Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
VOORWOORD Navolgende Ondernemings CAO is tot stand gekomen in overleg tussen de werkgever ProfCore (ProfCore Business Services BV, ProfCore BV, ProfCore Midden-Limburg BV, ProfCore Noord-Limburg BV en ProfCore Beheer BV) en de Vakbonden (FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen, Vakbond ABW). Deze Ondernemings CAO kent een looptijd van 1 april 2010 tot en met 30 juni 2014. Let wel, alle wijzigingen ten opzichte van de vorige CAO gaan in per 1 januari 2011. Deze Ondernemings CAO is opgebouwd uit deel A en deel B. Deel A bestaat uit een aantal bijzondere bepalingen en definities. Deel B bestaat uit 11 hoofdstukken, met algemene bepalingen.
Geleen, december 2010
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD DEEL A BIJZONDERE BEPALINGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Looptijd Definities Werkingssfeer Vertegenwoordiging Hardheidsclausule Overgangsregeling Vervallen regelingen
4 4 4 4 5 5 6
DEEL B I. ALGEMENE BEPALINGEN 8. Werking CAO 9. Deeltijdwerk 10. Inleenkrachten/uitzendkrachten 11. Veiligheid 12. Vakbondskaderleden 13. Fusie, sluiting en reorganisatie 14. Personeelsvereniging 15. Seksuele intimidatie, agressie en geweld
7 7 7 7 7 8 8 8
2. BEGIN EN EINDE DIENSTVERBAND 16. Indeling van functies 17 Bevestiging van aanstelling 18. Dienstbetrekking 19. Proeftijd 20. VERVALLEN 21. Opzegging 22. Einde van rechtswege
9 9 9 10 10 10 10
3. ARBEIDSTIJDEN 23. Basis definities 24. Arbeidsduur 25. Arbeidsduurverkorting 26. Arbeid op zondagen en feestdagen 27. Arbeid in diverse diensten 28. Consignatie 29. Overwerk
11 11 11 12 12 13 13
1
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
4. VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER 30. Algemeen 31. Geheimhouding 32. Zorg ten aanzien van bedrijfsmiddelen 33. Vergoeding van schade 34. Ruilen
14 14 14 14 15
5. SALARIS EN TOESLAGEN 35. Salarisbetaling per maand 36. Salarisgebouw 37. Salarisbetaling in verband met goed functioneren 38. Wijziging van functie 39. Aflopende toeslag 40. Toeslag bezwarende werkomstandigheden (BWO) 41. Studiekostenregeling 42. Jubileumuitkering 43. Pensioen 44. Spaarloon- of Levensloopregeling 45. Zorgverzekering
17 17 17 18 18 19 19 20 20 20 20
6. BETALING VAN OVERUREN 46. Betaling van overuren/bijzondere beloning 47. Betaling van extra diensten 48. Betaling van verschoven uren 49. Betaling van reiskosten en reisuren 50. Ploegentoeslag 51. Vergoeding van verblijfkosten
21 22 22 22 23 23
7. VERLOF EN VAKANTIETOESLAG 52. Definitie verlofdag 53. Verlofrechten 54. Extra verlofrechten voor oudere werknemers 55. Inhouding van verlofdag bij derde ziekmelding 56. Beperking van de verlofrechten 57. Vaststellen verlofdagen 57A. Leegloopregeling 58. Berekening van genoten verlofdagen 59. Doorbetaling van salaris tijdens vakantie 60. Afwikkeling van te veel of te weinig genoten verlofdagen 61. Verval van verlofaanspraken 62. Vakantietoeslag
24 24 24 24 24 25 25 26 26 26 26 27
2
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
8. OVERIGE VORMEN VAN VERLOF 63. Kort verlof 64. Bijzonder verlof 65. Verlof voor eigen rekening 66. Verzuim 67. Gedwongen verzuim
28 28 29 29 29
9. ARBEIDSONGESCHIKTHEID 68. Definitie 69. Melding 70. Zwangerschaps- en bevallingsverlof 71. Salaris bij ziekte A Inkomen B Bonusregeling bij gerealiseerd ziekteverzuim 72. Vakantietoeslag in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid 73. Overlijdensuitkering
31 31 31 31 31 33 33 33
10. OVERIGE BEPALINGEN 74. Periodiek medisch onderzoek 75. WAO-hiaatverzekering 76. Bijdrage werkgever aan vakbondsactiviteiten 77. Vakbondsleden 78. Fietsplan 79. Studiecommissie
34 34 34 34 34 34
11. ONDERTEKENING
36
BIJLAGEN: BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE
1 2 3 4
SALARISGEBOUWEN FUNCTIERASTERS BEROEPSPROCEDURE FUNCTIEWAARDERING WETTEKSTEN
3
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
DEEL A: BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 1: Looptijd Navolgende Ondernemings CAO is tot stand gekomen in overleg tussen de werkgever ProfCore (ProfCore Business Services BV, ProfCore BV, ProfCore Midden-Limburg BV, ProfCore Noord-Limburg BV en ProfCore Beheer BV) en de Vakbonden (FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen, Vakbond ABW). Deze Ondernemings CAO kent een looptijd van 1 april 2010 tot en met 30 juni 2014. Let wel, alle wijzigingen ten opzichte van de vorige CAO gaan in per 1 januari 2011. Artikel 2: Definities In deze Ondernemings CAO van ProfCore wordt verstaan onder: a. werkgever: ProfCore (ProfCore Business Services BV, ProfCore BV, ProfCore Midden-Limburg BV, ProfCore Noord-Limburg BV en ProfCore Beheer BV), statutair gevestigd te Sittard-Geleen en kantoorhoudende te Geleen. b. werknemer: Diegene die in dienst van de werkgever tegen salaris arbeid verricht. Als zodanig worden niet aangemerkt: de bestuurder, vakantiewerkers en stagiaires en ter beschikking gestelde uitzendkrachten en gedetacheerden. c. Ondernemingsraad: de Ondernemingsraad van ProfCore. d. basissalaris: het bruto maandsalaris (=tabelloon conform salarisgebouw) vermeerderd met een eventuele; persoonlijke toeslag, overgangsregeling, ploegentoeslag, projecttoeslag en/of functietoeslag. e. uursalaris: een afgeleide van het basissalaris. f. aflopende toeslag; toeslag ter compensatie van inkomensverlies bij wisseling tussen diensten. g. jaar: een periode van 1 januari tot en met 31 december h. week: een periode van zeven aaneengesloten dagen van maandag tot en met zondag; i. vakkracht: een vakkracht is de werknemer die een functie uitoefent welke functie volgens het functiegebouw bij ProfCore kan worden ingedeeld. j. bedrijfsongeval: een ongeval dat de werknemer overkomt tijdens zijn werkzaamheden in het bedrijf van de werkgever of het bedrijf van de opdrachtgever, dat ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolge heeft als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet. Onder ernstig lichamelijk letsel wordt verstaan: schade aan de gezondheid, die binnen 24 uur na het tijdstip van de gebeurtenis leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar redelijk oordeel blijvend zal zijn. Een bedrijfsongeval moet in principe direct door de werknemer worden gemeld bij de opdrachtgever waar het bedrijfsongeval plaatsvond. Een dergelijk ongeval wordt gerapporteerd aan de Arbeidsinspectie. Artikel 3: Werkingssfeer Alle werknemers in dienst van ProfCore Business Services BV, ProfCore BV, ProfCore MiddenLimburg BV, ProfCore Noord-Limburg BV, ProfCore Beheer BV Artikel 4: Vertegenwoordiging ProfCore wordt door de Directie en het Management Team vertegenwoordigd. 4
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 5: Hardheidsclausule In geval van wezenlijke wijzigingen in wet- en regelgeving zullen partijen bij deze CAO de hiermee verband houdende bepalingen opnieuw bezien en zo nodig in overleg wijzigen. Artikel 6: Overgangsregeling A In het kader van de herstructurering van de arbeidsvoorwaarden per 1 mei 2004 wordt de werknemer per 1 mei 2004, op basis van zijn/haar opleiding en ervaring, ingedeeld in de salarisgroep conform het Salarisgebouw ProfCore 1 mei 2004. Deze indeling is een voorlopige indeling. Het verschil tussen het nieuwe basissalaris en het oude basissalaris wordt dan omgezet in een persoonlijke toeslag (PT 1 zonder indexering). Deze persoonlijke toeslag wordt nog verhoogd met de eventuele op 30 april 2004 geldende blijvende toeslag (PT2 met indexering). Over deze persoonlijke toeslag zullen in de toekomst geen algemene salarisverhogingen meer worden berekend. Wel zal deze persoonlijke toeslag waardevast zijn. Hiermee wordt bedoeld dat deze toeslag wel zal worden aangepast met een percentage dat wordt afgeleid van de CBS-index “alle huishoudens afgeleid”, doch dat dit percentage nimmer hoger kan zijn dan de in het kader van de CAO onderhandelingen overeengekomen generieke salarisaanpassing voor de ProfCore werknemers. Toeslagen (zoals ploegentoeslagen) zullen worden berekend over het nieuwe basissalaris inclusief de persoonlijke toeslag Het oude salaris (salaris per 30 april 2004) kan bestaan uit de volgende onderdelen: o het basissalaris op 30 april 2004; o de gemiddelde ploegentoeslag over de maanden februari, maart, april 2004; o de op 30 april 2004 geldende beoordelingsbetalingspremie; o het op 30 april 2004 geldende garantieloon; o de op 30 april 2004 geldende aflopende toeslag; Het nieuwe salaris per 1 mei 2004 o het nieuwe basissalaris conform de indeling, op basis van opleiding en ervaring, met inachtneming van artikel 2 lid g, in het Salarisgebouw ProfCore 1 mei 2004; o de persoonlijke toeslag (PT 1), dit is het verschil tussen het oude basissalaris en het nieuwe basissalaris per 1 mei 2004, verhoogd met de op 30 april 2004 geldende blijvende toeslag (PT 2) en verhoogd met een derde van het saldo van de op 30 april 2004 geldende beoordelingsbetalingspremie en een derde van het op 30 april 2004 geldende garantieloon;. o de vanaf 1 mei 2004 geldende aflopende toeslag o de ploegentoeslag (berekend conform het nieuw geldende percentage voor 2-, 3- of 5 ploegendienst) berekend over het nieuwe basissalaris inclusief persoonlijke toeslag;. Met ingang van 1 januari 2006 vindt er een definitieve indeling plaats. Het nieuwe basissalaris zal worden aangepast. Een eventueel hoger basissalaris wordt verrekend met de persoonlijke toeslag 1 (PT1). Er worden geen vergoedingen verstrekt met terugwerkende kracht vóór 1 januari 2006.
5
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
De werknemer heeft recht op een bruto uitkering (overgangsregeling) gelijk aan twee derde van het saldo van de op 30 april 2004 geldende beoordelingsbetalingspremie en twee derde van het op 30 april 2004 geldende garantieloon, maal het product van alle op 1 mei 2004 volledig gewerkte dienstjaren, maal 5; De uitkomst van deze berekening zal maandelijks worden uitgekeerd. Over deze berekening wordt ook 8% vakantietoeslag toegekend, welke wordt uitbetaald overeenkomstig artikel 62 lid 2 van deze CAO. Deze uitkering loopt uiterlijk tot de (vroeg)pensioen datum. De uitkering komt te vervallen als het dienstverband eindigt. Artikel 7: Vervallen regelingen Alle arbeidsvoorwaardenregelingen vermeld in de voorgaande Ondernemings CAO’s, alsmede de P-Gids die bij ProfCore tot 1 mei 2004 golden worden door deze Ondernemings CAO ProfCore vervangen en komen derhalve te vervallen.
