Ministerie van Onderwijs en Cultuur Nederlandse Antillen
Examenprogramma Kunst: Muziek havo/vwo Eindtermen en Toelichting
December 2007
Directie Onderwijs, Sport en Cultuur Schouwburgweg 24-26 Curacao
Verantwoording
Netherlands Antilles - Center for School Improvement
Dit product is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met SLO en APS International, Nederland.
Auteurs: Céline Gladpootjes, Minerva Lauffer, Ina Martina-Gravendeel Eindredactie: Gerrit Dinsbach In samenwerking met: Gerrit Dinsbach (vakbegeleiding SLO), Dick Nierop (projectondersteuning APS Internationaal)
In opdracht: Directie Onderwijs, Sport en Cultuur, Ned. Antillen.
Inhoud Wettelijke toelichting Inleiding Context: opdrachten en randvoorwaarden Keuzen: uitgangspunten voor nieuwe programma’s en argumenten Veranderingen: Hoe is het nieuwe programma verschillend van het oude Opmerkingen en aanbevelingen
4 5 5 5 6 7
1.
Globaal examenprogramma
9
1.1 1.2 1.3
Inleiding en doelstellingen van het vak Globale eindtermen Verdeling van de stof over CE/SE
9 11 12
2.
Syllabus voor het centraal examen (CE)
13
2.1 2.2 2.3 2.4
Specificatie van de eindtermen voor het centraal examen Examenregeling Voorbeeldexamens Advies over onderwerpen voor het CE
13 19 19 19
3.
Handreiking voor het schoolexamen (SE)
21
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Toelichting op de eindtermen voor het schoolexamen Voorbeeld les- en leermaterialen, bronnen Praktische opdrachten: eisen m.b.t. onderwerpen en beoordeling Profielwerkstuk Suggesties voor toetsing en afsluiting (PTA)
22 25 26 26 27
4.
Implementatie
31
4.1
Aanbevelingen voor implementatie
31
Wettelijke toelichting In hoofdstuk 1 en van dit document zijn de eindtermen binnen de examenstof weergegeven, zoals die door de Minister op grond van artikel 7 van het Eindexamenbesluit zijn vastgesteld. De andere hoofdstukken geven de verantwoording en achtergrond van het examenprogramma en een nadere omschrijving en/of uitwerking van de eindtermen. Zij vormen daarmee een handreiking voor de docenten en een hulpmiddel voor de samenstellers van de examenopgaven. Ook worden suggesties gedaan ter verbetering van de implementatie.
Inleiding
Voor u ligt het nieuwe, herziene examenprogramma voor het kunstvak muziek. Door de herstructurering van de Tweede Fase is de inhoud van CAV 2,3 bijgesteld. Ook zijn de namen veranderd: CAV2 in Kunst (Algemeen) en CAV3 (Muziek) in Kunst (Muziek). De herstructurering is om de volgende redenen tot stand gekomen: • Globalisering van de eindtermen om meer vrijheid in de schoolexamens te creëren. Hierdoor kunnen de scholen meer inspelen op actuele gebeurtenissen en of tijdsgebonden omstandigheden; • Bijstelling naar aanleiding van ervaringen in de afgelopen jaren (knelpunten); • Verandering van het aantal studielasturen. Verdeling examinering over centraal examen en schoolexamen: • Het vak Kunst (algemeen) wordt getoetst in de vorm van een centraal examen CE; • Het vak Kunst (muziek) wordt getoetst in een schoolexamen SE.
Context: opdrachten en randvoorwaarden In opdracht van DOSC is het programma voor havo en vwo vanaf augustus 2007 gewijzigd. Dit heeft ook gevolgen voor de vakken CAV 1, 2 en 3. CAV 1 heet nu CAV, CAV 2 "Kunst (algemeen)" en CAV 3 "Kunst (vakspecifiek)" met de naam Beeldende vormgeving, Dans, Drama of Muziek op de plaats van het woord "vakspecifiek". Er zijn ook wijzigingen met inhoudelijke gevolgen: • CAV op vwo is teruggebracht van 200 tot 160 SLU; • Kunst (vakspecifiek) is voortaan gekoppeld aan Kunst (algemeen). De vier kunstvakken omvatten dus altijd ook het onderdeel Kunst (algemeen).
Keuzen: uitgangspunten voor nieuwe programma’s en argumenten •
•
•
de eindtermen zijn geglobaliseerd op dezelfde manier als in Nederland. Hierdoor is er een grotere vrijheid gecreëerd voor het invullen van het SE. Ook de inhoud van de eindtermen voor het CE kan - waar nodig - door het ETE worden gespecificeerd en bijgesteld. de nieuwe programma's zijn hier en daar ook op inhoud bijgesteld. Met name in het programma voor Kunst (algemeen) zijn de verschillen tussen havo en vwo verhelderd. Hierdoor wordt voor havo het accent op praktijk onderstreept en voor vwo op diepgang in de reflectie op theorie. de tijdsbesteding aan Kunst (algemeen) en Kunst (specifiek) is op vwo 50/50. Op havo is uitgegaan van een verdeling van Kunst (algemeen) 1/3 en Kunst (specifiek) 2/3. Hierdoor is: a) de hoeveelheid tijd voor praktijk op havo en vwo gelijk; b) op havo de studietijd voor Kunst (algemeen) de helft van die op vwo. Aandachtspunt hierbij is dat het cijfer voor het CE op havo evenveel weegt als op het vwo. Hierdoor wordt het belang van algemene theorie onderstreept en wordt tegelijkertijd de omvang van de leerstof voor theorie ook voor de havo-leerling te overzien.
5
Veranderingen: Hoe is het nieuwe programma verschillend van het oude Kunst (Algemeen): • Het totaal aantal eindtermen is teruggebracht van 19 naar 8; • De eindtermen worden Deel C van deze brochure gespecificeerd met een stofomschrijving. Kunst (Muziek): • Voor het vak Muziek zijn in het totaal 8 eindtermen opgenomen. Dus minder eindtermen dan voorheen; • Het voornaamste verschil is dat het accent meer op de praktijk is komen liggen. De leerling is hierbij productief, receptief, en reflectief bezig; • De eindtermen worden in Deel D van deze brochure gespecificeerd met een stofomschrijving. De nieuwe examenprogramma’s van CAV 2 en 3 zijn nu samengevoegd. Daarom zijn de domeinen en eindtermen doorgenummerd. Domein A van CAV 3 is nu Domein D van Kunst en eindterm 1 is nu nummer 9, eindterm 2 is 10, enz. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Kunst
Domein
(algemeen) (algemeen)
A B
(algemeen) (muziek)
(muziek)
(muziek)
C D
E
F
eindterm Vaardigheden en benaderingswijzen Invalshoeken voor reflectie
1 2-7
Subdomein B1: Kunst en religie, levensbeschouwing
2
Subdomein B2: Kunst en esthetica Subdomein B3: Kunstenaar en sociale, politieke en economische macht Subdomein B4: Kunst en vermaak
3 4
Subdomein B5: Kunst en multiculturaliteit
6
Subdomein B6: Kunst, wetenschap en techniek
7
Onderwerpen Vaktheorie
8 9-11
5
Subdomein D1: Waarnemen en weten
9
Subdomein D2: Analyseren en interpreteren
10
Subdomein D3: Muziek en cultuur Praktijk
11 12-13
Subdomein E1: Zingen en spelen
12
Subdomein E2: Improviseren en componeren
13
Oriëntatie op studie en beroep
14
Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen B en C in combinatie met de vaardigheden en benaderingswijzen uit domein A. Het schoolexamen, inhoudelijke veranderingen De eerste drie eindtermen zijn overgenomen uit het eindexamenprogramma CAV 3 muziek en vervangen de 7 eindtermen uit domein A Vaktheorie van het oorspronkelijke programma. De eindtermen worden in deel D van deze brochure gespecificeerd met een (hierboven weggelaten) stofomschrijving.
