Gewijzigd 14-12-20012
Voorst bestemmingsplan
Buitengebied Nota Zienswijzen&Ambtshalve wijzigingen - anoniem -
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Voorst Bestemmingsplan Buitengebied
nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen - anoniem -
identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
028500.14937.00
13-12-2012
projectleider:
opdrachtgever:
drs. A.Th.M. Hoedemaker
gemeente Voorst
auteur(s):
R.008/04
mw. J.M. Lamberts MSc.
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1. Inleiding 1.1. Doel van deze nota 1.2. Leeswijzer
blz. 3 3 3
2. Zienswijzen
5
3. Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
219
028500.14937.00
2
Inhoud
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1. Inleiding
3
1.1. Doel van deze nota Met ingang van 31 mei 2012 heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied' gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode was het voor eenieder mogelijk een zienswijze in te dienen en daarmee te reageren op de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. Over het ontwerpbestemmingsplan zijn op 4 juni en 6 juni 2012 inloopbijeenkomsten gehouden, waarin eveneens eenieder in de gelegenheid is gesteld om kennis te nemen van het plan en hierop een reactie te geven. In totaal zijn er 142 zienswijzen ingediend. Daarvan zijn er 139 verzonden binnen de periode van terinzagelegging en derhalve ontvankelijk. Daarnaast zijn er 3 zienswijzen buiten deze periode ontvangen. Deze zienswijzen zijn wel in deze nota opgenomen en behandeld onder zienswijze nummer 139 t/m 142.
1.2. Leeswijzer De nota van beantwoording is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komen de zienswijzen aan de orde. Iedere zienswijze wordt kort samengevat, gevolgd door een beantwoording en afgesloten met een conclusie. Indien een zienswijze leidt tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan, is dit in de conclusie aangegeven. Op grond van nieuwe gegevens en inzichten die losstaan van de zienswijzen is het gewenst om het bestemmingsplan op onderdelen te wijzigen. Deze ambtshalve wijzigingen zijn weergegeven in hoofdstuk 3.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
4
Inleiding
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Zienswijzen
5
1. Samenvatting Reclamant stelt dat in de samenvatting van de inspraakreactie in de Nota Inspraak en Overleg kenbaar is gemaakt dat aan zijn wens voor werken en wonen geen gehoor zal worden gegeven. Reclamant kan zich niet vinden in de reactie die daarop gegeven wordt. Volgens reclamant is er geen sprake van de bouw van een woning op het perceel, plaatselijk bekend als Vollehandsweg 2. De woning zal inpandig in het ronde gebouw gerealiseerd worden waardoor het uiterlijk van het gebouw (de oude waterzuivering) niet verandert. Ook vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats omdat het gebouw thans als kantoor en opslag conform het geldende bestemmingsplan wordt benut. Bovendien zal de nieuwe bestemming meer WOZ-opbrengst met zich meebrengen voor de gemeente. Ook blijven de rust en keurig onderhouden omgeving aan de Bandijk behouden. Reclamant geeft aan eventueel de bedrijfsbestemming op te willen geven in ruil voor wonen. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is het perceel Vollehandsweg 2 in Terwolde voorzien van de bestemming 'Bedrijf'. Er is geen woning toegestaan. Dit komt overeen met de situatie in het bestemmingsplan Buitengebied 1996. Zoals ook in de inspraakreactie is aangegeven is het uitgangspunt van het bestemmingsplan dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Het toevoegen van een woning al of niet inpandig wordt beschouwd als een nieuwe ontwikkeling. Er zijn naar het oordeel van de gemeente geen redenen om van dit uitgangspunt af te wijken. Voor een dergelijke functiewijziging is een afzonderlijke procedure noodzakelijk waarbij alle afzonderlijke aspecten beoordeeld worden. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
6
Zienswijzen
2. De zienswijze heeft betrekking op perceel Polveenseweg 12 te Klarenbeek. Samenvatting De gronden aan de Polveenseweg 12 hebben de dubbelbestemming Ecologische Hoofdstructuur verkregen. Volgens de door reclamant bijgevoegde mailwisseling kwam dit doordat er een fout zit in de EHS-kaart van de provincie. Omdat de provincie volgens reclamant aangeeft dat het hier om een fout gaat verzoekt reclamant het gehele bouwvlak op deze locatie niet van de dubbelbestemming 'Ecologische Hoofdstructuur' te voorzien. Beantwoording De provincie Gelderland heeft een herbegrenzing doorgevoerd van de EHS en daarbij zijn niet alle correcties goed op de kaart doorgevoerd. Geconcludeerd moet worden dat het bouwvlak van de cliënt van reclamant buiten de EHS ligt. De verbeelding zal op dit punt worden aangepast waardoor over het bouwvlak geen dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie EHS' wordt aangegeven. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
7
