Vrijheid en verantwoordelijkheid Analyse van het regeerakkoord VVD-CDA Gerard van Essen & Loes Spaans (CAOP)1 Op 30 september 2010 presenteerden de fractievoorzitters van VVD, CDA en PVV hun regeerakkoord en gedoogakkoord. Inmiddels is het Kabinet Rutte aangetreden dat uitvoering zal gaan geven aan dit akkoord. Wat heeft het regeerakkoord in petto voor de collectieve sector? In deze analyse wordt specifiek gekeken naar de gevolgen van het akkoord voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in de collectieve sector. Dit plaatsen we vervolgens in het perspectief van het ‘Manifest voor een krachtige publieke sector’ en het rapport ‘De grote uittocht’.
Overheidsfinanciën en werkgelegenheid Het kabinet wil de overheidsfinanciën weer gezond maken. Door de vergrijzing, de kredietcrisis en de Europese schuldencrisis is het saneren van de overheidsfinanciën een harde noodzaak. Het regeerakkoord bevat daarom plannen om in totaal 18 miljard euro te bezuinigen. Dit is inclusief de maatregelen van het vorige, toen demissionaire kabinet Balkenende. De 18 miljard euro is het saldo van 22,7 miljard euro aan bezuinigingen en lastenverzwaringen aan de ene kant en 4,7 miljard euro aan investeringen aan de andere kant. Door de maatregelen daalt het financieringstekort volgens het Centraal Planbureau (CPB) met 4,1 %-punt en komt het uit op 0,7% van het bruto binnenlands product in 2015.2 De houdbaarheid van de overheidsfinanciën verbetert door het beleidspakket met 20 miljard euro. Van het ‘houdbaarheidstekort’ dat eerder door het CPB was becijferd op 33 miljard euro resteert in 2015 nog 7 miljard euro. De bezuinigingen van het kabinet treffen vooral de sociale zekerheid, het openbaar bestuur en internationale samenwerking. De bezuinigingen op de sociale zekerheid bedragen ruim 4 miljard euro, op het openbaar bestuur 2,5 miljard. Netto investeert het kabinet alleen in de zorg (700 miljoen). In het onderwijs en de veiligheid (politie en justitie) zijn de bezuinigingen even groot als de investeringen (respectievelijk 1,33 en 0,5 miljard euro). De maatregelen pakken in de kabinetsperiode negatief uit voor de werkgelegenheid en werkloosheid. Voorzag het CPB eerder nog dat het aantal werkzame personen in de periode 2011-2015 met ¼% per jaar zou toenemen, door de voorgestelde maatregelen daalt het aantal werkzame personen met ¼% per jaar. De werkloze beroepsbevolking komt een ½% hoger uit dan voorzien en bedraagt in 2015 6¾%. Op de lange termijn (2040) leiden de maatregelen wel tot een werkgelegenheidsgroei van 1%.
1 2
Met dank aan Wouter van Casteren voor zijn commentaar op een eerdere versie van deze analyse. CPB (27 september 2010), Analyse economische effecten financieel kader, www.cpb.nl.
Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
1 van 11
Door het beleidspakket van het kabinet staat de werkgelegenheid bij de overheid sterk onder druk. De door het CPB eerder voorspelde daling van de werkgelegenheid met 43.000 arbeidsplaatsen in 2015 neemt door de maatregelen toe tot 104.000 arbeidsplaatsen. Dat is 10% van de totale werkgelegenheid bij de overheid. Van de collectieve sector krijgt alleen de zorg er extra werkgelegenheid bij. Naar verwachting is de werkgelegenheid in deze sector in 2015 met 139.000 arbeidsplaatsen gegroeid, waarvan 12.000 arbeidsplaatsen het gevolg zijn van extra investeringen in de zorg. Openbaar bestuur VVD en CDA willen een kleinere overheid. Een overheid die alleen doet wat zij moet doen (“je gaat erover of niet”), liefst zo dicht mogelijk bij de mensen. Om dat te realiseren is het Kabinet Rutte voornemens te snijden in taken en subsidies en de bestuurlijke drukte te verminderen. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen dienen zich te beperken tot hun kerntaken. Per terrein mogen hooguit nog twee bestuurslagen betrokken zijn bij hetzelfde onderwerp. Het kabinet komt met voorstellen om het aantal bestuurders en volksvertegenwoordigers op de verschillende niveaus te verminderen. Op nationaal niveau is het aantal kabinetsleden inmiddels teruggebracht van 27 naar 20. Het aantal ministeries is gedaald van 13 naar 11. Om het aantal volksvertegenwoordigers in de Staten-Generaal te verminderen is een grondwetswijziging nodig. Hiervoor moet de Tweede Kamer in huidige vorm worden ontbonden. Aanpassing kan daarom pas op z’n vroegst in een volgende kabinetsperiode worden gerealiseerd en daarvoor is in beide kamers een tweederde meerderheid nodig. Voor vermindering van het aantal leden van provinciale staten, waterschapsbesturen en gemeenteraden is aanpassing van respectievelijk de Provinciewet, Waterschapswet en Gemeentewet nodig. De coalitiepartijen willen met een kleinere overheid in 2015 6,14 miljard euro bezuinigen. Daarvan moet 1,52 miljard komen van besparingen op de departementen. Dit gebeurt enerzijds door het opleggen van een taakstelling en efficiencykorting en