6
Inhoudelijke veranderingen: • De scholen zelf hebben meer vrijheid en keuzemogelijkheden voor de invulling van het muziekonderwijs; • Het oorspronkelijk subdomein “Muziek beluisteren” is opgesplitst in “Waarnemen en weten” en “Analyseren en interpreteren” waardoor receptie en reflectie duidelijker worden onderscheiden; • Het historisch kunnen plaatsen van muziekvoorbeelden uit verschillende stijlen: - De historische ordening heeft betrekking op de muzikale vormen en genres en het kunnen plaatsen van werken in een geografische regio (Antillen, Caribische gebied, Noord- en Zuid-Amerika en Europa) in een maatschappelijke context. - Binnen elk van de 5 perioden is het onderdeel rituele muziek toegevoegd. • Het onderwerp ‘muzik di zumbi’ is toegevoegd aan “Cultuur van de Afrikanen in de koloniale periode” in domein C; • Een toevoeging aan de laatste periode is het onderdeel wereldmuziek, de leerlingen leren de connectie tussen de werelddelen en de globalisatie ervan kennen en kunnen de wederzijdse beïnvloeding van culturen beter verklaren; • Er mag hier echter geen sprake zijn van een verzwaring van het programma; • Belangrijk is dat de leerlingen leren reflecteren, en vragen naar het hoe en waarom; • Het is daarnaast van belang dat het domein muziek en cultuur wordt gekoppeld aan het ervaren van muziek. Een voorbeeld is onder andere eindterm 11 (subdomein D3) waarin de leerling de historische lijn moet kunnen aangeven en genres met elkaar in samenhang kunnen brengen. De vaardigheden uit eindterm 9 (subdomein D1) en 10 (subdomein D2) vormen hiervoor de basis; • De stofomschrijving bij de subdomeinen geeft de samenhang aan van vaardigheden en begrippen bij het samenstellen van luistertoetsen. Het onderdeel kennis is gekoppeld aan luistervaardigheid met de bedoeling dat de onderdelen herkennen, benoemen, analyseren en interpreteren een rol spelen; • Bij de punten genoemd onder kennis gaat het om begrippen die gekend moeten worden in de context van vragen en opdrachten.
Opmerkingen en aanbevelingen Kunst (Algemeen): • De historische context speelt altijd een rol. Dit kan worden gebruikt bij de uitwerking van elke invalshoek; • De leerling zal de meest voorkomende religieuze en mythologische onderwerpen in verband met elkaar moeten brengen om de onderwerpen en genres te herkennen; • De leerling kan de ideeën over kunst herkennen en beschrijven en daarbij een relatie leggen met de historische context. De leerling moet dit verband kunnen leggen; • De leerling herkent de positie van de kunstenaar in relatie tot vraag en aanbod in het kunstbedrijf en leert tegelijkertijd welke inhoud hierbij wordt uitgedrukt, waardoor functies en doelen van kunst beter worden herkend in dienst van politieke, economische macht; • De leerling leert de plaats die kunst binnen de maatschappij inneemt herkennen, in voorbereidingen op het schoolexamen kunnen actuele discussies hierover verbonden worden met leerstof uit kunst, cultuur uit de 2e helft van de 20e eeuw (film, tv etc.); • Het onderwerp rituele dans en muziek moet verder worden onderzocht, documentatie hierover worden gemaakt; • De leerling onderzoekt de wederzijdse beïnvloeding van de Afrikanen en Europeanen in de Koloniale periode en kan verbanden leggen naar het nu.
7
Kunst (Muziek): • Voor het communiceren (beluisteren, beschrijven, van gedachte wisselen) over kunstwerken is een begrippenapparaat nodig, het examenprogramma bevat geen lijst als zodanig. Het verdient aanbeveling om zo’n lijst samen te stellen in de toekomst. Voor zover bekend wordt tot nu toe gebruik gemaakt van de lijst van het Katholiek Pedagogisch Centrum (KPC-groep) (publicatie begrippenkader), te bestellen bij de KPC-groep: WWW.kpcgroep.nl/publicaties/publicatiemain.asp?pubID=182 • De onderbouw vormt een basis voor de bovenbouw. Veranderingen in het examenprogramma kunnen daarom ook gevolgen hebben voor de aansluiting en dus voor de leerstof in de onderbouw. Sommige begrippen kunnen misschien al in de onderbouw worden aangeleerd. Profielwerkstuk: • De onderwerpen van Domein C kunnen inspiratiebron zijn voor een profielwerkstuk, of andere werkstukken.
8
1. Globaal examenprogramma
1.1
Inleiding en doelstellingen van het vak
Het examenprogramma voor het vak Kunst (Muziek) havo/vwo is een aanpassing van het bestaande programma CAV 2 en 3. Het is ontwikkeld door een werkgroep, in opdracht van het Departement van Onderwijs van de Nederlandse Antillen. Dit programma maakt deel uit van het vernieuwingstraject van het algemeen voortgezet onderwijs en is bestemd voor de leerlingen die de basisvorming hebben afgerond en instromen in het havo/vwo nieuwe stijl. Het examenprogramma beschrijft kwaliteiten op het gebied van vaardigheden, kennis en inzicht waarop de kandidaten in de perioden van examinering beoordeeld zullen worden. Deze exameneisen sluiten aan bij de hoofdkenmerken van onderwijs op havo/vwo niveau tweede fase, namelijk: • een brede persoonlijke, maatschappelijke vorming; • centraal stellen van een zo actief en zelfstandig mogelijk lerende leerling; • rechtdoen aan verschillen tussen leerlingen. Hoofdbestanddeel van het document zijn de domeinen die de basis vormen van de aan te bieden examenstof. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: • Uitgaande van de bestaande eindtermen zijn inhoudelijke aanpassingen gemaakt; • De eindtermen komen qua aantal en niveau overeen met de Nederlandse eindtermen. Door CAV 2 en de vier CAV 3’S te koppelen zijn er vier kunstvakken ontstaan: beeldende vormgeving, muziek, dans en drama. De studielast is daarbij niet veranderd. Dat wil zeggen dat voor havo 360 uur en voor het vwo 480 uur gereserveerd is. Het overlappende gedeelte van deze kunstvakken, het oude CAV 2, wordt centraal geëxamineerd. Algemene doelstelling Het onderwijs in het vak Kunst (Muziek) is erop gericht dat de Antilliaanse leerling langs muzikale weg, vaardigheden, kennis en inzicht verwerft en daardoor zijn eigen smaak, talent en identiteit ontwikkelt. Hij kan dit plaatsen binnen de gemeenschap, het eiland waarop hij woont, de Nederlandse Antillen, de wijdere Caribische regio en de mondiale samenleving. Het onderwijs richt zich op het vermogen tot het waarnemen van, het beleven van, het produceren van en het reflecteren op kunst. Op grond hiervan kan de leerling een standpunt innemen ten opzichte van kunst en esthetica, machtsverhouding, levensbeschouwing, vermaak, multiculturaliteit, wetenschap en techniek.
