen dat een nieuwe saaiheid ontstaat mag 20 % van de bebouwing afwijken van bovengenoemd beeld; De bebouwing langs de belangrijkste routes in het gebied en langs de beeldbepalende randen hebben een belangrijke rol in de samenhang, herkenbaarheid en oriëntatie.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
53
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Columbuskwartier Gebiedsbeschrijving Het Columbuskwartier is gelegen in Poort-Noord ten westen van het Cascadepark. Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door de Pampusweg. Ambitie Het credo van de wijk is “wonen in de luwte”zowel letterlijk door de ligging achter de dijk alsmede figuurlijk in de zin van een enigszins perifere ligging ten opzichte van het centrum van Poort. Centraal thema duurzaamheid is terug te vinden in de realisatie van zonnewoningen (met o.a. zonnepanelen) en menging van wonen en werken. Daarbij hoort ook een wooncarrière bestendig woonmilieu middels een grote variatie aan woningen. Belangrijk is het kinderpad, een kindvriendelijke autovrije fiets- en voetgangersroute. Welstandsniveau Het Columbuskwartier krijgt gezien het ambitieniveau bij de ontwikkeling het basis plus niveau. Het welstandsbeleid is er op gericht de beoogde variatie te waarborgen. Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan met de daarin opgenomen referentiebeelden als leidraad dienen. Criteria In het Columbuskwartier gelden, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria en daarnaast de volgende basis plus criteria. 1. 2.
I ndien zonnepanelen en zonnecollectoren als beeldmerk worden toegepast maken ze deel uit van het architectonisch ontwerp; Daken hebben een gebogen of plat dak, een zadeldak of een lessenaardak in het gebied ten zuiden van de busbaan, en de daken hebben een tentdak, een zadeldak of een plat dak. ten noorden van de busbaan.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
54
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Noorderplassen-West Het ontwikkelingsgebied Noorderplassen-West omvat ca. 2700 woningen, te bouwen in het meest noordelijke deel van Almere Stad, tussen de Lepelaarsplassen/Noorderplassen en Pampushout. Ambitie Noorderplassen-West wordt ontwikkeld als een waterrijk en groen gebied, via groene lobben betrokken op het omliggende landschap: de Noorderplassen, de strook langs de Oostvaardersdijk en het bos aan de westzijde. Het woonmilieu moet hoogwaardig zijn en betreft laagbouw en gestapelde bouw, vrijstaande woningen en woningblokken. De vier verschillende deelgebieden krijgen een eigen karakter, gerelateerd aan hun plaats in het grotere geheel. De bebouwing moet in hoge mate met de omgeving van het specifieke deelgebied geïntegreerd worden door o.a. de vormgeving van de overgang naar de openbare ruimte en de ontsluiting, de materiaalkeuze en de detaillering. Welstandsniveau, specifieke aspecten Noorderplassen-West heeft gezien het ambitieniveau bij de ontwikkeling het basis plus niveau. Het welstandsbeleid is er op gericht de beoogde hoogwaardigheid en variatie te bewaken. Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan met de daarin opgenomen referentiebeelden als leidraad dienen. Criteria In Noorderplassen-West gelden, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria en daarnaast de volgende basis plus criteria. 1.
e materialisering van de bebouwing in het gebied als geheel is afgestemd D op het groene en waterrijke karakter; 2. De architectonische uitwerking van de plint sluit aan op het karakter of de inrichting van het maaiveld; de entree of het entreegebied worden vorm gegeven als overgang tussen het gebouw en de omgeving; 3. Per deelgebied bestaat samenhang tussen de gebouwen door overeenkomst in materiaal- en kleurgebruik en detaillering. In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
Welstandsniveau Voor de gebieden waar de variatie het karakter mag bepalen worden minimale eisen gesteld. De nadruk ligt op de vrijheid van de bewoners ten aanzien van het uiterlijk van de woning. In het deelgebied “Noorderplassen-West Particulier Opdrachtgeverschap” gelden, voor zover van toepassing, de loketcriteria, de genrecriteria en de hierna volgende basisplus criteria. 1.
2.
die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. Noorderplassen-West Particulier Opdrachtgeverschap Gebiedsomschrijving. Noorderplassen-West Particulier Opdrachtgeverschap staat als vlakje binnen het gebied Noorderplassen-West aangegeven op de welstandsniveaukaart. Het gaat hier met name om de eerste serie vrije kavels in de Noorderplassen. Ambitie De ambitie voor het deelgebied “Noorderplassen-West Particulier Opdrachtgeverschap” is gericht op de variatie in het kader van de vrijheid van bewoners ten aanzien van het uiterlijk van de eigen woning.