3. Samenvatting Reclamant geeft aan dat de inspraakreactie niet het woonperceel aan de Burgemeester van der Feltzweg 44 betreft maar een perceel gelegen aan de Vermeersweg tegenover huisnummer 17. De inspraakreactie is daardoor niet juist beantwoord. Op de betreffende gronden staan schuren met een gezamenlijke oppervlakte van circa 153 m². In deze schuren staan ruim 100 bijenkasten ten behoeve van de honingwinning. Tevens vindt er opslag plaats van stookhout voor eigen gebruik en staan er machines ten behoeve van het ondergeschikte agrarisch natuurbeheer. Het gebruik van de gronden is hobbymatig agrarisch. Ook is sprake van ondergeschikt agrarisch natuurbeheer. Op het perceel staan tevens 100 fruitbomen. Reclamant verzoekt de gebouwen positief te bestemmen zodat overgegaan kan worden tot vernieuwing. Beantwoording Bij de beoordeling van de inspraakreactie van reclamant is inderdaad uitgegaan van de situatie bij zijn woning aan de Burgemeester van der Feltzweg 44. Uit de inspraakreactie kon niet worden opgemaakt dat het ging om het gebruik van het perceel aan de Vermeersweg tegenover nummer 17. Het perceel aan de Vermeersweg wordt hobbymatig agrarisch gebruikt. De gemeente gaat ervan uit dat dit gebruik gecontinueerd wordt. De aanwezige bebouwing kan daarbij niet worden gemist. Er zal een klein agrarisch bouwvlakje worden aangegeven zodat de bebouwing, indien dit gewenst wordt, kan worden vernieuwd. Er wordt geen mogelijkheid geboden om een bedrijfswoning te kunnen bouwen. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
8
Zienswijzen
4. De zienswijze heeft betrekking op de Veluwse Bandijk. Samenvatting Reclamant verzoekt de toelichting zodanig aan te passen dat daaruit duidelijk blijkt dat de Veluwse Bandijk niet langer onder de verantwoordelijkheid c.q. zeggenschap van het Waterschap Veluwe valt. Het toekennen van taken met betrekking tot beheer en onderhoud aan dit waterschap vormt volgens reclamant een wederrechtelijke inbreuk op het eigendomsrecht van de eigenaren van de percelen waarop de restanten van deze voormalige dijk zich bevinden. Reclamant geeft aan dat de Veluwse Bandijk als waterwerk overbodig is geworden en dat de dijk haar status als waterkering heeft verloren. Het polderdistrict heeft alle bemoeienissen met deze dijk beëindigd en noch het polderdistrict noch haar rechtsopvolgers hebben sindsdien enige activiteit ontplooid in de zin van beheer en onderhoud. Eventueel sluimerende rechten of plichten zijn door het verstrijken van de tijd verjaard. Ten onrechte wordt de Veluwse Bandijk aangeduid als waterkering. Beantwoording Het is geenszins de bedoeling inbreuk te maken op het eigendomsrecht van eigenaren van de percelen waarop de Veluwse Bandijk ligt. De Veluwsedijk vindt zijn oorsprong in Klarenbeek en buigt vervolgens nabij De Halmen 8 in noordelijke richting en volgt dan de IJssel. De Veluwse Bandijk heeft tot het punt waar de dijk afbuigt in noordelijke richting geen waterkerende functie meer. In de verbeelding is voor dit deel geen bestemming 'Waterstaat Waterkering' aangegeven. De toelichting op het bestemmingsplan zal op dit onderdeel verduidelijkt worden. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de toelichting wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
9
5. De zienswijze heeft betrekking op perceel Voorsterklei 8 te Voorst. Samenvatting Reclamanten verzoeken het bouwvlak te vergroten tot 1,5 ha, zodat het mogelijk wordt de groei van het bedrijf te kunnen continueren en het bedrijf levensvatbaar te houden. Beantwoording Reclamanten hebben aan de Voorsterklei 8 in Voorst een melkrundveebedrijf. Uit de huidige omvang valt af te leiden dat het om een bedrijf met toekomstperspectief gaat en er is zicht op een opvolger. Hiermee is er naar het oordeel van de gemeente voldoende aanleiding om aan te nemen dat het bedrijf in de nabije toekomst een groei zal doormaken. Binnen het bestaande bouwvlak is de uitbreidingsruimte erg beperkt. Uit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk het bouwvlak te verruimen tot 1,5 ha. Aan de westzijde van het bedrijf ligt op dit moment de ruwvoeropslag en deze kan binnen het bouwvlak worden geplaatst. Bij een uitbreiding van het bedrijf kan de ruwvoeropslag buiten het bouwvlak worden gelegd. De verbeelding zal op dit punt aangepast worden. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
10
Zienswijzen
6. Deze reactie heeft betrekking op de Wilpsedijk 10 te Wilp. Samenvatting Reclamant stelt zich op het standpunt dat het koetshuis nergens te vinden is in het ontwerpbestemmingsplan. Het gebouw staat wel tussen de bomen maar is wel een groot gebouw. Reclamanten verzoeken dit alsnog op te nemen en het bestemmingsplan aan te passen. Beantwoording Reclamant merkt terecht op dat het koetshuis niet binnen de bestemming 'Wonen - Landhuis' is opgenomen. Deze omissie zal worden hersteld door het bestemmingsvlak 'Wonen Landhuis' te vergroten. De verbeelding zal worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
11
7. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Bottenhoekseweg 3 te Teuge. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen conform de aan de zienswijze toegevoegde tekening. Deze verruiming van het bouwvlak achter de varkensschuur met minimaal 20 m² is nodig omdat in de toekomst meer emissie beperkende maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast is het mogelijk dat voor het huidige aantal varkens wel eens meer vierkante meters vloeroppervlak noodzakelijk zullen zijn. Beantwoording Reclamant heeft aan de Bottenhoekseweg een agrarisch bedrijf (varkenshouderij) met daarbij een loonbedrijf. De gemeente wil in principe meewerken aan uitbreiding van volwaardige agrarische bedrijven. In het ontwerpbestemmingsplan is voor Bottenhoekseweg 3 een bouwvlak aangegeven met een oppervlakte van circa 1,3 ha. Reclamant vraagt uitbreiding van dit vlak met een oppervlakte van circa 0,1 ha. Uit ruimtelijk oogpunt is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk dat het bouwvlak wordt verruimd tot ongeveer 1,4 ha. De planregels waarborgen dat voor de intensieve veehouderij niet meer dan 1 ha mag worden benut. De verbeelding zal worden aangepast. Ronde Tafelgesprekken (RTG) Tijdens de RTG blijkt dat reclamant op 29 november nog een aanvullende mail heeft gestuurd op zijn zienswijze waarin gevraagd wordt om extra uitbreiding van het bouwvlak. In de RTG heeft het college toegezegd deze aanvraag te beoordelen. Reclamant bedrijft een intensieve veehouderij (varkens) waarvan de omvang conform het reconstructieplan niet groter mag zijn dan 1 ha. Zijn bouwvlak is in het huidige voorstel al 1,4 ha. Reclamant heeft ook nog een loonbedrijf. In de regels is opgenomen dat hij daarvoor 3.900 m2 mag bouwen. Uitbreiding hiervan is op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening niet mogelijk. Medewerking verlenen aan vergroting van het bouwvlak biedt reclamant dus in feite geen extra bouwmogelijkheden. Het college stelt voor niet mee te werken aan een extra vergroting van het bouwvlak. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd. Naar aanleiding van de RTG worden geen wijzigingen doorgevoerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
12
Zienswijzen
8. Samenvatting Het voorliggende ontwerpbestemmingsplan geeft reclamant geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Beantwoording en conclusie De zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
13
9. De zienswijze heeft betrekking op perceel Middendijk 66 te Nijbroek. Samenvatting Reclamanten stellen zich op het standpunt dat hen een te klein agrarisch bouwvlak is toegekend. Deze is op de verbeelding weergegeven als woonbestemming. Dit behoort volgens hen nog gecorrigeerd te worden in 'Kl.A.B'. Beantwoording Reclamanten hebben een inspraakreactie ingediend op het voorontwerpbestemmingsplan. In dat kader is door de gemeente geoordeeld dat aan het perceel van reclamanten een agrarisch bouwvlak kan worden toegekend met de aanduiding 'klein agrarisch bedrijf'. Abusievelijk is de verbeelding niet gewijzigd. De verbeelding zal alsnog aangepast worden. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
14
Zienswijzen
10. Samenvatting Reclamanten stellen dat de adressen Quabbenburgerweg 33 en 35 als één woning is bestemd. Dit komt overeen met de situatie ruim 30 jaar geleden, maar in 1977 is het woonhuis gesplitst en is nummer 35 toegevoegd. Verzocht wordt een aanduiding 'maximum aantal woningen = 2' ter plaatse op te nemen. Beantwoording Uit dossieronderzoek is gebleken dat in 1980 is vastgesteld dat de woningen Quabbenburgerweg 33 en 35 twee zelfstandige woningen zijn binnen één bouwmassa. In een later stadium is bovendien vergunning verleend voor bijgebouwen, waarbij uitgangspunt was dat per woning maximaal 60 m² aan bijgebouwen kon worden opgericht. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 is om onduidelijke redenen niet opgenomen dat het gaat om 2 woningen. Op basis van deze constateringen ligt het naar het oordeel van de gemeente voor de hand dat de zienswijze wordt overgenomen en dat de verbeelding overeenkomstig wordt aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
15
11. De zienswijze heeft betrekking op perceel Twelloseweg 44 te Terwolde. Samenvatting Reclamant stelt dat de bestemming 'Wonen' ter plaatse niet correct is. Er vinden namelijk hobbymatige agrarische activiteiten plaats, waarbij er 8 zoogkoeien en jongvee worden gehouden. Reclamant verzoekt de woonbestemming te veranderen in een agrarische bestemming en met name op een berging op de grens van het perceel. Beantwoording Door reclamant is op 4 november 2010 een melding ingediend op grond van het Besluit Landbouw Milieubeheer. Daarmee is in ieder geval aangetoond dat er ter plaatse van Twelloseweg 44 hobbymatig agrarische activiteiten plaatsvinden. De stal waarin dieren worden gehouden ligt op meer dan 25 m afstand van omringende woningen. Andere schuren op het erf worden als berging en/of werktuigenberging gebruikt. Het is naar het oordeel van de gemeente aannemelijk dat reclamant de hobbymatige agrarische activiteiten in de komende planperiode zal voortzetten. Op basis van deze feiten is er voldoende aanleiding om ter plaatse van Twelloseweg 44 een agrarisch bouwvlak aan te geven met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' (sa-klab). Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
16
Zienswijzen