anderzijds door het verminderen van taken en versoberingen. Besparingsmogelijkheden ziet het kabinet in standaardisering en samenwerking binnen de bedrijfsvoering van de kernministeries en standaardisering van processen, outsourcing en clustering van uitvoeringsdiensten. Ook op decentraal niveau wordt gekort op het provincie- en/of gemeentefonds. Het regeerakkoord bevat geen echte discussie over de taken die de overheid wel of niet moet uitvoeren. De voorgestelde maatregelen hebben echter wel effect op de taken van de overheid: taken worden bijvoorbeeld soms verschoven naar een andere bestuurslaag, versoberd, geclusterd, verminderd of niet meer uitgevoerd. In het regeerakkoord staat verder dat het aantal ambtenaren bij alle bestuurslagen wordt verminderd, onder meer door decentralisatie en taakverschuiving richting provincies en gemeenten. Omdat het kabinet moet bezuinigen worden de lonen in de collectieve sector in 2011 bevroren (exclusief de zorg). De vraag is of dit haalbaar is, omdat de lonen afhankelijk zijn van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. In het verleden zijn dergelijke maatregelen niet succesvol gebleken. Bovendien zijn er volgens het CPB geen aanwijzingen dat de lonen in de collectieve sector structureel hoger zijn dan in de marktsector. Het gevaar is reëel dat het bevriezen van de lonen de positie van de overheid op de arbeidsmarkt nadelig zal beïnvloeden. Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
2 van 11
De bezuinigingen zullen volgens het akkoord niet alleen via natuurlijk verloop van ambtenaren kunnen verlopen. Om de kosten van ontslag te beperken zijn de coalitiepartijen voornemens om het arbeidsrecht van ambtenaren gelijk te stellen met dat van de markt. Het gaat hier om het afschaffen van de ambtelijke rechtspositie, niet om het afschaffen van de ambtelijke status. De vraag of er een aparte ambtelijke rechtspositie moet zijn is al langer onderwerp van discussie, met stellige voor- en tegenstanders. Nog afgezien van de besparingscontext waarin gelijkschakeling van het arbeidsrecht nu geplaatst is, lijkt het belangrijk om na te gaan of en zo ja welke onderdelen apart geregeld moeten worden. Uitgaande van het feit dat het werken voor een bijzondere overheidswerkgever bijzondere eisen stelt aan werkgever en werknemer (“Zoals een goed werkgever betaamt” en “Zoals een goed ambtenaar betaamt”), zou er als afgeleide daarvan een vertaling in een te verkiezen juridisch arrangement van aanstelling gevormd moeten worden. Ondanks dat het aanpassen van het arbeidsrechtelijk regime volgens het CPB kan helpen de publieke sector te verkleinen, vindt het CPB de voorgenomen bezuinigingen op het openbaar bestuur en de nullijn op de salarisontwikkeling zeer ambitieus. In zijn analyse van de economische effecten zijn de voorgestelde besparingen daarom niet allemaal overgenomen. Desondanks gaan er veel banen verloren. Het CPB verwachtte eerder al dat bij het openbaar bestuur 35.000 fulltime arbeidsplaatsen zouden verdwijnen. De maatregelen in het regeerakkoord leiden tot een extra werkgelegenheidsverlies van 63.000 arbeidsplaatsen. In totaal gaan er van de 590.000 fulltime arbeidsplaatsen bij het openbaar bestuur in 2015 97.000 verloren (16%), waarvan 16.000 bij het Rijk, 37.000 bij het lokaal bestuur en 45.000 overig. De laatste categorie heeft vooral betrekking op banen die gerelateerd zijn aan (de uitvoering van) de sociale zekerheid. Onderwijs Om tot de top vijf van kenniseconomieën te behoren, wil het kabinet de kwaliteit van het onderwijs verbeteren en hogere prestaties en excellentie stimuleren. Om de kwaliteit te verbeteren wordt de overhead beperkt, zodat er meer ruimte kan komen voor vakmanschap. Het Actieplan ‘Leerkracht van Nederland’ wordt voortgezet, evenals de kwaliteitsverbetering van de PABO en lerarenopleiding. In de PABO komt een differentiatie die leidt tot een brede bevoegdheid voor de hele basisschool, maar een specifieke bekwaamheid voor het jongere of oudere kind. Verder komt de sector binnen een jaar met een beroepsregister waarbij de inschrijving is gekoppeld aan een periodieke bijscholingsvereiste. Het PO, VO en MBO krijgt 150 miljoen euro voor scholing, gekoppeld aan het in ontwikkeling zijnde register met de verplichting voor het onderhoud en waar nodig verhoging van kennis en vaardigheden van docenten en schoolleiders. Verder komt er meer ruimte voor prestatiebeloning, zowel van personen als van teams. Van de onderwijsinhoudelijke thema’s in het funderend onderwijs springt het ‘passend onderwijs’ het meest in het oog. De invoering daarvan wordt voortgezet, maar het totale budget ervoor wordt met 300 miljoen euro verlaagd. Het kabinet wil dat gebouwen, infrastructuur en faciliteiten in het onderwijs in weekeinden en vakanties meer worden gebruikt voor opleidings- en scholingsactiviteiten zoals zomerscholen en leven lang leren-activiteiten.
Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
3 van 11
Wat betreft het beroepsonderwijs wil het kabinet stimuleren dat meer mensen die werkzaam zijn in het bedrijfsleven ook les gaan geven. Het MBO dient meer aansluiting te zoeken bij de arbeidsmarkt en geen opleidingen aan te bieden die daar niet bij passen. In het regeerakkoord is aandacht voor initiatieven op het gebied van werkscholen en vakcolleges. De drempelloze instroom in MBO-2 verdwijnt. Relevant is ook het kabinetsvoornemen om in het MBO een leeftijdsgrens van 30 jaar in te voeren voor publieke bekostiging. Dat kan een belemmering zijn voor werknemers die zich willen bijscholen en voor werklozen en herintreders. Zij en/of hun werkgever moeten de opleiding dan zelf gaan betalen. Volgens de MBO Raad zijn er op dit moment 60.000 30-plussers die een MBO-opleiding volgen, waarvan 22.000 een zorgopleiding volgen. Sectoren als de zorg waar toch al personeelstekorten dreigen zullen van deze maatregel nadeel ondervinden. Bovendien zal deze maatregel ook nadelig uitwerken op de werkgelegenheid in het MBO. Het hoger en wetenschappelijk onderwijs heeft volgens het kabinet een kwaliteitsimpuls nodig. Nederland moet excellente docenten en studenten kunnen aantrekken en Nederlandse toppers kunnen vasthouden. Het kabinet wil de numerus fixus binnen vijf jaar afschaffen. Het kabinet is voornemens om een efficiencykorting op te leggen aan adviesraden en instituten om de bestuurlijke drukte en overbodige stapeling van instituties in het onderwijs terug te dringen. Net als in de rest van de collectieve sector wordt voor topinkomens de hoogte van de ontslagvergoeding gemaximeerd op 75.000 euro en geldt voor iedereen in de komende jaren de nullijn voor de salarisontwikkeling. Vooral dat laatste is relevant, omdat in de Nota Werken in het Onderwijs 2011 (WIO) van het ministerie van OCW de verlaagde raming van het lerarentekort mede afhankelijk is gemaakt van een marktconforme loonontwikkeling.3 Een bevriezing van lonen kan dus volgens OCW leiden tot grotere tekorten dan de thans geraamde 3.600 - 4.000 voltijds leraren in het voortgezet onderwijs in 2014. De plannen van het kabinet leiden per saldo niet tot een investering in het onderwijs. Bezuinigingen en investeringen houden elkaar in balans. De maatregelen leiden volgens het CPB tot 5.000 extra arbeidsplaatsen in het onderwijs. Daarmee groeit de werkgelegenheid in 2015 naar 343.000 fulltime arbeidsplaatsen, een stijging van een ¼% per jaar. Zorg Het regeerakkoord maakt ten aanzien van de zorg onderscheid gemaakt tussen de gezondheidszorg (de curatieve zorg) en de ouderenzorg (de care). Daarnaast bevat het akkoord ook afspraken over de jeugdzorg. Gezondheidszorg Het Kabinet wil de kosten van de gezondheidszorg beter beheersen en de kwaliteit van zorg verbeteren. Om dat te realiseren zet het kabinet onder andere in op versterking van de basis- en ketenzorg, inperking en strikter beheer van het verzekerd basispakket, voortzetting van de marktwerking in de ziekenhuiszorg, het onder 3
Ministerie van OCW (2010), Nota Werken in het onderwijs 2011. www.rijksoverheid.nl
Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
4 van 11
voorwaarden mogelijk maken van winstuitkeringen en versterking van de positie van de Raad van Bestuur ten opzichte van de medisch specialisten. Het kabinet wil daarnaast zorginnovatie versnellen en topzorg concentreren in een paar ziekenhuizen. Ouderenzorg (care) De kosten van de ouderenzorg lopen op, de kwaliteit kan beter en er dreigen personeelstekorten. Het kabinet wil daarom investeren in de ouderenzorg. Het kabinet wil meer zorgmedewerkers, meer (bij)scholing, meer rechten, meer en betere kwaliteitsnormen, een sterkere Inspectie, minder overhead, minder regeldruk, meer buurtzorg, kleinere zorginstellingen en meer maatregelen tegen oudermishandeling. Om de kwaliteit van de ouderenzorg te verbeteren zullen de zorgzwaartepakketten inclusief de opleidingen kostendekkend worden gemaakt. Dit levert 12.000 extra medewerkers op. Er komt een kwaliteitsinstituut die zal ondersteunen bij het opstellen van kwaliteitsnormen en het uitwisselen van best practices, en deze normen zullen als zij zich bewezen hebben ook