De geschakelde woningen dienen te worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwblokken en zij dienen zodanig te worden ontworpen dat ze voldoen aan de criteria van het genre “rijwoning individueel”. Het beeld van de rij / het bouwblok vormt een aaneenschakeling van in architectonisch opzicht verschillende verschijningsvormen; De vrijstaande woningen leveren een gevarieerd beeld op van individueel ontwikkelde woningen die inclusief de aan – en uitbouwen vrij op de kavel staan.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. 3T/Stripheldenbuurt De Stripheldenbuurt, is gesitueerd in Almere Buiten. De nieuwe wijk is ruimtelijk vastgelegd tussen bestaande structuurdragers: bosstroken, watergangen en busbaan. Er komen zo’n 2300 woningen. Ambitie De Stripheldenbuurt bestaat uit een aantal woonbuurtjes (‘velden’) met een verschillend karakter. De stedenbouwkundige opzet heeft een sterk oost-west en accent legt de relatie tussen de Stripheldenbuurt en het groene buitengebied. In de nieuwe wijk zal een veelheid aan typen woningen en woonmilieus gerealiseerd worden. Zowel voor particulieren als groepen komt er mogelijkheid voor eigenbouw. De ambitie voor de Stripheldenbuurt kan getypeerd worden met de
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
55
H 8
O
O DF ED
SG T E U B K I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
trefwoorden ‘variatie’ en ‘vrijheid’. Naast het ruimtelijk kader zijn er minimale stedenbouwkundige randvoorwaarden geformuleerd. Welstandsniveau, specifieke aspecten De Stripheldenbuurt krijgt gezien het ambitieniveau bij de ontwikkeling het basis plus niveau. Het welstandsbeleid is er op gericht de beoogde variatie te waarborgen. Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan met de daarin opgenomen referentiebeelden als leidraad dienen. Criteria In de Stripheldenbuurt gelden, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria en het volgende basis plus criterium: 1.
I n afwijking van de genrecriteria mag een bouwwerk in uiterlijk contras teren met de directe omgeving.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9. 8-2 De centra van Almere Stad, Almere Haven, Almere Buiten en Almere Poort
Gebiedsbeschrijvingen Almere Stad Het centrum van Almere Stad is zowel het centrum van de kern Almere Stad als van de hele gemeente. Voorzieningen op gemeentelijk niveau zijn het Stadhuis, het Flevoziekenhuis, en het nieuwe stadshart met winkels en voor zieningen boven het “Gebogen Maaiveld”. Het centrum van Almere- Stad heeft een “bestaand deel”en een “nieuw deel”. Het nieuwe deel onderscheid zich door grootschaligheid, vernieuwende architectuur, veelvormige openbare ruimten en een hoog inrichtingsniveau. Centrum-Stad heeft vier
56
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
belangrijke pleinen: het Stationsplein, de Grote Markt, het Stadhuisplein en het Manifestatieveld aan het Weerwater. Gezien vanaf de A6 over het Weerwater heeft Almere Stad een echt stadssilhouet, gedomineerd door grote (woon)gebouwen. Almere Haven Almere Haven is het oudste stadsdeel van Almere, gebouwd vanaf 1975. Het centrum, waarin de winkel- en recreatieve voorzieningen zijn geconcentreerd, ligt aan de eigenlijke havenkom. Door de aanleg van een stadsgracht en de bouw van grachtenhuizen met min of meer traditionele gevels is geprobeerd een vertaling van de oude Zuiderzeestadjes te bereiken. De plattegrond is verder opgebouwd met korte, geknikte straten. De auto-ontsluiting verloopt aan de oostkant via de Oosterdreef, aan de westkant van de Westerdreef. Almere Buiten Almere Buiten, waarvan de bouw startte in 1983, heeft een langwerpig centrumgebied aan weerszijden van het NS-station, met een vrij onregelmatige
8
gridstructuur. De belangrijkste as is de winkelstraat in noord-zuidrichting, met station, bus en plein in het midden. Parkeren vindt plaats aan de buitenzijde. De auto-ontsluiting van het gebied vindt plaats via de lengteassen Westeinde, Madridweg, Romeweg en Evenaar, aan elkaar gekoppeld door de Koppeldreef en de Rio de Janeirostraat. Ter versterking van de centrumfunctie is aan de westkant Doemere gebouwd, een concentratie van winkels en bedrijven op het gebied van doe-het-zelf-, woning- en tuininrichting. De oostzijde van het centrum ten noorden van het spoor is voornamelijk woongebied. Almere Poort Almere Poort is het nieuwste stadsdeel van Almere in wording. Het centrum gebied van Poort heet Olympiakwartier. Het Olympiakwartier huisvest alle typische centrumfuncties, zoals winkels, kantoren, station en woningen. Bijzonder is de ontwikkeling van sport- en leisure functies en daarmee verwante (grootschalige) retailfuncties, expofaciliteiten, hotels e.d. Het ontwikkelingsplan en het beeldkwaliteitplan voor dit gebied zijn in ontwikkeling. In deze welstands nota kunnen daarom geen gebiedsgerichte criteria worden opgenomen. Voor eventuele noodzakelijke bouwwerken in dit gebied, bijvoorbeeld voorzieningen, gelden de genrecriteria met een niveau van toetsing dat past bij het centrum: uitgebreide toets.