6
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
DEEL B: 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 8: Werking CAO Alle bepalingen van deze CAO zijn standaardbepalingen. Artikel 9: Deeltijdwerk 1. De werkgever zal een verzoek van een werknemer om in deeltijd te gaan werken, positief tegemoet treden. Hij zal serieus nagaan of er mogelijkheden zijn, dan wel op termijn kunnen zijn, om aan het verzoek van de werknemer tegemoet te komen. Indien de werkgever geen mogelijkheden ziet het verzoek van de werknemer in te willigen dan zal hij dit beargumenteerd aan de werknemer meedelen. Een verzoek van de werknemer om in deeltijd te kunnen werken zal door de werkgever niet worden afgewezen dan nadat hij daarover met de werknemer overleg heeft gepleegd. De werknemer kan een vertrouwenspersoon bij het gesprek aanwezig laten zijn. 2. Op werknemers, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 40 uren per week berekend over een periode van maximaal één jaar, zijn de bepalingen van deze CAO naar evenredigheid van dit mindere aantal uren ten opzichte van de gemiddelde 40-urige werkweek van toepassing. Artikel 10: Inleenkrachten/uitzendkracht Op de inleenkracht/uitzendkracht die is aan te merken als een vakkracht en werkzaam is ten behoeve van de werkgever die ressorteert onder deze CAO, zijn de bepalingen ter zake de salaristabellen en de vakantietoeslag, alsmede de reiskosten- en reisuren vergoeding van deze CAO van toepassing. Evenzo zijn ten aanzien van de werktijden de overeengekomen (gemiddelde)werkweek en de daarbij passende toeslagen c.q. vergoedingen van toepassing. Artikel 11: Veiligheid 1. De werkgever zal de werknemer informatie verschaffen welke nodig zijn voor de veiligheid in zijn onderneming en de onderneming van de opdrachtgever, zulks met inachtneming van de wettelijke voorschriften. 2. De werknemer kan niet worden verplicht tot het verrichten van werkzaamheden waarbij aan de wettelijke voorschriften omtrent veiligheid niet is voldaan. 3. Indien voor de werkzaamheden bij de opdrachtgever veiligheidsmiddelen en/of kleding gebruikelijk zijn in vergelijkbare functies en /of omstandigheden en door de werkgever bij de opdrachtgever in rekening zijn te brengen, dan wel bedrijfskleding noodzakelijk en gewenst is, zal de werkgever deze aan de werknemer verstrekken. 4. De werknemer is verplicht eigen veiligheid en die van anderen in acht te nemen, door de werkgever of opdrachtgever gegeven voorschriften op te volgen, veiligheidsmiddelen te gebruiken en voorgeschreven beveiligingen toe te passen. 5. De werknemer, die door de werkgever als bedrijfshulpverlener wordt aangewezen en die op 1 september van enig kalenderjaar in het bezit is van een geldig EHBO- of BHV-diploma en een BHV herhalingsdag heeft gevolgd, ontvangt bij de salarisbetaling in september van dat kalenderjaar een eenmalige vergoeding van € 113,= bruto, waarop de wettelijk voorgeschreven inhoudingen worden toegepast. Artikel 12: Vakbondskaderleden Het is vakbondskaderleden toegestaan informatie te verspreiden in de onderneming, waarin en alwaar zij werkzaam zijn. Zij zullen in verband hiermee niet door hun werkgever worden benadeeld. 7
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 13: Fusie, sluiting en reorganisatie 1. De werkgever die fusiebesprekingen voert, dan wel het voornemen heeft het bedrijf geheel of gedeeltelijk te sluiten en/of het personeelsbestand ingrijpend te reorganiseren, dan wel andere plannen heeft die een belangrijke invloed op de werkgelegenheid zullen hebben, stelt de Vakbonden en de Ondernemingsraad daarvan in kennis. De werkgever zal er naar streven collectieve ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen. 2. De kennisgeving bedoeld in lid 1 van dit artikel dient plaats te vinden zodra verwacht kan worden dat de eventuele fusie, sluiting en/of reorganisatie wellicht doorgang kan vinden. 3. Bij een situatie zoals geschetst in lid 1, zullen de op 5 september 2001 bij wet geregelde SER-Besluit Fusiegedragsregels 2000 gelden, ter bescherming van de belangen van werknemers. 4. Gelijk met de eerdergenoemde kennisgeving, deelt de werkgever tevens mede de redenen die hem tot zijn besluit hebben gebracht, alsmede welke (sociale) gevolgen hij verwacht, indien en voor zover die gevolgen alsdan reeds te overzien zijn. 5. Tezamen met de Vakbonden en de Ondernemingsraad zal door de werkgever, zodra dit noodzakelijk wordt, aandacht worden besteed aan: - het tijdstip waarop het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie voor het uitbrengen van advies zal worden ingelicht; - het tijdstip en de wijze waarop het gehele personeel zal worden ingelicht; - de vraag of en in hoeverre voorzieningen genomen kunnen worden opdat zoveel mogelijk de eventueel nadelige gevolgen voor de werknemers worden voorkomen, weggenomen of verminderd. 6. Over de in de leden 1 en 4 van dit artikel genoemde mededelingen en kennisgeving zullen de vakbond en de Ondernemingsraad geheimhouding betrachten, welke geheimhouding zal duren tot aan het tijdstip waarop het personeel wordt ingelicht, althans ten minste tot aan het tijdstip waarop het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie wordt ingelicht. Artikel 14: Personeelsvereniging Indien de werknemer lid is van de personeelsvereniging van werkgever, wordt de contributie ingehouden via het netto salaris. Artikel 15: Seksuele intimidatie, agressie en geweld Werkgever heeft een regeling inzake “seksuele intimidatie, agressie en geweld.” Deze regeling is opgenomen in het Bedrijfsreglement, onderdeel van het Personeelshandboek. In het kader van deze regeling benoemt de sociale commissie van de Ondernemingsraad in overleg met de werkgever, twee interne vertrouwenspersonen en een externe vertrouwenspersoon, die de werknemer in verband met de klacht of de indiening en/of behandeling daarvan kunnen bijstaan. Aanpassing van het Personeelshandboek vindt plaats in overleg met de Ondernemingsraad.
8
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
2. BEGIN EN EINDE DIENSTVERBAND Artikel 16: Indeling van functies 1. De werkgever deelt de functie van de werknemer in. De werkgever deelt de door hem vastgestelde functie-indeling mee aan de werknemer. 2. De indeling van de functie van de werknemer vindt plaats op basis van het functieraster (bijlage 2). 3. Het bepaalde in lid 2 is van kracht per 1 februari 2009. Er is geen sprake van een vergoeding met terugwerkende kracht. 4. De directie van ProfCore zal zorgdragen voor het onderhoud van de functieomschrijvingen. Artikel 17: Bevestiging van aanstelling 1. De werkgever verstrekt aan de werknemer een schriftelijke bevestiging van zijn aanstelling waarin verwezen wordt naar deze cao en ten minste zijn opgenomen de gegevens als vermeld in artikel 7:655 BW alsmede met inachtneming van artikel 7:626 BW per betalingsperiode een salarisspecificatie. Artikel 18: Dienstbetrekking 1. De dienstbetrekking kan worden aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd. De dienstbetrekking voor bepaalde tijd kan worden aangegaan, hetzij voor een bepaalde periode, hetzij voor een overeengekomen taak (projectcontract). 2. De arbeidsovereenkomst voor een bepaalde periode kan worden aangegaan voor een periode van maximaal 36 maanden. De beperking tot 36 maanden geldt niet voor het verrichten van werkzaamheden in het buitenland, exclusief de Euregio en geldt evenmin voor het verrichten van een overeengekomen taak. 3. Is met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande lid een dienstbetrekking aangegaan voor een nauwkeurig in de schriftelijke overeenkomst vastgestelde periode, dan eindigt deze dienstbetrekking op het moment dat de overeengekomen tijd is verstreken. Dit geldt zonder dat voorafgaande opzegging als bedoeld in artikel 21 is vereist. Wel zal uit het oogpunt van zorgvuldigheid, indien de dienstbetrekking langer dan drie maanden heeft geduurd, de werknemer schriftelijk worden geïnformeerd over het verstrijken van de overeengekomen tijd. Ook is dan geen toestemming van het UWV Werkbedrijf (voormalige CWI) vereist. 4. Is met inachtneming van het bepaalde in lid 1 een dienstbetrekking aangegaan voor de duur van een overeengekomen taak (projectcontract), waarbij evenwel de tijdsduur nodig voor het uitvoeren van de taak tevoren niet nauwkeurig is aan te geven, dan eindigt deze dienstbetrekking op het moment dat de overeengekomen taak ten volle is uitgevoerd zonder dat toestemming van het UWV Werkbedrijf (voormalige CWI) vereist is. 5. Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak (projectcontract) korter dan een half jaar blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één week voor de te verwachten einddatum van de taak op de hoogte te worden gebracht. Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak een half jaar of langer blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één maand voor de te verwachten einddatum van de taak op de hoogte te worden gebracht. 6. Indien een dienstbetrekking voor bepaalde tijd maximaal drie keer voor bepaalde tijd is voortgezet en deze dienstbetrekkingen tezamen niet langer duren dan 36 maanden, eindigt de voortgezette dienstbetrekking van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging als 9
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
bedoeld in artikel 21 is vereist. Ook is dan geen toestemming van het UWV Werkbedrijf (voormalige CWI) vereist is. 7. Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor niet meer dan drie maanden die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane arbeidsovereenkomst voor 36 maanden of langer eindigt die voortgezette dienstbetrekking van rechtswege zonder dat voorafgaande opzegging en zonder dat toestemming van het UWV Werkbedrijf (voormalige CWI) vereist is. 8.Voorafgaande dienstverbanden bij andere werkgevers dan ProfCore tellen niet mee in de keten van verlengingen en tellen tevens niet mee voor de duur van 36 maanden als bedoeld in artikel 18 lid 2. Artikel 19: Proeftijd 1. De eerste twee maanden van de dienstbetrekking zullen over en weer als proeftijd gelden, tenzij schriftelijk is overeengekomen dat een kortere proeftijd dan wel geen proeftijd geldt. 2. Gedurende de proeftijd kunnen zowel de werkgever als de werknemer de dienstbetrekking beëindigen tegen het einde van de werkdag. 3. De onder lid 1 genoemde proeftijd vervalt voor voormalige inleenkrachten, indien er voorafgaand aan de dienstbetrekking een inleenperiode heeft plaatsgevonden van > 2 maanden. Artikel 20: VERVALLEN Artikel 21: Opzegging 1.Opzegging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geschiedt met inachtneming van de termijnen zoals genoemd in artikel 7: 672 BW. 2. Tussentijdse opzegging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is vanuit werkgeverszijde mogelijk met in achtneming van een ontslagvergunning van het UWV werkbedrijf en geschiedt met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand. De werknemer welke zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds wenst op te zeggen is eveneens gehouden aan een opzegtermijn van 1 maand, tenzij werkgever de geldende opzegtermijn aan werknemer kwijtscheld. 3. Opzegging geschiedt met inachtneming van de opzegtermijnen tegen het einde van de maand bij salarisbetaling per maand. Artikel 22: Einde van rechtswege De arbeidsovereenkomst eindigt in ieder geval van rechtswege, zonder dat voorafgaande opzegging vereist is, op de pensioendatum, doch uiterlijk op de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt.
10
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
3. ARBEIDSTIJDEN Artikel 23: Basis definities 1. Onder “dagelijkse werktijd’’ wordt verstaan de tijd waarin de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid verricht. 2. Het dagvenster is een periode met een duur van 12 uur en loopt regulier van 06.00 uur tot 18.00 uur. De werkgever kan in afwijking van het reguliere dagvenster, het dagvenster flexibel inzetten op een drietal aanvangstijden, te weten 05:00 uur, 06:00 uur of 07:00 uur, conform dagvenster van de opdrachtgever, telkens met een maximale duur van 12 uur. 3. Onder dienstrooster wordt verstaan het schema, waarin de voor de werknemer geldende dagelijkse werktijd is vastgelegd. Artikel 24: Arbeidsduur 1. De normale wekelijkse arbeidsduur bedraagt, berekend over een periode van maximaal één jaar, gemiddeld 40 uren per week voor de dagdienst en de wisseldiensten (2 en 3 ploegen). De werkweek is daarbij vastgesteld van maandag tot en met vrijdag, met een minimum aantal werkbare uren van 6 per dag om extreme flexibiliteit van de wekelijkse arbeidsduur in te perken. De Ondernemingsraad zal een controlefunctie gaan uitoefenen ten aanzien van flexibele roosters bij projecten/klanten. Voor de werknemer die op grond van een bestaande regeling minder dan dit gemiddelde aantal uren per week werkt geldt het overeengekomen aantal uren. 2. Voor de werknemer die in structurele continudienst werkzaam is, bedraagt de wekelijkse arbeidsduur gemiddeld 33,6 uur (5 ploegen). 3. Voor de berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gelden ook de uren die volgens het dienstrooster zouden worden gewerkt op nieuwjaarsdag, de 2e paasdag, de Hemelvaartsdag, de 2e Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de nationale feestdag (30 april) en de dagen waarop de werknemer arbeidsongeschikt is, voor zover deze dagen vallen op een dag binnen het dienstrooster, evenals de uren die volgens het dienstrooster zouden worden gewerkt op de kortverlofdagen als bedoeld in artikel 63 en op de vakantiedagen. Artikel 25: Arbeidsduurverkorting 1. Uitgaande van hetgeen in artikel 24, lid 1 wordt bepaald, is een vaste arbeidsduurverkorting van 3,5 dagen per jaar van toepassing. Voor de berekening van de "uren" in deze CAO wordt om deze reden uitgegaan van 39,5 uur per week voor een volledig dienstverband. 2. De werknemer, met uitzondering van hij die in de continudienst werkzaam is, zal voor ieder volledig gewerkt kalenderkwartaal dat hij niet ziek is geweest één extra arbeidsduurverkortingdag verdienen, met een maximum van vier dagen per jaar. Deze extra arbeidsduurverkortingdagen verdient hij boven op de vaste arbeidsduurverkorting van 3,5 dagen per jaar, zoals genoemd in lid 1. Deze extra arbeidsduurverkortingdagen tellen niet mee in de berekening van de ‘uren’ in deze CAO, zoals vermeld in lid 1 van dit artikel. 3. De werknemer die werkzaam is in de continudienst, is in verband met de overeengekomen arbeidsduurverkorting, zoals bedoeld in lid 1, gehouden per kwartaal één extra dienst te werken met een maximum van vier per jaar. Per kwartaal zal deze verplichting vervallen indien de werknemer gedurende een volledig gewerkt kwartaal niet arbeidsongeschikt is geweest. 11