12. De zienswijze heeft betrekking op perceel Wellerweg 6a te Nijbroek. Samenvatting Reclamant stelt zich op het standpunt dat het bouwvlak aan de zuidwestzijde te krap tegen het huis is gelegen. De bouw van een veranda is hierdoor niet mogelijk. Reclamant verzoekt daarom het bouwvlak, conform de aan de zienswijze toegevoegde tekening, aan te passen met dien verstande dat de oppervlakte gelijk blijft. Daartoe zou het bouwvlak aan de noordzijde verkleind kunnen worden. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is aan het perceel van reclamant een agrarisch bouwvlak toegekend. Aan de westzijde is de bebouwingsgrens langs de bedrijfswoning gelegd. Uitbreiding van de bedrijfswoning met een veranda leidt niet tot uitbreiding van het agrarisch bedrijf. Verruiming van het bouwvlak leidt naar het oordeel van de gemeente niet tot buitenproportionele uitbreidingsmogelijkheden van het agrarische bedrijf en hoeft ook niet te worden gecompenseerd aan de noordkant. De verbeelding zal worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
17
13. De zienswijze heeft betrekking op perceel Trippestraat 11 te Terwolde. Samenvatting Reclamant stelt zich op het standpunt dat enkele objecten buiten het thans opgenomen bouwvlak vallen. Reclamant verzoekt deze gebouwen alsnog binnen het bouwvlak te laten vallen conform de aan de zienswijze toegevoegde tekening. Beantwoording Het is geenszins de bedoeling dat bebouwing bij agrarische bedrijven (deels) buiten het bouwvlak komt te liggen. Reclamanten vragen om alle bebouwing binnen het bouwvlak op te nemen. Hiertegen is naar het oordeel van de gemeente ruimtelijk geen bezwaar omdat het geen uitbreiding van bestaande bebouwing betreft. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
18
Zienswijzen
14. De zienswijze heeft betrekking op perceel Lochemsestraat 44. Samenvatting Reclamant stelt zich op het standpunt dat de agrarische bestemming ten onrechte is omgezet naar een woonbestemming. Reclamant verzoekt dit terug te draaien door (opnieuw) een agrarische bestemming voor de gronden op te nemen. Reclamant voert hiervoor een tweetal redenen aan. Allereerst zijn alle vereiste vergunningen aanwezig voor het houden van circa 30 Lakenvelder koeien. Daarnaast zijn ook alle vereiste vergunningen voor het houden van circa 80 vleesvarkens aanwezig. Beantwoording In het geldende bestemmingsplan wordt het bedrijf aan de Lochemsestraat 44 aangeduid met de bestemming 'Agrarisch cultuurgebied' met een bouwperceel A. De omvang van de bedrijfsactiviteiten zijn naar het oordeel van de gemeente qua omvang voldoende om de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak op te nemen, met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' (sa-klab). Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
19
15. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Dijkhofstraat 12 te Twello. Samenvatting Met betrekking tot het perceel, inclusief het daarop aanwezige koetshuis, plaatselijk bekend als Dijkhofstraat 12 te Twello verzoeken reclamanten de recreatieve bestemming te vervangen door een woonbestemming. Reclamanten verzoeken tevens in het koetshuis een meer multifunctioneel gebruik toe te staan, door ook deze van een woonbestemming te voorzien. Reclamanten onderbouwen dit met de volgende argumenten c.q. stellingen. a. Er zijn door het college van burgemeester en wethouders (met name wethouder Van Muiden) toezeggingen gedaan omtrent de aanpassing van de bestemmingen. b. Ruimtelijk gezien zijn er geen (zowel aanvullend dan wel nadelige) effecten nu het feitelijk gaat om enige wijziging in de gebruiksvoorschriften en wellicht enige uitbreiding van bebouwingsmogelijkheden van de woning Dijkhofstraat 12 in relatie tot de mogelijkheden die er nu nog zijn. Een meer uitgebreide toelichting van de kant van reclamanten, is volgens reclamanten niet noodzakelijk, gegeven de feiten en omstandigheden alsmede de inhoud van het gemeentelijk dossier over het betreffende gebiedje. c. De argumenten uit de inspraakreactie worden herhaald en de beantwoording daarop is onbegrijpelijk. In het bijzonder de verwijzing naar provinciaal beleid is ten onrechte opgenomen. d. Voorwaarden van financiële aard kunnen niet worden opgeworpen als een blokkade voor een wijziging voor een bestemmingswijziging. Reclamanten handhaven de inhoud van de op 4 november 2011 toegezonden inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied en stellen dat daarin feitelijk om een functieverandering is gevraagd. Het bestemmingsplan is het geëigende instrument om te toetsen of de gewenste verandering van de functie passend is. Daarbij komt dat naar het oordeel van reclamanten eerder gebleken is dat de beoogde functieveranderingen (die dat feitelijk eigenlijk niet zijn) passend zijn, overeenkomen met een goede ruimtelijke ordening en geen belangen van derden raken. Daarbij komt dat naar het oordeel van reclamanten de te verlaten functie nimmer passend is geweest en nooit is ingevuld. Reclamanten hebben in het vervolg op de bovenstaande zienswijze een aantal stukken toegezonden die ter onderbouwing dienen van de bovenstaande zienswijze. Tevens worden de volgende aanvullingen gedaan. a. Door diverse bestuurders zijn op diverse tijdstippen volgens reclamanten toezeggingen gedaan om te komen tot wijziging van de bestemming voor de recreatiewoning op het terrein. b. Het litigieuze object voldoet aan de criteria van het KB Gorssel. c. Er zijn geen argumenten te bedenken waarom de betreffende woning een recreatiewoning zou moeten zijn. d. Bij permanente bewoning wordt gewaarborgd dat landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische elementen zijn beschermd. e. Het is niet duidelijk waarom het overgangsrecht van eerdere bestemmingsplannen niet hebben geleid tot het leggen van een woonbestemming. f. Het is reclamanten onduidelijk waarom er op het niveau kan worden toegezegd en waarom er vervolgens ambtelijk wordt afgeweken. g. Een recreatiebestemming is onverenigbaar met de aanwezige waarden. Slechts bij een woonsituatie kan dit worden gewaarborgd. h. Verzocht wordt alsnog planologisch medewerking te verlenen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