9
Vanuit de ontwikkelde visie op kunst, is de leerling in staat een bewuste en kritische keuze te maken om zich verder te laten vormen op het terrein van kunst en cultuur.
10
1.2
Globale eindtermen
Examenprogramma Muziek havo/vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: • Domein A Vaardigheden en benaderingswijzen; • Domein B Invalshoeken voor reflectie; • Domein C Onderwerpen. Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen B en C in combinatie met de vaardigheden en benaderingswijzen uit domein A. Voor zowel havo als vwo zijn er twee verplichte onderwerpen, namelijk: - Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950; - Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de eerste helft van de 20e eeuw. Daarnaast wijst E.T.E. jaarlijks uit domein C een extra onderwerp aan voor het havo examen en twee extra onderwerpen voor het vwo examen. Het E.T.E. stelt het aantal en de tijdsuur van de zittingen en het centraal examen vast en maakt indien nodig een beperking en een specificatie bekend van de examenstof.
1.3
De examenstof
Domein A: Vaardigheden en benaderingswijzen 1. De kandidaat kan: - de belangrijkste begrippen hanteren uit de kunstdisciplines beeldende vormgeving, dans, drama en muziek, die voorwaardelijk zijn voor adequate receptie en reflectie, en noodzakelijk zijn voor begrip van verbanden tussen kunst en cultuur; - informatie over kunst en cultuur herkennen, benoemen en toepassen om verbanden aan te geven; - bij het reflecteren bronnenmateriaal op een adequate wijze hanteren; - overeenkomsten en verschillen noemen en beargumenteren met betrekking tot het beschouwingapparaat bij de vier kunstdisciplines1
1 Alles
wat in dit eindexamenprogramma cursief staat, is alleen bestemd voor de vwo-leerlingen!
11
Domein B: Invalshoeken voor reflectie Subdomein B1: Kunst en religie, levensbeschouwing 2. De kandidaat kan aangeven met welke visies, doelen, middelen en inhouden de kunsten religieuze en/of levensbeschouwelijke uitgangspunten vertolken. Subdomein B2: Kunst en esthetica 3. De kandidaat kan aangeven welke ideeën over schoonheid in kunst en kunstwaardering een rol pelen. Subdomein B3: Kunstenaar en sociale, politieke en economische macht 4. De kandidaat kan aangeven welke invloed de sociale, politieke en economische macht heeft op de rol en inhoud van kunst en op de positie van de kunstenaar. Subdomein B4: Kunst en vermaak 5. De kandidaat kan aangeven hoe vorm en inhoud bepaald worden door de vermaaksfuncties van kunst in relatie tot het daarbij betrokken publiek. Subdomein B5: Kunst en multiculturaliteit 6. De kandidaat kan aangeven hoe de Antilliaanse/Caribische kunst en cultuur en de niet-Antilliaanse/Caribische kunst en cultuur elkaar wederzijds beïnvloeden . Subdomein B6: Kunst, wetenschap en techniek 7. De kandidaat kan aangeven hoe kunst en wetenschap/techniek op elkaar inwerken. Domein C: Onderwerpen 8. De kandidaat kan de eindtermen van domein A en B toepassen op voorbeelden uit de volgende onderwerpen: - Cultuur van de prekoloniale periode vóór de komst van de Europeanen; - Cultuur van de Europeanen in de koloniale periode; - Cultuur van de Afrikanen in de koloniale periode; - Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw; - Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950.
1.4
Verdeling van de stof over CE/SE
CE: Voor het CE worden de eindtermen nummer 1 t/m 7 getoetst aan de hand van drie onderwerpen (havo) of vier onderwerpen (vwo) uit eindterm 8. SE: Voor het SE worden de eindtermen nummer 9 t/m 14 getoetst.
12
2. Syllabus voor het centraal examen (CE) 2.1 Specificatie van de eindtermen voor het centraal examen Domein A: Vaardigheden Eindterm 1 De termen en begrippen die op het examen bekend worden verondersteld, zijn noodzakelijk voor het bereiken van twee doelen: • vaardigheid (adequate receptie en reflectie); • kennis (begrip van verbanden tussen kunst en cultuur). Deze doelen hangen vanzelfsprekend met elkaar samen en zijn inhoudelijk gerelateerd aan de domeinen B en C. De functie van kunst zoals aangegeven in de invalshoeken van domein B kan maar zelden los worden gezien van het kunstwerk zelf. Binnen het werkveld is men het er bovendien over eens dat het ongewenst is functie en kunstwerk geheel los te koppelen. Voor het nader beschouwen/beluisteren van een kunstwerk in het kader van kunst (algemeen) is veelal een disciplinegeoriënteerd begrippenapparaat nodig. Dit is de bestaansreden van eindterm 1. Veel voor ‘adequate receptie en reflectie’ benodigde begrippen zijn basaal en begrepen in wat in de voorafgaande jaren is aangeleerd. De overige zullen alsnog binnen het kunst (algemeen)-programma moeten worden verworven. Het examenprogramma en de syllabus bevatten geen begrippenlijst. Aan de hand van de begrippenlijst voor de basisvorming en/of het door de KPC Groep gemaakte Model Kunstbeschouwen (2000) kan er een begrippenlijst voor Kunst (algemeen) worden gemaakt. Voor de wisselende onderwerpen zijn er ook specifieke begrippen. Die kunnen -als zodanig gemarkeerd- in de lijst worden opgenomen. Het E.T.E. kan bovendien bekend maken dat voor een bepaald examenjaar met name genoemde termen en begrippen zijn toegevoegd. Domein B: Invalshoeken voor reflectie Eindtermen 2 t/m 7 De concrete invulling van de invalshoeken is verbonden met de onderwerpen, genoemd in domein C eindterm 8. Een nadere uitwerking staat in de toelichting op de onderwerpen binnen die eindterm. Domein C: Onderwerpen Eindterm 8 Onderwerp: Cultuur van de prekoloniale periode voor de komst van de Europeanen Met de cultuur van de indianen wordt uitgegaan van de oorspronkelijke bewoners. Het betreft de indianenstammen Caquetios, Taínos, Caraïben, Arowakken en andere stammen afkomstig van het vaste land van Zuid- en Midden-Amerika. Het gaat ook
13
over het verschil in de ontwikkeling van deze stammen op het eiland en het vaste land.2 Accenten binnen het onderwerp • levensbeschouwing: De belangrijkste indianenstammen van het vaste land met hun hoog ontwikkelde culturen, o.a. de Azteken en de Maya’s met bijbehorende levensbeschouwing in relatie tot de natuur en voortkomende bouwwerken en kunst; de oorspronkelijke bewoners van de eilanden met hun Nomadencultuur en hun manier van wonen; symbolen (tekens en astrologie); kruiden en medicijn(man); • dans en muziek; in relatie tot hun rituelen; • beeldende kunst: rotstekeningen; • drama: mythologie, verhalen vertellen; • archeologische activiteiten op de eilanden. Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie Kunst en religie, levensbeschouwing: • visies op de geschiedenis van de Indiaanse godenwereld; • items: symbolen, natuur en astrologie; • architectuur: tempelbouw; • dans: rituele dans; • muziek: rituele muziek. Kunst en esthetica: • maskers; • lichaamsversiering: sieraden, beschildering, klederdracht; • pre-colombiaanse kunst; • pre-colombiaanse kunst: terracottapotten; • dramatiek (theater). Kunst en sociale, politieke en economische macht: • architectuur: paalwoningen, tempelbouw; • kleding. Kunst en vermaak: • muziek: fluit, slaginstrumenten, schelpen, bonen, natuurgeluiden; • drama: theaterspektakel, maskers. Kunst en multiculturaliteit: • nomadencultuur, houtsnijwerk. Kunst, wetenschap en techniek: • bouwconstructies: woningen; • archeologische technieken en methodes. Onderwerp: Cultuur van de Europeanen in de koloniale periode Het gaat bij de cultuur van de Europeanen om de Spanjaarden, Engelsen, Fransen, Nederlanders en Portugezen. Het betreft tevens de ontwikkeling en wederzijdse beïnvloeding van de oorspronkelijke cultuur van de Europeanen en Afrikanen.
