P R O T O C O L
Voorwoord In dit protocol beschrijven we hoe we bij Daltonschool In Balans willen omgaan met meer- en hoogbegaafde kinderen. Daarbij willen we aansluiten bij de doelen van het SKBO. We vinden het belangrijk dat ook de meerbegaafden zich prettig voelen op onze school en streven ernaar om ook deze kinderen zowel pedagogisch als cognitief op hun niveau te benaderen. In dit protocol staat stapsgewijs beschreven hoe kinderen in de klas gescreend en gesignaleerd kunnen worden met betrekking tot een ‘cognitieve ontwikkelingsvoorsprong’. De volgende te nemen stappen zullen in dit protocol aan bod komen: Screenen Signaleren Gegevens verzamelen uit andere bronnen Plan van aanpak In het protocol zal gesproken worden over een ‘cognitieve ontwikkelingsvoorsprong’ in plaats van ‘hoogbegaafdheid’. We kunnen namelijk pas spreken van een hoogbegaafd kind, als er een diagnose is gesteld. Deze diagnose kan gesteld worden door onze IB’er. Zij kan een IQ-onderzoek doen. Toch is het gemakkelijk om te weten wat ‘hoogbegaafdheid’ precies inhoudt, als je de kinderen in de klas wilt screenen en signaleren. Om die reden wordt dat eerst in het protocol vermeld. Wat de te nemen stappen zijn na een positieve signalering, is per kind verschillend. Als school hebben we het volgende te bieden: - ‘De onderzoekers’ - Extra uitdaging door groepsdoorbrekend werken (Kien) - Compacten en verrijken - Uitdagend materiaal in de Orthotheek - Versnellen Door de leerkracht, IB’er, ouders en kind wordt besproken wat de beste keuze is voor het betreffende kind. Bij de meeste stappen staat vermeld wat het nummer is van het desbetreffende formulier. Dit betekent ook dat, dat formulier op de computer te vinden is en dus digitaal kan worden ingevuld. Jaarlijks in mei zal dit protocol worden geëvalueerd.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
1
Daltonschool In Balans, mei 2013
Inhoudsopgave
1. Wat is hoogbegaafdheid? Kenmerken van baby tot schoolkinderen Onderpresteerders
blz. 3
2. Screenen Groep 1-2 Groep 3 t/m 8 Onderpresteerders
blz. 10
3. Signaleren Groep 1-2 Groep 3 t/m 8
blz. 12
4. Gegevens verzamelen uit andere bronnen De stand van zaken en vervolgtraject Toetsgegevens kleuters/groep 3 t/m 8 Leerlingvragenlijst
blz. 14
5. Plan van aanpak
blz. 15
6. Stappenplan Groep 1-2 Groep 3 t/m 8
blz. 16
7. -
blz. 17
Mogelijkheden van de school Criteria IQ-onderzoek Compacten en verrijken Versnellen Groepsdoorbrekend werken ‘De Onderzoekers’ Budget Materiaal in Orthotheek
8. Bijlagen
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
blz. 20
2
Daltonschool In Balans, mei 2013
Wat is hoogbegaafdheid? In feite is de term ‘hoogbegaafd’ een verzamelnaam voor een buitengewoon talent. Deze term is dus eigenlijk te algemeen. Dit kan namelijk ook talent zijn in piano spelen of tekenen. Er wordt echter nooit gezegd; ‘zij is een hoogbegaafd vioolspeelster’. Met hoogbegaafdheid wordt dus specifiek het denktalent bedoeld. Het is niet zo dat iemand hoogbegaafd is als er een IQ van 130 of hoger wordt gemeten. Er spelen bij het bepalen van eventuele hoogbegaafdheid meerdere factoren een rol. Bij het bepalen van hoogbegaafdheid, wordt er gekeken naar: - Intelligentie - Persoonlijkheidsfactoren - Omgevingsfactoren
Intelligentie
Eigenlijk is de intelligentie niet meer dan datgene dat bij een intelligentieonderzoek wordt gemeten: de score op een test afgezet tegen een gemiddelde. Een normaalverdeling van intelligentie onder alle mensen laat zien dat de gemiddelde mens een IQ heeft van ongeveer 100. Bij mensen die een IQ hebben tussen de 85 en 100, kunnen we prestaties op een laag tot gemiddeld niveau verwachten. Bij een IQ van 100 tot 115, kunnen er prestaties geleverd worden op gemiddeld tot hooggemiddeld niveau. Mensen met een IQ tussen de 115 en 130 presteren op een begaafd niveau en van mensen met een IQ van boven de 130 mag gezegd worden dat ze presteren op een hoogbegaafd niveau. De grenzen moeten niet zo duidelijk worden gehanteerd als dat ze op papier staan. Als iemand een IQ heeft van 129, dan kunnen de andere beïnvloedende factoren er voor zorgen dat deze persoon ook bij de groep ‘hoogbegaafd’ wordt gerekend. Ook kan het zijn dat iemand met een IQ van 131 niet tot de groep ‘hoogbegaafd’ gerekend worden. Dit kan door een negatieve uiting van de andere factoren.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
3
Daltonschool In Balans, mei 2013
Persoonlijkheidsfactoren
Bij de persoonlijkheidsfactoren speelt creativiteit een belangrijke rol bij hoogbegaafdheid. Iemand moet creatief genoeg zijn om oplossingen te vinden voor problemen, buiten het reguliere kader om. Ook moet iemand scheppend bezig kunnen zijn (tot nieuwe ideeën komen) om tot de groep van ‘hoogbegaafd’ gerekend te kunnen worden. Wie niet uitgedaagd wordt om dit deel van de persoonlijkheid te gebruiken, zal tot minder bijzondere prestaties komen. Hierdoor zal dan ook de derde persoonlijkheidsfactor niet goed tot uiting kunnen komen: doorzettingsvermogen. Als iemand niet geprikkeld wordt om tot bijzondere prestaties te komen zal de drang om door te zetten ook afnemen. De persoonlijkheidsfactoren creativiteit, komen tot nieuwe ideeën en doorzettingsvermogen zijn de belangrijkste factoren als we kijken naar hoogbegaafdheid. Ook kan er gekeken worden naar ‘omgaan met stress’ en goede werk- en leerstrategieën (Heller en Ziegler 2000) of naar lichamelijke factoren, temperament en zelfbeeld (Gagné 2000). Echter de belangrijkste drie, zijn de drie bovengenoemde persoonlijkheidsfactoren.