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
De werkgever is hiertoe gehouden per kwartaal een tweetal diensten aan werknemer aan te bieden, om deze in staat te stellen zijn extra dienst te kunnen vervullen. Werkgever neemt hiertoe het actuele dienstrooster, alsmede de arbeidstijdenwet in acht. Per kwartaal zal deze verplichting vervallen indien de werknemer gedurende een volledig gewerkt kwartaal niet ziek is geweest. 4. De werkgever dient de keuze van de vorm van arbeidsduurverkorting alsmede de wijziging van de keuze tot stand laten komen in overleg met de Ondernemingsraad. Indien de werknemer in deeltijd gaat werken dient in de arbeidsovereenkomst tot uitdrukking te komen of arbeidsduurverkorting in tijd dan wel in geld wordt genoten. 5. De rechten van arbeidsduurverkorting zijn op de verlofkaarten van de werknemers terug te vinden onder het verlofsaldo. In 2010 is met instemming van de Ondernemingsraad besloten om deze ADV rechten onder een noemer met de verlofrechten te administreren. Artikel 26: Arbeid op zondagen en feestdagen 1. Op zondagen, zomede op nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, beide Kerstdagen, de nationale feestdag (30 april) zal als regel geen arbeid worden verricht, met uitzondering van hen die werkzaam zijn in de continudienst. Tijdens de lustrumjaren 2015 – 2020 – 2025 zal 5 mei als nationale feestdag worden aangemerkt, zijnde een dag waarop geen arbeid wordt verricht. Dan zal (in dat jaar) de 25e vakantiedag collectief worden vastgesteld op 5 mei als deze valt op een dag waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid zou verrichten, met uitzondering van hen die werkzaam zijn in de continudienst. Artikel 27: Arbeid in diverse diensten Binnen de organisatie wordt er gewerkt in verschillende soorten diensten 1. Onder dagdienst wordt verstaan het verrichten van arbeid van maandag t/m vrijdag, in de regel van 8.00 tot 16.30. 2. Onder ploegendienst wordt verstaan het verrichten van arbeid in een systeem waarin de werktijden van twee of meer (groepen) werknemers (met een normale arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 24 lid 1) op elkaar aansluiten of uitsluitend ten behoeve van het overdragen van de werkzaamheden elkaar in geringe mate overlappen én een tijdsblok van 13 uur overtreft. Hierbij zal door de betrokken werknemer in regelmaat gedurende langere termijn van dienst worden gewisseld. a. Tweeploegendienst: volgens een binnen de grenzen van de Arbeidstijdenwet vast te stellen rooster wordt beurtelings in een ochtend- en middag dienst gewerkt. De werkweek is van maandag t/m vrijdag; b. Drieploegendienst: volgens een binnen de grenzen van de Arbeidstijdenwet vast te stellen rooster wordt beurtelings in een nacht- middag- en ochtenddienst gewerkt. De werkweek kan lopen van zondagavond t/m zaterdagochtend. c. Continudienst: volgens een binnen de grenzen van de Arbeidstijdenwet vast te stellen rooster wordt beurtelings in een nacht-, middag- en ochtenddienst gewerkt. De werkweek is van zondag t/m zaterdag; De arbeidsduur bedraagt gemiddeld 33,6 uur, doch wordt voor berekening van het salaris en de ‘uren’ in deze CAO gelijk gesteld aan een volledig dienstverband, zoals bedoeld in de artikelen 24 en 25 van deze CAO. d. De daartoe aangewezen werknemers dienen in ploegen arbeid te verrichten. e. De in lid 2 bedoelde verplichting geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder. f. De in lid 2 bedoelde verplichting geldt eveneens niet voor werknemers van wie de gezondheidstoestand zulks niet toelaat; bij verschil van mening hierover, kan de overlegging van een medische verklaring, opgesteld en ondertekend door een Nederlandse huisarts worden gevraagd. 12
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
g. Indien de ploegendiensten en/of de roosters worden gewijzigd zal de werkgever dit met instemming van de Ondernemingsraad doen. 3. Onder verschoven uren wordt verstaan: a. uren gedurende welke een werknemer werkt buiten zijn dagvenster, voor zover de werknemer in vier achtereenvolgende weken, met inbegrip van genoemde uren, niet langer werkt dan het aantal werkuren volgens zijn dienstrooster; Artikel 28: Consignatie Gezien het feit dat de organisatie 24 uur per dag bereikbaar wenst te zijn, is er een consignatiedienst ingesteld vanuit de diverse vestigingen/kantoren van ProfCore. Onder consignatiedienst wordt verstaan het buiten het reguliere dienstrooster (van maandag tot en met vrijdag 17:00 uur tot 08:30 uur en op zaterdagen, zondagen en feestdagen) bereikbaar zijn. 1. Bij consignatiedienst zullen de navolgende bruto vergoedingen per feitelijk consignatie-uur worden betaald: a. Op normale werkdagen: per uur 2% van het bruto basissalaris per dag; b. Op zaterdagen, zondagen en feestdagen: per uur 3% van het bruto basissalaris per dag; c. Op 1e Kerstdag, 1e Paasdag en 1e Pinksterdag: per uur 4% van het bruto basissalaris per dag. 2. De berekening van het aantal te vergoeden uren vindt plaats onder aftrek van de tijdens consignatie gewerkte uren. 3. De werkgever wijzigt de consignatiedienst in overleg met de Ondernemingsraad. Artikel 29: Overwerk Onder ,,overuren’’ wordt verstaan: alle extra gewerkte uren op weekbasis waarin wordt gewerkt buiten het dienstrooster, oftewel alle uren > 40 uur per week, lees ook artikel 24 lid 1. Als overuren worden echter niet beschouwd verschoven uren als bedoeld in artikel 27, lid 3 1. De werknemer kan, behoudens het gestelde in lid 2 niet worden verplicht om langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt. 2. De werknemer kan worden verplicht langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt gedurende de eerste tien uren in een periode van vier weken, in de gevallen waarin zulks bij of krachtens de Arbeidstijdenwet is geoorloofd. Van de werkgever wordt daarbij verlangd dat hij rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. De werknemer kan worden verplicht langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt in geval van calamiteiten. Indien de werkgever opdracht geeft tot overwerk voor een of meer afdelingen bij een opdrachtgever geeft hij hiervan kennis aan de Ondernemingsraad. 3. De in lid 2 bedoelde verplichtingen gelden niet voor werknemers jonger dan 18 jaar en niet voor werknemers van 55 jaar en ouder. 4. De in lid 2 bedoelde verplichtingen gelden eveneens niet voor werknemers van wie de gezondheidstoestand zulks niet toelaat; bij verschil van mening hierover kan de overlegging van een medische verklaring opgesteld en ondertekend door een Nederlandse huisarts worden gevraagd. 5. Indien overwerk aanvangt vóór of op dan wel na middernacht en die dag dan wel de vorige dag de dagelijkse werktijd is gewerkt of een zon- of feestdag is, behoeft het werk niet eerder dan 11 uur na het beëindigen van het overwerk te worden hervat. Voor zover deze uren vallen binnen de dagelijkse werktijd wordt daarover het salaris doorbetaald. Eenmaal per 7 etmalen mag de onafgebroken rusttijd worden beperkt tot 8 uur. 6. In het kader van de werkgelegenheid dient regelmatig overwerk tot het uiterste te worden beperkt. 13
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
4. VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER Artikel 30: Algemeen 1. De werknemer is gehouden de werktijden stipt in acht te nemen en op tijd met de hem opgedragen werkzaamheden te beginnen. 2. De werknemer is verplicht hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden welke zich in diens onderneming voordoen, of werkzaamheden welke met deze onderneming verband houden, naar beste krachten te verrichten; hij zal de werkgever of diens vertegenwoordiger terstond kennis geven van enige fout in een hem verstrekte opdracht of van andere feiten en omstandigheden waarvan een goed werknemer kan veronderstellen dat de wetenschap voor de werkgever van belang is. 3. Indien in de onderneming tijdelijk geen aanbod van werk waarvoor de werknemer is aangenomen aanwezig is, dan is de werknemer gehouden andere hem opgedragen passende/vervangende werkzaamheden te verrichten. 4. De werkgever kan de werknemer verplichten werkstaten bij te houden en deze in te leveren op een door de werkgever te bepalen tijdstip. Artikel 31: Geheimhouding Het is de werknemer verboden aan derden bijzonderheden betreffende het bedrijf van de werkgever en de klant mede te delen waarvan hij weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat hij deze geheim behoort te houden. Artikel 32: Zorg ten aanzien van bedrijfsmiddelen 1. Van de door de werkgever verstrekte bedrijfsmiddelen wordt een lijst opgemaakt, die door de werknemer moet worden ondertekend. Onder bedrijfsmiddelen worden onder meer verstaan: machines, computerbestanden, gereedschappen, materialen, voertuigen en geld. 2. De werknemer zal de hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen oordeelkundig en overeenkomstig de bestemming daarvan gebruiken en behandelen en in het algemeen daarvoor de zorg hebben van een goed werknemer. 3. Hij is verplicht aan de werkgever of diens vertegenwoordiger terstond kennis te geven van een gebrek aan of verlies van enig bedrijfsmiddel waarvan een goed werknemer kan veronderstellen dat de wetenschap voor de werkgever van belang is. Artikel 33: Vergoeding van schade 1. Indien de werknemer ingevolge artikel 7:661 BW aansprakelijk is voor door hem veroorzaakte schade, zal deze schade worden vergoed aan de werkgever in termijnen van ten hoogste 1/5 deel van het salaris conform wettelijke regelgeving. 2. De werkgever kan van zijn recht op schadevergoeding slechts gebruik maken indien hij uiterlijk binnen één maand nadat het verlies of de beschadiging is geconstateerd de werknemer schriftelijk mededeling heeft gedaan van zijn voornemen tot verhaal van de daardoor te lijden schade.
14
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 34: Ruilen 1. De werknemer kan, volgens de regels als beschreven in dit artikel, bronnen (vakantieuren, toeslagen of andere financieringsbronnen) ruilen tegen doelen (geld, dan wel fiscaal gefaciliteerde regelingen). Het aldus verkregen geld kan worden doorgestort naar het pensioensparen van de Pensioenverzekering. 2. De volgende bronnen kunnen ten behoeve van de daarbij vermelde doelen worden geruild: a. Vakantie-uren kunnen volgens de wettelijke mogelijkheden worden geruild voor geld, dan wel fiscaal gefaciliteerde regelingen. b. de in deze CAO genoemde toeslagen en overige financieringsbronnen kunnen worden geruild voor geld (uitbetaling ineens), voor tijdsparen of worden aangewend voor het kopen van vrije uren als hierna bedoeld in lid 3. 3. De werknemer die een arbeidsduur heeft als bedoeld in artikel 24 kan per kalenderjaar maximaal 160 uur vrije tijd kopen. Voor de werknemer die een kortere arbeidsduur heeft geldt het evenredige deel. 4. Het ruilen van de bronnen in doelen geschiedt in overleg tussen de werknemer en de werkgever, met uitzondering van het besluit tot de aankoop van (maximaal 160 uur) vrije tijd. Hiertoe kan de werknemer zelf besluiten. De afspraak tussen werkgever en werknemer over bronnen die zullen worden aangewend en de doelen die daarmee worden verworven en/of het besluit van de werknemer tot aankoop van (maximaal 160 uur) vrije tijd is de ruilafspraak. 5. De ruilafspraak moet bij werkgever en werknemer bekend zijn voor 1 januari van het jaar waarin de ruilafspraak van toepassing is en geldt gedurende één kalenderjaar. Voor elk nieuw kalenderjaar kan telkens opnieuw een ruilafspraak tot stand komen als bedoeld in lid 4. 6. Wanneer bij het ruilen een omzetting plaatsvindt van tijd in geld of andersom, geldt als ruilvoet 0,58% van het maandsalaris per uur. 7. Voor het verrekenen kan de werknemer kiezen uit de volgende mogelijkheden: a. De kosten van de koop van vrije tijd in gevolge lid 3, berekend op basis van de ruilvoet uit lid 6, worden ingehouden op aan de werknemer uit te betalen toeslagen zoals, en voor zover van toepassing overwerktoeslag, ploegentoeslag, vakantietoeslag, een en ander voor zover de toeslag niet is inbegrepen in het salaris als bedoeld in bijlage 1 Salarisgebouw ProfCore. Indien het bedrag van de toeslag(en) ontoereikend is voor de bekostiging van de vrije tijd, vindt inhouding plaats op het salaris in de periode(s) waarin de vrije tijd wordt genoten. Ingeval er sprake is van betaling voor de verkoop van vrije tijd, geschiedt de uitbetaling in de periode(s) waarin op deze dagen wordt gewerkt. De door verkoop van vrije tijd verkregen gelden kunnen ook worden aangewend voor fiscaal gefaciliteerde regelingen. b. De kosten of baten, berekend op basis van de ruilvoet uit lid 6, die voor de werknemer verbonden zijn aan de ruil, worden gedurende het kalenderjaar in gelijke delen bij de betaling van het maandsalaris ingehouden op de salarisbetaling of in gelijke delen uitbetaald. c. In overleg tussen werkgever en werknemer kan voor een andere verrekeningswijze worden gekozen. 8.a. De ruilafspraak moet in het kalenderjaar worden geëffectueerd. b. Indien blijkt dat aan het eind van een kalenderkwartaal een (deel van de) ruilafspraak door arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet of niet volledig geëffectueerd kan worden, vindt aan het eind van dat kalenderkwartaal verrekening plaats. Ingehouden bedragen waar geen verlof voor kon worden opgenomen in dat kwartaal worden alsdan 15
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
alsnog uitbetaald bij de salarisbetaling; extra uitbetaalde bedragen waarvoor geen extra werk in dat kwartaal kon worden verricht, worden dan alsnog ingehouden c.q. niet uitbetaald. In overleg kunnen werkgever en werknemer hierover andere afspraken maken. 9.a. Een gemaakte ruilafspraak heeft geen effect op het salaris voor de berekening van bij CAO geregelde inkomensgerelateerde bestanddelen zoals de overwerktoeslag, met uitzondering van de vakantietoeslag. b. Een gemaakte ruilafspraak heeft geen effect op het salaris voor de berekening van niet bij CAO geregelde inkomensgerelateerde bestanddelen, tenzij daarover in overleg tussen de werkgever en Ondernemingsraad andere afspraken worden gemaakt. 10. Bij beëindiging dienstverband vindt verrekening van de ruil dan wel de gekochte extra vrije dagen plaats.