door de Inspectie worden gehanteerd. De Inspectie zal meer inspecties op de werkvloer uitvoeren en krijgt extra bevoegdheden. Het kabinet wil dat de schaalgrootte van zorginstellingen optimaliseert, omdat dit zou leiden tot een grotere doelmatigheid en kwaliteit van zorg. Dit leidt er volgens het akkoord toe dat er kleinere instellingen komen. Het ontstaan van zorggiganten wordt teruggedrongen. Uit een recente benchmark in de ouderenzorg blijkt dat grote organisaties schaalvoordelen behalen, maar die voordelen nog niet weten om te zetten in meer zorg. Kleinere organisaties presteren beter, maar grote organisaties zijn wel met een inhaalslag bezig.4 Een ander streven is het terugdringen van overhead. Daartoe wordt een normering per sector vastgesteld. Het is de bedoeling dat de werkvloer centraal komt te staan en dat de verpleging en verzorging geen last heeft van overbodige administratieve belasting. Het kabinet wil een experiment starten met regelarme zorginstellingen. De opbrengsten van overheadvermindering gaan terug naar de instelling. Het kabinet wil ook veranderingen doorvoeren in de AWBZ. Zo is het voornemen om de financiering per handeling te vervangen door financiering van resultaten en om het persoonsgebonden budget wettelijk te verankeren. Er zal scheiding van wonen en zorg worden doorgevoerd en de functies dagbesteding en begeleiding zullen worden overgeheveld naar de wet maatschappelijke ondersteuning en de revalidatiezorg naar de zorgverzekeringswet. Verder wordt het recht op gehandicaptenzorg voor cliënten met een IQ boven de 70 geschrapt. Tot slot zal de AWBZ in de toekomst door de zorgverzekeraars worden uitgevoerd, en niet meer per regio door een zorgkantoor. Jeugdzorg De organisatie en effectiviteit van de jeugdzorg wordt aangepakt door middel van een stelselherziening. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van alle jeugdzorg die nu onder het Rijk, de provincies, gemeenten, AWBZ en zorgverzekeringswet valt. In 2009 ging het om een budget van circa 3,4 miljard euro. Het samenvoegen van de financieringsstromen gaat gepaard met een efficiencykorting van 80 miljoen euro in 2015 en oplopend tot 300 miljoen in de jaren daarna. 4
ActiZ (2010), Transitie naar toekomstbestendige zorg. Inzichten vanuit de Benchmark in de Zorg 2010. www.actiz.nl. Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
5 van 11
Daarnaast wordt een eigen bijdrage ingevoerd die in 2015 70 miljoen euro moet opleveren. Personeel Het kabinet wil dat vakmanschap in de zorg weer de ruimte en het respect krijgen die het verdient. Het terugdringen van overhead, een experiment met regelarme zorginstellingen en extra investering in scholing passen in dat kader. Verder willen partijen taakherschikking bevorderen: taken van artsen die door verpleegkundig specialisten en verpleegkundigen kunnen worden overgenomen. Om ouderenmishandeling tegen te gaan, is het kabinet voorstander van een verplichte verklaring omtrent gedrag voor betaald zorgpersoneel. Het kabinet voorziet dat er in de toekomst forse personeelstekorten dreigen. De nullijn voor salarisontwikkeling die voor de overheid in 2011 geldt, is daarom niet van toepassing op de zorgsector. Coalitiepartijen willen dat gouden handdrukken worden beperkt tot maximaal 75.000 euro ontslagvergoeding. Verder wil het kabinet de numerus fixus voor de opleiding geneeskunde afschaffen, om ervoor te zorgen dat er in 2025 een kwart meer artsen kunnen zijn. Deze maatregel lijkt echter moeilijk haalbaar. Uit het overdrachtsdossier van oud-minister Klink blijkt dat dit bijna 1 miljard euro gaat kosten en dat er onvoldoende opleidingscapaciteit is om dit te realiseren. Bovendien is daarmee nog niet de belemmering in de doorstroming van basisarts naar specialist weggenomen. Per saldo investeert het kabinet volgens het CPB 700 miljoen euro in de zorg. Het beleid levert op papier 12.000 extra arbeidsplaatsen op, waardoor de werkgelegenheid in de periode 2011-2015 met 139.000 fulltime arbeidsplaatsen groeit. Dat is een stijging van 2¾% per jaar. Het realiseren van extra arbeidsplaatsen in de zorg zal een grote opgave zijn, mede in het licht van het stopzetten van de publieke bekostiging van deelnemers aan