Omgevingsfactoren
Alle wetenschappers zijn het er over eens dat de omgevingsfactoren bij de definitie over hoogbegaafdheid een belangrijke rol spelen. Zo worden voornamelijk gezin, school en ontwikkelingsgelijken genoemd. Het gezin speelt in de jonge jaren van het kind een belangrijke rol. De mensen in het gezin zijn voor het kind een referentiekader. De manier waarop ouders, broertjes, zusjes en andere intensief betrokkenen op bepaalde prestaties reageren, bepaalt mede of het kind een goede ontwikkeling doormaakt en het onderste uit de kan haalt. Ook de economische situatie van een gezin kan een rol spelen bij de ontwikkeling van een kind. Als een gezin veel zogenoemde ‘rechthoekige educatief entertainment’ heeft (tv, computer, boekjes, enz) en men gewend is om veel met elkaar te praten, zal het kind een voorsprong hebben op een kind uit een gezin waar dit niet het geval is. In de meeste gevallen is deze voorsprong te zien door een grotere woordenschat, een goede zinsbouw en al kunnen vertellen over kleine gebeurtenissen uit het leven. Wie in zijn leeromgeving (school) niet uitgedaagd wordt om zijn creativiteit te gebruiken door bijvoorbeeld werkjes en opdrachten zonder gesloten karakter, zal deze persoonlijkheid sterker ontwikkelen. Een kind dat werkjes doet die te gemakkelijk voor hem blijken, zal weinig scheppend bezig kunnen zijn. Hierdoor ontstaat er demotivatie of ontwikkelt het kind belemmerende karaktertrekken zoals faalangst of een negatief zelfbeeld. Tot slot de ontwikkelingsgelijken. Ieder mens heeft ontwikkelingsgelijken nodig om zich te kunnen spiegelen. Spiegeling is een van de voorwaarden van ontwikkeling. Als een bepaald kind voor langere tijd tussen jongere kinderen wordt geplaatst, zal zijn ontwikkeling op een gegeven moment stil komen te staan en na langere tijd zal hij zelf regressief gedrag gaan vertonen. Een hoogbegaafd kind zal daarom meer naar oudere kinderen toe trekken. Dezen hebben hetzelfde ontwikkelingsniveau en zijn dus ontwikkelingsgelijken. Het spel tussen het kind en het oudere kind zal beter tot stand komen dan met een leeftijdsgenoot.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
4
Daltonschool In Balans, mei 2013
Ouders van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong kunnen de eerste problemen zien ontstaan, gedurende de laatste maanden dat een kind op de peuterspeelzaal zit. De wetenschappers Gagné en Heller & Ziegler (2000) noemen nog meer omgevingsfactoren. Zo heeft Gagné het over gebeurtenissen (ontmoetingen, beloningen, ongelukken) en Heller & Ziegler hebben het over kritische gebeurtenissen. Deze kritische gebeurtenis is vaak een moment van bewustwording waarvan de reactie van de omgeving op het kind bepaalt of het daar positief op reageert en zijn bijzondere prestaties blijft tonen. Bij hoogbegaafde kinderen is vooral het moment waarop zij ontdekken dat ze anders zijn dan andere kinderen van groot belang. Dit is ongeveer rond het vierde levensjaar. De andere kinderen zullen corrigerend reageren op het ‘andere’ gedrag van het hoogbegaafde kind. Hierdoor leert hij dat aanpassing wenselijk kan zijn om niet uit de groep verstoten te worden.
Kenmerken van hoogbegaafdheid
Baby’s
Bij een baby kan er nog niet gesproken worden van hoogbegaafdheid. Er zijn wel kenmerken die er op kunnen wijzen dat een kind later hoogbegaafd zal zijn. De kenmerken hierbij zijn dat de baby: -
groter en zwaarder is bij de geboorte, ongeduldig is, kan al snel glimlachen en kijkt veel om zich heen, slaapt weinig, is erg alert, is erg gevoelig, heeft een snelle ontwikkeling, hecht zich aan vaste patronen en regelmaat, is erg aanhankelijk, laat zich vaak horen en eist veel aandacht op, heeft een goed geheugen,
Niet alle kenmerken komen voor, maar over het algemeen genomen komen deze kenmerken het meest voor in de babytijd. Ook bij couveusekinderen kan later blijken dat ze hoogbegaafd zijn.