16
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
5. SALARIS EN TOESLAGEN Artikel 35: Salarisbetaling per maand 1. De salarisbetaling vindt uitsluitend plaats per maand. Onder salaris wordt verstaan de overeengekomen vaste bruto vergoeding zoals vermeld in het salarisgebouw van bijlage 1, danwel conform de definitie salaris in artikel 2. In deze CAO is een verhoging van het salarisgebouw opgenomen van: - 1.0% structurele verhoging van het salarisgebouw ingaande 1 januari 2011 - 1.5% structurele verhoging van het salarisgebouw ingaande 1 augustus 2011 - 0.5% eenmalige, winstafhankelijke uitkering over 12 x het tabelloon per 1 maart 2012 - 2.0% structurele verhoging van het salarisgebouw ingaande 1 augustus 2012 - 1.0% winstafhankelijke, structurele verhoging van het salarisgebouw ingaande 1 maart 2013 2. De uitbetaling van het salaris geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag van de maand. 3. De uitbetaling van eventuele toeslagen (zoals ploegentoeslag), onkostenvergoedingen en dergelijke en van te verrekenen voorschotten geschiedt uiterlijk op de laatste werkdag van de volgende maand. 4. Ter zake van reis-, en verblijfkosten zullen, indien de werknemer zulks verzoekt en leidinggevende dit nodig acht, voorschotten worden verstrekt. 5. Niet door de werknemer behoorlijk verantwoorde werkuren, reis- en verblijfskosten worden niet uitbetaald. 6. De werkgever verstrekt op verzoek een schriftelijke berekening van de betalingen bedoeld in lid 3. 7. De werkgever verstrekt binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar aan de werknemer een schriftelijke jaaropgave van hetgeen deze in dat jaar uit de dienstbetrekking heeft genoten en van de inhoudingen daarop. Artikel 36: Salarisgebouw De diverse salarisgebouwen zoals opgenomen in bijlage 1(salaristabellen) zijn van toepassing bij een dienstrooster op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 40 uren berekend over een periode van maximaal één jaar. Bij een dienstrooster op basis van een kortere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur heeft de werknemer recht op salaris naar evenredigheid, met uitzondering van diegene die werkzaam zijn in de continudienst. Artikel 37: Salarisverhoging in verband met goed functioneren 1.Verhogingen op grond van functioneren worden eenmaal per jaar, te weten 1 april, toegekend totdat het maximum van de salarisschaal is bereikt. Om in aanmerking te komen voor een salarisverhoging dient de werknemer minimaal 6 maanden voorafgaand aan de peildatum, te weten 1 oktober van het voorgaande kalenderjaar in dienst te zijn getreden. 2. Er wordt een periodiek toegekend als de jaarbeoordeling, welke plaatsvindt tussen januari en maart van ieder kalenderjaar als eindoordeel “goed” is. 3. Bij een jaarbeoordeling met als resultaat ‘’onvoldoende’’, krijgt de werknemer 3 maanden de tijd om het resultaat “goed ‘’ alsnog te behalen. Indien de werknemer dan het resultaat “goed‘’ behaald, zal er alsnog een periodiek worden toegekend met ingang van de maand volgend op de herbeoordeling. Indien de herbeoordeling nog steeds “onvoldoende” is, wordt geen periodiek toegekend. 17
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 38: Wijziging van functie 1. De werknemer die een functie gaat vervullen welke in een hogere salarisgroep is ingedeeld zal in salaris ten minste gelijk blijven. 2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die een andere functie gaat vervullen die in dezelfde salarisgroep is ingedeeld. 3. De werknemer die op verzoek van de werkgever een functie gaat vervullen, welke in een lagere salarisgroep is ingedeeld, zal gedurende een vast te stellen periode nog het salaris blijven ontvangen dat hij in de vorige functie verdiende. Het in deze bepaling genoemde salaris betreft het basissalaris exclusief ploegentoeslagen en/of andere toeslagen. De ‘periode’ van behoud van voormalige salaris wordt vastgesteld op basis van de duur van het dienstverband van de werknemer volgens de volgende staffel: - langer dan drie jaar in dienst recht op drie maanden behoud voormalige salaris; - langer dan vijf jaar in dienst recht op zes maanden behoud van voormalige salaris; - langer dan tien jaar in dienst recht op negen maanden behoud van voormalige salaris. Deze toekenning geldt niet voor werknemers welke op eigen verzoek een functie wensen te vervullen, welke is ingedeeld in een lagere salarisgroep. 4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 zal bij indeling van een werknemer van 55 jaar en ouder, die langer dan tien jaar in dienst is, in een lagere salarisgroep het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris in de vorm van een persoonlijke toeslag (PT 3) worden uitgekeerd. Salarisverhogingen zullen uitsluitend worden berekend over het nieuwe basissalaris. De toeslag zal hierbij ongewijzigd blijven. Artikel 39: Aflopende toeslag De werknemer die om medische of bedrijfsredenen door de werkgever blijvend in een andere dienst wordt tewerk gesteld ontvangt tijdelijk een toeslag (aflopende toeslag), indien ten gevolge van de verplaatsing een inkomensachteruitgang optreedt van 0,5% of meer van het vroegere inkomen. Onder vroegere inkomen wordt verstaan het maandinkomen dat op de datum van verplaatsing voor de betrokkene zou hebben gegolden, met dien verstande dat een uitkering ingevolge de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de vroegere Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) mede in aanmerking wordt genomen. De tijdelijke toeslag bedraagt het verschil tussen het vroegere inkomen en het nieuwe inkomen. Voor de werknemers die voor 1 mei 2004 al recht hadden op een aflopende toeslag blijft de oude regeling zoals die tot 1 mei 2004 in de P-Gids ProfCore gold van toepassing. Voor de werknemers die op een andere dienst worden tewerkgesteld wordt de aflopende toeslag volgens de volgende staffel berekend: - Werknemers die langer dan 1 jaar in ploegendienst gewerkt hebben, ontvangen gedurende drie maanden een toeslag; - Werknemers die langer dan 3 jaar in ploegendienst gewerkt hebben, ontvangen gedurende 6 maanden een toeslag; - Werknemers die gedurende 5 jaar in ploegendienst gewerkt hebben, ontvangen gedurende 9 maanden een toeslag; - Werknemers die langer dan 10 jaren in ploegendienst gewerkt hebben, ontvangen gedurende 12 maanden een toeslag. - Werknemers die 55 jaar of ouder zijn en langer dan 10 jaar in de continudienst werkzaam zijn geweest en hier op vrijwillige basis mee wensen te stoppen, ontvangen gedurende 36 maanden een toeslag. Indien deze betreffende werknemer, die 55 jaar of ouder is en langer dan 10 jaar in de continudienst werkzaam is, en op uitspraak van de Bedrijfsarts om medische redenen geen continudienst meer mag lopen, dan geldt deze aflopende toeslag tot aan de (vroeg)pensioen datum. 18
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 40: Toeslag bezwarende werkomstandigheden (BWO) 1. Ingeval van bezwarende werkomstandigheden kan aan de werknemer een toeslag per in die omstandigheden gewerkt uur worden toegekend, voor zover deze toeslag gebruikelijk is bij de opdrachtgever in vergelijkende functies en/of omstandigheden en bij de opdrachtgever in rekening zijn te brengen. 2 a. Bezwarende werkomstandigheden houden omstandigheden in die in vergelijking met het gangbare werk bezwarend voor de werknemer zijn. b. De directie beslist na behandeling van het voorstel in de Arbo-commissie van de Ondernemingsraad, of er sprake is van BWO. Daarnaast kan de directie op verzoek van de opdrachtgever BWO voor gangbaar werk invoeren, indien gewerkt wordt onder leiding en verantwoordelijkheid van de opdrachtgever binnen een werkplek of organisatie waar sprake is van BWO. 3. De hoogte van de toeslag BWO wordt aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval vastgesteld door de directie, welke hiertoe in overleg zal treden met de Ondernemingsraad. Artikel 41: Studiekostenregeling 1. In het kader van de 7 zekerheden biedt de werkgever haar werknemers diverse werkgerelateerde opleidingsmogelijkheden aan. 2. Na goedkeuring van de leidinggevende en het management wordt bij het aangaan van een werkgerelateerde opleiding, cursus of training een studiekostenvergoedingsovereenkomst opgesteld, die door de werknemer voor akkoord dient te worden ondertekend. 3. De werkgever regelt en betaalt de werkgerelateerde opleiding, cursus of training. De werknemer kan, voor zover van toepassing, de navolgende kosten declareren; - inschrijf- en examengeld; - voorgeschreven studiemateriaal; - extra reiskosten voor het volgen van de opleiding. 4. De gemaakte extra reiskosten worden vergoed op basis van ‘overige extra zakelijke kilometers’, zoals opgenomen in het artikel reiskosten. Hierbij worden de daadwerkelijk gereden kilometers genomen van; - werkplek - scholingslocatie - woonplaats, - woonplaats – scholingslocatie – woonplaats e.e.a. afhankelijk van het te werken dienstrooster en tijdstip van te volgen scholingsactiviteit. 5. Bij beëindiging van het dienstverband anders dan: - door pensionering, prepensioen, VUT, arbeidsongeschiktheid, overlijden; - op initiatief van werkgever, tenzij wegens dringende redenen als bedoeld bij artikel 7:678 BW; - op initiatief van de werknemer wegens dringende redenen als bedoeld bij artikel 7:679 BW, dient de werknemer alle op grond van deze regeling alle door hem ontvangen vergoedingen voor de bedoelde opleidingen terug te betalen, conform navolgende staffel; - < 1 jaar na behalen van diploma/certificaat 100% van de totaal gemaakte opleidingskosten - > 1 jaar en < 2 jaar na behalen van diploma/certificaat 75% van de totaal gemaakte opleidingskosten - > 2 jaar en < 3 jaar na behalen van diploma/certificaat 50% van de totaal gemaakte opleidingskosten - > 3 jaar na behalen van diploma/certificaat 0% van de gemaakte opleidingskosten. Werkgever heeft het recht om het terug te betalen bedrag te verrekenen met het salaris dat werknemer van werkgever te vorderen heeft. 19
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
6. Het gestelde onder 5 geldt eveneens indien de werknemer op eigen initiatief zonder schriftelijke toestemming van de directie de opleiding tussentijds beëindigt of volgens de mening van de directie wegens onvoldoende studie-ijver de opleiding niet met goed gevolg beëindigt. 7. Indien naar het oordeel van de directie de studievorderingen of werkprestaties van de werknemer daartoe aanleiding geven, kan werkgever de betaling van de vergoedingen te allen tijde beëindigen. Deze beslissing wordt de werknemer gemotiveerd en schriftelijk medegedeeld. Artikel 42: Jubileumuitkering Ingeval van een dienstjubileum zal de werknemer een bruto uitkering ontvangen. Bij een jubileum van 10 jaar ontvangt de werknemer een uitkering van twee dagen bruto salaris. Bij een dienstjubileum van 20-, 30- en 40 jarig dienstjubileum bedraagt de uitkering één maandsalaris. Deze uitkering zal bruto worden uitgekeerd. Indien en zolang dit fiscaal toelaatbaar is wordt de uitkering netto uitbetaald. Artikel 43: Pensioen 1.Werkgever draagt zorg voor de pensioenregelingen. 2. De werknemer is verplicht tot deelname aan de pensioenregeling van ProfCore. Indien de werknemer het daartoe behorende aanmeldingsformulier niet tijdig (zijnde 6 weken na indiensttreding) , volledig ingevuld én ondertekend retourneert aan de werkgever, zal deze vanuit zijn zorgplicht alsmede zijn verantwoordelijkheden zoals opgenomen in de Pensioenwet de werknemer tóch aanmelden bij de pensioenverzekeraar onder het standaard/garantiedepot. De werknemer is vrij om de keuze voor een beleggingsdepot in een later stadium te wijzigen. 3. Indien de werknemer uitdrukkelijk afstand wenst te doen van zijn verplichting tot deelname aan de pensioenregeling dient deze hiertoe tijdig (zijnde binnen 6 weken na indiensttreding) op eigen verzoek een zogenoemde afstandsovereenkomst aan te vragen bij de werkgever. 4. De werkgever informeert de Ondernemingsraad over voorstellen tot wijziging van de Pensioenverzekering. Wijzigingen in de pensioenverzekering worden doorgevoerd in overleg tussen de werkgever, de Vakbonden en met instemming van de Ondernemingsraad. Artikel 44: Spaarloon of Levensloopregeling Indien een werknemer de werkgever daartoe het verzoek doet, is deze gehouden zijn medewerking te verlenen aan, en voorzieningen te treffen om, zijn werknemers in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden ten aanzien van de spaarloonregeling of de Levensloopregeling. Artikel 45: Zorgverzekering De werkgever faciliteert voor haar werknemers een (of meerdere) collectieve zorgverzekering(en). De werknemer kan op basis van vrijwilligheid deelnemen aan deze collectieve verzekering. De werkgever vergoedt hiertoe bij de collectieve zorgverzekering van VGZ een jaarlijks vast te stellen bedrag aan de werknemer indien deze zich kwalitatief verzekerd middels het daarvoor samengestelde ‘mix-aanvullende’ pakket, mits en zolang het mix-aanvullende pakket door VGZ wordt aangeboden.