2 Alles
wat in dit eindexamenprogramma cursief staat, is alleen bestemd voor de vwo-leerlingen!
14
Accenten binnen het onderwerp • levensbeschouwing: de Joodse gemeenschap, Protestanten, Katholieken met bijbehorende beeldende kunstproducten en symbolen; normen, waarden; passies; • Gregoriaans gezang; • architectuur: bouwstijlen, tuinen, infrastructuur; • beeldende kunst: kunstvoorwerpen (o.a. schilderijen en beelden); meubels en gebruiksvoorwerpen: exotisme, curiositeit (schetsen, schilderijen en boekillustraties); • muziek en dans: klassieke dans en salondans; Gregoriaanse zang en de ontwikkeling van de meerstemmige mis; • drama: communicatie; legende, mythologie; • internationale stijlen: neoklassiek, romantiek, barok, rococo. Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie Kunst en religie, levensbeschouwing: • visies op de Joodse gemeenschap: tempelbouw en symbolen; • visies op geschiedenis van het Christelijk geloof: heilsgeschiedenis (bijbel) 'begin en eind'; • schepping; zondeval; geboorte, leven, sterven en opstanding van Christus; laatste oordeel; Maria; • koloniale kunst: kerkbouw, relikwieën. Kunst en esthetica: • architectuur: forten, grandhouses, landhuizen; • vroeg 18e eeuwse invloed van Nederlands architectuur (Dutch style, barok): halsen klokgevels, overige vormen van gevels; • Curaçaose barok (Spaanse barok) /rococostijl: decoraties; • neo-classicisme: (Palladiostijl; herleving van Griekse elementen via de U.S.A.); • Europese kunst: meegebrachte schilderijen, beeldhouwwerken en meubels; • topografische en romantische landschapschilderingen; • geometrische vormen, mozaïek, bloemmotieven, ceramische tegels (decoratief), glas in lood; • dans en muziek. Kunst en sociale, politieke en economische macht: • muziekinstrumenten; • nationalistische kunst; • ‘Nation Building’ en kunst; • Onderhandelingsvoorwerpen: kunstvoorwerpen; • Portretten en landschapsschilderingen. Kunst en vermaak: • dans en muziek: gestileerde dansen, bal masqué; • treaty of concordia; • Romantiek: Weense klassieken; • Nederlandse liederen; • (romantic bordering) meubels: verbindingen, monumentaal; Kunst en multiculturaliteit: • confrontatie met Afrikaanse kunst, invloed op Creoolse kunst.
15
Kunst, wetenschap en techniek: • beton gebruik en mallen. Onderwerp: Cultuur van de Afrikanen in de koloniale periode Het gaat hierbij om de Afrikaanse cultuur vanuit o.a. Guinea, Nigeria, Manoa, Senegal en Angola. Het betreft tevens de ontwikkeling en wederzijdse beïnvloeding van de oorspronkelijke cultuur van de Afrikanen en Europeanen. Accenten binnen het onderwerp • levensbeschouwing: eigen geloof en opgelegd geloof; Afrikaanse normen en waarden; • architectuur: Afrikaanse invloeden op het bouwen van huizen; • beeldende kunst: creativiteit en overleving; Afrikaanse vormentaal (gestileerd, decoraties en symbolen); • muziek en dans: worksongs, protestliederen, klaagzang; • drama: ceremonies. Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie Kunst en religie, levensbeschouwing: • koloniale religieuze voorwerpen; • yoruba, vaudou (voodoo), montamentu, santeria, candomblé; • tambú: ontstaan en ontwikkeling; • Afrikaanse dans; • Muziek: rituele muziek. Kunst en esthetica: • bouwconstructies: slavenhutten, kas krioyo • maskers: gestileerd. Kunst en sociale, politieke en economische macht: • muziekinstrumenten en dans: werkliederen, protestliederen; • nationalistische kunst; • ‘Nation Building’ en kunst; • Onderhandelingsvoorwerpen: sieraden, schelpen, kunstvoorwerpen. Kunst en vermaak: • dans en muziek: muzik di zumbi, tambú, lintendans; • treaty of concordia; • Gueni- en Indiaanse liederen. Kunst en multiculturaliteit: • confrontatie met Europese kunst invloed op Creoolse kunst Kunst, wetenschap en techniek: • ‘kunuku’ huis: verbinden, vlechten, klei, stro Onderwerp: Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw Internationale en nationale stromingen beïnvloeden elkaar en het nationaal cultureel gevoel wordt hierdoor op gang gebracht. Het betreft hier de zoektocht naar de wederzijdse ontwikkelingen en uitwisselingen tussen de culturen.