Peuters
Peuters die hoogbegaafd zijn, vragen erg veel om aandacht. Ze zijn snel uitgekeken op bepaalde dingen en vragen om nieuwe, uitdagende activiteiten. Kenmerken bij hoogbegaafde peuters zijn: -
hecht aan vaste patronen, is ondernemend en zelfstandig, heeft een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong, Dit kan waargenomen worden doordat de peuter de volgende dingen al kent o Aantallen
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
5
Daltonschool In Balans, mei 2013
-
o Tijdsbegrip o Getalbegrip o Ruime woordenschat met opvallend goed taalgebruik o Zeer goed waarnemingsvermogen o Logisch denken heeft een goede fijne motoriek, speelt het liefst met oudere kinderen, kan zich goed concentreren en is erg taakgericht, is perfectionistisch, heeft zichzelf leren rekenen en lezen, kan goed logisch redeneren, heeft een ruime interesse in alles wat er in de omgeving gebeurt. heeft veel energie doet een intensief beroep op de kennis van ouders
Ook hier geldt dat niet alle kenmerken voor hoeven te komen, maar dat deze wel in grote mate waarneembaar moeten zijn.
Kleuters
In deze leeftijdsgroep kunnen de meeste problemen ontstaan. Dit is wel afhankelijk van hoe er op school mee omgegaan wordt. Als er snel wordt gesignaleerd en gehandeld hoeven er geen problemen te ontstaan. Kenmerken m.b.t. cognitieve onwikkelingsvoorsprong bij kleuters zijn: -
heeft zichzelf leren reken en/of schrijven, heeft een zeer goede fijne motoriek, speelt graag met oudere kinderen, is taakgericht en geconcentreerd, kan meerdere dingen tegelijk doen, is zeer leergierig, is zeer energiek en slaapt weinig, heeft een goed geheugen, is perfectionistisch, leert gemakkelijk, heeft een zeer goed taalgebruik, kan goed zelfstandig werken en heeft weinig uitleg nodig, kan meervoudige complexe opdrachten op een goede manier vervullen.
Ook hier hoeven niet alle kenmerken even waarneembaar te zijn.
Kinderen groep 3 t/m 8
Hoe ouder de kinderen worden, hoe makkelijker de kenmerken waarneembaar zijn. De volgende kenmerken van hoogbegaafdheid hebben betrekking op schoolkinderen:
zijn aanzienlijk sneller in het begrijpen en verwerken van nieuwe stof dan gemiddelde leerlingen,
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
6
Daltonschool In Balans, mei 2013
hebben gemakkelijker inzicht in complexe leerstof, zijn intellectueel nieuwsgierig (stellen veel vragen), hebben een zeer goed geheugen, hebben een grote en rijke woordenschat, zijn taakgericht en geconcentreerd (als de motivatie er is of gewekt is), kunnen perfectionistisch zijn (stellen hoge eisen aan zichzelf en vaak ook aan anderen), kunnen zeer creatief denken, zijn in staat om al heel jong verbanden te leggen, hebben dikwijls een overdreven rechtvaardigheidsgevoel, bekijken de wereld door een heel andere bril dan de meeste leeftijdsgenoten, experimenteren graag, zijn kritisch ten opzichte van alles, dus ook van regels, gewoonten en tradities, hebben belangstelling voor veel dingen; hebben een brede waaier van interesses, kunnen moeilijk keuzen maken (veel is er interessant en/of belangrijk), zijn gevoelig voor gevoelens en behoeften van anderen (en houden daar meestal rekening mee, ook ten koste van zichzelf), doorzien sociale patronen en herkennen emoties bij anderen, zijn jonger dan anderen gericht op allerlei vragen, ook levensvragen, (Wat gebeurt er als je dood bent? Waarom maken mensen oorlog?), zijn goed in staat/geneigd zichzelf te vermaken en kunnen dat lang volhouden (bij voldoende interesse en motivatie), nemen initiatief en geven leiding (al dan niet geaccepteerd door leeftijdsgenoten), vooral voor hoogbegaafde leerlingen in de onderbouw van de basisschool geldt, dat zij tekenen op hoger niveau dan leeftijdsgenoten (meer details, eerder perspectief) maar een hekel hebben aan inkleuren, vroeg gericht zijn op letters en woorden (vraagt naar letters en leert zichzelf lezen), vroeg gericht op cijfers en getallen, interesse hebben in onderwerpen die op deze leeftijd niet gebruikelijk zijn (zaken die in het Jeugdjournaal en Klokhuis aan de orde komen).