20
Zienswijzen
Beantwoording Al geruime tijd speelt de discussie over het toekennen van een woonbestemming aan de huidige recreatiewoning op het perceel Dijkhofstraat 12. Het college heeft in 2009 besloten dat men onder voorwaarden mee wil werken aan een wijziging van het bestemmingsplan met als doel dat de recreatiewoning de bestemming 'Wonen' zou krijgen. Van dit principebesluit zijn reclamanten zowel mondeling als schriftelijk in kennis gesteld. Reclamanten hebben na dit principebesluit echter nog geen initiatieven ondernomen om een traject naar herziening van het bestemmingsplan te starten. Het perceel Dijkhofstraat 12 ligt in het groenblauwe raamwerk, zoals dat in de structuurvisie Gelderland (voorheen Streekplan Gelderland 2005) is aangegeven. Ligging in het groenblauwe raamwerk impliceert dat hier sprake is van een provinciaal belang en dat derhalve de provincie geraadpleegd moet worden bij een wijziging van de bestemming. Om aan deze en andere voorwaarden op bijvoorbeeld het gebied van natuur en cultuurhistorie inhoud te geven, past het naar het oordeel van de gemeente niet om deze bestemmingswijziging mee te nemen tijdens de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Een separate procedure in de lijn, zoals in het principebesluit van het college is aangegeven, voor een bestemmingsplanherziening voor het perceel Dijkhofstraat 12 is hiervoor de aangewezen route. Het verzoek om functiewijziging van het koetshuis tot een meer multifunctioneel gebruik wordt beoordeeld in het kader van het functieveranderingsbeleid zoals dat binnen de gemeente wordt gehanteerd. Binnen dit kader kan functiewijziging plaatsvinden, maar hier worden voorwaarden aan verbonden die per locatie sterk verschillend kunnen zijn. Bij alle functieveranderingstrajecten is sprake van maatwerk en daarom zijn functieveranderingstrajecten niet meegenomen bij de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Indien reclamanten functieverandering van het koetshuis beogen, kunnen zij hiertoe een verzoek indienen en dat verzoek zal dan beoordeeld worden in het kader van het functieveranderingsbeleid. Reclamanten worden geadviseerd om daartoe vooraf met het college en de provincie Gelderland te vooroverleggen voor de inzet op een totaalpakket aan nodige compensatiemaatregelen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
21
16. De zienswijze heeft betrekking op percelen aan de Nijenbeekseweg ter hoogte van nr. 28 te Voorst. Samenvatting De zienswijze van reclamant heeft betrekking op de percelen grond aan de Nijenbeekseweg ter hoogte van nummer 28 welke kadastraal bekend staan als Voorst, sectie C, nrs. 1262 en 1305. Doel hiervan is de gronden van een woonbestemming te voorzien omdat die bestemming het beste aansluit op de ruimtelijke invulling van de omliggende en aangrenzende percelen (onder meer Nijenbeekseweg 26 en 30). De bestemming 'opslag en opslag in agrarische zin' zal daardoor komen te vervallen. Reclamant onderbouwt dit met de volgende argumenten c.q. stellingen. a. Ruimtelijk gezien is er enkel een positief effect nu het gaat om een toevoeging die het gebied ten goede komt. Invulling van een agrarische bestemming op een klein stukje grond is niet reëel. Elk onderzoek zal dat uitwijzen. Een meer uitgebreide toelichting van de kant van reclamant is volgens reclamant niet noodzakelijk gegeven de feiten en omstandigheden alsmede de inhoud van het gemeentelijk dossier over het betreffende gebiedje. b. De argumenten uit de eerder door reclamant ingediende inspraakreactie van 5 november 2011 worden herhaald. c. Een eerder verzoek uit 2007 is niet relevant. d. Uitgangspunt van een bestemmingplan dient te zijn dat voor de aankomende 10 jaar, op juiste wijze, de ruimte wordt geordend. Het blokkeren van elke nieuwe ontwikkeling is dan ook uit den boze. Evenals de opmerking 'het ligt dan ook niet voor de hand …'. e. De provinciale 'inbreidingsgedachte' wordt ondersteund. f. Agrarisch gebruik is geen 'hobbymatig agrarisch gebruik'. g. Het oordeel van de gemeente dat hier realiteitszin aan de orde zou zijn, wordt, zonder enige ondersteuning en onderbouwing, aan het papier toevertrouwd. h. Wat is hobbymatig agrarisch gebruik? Agrarisch gebruik is bedrijfsmatig. Hobbymatig is daarmee onverenigbaar. Bij dit alles komt de erkenning dat de grond niet bedrijfsmatig kan worden benut. Ook wordt niet inzichtelijk gemaakt of er dan behoefte zou zijn aan de thans voorgestelde vormen van (mede)gebruik. Reclamant heeft