20
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
6. BETALING VAN EXTRA VERGOEDINGEN Artikel 46: Betaling van overuren/bijzondere beloning 1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderhavige vergoedingen zijn begrepen in de beloning, hetgeen moet blijken uit een door de werkgever afgegeven schriftelijke verklaring. 2. De werkgever betaalt aan de werknemer de volgende vergoedingen voor overwerk: a. Voor alle gewerkte overuren conform artikel 29 van deze CAO, zijnde alle overuren > dan 40 van maandag tot en met vrijdag, zijnde geen feestdag (dit geldt ook voor werknemers die werkzaam zijn in continudienst) én die buiten het dienstrooster vallen (ook bijvoorbeeld buiten het rooster continudienst) - een vergoeding van 125% van het bruto uursalaris per extra gewerkt uur voor de eerste twee overuren direct voorafgaande aan of direct aansluitend op het dienstrooster, waarbij onder direct voorafgaand aan’’ of direct aansluitend op’’ mede worden verstaan die overuren welke van het dienstrooster zijn gescheiden door een wettelijk verplichte of door de plaatselijke omstandigheden geboden rusttijd; - een vergoeding van 150% van het bruto uursalaris per extra gewerkt uur voor de overuren die volgen op de in de vorige zin genoemde uren; - voor de berekening van overuren > 40 van maandag tot en met vrijdag, geldt in de flexibiliteit van de werkweek conform artikel 29 dat het totaal aantal overuren in de betreffende werkweek bij elkaar worden opgeteld en op dagen waar minder dan 8 uur wordt gewerkt gecompenseerd wordt van bovenaf, zijnde vermindering van de eventuele 150% uren. b. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een zaterdag die niet is een feestdag: een vergoeding van 150% van het bruto uursalaris per extra gewerkt uur; c. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een zondag, dan wel op een feestdag geldt een vergoeding van 200% van het bruto uursalaris per gewerkt uur; (Deze vergoeding bedraagt, voor het werken op een feestdag, evenwel 0,58% van het bruto maandsalaris wanneer op een andere dag in dezelfde week, of de daaropvolgende week vrijaf wordt gegeven, zulks ter vervanging van de uren waarop die vergoeding betrekking heeft). 3. Geen vergoeding is verschuldigd voor overwerk dat wordt verricht aansluitend aan de dagelijkse werktijd, wanneer dit overwerk dient tot afsluiting van de normale dagtaak, zich slechts incidenteel voordoet en niet langer duurt dan een half uur. Is dit overwerk van langere duur, dan is de vergoeding over de gehele duur ervan verschuldigd. 4. Indien de overuren niet direct aansluiten op het dienstrooster, doch eerst op een later tijdstip aanvangen (> 60 minuten), terwijl bovendien op de betreffende dag de dagelijkse werktijd is gewerkt, betaalt de werkgever aan de werknemer een vergoeding van 150% van het bruto uursalaris per extra gewerkt uur voor alle alsdan in het kader van het overwerk gewerkte uren. Genoemde vergoeding blijft ook van toepassing indien de in de vorige zin bedoelde uren, zonder onderbreking van ten minste drie aaneensluitende uren, vallen in de volgende dagelijkse werktijd. 5. a. Naar keuze van de werknemer worden overuren en de toeslagen daarop vergoed op één van de onderstaande manieren: a 1 overuren en toeslagen worden vergoed in geld; a 2 overuren en toeslagen worden omgezet in tijdsparen/Pensioensparen; a 3 overuren worden vergoed in betaalde vrije tijd, toeslagen in geld of door storting naar tijdsparen/Pensioensparen. Per kalenderjaar kunnen op de wijze als hiervoor bedoeld onder sub a3 tien dagen in vrijetijdsrechten worden vergoed alsdan kunnen de overige overuren 21
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
alleen in overleg met de werkgever in tijd worden vergoed. Indien er sprake is van overwerk dient de werknemer de hier bedoelde keuze vooraf (voor het overwerk van de opvolgende maand) en schriftelijk aan het aankomend overwerk te bepalen. De werknemer kan deze optie maandelijks inzetten of uitschakelen, middels het daartoe beschikbare digitale aanvraagformulier. De doorgevoerde wijziging blijft van kracht totdat de werknemer zijn keuze vooraf en schriftelijk herziet via hetzelfde daarvoor beschikbare digitale formulier. b. In afwijking van lid 5a sub a3 kan in overleg tussen werkgever en werknemer ook de toeslag worden vergoed in betaalde vrije tijd. 6. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 40 uren per week berekend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddelde 40-urige werkweek, alvorens de vergoeding wordt berekend. 7. Over de in lid 6 bedoelde uren tot de gemiddelde 40-urige werkweek, wordt een toeslag betaald voor vakantie- en atv-dagen, zoals opgenomen in deze CAO. Artikel 47: Betaling extra diensten 1a. De werknemer die een extra dienst maakt van 6 uur of meer op een zaterdag, zondag of op een in de CAO genoemde feestdag, danwel tijdens de geplande rustdagen van zijn continudienstrooster, ontvangt een vergoeding van 1 uur extra. b. De werknemer die geen consignatiedienst heeft, ontvangt een vergoeding van 2 uur extra, indien hij door of namens zijn Serviceteam Manager: - na het bedrijf te hebben verlaten, zonder voorafgaande kennisgeving wordt teruggeroepen daarnaar terug te keren voor het verrichten van overwerk; - zonder voorafgaande kennisgeving wordt opgeroepen naar het bedrijf terug te keren voor het verrichten van een verschoven dienst. c. Op de onder 1a en 1b genoemde extra betaalde uren is geen toeslag van toepassing, zoals deze geldt voor vergoeding overwerk of verschoven diensten. 2. Bij overwerk dat plaatsvindt aansluitend aan een normale 8-urige dienst en langer duurt dan twee uren wordt door of vanwege werkgever aan de werknemer een maaltijd verstrekt dan wel bijgedragen in de kosten van de maaltijd tot maximaal € 10,-- per persoon. Artikel 48: Betaling van verschoven uren 1. De verschoven uren binnen het dagvenster, genoemd in artikel 27, lid 3 komen niet voor een toeslag in aanmerking. 2. Voor de verschoven uren die buiten het dagvenster vallen bedraagt de toeslag 0,11% van het maandsalaris per uur. 3. Voor de verschoven uren, genoemd in artikel 27 lid 3, dient met betrekking tot de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 40 uren per week, berekend over een periode van maximaal één jaar, het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddelde 40-urige werkweek, alvorens de toeslag over het salaris wordt berekend. Artikel 49: Betaling van reiskosten en reisuren 1.Reiskosten a. De werkgever verstrekt haar werknemers een vergoeding voor daadwerkelijk gemaakte reiskosten woon-werk verkeer op basis van de navolgende staffel; 0 - 10 km enkele reis, geen vergoeding; 11 - 30 km enkele reis, een vergoeding van 0,13 eurocent voor iedere gereden kilometer (inclusief de kilometers van 0 tot 10 km); 22
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
31 - > km enkele reis, een vergoeding van 0,18 eurocent voor iedere gereden kilometer (boven de 30 kilometer). b. De hiervoor genoemde vergoedingen zijn netto zolang de fiscale wetgeving dit toestaat. c. De reiskostenvergoedingen worden berekend over de in die maand daadwerkelijk gereden kilometers. d. De reisafstand van woonplaats tot werkplek wordt bepaald op basis van postcodes en berekend via de ANWB Routeplanner op basis van snelste en meest gebruikelijk route, waarbij eventuele omleidingen buiten beschouwing worden gelaten e. In tegenstelling tot lid 1, vinden geen reiskostenvergoedingen plaats indien de werkgever vervoer ter beschikking stelt aan de werknemer f. Indien de werkgever vervoer ter beschikking stelt, maar de werknemer hiervoor naar een zogenoemde ‘carpoolplek’ dient te komen, worden de daadwerkelijk gereden kilometers van woonplaats tot ‘carpoolplek’ berekend en vergoed conform het gestelde in lid 1, A. g. Overige extra zakelijke kilometers ten behoeve van opleidingen, trainingen, cursussen of het verplicht bijwonen van bijeenkomsten of vergaderingen welke geïnitieerd door werkgever komen in aanmerking voor een vergoeding van 0,18 eurocent per daadwerkelijk gereden kilometer. h. Aan het einde van ieder kalenderjaar biedt de werkgever aan de werknemer de mogelijkheid om zijn ontvangen reiskosten in het lopende kalenderjaar fiscaal vriendelijk te verrekenen waardoor de werknemer een netto voordeel kan behalen. Werknemer dient hiertoe jaarlijks zijn schriftelijke goedkeuring te verlenen aan de werkgever. 2. Reisuren a. Indien de reisafstand tussen woonplaats en werkplek meer dan 30 kilometer enkele reis bedraagt, komt de werknemer in aanmerking voor een reisurenvergoeding. Het aantal kilometers boven de 30 kilometer enkele reis, gedeeld door 60 kilometer zijn de reisuren per rit. b. Indien de bestuurder van het vervoermiddel een of meerdere werknemers moet ophalen, geldt de reisurenvergoeding vanaf 0 kilometer voor de bestuurder. Voorafgaande geldt alleen indien het vervoermiddel beschikbaar is gesteld door de werkgever. Artikel 50: Ploegentoeslag De werkgever betaalt aan de werknemers die in een 2- dan wel 3-ploegenschema werken een toeslag van 14% van het maandsalaris. De werkgever betaalt aan de werknemers die in continudienst werken een toeslag van 26% van het maandsalaris. Artikel 51: Vergoeding van verblijfkosten 1. Indien de werknemer werkzaamheden moet verrichten buiten de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan zal de werkgever hem vergoeden: a. pensionkosten, indien de noodzakelijke reistijd en/of moeilijke reisgelegenheid noodzakelijk maken dat de werknemer overnacht in een door de werkgever goed te keuren pension; b. verblijfkosten, in redelijke omvang naar gelang van de omstandigheden. 2. Lid 1 sub b is eveneens van toepassing wanneer de werknemer als gevolg van hem plotseling opgedragen overwerk des avonds twee uur of langer na het einde van de dagelijkse werktijd het werk verlaat, tenzij door de werkgever voor een maaltijd wordt gezorgd.
23
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
7. VERLOF EN VAKANTIETOESLAG Artikel 52: Definitie verlofdag Onder een verlofdag wordt in de volgende artikelen verstaan een dag waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid zou verrichten indien hij op die dag geen vrijaf zou hebben. Artikel 53: Verlofrechten 1. De werknemer voor wie een dienstrooster van vijf dagen per week geldt op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 40 uren berekend over een periode van maximaal één jaar, ontvangt 200 verlofuren per jaar (in de regel 25 verlofdagen). 2. Bij een voor de werknemer geldend dienstrooster op basis van een kortere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur heeft de werknemer recht op verlof naar evenredigheid. Een werknemer in continudienst werkt gemiddeld 33,6 uren per week. De verlofrechten worden dan op jaarbasis 168 uur (in de regel 21 verlofdagen). 3. Bij een dienstverband gedurende een gedeelte van het kalenderjaar heeft de werknemer recht op verlof naar evenredigheid. Artikel 54: Extra verlofrechten voor oudere werknemers 1. De werknemer die op 30 juni respectievelijk op 31 december van het lopende jaar ten minste zes maanden onafgebroken in dienst van de werkgever is, verwerft boven de verlofrechten genoemd in artikel 53 op jaarbasis de navolgende verlofuren op de voormelde meetpunten: – 12 verlofuren (in de regel anderhalve verlofdag) indien hij alsdan 50 jaar of ouder is; – 16 verlofuren (in de regel twee verlofdagen) indien hij alsdan 55 jaar of ouder is; – 28 verlofuren (in de regel drie en een halve verlofdag) indien hij alsdan 57 1/2 jaar is; – 40 verlofuren (in de regel vijf verlofdagen) indien hij alsdan 58 jaar of ouder is; – 48 verlofuren (in de regel zes verlofdagen) indien hij alsdan 60 jaar is; – 52 verlofuren (in de regel zes en een halve verlofdag) indien hij alsdan 61 jaar is; – 56 verlofuren (in de regel zeven verlofdagen) indien hij alsdan 62 jaar is; – 60 verlofuren (in de regel zeven en een halve verlofdag) indien hij alsdan 63 jaar is; – 64 verlofuren (in de regel acht verlofdagen) indien hij alsdan 64 jaar is. 2. Bij toepassing van lid 1, is het bepaalde in artikel 53 lid 3 van overeenkomstige toepassing. Artikel 55: Inhouding verlofdag bij derde ziekmelding Ten aanzien van de werknemer die zich gedurende een kalenderjaar voor de derde keer arbeidsongeschikt meldt anders dan ten gevolge van zwangerschap en/of bevalling of bedrijfsongeval, zal de werkgever bij deze 3e ziekmelding één dag waarop niet wordt gewerkt vanwege arbeidsongeschiktheid aanmerken als een door de werknemer opgenomen verlofdag. Het aantal van het verloftegoed van de werknemer af te schrijven uren is gelijk aan het aantal uren dat de werknemer op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid volgens dienstrooster had moeten werken met een maximum van 8 uren. Een en ander met in achtneming van het artikel 71 A, lid 6. Artikel 56: Beperking van de verlofrechten 1. De werknemer bouwt geen verlofdagen op over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen aanspraak heeft op zijn salaris.
24
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde verdient de werknemer toch verlof over de tijd gedurende welke hij geen recht op salaris heeft: in het geval de werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar – de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, – de bedongen arbeid niet verricht wegens het volgen van onderricht waartoe hij door de werkgever in de gelegenheid is gesteld. De vrouwelijke werknemer verdient verlof over de tijd waarin zij niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten ten gevolge van zwangerschap en bevalling. 3. De in lid 2 bedoelde verlof aanspraken vervallen indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd voordat de werkzaamheden zijn hervat, tenzij beëindiging van de dienstbetrekking plaatsvindt op grond van een daartoe strekkend schriftelijk medisch advies. Artikel 57: Vaststellen verlofdagen 1. De vaststelling van de individuele verlofdagen geschiedt door de werkgever in overleg met de werknemer, mits de werknemer deze ten minste twee werkdagen van tevoren aanvraagt en zijn aanspraken toereikend zijn. Religieuze feestdagen voor Nederlandse en buitenlandse werknemers, 1 mei en andere feestdagen, buiten de reeds benoemde feestdagen, waarop vrijaf wordt genomen, gelden als individuele verlofdagen. 2. De werkgever is bevoegd om na overleg met de Ondernemingsraad in beginsel een drietal zogenoemde collectieve verlofdagen vast te stellen per project. Indien er naast drie collectief vastgestelde verlofdagen bij het betreffende project waar de werknemer te werk is gesteld een zogenoemde ‘collectieve bedrijfsvakantie’ van toepassing is kan de werkgever in overleg met de Ondernemingsraad het aantal vast te stellen collectieve verlofdagen ophogen. Een en ander indien deze vergelijkbare afspraken van toepassing zijn op het project waar werknemer te werk is gesteld en er geen arbeid te verrichten is bij de klant waar de werknemer te werk is gesteld. De vaststelling van collectieve verlofdagen geschiedt zo tijdig mogelijk. Artikel 57 A: Leegloopregeling De werkgever behoudt het recht om 5 verlofdagen van de werknemer (per kalenderjaar) in het kader van de leegloopregeling toe te wijzen, onder daartoe opgestelde strikte voorwaarden, weten; a. Gebruikmaking van deze verlofdagen mag slechts plaatsvinden bij plotselinge leegloop, het plotseling vervallen van een opdracht, het plotseling niet doorgaan van een project of leegloop wegens minder werkaanbod. Deze verlofdagen mogen niet worden aangewend voor een ander bedrijfsrisico van ProfCore. b. Toewijzing van deze verlofdagen dient ten minste 3 werkdagen voorafgaand te worden gemeld aan de werknemer. Onder werkdagen worden verstaan: dagen conform het dienstrooster van de werknemer. c. Leegloopuren mogen niet worden gebruikt voor bedrijfssluiting van ProfCore of haar opdrachtgever. Evenmin voor het verlengen of vervroegen van de vakanties van een werknemer wegens bedrijfssluiting. d. Inzet van de leegloopuren vindt slechts plaats in hele dagen. e. De Ondernemingsraad van ProfCore wordt gelijktijdig zo mogelijk eerder als de werknemers geïnformeerd, indien werkgever gebruik maakt van dit recht tot toewijzing van verlofdagen. f. De regeling treedt in werking op 1 januari 2011.