16
Accenten binnen het onderwerp • levensbeschouwing: basiselementen en creativiteit; migrantenstroom (komst van andere etnische minderheden met hun eigen normen, waarden en cultuur); levensbeschouwing en de smeltkroes; politieke bewustwording; • architectuur: manier van wonen (Antilliaanse architectuur); sociale en ruimtelijke segregatie: bedrijfswoningen voor employees, middelmanagement en werklieden; • muziek en dans: hofdans, dans suites, ballet, instrumentele muziek; specifieke muziekinstrumenten: Antilliaans, Caribisch, Latino; culturele uitwisselingen met het moederland; • beeldende kunst: fotografie en het streven naar realiteit; ambachtelijk werk; van realisme naar abstractie; expressie en landschapsschilderingen; invloed van Europese en Amerikaanse kunst; Afrikaanse kunst en het moderne; • drama: import van theater. Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie Kunst en religie, levensbeschouwing: • Afrikaanse kunst en symbolen; • Migrantenstroom: verschillende geloofsovertuigingen. Kunst en esthetica: • onderzoek naar oorspronkelijkheid; • specifieke muziekinstrumenten (benta, matrimonial, banki); • Antilliaanse muziek (klassiek); • Romantiek in de schilderkunst en muziek; • voorlopers moderne kunst; • Invloeden van internationale stijlen (stijlkenmerken): post-impressionisme, symbolisme, expressionisme, kubisme, art-deco, surrealisme, anti-classicisme; • Europese en Amerikaanse kunstenaars beïnvloed: Paul Gauguin, Winslow Homer. Kunst en sociale, politieke en economische macht: • kunstenaar en opdrachtgever • portretschilderingen • muurschilderingen: vanuit Latijns-Amerika • ‘Harlem Renaissance’ en het Caribisch gebied • 1e klas woning versus 3e klas woning • toegepaste kunst • Afrikaanse diaspora Kunst en vermaak: • organisaties ter bevordering van kunst en cultuur, kunstenaarsbijeenkomsten (Chris Engels en anderen); • Latijns-Amerikaans • Benta, wiri, raspu, matrimonial • Salondans Kunst en multiculturaliteit: • muziek en dans: migrantenstroom vanuit de Caribische eilanden en Latijns-Amerika • primitieve kunst Kunst, wetenschap en techniek: • t.v., radio, film, pathofoon
17
• • • • •
druktechnieken Kaha di orgel: Antilliaanse wals Architectuur: vermenging van stijlen; staal, glas en (gewapend) beton Functionalisme, massaproductie, skeletbouw volkswoningen Europese cultuur, Caribische stijl
Onderwerp: Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950 Het betreft hier het professionaliseren van het kunstbedrijf en participatie in internationale ontwikkelingen. Spanningsveld tussen massacultuur en internationalisering. Accenten binnen het onderwerp • levensbeschouwing: climax van raciale, sociale en economische conflicten; ‘rootsbeweging’ onder de Afro-Antilliaan en de Indo-Antilliaan: cultureel bewustwordingsproces (ontwaken en bewustwording van eigen identiteit); kleding in massacultuur en subculturen; • architectuur: tropenbouw, internationale tendensen; • beeldende kunst: Internationale bewegingen vanuit Amerika en Europa; reclame en massamedia; Caribische kunst en globalisatie (multidisciplines); • muziek en dans: popmuziek, filmmuziek, elektronische muziek, ‘fusion’: wereldmuziek; • drama: forumtheater, Total-art; tv-drama, videoclips, comedy, soaps, film/theater. Specificaties van het onderwerp vanuit domein B invalshoeken voor reflectie Kunst en religie, levensbeschouwing: • muziek: gospel, reggae; • rastacultuur; • conceptuele kunst en mystiek. Kunst en esthetica: • positie kunstenaars: autodidacten/in buitenland opgeleide kunstenaars; • pioniers: Olario, Nepomuceno, Ocalia; • hergebruik, idolen; • muziek: Latijns-Amerikaanse invloed, Cubaanse invloed; • architectuur: Caribean style. Kunst en sociale, politieke en economische macht: • kunst en kitsch: in de bouwkunst en de beeldende kunsten; • positie kunstenaar: overheid en bedrijfsleven, kunstmanifestaties, kunstenaarsuitwisselingen, theatermanifestaties, kunstgaleries; • kenmerken van de Caribische kunst (identiteit van de regio); • muurschilderingen; • invloed van Afrikaanse kunst: Afro-Antilliaans, internationaal: Picasso; • Eurocentrische kunst; • Theater: forumtheater; • Globalisatie: environment, installaties, monumentale kunst. Kunst en vermaak: • dans: disco’s; • stijlkenmerken: Latijns-Amerikaanse muziek, fusion van klassiek Antilliaanse muziek, jazz, salsa antiana, popmuziek, ritmo kombina; • klassiek theater;
18
• • • • • •
musea: tentoonstellingen ter lering en vermaak; karnaval: praalwagen, kostuum, pieces; tumbafestival; Antilliaanse filmproductie, Hollywoodfilm, Broadway, tv, novela, reclame, posters, videoclip, musical; Folklore; Populaire kunst (populair art).
Kunst en multiculturaliteit: • de Caribische kunst versus internationale kunst; • wederzijdse cultuuruitwisseling tussen de Antillen, Nederland en Venezuela; • cultuurvervlakking; • internationale kunst; • Antilliaans volkslied. Kunst, wetenschap en techniek: • Fotografie, audiovisuele vormgeving, computerkunst, elektronische kunst; • monumentenzorg; • reproduceerbaarheid: het kunstzinnige tijdschrift.
2.2
Examenregeling
Voor zowel havo als vwo zijn er twee verplichte onderwerpen, namelijk: • Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950; • Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de eerste helft van de 20e eeuw. Daarnaast wijst E.T.E. jaarlijks uit domein C een extra onderwerp aan voor het havo examen en twee extra onderwerpen voor het vwo examen. Het E.T.E. stelt het aantal en de tijdsuur van de zittingen en het centraal examen vast en maakt indien nodig een beperking en een specificatie bekend van de examenstof.
2.3
Voorbeeldexamens
Er zijn in opdracht van E.T.E. examens gemaakt. Deze zijn nog in de overdrachtsfase aan het veld. Bovendien zijn wegens de veranderingen in het kunstonderwijs de werkzaamheden tijdelijk gestopt. Streven is om in het jaar 2009 de eerste examens te laten plaats vinden voor de havo en in 2010 voor het vwo.
2.4
Advies over onderwerpen voor het CE
De werkgroep adviseert als onderwerp(en) in het eerste examenjaar voor: Havo: • Cultuur van de Afrikanen in koloniale periode of: • Cultuur van de Europeanen in de koloniale periode. Vwo: De werkgroep adviseert als extra onderwerpen voor vwo: • Cultuur van de Afrikanen in koloniale periode; • Cultuur van de Europeanen in de koloniale periode.