door middel van een tweede brief een aanvulling gegeven op de zienswijze. Reclamant geeft aan dat de zienswijze tweeledig is. 1. Enerzijds is er kritiek op de gelegde bestemming: die is niet realiseerbaar en past ook niet in de structuur van de omliggende bestemmingen en deze bestemming is uitgewerkt. Dit is bekend bij het college en de raad. 2. In het verlengde daarvan vraagt reclamant of is nagedacht over een alternatief dat wel past binnen de visies van provincie en gemeente. Geen van beide buren is gebaat dat er sprake is van een invulling met een feitelijke agrarische inbreng. Reclamant wil daarom graag meedenken over een passende bestemming die rechtmatig is, ook in relatie tot derden. Beantwoording Het algemene uitgangspunt van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is dat de bestaande situatie wordt bestemd en geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. In dit geval is er sprake van een onbebouwd perceel met agrarisch gebruik wat aanleiding is geweest om de bestemming 'Agrarisch' toe te kennen. Binnen deze bestemming is naast be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
22
Zienswijzen
drijfsmatig agrarisch gebruik ook hobbymatig agrarisch gebruik toegestaan. Dit gebruik past goed in de kleinschalige structuur van de omgeving. Er zijn geen bouwmogelijkheden op het perceel van toepassing. In 2007 heeft de eigenaar een verzoek aan de gemeente gericht om het perceel de bestemming 'Wonen' te geven. Dit verzoek is niet ingewilligd met als argumentatie dat het verzoek niet paste binnen het streekplan Gelderland 2005, dat de locatie binnen de EHS ligt en dat de gemeente Voorst erg terughoudend is met het toestaan van nieuwe woningen in het buitengebied. De algemene beleidslijn is nog steeds dat in het buitengebied geen mogelijkheden worden geboden voor het oprichten van nieuwe woningen. Een uitzondering op deze regel is de toepassing van het functieveranderingsbeleid of een tweede agrarische bedrijfswoning. Er is naar het oordeel van de gemeente geen reden aanwezig de algemene beleidslijn te verlaten en er is geen sprake van één van beide uitzonderingssituaties. Uit ruimtelijk oogpunt is het naar het oordeel van de gemeente bovendien niet wenselijk een woning toe te voegen in de bestaande open ruimte tussen Nijenbeekseweg 26 en 30. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
23
17. Samenvatting 17.1. Gehele kavel dient woonbestemming te hebben Reclamant verzoekt ter zake van kavel Wilp, sectie F, nummer 882 de gehele kavel een woonbestemming te geven en het gedeelte dat thans van een agrarische bestemming is voorzien om te zetten in een woonbestemming. Reclamant stelt zich op het standpunt dat contractueel bij de aankoop van het perceel is vastgelegd dat dit kavel niet anders dan voor bewoning mag worden gebruikt en verwijst hiervoor naar de bijgevoegde koopovereenkomst. Vanaf het van kracht worden van het bestemmingsplan in 1996 heeft het gehele kavel ook een woonbestemming gekregen. Daarnaast stelt reclamant zich op het standpunt dat het betreffende perceel sinds 1994 uitdrukkelijk volledig bestemd is voor woondoeleinden. Dit betekent dat er ook een vergunningplichtig bouwwerk (mestsilo) verwijderd is in het thans als agrarisch bestemde perceel. Ook is een voerplaat met onderliggend puin verwijderd en is de nog aanwezige toegangsweg in gebruik als toegangsweg tot de garage die behoort tot het woonhuis. Feitelijk is het perceel ook als tuin ingericht en wordt dit als zodanig gehandhaafd. 17.2. Mogelijkheden voor functieverandering worden reclamant ontnomen Tevens stelt reclamant dat geen melding is gedaan van de onderliggende bestemmingswijziging en dat deze niet verenigbaar is met eerder toegekende rechten (Rood voor Rood-regeling). Hierdoor ontstaat eveneens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Tot slot ontstaat er strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat dit het enige object is waarbij de helft van het perceel een agrarische bestemming krijgt. Reclamant verzoekt de kavel, kadastraal bekend als Wilp, sectie F, nr. 882 geheel te voorzien van de bestemming 'Wonen'. Beantwoording 17.1. Gehele kavel dient woonbestemming te hebben Reclamant heeft in 1994 perceel Doornweerdstraat 25 gekocht van de gemeente. Daarbij is contractueel vastgelegd dat de gemeente het toen geldende bestemmingsplan Buitengebied zou wijzigen. De bestemming 'agrarische doeleinden I met bouwperceel' zou worden gewijzigd in de bestemming 'agrarische doeleinden I' (zonder bouwperceel). Na het onherroepelijk worden van de wijziging mag de huiskavel met de opstallen niet anders dan voor bewoning worden gebruikt. Op deze locatie is dan ook de bestemming 'Wonen' van toepassing verklaard. De wijziging van het bestemmingsplan is op 22 februari 1995 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd. De gemeente had daarmee voldaan aan de betreffende voorwaarde. Voor zover bekend is, heeft reclamant het perceel en de opstallen niet meer 'agrarisch' gebruikt en heeft dus ook voldaan aan de voorwaarde. In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is aan het perceel Doornweerdstraat 25 deels de bestemming 'Woondoeleinden' toegekend en deels de bestemming 'Agrarisch cultuurgebied'. De bestemming 'Woondoeleinden' betreft het deel van het perceel waar de bebouwing aanwezig is en een deel van de tuin. De bestemming 'Agrarisch' betreft het deel dat met gras is ingezaaid. Dit is allemaal conform hetgeen contractueel is vastgelegd en reclamant heeft tegen het toenmalige ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 1996 geen zienswijzen kenbaar gemaakt. In het voorliggende ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is het bestemmingsvlak 'Woondoeleinden' overgenomen en aangeduid als 'Wonen'. De bestemming 'Agrarisch cultuurgebied I' is overgenomen en het betreffende gedeelte is nu aangeduid als 'Agrarisch'. Het is