het MBO die ouder zijn dan 30 jaar. Dit treft in het bijzonder de care, waar 30% van de instroom ouder is dan 30 jaar. Bijna 23.000 30-plussers in het MBO volgt een zorgopleiding. Dit zijn vaak herintreders, zij-instromers, doorstromers en mensen die uit een uitkeringssituatie komen, die werken en leren combineren. Veiligheid Het kabinet wil investeren in veiligheid en heeft daarom het voornemen om 3.000 extra politie-agenten aan te stellen, waaronder 500 voor ‘animal cops’ voor de bestrijding van dierenmishandeling. Ook de recherche en de justitiële keten worden uitgebreid. Net als in het onderwijs en de zorg dient bij de politie het vakmanschap weer ruimte en respect te krijgen. Het kabinet wil de veiligheid van werknemers in de publieke sector verbeteren. Daarom nemen werkgevers de aangifte over van werknemers die het slachtoffer zijn van geweld. Het kabinet komt bovendien met een voorstel voor zwaardere straffen op dit type geweld. Het kabinet neemt verschillende maatregelen om de organisatie van de politie efficiënter en effectiever te maken: Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
6 van 11
− Er komt een nationale politie onder verantwoordelijkheid van de minister die belast is met veiligheid. − De opleidingsduur van de politie-academie wordt bekort (met behoud van kwaliteit). Aspiranten politie en Kmar krijgen geen salaris meer of kostenbijdrage in levensonderhoud. − Aanpassing van de Arbeidstijdenwet en de Landelijke Arbeidstijdenregeling politie om meer ruimte te vinden voor het uitvoeren van de primaire taken. − Terugdringen van bureaucratie, overhead en procedures, zodat er meer ruimte komt voor het vakmanschap van de politie en er meer blauw op straat komt. − Er komt een nieuwe functie van politietoezichthouder, met minder (gewelds)bevoegdheden. Er vinden ook bezuinigingen plaats in de juridische keten. Zo worden de mogelijkheden tot hoger beroep verminderd, wordt enkelvoudige behandeling in civiele kantonzaken ingevoerd, worden vrijwel alle groepstaakstraffen vervangen door individuele taakstraffen, wordt de opleiding van rechterassistenten ingekort, wordt het aantal meldkamers beperkt en wordt er minder uitgegeven voor sociale veiligheid. Wat betreft het gevangeniswezen is het kabinet van plan om een deel van de taken te privatiseren, uit oogpunt van versobering en kosteneffectiviteit. Het kabinet investeert 470 miljoen euro in veiligheid. Aan de andere kant vinden er echter ook bezuinigingen plaats, waardoor per saldo investeringen en bezuinigingen tegen elkaar wegvallen. Wat betreft werkgelegenheid vindt een verschuiving plaats: de groei bij politie en het openbaar ministerie gaat ten koste van de werkgelegenheid bij de ministeries Justitie en Binnenlandse Zaken, zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen. De voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet leiden volgens het CPB daarom per saldo tot 1.000 extra arbeidsplaatsen. Dat is echter niet genoeg om de dalende trend te keren. Per saldo verdwijnen er in de komende kabinetsperiode 3.000 arbeidsplaatsen, een daling van ¾% per jaar. In 2015 bedraagt de werkgelegenheid nog 86.000 fulltime banen. Werk en sociale zekerheid Op het terrein van werk bevat het regeerakkoord de volgende afspraken: − Het kabinet beëindigt het diversiteits/voorkeursbeleid op basis van geslacht en etnische herkomst. Selectie moet plaatsvinden op basis van kwaliteit. − Het kabinet streeft naar een sociaal akkoord met werkgevers en werknemers over maatregelen om uit de crisis te komen en wil bevorderen dat werkgevers en werknemers afspraken maken over scholing en langdurige inzetbaarheid. − De lonen in de collectieve sector worden in 2011 bevroren (exclusief de zorg). − De hoogte van de ontslagvergoeding voor topinkomens in de collectieve sector wordt gemaximeerd op 75.000 euro. − Zelfstandigen zonder personeel krijgen een reële kans op overheidsopdrachten. − Het ambtenarenrecht wordt gelijkgetrokken met het arbeidsrecht, zodat voor de overgang van werk naar werk dezelfde voorwaarden gelden als in de private sector. − Alleen CAO’s die aandacht besteden aan leeftijdsbewust personeelsbeleid en duurzame inzetbaarheid worden algemeen verbindend verklaard.
Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
7 van 11
− De levensloopregeling en spaarloonregeling worden geïntegreerd in de vitaliteitsregeling ten behoeve van zorg, scholing, opzetten van een eigen bedrijf, demotie of deeltijdpensioen. Deze regeling kan niet worden gebruikt voor vervroegd uittreden. − Belemmeringen voor thuis- en telewerken worden aangepakt, waaronder stringente Arbo-regels voor thuiswerkplekken. − De overheidsbijdrage aan kinderopvang wordt gecorrigeerd, zodat ouders proportioneel bijdragen. Het kabinet neemt ook maatregelen op het terrein van sociale zekerheid: − De AOW-leeftijd wordt verhoogd naar 66 jaar en gekoppeld aan de levensverwachting. De fiscale bijdrage aan de pensioenopbouw wordt in dat verband aangepast. Vrijwillig doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd blijft aantrekkelijk. − Het kabinet wil één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die de Wajong, WSW en WWB hervormt. De Wajong blijft voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Mensen met een indicatie voor een beschutte werkplek, evenals huidige WSW-ers, houden toegang tot de WSW. Arbeidsgehandicapten met een beperkte verdiencapaciteit worden via loondispensatie aan de slag geholpen bij reguliere werkgevers. − De reïntegratiemiddelen worden beperkt en alleen nog selectief ingezet voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. − De WWB wordt aangepast. Er komt een wettelijke plicht tot tegenprestatie naar vermogen. De bijstand voor inwonenden wordt afgeschaft en de toets op partnerinkomen wordt vervangen door een toets op huishoudinkomen. Er komen strengere voorwaarden en sancties voor jongeren tot 27 jaar die een beroep op bijstand doen. Verder wordt de dubbele heffingskorting in een periode van 20 jaar afgebouwd. Dit heeft als gevolg dat ook de bijstand zal dalen. Op het terrein van de sociale zekerheid (inclusief zorgtoeslag) bezuinigt het kabinet in totaal ruim 4 miljard euro, waarvan 1,4 miljard euro door maatregelen gericht op de Wajong, WSW, WWB en reïntegratie. Het beperken van de toegang tot de Wajong leidt volgens het CPB tot stijging van de werkgelegenheid. Bij de sociale werkvoorziening verdwijnt in 2015 eenderde (30.000 WSW-ers) en op termijn tweederde van de werkgelegenheid omdat de WSW alleen blijft bestaan voor bestaande gevallen en voor nieuwe instroom die een indicatie heeft voor een beschutte werkplek. In 2011 wordt al 120 miljoen euro bezuinigd, oplopend tot structureel 700 miljoen euro in de periode daarna. De werkgelegenheid van WSW-ers verschuift deels naar de reguliere werkgelegenheid, maar per saldo treedt volgens het CPB werkgelegenheidsverlies op omdat niet iedereen in staat zal zijn om een reguliere baan te vinden. De bezuiniging op de sociale werkvoorziening zal ook leiden tot banenverlies voor de begeleidende en ondersteunende medewerkers. Daarnaast verdwijnt er werkgelegenheid bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Manifest voor een krachtige publieke sector Op 14 juli 2010 hebben hoofdrolspelers uit de kring van sociale partners in de publieke sector, wetenschappers en andere betrokkenen bij de arbeidsverhoudingen bij de overheid op persoonlijke titel uit zorg voor ondoordachte bezuinigingen op de Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
8 van 11
publieke sector een manifest gestuurd naar de informateurs Wallage en Rosenthal. Het manifest stelt dat de publieke sector slagvaardiger, efficiënter, beter en goedkoper kan. Uit het eerder gepubliceerde rapport ‘De grote uittocht’ van sociale partners en het ministerie van BZK blijkt echter dat ook bij een kleinere publieke sector de komende jaren een fors deel van het huidige personeel vervangen moet worden. Het is daarom van groot belang om te blijven investeren in de arbeidsmarktpositie en kwaliteit van de publieke sector. Sociale partners benoemen in ‘De grote uittocht’ daarvoor de volgende oplossingsrichtingen: − Wat je als overheid doet, moet je goed doen; − Investeer in sociale innovatie; − Geef uitvoerders en professionals de ruimte om hun werk te doen; − Investeer