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
Dynamiek van de centra Almere Stad De dynamiek in de centra is hoog, en in Almere Centrum weer hoger dan in de stadsdeelcentra. Winkels worden voortdurend gewijzigd: aan de voorzijde worden nieuwe puien, waaronder inlooppuien, rolluiken en reclameuitingen geplaatst. Luifels worden zowel aan voor- als zijkant aangebracht; ook worden etalages aan voor- en zijkant geblindeerd. Aan de achterkant van de winkels komen voorzieningen voor bevoorrading en afval, hekken, containerstallingen, ventilatiepijpen en dienstingangen. Almere Haven De samenhang in het winkelgebied wordt bevorderd door een consequente inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast is het streven het winkelgebied meer te concentreren binnen het kerngebied. Vrijkomende winkels aan de randen hebben een andere bestemming waaronder kunst. De voorgenomen gevelwijzigingen in het winkelgebied zijn nog nauwelijks uitgevoerd.
Karakteristieken en kwaliteiten van de centra In alle bestaande centra zijn voorkanten en achterkanten te onderscheiden. Dat wil zeggen, een onderscheid tussen plekken waar de verhouding tussen de gebouwen onderling én die tot de openbare ruimte goed op elkaar is afgestemd en gebieden waar dat niet het geval is. Er bestaat een groot verschil tussen de geënsceneerde voorkant en de niet geënsceneerde achterzijde. Aan de voorkant liggen winkels, aan de achterzijde expeditie, parkeren, maar ook de toegangen tot de woningen boven de winkels. Daardoor ligt de voetgangerstoegang tot zowel het winkelcentrum als de woningen in feite aan de achterkant. De openbare ruimte zelf in de centra wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid kleine gebouwde elementen en veel straatmeubilair: fietsenrekken, bushokjes, verlichtingsarmaturen, hekken en paaltjes, verkeersborden, bloembakken, etc. De ‘attentiewaarde’ van veel van deze elementen is ongeveer gelijk aan die van losse en vaste reclame, uitstallingen, winkelpuien enz.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
57
A
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
qua thema aanvullend op elkaar zijn. Er komen verschillende accenten die de beeldcomplexiteit vergroten en enkele gebouwen met een uitgesproken architectuur en uitstraling. Welstandsniveau van de centra Het huidige ruimtelijke beleid is gericht op totstandkoming, handhaving en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid is gebaseerd op de notie dat de centra de meest openbare delen van de stad zijn, waar een hoge kwaliteit gewenst is. Daarom vallen de centrumgebieden onder de uitgebreide welstandstoets. De aandacht van welstand gaat niet alleen uit naar de gebouwen zelf, maar nadrukkelijk ook naar de samenhang met de openbare ruimte. Het Stadscentrum ontwikkelt zich momenteel, op basis van het masterplan, tot een bruisende binnenstad met een uniek stedelijk karakter. Binnen de centrumgebieden neemt het Stadscentrum daarom een eigen plaats in. Criteria In de centra gelden, voor zover van toepassing, de loketcriteria en de genrecriteria (hoofdstuk 7) en daarnaast de volgende criteria. Deze wijzigingen versterken het kleinschalige karakter van Almere Haven. Het beeldkwaliteitplan “Criteria Beeldkwaliteit, gevels en luifels winkelgebied Almere Haven, februari 2004”en het hierin opgenomen referentiemateriaal dient hierbij als leidraad. Almere Buiten Het centrum van Almere Buiten moet zich ontwikkelen tot een centrum dat hoort bij een zelfstandige functionerend stadsdeel van ruim 50.000 inwoners. Hiertoe zal de structuur versterkt worden met als doel duidelijk de verschillende vormen van ruimtegebruik tot uiting te laten komen zowel ruimtelijk, functioneel als architectonisch. Het beeldkwaliteitplan “Extravert” geeft nadere invulling aan deze nieuwe ontwikkeling met de nadruk op versterken van het groene karakter. De uitstraling van de gebouwen zal vooral solide moeten zijn, stevig op de grond staan met krachtige eenvoudige vormen. Ruimtes worden sterk gedefinieerd en duidelijk omsloten. Het centrum krijgt een sterk onderscheid tussen de binnenkant en de buitenkant. De pleinen worden duidelijk omsloten en zullen
58
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
1.