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
24
Zienswijzen
naar het oordeel van de gemeente uit stedenbouwkundige overwegingen niet wenselijk om het gehele perceel van reclamant te bestemmen als 'Wonen'. Een gevolg hiervan zou kunnen zijn dat bebouwing over het gehele perceel plaatsvindt terwijl er nu sprake is van concentratie van bebouwing. Bovendien wordt het betreffende deel op dit moment hobbymatig agrarisch gebruikt. 17.2. Mogelijkheden voor functieverandering worden reclamant ontnomen De opvatting van reclamant wordt door de gemeente niet gedeeld. Functiewijziging wordt eerst mogelijk nadat een herziening van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden waarbij de agrarische bestemming wordt gewijzigd naar 'Wonen'. Afhankelijk van het aantal m² te slopen gebouwen wordt het dan mogelijk daarvoor in de plaats één of twee woningen te bouwen. Ronde Tafelgesprekken (RTG) Tijdens de RTG licht reclamant zijn zienswijze toe met betrekking tot zijn woonperceel. In de Notitie zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is ingegaan op de in het ontwerpbestemmingsplan bestemde situatie. Het gebied waar reclamant op doelt is echter bij het voorstel tot gewijzigde vaststelling buiten dit bestemmingsplan gelaten. Het gaat namelijk om een gebied dat wordt meegenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg. Dit plan gaat naar verwachting in januari als ontwerp ter inzage. Tijdens de RTG is dit niet duidelijk verwoord richting reclamant. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
25
18. De zienswijze heeft betrekking op perceel Teugseweg 16 te Teuge. Samenvatting Reclamant verzoekt het bestemmingsvlak en bouwvlak voor de gronden plaatselijk bekend als de Teugseweg 16, te verruimen. Volgens reclamant was dit vroeger 8.000 m², maar is dit zonder toestemming van de vorige eigenaar gewijzigd. Dit is ten behoeve van het verplaatsen van de bedrijfsbebouwing naar achteren. Reclamant heeft een tekening bijgevoegd. Beantwoording Ter plaatse van Teugseweg 16 is in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Het vlak is overgenomen van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996. In het bestemmingsvlak is ook het voormalige agrarische bedrijfsgebouw opgenomen dat oorspronkelijk behoorde bij woning Ganzevlesweg 1/1A. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 geldt voor dit voormalige agrarische bedrijfsgebouw de bestemming 'agrarisch cultuurgebied' met bouwperceel A. Het is naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om het bestemmingsvlak te verruimen waardoor de mogelijkheid ontstaat voor reclamant om de woning en het bedrijfsgebouw dat daarachter staat te kunnen verplaatsen. De verruiming vindt evenwel niet plaats over het terrein zoals reclamant in zijn brief heeft aangegeven. Het is naar het oordeel van de gemeente gewenst om de bebouwing te concentreren. De verbeelding zal worden aangepast waarbij het bestemmingsvlak in noordoostelijke richting wordt verruimd. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
26
Zienswijzen
19. De zienswijze heeft betrekking op perceel Buddezand 8. Samenvatting Reclamant verzoekt een bouwvak toe te kennen aan het schuurtje nabij Buddezand 8. Reclamant verwijst hierbij naar de lange historie van gedogen (de schuur staat er al wel zestig/zeventig jaar) en naar het feit dat twee naastgelegen schuren wel van een vergunning zijn voorzien terwijl deze schuren oorspronkelijk illegaal zijn opgetrokken op reeds aanwezige funderingen. Beantwoording In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is het schuurtje niet positief bestemd, evenals de naastgelegen schuurtjes. Met de eigenaar van de naastliggende schuurtjes is de gemeente overeengekomen dat de schuurtjes zullen verdwijnen. Het schuurtje van reclamant is illegaal tot stand gekomen en daarom kan geen beroep gedaan worden op het overgangsrecht. De onderhoudsstaat is zodanig dat het waarschijnlijk is dat het schuurtje van reclamant gaat verdwijnen. Op basis van het voorgaande is er naar het oordeel van de gemeente geen reden aanwezig om het schuurtje een positieve bestemming te geven door het toekennen van een bouwblok. Ook actuele foto's van het schuurtje geven geen aanleiding om het positief te bestemmen. Sterker nog, gezien de huidige staat van onderhoud is er naar het oordeel van de gemeente des te meer aanleiding om de oorspronkelijke bestemming (bestemmingsplan Buitengebied 1996) te continueren. Het feit dat er sprake is van een recht van overpad om het gebouw te kunnen bereiken, heeft te maken met de geïsoleerde eigendomssituatie en de voorzieningen die dan in het kader van het burgerlijk recht getroffen moeten worden. Hieruit vloeien geen rechten voort met betrekking tot het bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