Onderpresteerders Een hoogbegaafd kind vergelijkt zijn eigen mogelijkheden en capaciteiten met het aanbod in het onderwijs en de mogelijkheden en capaciteiten die andere kinderen laten zien. Het kan zijn dat er voor het hoogbegaafde kind kwalitatief of kwantitatief te weinig uitdaging wordt geboden of dat hij een te grote ontwikkelingsafstand op cognitief en sociaal opzicht ervaart met de andere kinderen. Voor het kind kunnen er dan problemen ontstaan in de vorm van demotivatie voor het onderwijs, intellectueel te weinig presteren, sociale isolatie of sociaal niet-gewenst gedrag vertonen. Demotivatie kan er toe leiden dat, hoewel het kind hoogbegaafd is, de schoolprestaties erg laag uitvallen. Dit kan na een paar maanden in het basisonderwijs al gebeuren. Dit wordt onderpresteren genoemd: Het geleidelijk optreden van een groot verschil tussen de schoolprestaties van het kind en een uiting van de echte mogelijkheden en
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
7
Daltonschool In Balans, mei 2013
capaciteiten van een kind, zoals deze naar voren komen uit observaties en testen wat betreft prestatie, creativiteit en intelligentie. De verklaring voor het onderpresteren is in grote lijnen als volgt. Op veel scholen en klassen wordt het onderwijsaanbod afgestemd op wat een gemiddelde leerling aan zou moeten kunnen. Op zulke scholen bestaat een grote kans dat minderbegaafde en laagpresterende kinderen, maar ook hoogbegaafde en hoogpresterende kinderen in de loop van de tijd motivationele en prestatieproblemen gaan ervaren. Bij minderbegaafde en laagpresterende kinderen gebeurt dit omdat zij weinig of geen beloning krijgen voor hun werk en omdat zij vaak de laagste cijfers scoren. Bij hoogbegaafde of hoogpresterende kinderen vindt prestatievermindering en demotivatie plaats, omdat de leerstof te gemakkelijk en te saai is en omdat er te weinig uitdaging en zelfstandige ontdekmogelijkheden in de leerstof aanwezig zijn. Onderpresteren vindt dus voornamelijk plaats omdat het kind zich uiteindelijk aanpast aan het ‘geringe’ onderwijsaanbod. Het kind wordt gedwongen door het onderwijs om onder te presteren. Hierdoor verliest het kind de interesse en de motivatie.
Negatieve kenmerken
De onderpresteerder: - heeft slechte toets- en proefwerkresultaten. Ze behalen hoge resultaten op Cito en ineens niet meer. - presteert beneden groepsniveau bij één of meer van de vakken rekenen, taal en lezen - heeft huiswerk vaak niet af en maakt dit bovendien met een matige kwaliteit - is voortdurend ontevreden over verrichte werkzaamheden - vermijdt nieuwe activiteiten (om mislukking te voorkomen) - geeft blijk van negatieve zelfwaardering (door agressief gedrag of door zich sociaal terug te trekken) - doet niet graag mee aan groepsactiviteiten - stelt zich onrealistische doelen (te laag of te hoog) - is snel afgeleid, heeft moeite met taakgericht werken - staat onverschillig of afwijkend tegenover de school - wijst pogingen van de leerkracht af om hem te leren zich te gedragen volgens de groepsnormen - heeft weinig of geen vriendjes of vriendinnetjes - Er is een discrepantie tussen thuis en school - Ze hebben lichamelijke klachten (thuis en/of op school) - Ze vragend voortdurend aandacht - Ze zijn goed in observeren en het geven van sociaal wenselijke antwoorden
Positieve kenmerken
De onderpresteerder: - begrijpt en onthoudt onderwerpen uitstekend als hij of zij geïnteresseerd is - heeft een groot verschil in kwaliteit tussen mondeling en schriftelijk werk - heeft een uitzonderlijk grote kennis van feiten - heeft een levendige verbeelding en is creatief - werkt thuis zelf verder aan zelfgekozen schoolprojecten
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
8
Daltonschool In Balans, mei 2013
-
heeft veel gebieden van belangstelling en houdt ervan om dingen te onderzoeken is sensitief in zijn waarneming van zichzelf en andere houdt niet van instampen of inprenten
Bij een goede manier van onderwijs, waar er differentiatie is voor de kinderen, zullen er minder onderpresteerders zijn. Bij differentiatie kunnen hoogbegaafde kinderen zich beter uiten en is er ook voor hen uitdaging te vinden.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
9
Daltonschool In Balans, mei 2013
Signaleren Om kinderen met een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong te kunnen signaleren, is het belangrijk dat je vooraf een screening doet van de hele klas. Zo weet je zeker dat je geen kinderen over het hoofd ziet en dat je ook onderpresteerders opmerkt. In de signaleringsfase wordt er onderscheid gemaakt tussen de groepen 1-2 en de groepen 3 t/m 8. Voor het signaleren van de kinderen maken we gebruik van de digitale versie van het SiDi 3.
Groep 1-2 Het is in de kleuterperiode belangrijk dat kinderen snel worden gesignaleerd. Het kan namelijk voor komen dat kleuters zich aan gaan passen aan de andere kinderen in de klas. Dit kan er voor zorgen dat de kleuter gaat onderpresteren. De volgende stappen worden in groep 1-2 genomen om kleuters te signaleren op een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong. Lijst ‘aanvullende gegevens nieuwe kleuters’ (formulier 1A/bijlage 1) Naast de lijst aanvullende gegevens nieuwe kleuters, die door onze school wordt gebruikt, kan dit formulier worden ingevuld om vooraf eventuele kenmerken van een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong kunnen herkennen. Deze kan na een positieve signalering gebruikt worden als extra materiaal om de vermoedens te ondersteunen.