met hoogwaardig HRM-beleid in je personeel (talenten beter benutten, investeren in loopbaan en gezondheid, beter combineren van werk en privé); − Bied een marktconforme loonontwikkeling. In het manifest pleiten de opstellers voor een gezamenlijk aanpak van politiek en sociale partners. Die aanpak zou de volgende elementen moeten bevatten: bewust kiezen op basis van een gedegen takendiscussie, slimmer en doelmatiger werken in combinatie met een hoogwaardig HRM-beleid, en een beheerste, marktconforme arbeidsvoorwaardenontwikkeling als onderdeel van een breed sociaal akkoord voor de markt en de publieke sector. Regeerakkoord in perspectief van het Manifest Takendiscussie Het kabinet streeft naar een kleinere, efficiëntere en goedkopere overheid. Een overheid die minder taken gaat uitvoeren op minder verschillende niveaus. Met minder bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren. Een echte takendiscussie zoals de opstellers van het Manifest bepleiten is echter niet gevoerd. Dit kan averechts werken: noodgedwongen vertrek van medewerkers en kwaliteit en inhuur van dure externen omdat het werk toch gedaan moet worden. Op den duur leidt dit ook tot verlies van ‘collectief geheugen’ en daarmee verlies van kwaliteit. Doordat er alleen een budgettaire taakstelling is opgelegd en geen personele taakstelling, zullen de departementen deze zelf moeten realiseren. Een adequaat (interdepartementaal) mobiliteitsbeleid, als onderdeel van begeleiding van werk naar werk, zou hieraan ondersteunend kunnen zijn, evenals een participerend arbeidsmarktbeleid. Slimmer werken In het regeerakkoord wordt vooral aandacht besteed aan doelmatiger werken. Bij de rijksoverheid bijvoorbeeld door vergaande standaardisering en samenwerking binnen de bedrijfsvoering van de kernministeries en door clustering van uitvoeringsdiensten via vereenvoudiging en standaardisering van processen, outsourcing en daarna samenvoeging. Daarnaast wordt doelmatiger werken afgedwongen door efficiencykortingen. Doelmatiger werken kan worden gerealiseerd door slimmer te werken. De verschillende concepten van “Slimmer werken” die daarbij vooral ook in de brede publieke sector behulpzaam kunnen zijn worden nog niet uitgewerkt. Slimmer werken Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
9 van 11
kan, mits slim toegepast en in combinatie met hoogwaardig HRM-beleid meer plezier in het werk genereren, motivatie en professionaliteit bevorderen en uiteindelijk leiden tot meer arbeidsproductiviteit. Een verdere uitwerking van deze lijn zou passen in de eerdere programmatische aanpak ‘Slimmer Werken in de Publieke Sector’, zoals deze zomer is geformuleerd door het ministerie van BZK. Slimmer werken kan in grote mate bijdragen aan het oplossen van arbeidsmarktknelpunten, bijdragen aan professionaliteit en een belangrijke impuls zijn voor de zich vernieuwende overheid. Vakmanschap en HRM-beleid In het rapport ‘De grote uittocht’ en het Manifest wordt gepleit voor meer ruimte voor professionals om hun werk te doen en voor een hoogwaardig HRM-beleid gericht op het benutten van talent, loopbaan en gezondheid en de combinatie werk-privé. Ook in het regeerakkoord wordt gepleit voor meer ruimte voor de professional en vakmanschap in het publieke domein. Hierbij worden het onderwijs, de politie en de zorg genoemd. Het kabinet wil dit bevorderen door de overhead, bureaucratie en regels terug te dringen en te investeren in scholing. Het is echter onduidelijk hoe dat moet worden ingevuld. Het terugdringen van overhead leidt bijvoorbeeld niet zonder meer tot meer vakmanschap en professionele ruimte. Verder kunnen de voornemens om werkprocessen te standaardiseren op gespannen voet staan met het idee van professionele ruimte. De overheid als werkgever staat in de komende jaren voor belangrijke uitdagingen: inkrimping en tegelijkertijd verbetering van kwaliteit. Daarbij past een hoogwaardig HRM-beleid. Het akkoord bevat echter op dit gebied geen voornemens specifiek voor de publieke sector. Algemene maatregelen die op dat gebied worden voorgesteld zijn het afschaffen van