25
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 58: Berekening van genoten verlofdagen Indien de werknemer verlof geniet op een dag die hij volgens zijn dienstrooster zou werken, wordt zijn verloftegoed verminderd met het aantal uren dat hij volgens zijn dienstrooster zou werken. Artikel 59: Doorbetaling van salaris tijdens verlof 1. De werknemer behoudt gedurende het genot van de hem toekomende verlof aanspraak op doorbetaling van het salaris. 2. Indien er op een project waar werknemer te werk is gesteld een collectieve vakantie geldt, behoudt de werknemer, indien er geen collectieve verlofdagen zijn vastgesteld door werkgever, conform artikel 57 lid 2, wiens aanspraak op deze vakantie niet toereikend is en die niet kan worden tewerkgesteld op een eventueel ander project, aanspraak op doorbetaling van salaris. Hetzelfde geldt voor de incidentele collectieve verlofdagen. Artikel 60: Afwikkeling van te veel of te weinig genoten verlofdagen 1. Tijdens de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel genoten (gedeelten van) verlofdagen/uren doen inhalen of in mindering brengen op het te verdienen verlof. 2. Nog niet genoten (gedeelten van) verlofdagen/uren kunnen tijdens de dienstbetrekking niet worden vervangen door een uitkering in geld, tenzij er gebruik wordt gemaakt van artikel 34 ruilen. 3. Bij het einde van de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel genoten (gedeelten van) verlofdagen/uren verrekenen met hetgeen hij aan deze werknemer verschuldigd is. 4. Bij beëindiging van de dienstbetrekking heeft de werknemer aanspraak op vergoeding wegens door hem te weinig genoten (gedeelten van) verlofdagen/uren. 5. Bij beëindiging van het dienstverband wegens een dringende reden of tijdens de proeftijd, zullen de door de werknemer te veel of te weinig genoten (gedeelten van) verlofdagen/uren in geld worden verrekend. 6. Bij het einde van de dienstbetrekking verstrekt de werkgever aan de werknemer een schriftelijke verklaring waaruit blijkt hoeveel verlofdagen/uren de werknemer niet heeft opgenomen doch wel heeft uitbetaald gekregen. 7. De werknemer is in de gelegenheid om van de hem toekomende verlofdagen ten hoogste drie dagen op te nemen van het volgende kalenderjaar. 8. Het maximaal over te schrijven verlofdagen naar het volgende kalenderjaar bedraagt 7 dagen. Indien dit aantal wordt overschreden is de werkgever de werknemer gehouden te verplichten het aantal dagen dat het aantal van 7 is overschreden op te nemen in de eerste 3 maanden van het volgende kalenderjaar, tenzij de werknemer niet in de gelegenheid is gesteld, door het jaar heen, de verlofdagen op te nemen. Knelpunten in dit verband worden periodiek met de Ondernemingsraad besproken. 9. De werknemer wordt in de periode tussen juni en september in de gelegenheid gesteld 3 weken aaneengesloten vakantie op te nemen. Artikel 61: Verval van verlofaanspraken De werknemer die bij de aanvang van de voor hem vastgestelde aaneengesloten vakantie of van één of meer van de door hem vastgestelde verlofdagen/uren arbeidsongeschikt is, ontvangt de verlofdagen/uren waarvan hij geen gebruik heeft kunnen maken op een andere tijd, doch uiterlijk twee jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak op verlof is ontstaan, tenzij in overleg tussen de werkgever en werknemer een andere afspraak is gemaakt. 26
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 62: Vakantietoeslag 1. De werknemer heeft aanspraak op vakantietoeslag van 8% over het bruto salaris per maand naar rato opgebouwd. 2. De vakantietoeslag wordt uitbetaald in de maand mei van ieder kalenderjaar. De referteperiode, voor de toekenning van de vakantietoeslag loopt van 1 juni tot en met 31 mei van ieder kalenderjaar. 3. De vakantietoeslag wordt verminderd met een evenredig deel van het in lid 1 bepaalde voor de tijd die de werknemer voor eigen rekening onbetaald verlof neemt;
27
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
8. OVERIGE VORMEN VAN VERLOF Artikel 63: Kort verlof Met uitsluiting van het bepaalde in het derde en vierde lid van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek wordt bij verzuim, voor zover dit binnen de dagelijkse werktijd noodzakelijk is, met doorbetaling van salaris in de hierna te noemen gevallen en over de daarbij vermelde duur vrijaf gegeven: a. over vier dagen aaneengesloten bij: – overlijden van de levenspartner, een inwonend kind of pleegkind; b. over twee dagen aaneengesloten bij: – huwelijk of geregistreerd partnerschap van de werknemer; c. over één dag bij: – bevalling van de levenspartner; – adoptie door de werknemer; – huwelijk van een ouder, ouder van de levenspartner, kind, kleinkind, broer, zuster, broer en/of zuster van de levenspartner; – overlijden van een ouder, levenspartner van de ouder, ouder van de levenspartner, nietinwonend kind of pleegkind, broer of zuster; – bijwoning van de begrafenis of crematie van een ouder, levenspartner van de ouder, ouder van de levenspartner, niet-inwonend kind of pleegkind, broer of zuster; – overlijden of bijwoning van de begrafenis of crematie van een grootouder van de werknemer of van diens levenspartner, kleinkind, schoonzoon, schoondochter, broer en/of zuster van de levenspartner, alsmede de levenspartner van (laatstgenoemde) broer of zuster; – 25-jarig en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer; – 25-, 40-, 50-, en 60 jarig huwelijksfeest van de ouders, dan wel van de ouders van de levenspartner; d. – over de tijd nodig voor het doen van een examen waaronder begrepen maximaal één herexamen voor een diploma of getuigschrift krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs; – over de tijd nodig voor het doen van een vakexamen voor een ander erkend diploma – mits dit in het belang van het bedrijf is – indien een verzuim van niet langer dan twee dagen nodig is; – over een door de werkgever naar redelijkheid te bepalen langere tijd indien een examen als bedoeld in de vorige zin een verzuim van meer dan twee dagen nodig maakt; e. over een door de werkgever naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste één dag bij: – vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting, voor zover deze verplichting persoonlijk moet worden nagekomen; f. over ten hoogste twee uren bij: – uitoefening van de kiesbevoegdheid. Onder levenspartner wordt verstaan de echtgenoot(e) van de werknemer, dan wel degene (zijnde geen ouder, broer of zuster) met wie de werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert en waarvan de naam vooraf aan de werkgever bekend is gemaakt. Lees in deze ook de partner met wie werknemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan.
28
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Artikel 64: Bijzonder verlof Aan de werknemer die lid is van een werknemersorganisatie zal, mits het verzoek tijdig door de vakbond aan de werkgever kenbaar is gemaakt, vrijaf worden gegeven: a) met doorbetaling van salaris over de tijd nodig voor het bijwonen als officieel afgevaardigde van een bijeenkomst van één van de volgende colleges van zijn organisatie: congres, bondsraad, bedrijfsgroepafdeling, bedrijfsgroep (FNV Bondgenoten); congres, bondsraad en districtskadergroep, vakgroepsraad (CNV Bedrijvenbond); congres en bondsraad (Vakbond ABW); b) voor eigen rekening over de tijd nodig voor het deelnemen aan cursussen en/of scholingsactiviteiten van zijn organisatie. Het vorenbedoelde verzoek kan alleen worden geweigerd indien aannemelijk wordt gemaakt dat inwilliging van het verzoek de bedrijfsbelangen ernstig schaadt dan wel de normale uitoefening van de functie van de werknemer ernstig in gevaar brengt. Artikel 65: Verlof voor eigen rekening 1. De werknemer, die in het bezit is van een verklaring waaruit blijkt hoeveel verlofdagen hij nog te goed had bij een vorige werkgever, heeft aanspraak op verlof voor eigen rekening over dat aantal dagen. 2. De werkgever is niet verplicht de werknemer deze verlofdagen te verlenen indien de werknemer niet voor het aangaan van de dienstbetrekking hiervan mededeling heeft gedaan. Artikel 66: Verzuim 1. Verzuim zonder geldige reden is onwettig en kan voor werkgever aanleiding geven tot ontslag. 2. Kort verzuim: a. Indien verzuim noodzakelijk is voor een bezoek aan een specialist of tandarts, mag de werknemer de voor dit bezoek noodzakelijke uren verzuimen. Het salaris wordt gedurende het verzuim doorbetaald, tenzij geen schriftelijke melding heeft plaatsgevonden. b. Indien verzuim noodzakelijk is voor een bezoek aan een huisarts, mag de werknemer de voor dit bezoek noodzakelijke uren verzuimen. Het salaris wordt gedurende een verzuim van ten hoogste 2 uren doorbetaald. Het meerdere dan de toegestane 2 uur noodzakelijk verlof, komt, conform regelgeving in de CAO, voor rekening van de werknemer. c. In de gevallen onder a en b genoemd geldt dat de noodzaak van een dergelijk bezoek aan de leidinggevende moet worden aangetoond door middel van een afspraken- of verwijskaart. Het verzuim moet vooraf schriftelijk middels een daartoe bestemd formulier aan de leidinggevende worden gemeld. Artikel 67: Gedwongen verzuim 1. Bij gedwongen verzuim als bedoeld in artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek, wordt de doorbetaling van het dientengevolge verschuldigde salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, beperkt tot vijf dagen, tenzij het verzuim aan de schuld van de werkgever te wijten is. Indien twee of meer periodes van gedwongen verzuim elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan 3 dagen, gedurende welke de werknemer in opdracht van de werkgever betaalde arbeid heeft verricht, worden deze periodes van gedwongen verzuim voor de toepassing van de in de vorige volzin bedoelde 5 dagen als één verzuimperiode beschouwd. 29
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
2. Bij gedwongen verzuim ten gevolge van vorst of hoge waterstand vindt doorbetaling van het salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, bij elke periode van vorst of hoge waterstand gedurende ten hoogste twee weken plaats, zulks onder aftrek van hetgeen de werknemer deswege krachtens enige wettelijke of daarmede gelijk te stellen voorziening ontvangt. In een eenmaal begonnen vorstperiode of periode van hoge waterstand wordt de periode van twee weken geacht te zijn onderbroken indien er minimaal op drie aaneengesloten dagen arbeid is verricht. Na deze drie dagen begint een nieuwe periode van ten hoogste twee weken aanvullings- dan wel loonbetalingsverplichting voor de werkgever te lopen, indien en voor zover er nog sprake is van gedwongen verzuim ten gevolge van vorst of hoge waterstand. 3. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goedgekeurde tijdelijke werktijdverkorting (verkorting tot een 0-uren week daaronder begrepen) betaalt de werkgever geen salaris over de tijd waarin geen arbeid is verricht. 4. Wanneer de werknemer ten opzichte van het Uitvoerende werknemers verzekeringen (UWV) waarbij de werkgever is aangesloten aanspraak heeft op uitkering krachtens de werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in het voorgaande lid niet verplicht is tot betaling van het salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, wordt deze uitkering door de werkgever aangevuld tot het gederfde salaris.
30
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
9. ARBEIDSONGESCHIKTHEID Artikel 68: Definitie 1. Onder arbeidsongeschiktheid in dit hoofdstuk wordt verstaan het ongeschikt zijn tot werken ten gevolge van ziekte, ongeval, gebrek, zwangerschap en/of bevalling, een en ander zoals omschreven in de Ziektewet (ZW), de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), Inkomens, Inkomensregeling Volledig Arbeisongeschikten en de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, 2. Als eerste dag van de arbeidsongeschiktheid wordt beschouwd de eerste dag, waarop niet wordt gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt. Artikel 69: Melding 1. Ingeval van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht hiervan ten spoedigste kennis te geven of te doen geven aan de werkgever. Daarnaast dient de werknemer te handelen conform de procedure, zoals door werkgever in overleg met de Ondernemingsraad, vastgelegd in het Personeelhandboek – onderdeel “Verzuimreglement” 2. Ter voorkoming van misbruik is de werkgever bevoegd om, ingeval hij aannemelijk maakt dat de werknemer zich ten onrechte arbeidsongeschikt heeft gemeld, hetzij de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid aan te merken als een door de werknemer opgenomen verlofdag, hetzij over die dag de doorbetaling van het salaris achterwege te laten. Artikel 70: Zwangerschaps- en bevallingsverlof 1. In verband met bevalling heeft de werkneemster recht op verlof gedurende maximaal zes weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en gedurende tien weken ná de bevallingsdatum; in totaal derhalve gedurende ten minste zestien weken. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan de werkneemster die ten minste drie maanden vóór de vermoedelijke bevallingsdatum de wens daartoe aan de werkgever te kennen geeft, de verlofperiode vóór deze datum verkorten tot uiterlijk vier weken. In dat geval wordt het aantal niet genoten weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum toegevoegd aan de verlofperiode na de bevallingsdatum. Artikel 71: Salaris bij ziekte A: Inkomen 1. De werkgever is bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer gedurende een tijdvak van maximaal 104 weken gehouden een gedeelte van het salaris aan de werknemer door te betalen dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend. a. De werknemer ontvangt gedurende de 1e zes weken (6 weken) van zijn eerste ziekmelding in enig kalenderjaar 90% van het salaris dat werknemer verdiend zou hebben op het moment dat de werknemer arbeidsongeschikt werd, maar ten minste het voor hem geldende wettelijke minimumloon. b. In tegenstelling tot lid 1, sub a, zal de werknemer bij een tweede en daaropvolgende ziekmelding in enig kalenderjaar gedurende de 1e zes weken (6 weken) nog 85% van het salaris ontvangen dat werknemer verdiend zou hebben op het moment dat de werknemer arbeidsongeschikt werd, maar ten minste het voor hem geldende wettelijke minimumloon c. De telling van de ziekmeldingen vangt aan bij het begin van ieder kalenderjaar.