Signaleren met ‘Kijk’ In de kleuterklassen wordt de ontwikkeling van de kinderen gevolgd met ‘Kijk’. Het is overbodig om daar een aparte screeningslijst naast te gebruiken. Het is wel de bedoeling dat er bij de ontwikkeling van de kleuters extra wordt gelet op de volgende punten:
-
Kan logisch denken Gebruikt moeilijke woorden en zinnen Adequaat woordgebruik Rijke fantasie Overziet hoeveelheden, telt tot 20 Sterk geheugen Heeft oog voor detail Is nieuwsgierig en stelt vragen Sterke concentratie
-
Heeft zelfvertrouwen Positief beeld eigen mogelijkheden Opgenomen in de groep Is empatisch Komt op voor zichzelf Is zelfstandig Is taakgericht Is een doorzetter
Als je zeker wilt zijn van je bevindingen mag je natuurlijk wel altijd gebruik maken van de jaarlijkse signalering. (formulier 1B 1-2)
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
10
Daltonschool In Balans, mei 2013
Groep 3 t/m 8 In de groepen 3 t/m 8 wordt er voor het signaleren van de kinderen uit de hele klas een vast moment geprikt in het jaar. Deze screening zal in oktober plaats gaan vinden. Hiervoor worden de volgende stappen ondernomen: Signaleringsslijst (formulier 1B 3-8/bijlage 2) Door middel van de 21 punten die te vinden zijn op de screeningslijst, kunnen alle kinderen uit de klas worden gescreend op een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong. De punten van deel 1 op de lijst worden gebruikt voor het leeraspect van het kind. Als een kind hier vijf of meer kruisjes behaald, is het de bedoeling dat deel 2 ook wordt ingevuld. Dit wordt automatisch aangegeven. Heeft het kind meerdere kruisjes op deel 2, dan kan er sprake zijn van onderpresteren (zie volgende stap). Zo niet, dan moet dit kind toch in de gaten worden gehouden. Ingevulde lijst graag opslaan op de leerkrachtenmap hoogbegaafdheid Ingevulde lijsten SiDi 3 kies dan je klas. Onderpresteren (formulier onderpresteren/bijlage 3) Zoals hierboven beschreven, kan het zijn dat een kind onderpresteert, als hij/zij vijf of meer kruisjes heeft bij deel 2. Het is gewenst om eerst bij dit kind de ‘signaleringslijst onderpresteren’ af te nemen, voordat je met de kinderen, die u eerder gescreend heeft, naar de volgende stap gaat. Blijkt het kind een onderpresteerder te zijn, dan kun je hem/haar tegelijkertijd met de andere kinderen meenemen naar het vervolgonderzoek.
Wat te doen met tussentijds ingestroomde leerlingen Tijdens het aannamegesprek is het belangrijk dat de directeur en/of bouwcoordinator ook navraag doet naar de schoolprestaties van de nieuwe leerlingen. De verhuisrapportage en aanvullende gegevens vanuit toetsresultaten van de vorige school wordt bekeken door de Intern begeleider. Eventuele opvallendheden worden in DCS geplaatst en met desbetreffende leerkrachten besproken door de Intern Begeleider.
N.b. Als er in de voorgaande jaren bij een kind al een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong is gesignaleerd, dan hoeft u bij dit kind niet verder te gaan na de groepsscreening.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
11
Daltonschool In Balans, mei 2013
diagnostisering Als er kinderen in de klas zitten die positief uit de screening kwamen, gaat u deze kinderen signaleren. Het is belangrijk dat de ouders eerst worden ingelicht over het feit dat u een vermoeden heeft van een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong. Als de ouders zijn ingelicht en zij stemmen in met een vervolgonderzoek, dan gaat u gebruik maken van de observatielijst die digitaal beschikbaar is.
Groep 1-2 Oudergesprek (Formulier 2A 1-2/bijlage 4) Zoals hierboven vermeld, is het belangrijk om de ouders van het kind in te lichten over de vermoedens die u heeft wat betreft een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong. Het gesprek kunt u zelf voeren. Voor het vervolgtraject heeft het de voorkeur om de IB’er bij het gesprek te betrekken. Op het formulier van het oudergesprek, staat puntsgewijs aangegeven waar het gesprek over moet gaan. Het is niet per definitie de bedoeling dat u letterlijk de punten bespreekt met de ouders, maar dat het een spontaan gesprek wordt met open vragen. Aan het einde van het gesprek hoeft het nog niet te worden vastgesteld of er sprake is van een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong, maar hoeft er alleen een indicatie gemaakt te worden. Deze kan worden ingevuld op het desbetreffende formulier. Na het invullen van de indicatie, kunt u er voor kiezen om deze wel of niet met de ouders te bespreken. De bevindingen invoeren in DCS . Diagnoselijst (Formulier 3A 1-2/bijlage 5) Na het gesprek met de ouders gaat u aan de hand van 60 punten het kind observeren. U kunt er voor kiezen dit eerst schriftelijk op het formulier te doen en daarna het formulier digitaal in te vullen. U kunt het formulier ook meteen digitaal invullen. Als u klaar bent met het invullen van de observatie zal er door middel van een tabel te zien zijn hoe het kind scoort op de volgende onderdelen: - Leervermogen - Prestaties - Zelfbeeld - Taakgerichtheid - Motivatie - Sociaal-emotionele vaardigheden - Motoriek - Houding Aan de hand van deze onderdelen kan bepaald worden of het kind inderdaad een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong heeft. U kunt bij ‘conclusie’ aangeven wat de tabel waarneemt. Als u en de IB’er beiden van mening bent dat er sprake is van een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong, dan gaat u met het kind verder naar de volgende stap, ‘het plan van aanpak’. Ingevulde lijst graag opslaan op de leerkrachtenmap hoogbegaafdheid Ingevulde lijsten SiDi 3 kies dan je klas.