Wegenbeleidsplan 'Wegen naar de toekomst'
Maart 2008
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Inhoudsopgave Leeswijzer
1
Samenvatting
2
1 1.1. 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Functie Kader van de Wegentaak Procedure
5 5 6 6 7
2 2.1 2.2 2.3
Beschrijving beheersgebied Algemeen Typering wegen Gebruik
8 8 9 9
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Kader Algemeen Wet- en regelgeving Beleid hogere overheden en samenwerkingskaders Algemene trends en ontwikkelingen
10 10 10 10 12
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Analyse Algemeen Verkeersveiligheid Berijdbaarheid/weginrichting Bereikbaarheid/Mobiliteit Duurzaamheid/milieu, landschap, natuur en cultuurhistorie Samenwerking en afstemming Financiën
14 14 15 15 16 17 17 18
5 5.1 5.2
Strategische visie Visie Thema's
19 19 20
6 6.1 6.2 6.3 6.4
21 21 23 23 28
6.5 6.6
Streefbeelden en functie-eisen Verkeersveiligheid Berijdbaarheid/Weginrichting/Comfort Bereikbaarheid en Mobiliteit Duurzaamheid, Milieu, Aanzien en Leefbaarheid (Landschap, Natuur en Cultuurhistorie) Samenwerking en Afstemming Financiën
7
Financiële consequenties van de strategische beleidskeuzes
33
Bijlagen: 1. Algemeen kader Wegenbeleidsplan 2. Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan 3. Begrippenlijst
31 32
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Leeswijzer Voor u ligt het Wegenbeleidsplan van waterschap Hollandse Delta. Het Beleidsplan geeft de hoofdlijnen van beleid, visie en richting. Het plan bestaat uit een strategisch en een tactisch beleidsmatig deel. Strategisch deel In het strategisch deel wordt de visie gepresenteerd voor de langere termijn. Het geeft aan: • waarom (hoofdstuk 1); • wat (hoofdstuk 2); • welke uitgangspunten er volgen uit beleid, wet- en regelgeving (hoofdstuk 3); • een evaluatie/analyse (hoofdstuk 4); • de visie van het waterschap op de langere termijn (hoofdstuk 5). Tactisch (beleidsmatig) deel In het tactisch gedeelte (hoofdstuk 6) wordt de strategische visie vertaald in beleidsdoelstellingen (streefbeelden) en beleidsopgaven (functie-eisen). Deze vormen de basis voor de verdere uitwerking in beleidsregels, uitvoeringsregels. Ook wordt input gegeven voor onder andere het Beleidsprogramma van het Meerjarenbeleidsplan en het Jaarplan Wegen. In hoofdstuk 7 worden tenslotte enkele financiële consequenties van de strategische beleidskeuzes weergegeven.
1
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Samenvatting 1.
Inleiding
Waterschap Hollandse Delta heeft de zorg over ruim 1.600 km wegen op de Zuid-Hollandse Eilanden. Deze zorg richt zich allereerst op de instandhouding en bruikbaarheid van het wegennet. Deze draagt bij aan een optimale ontsluiting van het gebied. Belangrijkste redenen voor het opstellen van dit Wegenbeleidsplan zijn: • een integratie en harmonisatieslag van het wegenbeleid van de rechtsvoorgangers; • visieontwikkeling op de positionering en ambities met betrekking tot het wegbeheer; • uitwerking van beleid, zoals dat is bepaald in de Rijksnota Mobiliteit. Aan de wegenzorg verbonden thema's zijn: verkeersveiligheid, weginrichting, bereikbaarheid, milieu/landschap, samenwerking en kosteneffectiviteit. Deze thema's lopen als een rode draad door het plan. Het Wegenbeleidsplan wordt ten minste elke 6 jaar herzien. De looptijd is tot het volgende plan. 2.
Beheergebied
Het beheergebied van het waterschap beslaat de zes Zuid-Hollandse Eilanden. Dit gebied kent een grote ruimtelijk economische dynamiek en diversiteit. (Europoort-Botlek-Maasvlakte/ Rivierengebied en Zuidwestelijke Delta.) Het waterschap beheert 72 km gebiedsontsluitingswegen, 171 km doorgaande plattelandswegen, 1.005 km erftoegangswegen en 220 km fietspaden. Daarnaast beheert het waterschap nog een aantal km's niet openbare wegen In figuur 1.3 in het Wegenbeleidsplan is dit wegareaal weergegeven. 3.
Kader, algemene trends en ontwikkelingen
Het kader voor dit Wegenbeleidsplan bestaat uit relevante wet- en regelgeving en beleid van hogere overheden en samenwerkingsverbanden. Genoemd kunnen worden onder andere de Waterschapswet, de Wegenverkeerswet, de Wegenwet, de Rijksnota Mobiliteit en de Provinciale en Stadsregionale Verkeer en Vervoerplannen. In de Nota Mobiliteit is onder andere bepaald, dat alle wegbeheerders naar evenredigheid een bijdrage moeten leveren in het terugdringen van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden. Ook moeten op de wegen de zogenoemde essentiële herkenbaarheidskenmerken (EHK's) worden aangebracht. De automobiliteit laat tot 2020 een groei zien van rond 20%. Voor het vrachtverkeer bedraagt deze in de regio rond 40% (in verband met Maasvlakte II). Verkeersgerelateerde problemen manifesteren zich in toenemende mate zowel landelijk als regionaal. Bij oplossingen kan de focus niet alleen gericht zijn op het eigen wegennet, maar moet deze steeds meer op het totale netwerk van alle wegbeheerders worden gericht. Efficiënte benutting van beschikbare capaciteit van de netwerken door middel van dynamisch verkeersmanagement wordt steeds belangrijker. Afstemming met en samenwerking tussen wegbeheerders en andere partijen vragen steeds meer aandacht. De komende jaren zal dan ook de reeds een aantal jaren geleden ingezette gebiedsgerichte samenwerking verder intensiveren. Duurzaamheid en leefbaarheid spelen ook in het wegbeheer een groeiende rol. Mobiliteit wordt in toenemende mate bepalend voor de ruimtelijke ordening en inrichting. 4.
Analyse, evaluatie en knelpunten
Op de eilanden zijn er verschillen in de categorisering, de inrichting, de allure en gebruik van de wegen. Er is geen eenduidigheid in de perceptie welk soort wegen het waterschap wil beheren. Op het terrein van Verkeersveiligheid zijn de landelijke doelstellingen met betrekking tot terugdringing van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden, die doorwerken in de opgaven van alle wegbeheerders, ruimschoots gehaald. Er ontbreekt een methodiek om nieuwe verkeersveiligheidsprojecten te prioriteren. De inrichting van de erftoegangswegen in het kader van Duurzaam Veilig I is zo goed als afgerond. Duurzaam Veilig II - onder andere de aanleg van rotondes en het aanbrengen van de zogenoemde essentiële herkenbaarheidskenmerken - is in uitvoering.
2
Wegenbeleidsplan
maart 2008
De inrichting van de erftoegangswegen op de eilanden is op onderdelen verschillend. Deze verschillen zijn soms te rechtvaardigen door specifieke omstandigheden. Daarbij zijn grenzen opgezocht van hetgeen mogelijk was binnen de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De inrichting is niet overal even succesvol. Voor een aantal weginrichtingsvraagstukken moet nog beleid worden ontwikkeld. Door een toename van de verkeersintensiteiten en de aslast (met name van het vrachtverkeer) gaat de kwaliteit van de wegen achteruit. Niettegenstaande een aantal bereikte successen blijft de bereikbaarheid van de regio's onder druk staan. Hierbij speelt met name de verkeersontwikkeling op het Hoofdwegennet en de verkeersontsluiting van de eilanden. De aandacht voor Duurzaamheid, Milieu Landschap Natuur en Cultuurhistorie is de afgelopen jaren ook op het terrein van beheer en inrichting sterk toegenomen. De samenwerking tussen alle wegbeheerders en de verkeers- en vervoersautoriteiten is in de afgelopen periode geïntensiveerd en het waterschap participeert in diverse overlegorganen en commissies. Dit neemt niet weg dat er op het gebied van de afstemming tussen de project/bestemmingsplannenontwikkeling en de gewenste verkeersinfrastructuur nog een slag gemaakt moet worden. Veel wegen zijn zo'n 20 tot 30 jaar geleden in het kader van de ruilverkaveling aangelegd. Verwacht mag worden dat veel van deze wegen binnen 5 jaar moeten worden gereconstrueerd, waarbij de beheerskosten zullen toenemen. 5.
Strategische visie
Het waterschap wil een goed wegbeheerder zijn, met wegen van een goed kwaliteitsniveau en een daarop toegesneden organisatie. Deze dragen bij aan een optimale ontsluiting van het gebied. Het wegbeheer omvat in principe de zorg voor alle wegen buiten de bebouwde kom, voor zover niet in beheer bij Rijk of provincie. Het wegbeheer wordt voor een belangrijk deel door samenwerking uitgevoerd. Verkeersveiligheid en Weginrichting blijven de hoofdthema's voor het wegenbeleid. Verkeersveiligheid staat voorop. Aan de verkeersveiligheid voor de fietser zal speciale aandacht worden besteed . Voor de weginrichting streeft het waterschap naar een uniforme inrichting overeenkomstig de CROW-richtlijnen. Gemotiveerde afwijkingen vanwege fysieke omstandigheden blijven wel mogelijk. Het huidige kwaliteitsniveau van de wegen wordt gehandhaafd. Samenwerking en afstemming zijn de sleutelwoorden voor het wegenbeleid. In de afstemming tussen ruimtelijke ordening en verkeersinfrastructuur gaat het waterschap een actievere rol spelen. Met betrekking tot bereikbaarheid blijft het waterschap een actieve partner in de diverse overlegstructuren. Duurzaamheid, Landschap, Natuur en Cultuurhistorische waarden worden mede uit maatschappelijk oogpunt behouden en waar mogelijk bevorderd. Het wegbeheer wordt uitgeoefend tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Conclusies 6. • • • • • •
•
Streefbeelden en functie-eisen (opgaven / acties/ speerpunten ) Aan de landelijke opgaven voor verkeersveiligheid zal naar evenredigheid een bijdrage worden geleverd. Om de verkeersveiligheid te beschrijven, te monitoren en evalueren zal een verkeersveiligheidsmonitor worden opgesteld. Op basis hiervan zal een verkeersveiligheidsplan worden opgesteld. Ten behoeve van eenduidigheid in uitvoering en maatwerk voor de inrichting zal een aanpassing van de wegcategorisering plaatsvinden. Op basis van deze categorisering zullen inrichtingsmaatregelen worden geprioriteerd. De uitvoering van Duurzaam Veilig II zal o.a inhouden het aanbrengen van de EHK's en de aanleg van rotondes bij wegkruisingen. Op basis van de wegcategorisering zal verder maatwerk voor de uitvoering van projecten en prioritering worden geleverd. Het huidige kwaliteitsniveau van de wegen wordt gehandhaafd. De systematiek op grond waarvan het onderhoudsprogramma wordt samengesteld zal worden beschreven Voor de bermen is het uitgangspunt goed onderhouden/verkeersveilige/obstakelvrije bermen, en een effectief en terughoudend gebruik van wegmeubilair. Bij de keuze voor nieuw aan te brengen of te vervangen beplanting wordt gekozen voor soorten die bijdragen aan de verkeersveiligheid en relatief onderhoudsarm zijn (functioneel groen). Voor de wegen in het buitengebied wordt zeer terughoudend omgegaan met het aanbrengen van verlichting. Bij gladheidbestrijding en vervuiling van wegen wordt gekozen voor een preventieve aanpak
3
Wegenbeleidsplan
• • • • • • • • • 7.
maart 2008
De aan het wegbeheer gerelateerde kunstwerken worden geïnventariseerd, waarna een plan van aanpak zal worden opgesteld voor structurele investeringen en onderhoud. Er wordt een methodiek ontwikkeld waarin de relatie tussen beleidskeuzes en beheerskosten zichtbaar wordt gemaakt. Gestreefd wordt naar een gebruik van de wegen overeenkomstig de categorisering. De routenetwerken worden geanalyseerd en geëvalueerd. Op grond van deze analyses kunnen ontbrekende schakels - met name in het fietsroutenetwerk - worden aangelegd. Nieuwe bushaltes en P+R voorzieningen die aansluiten op het waterschapswegennet worden onder nader te stellen voorwaarden in beheer en onderhoud overgenomen Bij aanleg en onderhoud wordt gestreefd naar de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen en methoden, overeenkomstig de geldende regels en wetgeving. Voor de verwerking van zgn. teerhoudend asfalt zal een protocol worden opgesteld. Bij aanleg en onderhoud wordt ook rekening gehouden met Aanzien Leefbaarheid Landschap Natuur en Cultuurwaarden. Er wordt een afwegingskader ontwikkeld voor milieu-aspecten. Samenwerking en afstemming worden voortgezet en worden zo nodig geïntensiveerd. Ten behoeve van de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en de verkeersontsluiting zal de Wegentoets verder worden ontwikkeld en worden toegepast. De exploitatie van het wegbeheer wordt gefinancierd uit geoormerkte gelden, heffingen en subsidies. Voor de co-financiering van projecten worden medefinanciers gezocht. Financiële consequenties
De verwachting is dat stijgingen en dalingen in de uitgaven voor aanleg en reconstructie van wegen elkaar in evenwicht houden, waarbij het investeringspatroon gelijkmatig zal worden voortgezet. In de exploitatiesfeer wordt in de periode 2008-2012 een gemiddelde uitgavenstijging van 9% verwacht. Op termijn worden ook uitgavenstijgingen verwacht voor investeringen en onderhoud(exploitatie) van de kunstwerken en verkeersregelinstallaties. 8.
Algehele conclusie
Met dit Wegenbeleidsplan vindt een harmonisatieslag van het wegenbeleid plaats. Er is nu een eenduidige visie op het wegenbeheer. Op veel punten is sprake van een voortzetting van beleid. Verkeersveiligheid en Weginrichting blijven de hoofdthema's voor het wegenbeleid. Uitgangspunt is de handhaving van het kwaliteitsniveau van de Wegen. Aan de hand van nadere categorisering en analyses wordt de verdere weginrichting uitgevoerd. Hierbij is uniformering het uitgangspunt . Uitzonderingssituaties vanwege bijzondere omstandigheden zijn gemotiveerd mogelijk. Afstemming en samenwerking zijn sleutelwoorden voor het wegenbeleid.
4
Wegenbeleidsplan
1
maart 2008
Inleiding
Een goed wegennet is van groot belang voor de economische en sociale leefbaarheid van een gebied. Eén van de taken van waterschap Hollandse Delta is de zorg voor de wegen, buiten de bebouwde kommen in zijn beheersgebied, uitgezonderd de Rijks- en provinciale wegen. In enkele gevallen worden wegen buiten de bebouwde kom door gemeenten beheerd. Het beheersgebied van het waterschap omvat de Zuid-Hollandse Eilanden. Missie De missie van waterschap Hollandse Delta is als volgt geformuleerd. 'Waterschap Hollandse Delta beschermt de Zuid-Hollandse Eilanden tegen wateroverlast, beheert het oppervlaktewater, zuivert het afvalwater, beheert de (vaar)wegen en levert een actieve bijdrage aan de ruimtelijke invulling van zijn gebied. Het richt zich daarbij, samen met anderen op veilig wonen, werken en recreëren voor burgers, bedrijven en andere gebruikers. Hollandse Delta is vooruitstrevend,open en transparant in de uitvoering van zijn taken,streeft naar de beste verhouding tussen maatschappelijke kosten en baten,stelt zich ten dienste van zijn omgeving en is een goed en aantrekkelijk werkgever'.
De verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van dit wegennet omvat allereerst de zorg voor de instandhouding en bruikbaarheid ervan. Deze draagt bij aan een optimale ontsluiting van het gebied. Hiermee verbonden thema's zijn : • • • •
het streven naar een optimale verkeersveiligheid; het streven naar een goede berijdbaarheid/weginrichting; het optimaliseren van de bereikbaarheid/mobiliteit; het rekening houden met duurzaamheid, milieu, aanzien en leefbaarheid (Landschap Natuur en Cultuurhistorie); • het bevorderen van samenwerking en afstemming; • Het uitvoeren van beheer en onderhoud tegen de laagst mogelijk maatschappelijke kosten. Het waterschap draagt als wegbeheerder de verantwoording om deze aspecten op een goede wijze in zijn taakuitvoering op te nemen. De basis voor de uitvoering van deze taak dient te worden vastgelegd in een Wegenbeleidsplan. Het Wegenbeleidsplan vormt hiermee een centraal element in de toekomstige ontwikkelingen voor wat betreft het beheer en onderhoud van de wegen binnen het waterschapsgebied. Het rapport beschrijft het wegenbeleid voor het gebied per 1 januari 2007. Waterschap Hollandse Delta heeft circa 1.600 km aan wegen in beheer en onderhoud, welke buiten de bebouwde kom liggen, waarvan circa 220 km vrijliggend fietspad. 1.1
Aanleiding
De redenen voor het opstellen van het Wegenbeleidsplan zijn: • de waterschapsfusie per 1 januari 2005, waarbij de wegenbeleidsplannen van de voormalige waterschappen dienen te worden geïntegreerd en geharmoniseerd in een geactualiseerd Wegenbeleidsplan; • het afstemmen van het wegenbeleid met dat van andere wegbeheerders door een heldere gemeenschappelijke visie vanuit het waterschap op onze positie en ambities; • het bevorderen van samenhang in beleid voor wegen en aanpalende beleidsterreinen; • het uitwerken van beleid in de zin van Nota Mobiliteit van het Rijk. In de Nota Mobiliteit wordt de uitwerking van beleid bij de lagere overheden gelegd. Provincies en Kaderwetgebieden werken het beleid verder uit in PVVP's en RVVP's (Provinciale Verkeers en Vervoersplannen en Regionale Verkeers en Vervoersplannen). Gemeenten kunnen gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplannen (GVVP) opstellen; • het onderbouwen van aanvragen op diverse subsidieregelingen.