19
3. Handreiking voor het schoolexamen (SE) Examenprogramma Muziek, havo/vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit dat van het vak Kunst (algemeen) en van Kunst (muziek). De eindtermen van Kunst (muziek) zijn ingedeeld in de volgende domeinen: Domein D Vaktheorie; Domein E Praktijk; Domein F Oriëntatie op studie en beroep. Het schoolexamen Het schoolexamen heeft betrekking op de domeinen D, E en F, en indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen. De examenstof Domein D: Vaktheorie Subdomein D1: Waarnemen en weten 9. De kandidaat kan: • een muzieknotatie (en een partituur) volgen; • klinkende eenvoudige ritmes en melodiefragmenten noteren; • muzikale aspecten onderscheiden, herkennen en benoemen naar aanleiding van klinkende voorbeelden. Subdomein D2: Analyseren en interpreteren: 10. De kandidaat kan: • muzikale structuren analyseren naar aanleiding van klinkende voorbeelden; • muzikale processen interpreteren; • de eigen muzikale beleving in verband brengen met de muzikale aspecten, betekenissen en functies van muziek. Subdomein D3: Muziek en cultuur 11. De kandidaat kan: • historische ordening aanbrengen in de stijlperioden, regio’s, muzikale vormen en genres vanaf de cultuur van de Indianen, Afrikanen en Europeanen; • verbanden leggen tussen de verschillende cultuurhistorische perioden en daarop gebaseerd deze muziek in sociaal-maatschappelijke context plaatsen; • (on)bekende werken plaatsen op basis van culturele, stilistische, vormtechnische en muziekhistorische argumenten.
21
Domein E: Praktijk Subdomein E1: Zingen en spelen 12. De kandidaat kan: • een gevarieerd repertoire uitvoeren van een en meerstemmige vocale en of instrumentale muziek; • onvoorbereid een melodie / muziekstuk spelen. Subdomein E2: Improviseren en componeren 13. De kandidaat kan • muziek improviseren en componeren vanuit een muzikaal gegeven met gebruik van muzikale materialen en middelen. Domein F: Oriëntatie studie en beroep 14. De kandidaat heeft informatie verzameld over vervolgopleidingen en beroepen waarin kunst (met name muziek) en cultuur een rol spelen.
3.1
Toelichting op de eindtermen voor het schoolexamen
Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het is onderverdeeld in de volgende domeinen: Domein D Vaktheorie; Domein E Praktijk; Domein F Oriëntatie op studie en beroep. Het schoolexamen Het schoolexamen heeft betrekking op de domeinen D, E en F, en indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen. De examenstof Domein D: Vaktheorie Subdomein D1: Waarnemen en weten 9. De kandidaat kan: • een muzieknotatie (en een partituur)3 volgen; • klinkende eenvoudige ritmes en melodiefragmenten noteren; • muzikale aspecten onderscheiden, herkennen en benoemen naar aanleiding van klinkende voorbeelden. Subdomein D2: Analyseren en interpreteren: 10. De kandidaat kan: • muzikale structuren analyseren naar aanleiding van klinkende voorbeelden; • muzikale processen interpreteren; • beleving in verband brengen met de muzikale aspecten, betekenissen en functies van muziek.
3 Alles
wat in dit eindexamenprogramma cursief staat, is alleen bestemd voor de vwo-leerlingen!
22
Eindterm 9 en 10 worden in de volgende aspecten onderverdeeld: • Ritme, maat , tempo, melodie, toonsoort, dynamiek Kennis gekoppeld aan ritme, maat en tempo: • herkennen, benoemen en noteren van de alle notenwaarden, triolen, syncopen, poliritmische figuren in de Antilliaanse, Caribische en Latijns-Amerikaanse muziek in de juiste maatsoorten; • twee- en driedelige maatsoorten, opmaat en polimetriek, maatwisselingen; • herkennen en benoemen en toepassen van tempowijzigingen, accelerando, ritenuto, a tempo; • herkennen, benoemen en toepassen van de begrippen largo, adagio, andante, moderato, allegro, vivace, presto. Kennis gekoppeld aan melodie, toonsoorten en dynamiek: • herkennen en noteren van ontbrekende noten in een melodiefragment in de gsleutel in max. 4 voortekens, dynamische tekens, en het volgen van een genoteerde melodie; • herkennen en benoemen van melodische functies, grondtoon, dominant toon, leidtoon, toonhoogteverloop, sequens, chromatiek, dissonanten; • interpreteren van muzikale melodische spanningen en ontspanningen, veranderingen en contrasten, chromatische effecten; • herkennen en benoemen voortekens, herstellingstekens, alteratie, intervallen, majeur, mineur, tonale en atonale muziek, modulaties, toonladders tot en met 4 voortekens, pentatonische en chromatische toonladder; • noteren van een bourdonbegeleiding; • aangeven van twee-, drie- en vierstemmigheid. Onder de aspecten samenklank en uitvoeringspraktijk valt het onderdeel klankkleur: • herkennen van instrumentgroepen slag-, blaas-, snaar-, toetsinstrumenten, instrumenten uit de Antilliaanse, Caribische cultuur, koren, orkesten. Bij de genoemde instrumentengroepen moet de leerling de muzikale aspecten in relatie tot de muzikale structuren kunnen brengen. Inzicht hebben in het integreren van instrumenten uit andere culturen. Bij de muzikale aspecten 'melodische relaties' en 'muzikale structuren' gaat het onder andere om 'Herkennen van motiefverwerking', 'Analyseren van muzikale zinnen in termen van thema, muzikale zin, voor-, tussen- en nazin', 'Inzicht hebben in de indeling van de hoofdvorm', enzovoorts. Subdomein D3: Muziek en cultuur 11. De kandidaat kan: Historische ordening aanbrengen in de stijlperioden, regio’s, muzikale vormen en genres vanaf de cultuur van de Indianen, Afrikanen en Europeanen; • Cultuur van de pre-koloniale periode voor de komst van de Europeanen: Indiaanse worksong, plainsong, protestliederen, rituele liederen, muziekinstrumenten en voorwerpen: fluit, slaginstrumenten, schelpen, bonen, natuurgeluiden; • Cultuur van de Europeanen in de koloniale periode: protestliederen, klassieke salondans, muziek, renaissance, gregoriaanse
23
zang, de ontwikkeling van de meerstemmige mis, folkloristische muziek, passion, suite in relatie tot kerk, Weense klassieke wals; • Cultuur van de Afrikanen in de koloniale periode: Worksongs, protestliederen, klaagzang: tambu, Afrikaanse muziekinstrumenten (benta, matrimonial, banki, wiri, cabasa, e.d.); • Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel: Antilliaanse klassieke muziek, de Europese romantiek, Latijns-Amerikaanse muziekinstrumenten: gitaar, kwarta, mandoline, kaha di orgel, benta, matrimonial, wiri, salondans-muziek, suites, multiculturele invloeden; • Cultuur van de periode van ‘culturele bewustwording en identiteit': Cubaanse Son, Son montuno, Bolero, enzovoorts, Antilliaanse ritmische poesia, popmuziek (blues, jazz, rock, gospel, soul, reggae, disco, funk, house, new wave, rap, hard-rock), tumbafestival, salsa, bossa nova, salsa Antiana, klassiek Europees (volgens de stijlperioden: renaissance, barok, klassiek, romantiek, modern), klassiek Antilliaanse folklore (seu, tambu, tumba, wals, danza, quadrille, mazurka), stijlen uit de regio: merengue, socca, calypso, zouk, kumbia, cha cha cha, rumba, guaguanco, tango, mexicaanse filmmuziek, mambo, mento, de Noord-Amerikaanse stijlperioden: jazz, blues, swing, bop, soul, gospel en rock. Onder instrumentgroepen verstaan we zowel Westerse instrumenten, als LatijnsAmerikaanse instrumenten, Caribische instrumenten, Afrikaanse instrumenten en Indiaanse instrumenten. Analyse maken van een wereldmuziekstuk. Domein E: Praktijk Subdomein E1: Zingen en spelen 12. De kandidaat kan: • een gevarieerd repertoire uitvoeren van één- en meerstemmige vocale en/of instrumentale muziek; • onvoorbereid een melodie / muziekstuk spelen. Vanuit het notenbeeld wordt een zo groot mogelijke variatie geboden met de volgende aandachtspunten: • zo breed en gevarieerd mogelijk speel- en zangrepertoire; • allerlei ritmische figuren, tempi, maatsoorten, opmaat en maatwisselingen; • majeur, mineur, chromatiek, atonaliteit; • juiste articulatie, ademhaling, frasering; • inzicht hebben in de combinatie van bovenstaande aandachtspunten. Vanuit het gebruik maken van de computer: • ingespeelde melodieën instrumenteren, en/of tot een muzikale vorm arrangeren; • meerstemmige stukken partij voor partij instuderen en bewerken; • akkoordpatronen inprogrammeren, basisbegeleidingen ontwerpen. Subdomein E2: Improviseren en componeren 13. De kandidaat kan: Muziek improviseren en componeren vanuit een muzikaal gegeven met gebruik van muzikale materialen en middelen.