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
12
Daltonschool In Balans, mei 2013
Groep 3 t/m 8 Oudergesprek (Formulier 2B 3-8/bijlage 4) Net als bij de groep 1-2 is het ook in de groepen 3 t/m 8 belangrijk dat de ouders worden ingelicht over het vermoeden van een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong. Het gesprek dat er gevoerd wordt is inhoudelijk wel anders dan in de groep 1-2. Het heeft de voorkeur, dat u het gesprek voert samen met de IB’er. Die is dan ook op de hoogte van de ontwikkelingen rondom het desbetreffende kind. De punten die moeten worden besproken zijn te vinden op het bijbehorende formulier. Het is de bedoeling dat het een spontaan gesprek wordt met open vragen. Aan het einde van het gesprek, kunt u samen met de IB’er de indicatie invullen. Het is niet de bedoeling dat hier een vaststelling wordt gedaan wat betreft een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong, maar dat het echt alleen een indicatie betreft. Na het invullen van de indicatie kunt u er zelf voor kiezen deze wel of niet met de ouders te bespreken. Diagnoselijst (Formulier 3B 3-8/bijlage 5) U kunt, na het gesprek met de ouders, het kind observeren en de bijbehorende 60 punten invullen. Dit formulier kunt u eerst schriftelijk invullen en daarna digitaal. Ook kunt u er voor kiezen om dit direct digitaal te doen. Het kind zal worden geobserveerd op de volgende onderdelen: - Leervermogen: - Probleemoplossend vermogen - Creatief denken - Overige denkvaardigheden - Motivatie - Werkhouding - Zelfstandigheid - Sociaal-emotionele vaardigheden - Houding tegenover school - Zelfbeeld - Leerprestaties Na het invullen van de observatie, zal een tabel ontstaan waar u uit kunt aflezen of het kind werkelijk een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong heeft. U kunt dan bij ‘conclusie’ aangeven wat u in de grafiek waarneemt. Als u en de IB’er beiden van mening zijn dat er sprake is van een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong, dan gaat u met het kind verder naar de volgende stap, ‘het plan van aanpak’. Ingevulde lijst graag opslaan op de leerkrachtenmap hoogbegaafdheid Ingevulde lijsten SiDi 3 kies dan je klas.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
13
Daltonschool In Balans, mei 2013
Gegevens uit andere bronnen Als uit de observatie is gebleken dat een kind inderdaad een cognitieve ontwikkelingsvoorsprong heeft, is het belangrijk om voor een eventueel vervolgonderzoek door derden of IB’er extra informatie te verzamelen. Of er een vervolgonderzoek plaats zal vinden is aan de ouders. Het verzamelen van extra informatie kunt u doen door middel van de onderstaande stappen. Dit is niet noodzakelijk. Toetsgegevens kleuters/groep 3 t/m 8 (formulier toetsgegevens/bijlage 6) Op deze formulieren vult u alle toetsgegevens in die u beschikbaar heeft van het kind. Dit geeft een overzichtelijk beeld voor derden tijdens een eventueel vervolgonderzoek. Leerlingvragenlijst ( Formulier leerlingvragenlijst/bijlage 7) Deze lijst is alleen bedoeld voor kinderen uit groep 3 t/m 8. Het is niet noodzakelijk om deze in te vullen. Het geeft echter wel een goed beeld over het kind, met betrekking tot school. Dit kan van pas komen bij een vervolgonderzoek.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
14
Daltonschool In Balans, mei 2013
Plan van aanpak Kiezen ouders voor een IQ-onderzoek, dat door onze IB’er afgenomen kan worden, dan zal vanuit die gegevens een plan van aanpak worden geschreven. Willen ouders dat hun kind mee gaat doen met ‘De Onderzoeker’ dan is een IQonderzoek vereist. Als ouders dit niet willen, dan zal er binnen de school een plan van aanpak opgesteld worden. Hierbij kan worden gedacht aan: - versnellen - compacten en verrijken Wat er uiteindelijk wordt gekozen voor het kind zal besloten worden door de leerkracht, de IB’er en de ouders. Het is wenselijk om regelmatig te evalueren of het plan van aanpak (eventueel een handelingsplan) voldoet of dat er wijzigingen plaats moeten vinden. Vanaf dit moment zit een kind in fase 2. N.b. Er kan gekozen worden om voor het opstellen van het plan formulier ‘plan van aanpak’ (bijlage 8) te gebruiken. Dit is niet noodzakelijk.