5
Wegenbeleidsplan
1.2
maart 2008
Functie
Het wegenbeleidsplan beoogt inzicht te geven in de wijze waarop het waterschap: • invulling geeft aan het functioneel beheer van de wegen; • de staat en functie van de wegen nu en in de toekomst wil waarborgen; • het wegenbelang afweegt tegen andere belangen; • op basis van dit beleid komt tot een afgewogen programma aan onderhouds- en verbeteringsmaatregelen. 1.3
Kader van de Wegentaak
De zorg voor de wegen omvat diverse activiteiten, zoals het vaststellen van beleid, het vertalen van beleid in streefbeelden en functie-eisen, het opzetten en bijhouden van de Keur, toezicht houden op activiteiten van derden, inspecteren, monitoren plannen, ontwerpen, aanleggen onderhouden, verbeteren enz. Deze zorg kan worden gezien als een cyclisch proces. Deze cyclus omvat de volgende 4 onderdelen: beleidsontwikkeling, planvorming, uitvoering en evaluatie. Het Wegenbeleidsplan is het strategische sturingsinstrument in de beleidsontwikkeling. Het geeft mede input voor beleidsregels, het beleidsprogramma van het Meerjarenbeleidsplan, de Voorjaarsnota, de Beleidsbegroting, het Jaarplan Wegen , Operationele plannen en Uitvoeringsregels. Plannen van andere overheden kunnen op hun beurt weer input leveren voor het Wegenbeleidsplan. Evaluatie kan aanleiding geven om het beleid te handhaven, aan te passen of nieuw beleid te formuleren. Het Wegenbeleidsplan wordt ten minste eens in de zes jaar herzien. Een tussentijdse herziening kan echter ook nodig blijken door veranderde omstandigheden. Een en ander wordt geïllustreerd in figuur 1.1. Europees beleid - Vogel- en habitatrichtlijn - Europese infra- en bereikbaarheisprogramma's
Rijksbeleid - Nota Mobiliteit - Nota Ruimte
Stadsregionaal + Provinciaal beleid - Regionale & Provinciale Verkeeren Vervoersplannen - RR2020
Beleid Hollandse Delta - Bestuursvisie - Meerjaren beleidsplan
Gemeentelijk beleid - Bestemmingsplannen - Gemeentelijke V & V plannen
Beleidsontwikkeling
opstellen van: ▪ wegenbeleidsplan ▪ keur
Wet- en regelgeving Wegenwet Wegenverkeerswet
5 jaarlijkse cyclus beheer/ beleidsplan
Meerjaren programma
Evaluatie ▪ ▪
▪ ▪ ▪
jaarlijkse cyclus begroting
verkeersveiligheidsmonitor project evaluatie
jaarlijkse cyclus
Uitvoering ▪ ▪ ▪ ▪ ▪
dagelijks onderhoud groot onderhoud inspecties verguinningverlening toezicht en handhaving
figuur 1.1 Cyclus van de wegenzorg
6
exploitatie kosten investeringen personele capaciteit
Wegenbeleidsplan
1.4
maart 2008
Procedure
Het Wegenbeleidsplan wordt ten minste elke 6 jaar herzien. De looptijd van het Wegenbeleidsplan is tot het volgende plan. Na een procedure, waarbij is voorzien in extern en intern overleg zal het concept in ontwerp worden vastgesteld door dijkgraaf en heemraden. Na een ter visie legging, waarbij zienswijzen kunnen worden ingebracht, zal het Beleidsplan worden vastgesteld door de Verenigde Vergadering.
7
Wegenbeleidsplan
2
Beschrijving beheergebied
2.1
Algemeen
maart 2008
Het beheergebied van het waterschap beslaat de Zuid-Hollandse Eilanden en wordt omsloten door de Noordzee, de Nieuwe Waterweg, Nieuwe Maas, De Noord, Beneden Merwede, Nieuwe Merwede, Hollands Diep, Haringvliet, Krammer-Volkerak en Grevelingen. Zie figuur 1.2
figuur 1.2 Het beheergebied van waterschap Hollandse Delta. Het beheergebied wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan landschapstypen: stedelijk gebied, industrie, landbouw en natuur. De wegentaak van de waterschappen hangt samen met de menselijke in gebruik name van het gebied. Van oorsprong werden wegen in polders en wegen op en naar dijken aangelegd en onderhouden door (waterkerende) waterschappen. Dit cultuurhistorische gegeven heeft geleid tot het geïntegreerde beheer van dijken, wegen en watergangen door de waterschappen. Het • • • • • •
beheergebied bestaat uit zes eilanden: IJsselmonde/Pernis; Voorne-Putten; Rozenburg; Goeree-Overflakkee; de Hoeksche Waard; het Eiland van Dordrecht.
Met name Voorne-Putten, IJsselmonde en het Eiland van Dordrecht (met de woonkernen Spijkenisse, Rotterdam-Zuid, Ridderkerk en Dordrecht) worden gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid. Door de voortdurende groei van de bevolking en ook van de werkgelegenheid stijgt de mobiliteit en in het bijzonder de automobiliteit. De weginfrastructuur is een belangrijke drager voor de ruimtelijk economische ontwikkeling. Demografische en economische ontwikkelingen hebben ook hun weerslag op het landelijk gebied. Er is sprake van een toenemende verwevenheid tussen stad en platteland. Hierbij biedt het platteland ruimte aan economische en sociaalrecreatieve ontwikkelingen, waarvoor in het stedelijk gebied geen plaats is. De van oorsprong op de landbouw gerichte, economische structuur van het platteland wordt hierdoor verder verbreed. Deze wijzigingen in functies betekenen wel dat er hogere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de openbare ruimte. De waterschappen krijgen hier
8
Wegenbeleidsplan
maart 2008
als beheerder van lijnvormige structuren en kleine landschappelijke elementen in toenemende mate mee te maken en vervullen als beheerder ook een functie voor natuur, landschap en recreatie. 2.2
Typering wegen
Binnen het gebied zijn wegen in beheer bij het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de gemeenten en het waterschap. Waterschap Hollandse Delta onderscheidt de volgende functionele wegindeling op basis van Duurzaam Veilig: Gebiedsontsluitingswegen Ontsluiten grote gebieden en woonkernen naar stroomwegen; zijn in het algemeen zwaar belast, waarbij de verharding normaliter breder is dan 6,5 meter. Doorgaande plattelandswegen en erftoegangswegen type I Ontsluiten relatief grote gebieden, woonkern of bedrijventerrein; zijn in het algemeen middelzwaar belast waarbij de verharding normaliter breder is dan 4,5 meter. Erftoegangswegen type II Ontsluiten voornamelijk aanliggende percelen, toegankelijk voor alle verkeer/landbouwverkeer/ bestemmingsverkeer; zijn in het algemeen lichtbelast. Deze wegen kennen als regel een verharding tot 4,5 m. Enkele wegen zijn semi-verhard/onverhard. Fietspaden Overwegend verhard. De wegen bestaan naast de verharding ook uit bermen en wegsloten. 2.3
Gebruik
De hoofdfunctie van de wegen is transport. Met een grote diversiteit aan transportmiddelen en motieven wordt van de wegen gebruik gemaakt. Aan de transportmiddelen worden landelijk wettelijke beperkingen gesteld wat betreft onder andere gewicht, afmetingen en snelheden. Daarnaast heeft het waterschap voor een aantal weggedeelten ook in dit verband verkeersbesluiten genomen. Naast de transportfunctie bepalen karakteristieke dijken en beeldbepalende lintbebouwing mede de gebruiksmogelijkheden van deze wegen. Ook fungeren brede bermen langs waterschapswegen als ecologische verbindingszone.
Figuur 1.3 Het wegenareaal van waterschap Hollandse Delta
9
Wegenbeleidsplan
3
Kader
3.1
Algemeen
maart 2008
Het kader voor dit Beleidsplan Wegen bestaat enerzijds uit relevante wet- en regelgeving en anderzijds uit het beleid van hogere overheden en van samenwerkingsverbanden tussen organisaties. De voor het waterschap direct relevante punten zijn weergegeven in dit beleidsplan. De kaders zijn verder omschreven in de bijlage 1: algemeen kader Wegenbeleidsplan. 3.2
Wet- en regelgeving
Voor het wegbeheer is diverse wet- en regelgeving relevant. Genoemd kunnen o.a. worden de Grondwet, de Waterschapswet, de Wegenwet en de Wegenverkeerswet. (Voor de uitgebreide weergave van relevante wetgeving wordt verwezen naar bijlage 1.) 3.3
Beleid hogere overheden en samenwerkingskaders
Europa Vogel -en Habitatrichtlijn De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn richtlijnen van de Europese Unie waarin aangegeven wordt welke soorten en natuurgebieden (habitats) beschermd moeten worden door de lidstaten. De Vogelrichtlijn bevat een lijst van diverse zeldzame of bedreigde diersoorten. De Habitatrichtlijn stelt de bescherming van natuurlijke en half natuurlijke habitats centraal. Voor beide richtlijnen zijn speciale beschermingszones aangewezen. Bij o.a. projectontwikkeling nabij dit soort gebieden dient rekening te worden gehouden met de externe effecten en andere effecten van de bouw en gebruiksactiviteiten van de projectlocatie. De Vogel en Habitatrichtlijn zijn vertaald in de Natuurbeschermingswet en in de Flora en Faunawet. Interreg Projectstimuleringsregeling Europese Territoriale Samenwerking De Eu wil dat de ruimte in de Europese landen zich duurzaam ontwikkelt en dat de kwaliteit ervan verbetert. Via de INTERREGprogramma's worden subsidies verleend voor creatieve vernieuwende projecten. Rijk Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Voor waterschap Hollandse Delta zijn hierbij relevant: • de verdere ontwikkeling van Mainport Rotterdam, waaronder Zuidvleugel en Maasvlakte II; • de aanwijzing van de Hoeksche Waard als nationaal Landschap Uitwerking van het nationaal verkeer en vervoerbeleid vindt verder plaats in de Nota Mobiliteit en de plannen van de decentrale overheden. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. In de Nota wordt het ruimtelijk beleid verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoersbeleid beschreven. De doelstelling van de Nota Mobiliteit is een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze doelstelling wordt vertaald in doelen voor bereikbaarheid, veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt gestreefd naar vermindering van de nadelige effecten van de mobiliteitsgroei.
10
Wegenbeleidsplan
maart 2008
De doelen van de Nota Mobiliteit zijn thematisch geconcretiseerd in de zogenoemde Essentiële Onderdelen van Beleid (EOvB). Deze vormen de kern van de Nota Mobiliteit. Voor deze onderdelen geldt dat ze moeten worden uitgewerkt in beleid en plannen van de rijksoverheid en de decentrale overheden. Voor het waterschap relevante punten Voor waterschap Hollandse Delta zijn thematisch met name de volgende punten direct van toepassing en wordt het waterschap als verantwoordelijke of als medeverantwoordelijke genoemd: • Samenhang tussen ruimte, economie verkeer en vervoer Ruimtelijke ingrepen op de eigen infrastructuur, behalve vanwege verkeersveiligheid en milieu, mogen er niet toe leiden dat de bereikbaarheid over de gehele reis verslechtert. Waar de consequenties de eigen beheergrenzen overschrijden, overleg met andere infrastructuurbeheerders. Beschrijven in het beleid hoe de verschillende netwerken en modaliteiten optimaal worden verknoopt en benut en hoe zij op elkaar aansluiten. Aandacht besteden aan het goederenvervoer. De gezamenlijke overheden zijn verantwoordelijk voor de totaliteit van de bereikbaarheid. Soepele overstap tussen OV en fiets of auto bevorderen; goede informatievoorziening op knooppunten, alsmede fiets- en parkeervoorzieningen. • Innovatie Bevorderen, vooral in de rol als wegbeheerder van innovatie en implementatie van technologie om veiligheid te verbeteren. • Langzaam Verkeer Stimuleren van de fiets als hoofdvervoermiddel en als schakel in de ketenverplaatsing van deur tot deur door het realiseren van ontbrekende schakels in het fietsroutenetwerk. • Verkeersveiligheid Het nationale doel is in de periode tot 2020 een reductie van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden. Voor 2010 is een reductie van het aantal doden tot maximaal 900 (-15% ten opzichte van 2002) en ziekenhuisgewonden tot maximaal 17.000 (-7,5% ten opzichte van 2002). Voor 2020 wordt als doel gesteld een reductie van maximaal 640 verkeersdoden (-40%), respectievelijk 13.500 ziekenhuisgewonden (-30%). In de Nota Mobiliteit is aangegeven, dat deze doelstellingen naar evenredigheid doorwerken in de plannen van de wegbeheerders. Dit betekent voor het waterschap de realisering van met name fysieke maatregelen (onder andere inrichting van 60 km zones, rotondes, fietspaden en optimalisering van verkeersregelinstallaties). Ook neemt het waterschap maatregelen gericht op onder andere vracht- en bestelverkeer. In de periode tot 2020 moeten bij nieuwe aanleg en in het kader van beheer en onderhoud essentiële herkenbaarheidkenmerken worden aangebracht op alle wegen. Verkeershandhaving vormt het belangrijke sluitstuk van het verkeersveiligheidsbeleid, waarbij de regionale plannen worden afgestemd met de regionale projecten verkeershandhaving en handhavingsarrangementen. • Natuur en Landschap Inzet om aan de wettelijke en beleidsmatige randvoorwaarden op het gebied van natuur en landschap te voldoen; gebiedsgericht ontwerpen in samenhang met de omgeving als uitgangspunt; streven naar behoud van panorama's vanaf infrastructuur op omgeving, verantwoordelijk voor de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. Provincie/stadsregio Rotterdam Streekplan Zuid-Holland-Zuid/RR 2020 Omdat verkeer en vervoerbeleid en de ruimtelijke ordening elkaar wederzijds beïnvloeden streeft de provincie naar een zorgvuldige afstemming tussen beide beleidsvelden. Binnen het beheergebied van waterschap Hollandse Delta vigeren twee streekplannen: het streekplan Zuid-HollandZuid (2000) en het streekplan RR2020 (2005). Het RR2020 is naast het streekplan tevens het regionaal structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. Het provinciaal/stadsregionaal ruimtelijk/structuurbeleid op het terrein van mobiliteit wordt in belangrijke mate afgestemd met het Nationaal en provinciaal/stadsregionaal Mobiliteitsbeleid. Het streekplan is het ruimtelijk kader voor het
11
Wegenbeleidsplan
maart 2008
bestemmingsplan. Op grond van de nieuwe wet op de Ruimtelijke ordening, die medio 2008 in werking treedt, worden structuurvisie en verordening de nieuwe provinciale kaders. Provinciaal Verkeer en Vervoerplan/Regionaal Verkeer en Vervoerplan Binnen het beheergebied van waterschap Hollandse Delta vigeren het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, en het Regionaal Verkeer en Vervoerplan van de Stadsregio Rotterdam. De nationale visie op mobiliteit, zoals verwoord in de Nota Mobiliteit, vindt vertaalslag in deze Vervoerplannen. In deze plannen zijn onder anderen de volgende projecten voor het waterschap relevant : • vervoerscorridor Maasvlakte -Vaanplein (capaciteitsverruiming A15 inclusief nieuwe oeververbinding); • capaciteitsverruiming van de N57/N59; • verkenning aanleg A4 Zuid; • verkenning en besluitvorming nieuwe oeververbinding westelijk Rotterdam; • herinrichting/trajectbenadering provinciale wegen. Gemeenten Bestemmingsplannen Een belangrijk instrument zijn de bestemmingsplannen. Deze zijn bindend voor wat betreft de functietoewijzing en bestemming (onder andere verkeersbestemming) in het stedelijk en landelijk gebied. Gemeentelijke Verkeer en Vervoerplannen Enkele in het waterschap gelegen gemeenten kennen ook een Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan. Hierin zijn de hoofdlijnen voor het gemeentelijk verkeer en vervoerbeleid in samenhang met aanpalende beleidsterreinen vastgelegd. Waterschap Binnen het kader van wetten, richtlijnen en verordeningen, heeft het waterschap een zekere vrijheid om invulling te geven aan het wegenbeleid. De wegenbeleidsplannen van de rechtsvoorgangers vormen daarbij het belangrijkste eigen beleidskader. Samenwerkingskaders Als landelijke samenwerkingskaders kunnen worden genoemd de Strategische Beleidsvisie 'Wegen naar 2010' en Duurzaam Veilig (eerste en tweede fase). Het waterschap heeft verder zitting in diverse overleggroepen, onder aderen: • regionale projectgroepen Verkeersveiligheid (Hoeksche Waard, Drechtsteden, Goeree-Overflakkee en stadsregio Rotterdam); • kamers Zuidwest en Zuidoost van de stadsregio Rotterdam. 3.4
Algemene trends en ontwikkelingen
Van beheer naar netwerkmanagement Het opvangen van de mobiliteitsgroei vergt andere manieren om verkeersstromen te sturen. Waar het wegbeheer in het verleden in de eerste plaats gericht was op het oplossen van geïsoleerde knelpunten op het eigen wegennet, biedt dat tegenwoordig onvoldoende soelaas. Dit betekent dat er meer samenwerking moet worden gezocht met de andere wegbeheerders en partijen. Onder de noemer 'netwerkmanagement' stellen wegbeheerders daarnaast de samenhang van de wegennetten, en oriëntatie op de gebruiker centraal. Gebiedsgerichte samenwerking Zoals hiervoor aangegeven wordt regionale samenwerking de komende jaren nog belangrijker. Dit houdt verband met het feit dat verkeersgerelateerde problemen zich in toenemende mate zowel regionaal als landelijk manifesteren. De reeds een aantal jaren geleden ingezette samenwerkingstrend zal intensiveren. Dit wordt ook versterkt door de bundeling van de subsidiestromen via de
12
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Wet Brede Doeluitkering, waarbij financiële middelen in handen van de provincie en de stadsregio zijn gekomen. Strategische keuzes rondom mobiliteit worden meer en meer genomen op provinciaal en regionaal niveau. Dit vraagt om meer gezamenlijke keuzes van de regionale wegbeheerders. Samenwerking krijgt ook gestalte via de gezamenlijke netwerkanalyses, waarbij onder anderen de verkeersstromen op het wegennet worden geïdentificeerd De netwerkanalyses zijn bedoeld om gezamenlijk een gebiedsgerichte probleemanalyse op te stellen. De samenwerkingsvormen en gebiedsgerichte afspraken zullen in de toekomst minder vrijblijvend zijn. Verdere groei van de mobiliteit Ongeacht de scenario's die worden gehanteerd, laten de prognoses voor het personenverkeer tot 2020 een groei zien van rond 20%. Vooral de automobiliteit blijft tot 2020 toenemen. Door de aanleg van Maasvlakte II zal in deze regio de groei van het vrachtverkeer tot 2020 rond 40% bedragen. De mobiliteitstoename is verder in algemene zin grotendeels te verklaren door demografische, ruimtelijke, sociaaleconomische en sociaal culturele ontwikkelingen. Op demografische terrein is er bijvoorbeeld sprake van een toenemend rijbewijs- en autobezit door de 'grijze golf'. Sterk toenemende aandacht voor het leefmilieu. Door de toenemende aandacht voor het leefmilieu zullen ook in de richting van het waterschap wensen worden geuit op het terrein van de weginrichting (onder andere het gebruik van geluidarm asfalt en groen). Duurzaamheid Duurzaamheid speelt een belangrijke rol in het wegenbeleid en het wegbeheer. Hierbij kan met name worden gedacht aan de 'Duurzaam Veilige' inrichting van wegen en de verwerking van materialen ( teerhoudend asfalt). Mobiliteitsmanagement. Mobiliteitsmanagement dat zich onder andere richt op een zo efficiënt mogelijke benutting van de beschikbare capaciteit van de netwerken wordt steeds belangrijker. 'Kranen' in de netwerken waarmee de verkeersstromen beïnvloed kunnen worden zijn: onder anderen Dynamisch Verkeersmanagement en Kilometerbeprijzing. Dynamisch verkeersmanagement is een verzamelnaam voor geautomatiseerde (real time) maatregelen om de verkeersafwikkeling te reguleren. In verband met de eerder genoemde netwerkontwikkeling zal het waterschap ook hierin een rol gaan spelen. Het landelijk streven is om in 2011 te starten met de invoering van kilometerbeprijzing. In 2006 is gestart met de uitwerking van de vormgeving van de kilometerprijs en de organisatie en implementatiepaden. Kilometerbeprijzing op het bovenliggend wegennet zal gevolgen hebben voor het onderliggend wegennet. Deze gevolgen moeten nog in kaart worden gebracht. Ruimtelijke ordening/wegentoets Ruimtelijke ordening heeft steeds grotere gevolgen voor het verkeer en het wegennet. Verkeer zal mede bepalend worden voor de ruimtelijke invulling. Samenwerking en afstemming worden de toetsstenen. De wegentoets fungeert hierbij als instrument.