24
Vanuit het improviseren en componeren: • ritmes volgen, improviseren; • melodieën improviseren op een gegeven tekst; • melodie improviseren op een akkoordschema; • scatten, rappen en humanbeat-boxen op een popsong; • componeren van tweestemmige en/of driestemmige liederen of instrumentale partijen. Bij het componeren kan de leerling een muzikaal halfproduct afwerken: • ingespeelde melodieën instrumenteren; • ingespeelde motieven tot een muzikale vorm arrangeren; • bij een ingespeelde begeleiding melodieën schrijven of andersom; • De leerling kan zelf een meerstemmig stuk, partij voor partij, inspelen en bewerken; • Bij het improviseren kan een - al dan niet zelf ontworpen - begeleidingsprogramma voor de basis zorgen waarop vervolgens wordt geïmproviseerd; • Een sequenserprogramma kan voor een loop zorgen: een steeds herhaald akkoordpatroon of basisbegeleiding. Domein F: Oriëntatie studie en beroep 14. De kandidaat heeft: Informatie verzameld over vervolgopleidingen en beroepen waarin kunst (met name muziek) en cultuur een rol spelen. Hierbij wordt gedacht aan: • het bezoeken van internetsites van kunstvakopleidingen; • het bezoeken van internetsites op het gebied van wetenschappelijke opleidingen op het gebied van kunst en cultuur; • interview houden met studenten of docenten van een kunstvakopleiding/wetenschappelijke opleiding op het gebied van kunst en cultuur; • interview, verslag, werkstuk maken over een kunstenaar, kunstvakdocent, kunsthistoricus, (etno)musicoloog, theaterwetenschapper, enzovoorts.
3.2
Voorbeeld les- en leermaterialen, bronnen
Voor CKV 1, 2 en 3 zijn er veel methodes gemaakt. Deze methodes bieden materiaal aan dat bruikbaar is. Uitgangspunt van CAV en kunstvak op de Antillen blijft dat de stof behandeld moet worden vanuit de eigen Antilliaanse context/situatie om van hieruit linken te leggen met buiten de eigen regio. Met een geavanceerde zoekmachine (www.google.com is natuurlijk een zeer geschikte) en een heldere zoekvraag kan een docent of leerling in een uur tijd al veel vinden op het Internet. Om de surfer enigszins op gang te brengen wordt hieronder een lijst gegeven met een aantal bruikbare sites voor Muziek: www.concert.pagina.nl www.concert.nl www.klassiekemuziekgids.net www.musicalfan.net www.popinstituur.nl www.instrumentenweb.com
25
3.3 Praktische opdrachten: eisen m.b.t. onderwerpen en beoordeling De praktische opdrachten zijn van tweeërlei aard: • het instuderen en uitvoeren van composities en het improviseren • afhankelijk van de gekozen invulling, het onderdeel 'muzikale structuren analyseren naar aanleiding van klinkende voorbeelden'. De beoordeling gebeurt aan de hand van onderstaand schema: Onderdelen
Goed
Voldoende
Onvoldoende
Begrijpen van compositie en een specifiek gekozen onderdeel hieruit
Je hebt de dieperliggende betekenis uit de compositie gehaald
Je hebt wat verheldering aangebracht, maar toch heb je de compositie niet helemaal begrepen.
Het lijkt alsof je de betekenis van de compositie niet vat.
Creativiteit
Je versie is creatief, origineel en verrassend.
Jouw geluid getuigt van een eigen inbreng.
Je hebt geen eigen stempel op je werk gedrukt. De aanpassingen die je hebt gedaan zijn slechts heel minimaal.
Efficiënte oplossingen
Je bent op zoek gegaan naar situaties en thema's die perfect passen binnen jouw moderne versie.
De keuzes die je hebt gemaakt om je compositie te ‘herschrijven’ zijn niet steeds even passend.
Je hebt geen moeite gedaan om een actuele invulling te zoeken voor een specifiek onderdeel van je compositie
Geluidsgebruik
Je geluid versterkt de inhoudelijke keuzes die je hebt gemaakt.
Je probeert bewust om te gaan met je geluidgebruik.
Je kiest je geluiden niet secuur.
3.4
Profielwerkstuk
Het profielwerkstuk heeft een studielast van 80 uur. Indien wordt gekozen voor een presentatie van het verrichte werk, kan dat op een van de volgende wijzen plaatsvinden: • een muziekstuk; • een geschreven verslag (onderzoeksverslag, verhalend verslag, recensie, verslag van een enquête of weergave van een interview); • een artikel (uiteenzetting of betoog); • een mondelinge voordracht (uiteenzetting, betoog, groepsdiscussie); • een reeks stellingen met onderbouwing; • een posterpresentatie met toelichting; • een presentatie met gebruik van media (audio, video, ICT).
26
Het profielwerkstuk (en eventuele presentatie daarvan) kan worden opgesteld in een van de talen die op school worden aangeboden. De realisering van de keuze van de kandidaat wordt mede bepaald door de schoolsituatie. Bij het profielwerkstuk wordt het doorlopen proces door de kandidaat gedocumenteerd (onderwerpskeuze, vraagstelling, verrichte werkzaamheden, geraadpleegde hulpbronnen en dergelijke). Dit wordt in de beoordeling betrokken. Voor de beoordeling van het profielwerkstuk wordt gebruik gemaakt van beoordelingscriteria die vooraf aan de kandidaat bekend zijn gemaakt. De beoordeling vindt plaats door de examinatoren van de vakken die bij het profielwerkstuk betrokken zijn. Aan het profielwerkstuk wordt een cijfer toegekend en dit telt mee in het combinatiecijfer.