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
15
Daltonschool In Balans, mei 2013
Stappenplan groep 1t/m 8 (volg de rode vakken)
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
16
Daltonschool In Balans, mei 2013
Mogelijkheden van de school
Intelligentieonderzoek WISC-III-NL
De orthopedagoog/psycholoog van het Zorgteam kan, na toestemming van de ouders, een intelligentieonderzoek afnemen. Ook de Intern begeleider van onze school (tevens Orthopedagoog) mag een IQ-onderzoek afnemen. Met behulp van dit onderzoek kan het Intelligentie Quotiënt worden vastgesteld. Indien ouders zelf willen weten wat het IQ van hun kind is en de school ziet daar geen reden toe, dan kunnen ouders op eigen initiatief een onderzoek laten doen. Dit zullen zij zelf moeten bekostigen. De uitslag van een erkend onderzoek wordt op school uiteraard wel serieus genomen. De WISC III-NL is een algemene intelligentietest die individueel wordt afgenomen bij kinderen van 6 t/m 16 jaar. Het doel van deze intelligentietest is om het cognitief functioneren van kinderen vast te stellen. De afnameduur bedraagt ongeveer 2 uur. De WISC III-NL bestaat uit 13 verschillende subtests die elk een verschillend aspect van de intelligentie meten. De resultaten die het kind behaalt op deze afzonderlijke subtests worden samengevat in een drietal scores. De som van alle scores op de verbale subtests levert het Verbaal IQ op en de som van alle scores op de performale subtests levert het Performaal IQ op. De scores op 10 subtests leveren tezamen het Totaal IQ op. Bij het Verbale gedeelte wordt een beroep gedaan op het redeneren en nadenken met behulp van taal. Het Performale gedeelte bestaat uit opdrachten gericht op meer praktische vaardigheden zoals ruimtelijk-analytisch handelen en vaardigheden op het gebied van “zien-begrijpen-doen”. Met behulp van standaardscores per subtest wordt een “intelligentieprofiel” samengesteld dat in een grafiek uitgezet kan worden. Zo worden de relatief sterke en zwakke cognitieve vaardigheden zichtbaar. Een IQ van 100 is gemiddeld met een speling van 15 punten daaronder en boven. Een IQ > 110 beschouwen we als boven – gemiddeld. Bij een IQ < 90 spreken van beneden gemiddeld. Bij een IQ > 130 spreken we van hoogbegaafdheid. Toestemmingsformulier: Voordat een intelligentieonderzoek wordt afgenomen, geven de ouders toestemming door middel van een toestemmingsformulier. Dit formulier zal worden uitgereikt door de Intern Begeleider. Verslaglegging: Na afname van het intelligentieonderzoek wordt er een verslag gemaakt door de intern begeleider en nabesproken met ouders/verzorgers/leerkracht. De resultaten worden besproken en ook de eventueel verder te nemen stappen. Het verslag wordt ook opgenomen in het digitale dossier van de leerling (genaamd dotcomschool) onder het kopje onderzoek. Als we verwachten dat het probleem te complex is (bijv. in combinatie met AD(H)D en/of Autisme) dan laten we het onderzoek m.b.v. de WISC in handen van bijv. een
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
17
Daltonschool In Balans, mei 2013
GGZ/Herlaarhof, omdat zij een breder beeld krijgen waarop een diagnose al dan niet gesteld kan worden. Dit traject loopt via de huisarts. Als de huisarts behoefte heeft aan aanvullende gegevens, wordt deze opgesteld door onze intern begeleiders.
Compacten en verrijken
(Meer)begaafde kinderen hebben geen behoefte aan herhaling en hebben ook niet veel oefening nodig. Meedoen met de reguliere lesstof leidt bij deze kinderen tot verveling. Ook de leerlingen die geen hoog werktempo hebben en daardoor nooit aan extra werk toekomen, komen in aanmerking voor verbredings- of verdiepingsstof. De leerstof ‘indikken’ noemen we compacten. De oefenstof wordt geminimaliseerd. Andere materialen worden aangeboden naast de reguliere stof om te verbreden en te verdiepen.
* Versnellen Onder versnellen verstaan we een leerjaar overslaan (of meer). De besliswijzer Versnellen van het SPOM (juni 2012) wordt ingevuld door de leerkracht. Deze is te vinden bij de Intern Begeleider. Ook wordt eventueel aanvullend de Versnelling Wenselijkheidslijst (KUN) ingevuld. Deze is te vinden in de zorgmap van de leerkrachten.
‘De onderzoekers’
‘De Onderzoekers’ op Daltonschool In Balans werken elke woensdag onder leiding van een leerkracht aan verschillende thema’s, projecten en uitdagende opdrachten. Bij de selectie van de leerlingen zijn de leerkrachten van de groepen en de plusleerkracht betrokken. Deelname aan ‘De Onderzoekers’ is in principe voor een heel schooljaar. We handelen naar de volgende criteria: -leerling moet zelfstandig kunnen werken -IQ van 125 of hoger -leerling is gemotiveerd om deel te nemen aan ‘De Onderzoekers’ De doelstelling van ‘De Onderzoekers’ is het optimaal benutten van de kwaliteiten van het kind, leerlingen in contact brengen met kinderen van gelijke gezindheid (“peers”) en behoud van interesse in school en leeractiviteiten. Als het mogelijk is willen we maximaal 16 leerlingen in ‘De onderzoekers’
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
18
Daltonschool In Balans, mei 2013
Ouders worden geïnformeerd door de leerkracht hierover. Na een jaar wordt weer bekeken of een kind blijft deelnemen aan deze groep. De school heeft hierin de eindbeslissing.
Budget
Het streven is om elk jaar een vast budget beschikbaar te hebben voor ‘De Onderzoekers’.
Materiaal te vinden in de Orthotheek o o o o o o o o o o
Boek: Hoogbegaafd, nou en? Van Wendy Lammers Topklassers De tafel een keer anders x-sommen in een ander jasje Daltonkeuzetaken MI Slagwerk Rekenen Mapjes techniek Talent Slimme kranten en tijdschriften Denkwerk Kinheim Vooruit
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
19
Daltonschool In Balans, mei 2013
B I J L A G Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
20
Daltonschool In Balans, mei 2013
E N Formulier aanvullende gegevens nieuwe kleuters
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
21
bijlage 1
Daltonschool In Balans, mei 2013
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
22
Daltonschool In Balans, mei 2013
Formulier jaarlijkse signalering 1t/m 8
bijlage 2
1. Wanneer onderstaand grijs vak verschijnt klikt u op ‘Bijwerken”
Deel 1 2. 3. 4. 5. 6.