13
Wegenbeleidsplan
4
maart 2008
Analyse
In figuur 3.1 worden allereerst de verschillende thema's rondom het wegenbeleidsplan weergegeven.
Wegenbeleidsplan "bijdrage aan optimale ontsluiting van het gebied
Verkeersveiligheid
Samenwerking en afstemming Berijdbaarheid en Weginrichting
Duurzaamheid, milieu, Aanzien en leefbaarheid (Landschap, Natuur en Cultuurhistorie)
Bereikbaarheid en mobiliteit
Financiën (laagst mogelijk maatschappelijke kosten)
Figuur 3.1 De verschillende thema's rondom het Wegenbeleidsplan
In dit hoofdstuk wordt verder op hoofdlijnen stilgestaan bij een evaluatie van de wegenbeheersplannen van de rechtsvoorgangers en een analyse van (probleem)aandachtspunten. Evaluatie en analyse vormen met de uitkomsten van de bestuurlijke discussie mede bouwstenen voor de algemene strategische beheersvisie. Hierbij worden de thema's belicht zoals deze onder andere ook worden genoemd in de beheersplannen en in de Nota Mobiliteit. 4.1.
Algemeen
In algemene zin kan worden geconstateerd, dat de in de wegenbeleidsplannen van de rechtsvoorgangers geformuleerde ambities en doelen op hoofdlijnen overeenstemmen. Op onderdelen zijn echter niet onbelangrijke verschillen te zien onder andere wat betreft de categorisering, de inrichting en het gebruik van de wegen. Bij het thema berijdbaarheid en weginrichting wordt hier verder bij stilgestaan. Tussen de wegen van de rechtsvoorgangers bestaan verschillen in allure. Met name in het gebied IJsselmonde zijn een aantal zeer drukke wegen in beheer met een zeer grote allure. Wegen van deze grootte zijn op de andere eilanden, voor zover ze al aanwezig zijn, in beheer bij de provincie. Daarentegen werden in de perceptie van de rechtsvoorganger De Groote Waard in dat beheersgebied alleen erftoegangswegen beheerd. In de huidige categorisering hebben wegen met eenzelfde allure verschillende benamingen. Bij het harmoniseren van het beleid voor de weginrichting is het van groot belang dat de wegcategorisering over de eilanden eenduidig is. Er dient dan ook een algemene visie te worden ontwikkeld over de wegen die het waterschap wil beheren.
14
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Het beheersgebied van het waterschap is volop in ontwikkeling. Op enkele plaatsen heeft dit dusdanige gevolgen voor het verkeersaanbod, dat de oorspronkelijke inrichting niet meer voldoet. Het waterschap is technisch en organisatorisch in staat om nieuwe wegen aan te leggen. Het is echter de vraag in hoeverre het waterschap trekker zou moeten zijn in dit soort plannen. Bij de rechtsvoorgangers is verschillend omgegaan met deze materie. 4.2.
Verkeersveiligheid
Geconstateerd mag worden dat het ongevallenbeeld in de afgelopen jaren een positieve trend te zien geeft. In de periode 2003-2005 bedroeg het aantal ziekenhuisgewonden gemiddeld 44 per jaar, een daling van ongeveer 10% ten opzichte van de periode 2000-2002 met gemiddeld 50 ziekenhuisgewonden per jaar. Hiermee zijn de landelijke doelstellingen in het kader van Duurzaam Veilig I naar evenredigheid meer dan gehaald. Het aantal dodelijke verkeersslachtoffers in deze perioden fluctueert in ons beheersgebied van 1 tot 4 per jaar. Dit aantal is zo gering, dat cijfers in dit verband volledig worden bepaald door incidenten, waarbij geen trend is aan te geven. De behaalde resultaten betekenen overigens niet dat het waterschap 'op lauweren kan gaan rusten'. De aangescherpte landelijke doelstellingen in 2010 voor verkeersveiligheid betekenen ook voor het waterschap - zeker gezien de te verwachten extra verkeersdruk op het wegennet extra inspanningsverplichtingen voor de planperiode. Na de uitvoering van de vele verkeersveiligheidsprojecten heeft het waterschap geen echte 'black-spots' meer. De resterende ongevallen op het wegennet komen nu zeer verspreid op het wegennet voor. De oorspronkelijke benadering, om maatregelen te treffen op locaties waar relatief veel ongevallen gebeuren, is daarmee achterhaald. Een nieuwe methodiek om verkeersveiligheidsprojecten te prioriteren is daarom gewenst. In tegenspraak met de positieve ontwikkeling van de cijfers is een toename van het aantal klachten over verkeersonveiligheid. Deze klachten gaan niet zelden over wegen die objectief gezien als veilig zijn aan te merken. Ook educatie en voorlichting zijn manieren om de verkeersveiligheid verder te verbeteren. Het waterschap speelt hierin op dit moment een bescheiden rol. Incidenteel worden attentieborden en dynamische informatiepanelen geplaatst . Het is onduidelijk welke rol het waterschap wil en kan spelen. Op gebied van het dagelijkse beheer van de wegen liggen nog een aantal vraagstukken. Genoemd worden hier de veiligheidsinspecties van de wegen, de bestrijding van vervuiling in oogsttijd en de gladheidbestrijding. In alle gevallen is er beleid dat verfijning of verduidelijking behoeft. 4.3
Berijdbaarheid/weginrichting
Eind 2004 heeft het waterschap de eerste fase van het convenant Startprogramma Duurzaam Veilig I zo goed als afgerond. De eerste fase betrof onder andere de categorisering in erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen en de inrichting van de erftoegangswegen. De inrichting bestond onder anderen uit het aanbrengen van wegmarkering en verkeersplateaus. De erftoegangswegen zijn zeer divers in maatvoering, mate van bebouwing en ligging. Het was daarom niet altijd mogelijk om de weginrichting conform de landelijke criteria van Duurzaam Veilig I door te voeren, dan wel zijn de grenzen opgezocht van hetgeen mogelijk was binnen de richtlijnen. In de eindsituatie blijkt de weginrichting van de vier regio's op onderdelen verschillend. Ook is de inrichting niet overal even succesvol: de gereden snelheden zijn soms nog te hoog of het gebruik van de wegen is nog fors te hoog. Van sommige wegen is de inrichting zo riant, dat dit problemen oplevert bij eventuele handhaving. Er ligt een opgave tot het nemen van aanvullende maatregelen, of het verbeteren van de inrichting van wegen waar nog problemen zijn. Sinds 2005 is gestart met de inrichting van de gebiedsontsluitingswegen, waarbij de werkzaamheden tot heden (2007) voornamelijk bestaan uit de aanpassing van kruispunten (onder anderen de aanleg van rotondes en het aanbrengen van de zogenoemde essentiële herkenbaarheidskenmerken (EHK's). De wegbeheerders hebben deze EHK's gezamenlijk vastgesteld voor de verschillende wegcategorieën. Deze kenmerken zorgen ervoor dat er bij de weggebruiker geen misverstand kan bestaan over de vraag op welk soort weg hij rijdt. Het is in onderzoek aangetoond dat duidelijkheid de veiligheid ten goede komt.
15
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Na de aanleg van rotondes en de versnelde invoering van de EHK staan de verdere vervolmaking van de inrichting op het programma. Het ideaalbeeld van de duurzaam veilige inrichting van gebiedsontsluitingswegen is echter ambitieus en in veel gevallen reëel gezien niet haalbaar. Toepassing van groenelementen langs wegen kunnen zowel landschappelijk als verkeerstechnisch voordelen hebben. In de huidige situatie wordt wisselend, maar nog onvoldoende gebruikgemaakt van de mogelijkheden die 'groen' hiervoor biedt. Er ligt een opgave om hierop beleid te ontwikkelen. Op een aantal onderwerpen in de beheerplannen van de rechtsvoorgangers en in het huidige beleid zijn verschillen te constateren. Genoemd zijn hier openbare verlichting, herstel van sleuven voor kabels en leidingen en het afsluiten van wegen. Ook inrichtingsvraagstukken als toepassing van passeerplaatsen, toepassing en maatvoering van drempels en plateaus, en aanleg en beheer van parkeerplaatsen en carpoolplaatsen roepen nog vragen op. Een afwegingskader ontbreekt, zodat ook bij derden niet altijd duidelijk is wat er van het waterschap verwacht mag worden De planning van het onderhoud aan de wegen vindt plaats volgens de CROW-systematiek 'rationeel wegbeheer'. De wegen van Hollandse Delta bevinden zich in het algemeen in een redelijke onderhoudsstaat, waarbij wel moet worden gesignaleerd, dat de kwaliteit van de wegen op basis van het huidige beheer en onderhoud achteruit gaat. De beheerskwaliteit van het wegennet vindt plaats op basis van visuele inspecties. Deze geven geen zicht op de restlevensduur van de weg. Het huidige onderhoudsbudget is ontoereikend, waardoor het kwaliteitsniveau stelselmatig achteruit gaat. Bij de keuzes die door de beperkte middelen moeten worden gemaakt, ontbreekt een gewogen systematiek. De Nota Mobiliteit vraagt de overheden om meer aandacht te besteden aan innovatieve werkwijzen en concepten. In waterschapsverband kan worden gedacht aan ICT-toepassingen, innovatief onderhoud of de toepassing van nieuwe materialen. Hoewel innovatie voor een groot deel een rijksaangelegenheid is, biedt de schaalvergroting van waterschappen wel nieuwe mogelijkheden. 4.4
Bereikbaarheid/Mobiliteit
Voor wat betreft de bereikbaarheid kan worden geconstateerd, dat een onvoldoende functionerend hoofdwegennet (HWN) en de ontsluiting op dit HWN een al jaren spelende problematiek is. De doorstroming op de Ruit van Rotterdam, de A15/A16 en de A29 en het provinciale wegennet zijn hierbij van groot belang. Het gevolg van een onvoldoende functionerend HWN en onvoldoende ontsluiting op dit net is, dat het verkeer zijn weg zoekt via het onderliggend wegennet (OWN). Dit betreft met name woon-werkverkeer, maar ook vrachtverkeer. Dit sluipverkeer veroorzaakt schade aan onder andere de wegbermen en extra slijtage aan het wegdek. Ook heeft sluipverkeer een nadelige invloed op de verkeersveiligheid. Door het waterschap en de rechtsvoorgangers zijn in samenwerking met andere wegbeheerders en partijen inspanningen gepleegd, om de ontsluiting op het HWN te doen verbeteren, het sluipverkeer te weren, en daarmee het functioneren van het eigen wegennet te verbeteren. Gezien zijn belangen heeft het waterschap hierin een actieve rol gespeeld. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden liggen overigens primair bij het Rijk en de provincie. Door regionale krachtenbundeling zijn er echter al wel resultaten geboekt. Bepaalde projecten - zoals de aanpassing van de N57 - zijn versneld op het MIT (Meerjaren financieringsschema voor Infrastructuur en Transport) geplaatst. Concrete resultaten die verder zijn geboekt zijn onder anderen de gewijzigde aansluiting van de N57 op de A15, de aanleg van de Rhoonse baan en een aantal sluipverkeerwerende maatregelen, en bus-doorstromingsmaatregelen op de Rotterdamseweg. In samenwerking met onder anderen de stadsregio Rotterdam en het Rijk zijn netwerkanalyses uitgevoerd. De netwerkanalyses bieden inzicht in oplossingen voor bestaande en toekomstige knelpunten met gebruik van verschillende vervoerwijzen en door een betere samenhang tussen lokale, regionale en nationale infrastructuur. De inzet is de toegang tot de steden te verbeteren. Geconstateerd moet echter ook worden dat het bereiken van de gewenste bereikbaarheid een kwestie van lange adem is, mede gezien de grote en kleine ruimtelijke ontwikkelingen in het beheergebied. Zoals al eerder aangegeven in hoofdstuk III onder de Nota Mobiliteit, wordt mobiliteit, als betrouwbare reistijd van deur tot deur, steeds belangrijker. Dit houdt verband met de visie dat wegbeheer zich verder uitstrekt dan het alleen verzorgen van een goede staat van de weg. Infrastructuurbeheerders moeten de kwaliteit van de hele reis centraal stellen en niet die van hun eigen net. Het
16
Wegenbeleidsplan
maart 2008
thema Mobiliteit in de zin van de Nota Mobiliteit is nieuw en is niet terug te vinden in de beheersplannen van de rechtsvoorgangers. Geconstateerd wordt dan ook, dat op dit onderwerp visie moet worden ontwikkeld. In het algemeen kan worden gezegd dat de rechtsvoorgangers wisselende belangstelling voor de fiets vertoonden. De aanleg van fietspaden en het treffen van voorzieningen voor stalling werd slechts wisselend als waterschapstaak gezien. De Nota Mobiliteit vraagt aandacht voor de fiets, ook als deel in de zogenoemde ketenmobiliteit. Hierbij kan gedacht worden aan de zorg voor goede stallingmogelijkheden bij openbaar vervoer. Het is overigens in het algemeen niet duidelijk hoe het waterschap wil omgaan met voorzieningen bij haltes. De Nota Mobiliteit hecht aan het behoud van langzaam verkeer routes, bijvoorbeeld bij uitvoering van grote projecten. Het is zaak om deze wens in te bedden in het waterschapsbeleid. Naast de instandhouding, liggen er ook concrete verzoeken voor de realisatie van ontbrekende schakels in lange afstandswandelpaden. Ook komen regelmatig verzoeken binnen met betrekking tot ruiterpaden. Voor een besluit over het al dan niet inwilligen van deze verzoeken moet beleid worden ontwikkeld, zowel over de aanleg als het uiteindelijke beheer. 4.5
Duurzaamheid /milieu, landschap, natuur en cultuurhistorie
De afgelopen jaren is de aandacht voor duurzaamheid en leefmilieu snel toegenomen. Hierbij kan worden gedacht aan het toepassen van zogenoemd functioneel groen voor de vergroting van de verkeersveiligheid. Ook kan worden gedacht aan op biodiversiteit gericht bermbeheer. Het waterschap is gebonden aan de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, de Flora en Faunawet en de Vogel en Habitat richtlijn. Deze zorgen ook binnen de wegentaak nog altijd voor verrassingen in de uitvoering buiten en de planvorming van toekomstige ontwikkelingen. Ook mag verwacht worden dat toekomstige Europese wetgeving gevolgen zal hebben voor het waterschap. Verder is gestreefd naar beheer, inrichting en onderhoud conform de milieuwetgeving. Het Bouwstoffenbesluit, waarin alle zaken betreffende het verwerken en storten van materialen zijn beschreven en geregeld is hierbij een complexe factor, mede gezien de interpretatieruimtes die dit besluit geeft. De verwerking van teerhoudend asfalt is hierbij een specifiek aandachtspunt gebleken. Wettelijk heeft het waterschap verder nauwelijks tot geen rol in milieuaspecten zoals de geluidsreductie. Wel komen met enige regelmaat verzoeken om wegen te voorzien van geluidsreducerend asfalt. Geconstateerd wordt dat een afwegingskader ontbreekt Beeldbepalende lintbebouwing en dijken zijn karakteristieke elementen in het landschap van de Zuid- Hollandse Eilanden en Waarden. Zij bepalen mede de gebruiksmogelijkheden en onmogelijkheden van deze wegen. Geconstateerd kan worden dat het waterschap en de rechtsvoorgangers in een aantal gevallen een actief beleid hebben gevoerd om bij de inrichtingsmaatregelen landschappelijke en cultuurhistorische elementen te gebruiken. 4.6
Samenwerking en afstemming
In alle wegenbeheersplannen van de rechtsvoorgangers worden overleg en samenwerking met andere partijen genoemd als een van de instrumenten voor het bereiken van een veilig en goed functionerend wegennet. Geconstateerd mag worden dat het waterschap in diverse overlegorganen en commissies participeert en dat er sprake is van een goed overleg en samenwerking tussen de diverse wegbeheerders en verkeer- en vervoerpartijen. Door die samenwerking en afstemming zijn diverse resultaten geboekt, onder andere wat betreft de realisering van projecten en de daarvoor beschikbaar gestelde BDU (Brede Doeluitkering) middelen. Gelijktijdig moet echter ook worden geconstateerd dat op het terrein van de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer nog een aantal fikse knelpunten liggen. Deze liggen met name op het vlak van afstemming tussen de project- en bestemmingsplanontwikkeling enerzijds en de verkeersinfrastructuur in casu de belasting van het onderliggend wegennet anderzijds. Het gevolg is onder andere dat het sluipend proces van 'postzegelplannen' een cumulatieve extra belasting op het onderliggend wegennet betekent. Het waterschap loopt hier dikwijls achter de feiten aan. Bij het opstarten van gezamenlijke projecten is het voor alle partijen wenselijk om duidelijkheid te hebben of, en hoeveel het waterschap bijdraagt aan de projectkosten. Dit vraagt dan ook om een duidelijke beleidslijn.