3.5
Suggesties voor toetsing en afsluiting (PTA)
Het PTA.: Het schoolexamen is geheel een zaak van de school zelf. De invulling van de schoolexaminering wordt vastgelegd in een programma voor toetsing en afsluiting (PTA). • Het programma van toetsing en afsluiting vormt een geheel met het examenreglement; In dit programma van toetsing en afsluiting zijn aanvullende regelingen met betrekking tot het schoolexamen en de vakspecifieke regels vermeld; • In het PTA wordt vermeld wanneer de resultaten van het schoolexamen aan de ouders wordt gerapporteerd; • De school is vrij om het SE naar eigen goeddunken in te richten, uiteraard wel gebaseerd op de bepalingen uit het examenprogramma. In het examenprogramma zijn de inhoudelijke voorschriften gegeven. Daarnaast dient de afsluiting ook te voldoen aan de regels uit het examenbesluit; • De algemene opzet van een PTA bevat naast algemene regels ook vakspecifieke regels: - beschrijvingen per vak waarbij een nadere uitwerking wordt gegeven van de eisen; - evaluatievormen en de wijze waarop de afsluiting plaatsvindt (bijvoorbeeld: periodes, moduleomschrijving, toetsvorm, tijdsduur en weging). Kunst (Algemeen) 4 havo Domein C: Onderwerpen Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950 Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950
Wijze Onderzoek
Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de 1e helft van de 20e Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de 1e helft van de 20e
27
Wanneer Eind periode 1 Eind periode 2
Duur n.v.t.
Onderzoek
Eind periode 3
n.v.t.
Schriftelijke toets
Eind periode 4
60 minuten
Schriftelijke toets
60 minuten
Kunst (Algemeen) 5 havo Domein C: Onderwerpen
Wijze
Wanneer
Duur
Aangewezen onderwerp door E.T.E.
Onderzoek
Eind periode 1
n.v.t.
Aangewezen onderwerp door E.T.E. Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950 Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de 1e helft van de 20e Aangewezen onderwerp door E.T.E.
Schriftelijke toets
Eind periode 2 Tot aan het centraal examen
60 minuten
Maken van voorbeeldexamens
n.v.t.
CE Kunst (Algemeen) 4 vwo Domein C: Onderwerpen Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950
Wijze Onderzoek 1
Wanneer Eind periode 1
Duur n.v.t.
Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950
Schriftelijke toets 1
Eind periode 2
60 minuten
Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950
Schriftelijke toets 2
Eind periode 3
90 minuten
Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de 1e helft van de 20e
Onderzoek 2
Eind periode 4
n.v.t.
Domein C: Onderwerpen
Wijze
Wanneer
Duur
Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de 1e helft van de 20e
Schriftelijke toets 3
Eind periode 1
60 minuten
Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de 1e helft van de 20e
Schriftelijke toets 4
Eind periode 2
90 minuten
Aangewezen onderwerp 1 door E.T.E. Aangewezen onderwerp 1 door E.T.E.
Onderzoek 3
Eind periode 3 Eind periode 4
n.v.t.
Kunst (Algemeen) 5 vwo
28
Schriftelijke toets 5
90 minuten
Kunst (Algemeen) 6 vwo Domein C: Onderwerpen
Wijze
Wanneer
Duur
Aangewezen onderwerp 2 door E.T.E.
Onderzoek 4
Eind periode 1
n.v.t.
Aangewezen onderwerp 2 door E.T.E.
Schriftelijke toets 6 Maken van voorbeeldexamens
Eind periode 2 Tot aan het centraal examen
90 minuten
Cultuur van identiteit en culturele bewustwording vanaf 1950 - Cultuur van het moderne en cultureel nationaal gevoel aan het eind van de 19e eeuw en in de 1e helft van de 20e Aangewezen onderwerp 1 door E.T.E. - Aangewezen onderwerp 2 door E.T.E. -
CE Kunst (Muziek) 4 havo/4 vwo Leerstof a. Muziek & Cultuurgeschiedenis : hoofdstuk 1 b. Luistervaardigheid : hoofdstuk 1 c. Muziektheorie : hoofdstuk 1,2 d. Voorspelen : 1 stuk uit het repertoire
T S S S PO
D 90 90
G 1 1
Periode II
a. Muziek & cultuurgeschiedenis : hoofdstuk 2 b. Luistervaardigheid : hoofdstuk 1,2 c. Muziektheorie : hoofdstuk 1,2,3 d. Voorspelen : 1 stuk uit het repertoire
S S S PO
90 90
1 1
Periode III
a. Muziek & Cultuurgeschiedenis : hoofdstuk 3 b. Luistervaardigheid : hoofdstuk 1,2,3 c. Voorspelen : 1 vrije keuze stuk a. Muziek & Cultuurgeschiedenis : hoofdstuk 4 b. luistervaardigheid : hoofdstuk 4,5 c. Muziektheorie : hoofdstuk 1,2,3,4 d. Voorspelen : 1 klassiek
S S PO S S S PO
90 90
1 1
90 90
1 1
Periode I
Periode IV
Kunst (Muziek) 5 havo / 5 vwo en/of 6 vwo Leerstof
T
D
G
Periode I
Theorie en luistervaardigheid: - Toonladder en intervaltheorie - Partituurlezen, sleutels - Intervallen t/m de kwint - Woordenlijst - Vormanalyse - Benoemen van tempo, dynamiek, maat, opmaat, instrumenten
S
90
1/6
Periode II
- Eén stuk naar keuze - Eén klassiek stuk uit het repertoire (of klassiek naar keuze) - Praktisch musiceren - Eén stuk uit het repertoire
PO
90
2/3
29
Periode III
30
- Muziekstukken uit 5 periodes beluisteren - De bijbehorende muziek- en cultuurgeschiedenis - Twee concertverslagen (15% van je laatste S.O. cijfer)
S
90
1/6
4. Implementatie
4.1
Aanbevelingen voor implementatie
Hieronder volgt een opsomming van aanbevelingen voor implementatie: • ontwikkeling van een lesmethode; • inrichten van vaklokalen; • basis aanschaf gereedschappen/ instrumenten/ apparaten ; • aanwezigheid van computers in de vakloken voor onderzoek van o.a. websites, musea e.a. mogelijkheden (bijvoorbeeld financiële middelen, etc.) tot het bezoeken van kunst- en culturele activiteiten; • creëren van marges in de roosters, vakroosters, decentrale roosters voor teams etc.; • vakspecifiek personeel in dienst van de school; • tussentermen basisvorming een must, instromers vsbo hebben op dit moment geen aansluiting; • ruimte creëren in de basisvorming voor daadwerkelijk basiskennis van alle kunstdisciplines ook voor drama en dans; • in de tussentermen voor Kunst is een omissie voor dans, daarin moet worden voorzien; • het maken van proefexamens ter voorbereiding van centraal examen 2009 en 2010; • samenstellen van basisbegrippenlijst vakspecifiek; • samenstellen basisbegrippen algemeen kunst en cultuur.