diversiteits- en voorkeursbeleid (in plaats daarvan het aanpakken van discriminatie en het bevorderen van emancipatie), het bevorderen dat sociale partners afspraken maken over scholing en langdurige inzetbaarheid, cao’s alleen algemeen verbindend klaren als zij afspraken bevatten over leeftijdsbewust personeelsbeleid en duurzame inzetbaarheid, de levensloopregeling en het spaarloon integreren tot een vitaliteitsregeling en het stimuleren van tele- en thuiswerken. Gezien de grote uitdaging waarvoor de publieke sector staat, is een meer specifieke invulling van goed werkgeverschap voor deze sector nog van groot belang. Marktconforme loonontwikkeling In het Manifest pleiten de opstellers voor een marktconforme loonontwikkeling, als onderdeel van een breed sociaal akkoord voor de markt en publieke sector. Het pleidooi voor een marktconforme loonontwikkeling lijkt niet te worden gehonoreerd. Het kabinet is van plan de lonen in de collectieve sector (exclusief de zorg) in 2011 te bevriezen en dat zonodig wettelijk af te dwingen. Het CPB heeft twijfels bij dit plan, aangezien het in het verleden ook niet heeft gewerkt en de loonontwikkeling het gevolg is van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Bovendien zijn er volgens het CPB geen aanwijzingen dat de lonen in de collectieve sector niet structureel hoger zijn dan in de marktsector. Ook is de vraag wat de effecten van versobering van de arbeidsvoorwaarden zijn op de positie van de overheid als werkgever op de arbeidsmarkt, op de motivatie van de ambtenaren en op de kwaliteit van de overheid.
Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
10 van 11
Sociaal akkoord De aangekondigde besparingsmaatregelen en de onvermijdelijke effecten van de versoberde arbeidsvoorwaarden, lijken haaks te staan op de ambitie van behoud van professionaliteit en professionele ruimte, van kwaliteit en ontwikkeling van talent en vakmanschap, het willen behoren tot de top 5 van kenniseconomieën. Zonder gezamenlijke takendiscussie en beleidskeuzes, kunnen de effecten van de besparingen voor zowel werkgevers als werknemers op de langere termijn nadelig uitvallen: De overheid als bijzonder werkgever verliest haar positie als aantrekkelijk werkgever want heeft nauwelijks nog mogelijkheden om talent te vinden en aan zich te binden. De werknemersorganisaties vrezen een verlies van kwaliteit in de publieke dienstverlening als we niet gezamenlijk de discussie aangaan en de belangenbehartiging zijn werk laten doen. De werknemers zelf zien zich onder druk van de omstandigheden in hun individuele professionaliteit aangetast. Van de werknemers in dienst van de overheid, de belangrijkste resource van de overheid en mede bepalend voor het vertrouwen van de burger in de overheid, wordt het uiterste gevraagd onder het gelijktijdig, mogelijk eenzijdig, opleggen van de nullijn. De vraag is of dit de basis is voor het overleg dat het kabinet wil over een sociaal akkoord met werkgever en werknemers over de maatregelen die nodig zijn om uit de crisis te komen. Toch is, om op de langere termijn de kwaliteit van de publieke sector te behouden en tegelijk het doel van een kleine, slagvaardige overheid te bereiken, naast eerder genoemde gedegen takendiscussie een inhoudelijke, gezamenlijke agendering van sociale partners en politiek wenselijk. De vragen die men zich, gegeven de realiteit, daarbij ook kan stellen: Hoe mobiliseren we de gewenste arbeidscapaciteit voor de sectoren waar ze nodig zijn? Hoe kunnen we extra capaciteit aanboren? Hoe kunnen we de eerdergenoemde (arbeids)productiviteit verhogen? Maar ook, kijkend naar de arbeidsvoorwaarden: onder welke omstandigheden presteren mensen in de publieke sector optimaal, welke incentives kun je nog hanteren? Hoe geef je de werkers in de publieke sector enerzijds professionele ruimte en laat je hen toch nog optimaal presteren? Goede arbeidsvoorwaarden, maar ook goede arbeidsverhoudingen zijn onontbeerlijk voor duurzame bedrijfsvoering en duurzame inzetbaarheid.
Lange Voorhout 9-13 | Postbus 556, 2501 CN Den Haag | 070-3765765 | www.caop.nl
11 van 11