17
Wegenbeleidsplan
4.7
maart 2008
Financiën
Op dit moment - in 2007 - bedragen de kosten voor het beheren van 1.600 km wegen bijna 13 miljoen euro. Dit komt globaal neer op € 8.000,00 per km. Vanwege de toename van de verkeersintensiteit en de toename van de aslasten (vooral van het vrachtverkeer) wordt landelijk een achteruitgang van de kwaliteit van de wegen geconstateerd. Deze achteruitgang wordt ook binnen Hollandse Delta waargenomen. Op basis van een jaarlijkse inspectie en de lijst van onderhoudsmaatregelen blijkt dat er een steeds groter budget nodig is om alle gebreken te ondervangen. Ook het feit dat veel wegen tijdens de ruilverkaveling zo'n 20 à 30 jaar geleden zijn aangelegd, betekent een reconstructie van veel van deze wegen binnen de komende vijf jaren. Derhalve mag worden verwacht dat de beheerskosten in de komende vijf jaren bij gelijkblijvende kwaliteit toch toe zullen nemen. Door landelijke ontwikkelingen kunnen zowel positieve als negatieve effecten op het kostenniveau ontstaan. Een stijging van het Wegenfonds betekent meer subsidie van het Rijk voor het wegbeheer. Extra milieueisen voor het verwerken van teerhoudend asfalt kunnen een kostenverhogend effect hebben. •
18
Wegenbeleidsplan
5
maart 2008
Strategische visie
De strategische visie verwoordt de visie van het waterschap op de langere termijn. Uitgangspunt hierbij is het in hoofdstuk 3 geschetste kader, de in hoofdstuk 4 geschetste analyse en de uitkomsten van de bestuurlijke discussie zoals verwoord in de bij dit beleidsplan gevoegde bijlage 2: de notitie Verkenningen Wegenbeleidsplan. De visie geeft aan waar het waterschap rond het jaar 2012 wil staan en vormt de basis voor de uitwerking van beleid voor de verschillende onderdelen van de wegentaak in hoofdstuk 6. De visie geeft houvast bij het maken van keuzen, zodat het waterschap niet slechts hoeft te reageren op veranderingen in de omgeving, maar daarin ook actief kan sturen en zo die toekomst mede kan beïnvloeden. Op deze wijze wordt een consistent en integraal beleid gevoerd, wordt onze wegentaak afgestemd met andere waterschapstaken en ook met beleid van andere overheden en organisaties. De strategische visie wordt in hoofdstuk 6 vertaald in streefbeelden en functie-eisen. De streefbeelden geven de koers aan van de beleidsdoelstellingen voor 2012, resulterend in een duurzaam functionerend wegennet, dat meebeweegt met maatschappelijke veranderingen en veranderende gebiedsinrichting zoals recreatie, natuur, landinrichting en woningbouw. Dit houdt in dat de taken (de zorg voor wegen) zoveel mogelijk integraal wordt uitgevoerd. Het waterschap richt zich daarbij niet uitsluitend op de reglementaire taken, maar houdt rekening met de belangen van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische aard die hiermee verbonden zijn, echter, voor zover het niet strijdig is met de uitgangspunten van het wegbeheer en voor zover de kosten daarvan in redelijke verhouding staan tot de kosten van uitvoering van het wegbeheer. 5.1
Visie
In het hierna verwoorde kader is de algemene visie van het wegbeheer van het waterschap Hollandse Delta verwoord. •
• • • • • •
Het waterschap is een goed wegbeheerder. Onder goed wegbeheer wordt verstaan wegen van een voldoende kwaliteitsniveau gerelateerd aan verkeersveiligheid, berijdbaarheid en bereikbaarheid met een daarop toegesneden organisatie. Deze dragen bij aan een optimale ontsluiting van het gebied. Het wegbeheer omvat in principe de zorg voor alle openbare wegen buiten de bebouwde kom, voor zover deze niet in beheer bij Provincie, gemeente of Rijk zijn. Naast erftoegangswegen worden ook gebiedsontsluitingswegen beheerd. Het wegbeheer wordt in een maatschappelijke context en voor een belangrijk deel door samenwerking uitgevoerd. Voor de aanleg van nieuwe wegen kan het waterschap in bepaalde gevallen een voortrekkersrol vervullen. Verkeersveiligheid en Berijdbaarheid/Inrichting blijven de hoofdthema's voor het wegenbeleid van het waterschap. Het wegbeheer wordt uitgeoefend tegen de laagst mogelijk maatschappelijke kosten Duurzaamheid, landschap natuur en cultuurhistorische waarden worden mede uit maatschappelijk oogpunt behouden en waar mogelijk bevorderd.
19
Wegenbeleidsplan
maart 2008
In het navolgende kader is per thema -zoals aangegeven in figuur 3.1 de visie verder weergegeven . 5.2
Thema's
Verkeersveiligheid • Verkeersveiligheid prevaleert boven weginrichting (comfort), bereikbaarheid en mobiliteit. • Wat betreft de fiets wordt het nationaal, provinciaal en stadsregionaal beleid onderschreven en zal het fietsverkeer worden gestimuleerd. Specifieke aandacht zal worden besteed aan de verkeersveiligheid voor de fiets en de realisering van ontbrekende schakels. Berijdbaarheid/weginrichting • Gestreefd wordt naar een uniformiteit rekening houdend met kosteneffectiviteit. Regionale verschillen blijven gemotiveerd mogelijk. • Uitgangsprincipe is integraal wegbeheer. Concreet betekent dit, dat het beheer van kunstwerken, bermbeheer, bebakening, openbare verlichting en gladheidbestrijding mede tot de taken van het waterschap worden gerekend. Bereikbaarheid en Mobiliteit • Wegen moeten worden gebruikt waarvoor zij zijn bestemd, passend binnen de regionale en subregionale routenetwerken. • Met betrekking tot bereikbaarheid en mobiliteit is het waterschap partner. Samenwerking en afstemming • Het wegenbeleid wordt geëffectueerd in goede samenwerking en afstemming met andere overheden, partijen en belanghebbenden. • Bij de ontsluiting van het gebied is het waterschap een volwaardige partner. Gebiedsgerichte samenwerking met alle verkeer- en vervoerpartijen en andere belanghebbenden staat hierbij centraal. • In het afstemmingsproces tussen ruimtelijke en projectplanontwikkelingen enerzijds en de verkeersontsluiting en verkeersinfrastructuur anderzijds speelt het waterschap een pro-actieve rol. Duurzaamheid/Milieu, Landschap, Natuur en Cultuurhistorie • Er wordt duurzaam omgegaan met het milieu, de ruimte, het materiaal en de energie. Getracht wordt om problemen te voorkomen en integraal op te lossen, in plaats van ze te verplaatsen naar andere gebieden of af te wentelen op toekomstige generaties. Duurzaam beheer komt tot uiting in ontwerp, wijze van inrichting, keuze voor materialen en milieu- en natuurvriendelijk beheer. • De weg wordt als onderdeel van de gehele omgeving gezien. Bij de uitvoering van werken wordt rekening gehouden met Aanzien, Leefbaarheid Landschap, Natuur en Cultuurhistorie. Financiën Het wegbeheer wordt uitgevoerd tegen de laagst mogelijk maatschappelijke kosten. Daarbij wordt rekening gehouden met bijdragen van derden.
20
Wegenbeleidsplan
6
maart 2008
Streefbeelden en functie-eisen
Zoals in hoofdstuk 5 is aangegeven, wordt de strategische visie vertaald naar streefbeelden. De streefbeelden geven de primaire beleidsdoelstelling en beleidskeuze per thema aan. Ze beschrijven de gewenste toestand van het wegennet. Het streefbeeld geeft een beschrijving van een situatie die binnen heden en 2012 bereikt kan zijn. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met inrichtingsplannen voor de middellange termijn. Functie-eisen zijn een concrete uitwerking van de streefbeelden. Door deze functie-eisen te vergelijken met de werkelijke situatie zal blijken of maatregelen/acties nodig zijn. Naast de fysieke opgaven richten de functie-eisen zich ook op andere (beleids)opgaven. Landelijk toegepaste normen en richtlijnen kunnen mede aan de basis van de functie-eisen liggen. Voor de beleidsthema's Verkeersveiligheid, Berijdbaarheid en Weginrichting,Bereikbaarheid en Mobiliteit, Duurzaamheid/Milieu/Landschap/Natuur & Cultuurhistorie Aanzien en Leefbaarheid (Landschap Natuur en Cultuurhistorie), Financiën en Samenwerking en afstemming zijn per thema de streefbeelden en functie-eisen omschreven. Omdat sommige onderwerpen thema-overstijgend zijn, worden deze onderwerpen onder meerdere thema's - vanuit de thematische invalshoek belicht. Tenslotte is nog een korte beschouwing gegeven over de financiële consequenties van enkele beleidskeuzes. 6.1
Verkeersveiligheid
Streefbeeld Het waterschap streeft naar een optimale verkeersveiligheid op de wegen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn en een verkeersveilig gedrag. Aan de landelijk doelstellingen als vastgelegd in de Nota Mobiliteit tot reductie van het aantal doden en ziekenhuisgewonden zal het waterschap naar evenredigheid zijn bijdrage leveren. Beleidskeuze : voldoen aan de landelijke opgaven voor verkeersveiligheid. Functie-eisen 6.1.1. Opgave: Beschrijven, monitoren en evalueren van de verkeersveiligheid.
Als middel om de verkeersveiligheid te beschrijven, te monitoren en te evalueren zal in 2008 een Verkeersveiligheidsmonitor worden opgesteld, die jaarlijks wordt geëvalueerd en zo nodig wordt aangepast. Op basis hiervan wordt een verkeersveiligheidsplan opgesteld. Hierin zal aandacht worden besteed aan trends in verkeersonveiligheid, de verkeersongevallencijfers, de klachtenregistratie, de fiets en de subjectieve verkeersonveiligheid. Subjectieve verkeersonveiligheid kan worden gezien als de beleefde mate van risico om betrokken te geraken bij een verkeersongeval met als gevolg enigerlei vorm van schade. Subjectieve verkeersonveiligheid moet worden geobjectiveerd om eventuele maatregelen te kunnen afwegen Het aangaan van zogenoemde handhavingsarrangementen vanuit het waterschap zal als speerpunt worden opgenomen. Verder zal in overleg met de subsidieverleners een nieuwe methodiek worden ontwikkeld voor de prioritering van verkeersveiligheidsprojecten. De effecten van de genomen en te nemen verkeersveiligheidsmaatregelen zullen actief worden gemonitord en geëvalueerd.
21
Wegenbeleidsplan
maart 2008
6.1.2. Opgave: Verdere herinrichting van wegen conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
Duurzaam Veilig richt zich op het afstemmen van snelheid, richtings- en massaverschillen door een optimale weginrichting. Deze weginrichting kan inhouden: • aanpassen van wegbreedten; • aanleg en inrichting van vrijliggende fietspaden; • aanleg van rotondes bij wegkruisingen. Daarnaast worden in ieder geval de essentiële herkenbaarheidkenmerken aangebracht. In bijzondere gevallen kan ook de aanleg en inrichting van parallelwegen voor langzaam verkeer in beeld zijn. Uitvoering van deze projecten is onder andere afhankelijk van verkeersintensiteiten, massaverschillen(typen weggebruiker) kosteneffectiviteit en andere lokale factoren. Op basis van de categorisering van de wegen zal maatwerk worden geleverd en zullen projecten worden geprioriteerd. Gedragsbeïnvloeding Algemene voorlichting en communicatie in het kader van verkeersveiligheid en verkeersgedrag is primair een taak van andere overheden. Omdat veel activiteiten wel een overkoepelend belang hebben participeert het waterschap in diverse verkeersveiligheidsoverleggen met andere overheden, overkoepelende organen en belangenorganisaties. Het waterschap verleent medewerking aan campagnes, bijvoorbeeld bij het plaatsen van 'mottoborden'. 6.1.3. Opgave: Eenduidigheid in de categorisering van wegen en maatwerk voor de inrichting.
In het kader van Duurzaam Veilig heeft een categorisering van het wegennet plaatsgevonden. Tussen de eilanden bestaan soms verschillen in inrichting, allure, gebruik en de aanduiding van soms gelijksoortige wegen. Ten behoeve van een verdere eenduidigheid voor het totale beheersgebied en maatwerk voor de inrichting zal een aanpassing van de categorisering plaatsvinden. Hierbij zullen ook de fietspaden worden betrokken. Voor de inrichting van de erftoegangswegen kan een verdere onderverdeling van de landelijke categorisering noodzakelijk zijn. Dit kan worden beïnvloed door factoren als lintbebouwing, schoolroutes en recreatief medegebruik. Op erftoegangswegen en fietsvoorzieningen wordt in principe geen rood asfalt toegepast. Bij de categorisering zal ook de evaluatie van de routenetwerken als genoemd bij het beleidsthema Bereikbaarheid en Mobiliteit worden betrokken. Op basis van de categorisering zullen inrichtingsmaatregelen worden geprioriteerd. Hierbij zal met inachtneming van de kosteneffectiviteit gestreefd worden naar maatwerk per wegsoort.
22
Wegenbeleidsplan
6.2
maart 2008
Berijdbaarheid/Weginrichting/Comfort
Streefbeeld Het waterschap streeft naar: Een goede kwaliteit van de wegen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn Wegen die uitnodigen tot een vanzelfsprekend verkeersveilig gedrag van de weggebruiker ('self explaining roads'). Beleidskeuze : handhaven van het huidige kwaliteitsniveau van de wegen. Functie-eisen 6.2.1. Opgave: Het huidige kwaliteitsniveau van de wegen die het waterschap in beheer en onderhoud heeft handhaven en de systematiek beschrijven op grond waarvan het onderhoudsprogramma wordt samengesteld.
De beheerskwaliteit van het wegennet is in kaart gebracht. Deze wordt bepaald door visuele inspecties. Hierbij spelen de criteria: aanzicht, comfort, duurzaamheid en veiligheid. De beheerskwaliteit van het wegennet is 93% voldoende, 4% matig, 3% onvoldoende (laagste beheerniveau). Onvoldoende in dit verband betekent niet dat de weg onveilig is. Het kwaliteitsniveau van de wegen die het waterschap in beheer en onderhoud heeft wordt gehandhaafd. Het onderhoudsprogramma voor de wegen wordt bepaald als volgt. Allereerst vinden zogenoemde visuele inspecties plaats. De uitkomsten van deze inspecties worden verwerkt in een database (DG Dialog) Op basis van de uitkomsten van dit computerprogramma kunnen voor de matige en onvoldoende wegvakken dieptemetingen (deflectiemetingen) plaatsvinden. Hierna wordt op basis van expert judgement de prioritering in het onderhoudsprogramma bepaald. Bij de expert judgement worden aspecten meegewogen als verkeersintensiteit, ruimtelijke en andere verkeerskundige ontwikkelingen. In 2008 zal de systematiek op grond waarvan het onderhoudsprogramma wordt samengesteld verder worden beschreven. 6.2.2. Opgave: Goede en bruikbare bermen, effectief groenbeheer, effectief en terughoudend gebruik van bewegwijzering.