Noteer de namen van de leerlingen / groep / leerkracht / datum Vervolgens vult u vraag 1 – 12 in (voor zover van toepassing) Bij ‘sterk aanwezig’ zet u een kruisje (het hokje kleurt automatisch blauw) Bij ‘onvoldoende zicht op / twijfelachtig’ noteert u een vraagteken (het hokje kleurt geel) Het advies verschijnt automatisch: ga door naar deel 2 / signalering stopt
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
23
Daltonschool In Balans, mei 2013
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
24
Daltonschool In Balans, mei 2013
Deel 2 7. Namen van leerlingen waarvoor u deel 2 invult verschijnen automatisch (licht groen) 8. Nadat u deel 2 hebt ingevuld (voor zover van toepassing) verschijnt het advies automatisch: ga door naar stap 2 / ga door naar stap 4
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
25
Daltonschool In Balans, mei 2013
Formulier onderpresteren
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
bijlage 3
26
Daltonschool In Balans, mei 2013
Formulier oudervragenlijst
bijlage 4
9. Wanneer onderstaand grijs vak verschijnt klikt u op ‘Bijwerken”
10. Vul eerst de algemene gegevens in
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
27
Daltonschool In Balans, mei 2013
11. Daarna vinkt u de vakjes (Nooit / Soms / Vaak / Altijd) aan die de ouder heeft ingevuld op de papieren vragenlijst 12. Bij een hoge score ‘Vaak’ en ‘Altijd’ kleurt het vak van de titel groen en verschijnt de tekst: een groen vak = een signaal
13. Klik vervolgens op de tab ‘Resultaten oudergesprek’
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
28
Daltonschool In Balans, mei 2013
Resultaten oudergesprek 1. Items die hoog scoren kleuren groen (in dit voorbeeld: Taalvaardigheden / Rekenvaardigheden / Spelvaardigheden / Taakgerichte vaardigheden)
2. Bij de Conclusie wordt het vermoeden wel/niet een ontwikkelingsvoorsprong uitgesproken
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
29
Daltonschool In Balans, mei 2013
Formulier diagnoselijst
bijlage 5
14. Wanneer onderstaand grijs vak verschijnt klikt u op ‘Bijwerken”
15. Noteer de leerlinggegevens 16. Vul de vragenlijst in (maak steeds één keuze: a-b-c-d)
17. Klik vervolgens op ‘Diagnosegrafiek’
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
30
Daltonschool In Balans, mei 2013
Formulier diagnose 1. In de grafiek staan rood en groen gekleurde vakjes (groen = positief / rood = twijfelachtig) 2. Voorbeeld: Motivatie laat een positief beeld zien / Leerprestaties laat een wisselend beeld zien
3. Klik nu op tabblad ‘Resultaten leerkrachtendiagnose’
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
31
Daltonschool In Balans, mei 2013
Resultaten leerkrachtendiagnose 1. Hier zien we een twijfelachtige score voor Prestaties en Motoriek (beide rood gekleurd) 2. De items die aandacht vragen worden in blauw gekleurde vakjes onder ‘Aandachtspunten’ weergegeven
3. Onder ‘Beeld van zorg’ worden de C en D zinnen nog eens weergegeven
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
32
Daltonschool In Balans, mei 2013
Formulier toetsgegevens
bijlage 6
1. Wanneer onderstaand grijs vak verschijnt klikt u op ‘Bijwerken”
2. 3. 4. 5. -
Vul de algemene gegevens in Kies vervolgens de score volgens kalender na doortoetsen + 6 maanden na doortoetsen + 12 maanden Vervolgens kunt u de toetsen invoeren (M2 / E2 / M3 / E3) Daarna de toetsscore Bij geen score kleurt het hokje groen Bij niveau I / A / A+ kleurt het hokje blauw Bij niveau II / B kleurt het hokje groen Bij niveau III / C kleurt het hokje geel Bij niveau IV – V / D – E kleurt het hokje rood
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
33
Daltonschool In Balans, mei 2013
Resultaten toetsgegevens 1. 2. 3.
Noteer de algemene gegevens (naam leerling / ….) Selecteer per vakgebied de toetsscore Advies voor Leerstof aanbod / Leerlijn verschijnt automatisch
Groep 1-2
Groep 3-8
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
34
Daltonschool In Balans, mei 2013
Formulier leerlingvragenlijst
bijlage 7
18. Wanneer onderstaand grijs vak verschijnt klikt u op ‘Bijwerken”
19. De leerling vult het document op papier in 20. Daarna vult u in dit digitale formulier eerst de gemene gegevens in 21. Vervolgens vinkt u de antwoorden van de leerling op de lijst in
22. Klik vervolgens op de tab ‘Resultaten leerlingvragenlijst’
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
35
Daltonschool In Balans, mei 2013
Resultaten leerlingvragenlijst 1. Resultaten van de vragenlijst verschijnen automatisch 2. De vragen waar de leerling het mee eens is (= signaal) zijn blauw gekleurd
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
36
Daltonschool In Balans, mei 2013
Plan van aanpak
Protocol cognitieve ontwikkelingsvoorsprong
bijlage 8
37
Daltonschool In Balans, mei 2013