De vormgeving van nieuwbouw is afgestemd op schaal en maat van de omgeving; 2. Bij achterkanten houden bouwactiviteiten op maaiveld rekening met het zicht vanuit bovengelegen woningen; 3. Bij achterkanten houden ingrepen op de begane grond ten behoeve van winkels en bedrijven rekening met de woningentrees; 4. Bij voorkanten blijft, indien aanwezig, een heldere scheiding tussen de plint met winkels en de bovengelegen verdiepingen met woningen/kantoren in stand en als zodanig herkenbaar; 5. Bij voorkanten blijven bindende elementen (bv. dakrand, teruggelegde bovenste verdieping, gevelbekleding of- kleur) in stand; ritmerende elementen worden op identieke wijze vernieuwd per architectonische eenheid. 6. Ingrepen aan een gebouw worden niet alleen op eigen interne consistentie beoordeeld, maar ook in relatie tot de omringende bebouwing: de compositie van het gehele ensemble staat daarbij voorop en niet die van het enkele gebouw. Binnen de compositie blijven de afzonderlijke volumes van elkaar onderscheiden;
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
Achterkant van winkelstraat met ingang parkeergarage.
Blinde achterkanten, ventilatievoorzieningen en dienstingangen van winkels bepalen het entreegebied van de woningen.
Bevoorrading winkels, doorgang naar winkelstraat, bergingen van woningen en woningentrees zijn niet van elkaar te onderscheiden.
Achterkant winkelstraat; verbijzondering van het domein van de woning.
Alle voorwerpen in de openbare ruimte hebben eenzelfde ‘attentiewaarde’.
Winkelgebied ingericht als bedrijfsterrein: ontsluiting, expeditie, parkeren, reclame op gevels zijn precies op elkaar afgestemd.
Achterkant winkelcentrum: bergingen woningen, bevoorrading winkels aan een eigen (voor)ruimte met een boom.
Achterkant winkelstraat: parkeergarage. Geen gevel naar de openbare ruimte (= buitenzijde centrum, overzijde woonstraat).
Dichtplakken van etalages.
Het schilderen van beton verandert het gevelbeeld ingrijpend.
Winkelstraat met woningen daarboven.
Parkeergarage en bevoorradingszijde supermarkt bepalen het gezicht naar de openbare ruimte.
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
59
A
8
D
E
G
E
B
I
E
D
S
G
E
R
I
C
H
T
E
C
R
I
T
E
R
I
A
7.
ijgebouwen worden beoordeeld op het aanzicht vanuit en de samenhang B met de openbare ruimte; 8. Veranderingen aan individueel vormgegeven panden dragen qua vorm, materiaal en kleur bij aan het individuele karakter per pand; 9. Bouwinitiatieven in de gevels van appartementenblokken worden in samenhang uitgevoerd en identiek per architectonische eenheid. Voor de nieuwe ontwikkeling in het centrum Almere Buiten gelden daarbij: 1. 2.