Bermen/maaibeleid Bermen zijn een integraal onderdeel van de weg. Wegbermen hebben naast de functie voor de bescherming van het weglichaam ook een functie voor het plaatsen van wegmeubilair en beplantingen. Ook het 'opvangen' van van de weg geraakte voertuigen is een functie van een wegberm. De bermen dienen in goede en bruikbare staat te verkeren. Ze worden regelmatig gemonitord op verkeersonveilige situaties. Op basis hiervan kunnen adequate maatregelen worden getroffen. De afwatering van de weg op de bermen dient gewaarborgd te worden. Ook dient, door het regelmatig maaien van bermen of delen daarvan, voorkomen te worden dat kruispunten en uitritten alsook het wegmeubilair door de bermvegetatie aan het oog worden onttrokken. Hierbij speelt ook de door het waterschap gevolgde gedragscode van de Flora en Faunawet en de Vogel en Habitatrichtlijn.
23
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Bermen/beplanting Beplantingen in wegbermen dienen tevens door het regelmatig uitvoeren van inspecties en/of onderhoud in goede conditie gehouden te worden. Bij de keuze voor nieuw aan te brengen beplanting of het vervangen van beplanting kiest het waterschap voor soorten die bijdragen aan de verkeersveiligheid en relatief onderhoudsarm zijn (zogenaamd functioneel groen). Het onderwerp bewegwijzering zal verder worden belicht bij het beleidsthema Bereikbaarheid en Mobiliteit. Bermverharding Bermverharding wordt toegepast voor de opvang van rijtuigen en bijzondere transporten. Bermverharding wordt zodanig vormgegeven, dat het niet als wegverbreding kan worden gezien. Sleufherstel kabels/leidingen ca. Er wordt toegewerkt naar een actief beleid, waarbij het waterschap het sleufherstel op kosten van de vergunninghouder in eigen hand neemt. Passeerplaatsen Passeerplaatsen geven in principe geen structurele oplossing voor verkeersafwikkeling. 6.2.3. Opgave: Efficiënte en effectieve toepassing van markering en verkeersborden, verkeersregelinstallaties bebakening in goede onderhoudsstaat, terughoudende toepassing van Openbare Verlichting, sanering van obstakels in wegbermen.
Markering Het in goede staat verkeren van markering van groot belang. Het regelmatig uitvoeren van inspecties en/of onderhoud is hiervoor onontbeerlijk. Daarnaast dient met enige terughoudendheid omgegaan te worden met het toepassen van markering. Het veelvuldig toepassen van markeringen doet afbraak aan de overzichtelijkheid en de overtuigingskracht. Verkeersborden Verkeersborden zijn wettelijk vastgestelde tekens ter regeling, waarschuwing, geleiding of informering van het verkeer. Net als bij markering geldt dat uit oogpunt van de overzichtelijkheid en de overtuigingskracht spaarzaam met bebording moet worden omgegaan. Het waterschap streeft ernaar om met een minimaal aantal te plaatsen verkeersborden een maximaal resultaat te bereiken. Dit betekent dat de verkeersveiligheid op onze wegen met name wordt gerealiseerd door inzet op infrastructurele maatregelen. De richtlijnen van Duurzaam Veilig en het Handboek Wegontwerp geven het in acht te nemen profiel van vrije ruimte bij de plaatsing van verkeersborden aan. Bebakening Bebakening wordt toegepast wanneer markering en bebording de verkeersveiligheid niet voldoende kunnen waarborgen. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld bochtschilden, reflectorpalen en schrikhekken. Ook openbare verlichting wordt hiertoe gerekend maar het beheer en onderhoud hiervan wordt uitgevoerd door de gemeenten in het beheergebied (openbare verlichting voor de openbare orde is de verantwoordelijkheid voor gemeenten). Voor het plaatsen van openbare verlichting voor de verkeersveiligheid wordt door het waterschap overlegd met de gemeenten. Het in goede staat verkeren van bebakening is van groot belang voor de verkeersveiligheid. Het regelmatig uitvoeren van inspecties is hiervoor onontbeerlijk. Bebakening die niet meer voldoet aan de gestelde eisen dient vervangen te worden. Verouderde en niet meer van toepassing zijnde bebakening dient zo vlug mogelijk verwijderd te worden. Net als bij markering geldt dat uit oogpunt van de overzichtelijkheid en de overtuigingskracht spaarzaam met bebakening moet worden omgegaan. De richtlijnen van Duurzaam Veilig en het Handboek Wegontwerp geven de in acht te nemen veiligheidsmarges bij de plaatsing van bebakening aan.
24
Wegenbeleidsplan
maart 2008
Openbare Verlichting Openbare verlichting wordt toegepast voor het verbeteren van de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid. Het waterschapsbelang is primair gericht op de verkeersveiligheid. Hiervoor wordt verlichting geplaatst bij discontinuïteiten in de weg, zoals rotondes, kruispunten, snelheidsremmers, oversteekplaatsen van fietsers en drukke uitritten. De sociale veiligheid is een primaire verantwoordelijkheid van de gemeente. Hierbij wordt verlichting geplaatst op locaties en langs routes waar 's nachts veel voetgangers en fietsers zijn. Bijvoorbeeld drukke fietspaden en bushaltes. Voor de wegen van het waterschap die zich in het buitengebied bevinden is het waterschap zeer terughoudend met het aanbrengen van openbare verlichting. Voor natuur en landschap kan openbare verlichting een ernstige verstoring betekenen. Verkeersregelinstallaties Verkeersregelinstallaties dienen voor het regelen en sturen van het verkeer. Daarnaast maken zij deel uit van het wegmeubilair. In de toekomst dienen zij te voldoen aan hoge kwaliteitsnormen. Obstakels e.d. in wegbermen Wegbermen dienen in verband met onder andere een goede bruikbaarheid van de weg zo veel mogelijk vrij te zijn van obstakels.Afhankelijk van het wegtype gelden obstakelvrije zones. 6.2.4. Opgave: Preventieve gladheidbestrijding volgens strooiplannen en pro actieve vervuilingbestrijding.
Gladheidbestrijding Het waterschap kiest bij gladheidbestrijding voor de preventieve aanpak met zogenoemd nat strooien. Op basis van verkeersveiligheid en bereikbaarheid zijn een aantal wegen geselecteerd waarop in elk geval gladheidbestrijding dient plaats te vinden: • wegen met een belangrijke verbindende functie. Dit kan een verbinding zijn die door zijn (hoge) intensiteit belangrijk is, maar ook een weg die een ontsluitingsroute vormt van een kern of een buurtschap; • wegen die in gebruik zijn als openbaar vervoerroutes; • wegen en fietspaden die een schakel vormen in een belangrijke fietsroute, waaronder schoolroutes en woon-werkroutes. Het strooibeleid is verder uitgewerkt in zogenoemde regionale strooiplannen. Binnen de randvoorwaarden van het strooibeleid streeft het waterschap naar efficiency verhoging en vermindering van de nadelige effecten op het milieu. Vervuiling van wegen Vervuiling van wegen kan ontstaan door bijvoorbeeld het verlies van lading van een voertuig (incidenteel) en in het najaar door oogstwerkzaamheden (periodiek). Het beleid is gericht op het voorkomen van verkeersonveilige situaties door vervuiling door middel van voorlichting en handhaving Wanneer toch vervuiling optreedt dient deze zo snel mogelijk door de vervuiler te worden opgeruimd. Blijft de veroorzaker nalatig dan wordt de vervuiling op diens kosten verwijderd. 6.2.5. Opgave: Inventarisatie van de kunstwerken en opstellen van een plan van aanpak.
Kwaliteit kunstwerken De kunstwerken, welke gerelateerd zijn aan het wegbeheer, dienen in goede en bruikbare staat te verkeren. Dit betekent dat het kunstwerk voldoende sterkte dient te bezitten om het verkeer te dragen maar ook dat het kunstwerk, eventueel met bovenliggende rijbaan, goed aansluit op de aanliggende wegverharding. De zichtbaarheid van overgangsconstructies, leuningen en andere onderdelen van de kunstwerken spelen hierin een rol. De kwaliteit van de kunstwerken zal worden.
25
Wegenbeleidsplan
maart 2008
geïnventariseerd waarna in 2008 een plan van aanpak zal worden opgesteld. De kwaliteit van de wegverharding en de kunstwerken zal planmatig worden geïnspecteerd. 6.2.6. Opgave: Ontwikkelen van een methodiek waarin de relatie tussen beleidskeuzes en beheerskosten worden zichtbaar gemaakt. In 2008 is een specifiek op het waterschap Hollandse Delta toegesneden methodiek ontwikkeld, waarin de relatie tussen beleidskeuzes en beheerkosten wordt zichtbaar gemaakt. Hiertoe zal als uitgangspunt de CROW-richtlijn beheerskosten Openbare Ruimte worden gehanteerd. Het betreft hier het algehele kwaliteitsniveau voor het wegennet met de daaraan verbonden kosten op grond waarvan een meta visie kan worden ontwikkeld. De ontwikkelde methodiek zal mede als instrument fungeren voor het Meerjaren Onderhouds/Investeringsplan Wegen. 6.2.7. Opgave: Stimuleren van het ontwikkelen en toepassen Technische innovaties. Het toepassen van technische innovaties zal worden gestimuleerd. Hiertoe zal overleg en samenwerking met andere partijen worden gezocht. Het waterschap is een actief deelnemer in kennisinstituten zoals het CROW, waarin innovaties worden ontwikkeld. Toepassing van deze technieken wordt gestimuleerd. 6.3
Bereikbaarheid en Mobiliteit
Streefbeeld Het waterschap streeft naar: • een gebruik van de wegen overeenkomstig de categorisering, passend binnen de regionale en subregionale routenetwerken; • een afdoende bereikbaarheid van alle bestemmingen binnen het beheergebied op basis van de aanwezige infrastructuur; • een specifiek stimuleren van het gebruik van de erftoegangswegen overeenkomstig de functie; • aanwezigheid van alternatieve routes voor bestemmingsverkeer bij stremmingen door groot onderhoud of reconstructie van de wegen; • adequaat bestrijden van stremmingen door bijvoorbeeld ongevallen of plotselinge schade. Beleidskeuze : aan de hand van analyses een extra focus op de optimalisering van de netwerken o.a door de aanleg van ontbrekende schakels.(Beperking van het aantal knelpunten in mobiliteit)
Functie-eisen 6.3.1. Opgave: Analyse en evaluatie van de routenetwerken met de regionale partners.
De routenetwerken voor fiets, bus, vrachtverkeer, gevaarlijke stoffen, openbaar vervoer en auto zullen met de regionale partners worden geanalyseerd en geëvalueerd. Hierbij zal ook de eventuele CAR-functie (alternatieve route bij calamiteiten) van het netwerk worden betrokken. Specifieke aandachtspunten zijn hierbij de ontbrekende schakels in het provinciale en regionale fietsroutenetwerk, het landbouwverkeer en school/woonwerkroutes voor (brom)fietsers. Op grond van de analyses/evaluaties kunnen de netwerken worden bijgesteld.
26
Wegenbeleidsplan
maart 2008
6.3.2. Opgave: Aanleg ontbrekende schakels fietsroutenetwerk en - afhankelijk van gebruikersaantallen stallingmogelijkheden voor de fiets bij het openbaar vervoer.
Fietsroutenetwerk/ontbrekende schakels Onder nader te stellen voorwaarden zullen ontbrekende schakels in het fietsroutenetwerk worden aangelegd. Fietsvoorzieningen Afhankelijk van kosteneffectiviteit zullen stallingmogelijkheden voor de fiets bij het openbaar vervoer worden gerealiseerd. 6.3.3. Opgave: Efficiënt en effectief gebruik van bewegwijzering.
Bewegwijzering/bebording Bewegwijzering is het geheel van visuele middelen dat op, langs of boven de weg wordt aangebracht teneinde de weggebruiker in staat te stellen zijn route te bepalen. Bewegwijzering wordt hiermee specifiek ingezet om de bereikbaarheid te vergroten. Bij bewegwijzering spelen ook verkeersveiligheidsaspecten. Op de wegen die het waterschap in beheer en onderhoud heeft wordt gezien de functie, het gebruik en de vormgeving zeer terughoudend met het plaatsen van bewegwijzering omgegaan. In beginsel wordt alleen op erftoegangswegen type I en gebiedsontsluitingswegen bewegwijzering toegepast welke het verkeer verwijst naar woonkernen, bedrijven en belangrijke attractiepunten. Specifieke bewegwijzering zoals fietsbewegwijzering kan langs utilitaire en recreatieve fietsroutes (fietsknooppuntensytemen )worden aangebracht. Vrachtwagen of CAR-routering kan in overleg met andere wegbeheerders worden toegestaan. Met het verlenen van ontheffing voor het plaatsen van toeristisch recreatieve of andere objectbewegwijzering en bebording (evenementen) wordt terughoudend omgegaan teneinde een wildgroei aan bebording en bewegwijzering te voorkomen. Met betrekking tot het plaatsen van reclameborden zal gezien de functie en het gebruik van de wegen met de gemeenten worden toegewerkt naar een terugdringing. Het in goede staat verkeren van bewegwijzering is van groot belang. Het regelmatig uitvoeren van inspecties en/of onderhoud is hiervoor onontbeerlijk. Bewegwijzering die niet meer voldoet aan de gestelde eisen dient vervangen te worden. Bewegwijzering welke niet meer van toepassing is dient zo vlug mogelijk verwijderd te worden. 6.3.4. Opgave: Uitwerking van de bereikbaarheidsaspecten. Wegcategorisering De categorisering van de wegen is gebaseerd op de gedachte dat het doorgaande verkeer zich zoveel mogelijk afwikkelt op de hogere categorieën wegen. Om het gebruik van het doorgaande verkeer van de laagste categorie wegen, de erftoegangswegen, als sluiproute te ontmoedigen worden naast de inrichting volgens de principes van Duurzaam Veilig, aanvullende maatregelen genomen. Deze maatregelen kunnen onderverdeeld worden in fysieke maatregelen (bijvoorbeeld een plateau) en juridische maatregelen (bijvoorbeeld een gesloten verklaring). Groen zal als effectief
27
Wegenbeleidsplan
maart 2008
middel worden ingezet om de beleving van de weg te beïnvloeden. Bij maatregelen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van onze wegen wordt rekening gehouden met de bereikbaarheid voor verkeer dat wel een herkomst of bestemming in het gebied heeft. Speciale aandacht gaat uit naar de bereikbaarheid van bestemmingen voor hulpdiensten en openbaar vervoermaatschappijen. Het waterschap gaat in overleg met de betrokken partijen om afspraken te maken over routes en voorzieningen in relatie tot de categorisering en inrichting volgens de principes Duurzaam Veilig binnen het beheergebied. Zoals aangegeven onder het beleidsthema Verkeersveiligheid zal categorisering plaatsvinden. Ketenmobiliteit Het beheer en onderhoud van de huidige in beheer en onderhoud bij het waterschap zijnde parkeer- en carpoolplaatsen worden voortgezet. In het kader van de ketenmobiliteit kunnen P+R voorzieningen en carpoolplaatsen worden aangelegd. Het waterschap is in principe bereid nieuw aangelegde parkeer- en carpoolplaatsen, die aansluiten op het waterschapswegennet, onder nader te stellen voorwaarden in beheer en onderhoud over te nemen. De verbetering van de haltetoegankelijkheid van de bushaltes zal verder worden uitgevoerd. Het waterschap is in principe bereid nieuwe bushaltes die aansluiten op het waterschapswegennet onder nader te stellen voorwaarden in beheer en onderhoud over te nemen. Het beheer van de huidige bushaltes zal worden geïnventariseerd. 6.4.
• • • • • • • •
Duurzaamheid, Milieu, Aanzien en Leefbaarheid (Landschap Natuur en Cultuurhistorie) Streefbeeld Het waterschap streeft naar: de toepassing van duurzame en milieuvriendelijke materialen, overeenkomstig de geldende regels en wetgeving; uitvoering van ecologisch bermbeheer op de daartoe geschikte bermen; het bevorderen van een natuurvriendelijke inrichting van bermen; het behouden en zo mogelijk versterken van de ecologische, landschappelijke,en cultuurhistorische waarde van de wegen en de daarbij behorende voorzieningen; het bevorderen en versterken van de leefbaarheid in het beheergebied. Het waterschap draagt met zijn taken bij aan het leefklimaat in het gebied.
Beleidskeuze : Behoud en bevordering van Duurzaamheid,Milieu, Aanzien en Leefbaarheid (Landschap, Natuur en Cultuurhistorie) Functie-eisen 6.4.1. Opgave: Hergebruik van vrijkomende materialen binnen het Bouwstoffenbesluit en opstellen van een protocol voor de verwerking van teerhoudend asfalt.