31
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
d. De langdurig arbeidsongeschikte werknemer ontvangt gedurende het eerste ziektejaar bij een arbeidsongeschiktheid welke langer dan 6 weken aanhoudt (zijnde vanaf de 7de week) 100% van het salaris dat werknemer verdiend zou hebben op het moment dat de werknemer arbeidsongeschikt werd, maar ten minste het voor hem geldende wettelijke minimumloon. Voor de hierop volgende periode, te weten het tweede ziektejaar (53e - 104e week) ontvangt de arbeidsongeschikte werknemer 70% van het salaris dat werknemer verdiend zou hebben op het moment dat de werknemer arbeidsongeschikt werd, maar ten minste het voor hem geldende wettelijke minimumloon. 2. Indien er sprake is van een bedrijfsongeval zal, indien er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, vanaf ziekmelding tot een maximum van 104 weken 100% van het oorspronkelijk loon worden uitgekeerd. 3. Inhoud van dit artikel is verschoven naar artikel 1, lid d. 4. De in lid 1 bedoelde salarisdoorbetaling wordt verminderd met: a. het bedrag van enige – ongekorte – geldelijke uitkering die de werknemer toekomt dan wel zou kunnen toekomen krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering. Het bedrag waarmee deze uitkering eventueel verlaagd is als gevolg van een sanctie van de uitkeringsinstantie vanwege een aan de werknemer verwijtbare omstandigheid, dient daarbij gerekend te worden als de geldelijke uitkering als bedoeld in de vorige volzin; b. het bedrag dat in verband met premievrijstelling door het pensioenfonds niet bij de werknemer wordt ingehouden, voor zover het werknemersdeel van de premie conform het reglement door de werkgever voor de intreding van de arbeidsongeschiktheid werd ingehouden, dit geldt niet voor de werknemer die op 1 april 2003 één jaar of langer arbeidsongeschikt is. 5.a. In de gevallen als genoemd in artikel 7:629 lid 3 BW heeft de werkgever geen verplichting tot salarisdoorbetaling als bedoeld in lid 1. b. In afwijking van het gestelde in lid 1 heeft de werkgever geen verplichting tot salarisbetaling indien de werknemer uitsluitend recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet. 6. Voor de toepassing van het tijdvak van 104 weken respectievelijk 52 weken vermeld in het eerste lid worden perioden waarin de werknemer ten gevolge van dezelfde arbeidsongeschiktheidsoorzaak verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan zes maanden opvolgen. In dit geval ontvangt de werknemer doorbetaling van zijn salaris conform lid 1 sub a van deze bepaling. Voor de toepassing van het in het eerste lid bepaalde worden perioden waarin de werknemer ten gevolge van verschillende arbeidsongeschiktheidsoorzaken verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. In dit geval ontvangt de werknemer doorbetaling van zijn salaris conform lid 1, b van deze bepaling. 7. Uitval in de eventueel nieuw bedongen arbeid, dus in een mogelijk lager betaalde functie als gevolg van een WIA/WAO toekenning, zal bij herhaalde ziekmelding als gevolg van de oude klacht, 100% van het op dat moment geldende loon worden uitgekeerd in het eerste ziektejaar 8. Indien er sprake is van een langdurige ziekte waarbij er een IVA toekenning heeft plaatsgevonden, zal vanaf de IVA toekenning tot een maximum van 104 weken na datum van ziekmelding, 100% van het oorspronkelijk loon worden uitgekeerd. 9. Indien er sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage tussen de 35 en 80% als gevolg van een WIA/WGA toekenning, zal ProfCore gedurende het 3e tot en met het 5e 32
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
arbeidsongeschiktheidsjaar een aanvulling geven op het loon dat met werken wordt verdiend van 5% 10. Indien er sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage kleiner dan 35% als gevolg van een WIA/WGA toekenning, zal ProfCore gedurende het 3e tot en met het 5e jaar een aanvulling geven op het verschil tussen het salaris dat voor de fase van arbeidsongeschiktheid werd verdiend en het salaris dat verdiend wordt na vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De volgende aanvulling is van toepassing: 3e arbeidsongeschiktheidsjaar: 90% x arbeidsongeschiktheids % x loonverlies 4e arbeidsongeschiktheidsjaar: 60% x arbeidsongeschiktheids % x loonverlies 5e arbeidsongeschiktheidsjaar: 30% x arbeidsongeschiktheids % x loonverlies B: Bonusregeling bij gerealiseerd ziekteverzuim Een eenmalige bonus zal worden uitgekeerd indien er sprake is van een gerealiseerd ziekteverzuim percentage dat kleiner is dan 5%. De regeling is gebaseerd op 12 meetmomenten per jaar waarbij het 1e meetpunt de maand november is en het 12e meetpunt de maand oktober van het daaropvolgende jaar. Als eerste meetperiode is vastgesteld de periode november 2005 tot en met oktober 2006. De werknemers zullen via de ProfKort worden geïnformeerd over de stand van zaken, terwijl de Ondernemingsraad tijdens elke Overlegvergadering zal worden geïnformeerd. De uitkering vindt plaats aan alle werknemers met een arbeidsovereenkomst binnen ProfCore, welke op 31 oktober een lengte heeft van 1 jaar of langer. Indien de doelstelling wordt bereikt, zal de eenmalige uitkering worden uitbetaald in de maand december. Gerealiseerd 12 maanden gemiddeld ziekteverzuim % >5% 4½-5% 4-4½% <4%
% Eenmalige uitkering 0,0% 0,3% x (tabelloon x12) 0,5% x (tabelloon x12) 0,7% x (tabelloon x12)
Artikel 72: Vakantietoeslag in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid De werknemer die onafgebroken arbeidsongeschikt is, behoudt gedurende maximaal 104 weken zijn aanspraak op vakantietoeslag (berekend over het salaris genoemd in het artikel 71), zulks onder aftrek van de vakantieuitkering welke hem toekomt krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering. Voor de werknemers van 65 jaar of ouder geldt deze aanspraak niet. Artikel 73: Overlijdensuitkering Bij overlijden van de werknemer is de werkgever verplicht aan de nagelaten betrekkingen als bedoeld in artikel 7:674 BW een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer toekwam direct voorafgaande aan diens overlijden. Deze uitkering heeft betrekking op de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond.
33
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
10. OVERIGE BEPALINGEN Artikel 74: Periodiek medisch onderzoek (PMO) De werkgever stelt de werknemers periodiek in de gelegenheid een medisch onderzoek te ondergaan. Deelname aan dit onderzoek door de werknemer geschiedt op vrijwillige basis, tenzij het verplicht is voorgeschreven. Artikel 75: WIA-hiaatverzekering 1. De werkgever zal ten behoeve van de werknemers een collectieve WIA-hiaatverzekering afsluiten. De kosten van deze verzekering komen voor rekening van de werknemer. 2. De werknemer is verplicht tot deelname aan deze collectieve WIA-hiaat verzekering en wordt hiertoe automatisch door werkgever aangemeld. 3. Indien de werknemer uitdrukkelijk afstand wenst te doen van zijn verplichting tot deelname aan de WIA-hiaat verzekering dient deze hiertoe tijdig (zijnde binnen 6 weken na indiensttreding) op eigen verzoek een zogenoemde afstandsovereenkomst aan te vragen bij de werkgever. Artikel 76: Bijdrage werkgever aan vakbondsactiviteiten De werkgever betaalt een bijdrage aan de vakorganisaties partij bij deze CAO voor het faciliteren van hun werkzaamheden. Deze bijdrage zal conform de verdeel sleutel 1/3 per partij worden overgemaakt aan de vakorganisaties. Voor de looptijd van deze CAO bedraagt de werkgeversbijdrage €19,21 (=AWVN norm) per werknemer. Artikel 77: Vakbondsleden ProfCore zal de contributie die wordt betaald door vakbondsleden aan hun Vakbond op een fiscaal vriendelijke manier verrekenen met het bruto salaris. Dit zal gebeuren zolang de fiscale wetgeving dit toelaat. Artikel 78: Fietsplan In verlengde van artikel 49, ‘betaling van reiskosten’ stelt de werkgever haar werknemers, welke minimaal een resterende arbeidsovereenkomst hebben van 3 jaar, een fietsplan ter beschikking, al naar gelang de fiscale wetgeving deze mogelijkheden biedt. De deelname, toekenning en verrekening van het fiscaal vriendelijk aanschaffen van een fiets vindt plaats binnen de kaders en richtlijnen die de wet hiertoe omschrijft. Artikel 79: Studiecommissie Werkgever zal in overleg met de Ondernemingsraad een aantal studiecommissies instellen die onderzoek gaan verrichten naar de mogelijkheden rondom de navolgende arbeidsvoorwaardelijke onderdelen; 1. Cie. I. Benchmark salarisgebouw; Er wordt een studiecommissie in het leven geroepen welke zich bezig gaat houden met een benchmark van het salarisgebouw. Doelstelling van deze studiecommissie is input te verzamelen ten behoeve van nieuwe CAO onderhandelingen in 2013. 2. Cie. II. Verzuimreglement; Tevens wordt er een studiecommissie gevormd welke het doel heeft ziekteverzuim te verlagen naar een voor de specifieke situatie van Profcore laagst denkbare nivo. Deze studiecommissie zal hiermee in samenhang de mogelijkheden voor levensfasebewust personeelsbeleid bekijken. 34
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
3. Cie. III benutten fiscale regelingen; Daarnaast wordt er een studiecommissie samengesteld welke de mogelijkheden omtrent de nieuwe fiscale ruimtes en mogelijkheden zal bestuderen. 4. Beide partijen hebben de wederzijdse intentie uitgesproken om de geformuleerde studiecommissies en de uitrol daarvan te implementeren binnen de looptijd van deze CAO. 5. In de eerste zes maanden van 2011 worden de commissies samengesteld en wordt de opdracht geformuleerd overeenkomstig bovenstaande tekst.
35
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
11. ONDERTEKENING Aldus overeengekomen op 21 december 2010, te Geleen en aldus daaropvolgend getekend: Aan de ene zijde, de werknemersorganisaties
Aan de andere zijde, de werkgever
________________
_________________
FNV Bondgenoten
ProfCore Beheer B.V.
Dhr. J. de Jong
ProfCore B.V. ProfCore Business Services B.V. ProfCore Midden-Limburg B.V. ProfCore Noord-Limburg B.V. Dhr. G.J.H. Braun
_________________ CNV Vakmensen Dhr. R. Jongen
________________ Vakbond ABW Dhr. R.J.M. van den Broek
36
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
BIJLAGE 1: Salarisgebouwen Salarisgebouw 1 januari 2011 (verhoging t.o.v. 1 januari 2010 / 1%)
17
45,00%
630
656
704
762
835
927
18
50,00%
700
728
782
846
928
1030
19
57,50%
805
838
900
973
1067
1184
20
66,00%
924
962
1032
1117
1225
1359
21
78,00%
1091
1136
1220
1320
1448
1607
22
90,00%
1259
1311
1408
1523
1671
1854
1
2
3
4
5
6
beginsalaris
1399
1457
1564
1693
1856
2060
1e periodiek
1414
1489
1597
1733
1904
2112
2e periodiek
1440
1520
1630
1772
1954
2164
3e periodiek
1464
1550
1662
1813
2003
2218
4e periodiek
1491
1580
1695
1852
2053
2274
5e periodiek
1612
1731
1890
2102
2331
6e periodiek
1644
1766
1930
2152
2389
7e periodiek
1800
1972
2201
2449
8e periodiek
1836
2013
2251
2510
2056
2302
2573
CAO Functiegroep
9e periodiek 10e periodiek
2637
37
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Salarisgebouw 1 augustus 2011 (verhoging t.o.v. 1 januari 2011 / 1.5%)
17
45,00%
639
665
715
773
848
941
18
50,00%
710
739
794
859
942
1045
19
57,50%
817
850
913
988
1083
1202
20
66,00%
937
976
1048
1134
1244
1380
21
78,00%
1108
1153
1238
1340
1470
1631
22
90,00%
1278
1331
1429
1546
1696
1882
1
2
3
4
5
6
beginsalaris
1420
1479
1588
1718
1884
2091
1e periodiek
1435
1512
1621
1759
1933
2144
2e periodiek
1462
1542
1655
1798
1984
2196
3e periodiek
1486
1573
1687
1840
2033
2252
4e periodiek
1514
1604
1720
1880
2084
2308
5e periodiek
1637
1757
1918
2134
2366
6e periodiek
1668
1792
1959
2184
2425
7e periodiek
1827
2002
2234
2485
8e periodiek
1863
2043
2284
2548
2086
2336
2611
CAO Functiegroe p
9e periodiek 10e periodiek
2677
38
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Salarisgebouw 1 augustus 2012 (verhoging t.o.v. 1 augustus 2011 2%) 17
45,00%
652
679
729
18
50,00%
724
754
810
19
57,50%
833
867
931
20
66,00%
956
996
1069
21
78,00%
1130
1177
22
90,00%
1304
789
865
960
876
961
1066
1008
1105
1226
1157
1268
1407
1263
1367
1499
1663
1358
1458
1577
1730
1919
1
2
3
4
5
6
beginsalaris
1449
1508
1620
1752
1922
2132
1e periodiek
1464
1542
1653
1794
1972
2186
2e periodiek
1491
1573
1688
1834
2023
2240
3e periodiek
1516
1604
1721
1877
2074
2297
4e periodiek
1544
1636
1755
1918
2126
2354
5e periodiek
1669
1792
1956
2177
2413
6e periodiek
1702
1828
1999
2227
2474
7e periodiek
1864
2042
2278
2535
8e periodiek
1900
2084
2330
2599
2128
2383
2664
CAO Functiegroe p
9e periodiek 10e periodiek
2731
39
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Salarisgebouw 1 maart 2013 (zie salarisgebouw 1 augustus 2012 óf bij bereikte resultaat ten aanzien van winstafhankelijkheid een verhoging t.o.v. 1 augustus 2012 / 1%) 17
45,00%
658
686
736
796
874
969
18
50,00%
732
762
818
885
971
1077
19
57,50%
841
876
941
1018
1116
1238
20
66,00%
966
1005
1080
1168
1281
1421
21
78,00%
1141
1188
1276
1381
1514
1680
22
90,00%
1317
1371
1472
1593
1747
1938
1
2
3
4
5
6
beginsalaris
1463
1523
1636
1770
1941
2154
1e periodiek
1479
1557
1670
1812
1991
2208
2e periodiek
1506
1589
1704
1853
2044
2263
3e periodiek
1531
1621
1738
1895
2095
2320
4e periodiek
1559
CAO Functiegroe p
1652
1772
1937
2147
2377
5e periodiek
1686
1810
1976
2198
2437
6e periodiek
1719
1846
2019
2250
2498
7e periodiek
1882
2062
2301
2561
8e periodiek
1919
2105
2353
2625
2149
2407
2690
9e periodiek 10e periodiek
2758
40
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
BIJLAGE 2: Functieraster Functieraster ProfCore, 1 februari 2009 Functiegroep / Schaal
Logistiek
Productie
6
Supervisor Logistiek
Operator C
5
Transportplanner Teamleider Logistiek
4
Meewerkend Voorman Logistiek Transportplanner in opleiding Aspirant Teamleider Logistiek
3
Allround Logistiek Medewerker
Allround Operator
2
Logistiek Medewerker
Operator
1
Basismedewerker Logistiek
Basismedewerker Productie
Productieplanner Teamleider Productie Operator B Operator A 1e Operator Productieplanner in opleiding Aspirant Teamleider Productie
41
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
BIJLAGE 3: Beroepsprocedure functiewaardering ProfCore heeft de functies binnen haar ondernemingen op basis van het functiewaarderingssysteem Heemstra ingedeeld in zogenoemde functiegroepen, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze Ondernemings CAO. Deze functiegroepen lopen parallel met de salarisschalen van het salarisgebouw, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze Ondernemings CAO. De keuze voor de systematiek van Heemstra functiewaardering is tot stand gekomen in onderling overleg met de Ondernemingsraad van ProfCore. Iedere werknemer krijgt bij zijn aanstelling, middels zijn arbeidsovereenkomst inzicht in de indeling van zijn/haar functie binnen de functiegroepen, alsmede de daarbij behorende salarisschaal volgens de salarisstructuur van ProfCore. In deze beroepsprocedure wordt uitgelegd hoe werknemers bezwaar kunnen maken of in beroep kunnen gaan tegen de: - waardering of de indeling van de functie - inhoud van de (hernieuwde) functieomschrijvingen Interne beroepsprocedure 1.De werknemer die het niet eens is met de functiegroep/schaalindeling van de door hem beklede functie, zoals benoemd in bijlage 2 van deze Ondernemings CAO, kan met medeweten van zijn direct leidinggevende (Serviceteam Manager/ Teamleader) binnen 3 maanden nadat de functiegroep/schaalindeling is vastgesteld aan de Personeelsfunctionaris van zijn vestiging waar hij werkzaam is een schriftelijk, met reden omkleed verzoek doen om de functiegroep/schaalindeling opnieuw te laten toetsen. Dit verzoek dient te worden ingediend met dagtekening. 2.De Personeelsfunctionaris zal de ontvangst van het bezwaar schriftelijk bevestigen, eerst dan is de klacht in formele behandeling. De Personeelsfunctionaris bespreekt de klacht inhoudelijk met de leidinggevende en voorziet deze van de bijbehorende documenten, zoals functieomschrijving, takenraster, functieraster en de indelingsadviezen zoals opgesteld door Heemstra Functiewaardering. 3.Indien de leidinggevende het bezwaar tot tevredenheid kan weerleggen en de werknemer akkoord gaat met de inhoud van de functietypering, dan wel de indeling hiervan, dan zal dit eveneens door de Personeelsfunctionaris schriftelijk aan de werknemer worden medegedeeld. 4. Het gesprek tussen leidinggevende en werknemer aangaande deze beroepsprocedure, alsmede de schriftelijke weergave hiervan, dient binnen een maand na ontvangst van het formele bezwaarschrift plaats te vinden.