orens en accenten krijgen een alzijdige en markante uitstraling; T De middelhoogbouw presenteert zich nadrukkelijk richting de straatzijde en krijgt vooral een horizontale geleding. De gevels dienen vlak te zijn, buitenruimtes en balkons worden in het bouwvolume opgenomen. Voor de gevels moeten bij voorkeur gladde materialen gebruikt worden met een natuurlijke uitstraling; 3. Waar geen stedelijk programma in de plint mogelijk is dienen de gevels lichtdoorlatend te zijn; 4. Entrees van de woningen en woongebouwen direct aan de straat; 5. De toegangen van parkeren dienen in de bebouwing te worden opgenomen. De garages dienen een goede daglichttoetreding te hebben met een helder kleurgebruik. 6. De daken zijn collectieve verblijfsruimtes voor bewoners. De daken krijgen een inrichting met beplanting. Het dakleven en de groene inrichting dient zichtbaar te zijn vanaf het maaiveld zodat het bijdraagt aan het groene karakter van Almere Buiten.
60
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Bij de uitleg van de criteria kan het beeldkwaliteitplan “Extravert” en het hierin opgenomen referentiemateriaal als leidraad dienen. Daarnaast specifiek voor Centrum Stad: 1.
Ingrepen in de bebouwing in het Stationsgebied dragen bij aan het verhelderen van de diverse routes door, rond en onder het station.
In uitzonderlijke gevallen kunnen de genrecriteria en/of de basis plus criteria ontoereikend zijn. B&W kunnen dan op advies van de welstandscommissie van die criteria afwijken. Er moet dan wel sprake zijn van een bijzondere situatie en een bijzondere kwaliteit die de afwijking rechtvaardigen. De welstandscommissie beoordeelt dat naar de algemene criteria uit hoofdstuk 9.
Algemene welstandscriteria
Toelichting
De algemene welstandscriteria die in dit hoofdstuk worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes 2). Deze welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling. De algemene criteria zijn in hoofdzaak objectgericht; het tweede criterium is nadrukkelijk gebiedsgericht. Er kunnen zich uitzonderlijke situaties voordoen waarbij een bouwplan niet kan voldoen aan de object- of gebiedsgerichte criteria maar mogelijk wel aan redelijke eisen van welstand. In de praktijk betekent dit dat bij uitzondering het betreffende bouwplan op grond van de algemene criteria door de welstandscommissie kan worden beoordeeld.
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat 1. de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft, 2. het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is, 3. er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat, 4. het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen, 5. materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.
2) D e algemene welstandscriteria zijn ontleend aan de notitie ‘Architectonische kwaliteit’ opgesteld door prof. ir. Tj. Dijkstra, Rijksbouwmeester (uitgeg. 2001, 010 Uitgevers, Rotterdam).
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
61
Termen en begrippen
Aanbouw grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw
Bouwlaag verdieping van een gebouw
Achterkant de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde niet direct grenst aan de weg of openbaar groen.
Bouwwerk geen gebouw zijnde bouwwerk dat niet onder de definitie van gebouw valt (zie: gebouw). Voorbeelden: brug, vlaggenmast
Asymmetrische kap zadeldak met ongelijke dakvlakken Bijgebouw gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en daarvan los op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage Billboard Groot reclameobject voor exploitatie. Afficheformaat circa 3.30 x 2.40 m Billboardvitrine Een enkel- of dubbelzijdig dynamisch billboard, met een vrije hoogte van 2,40 meter. Dit type billboard kan 2 of 4 reclamevlakken bevatten en is inwendig verlicht. Blinde muur of gevel gevel of muur zonder raam, deur of andere opening Borstwering lage dichte muur tot borsthoogte Boeiboord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen
62
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels en meestal afwijkend vormgegeven en / of in materiaal afwijkend van de onderliggende bouwlagen. Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend dak, waarop dakbedekking is aangebracht Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van het horizontale vlak Dakkapel ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar oppervlak te vergroten Dakopbouw bij woningen met zadeldak een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert Dakopbouw bij woningen met een plat dak een toevoeging aan de bouwmassa door het toevoegen van een gehele of een gedeeltelijke bouwlaag in de vorm van een platte opbouw of een kap, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert
T
E
R
M
E
N
E
N
B
E
G
R
I
P
P
E
Dakopbouw in de vorm van verhogen achtergevel een toevoeging aan de bouwmassa over de volle breedte van de woning, waarbij de achtergevel wordt verhoogd.
Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)
Dakraam raam in een hellend dak
Gevelcontour Met gevelcontour wordt bedoeld de oorspronkelijke indeling van de gevel met de sparingen in het metselwerk of gevelbekleding ten behoeve van kozijnen en puien. Bij
Dakvoet het laagste punt van een dak Detail ontmoeting of aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam
N
Hoofdgebouw Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Ensemble architectonisch en stedebouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden
Hoekwoning Bij het genre rijwoning herhaling vormen de uiteinden van de rij eindwoningen. Indien een eindwoning grenst aan de weg of openbaar groen dan is sprake van een hoekwoning. Een hoekwoning heeft dus twee voorgevels.
Erf onbebouwd stuk grond behorende bij een gebouw
Kavel grondstuk, kadastrale eenheid
Erker kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en/of glas
Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw
Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen
Laag zie bouwlaag
Gebouw elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke en overdekte, geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten ruimte vormt. Voorbeelden: woningen, kantoren, carports en constructies met meer dan twee wanden Geleding verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, inspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen
Latei draagbalk boven gevelopening Lessenaarsdak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
63
T
E
R
M
E
N
E
N
B
E
G
R
I
P
P
E
N
Lichtmastreclame Een dubbelzijdige reclamebak bevestigt aan de lichtmast
Oriëntatie de richting van een gebouw
Lijst een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel
Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel
Luifel een uitgebouwd afdak, vaak boven een deur Maaiveld bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht
Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)
Massa volume van een gebouw of bouwdeel
Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw
Negge Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn of de pui
Redelijke eisen van welstand voldoet aan de criteria van deze welstandsnota
Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak
Renovatie vernieuwing van een gebouw
Ondergeschikt voert niet de boventoon
Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarlangs maximaal gebouwd mag worden
Ontsluiting de toegang tot een gebied, terrein of een gebouw
Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken
Openbaar groen datgene wat daaronder ook in het normale spraakgebruik wordt verstaan: parken, plantsoenen en speelveldjes die het gehele jaar toegankelijk zijn. Openbaar toegankelijk betekent dat het groen betreden kan worden. Snippergroen aan de kopzijde van een hoekwoning is veelal niet toegankelijk en ook niet bedoeld om te betreden. Deze begroeiing is dan ook niet bedoeld als openbaar groen in de definiëring van voor- en achterkant. Ook weiland of water kan niet aangemerkt worden als openbaar groen omdat het niet openbaar toegankelijk is.
Schuur bijgebouw ten behoeve van opslag
64
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Semi-permanent In deze welstandsnota wordt met semi-permanente gebouwen bedoeld: gebouwen voor jongerenhuisvesting en onderwijs voor een tijdelijke periode van meer dan 5 jaar met de volgende kenmerken: verplaatsbaar, demontabel, opgebouwd uit geprefabriceerde elementen, bijvoorbeeld volgens het houtskeletbouw systeem.
T
Serre uitbouw aan een woonhuis met transparante wanden en transparant dak Situering plaats van het bouwwerk in zijn omgeving Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk) Trendsetter Een trendsetter is een eerste met positief welstandsadvies vergunde vergunningplichtige bouwaanvraag. Indien een aanvraag om een vergunningplichtig bouwwerk identiek is aan een trendsetter dan voldoet het plan aan redelijke eisen van welstand. Het gaat hierbij om een vergelijkbare situatie met een vergelijkbare uitbreiding aan of bij een vergelijkbare woning.
E
R
M
E
N
E
N
B
E
G
R
I
P
P
E
Weg alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende (voet)paden, bermen en zijkanten. Brandgangen, achterpaden en zijpaden zijn niet voor openbaar verkeer openstaande wegen en vallen niet onder het begrip “weg” zoals hierboven bij de definiëring van voor- en achterkant is bedoeld. Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen Zijgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk Zijkant de zijgevel, het zij-erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw
Uitbouw aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is Vitrine Op straat opgesteld reclameobject voor exploitatie waarin affiches (circa 1.20 x 1,80 m) kunnen worden opgehangen, ook wel mupi, europaneel of euromax genoemd. VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk Voorkant de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde direct grenst aan de weg of openbaar groen
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
65
N
Colofon
Tweede (eerste integrale) Herziening Dienst Stedelijke Ontwikkeling: Tom Jaski, Martha Knibbe Bureau Twee-P: Marianne Matser Extern adviseur: Evert Croonen Vormgeving Communicatie, team Vormgeving
66
W
E
L
S
T
A
N
D
S
N
O
T
A
A
L
M
E
R
E
Gemeente Almere Dienst Stedelijke Ontwikkeling Postbus 200 1300 AE Almere