Wegverhardingen en kunstwerken teerhoudend asfalt/protocol Bij de aanleg of reconstructie van wegen, kunstwerken e.d., wordt naast kosten en technische overwegingen ook rekening gehouden met de duurzaamheid en de milieuvriendelijkheid van de te gebruiken materialen. Het Bouwstoffenbesluit geeft milieuhygiënische randvoorwaarden voor het (her)gebruik van steenachtige materialen (bijvoorbeeld zand, grind en beton) in water en bodem. Het besluit geeft ook aan welke stoffen, die in het verleden zijn gebruikt, tegenwoordig omwille van milieuoverwegingen uit de bouwstofketen moeten worden gehaald en hoe deze behandeld dienen te worden. Het waterschap streeft naar hergebruik van vrijkomende materialen, passend binnen de regelgeving van het Bouwstoffenbesluit, waardoor het gebruik van nieuwe materialen wordt gereduceerd en de stort
28
Wegenbeleidsplan
maart 2008
van sloopmaterialen wordt beperkt. Voor de verwerking van zogenoemd teerhoudend asfalt zal een protocol worden opgesteld. In bijzondere gevallen kunnen in overleg met de betreffende gemeente geluidswerende voorzieningen worden getroffen. Hierbij wordt de life time cyclus meegenomen. 6.4.2. Opgave: Rekening houden met natuur en ecologische waarden bij het maaibeleid/bermbeheer
Bermbeheer Het beheer van de bermen is allereerst afgestemd op de verkeerstechnische en civieltechnische functie. Daarnaast is de natuur- en ecologische waarde van de bermen belangrijk. Aan deze waarden wordt tegemoet gekomen door extensiever beheer en het achterwege laten van bestrijdingsmiddelen. Ook beplantingen in bermen bezitten natuur- en ecologische waarden. Zij vormen samen met de bermvegetatie groene en verbindende linten, de zogenaamde ecologische verbindingszones. Ook het opstellen van het jaarlijkse maaischema op basis van gewenste soorten en variatie in structuur van de vegetatie heeft een positieve invloed op de bio-diversiteit. Mede vanwege de gedragscode Flora- en faunawet en de Vogel- en Habitaitrichtlijn wordt onderzocht op welke manier invulling zal worden gegeven aan een ander bermbeheer. Het waterschap werkt mee aan initiatieven die leiden tot het aaneensluiten van ecologische verbindingszones of het verhogen van de kwaliteit ervan zoals bijvoorbeeld het creëren van voorzieningen als faunapassages. De natuur- en ecologische waarde van bermen heeft een directe relatie met de aard en ligging ervan. Een deel van de bermen is door zijn breedte en de verkeersintensiteit op de weg ernaast minder geschikt voor ontplooiing van natuur- en ecologische waarden. 6.4.3. Opgave: Rekening houden met Aanzien Leefbaarheid Landschap Natuur en Cultuurwaarden bij de weginrichting.
Inrichting en beheer van bermen Een afstemming van de inrichting en beheer van de bermen op de directe omgeving heeft een grote invloed op de beleving van een gebied. Het regelmatig verwijderen van zwerfvuil komt het aanzien van de wegen ten goede en het uitvoeren van ecologisch bermbeheer, op de daarvoor geschikte bermen, bevordert de ontplooiing van natuur- en ecologische waarden. Ook de aanwezigheid van beplantingen in de bermen heeft zijn invloed. Van oudsher is beplanting vaak aangebracht ten behoeve van de houtproductie maar ook als landschapsverfraaiing. Tegenwoordig wordt door het waterschap bij de aanleg van nieuwe beplantingen, naast de verkeerstechnische functie, vooral rekening gehouden met de belevingswaarde van het beheergebied en de aankleding van het landschap. Uit cultuurhistorisch oogpunt worden oude landschapspatronen met inachtneming van Rijks en provinciaal beleid zoveel mogelijk in stand gehouden of hersteld. Zeker de polder- en dijkwegen hebben een landschappelijke en cultuurhistorische waarde. 6.4.4. Opgave : Ontwikkeling van een afwegingskader voor milieu -aspecten
Er zal een afwegingskader worden ontwikkeld voor milieu-aspecten, waarbij onderwerpen aan de orde komen, zoals de toepassing van geluidsreducerend asfalt.
29
Wegenbeleidsplan
maart 2008
6.4.5 Opgave: Meewegen van Aanzien, Leefbaarheid en LNC waarden bij de kwaliteit van kunstwerken, bewegwijzering, bebording en andere bebakening.
Kwaliteit kunstwerken Kunstwerken en dan met name de kruisingen tussen weg en water zijn zeer bepalend voor het landschapsbeeld. Bij de aanleg van nieuwe kunstwerken maar ook het onderhoud van bestaande kunstwerken staat dan ook de zorg voor een goede inpassing in de omgeving centraal. Het waterschap streeft ernaar zijn kunstwerken een esthetische meerwaarde te geven. Kunstwerken die een cultuurhistorische waarde bezitten verdienen speciale aandacht. Deze kunstwerken worden zoveel mogelijk in stand gehouden en zonodig, in oude stijl, hersteld indien zij een actuele functie voor het waterschap hebben. Bewegwijzering, markering, bebording en overige bebakening De relatie van bewegwijzering, markering, bebording en overige bebakening met het aanzien van de weg ligt vooral bij het in goede staat houden van deze tot de weg behorende voorzieningen. Het plaatsen en aanbrengen van deze voorzieningen heeft een verstorende werking op het aanzien van een weg en/of gebied. Daarom zal, waar mogelijk, met enige terughoudendheid omgegaan worden met het plaatsen en aanbrengen van deze voorzieningen. Daarnaast kan het gebruik van bepaalde materialen of een andere vormgeving ervan de verstorende werking minimaliseren. Het onderhouden, reinigen en zonodig herstellen van de aanwezige voorzieningen komt naast de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en comfort ook het aanzien van de wegen ten goede. Tot overige bebakening worden ook gedenktekens (bermmonumenten) ter nagedachtenis aan verkeersslachtoffers gerekend. Gedenktekens worden in overleg met de nabestaanden gedoogd en geregeld mits de verkeersveiligheid niet in gevaar komt en zolang ze onderhouden worden. 6.4.6 Opgave: Waar mogelijk recreatief medegebruik toestaan.
Recreatief medegebruik Het recreatief medegebruik van bermen verdient aparte aandacht. Het aanbieden en in stand houden van recreatieve mogelijkheden en het aanleggen, beheren en onderhouden van ruiterpaden en lange afstandswandelpaden behoort niet tot de kerntaken van het waterschap. Recreatief medegebruik voorziet echter wel in een maatschappelijke behoefte en krijgt als zodanig een betekenis die de komende tijd steeds belangrijker zal worden. Recreanten maken op verschillende wijzen gebruik van de infrastructuur in het landelijk gebied: wandelen, fietsen of paardrijden. Voor de recreant is naast veiligheid en toegankelijkheid ook de aanwezigheid van aanvullende voorzieningen belangrijk, zoals picknickplaatsen en informatiepanelen. Waar mogelijk en niet in strijd met de functieeisen betreffende verkeersveiligheid geeft het waterschap mogelijkheden voor ontwikkeling van de recreatieve waarde van de wegbermen.
Planontwikkeling Bij planontwikkeling worden LNC-waarden - als afgeleide van de wegentaak - meegenomen. Bij de beoordeling van nieuwe streek-en bestemmingsplannen (in de toekomst structuurplannen) en projecten worden de belangen van het waterschap pro actief behartigd. Hierbij is de inzet op juiste wijze sturing te geven aan de ruimtelijke ordening binnen het beheergebied.
30
Wegenbeleidsplan
6.5
maart 2008
Samenwerking en Afstemming
Streefbeeld Het waterschap streeft naar: • een pro actieve inbreng van verkeersontsluiting en verkeersinfrastuctuur in de voorfase van plan en projectontwikkeling; • een optimale afstemming tussen de ontwikkelingen op het Hoofdwegennet en het Onderliggend Wegennet; • een intensieve afstemming en samenwerking met andere wegbeheerders en partijen bij de realisering van de diverse projecten en maatregelen. Beleidskeuze : bevorderen van samenwerking en afstemming. Functie-eisen 6.5.1. Opgave: Ontwikkelen en toepassen van de Wegentoets.
Wegentoets/Mobiliteitstoets Ten behoeve van de afstemming tussen projectontwikkeling/planontwikkeling en verkeersontsluiting/verkeersinfrastuctuur zal de Wegentoets/Mobiliteitstoets verder worden ontwikkeld. Dit zal worden gekoppeld aan het nationale model. Dit instrument zal worden gehanteerd bij de toetsing van bestemmingsplannen en andere RO-procedures. Ook zal het instrument worden ingebracht in de voorfase van plan en projectontwikkeling. Bij de ontwikkeling en toepassing van de wegentoets zal ook rekening worden gehouden met de zogenoemde 'postzegelplannen' en het cumulatief effect van deze plannen op de verkeersontsluiting en infrastructuur. 6.5.2. Opgave: Bevorderen van efficiënt overleg.
Overleg/samenwerking Actief overleg en samenwerking met de diverse wegbeheerders, de Stadsregio Rotterdam en andere belanghebbenden in de diverse gremia worden efficiënt voortgezet en zo nodig geïntensiveerd. (onder andere op het terrein van dynamisch verkeersmanagement). Dit overleg is ook gericht op een goede afstemming van het beheer. Ook richt dit overleg zich op een pro actieve afstemming van onderhouds- en reconstructiewerkzaamheden tussen de diverse wegbeheerders.
31
Wegenbeleidsplan
6.6
maart 2008
Financiën
Streefbeeld (beleidskeuze) Het waterschap streeft naar: • een adequate uitvoering van de wegentaak tegen de laagst maatschappelijke kosten. Daarbij zal het tarief volgen uit de taakuitoefening. Wel zal nut en noodzaak afgewogen worden tegen de kosten.
Functie-eisen 6.6.1. Opgave: financieren uit bijdragen Wegenfonds, co financiering en eigen tarief.
Financiering De exploitatie van het wegbeheer wordt gefinancierd uit de geoormerkte gelden die aan het gemeentefonds zijn toegevoegd. Voor projecten worden medefinanciers gezocht. Het kan hier gaan om onder andere subsidieregelingen van de Europese Unie, de stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland. Ook gemeenten en andere belanghebbenden kunnen cofinanciering. Tenslotte wordt de wegentaak ook gefinancierd uit de omslag over de belanghebbenden in het beheergebied.
32
Wegenbeleidsplan
7.
maart 2008
Financiële consequenties van de strategische beleidskeuzes
In deze paragraaf worden op hoofdlijnen de financiële consequenties van de strategische beleidskeuzes zoals aangegeven bij de streefbeelden in Hoofdstuk 6 naar de huidige inzichten weergegeven. Verkeersveiligheid : Investeringsniveau aanleg en reconstructie van wegen. Het investeringsniveau voor aanleg en reconstructie ligt van 2005 en 2007 tussen de 4 en 4,5 miljoen euro. Voor verkeersveiligheid wordt - mede door het wegvallen van de zogenoemde 'black spots' - in de komende jaren een dalend investeringsniveau verwacht. Deze verwachting zal nog worden getoetst aan de verkeersveiligheidsmonitor. Voor weginrichting wordt voor de herinrichting van de wegen een stijging van de investeringsuitgaven verwacht. Ook voor de aanleg van ontbrekende schakels wordt een uitgavenstijging voorzien. Stijgingen en dalingen houden elkaar in evenwicht. De verwachting is dat het investeringspatroon gelijkmatig zal worden voortgezet. Berijdbaarheid/Weginrichting/Comfort : Exploitatie Zoals ook in de analyse weergegeven wordt vanwege de toename van de verkeersintensiteit en de aslasten ook in Hollandse Delta een achteruitgang van de kwaliteit van de wegen geconstateerd. Het uitgavenniveau voor exploitatie (klein onderhoud en groot onderhoud) beloopt tussen 2005 en 2007 jaarlijks ca € 3.300.000,00. Op basis van de jaarlijkse inspecties en de lijst van onderhoudsmaatregelen blijkt dat er een steeds groter budget nodig is, om alle gebreken te ondervangen. Het handhaven van het huidige kwaliteitsniveau van de wegen betekent dat in de periode 2008-2012 de uitgaven gemiddeld 9% zullen stijgen. Dit zal worden opgenomen in de begroting 2009 en het Meerjarenbeleidsplan 2009-2013. Investeringen en exploitatie Kunstwerken Voor de kunstwerken wordt zowel in de sfeer van investeringen als het onderhoud een stijging van uitgaven verwacht. Na de kwaliteitsinventarisatie zullen (investerings)voorstellen worden voorgelegd. Concretisering zal plaatsvinden in het Meerjarenbeleidsplan Investeringen en exploitatie Verkeersregelinstallaties. Door dynamisch verkeersmanagement gaat het waterschap samenwerken met onder andere wegbeheerders om de verkeersstromen op de wegennetten te beïnvloeden. Dit betekent dat extra uitgaven in de sfeer van aanleg (verkeersregelinstallaties) en exploitatie worden voorzien. Zodra concretere gegevens voorhanden zijn zal een verdere uitwerking met financiële consequenties worden voorgelegd. Dit zal worden geconcretiseerd in het Meerjarenbeleidsplan. De overige beleidskeuzes geven naar de huidige inzichten geen noemenswaardige veranderingen in de te verwachten uitgaven te zien.
SPbl/08/4
33
Bijlage 1 Wegenbeleidsplan
maart 2008
Bijlage 1
Algemeen Kader
Bijlage 1 Wegenbeleidsplan
1.1
maart 2008
Wet en regelgeving
Voor wegbeheer door waterschappen is de volgende wet- en regelgeving met name relevant: • artikel 21 van de Grondwet luidt: 'De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu'. Het beheer van wegen past binnen dit grondwetsartikel en van oudsher wordt de zorg voor een goede infrastructuur dan ook als een kerntaak van de overheid gezien; • artikel 1, lid 1 van de Waterschapswet luidt: 'Waterschappen zijn openbare lichamen welke de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel hebben'. Lid 2 van dit artikel luidt: ’De taken die tot dat doel aan waterschappen zijn of worden opgedragen betreffen de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op de voet van artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Daarnaast kan de zorg voor een of meer andere waterstaatsaangelegenheden zijn of worden opgedragen. In het Reglement van bestuur voor het waterschap Hollandse Delta is mede de zorg voor het wegenbeheer als taak opgenomen. Deze artikelen vormen tezamen de basis van de wegentaak van waterschap Hollandse Delta; • de Wet herverdeling wegenbeheer (Whw) heeft op 1 januari 1993 een grootschalige herverdeling van het wegbeheer doorgevoerd. Op basis van deze wet beheert waterschap Hollandse Delta wegen buiten de bebouwde kom in de zin van de Wegenwet; • de openbaarheid en het beheer en onderhoud van wegen worden beschreven in de Wegenwet. Deze wet beschrijft ook de onderhoudsplicht (artikel 15.1) en de zorgplicht (artikel 17) door de beheerder en een eventuele overdracht daarvan aan een andere beheerder. De onderhoudsplicht richt zich op de bruikbaarheid en de instandhouding van de in beheer zijnde wegen. De zorgplicht geeft aan dat het waterschap dient te zorgen dat de wegen, welke het onderhoudt, in goede staat verkeren. Ook regelt de Wegenwet het opstellen en onderhouden van leggers der wegen en het vaststellen van de bebouwde kom ingevolge de Wegenwet. Vaak valt de grens van bebouwde kommen in de zin van de Wegenwet samen met die in de zin van de Wegenverkeerswet. De leggers moeten worden opgesteld en bijgehouden door de gemeenten en minimaal om de 10 jaar worden herzien; • artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek koppelt aan de zorg- en onderhoudsplicht een risicoaansprakelijkheid voor gebreken aan, op of in de weg en voor de daardoor ontstane schade. Het gaat hierbij om een inspanningsverplichting, niet om een resultaatsverplichting; • de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) verplicht de wegbeheerder om de verkeersveiligheid te bevorderen, de milieuhinder en de aantasting van het landschappelijk karakter te beperken of te voorkomen en het energieverbruik te beperken. De wegbeheerder is bevoegd om in dit kader aanvullende regels op te stellen. Van belang zijn ook het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW). In de Wvw en de BABW zijn onder meer bepalingen opgenomen voor het vaststellen van de grenzen van de bebouwde kommen; • in de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) ligt de structuur voor het nationale (Rijk), regionale (provincies) en gemeentelijke (gemeenten) verkeers- en vervoersbeleid vast. Hoewel de waterschappen niet expliciet genoemd worden dienen de hoofdlijnen van het beleid voor de waterschappen afgeleid te worden uit het beleid van de provincie en de gemeenten; • de wet Bereikbaarheid en Mobiliteit (2002) maakt het mogelijk om, wanneer ten behoeve van de oplossing van knelpunten nieuwe infrastructuur wordt aangelegd, tol te heffen; • tenslotte maken ook de Arbowet, Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Landinrichtingwet, de Boswet, de Algemene wet Bestuursrecht, de Tracéwet (hogere orde wegen), de Wet op de ruimtelijke ordening en provinciale verordeningen, deel uit van het wettelijke kader waarbinnen waterschappen de wegentaak uitoefenen. • 1.2 Beleid Rijk, provincie Zuid-Holland, stadsregio Rotterdam Rijk Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de nota wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
1
Bijlage 1 Wegenbeleidsplan
maart 2008
De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijke relevante rijksnota's, c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB's). Het aantal regels dat het Rijk aan anderen oplegt wordt verminderd, de ruimte voor decentrale overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers wordt vergroot. In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal tenminste gegarandeerd worden, de basiskwaliteit, en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale 'Ruimtelijke Hoofdstructuur' (gebieden en netwerken van nationaal belang). Het kabinet wil in heel Nederland de ruimtelijke kwaliteit verbeteren door de basiskwaliteit te waarborgen en waar mogelijk te vergroten, en door extra aandacht te geven aan de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Rijk, provincies, waterschappen en (samenwerkende) gemeenten zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor een deel van de infrastructuur en voor het borgen van een basiskwaliteit hierop. Uitwerking van dit beleid vindt plaats in de Nota Mobiliteit en de plannen van de decentrale overheden. Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. In de nota wordt het ruimtelijk beleid verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoersbeleid beschreven. De doelstelling van de Nota Mobiliteit is een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Deze doelstelling wordt vertaald in doelen voor bereikbaarheid, veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt gestreefd naar vermindering van de nadelige effecten van de mobiliteitsgroei. Gestreefd wordt naar behoud en verbetering van de bereikbaarheid. De belangrijkste instrumenten zijn een betere benutting, beprijzen (betalen naar gebruik) en het bouwen van extra capaciteit waar knelpunten blijven bestaan in de hoofdinfrastructuur. Als meer concrete ontwikkelingen en soms nieuwe uitgangspunten die sturing geven aan de uitwerking van het beleid kunnen worden genoemd: • betrouwbare reistijd wordt belangrijker; reizigers redeneren van deur tot deur; infrastructuurbeheerders moeten daarom de kwaliteit van de hele reis centraal zetten en niet die van hun eigen net; • er dient meer samenhang te komen tussen ruimte, economie en verkeer en vervoer; infrastructuur is daarbij een leidend principe; • decentralisatie en verschuiving van verantwoordelijkheden; burgers, bedrijven en andere overheden krijgen een grotere rol; het Rijk draagt hieraan bij door initiatief bij regionale overheden neer te leggen, innovatie te stimuleren, beprijzing in te voeren en publiek-private samenwerking van de grond te tillen; • regionale samenwerking is een voorwaarde voor het doen slagen van de ambities van de Nota Mobiliteit: overleg met andere wegbeheerders om knelpunten op te lossen, zoals in netwerkanalyses; samen aan monitoren doen en andere gezamenlijke verantwoordelijkheden op tal van punten. Deze ontwikkelingen en uitgangspunten zijn verder thematisch geconcretiseerd in de zogenoemde Essentiële Onderdelen van Beleid (EOvB), die de kern vormen van de Nota mobiliteit. Voor deze onderdelen geldt dat ze moeten worden uitgewerkt in beleid en plannen van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. Provincie/stadsregio Rotterdam Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002-2020 (PVVP) 'Beheerst groeien' In 2004 is het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan Zuid-Holland door Provinciale Staten vastgesteld. De provincie geeft in dit plan haar beleidsvisie op mobiliteit voor de komende jaren. Het PVVP gaat uit van een beheerste groei van de mobiliteit en stelt daarbij de 'mobilist' de gebruiker, welk vervoermiddel hij of zij ook kiest, centraal. Netwerken van de verschillende wegbeheerders en vervoerwijzen moeten een samenhangend en op elkaar afgestemd product aanbieden. Alle beschikbare infrastructuur en kennis moet samenwerken. Samenhang en integratie zijn de sleutelwoorden van het PVVP. De provincie onderschrijft met het PVVP de hoofdlijnen van het nationaal beleid om te streven naar een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoerssysteem waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel.