42
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
5.Indien de leidinggevende achter het bezwaar van de werknemer staat, of indien deze niet tot een bevredigende oplossing kan komen met de werknemer, wordt door de leidinggevende de HR manager ingeschakeld. 6. De HR manager verdiept zich in de problematiek en voert indien nodig een nieuw gesprek met de betreffende medewerker en zijn leidinggevende. 7. Indien het gesprek tussen HR manager, leidinggevende en de werknemer eveneens niet tot een bevredigende oplossing leidt, zal de HR manager in overleg treden met de Ondernemingsraad. Tijdens dit overleg wordt de mening/visie van de Ondernemingsraad gevraagd, welke daarop volgend aan de werknemer kenbaar wordt gemaakt. Externe beroepsprocedure 8. Indien de Ondernemingsraad zich niet kan verenigen met het standpunt welke de werkgever op basis van de functiewaarderingssystematiek aandraagt, of indien het antwoord welke in punt 7 door de Ondernemingsraad wordt ondersteund niet tot een bevredigende oplossing leidt voor de werknemer, zal na onderling overleg het functiewaarderingsbureau Heemstra opnieuw ingeschakeld dienen te worden voor een zogenoemde ‘second opinion’. 9. De te maken kosten voor deze ‘second opinion’ komen voor rekening van de partij die in het ongelijk wordt gesteld. 10. De uitkomsten van deze second opinion worden schriftelijk aan beiden partijen ter beschikking gesteld en zijn vervolgens bindend voor beiden partijen.
43
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
BIJLAGE 4: Wetteksten In deze Ondernemings CAO wordt er regelmatig verwezen naar artikelen welke zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Deze bijlage geeft de inhoud van de genoemde artikelen letterlijk weer. Art. 7:626 BW 1. De werkgever is verplicht bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de werknemer een schriftelijke opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer over de termijn waarover het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag aanspraak heeft, tenzij zich ten opzichte van de vorige voldoening in geen van deze bedragen een wijziging heeft voorgedaan. 2. De opgave vermeldt voorts de naam van de werkgever en van de werknemer, de termijn waarover het loon is berekend, alsmede de overeengekomen arbeidsduur. 3. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
Art. 7:628 BW 1. De werknemer behoudt het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. 2. Indien hem krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke uitkering toekomt, wordt het loon verminderd met het bedrag van die uitkering. 3. Indien het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing, met dien verstande dat als loon wordt beschouwd het gemiddelde loon dat de werknemer, wanneer hij niet verhinderd was geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen. 4. Het loon wordt echter verminderd met het bedrag van de onkosten die de werknemer zich door het niet-verrichten van de arbeid heeft bespaard. 5. Van de leden 1 tot en met 4 kan voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst slechts bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken ten nadele van de werknemer. 6. In geval van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten in de zin van artikel 668a kan een afwijking als bedoeld in lid 5 in totaal voor ten hoogste zes maanden worden overeengekomen. 44
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
7. Na het verstrijken van de termijn, bedoeld in lid 5, kan van dit artikel slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer. Art. 7:629 BW 1. Voor zover het loon niet meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag, behoudt de werknemer voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon, indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling daartoe verhinderd was. 2. Het in lid 1 bedoelde recht geldt voor een tijdvak van zes weken voor de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat. 3. De werknemer heeft het in lid 1 bedoelde recht niet: a. indien de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheidseisen niet juist kon worden uitgevoerd; b. voor de tijd, gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd; c. voor de tijd, gedurende welke hij, hoewel hij daartoe in staat is, zonder deugdelijke grond passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 voor de werkgever of voor een door de werkgever aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht; d. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 te verrichten; e. voor de tijd, gedurende welke hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 658a lid 3; f. voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond zijn aanvraag om een uitkering als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later indient dan in dat artikel is voorgeschreven. 4. In afwijking van lid 1 heeft de vrouwelijke werknemer het in dat lid bedoelde recht niet gedurende de periode dat zij zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet overeenkomstig artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg. 5. Het loon wordt verminderd met het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toekomt krachtens enige wettelijke voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de werknemer niet deelneemt, voorzover deze uitkering betrekking heeft op de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten. Het loon wordt voorts verminderd met het bedrag van de inkomsten, door de werknemer in of buiten dienstbetrekking genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, zo hij daartoe niet verhinderd was geweest, de bedongen arbeid had kunnen verrichten. 45
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
6. De werkgever is bevoegd de betaling van het in het lid 1 bedoelde loon op te schorten voor de tijd, gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen. 7. De werkgever kan geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen. 8. Artikel 628 lid 3 is van overeenkomstige toepassing. 9. Van dit artikel kan ten nadele van de werknemer slechts in zoverre worden afgeweken dat bedongen kan worden dat de werknemer voor de eerste twee dagen van het in lid 1 of lid 2 bedoelde tijdvak geen recht op loon heeft. 10. Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 9 worden perioden, waarin de werknemer in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten als bedoeld in artikel 3:1, tweede en derde lid, van de Wet arbeid en zorg, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. 11. Het tijdvak van 104 weken, bedoeld in lid 1, wordt verlengd: a. met de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven; b. met de duur van het verlengde tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft vastgesteld en met de duur van het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, eerste zin, van die wet; c. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien die wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt verlengd; en d. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft vastgesteld. 12. Indien de werknemer passende arbeid als bedoeld in artikel 658a lid 4 verricht, blijft de arbeidsovereenkomst onverkort in stand. 13. Voor de toepassing van lid 2 wordt onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.
Art. 7:655 BW 1. De werkgever is verplicht aan de werknemer een schriftelijke opgave te verstrekken met ten minste de volgende gegevens: a. naam en woonplaats van partijen; b. de plaats of plaatsen waar de arbeid wordt verricht; 46
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
c. de functie van de werknemer of de aard van zijn arbeid; d. het tijdstip van indiensttreding; e. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de duur van de overeenkomst; f. de aanspraak op vakantie of de wijze van berekening van de aanspraak; g. de duur van de door partijen in acht te nemen opzegtermijnen of de wijze van berekening van deze termijnen; h. het loon en de termijn van uitbetaling alsmede, indien het loon afhankelijk is van de uitkomsten van de te verrichten arbeid, de per dag of per week aan te bieden hoeveelheid arbeid, de prijs per stuk en de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering is gemoeid; i. de gebruikelijke arbeidsduur per dag of per week; j. of de werknemer gaat deelnemen aan een pensioenregeling; k. indien de werknemer voor een langere termijn dan een maand werkzaam zal zijn buiten Nederland, mede de duur van die werkzaamheid, de huisvesting, de toepasselijkheid van de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving dan wel opgave van de voor de uitvoering van die wetgeving verantwoordelijke organen, de geldsoort waarin betaling zal plaatsvinden, de vergoedingen waarop de werknemer recht heeft en de wijze waarop de terugkeer geregeld is; l. de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. m. of de arbeidsovereenkomst een uitzendovereenkomst is als bedoeld in artikel 690. 2. Voor zover de gegevens, bedoeld in lid 1, onderdelen a tot en met j, zijn vermeld in een schriftelijk aangegane arbeidsovereenkomst of in de opgave, bedoeld in artikel 626, kan vermelding achterwege blijven. Voor zover de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f tot en met i, zijn vermeld in een toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, kan worden volstaan met een verwijzing naar deze overeenkomst of regeling. 3. De werkgever verstrekt de opgave binnen een maand na de aanvang van de werkzaamheden of zo veel eerder als de overeenkomst eindigt. De gegevens, bedoeld in lid 1, onderdeel k, worden verstrekt voor het vertrek. De opgave wordt door de werkgever ondertekend. Wijziging in de gegevens wordt binnen een maand nadat de wijziging van kracht is geworden, aan de werknemer schriftelijk medegedeeld, tenzij deze voortvloeit uit wijziging van een wettelijk voorschrift, collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. 4. Indien de overeenkomst betreft het doorgaans op minder dan drie dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend verrichten van huishoudelijke of persoonlijke diensten ten behoeve van een natuurlijk persoon, behoeft de werkgever slechts op verlangen van de werknemer de gegevens te verstrekken. 5. De werkgever die weigert de opgave te verstrekken of daarin onjuiste mededelingen opneemt, is jegens de werknemer aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade. 6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing op een overeenkomst die de voorwaarden regelt van een of meer arbeidsovereenkomsten die partijen zullen sluiten indien na oproep arbeid wordt verricht, en op het aangaan van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst, al dan niet gevolgd door andere soortgelijke overeenkomsten, waarbij de ene partij, natuurlijk persoon, zich verbindt voor de andere partij tegen beloning arbeid te verrichten, tenzij deze overeenkomst wordt aangegaan in beroep of bedrijf. Op de in dit lid bedoelde overeenkomsten is artikel 654 van overeenkomstige toepassing. 47
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
7. Indien lid 6 van toepassing is, wordt in de schriftelijke opgave, bedoeld in lid 1, tevens vermeld welke overeenkomst is aangegaan. 8. Een beding in strijd met dit artikel is nietig.
Art. 7:661 BW 1. De werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige zin is bepaald. 2. Afwijking van lid 1 en van artikel 170 lid 3 van Boek 6 ten nadele van de werknemer is slechts mogelijk bij schriftelijke overeenkomst en slechts voor zover de werknemer te dier zake verzekerd is.
48
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
Art. 7:672 BW 1. Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij bij schriftelijke overeenkomst of door het gebruik een andere dag daarvoor is aangewezen. 2. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging: a. korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand; b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden; c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden; d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden. 3. De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand. 4. Indien de toestemming bedoeld in artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 is verleend, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met één maand, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. 5. De termijn, bedoeld in lid 2, kan slechts worden verkort bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan. De termijn kan schriftelijk worden verlengd. 6. Van de termijn, bedoeld in lid 3, kan schriftelijk worden afgeweken. De termijn van opzegging voor de werknemer mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die voor de werknemer. 7. Van lid 4 kan, voor zover het betreft de resterende termijn van opzegging van één maand, slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan worden afgeweken ten nadele van de werknemer. 8. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, mag de termijn van opzegging, bedoeld in lid 6, tweede volzin, voor de werkgever worden verkort, mits de termijn niet korter is dan die voor de werknemer. 9. Voor de toepassing van lid 2 worden arbeidsovereenkomsten geacht eenzelfde, niet onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen in geval van herstel van de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 682.
Art. 7:678 BW Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 677 beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. 2. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden: a. wanneer de werknemer bij het sluiten van de overeenkomst de werkgever heeft misleid door het vertonen van valse of vervalste getuigschriften, of deze opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven omtrent de wijze waarop zijn vorige arbeidsovereenkomst is geëindigd; b. wanneer hij in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid waarvoor hij zich heeft verbonden; 49
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
c. wanneer hij zich ondanks waarschuwing overgeeft aan dronkenschap of ander liederlijk gedrag; d. wanneer hij zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt; e. wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medewerknemers mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt; f. wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medewerknemers verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden; g. wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, eigendom van de werkgever beschadigt of aan ernstig gevaar blootstelt; h. wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, zich zelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt; i. wanneer hij bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van de werkgever, die hij behoorde geheim te houden, bekendmaakt; j. wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt; k. wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt; l. wanneer hij door opzet of roekeloosheid buiten staat geraakt of blijft de bedongen arbeid te verrichten. 3. Bedingen waarbij aan de werkgever de beslissing wordt overgelaten of er een dringende reden in de zin van artikel 677 lid 1 aanwezig is, zijn nietig.
Art. 7:679 BW 1. Voor de werknemer worden als dringende redenen in de zin van artikel 677 lid 1 beschouwd zodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben dat van de werknemer redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. 2. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden: a. wanneer de werkgever de werknemer, diens familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt, of gedoogt dat dergelijke handelingen door een van zijn huisgenoten of ondergeschikten worden gepleegd; b. wanneer hij de werknemer, diens familieleden of huisgenoten verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden, of gedoogt dat een dergelijke verleiding of poging tot verleiding door een van zijn huisgenoten of ondergeschikten worden gepleegd; c. wanneer hij het loon niet op de daarvoor bepaalde tijd voldoet; d. wanneer hij, waar kost en inwoning overeengekomen zijn, niet op behoorlijke wijze daarin voorziet; e. wanneer hij de werknemer wiens loon afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid is vastgesteld, geen voldoende arbeid verschaft; f. wanneer hij de werknemer wiens loon afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid is vastgesteld, de bedongen hulp niet of niet in behoorlijke mate verschaft; g. wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt; h. wanneer hij, zonder dat de aard van de arbeidsovereenkomst dit medebrengt, de werknemer niettegenstaande diens weigering gelast arbeid in het bedrijf van een andere werkgever te verrichten; 50
Ondernemings CAO 1 april 2010 – 30 juni 2014
i. wanneer de voortduring van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer zou zijn verbonden met ernstige gevaren voor leven, gezondheid, zedelijkheid of goede naam, die niet duidelijk waren ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst; j. wanneer de werknemer door ziekte of andere oorzaken zonder zijn toedoen buiten staat geraakt de bedongen arbeid te verrichten. 3. Bedingen waarbij aan de werknemer de beslissing wordt overgelaten of er een dringende reden in de zin van artikel 677 lid 1 aanwezig is, zijn nietig.
51