2
Bijlage 1 Wegenbeleidsplan
maart 2008
Het PVVP heeft een tweeledige functie. Aan de ene kant voor de eigen provinciale activiteiten op gebied van verkeer en vervoer, wat leidt tot voorstellen voor wijziging van en aanzetten voor nieuw beleid. Daarnaast wordt de visie ook vertaald in kaders voor gebiedsgericht beleid, waarin de gezamenlijke wegbeheerders hun beleid op elkaar afstemmen en afspraken over de uitvoering en prioritering maken. In de Beleidsagenda (2005) wordt de visie op hoofdlijnen verder uitgewerkt in een eerste uitvoeringsprogramma en richting gegeven aan het provinciaal investerings- en werkprogramma voor de korte termijn. Regionaal Verkeer- en Vervoerplan 2003-2020 (RVVP) 'Kwaliteit op zijn plek' In 2003 is het Regionaal Verkeer –en Vervoerplan door de Raad van de stadsregio Rotterdam vastgesteld. In dit plan geeft de stadsregio aan, hoe zij aankijkt tegen mobiliteit en welke kant zij met verkeer en vervoer in de regio opwil. Achter het herijkte beleid schuilt een nieuwe visie op de mobiliteit, het verkeer en vervoer en de netwerken die daarbij horen. Mobiliteit mag -dus ook automobiliteit en de burger kiest zelf met welk middel. Hieraan is wel een prijs gekoppeld. De overheid heeft tot taak in de vraag naar mobiliteit te voorzien. Ze biedt infrastructuur aan en regelt het gebruik daarvan op basis van de gezamenlijke wensen van de reizigers. Hierbij gelden wel beperkingen :de fysieke ruimte, milieuruimte,de behoefte aan verkeersveiligheid en het beschikbare geld. Samenhang en integratie zijn ook in dit plan sleutelwoorden. Een van de speerpunten is het realiseren van kwaliteitsnetwerken. Het nationaal verkeer en vervoer beleid vindt ook zijn weerklank in het RVVP. Hetgeen hiervoor is gesteld over de functie van het PVVP geldt ook voor het RVVP. De stadsregio benadrukt in dit verband, dat alleen in samenwerking met onder ander gemeenten en waterschappen naar het in het RVVP geschetste beeld voor 2020 kan worden toegewerkt. Op basis van het PVVP, RVVP en de uitvoeringsprogramma's zijn en worden ook met het waterschap gebiedsgerichte uitvoeringsafspraken gemaakt over de prioritering, uitvoering en financiering van projecten. 1.3
Samenwerkingskaders
Strategische Beleidsvisie Wegenbeheer 'Wegen naar 2010' De Strategische Beleidsvisie Wegenbeheer 'Wegen naar 2010' van de Unie van Waterschappen uit september 2000 met als subtitel 'Integraal, regionaal en doelmatig wegenbeheer door waterschappen', is nog steeds één van de kaders voor dit wegenbeleidsplan. Ofschoon dit beleidsdocument uitging van de totstandkoming van een Nationaal Verkeer en Vervoerplan, zijn de daarin gesignaleerde trends en opgaven nog volop actueel. Deze trends betreffen onder andere de verder toenemende automobiliteit, de functieveranderingen en de verkeersdruk in het landelijk gebied. Hierbij worden als opgaven onder andere versterking van een integrale aanpak en regionale samenwerking genoemd. Beleidsvelden met mogelijk uit te werken aspecten in dit verband zijn onder andere : berijdbaarheid, verkeersveiligheid, bereikbaarheid, economische maatregelen, milieu en landschappelijke inpassing. Handreiking Implementatie Nota Mobiliteit voor de wegbeherende waterschappen (2006) Deze handreiking die door de Unie van Waterschappen in gemeen overleg met de waterschappen is opgesteld heeft een tweeledig doel. Enerzijds is het een aanvulling op de Unienota 'Wegen naar 2010'. Anderzijds is het een handreiking naar de waterschappen voor de vertaling van de voor de waterschappen essentiële thematische onderdelen van beleid uit de Nota Mobiliteit in de beleidsplannen. De handreiking is meegenomen bij het formuleren van de strategische visie en de oplossingsrichtingen van dit wegenbeleidsplan. Convenant Startprogramma Duurzaam Veilig Verkeer Medio jaren negentig is de nota 'Naar een duurzaam veilig wegverkeer' gepresenteerd. Naar aanleiding daarvan hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afspraken gemaakt om het aantal verkeersslachtoffers (-25 % in 2000 ten opzichte van 1985) te verlagen via een structurele aanpak van de verkeers(on)veiligheid onder de noemer Duurzaam Veilig Verkeer (hierna genoemd Duurzaam Veilig). Duurzaam Veilig betekent een preventieve aanpak van allerlei factoren in het verkeers- en vervoerssysteem, richt zich op de mens, het voertuig en de weg en heeft daardoor een directe relatie met de inrichting van het wegennet.
3
Bijlage 1 Wegenbeleidsplan
maart 2008
Onderwerpen die in het Startprogramma zijn opgenomen gaan onder anderen in op: • de indeling van de weg infrastructuur in verblijfsgebieden en verkeersaders als eerste stap in de categorisering van het wegennet; • de inrichting van de erftoegangswegen; • de uniforme regeling van de voorrang op rotondes; • de regeling van de voorrang op verkeersaders; • bromfiets op de rijbaan; • Voorrang voor langzaam verkeer van rechts. In 2004 is deze fase afgesloten waarbij de projecten in het kader van dit startprogramma door de rechtsvoorgangers van het waterschap zo goed als gerealiseerd zijn Duurzaam Veilig de tweede fase De tweede fase van Duurzaam Veilig betreft de integrale uitvoering die in 2004 van start is gegaan Deze fase die is omgedoopt in 'Project Decentralisatie Duurzaam Veilig 2' (DDV2)wordt volledig geïntegreerd in het regionale verkeer en vervoerbeleid. Het project DDV2 staat een aanpak voor waarbij alle instrumenten voor het bestrijden van de verkeersonveiligheid zo optimaal mogelijk worden ingezet: • veilig ingerichte infrastructuur; • verkeerseducatie en voorlichting; • gedragsbeïnvloeding; • handhaving,regelgeving; • voertuigtechnologie. Daarnaast spelen ook mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordening een belangrijke rol. Voor het waterschap spelen in dit kader op het terrein van de infrastructuur met name de inrichting van de gebiedsontsluitingswegen en de aanleg van rotondes. De tweede fase van Duurzaam Veilig was aanvankelijk in de vorm van een aantal afspraken tussen partijen opgenomen in het Nationaal Verkeer en Vervoerplan. Nadat dit plan door de Tweede Kamer niet werd goedgekeurd, hebben de hoofdlijnen van Duurzaam Veilig II uiteindelijk een weg gevonden in de Nota Mobiliteit. Via de Essentiële onderdelen van Beleid vinden deze uitgangspunten weer doorwerking in de plannen van de decentrale overheden. Regionale projectgroepen Verkeersveiligheid (RPV's) De RPV's zijn platforms, waar partijen uit de provincie Zuid-Holland, die bij de verkeersveiligheid zijn betrokken kennis uitwisselen en projecten aanzwengelen. Daarbij worden aan de betrokken actoren adviezen uitgebracht rondom dit belangrijke thema. In de RPV zijn afspraken gemaakt om de betrokkenheid van de wegbeheerders bij de onderwerpen: infrastructuur, handhaving, educatie en monitoren te versterken.
4
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
Bijlage 2
Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
maart 2008
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
maart 2008
Inleiding Door de Verenigde Vergadering is gevraagd om vroegtijdig betrokken te worden bij het opstellen van beleidsplannen. Om aan deze wens tegemoet te komen is deze notitie opgesteld. In deze notitie wordt een verkenning gegeven voor het Wegenbeleidsplan aan de hand van acht thema's. De thema's zijn: 1. algemeen; 2. berijdbaarheid en weginrichting; 3. verkeersveiligheid; 4. bereikbaarheid en mobiliteit; 5. duurzaamheid en milieu; 6. landschap, natuur en cultuurhistorie; 7. samenwerking; 8. financiën. Elk thema wordt kort ingeleid, waarna een aanzet voor de visie wordt gegeven. Dit vormt het startpunt voor de bespreking, waarbij de discussie eerst per thema kan worden gevoerd, maar dat natuurlijk wel een consistente totaalvisie ontwikkeld moet worden. Derhalve zal als slot nog een samenvatting van het geheel worden gepresenteerd. De uitkomsten van de discussie zullen vervolgens worden verwerkt in de integrale visie van het Wegenbeleidsplan. Eventuele vragen zullen zonodig tussentijds teruggekoppeld worden. 1.
Algemeen
Inleiding In het mission statement van het waterschap staat onder andere: 'waterschap Hollandse Delta is vooruitstrevend in de uitvoering van zijn taken'. Derhalve is het van belang om duidelijk te hebben op welke wijze deze ambitie vertaald wordt voor de wegentaak. De vraagstelling betreft hier zowel de aanleg als het beheer van wegen. Op • • •
dit moment kennen we 3 categorieën wegen te weten: stroomwegen; gebiedsontsluitingswegen; erftoegangswegen.
In de huidige situatie beheert het waterschap vooral plattelandswegen (erftoegangswegen, waarvan sommigen met minder dan 400 voertuigbewegingen per dag hebben) en (recreatieve) fietspaden. Maar ook beheert Hollandse Delta enkele gebiedsontsluitingswegen, waarvan de Rotterdamseweg (met meer dan 25.000 voertuigbewegingen per dag) een bijzonder voorbeeld is. Het waterschap beheert geen stroomwegen, dit zijn veelal de autosnelwegen die in het beheer zijn bij Rijkswaterstaat. In de huidige visie beheert het waterschap in principe alle wegen en fietspaden buiten de bebouwde kom, voor zover deze niet in beheer zijn bij de provincie of het Rijk. Voor de aanleg van nieuwe wegen wordt het initiatief vooral bij anderen gelegd. Bij de aanleg van vrijliggende fietspaden neemt het waterschap in bepaalde gevallen wel een voortrekkersrol. Voorwaarde daarvoor is dat de financiering van derden in principe vooraf geregeld moet zijn. Aanzet voor visie Voor de toekomst wordt de ingezette lijn met betrekking tot het wegbeheer voortgezet. Dit houdt onder andere in dat het waterschap: • niet alleen erftoegangswegen, maar ook gebiedsontsluitingswegen beheert; • de huidige categorisering handhaaft; • in principe niet op eigen initiatief nieuwe wegen gaat aanleggen. Motivering Het overdragen van wegen van of naar het waterschap kost veel voorbereidingstijd (zoals aangetoond bij de overdracht wegen Dordrecht). Derhalve wordt momenteel niet voorgesteld om een bepaalde categorie 'af te stoten' of bepaalde wegen tegen elke prijs over te willen nemen.
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
maart 2008
Een aanpassing van het huidige wegennet zal relatief grote consequenties hebben voor de financiën (zie ook § 8). Ten aanzien van de categorisering of het aanleggen van nieuwe wegen of fietspaden wordt ook geen beleidswijziging voorgestaan, omdat dit verstrekkende gevolgen (zowel qua verantwoordelijkheden als qua financiën) kan hebben. 2.
Berijdbaarheid en weginrichting
Inleiding Eind 2004 is de categorisering en inrichting van de erftoegangswegen zo goed als afgerond. Sinds 2005 is gestart met de inrichting van de gebiedsontsluitingswegen. Hier behelzen de werkzaamheden tot nu toe de aanleg van rotondes op wegkruisingen en het aanbrengen van de zogenoemde essentiële herkenbaarheidskenmerken (EHK's) (Dit betreft voornamelijk het aanbrengen van kantlijnen en dubbele middenbelijning). Deze kenmerken zorgen er voor dat er bij de weggebruiker geen misverstand kan bestaan op welk soort weg hij rijdt. Ingevolge de Rijksnota Mobiliteit is er voor de wegbeheerder van gebiedsontsluitingswegen de verplichting de EHK's te realiseren. Voor het overige zijn er geen formele verplichtingen, maar kunnen de wegen verder worden ingericht volgens de zogenoemde CROW-richtlijnen1. Deze richtlijnen zorgen ervoor dat het Nederlandse wegennet een eenduidige inrichting kent. De vraag is nu in hoeverre het waterschap verder wil gaan inrichten. Worden naast de rotondes op wegkruisingen alleen de EHK's uitgevoerd of worden er verdere fysieke maatregelen voor de gebiedsontsluitingswegen genomen? Gedacht kan hierbij worden aan: • wegverbreding volgens de CROW-richtlijnen; • aanleg en inrichting van parallelwegen voor langzaam verkeer; • aanleg en inrichting fietsstroken/fietspaden; • het toepassen van zogenoemd functioneel groen (beplanting) in relatie tot de weginrichting. In deze is een algemene visie op de beheerskwaliteit van het waterschapswegennet van belang. Uitgangspunten zullen hier moeten zijn een goed rentmeesterschap en een kosteneffectief beheer. Door CROW is een systematiek ontwikkeld die de relatie laat zien tussen beleidskeuzes en beheerkosten. Deze systematiek zal ook verder worden vertaald naar het wegennet van Hollandse Delta. Aanzet voor visie We streven zoveel mogelijk naar uniformiteit rekening houdend met de kosteneffectiviteit. Regionale verschillen blijven gemotiveerd mogelijk. Motivering Gezien de eilandenstructuur is uniformering geen strikte noodzaak. Toch heeft het wel veel voordelen om gelijksoortige wegen op een gelijke manier in te richten. Wellicht is het echter nodig om qua type erftoegangsweg een wat verdere uitsplitsing te maken (polder- en dijkwegen, minimale of maximale wegbreedte, brede of smalle berm, etc.)
1
CROW is een kennisinstituut, waarin o.a. de diverse wegbeheerders participeren.
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
3.
maart 2008
Verkeersveiligheid
Inleiding Geconstateerd wordt dat het waterschap de doelstellingen van Duurzaam Veilig I voor wat betreft het terugdringen van het aantal verkeersdoden en ziekenhuisgewonden naar evenredigheid ruimschoots heeft gehaald. In de periode 2003-2005 bedroeg het aantal ziekenhuisgewonden gemiddeld 44 een daling van ruim 10% ten opzichte van de periode 2000-2002 met gemiddeld 50 ziekenhuisgewonden. Het aantal dodelijke verkeersslachtoffers in deze perioden variërend van 1 tot 4 per jaar, is zodanig gering, dat deze cijfers volledig worden bepaald door incidenten. Het nationale doel is in de periode tot 2020 is een reductie van het aantal verkeersdoden tot maximaal 900 (-15% ten opzichte van 2002) en ziekenhuisgewonden tot maximaal 17.000 (-7,5% ten opzichten van 2002). Voor 2020 zijn deze cijfers 640 doden (-40%) en 13.500 (-30%). In het beheersgebied van Hollandse Delta bedragen deze cijfers naar evenredigheid 4 doden en 46 ziekenhuisgewonden in 2010 en 3 doden en 34 ziekenhuisgewonden in 2020. Op de waterschapswegen is in 2005 afname te noteren van -10% ten opzichte van 2002. Met name voor de dodelijke ongevallencijfers geldt hier dat deze cijfers sterk worden bepaald door incidenten. Een aandachtspunt in dit verband vormen de kruispunten en de zogenoemde black spots (kruispunten met 6 of meer verkeersslachtoffers in 3 jaar). Willen deze streefwaarden in 2020 worden gehaald bij een toenemende verkeersdruk, dan zullen de komende jaren extra voorzieningen moeten worden getroffen met de daarbij behorende kosten, waarbij naast verkeersdrempels, asverspringingen of extra belijning ook de toepassing van functioneel groen overwogen moet worden. Aanzet voor visie De handhaving van de wegenverkeerswet inzake de veiligheid blijft een taak van de politie. Het waterschap richt zich vooral op de inrichting van de weg. Wij blijven naar evenredigheid onze bijdrage leveren aan het realiseren van de landelijke doelstellingen met betrekking tot reductie van het aantal ernstige verkeersongevallen. Daarbij zullen we de effecten van de genomen en te nemen maatregelen actief monitoren. Motivering Als één van de wegbeheerders dient ook Hollandse Delta evenredig bij te dragen aan de nationale doelstellingen om het aantal verkeersslachtoffers te verminderen. Daarbij richt het waterschap zich primair op de inrichting van de weg. Als partner en medewegbeheerder zal Hollandse Delta wel met anderen samenwerken in het beïnvloeden van het rijgedrag (acties 'samen naar school' enz.). Het monitoren van de maatregelen kan verder ontwikkeld worden aan de hand van regionale veiliheidsstudies. 4.
Bereikbaarheid en mobiliteit
Inleiding Mobiliteit, dat wil zeggen betrouwbare reistijd voor de reiziger van deur tot deur, wordt steeds belangrijker. Dit houdt onder andere verband met de visie dat wegbeheer zich verder uitstrekt dan het alleen het verzorgen van een goede staat van de weg. In de Nota Mobiliteit wordt ook aangegeven dat infrastructuurbeheerders daarom de kwaliteit van de hele reis centraal moeten zetten en niet die van hun eigen net. In dit verband zijn en worden door de provincie en de stadsregio netwerkanalyses uitgevoerd voor diverse vervoerswijzen (vrachtverkeer, fiets en openbaar vervoer). Hierbij kunnen ook wegen van het waterschap in beeld zijn. Door het waterschap te treffen maatregelen uit het oogpunt van verkeersveiligheid – bijvoorbeeld drempels - zouden belemmerend voor de reistijden kunnen zijn. Gaat het waterschap in zo'n geval toch verkeersveiligheidsmaatregelen uitvoeren, ook al zou dit in dat geval geheel voor eigen rekening zijn? Aanzet voor visie Berijdbaarheid/inrichting en verkeersveiligheid blijven de hoofdthema’s voor het wegenbeleid van het waterschap. Wel zijn we bereid in voorkomende gevallen met betrekking tot mobiliteit partner te zijn.
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
maart 2008
Motivering De mogelijkheden om zelf sturend te zijn in de mobiliteitsvraagstukken zijn als waterschap zeer beperkt. Derhalve blijft de focus liggen op de weginrichting (mede in relatie tot de verkeersveiligheid). 5.
Duurzaamheid en milieu
Inleiding De afgelopen periode is de aandacht voor duurzaamheid en het leefmilieu snel toegenomen. Hierbij wordt enerzijds gezocht naar de mogelijkheden om functioneel groen toe te passen voor het vergroten van de verkeersveiligheid, anderzijds worden bepaalde bermen op een op biodiversiteit gerichte wijze beheerd zonder dat de verkeersveiligheid in het geding is. Aanzet voor visie Duurzaamheid en milieu verdienen in de toekomst méér aandacht. Daarbij dienen de baten in verhouding te staan tot de (méér)kosten. Motivering Als méér wegbermen ecologisch beheerd gaan worden, zal dit een toename betekenen van de beheerskosten. Daarom zullen vooral díe wegbermen in aanmerking komen, waarbij de ecologische baten groot zijn (bijv. als versterking van de PEHS), terwijl de verkeersveiligheid niet in het geding komt en de méérkosten beperkt blijven. Een tweede aandachtspunt vormt de nieuwe regelgeving op het gebied van het niet meer mogen verwerken van teerhoudend asfalt. Hierdoor zullen de milieukosten voor reconstructies (fors) kunnen toenemen. 6.
Landschap, natuur en cultuurhistorie
Inleiding De waardering voor het landschap, de natuur en de cultuurhistorie (de LNC-waarden) in Nederland neemt ook toe. Zeker de polder- en dijkwegen hebben een landschappelijke en cultuurhistorische waarde, die in de toekomst behouden en zo mogelijk versterkt moet worden. Aanzet voor visie De LNC-waarden worden meegenomen bij planontwikkeling en worden gezien als een afgeleide van de wegentaak. Motivering Vanuit de projecten ter verbetering van de weginrichting of de verkeersveiligheid zullen de LNC-waarden meegenomen worden, vooral gericht op het behouden en versterken van bestaande waarden. 7.
Afstemming en samenwerking
Inleiding Geconstateerd mag worden dat het waterschap in diverse overlegorganen en commissies participeert en dat er sprake is van een goed overleg en samenwerking tussen de diverse wegbeheerders en verkeer en vervoerpartijen. Dit neemt niet weg dat er met name op het terrein van de afstemming tussen de Ruimtelijke Ordening en Verkeer en Vervoer nog een aantal fikse knelpunten liggen. Deze liggen met name op het vlak van afstemming tussen de project- en bestemmingsplanontwikkeling enerzijds en de verkeersinfrastructuur in casu belasting van het onderliggend wegennet anderzijds. Het gevolg is, dat onder andere dat een sluipend proces van 'postzegelplannen' cumulatief een extra belasting op het onderliggend wegennet betekent. Het waterschap loopt soms achter de feiten aan. De vraag is in hoeverre het waterschap actief moet gaan sturen om zo de toekomst mede te beïnvloeden. Het waterschap wil zich niet alleen richten op het achteraf toetsen van plannen, maar zal verder gaan door een actieve rol te spelen aan de voorkant van het proces aan de tekentafel. Dit laatste lijkt steeds beter te lukken, maar vereist een continue aandacht.
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
maart 2008
Aanzet voor visie Wij willen een volwaardige partner zijn bij de ontsluiting van het gebied. Motivering Aangezien de waterschapswegen geen totale ontsluiting van het gebied bieden, is samenwerking met andere wegbeheerders noodzakelijk. Maar ook met andere initiatiefnemers zal regelmatig worden samengewerkt. 8.
Financiën
Inleiding Op dit moment bedragen de kosten voor het beheren van 1600 km wegen bijna 13 miljoen euro. Dit komt globaal uit op € 8.000 per km. Vanwege de toename van de verkeersintensiteit en de toename van de aslasten (vooral van het vrachtverkeer), wordt landelijk een achteruitgang van de kwaliteit van de wegen geconstateerd. Deze achteruitgang wordt ook binnen Hollandse Delta geconstateerd. Op basis van de jaarlijkse inspectie en de lijst van onderhoudsmaatregelen blijkt dat er een steeds groter budget nodig is om alle gebreken te ondervangen. Ook het feit dat veel wegen tijdens ruilverkaveling zo'n 20 à 30 jaar geleden zijn aangelegd, betekent een reconstructie van veel van deze wegen binnen de komende vijf jaren. Derhalve mag verwacht worden dat de beheerskosten in de komende jaren bij gelijkblijvende kwaliteit toch toe zullen nemen. Door landelijke ontwikkelingen kunnen er zowel positieve als negatieve effecten op het kostenniveau ontstaan. Een stijging van het wegenfonds betekent meer subsidie van het Rijk voor het wegenbeheer. Extra milieueisen voor het verwerken van teerhoudend asfalt zal een kostenverhogend effect hebben. Afhankelijk van de gekozen visie voor het Wegenbeleidsplan kunnen de kosten extra toenemen als er extra aandachtspunten worden geformuleerd (zoals het méér zelf ontwikkelen van wegen en fietspaden of het coûte que coûte overnemen van de wegen in het buitengebied van Dordrecht). Aanzet voor visie Uitgangspunt blijft een adequaat wegbeheer. Daarbij zal het tarief volgen uit de taakuitvoering. Wel zal nut en noodzaak afgewogen worden tegen de kosten. Motivering Een integrale afweging van de verschillende visies zal leiden tot een kostentotaal. Dit is echter een cyclisch proces, waarbij bepaalde visies, die leiden tot onevenredige tariefstijgingen heroverwogen kunnen worden. 9.
Conclusie
Op basis van een beschouwing per thema is een aanzet voor de uit te werken visie in het Wegenbeleidsplan geformuleerd. Aan het eind van de discussie dient echter nogmaals een integrale beschouwing gegeven te worden of dit leidt tot één consistente visie. De verdere uitwerking van het besprokene zal plaatsvinden in het kader van het Wegenbeleidsplan
Bijlage 3 Begrippenlijst
maart 2008
Bijlage 3
Begrippenlijst
Bijlage 3 Begrippenlijst
A B
Automobiliteit BDU-middelen Bebakening
Bereikbaarheid Berijdbaarheid Bewegwijzering
Black-spots D
Duurzaam Veilig
E
Ecologische hoofdstructuur Erftoegangsweg type I
Erftoegangsweg type II
F
Essentiele Herkenbaarheids Kenmerken (EHK's) Fietspaden
Fietsroutenetwerk Fietsvoorzieningen Functie-eisen
G
H
Functioneel beheer van wegen Gebiedsontsluitingsweg
Handhavingsarrangementen Hoofdwegennet (HWN)
maart 2008
Alle verplaatsingen die per auto plaatsvinden. Middelen die betaald worden uit het regionaal fonds 'De Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer'. De verzameling van op, in, boven en terzijde van het wegdek aangebrachte verkeerstekens en -voorwerpen, die dienen ter geleiding, waarschuwing, regeling en beveiliging van het verkeer. Maat voor toegankelijkheid van een bestemming, uitgedrukt in tijd en/of kosten en/of moeite. De mate waarin een weg veilig en comfortabel te berijden is. Bewegwijzering is het geheel van visuele middelen dat op, langs of boven de weg wordt aangebracht teneinde de weggebruiker in staat te stellen zijn route te bepalen. Een locatie (kruispunt of weg) waar in een periode van drie jaar zes of meer letselongevallen zijn gebeurd. Preventieve aanpak van de verkeersonveiligheid. In deze aanpak bestaat een zodanige afstemming tussen mens, voertuig en infrastructuur, dat de kans op letsel bij een verkeersongeval minimaal is. De ecologische hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Erftoegangsweg met een relatief hoge verkeersintensiteit en over het algemeen een verhardingsbreedte groter dan 4,5 meter, welke vaak de verbinding vormt tussen kleine woonkernen. Erftoegangsweg met een relatief lage verkeersintensiteit en over het algemeen een verhardingsbreedte kleiner dan 4,5 meter. Die kenmerken van de weg die tenminste nodig zijn om de herkenbaarheid te garanderen. Richtlijnen hiervoor zijn opgenomen in CROW publicatie 203. Vrijliggend wegverharding enkel bedoeld voor fietsgebruik (en waar een voetpad ontbreekt, ook te gebruiken door voetgangers) . Een door de stadregio en/ of de provincie benoemde set routes die voor fietsverkeer belangrijk worden geacht. Fietspaden, fietsstroken en fietssuggestiestroken. Eisen die worden gesteld vanuit het beoogde gebruik van een weg. Het organisatorische en juridische deel van het wegbeheer. Weg die een functie heeft voor afwikkelen en uitwisselen van verkeer. Deze functies worden naar plaats gescheiden: stromen vindt plaats op de wegvakken, uitwisselen gebeurt op de kruispunten. Op de wegvlakken wordt zoveel mogelijk voldaan aan de eisen van een stroomweg (gescheiden rijrichtingen, geen kruisend en overstekend verkeer en een relatief homogene groep weggebruikers). Op de uitwisselpunten (kruispunten en oversteekpunten) moet de snelheid zo laag zijn dat ernstige conflicten worden uitgesloten. Overeenkomst tussen overheden en politie waarin afspraken gemaakt over de weginrichting en de handhaving. De wegen die (hoofdzakelijk) in beheer zijn van het Rijk (Rijkswegen).
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
I
Infrastructurele maatregelen Infrastructuur
K
Kaderwetgebieden ketenmobiliteit Ketenverplaatsing Knooppunten
Kunstwerken L
Landschapstypen Langzaam verkeer LNC waarden
M
Markering
Mobiliteit Mobiliteitsmanagement (MM)
Mottoborden N
Netwerkanalyses
O
Onderliggend wegennet (OWN) Plattelandswegen
P
R
Provinciale Verkeers en Vervoersplannen (PVVP's ) Recreatief medegebruik van bermen Regionale Verkeers en Vervoersplannen (RVVP's)
maart 2008
Het nemen van maatregelen daarbij weginrichting wordt veranderd, en niet zozeer alleen bebording. Het totaal van de onroerende voorzieningen, als wegen, bruggen, opslagplaatsen, vliegvelden, oefenterreinen, pijpleidingen enz. Regionale openbare lichamen, zoals de Stadsregio Rotterdam. Een vervoerssysteem waarbij verschillende vormen van vervoer elkaar aanvullen. Een verplaatsing waarbij iemand gebruik maakt van verschillende vervoerwijzen, bijvoorbeeld fiets en trein. een belangrijke kruising of splitsing van twee wegen. Knooppunten zijn ook genoemd in fietsroutenetwerken: een netwerk van fietsroutes met genummerde knooppunten. Een kunstwerk (in bouwkundige zin) is een door mensenhanden gemaakt bouwwerk. Stedelijk gebied, industrie, landbouw en natuur. Fietsers en voetgangers, en alle overige vormen zoals ruiters, skeelers etc. De landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van een gebied. Op of in het oppervlak van de verharding aangebrachte tekens ter geleiding, waarschuwing, regeling of infomeren van het verkeer. Het geheel van alle verplaatsingen. het organiseren van 'slim reizen'. Aangezien de auto niet alle problemen kan oplossen, wordt de reiziger geprikkeld alternatieven te gebruiken als fiets, openbaar vervoer, gebruik van P+R of telewerken. Eisen en wensen van mensen die zich verplaatsen staan centraal, en het draait om oplossingen op maat. Reclameborden voor verkeersveiligheidscampagnes zoals 'Hoe hard rijdt u nu?' Een actie van de gezamenlijke wegbeheerders om het gehele wegennet te inventariseren, met name met het oog op benutting en bereikbaarheid. Alle wegen die niet tot het Rijkswegennet behoren. Gangbare benaming voor de lokale wegen buiten de bebouwde kom. In dit geval het beleidsplan van de provincie Zuid Holland.
Benutting van de wegberm door bijvoorbeeld ruiters. In dit geval het beleidsplan van de Stadsregio Rotterdam
Bijlage 2 Notitie verkenningen Wegenbeleidsplan
S
Self explaining roads Sluipverkeer
Snelheidsremmers
V
Subjectieve verkeersonveiligheid Verkeersbesluiten Verkeersborden Verkeersregelinstallaties Verkeersveiligheidsmonitor Wegberm Wegcategorisering Wegentoets
Weglichaam Wegmeubilair
maart 2008
Wegen die er zodanig uitzien dat ze als vanzelfsprekend tot een bepaald weggedrag leiden. Doorgaand verkeer dat gebruik maakt van wegen (veelal erftoegangswegen) die hiervoor niet geschikt zijn. Het ontstaat door gebrek aan capaciteit op wegen met een stroomfunctie (stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen) of door het ontbreken van deze wegen. Er is sprake van regulier sluipverkeer als weggebruikers regelmatig een andere route kiezen dan zij in andere perioden van de dag doen. Weggebruikers die vanwege bijzondere omstandigheden (o.a. wegwerkzaamheden of een incident) een alternatieve route (moeten) kiezen is incidenteel sluipverkeer. Fysieke maatregelen met het doel de gereden snelheden te verlagen, zoals drempels. Gevoel van risico om betrokken te raken bij een verkeersongeval, met als gevolg enigerlei vorm van schade. Een besluit om een verkeersteken te plaatsen, te wijzigen of in te trekken. Zijn wettelijk vastgestelde tekens ter regeling, waarschuwing, geleiding of informatie van het verkeer (zie bebording). Geheel van technische voorzieningen die dienen voor het regelen en sturen van het verkeer. Regelmatige controle van de ontwikkelingen van de verkeersveiligheid. Het semi-verharde of groene deel aansluitend op de wegverharding. Het onderverdelen van wegen in een ordeverdeling. Elke orde kent zijn eigen gebruiks- en gedragsregels. Analoog aan de Watertoets, een pakket van voorwaarden waarop bij een ruimtelijke ontwikkeling getoetst wordt, op aspecten die met wegen en verkeer te maken hebben. De complete constructie van de weg, inclusief de fundering in de ruimste zin van het woord. Alle voorwerpen die in de ruimte op en naast de weg staan en een functie hebben voor de weg of het verkeer.