27
20. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kampweg 9 te Nijbroek. Samenvatting Op het terrein van de heer De Weerd met de bestemming 'Woondoeleinden' staat naast de woning van de heer De Weerd een tot woning verbouwde schuur die al sinds 1977 aantoonbaar bewoond is geweest en thans ook wordt bewoond. Reclamant stelt dat bewoning krachtens artikel XII.3 juncto XII.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zoals vastgesteld op 27 juli 1981 door de gemeenteraad van Voorst, onder het overgangsrecht valt. Het gebruik van de woning is nooit door het bevoegd gezag gewraakt zodat er geen sprake is van uitsluiting van het overgangsrecht. Het gebruik valt daardoor sinds 1981 onder het overgangsrecht. Tevens dient, waar illegaal gebruik niet meer kan worden beëindigd, het nieuwe bestemmingsplan zich aan deze realiteit aan te passen. Daarnaast kan de beantwoording van de inspraakreactie niet goed gevolgd worden. Zo wordt volgens reclamant bij de beantwoording aangegeven dat de toenmalige bewoner in 1995 een brief heeft ontvangen dat het bewonen van de schuur door de moeder van de toenmalige bewoner zou worden gedoogd. Deze brief kan naar de mening van het college van burgemeester en wethouders gezien worden als wraking. Reclamant volgt deze redenering niet. Daartoe wordt allereerst opgemerkt dat het wraken door het bevoegd gezag tijdig en ondubbelzinnig dient te gebeuren. Tijdig betekent in dit geval volgens hen dat dit moest gebeuren voordat het bestemmingsplan van 1981 onherroepelijk werd. De aanschrijving van 1995 kan daardoor niet als wraking gezien worden. Daarnaast was de 'Etten-Leur clausule' niet opgenomen in de samengestelde voorschriften, waardoor naar het oordeel van reclamant en ook naar juridische maatstaven het overgangsrecht dient te gelden en de feitelijke situatie aangepast te worden. Reclamant verzoekt aanpassing van het bestemmingsplan zodat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met de huidige situatie. De tweede woning dient derhalve als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen te worden. Beantwoording De schuur is in het begin van de jaren tachtig clandestien verbouwd en geschikt gemaakt voor bewoning. Bij de gemeente is dit vele jaren later bekend geworden bij een verkoop van het perceel en de gemeente heeft destijds duidelijk gemaakt dat bewoning niet is toegestaan. In 1995 heeft de toenmalige eigenaar gevraagd om de schuur tijdelijk voor bewoning te mogen gebruiken ten behoeve van de zorg voor moeder. Op 28 augustus 1995 is aan de toenmalige bewoner van Kampweg 9 geschreven dat bewonen van de schuur bij woning Kampweg 9 door de moeder van de toenmalige bewoner werd gedoogd onder voorwaarde dat wanneer de moeder de bewoning metterwoon heeft verlaten, de schuur weer als bergruimte of iets dergelijks zou worden gebruikt. De beëindiging van de bewoning zou moeten worden gemeld bij de gemeente. Wanneer niet aan de voorwaarde zou worden voldaan, dan zou worden overgegaan tot bestuursdwang. Er is naar het oordeel van de gemeente dus sprake van wraking. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
28
Zienswijzen
21. De zienswijze heeft betrekking op perceel Hoevenallee 2 te Terwolde. Samenvatting Reclamant stelt dat het pand Hoevenallee 2 als 'Wonen' bestemd is terwijl dit pand feitelijk een agrarische bestemming heeft en ook als zodanig bij de L.N.V. geregistreerd staat. Er zijn naar het oordeel van reclamant geen feiten die een verandering zouden kunnen rechtvaardigen. Reclamant verzoekt de bestemming 'Wonen' te wijzigen naar een agrarische bestemming. Beantwoording De agrarische activiteit van reclamant staat niet bij de gemeente geregistreerd. Reclamant houdt hobbymatig schapen. In 1988 is aan het perceel van reclamant een agrarische bestemming toegekend. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 wordt het perceel van reclamant aangegeven met de bestemming 'Agrarisch cultuurgebied' met een bouwperceel A. Uit ruimtelijke overwegingen is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk de bestemming 'Agrarisch' aan te geven met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' (sa-klab). De verbeelding zal worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
29
22. De zienswijze heeft betrekking op perceel Heeringstraat 12 te Wilp. Samenvatting Reclamant verzoekt de grootte van het bouwblok gelegen aan het adres, plaatselijk bekend als, Heeringstraat 12 te Wilp aan te passen. Reclamant verzoekt de noordelijke begrenzing 10 m in noordelijke richting te verleggen zodat in de toekomst de mogelijkheid tot het bouwen van een berging/opslag mogelijk blijft en de groensingel als nieuwe grens zal gaan fungeren. Daarnaast verzoekt reclamant de westelijke begrenzing 50 m in westelijke richting te verleggen zodat hier een tuinhuis of serre aan de vijver gerealiseerd kan worden. Beantwoording Reclamant woont aan de Heeringstraat 12 in Wilp. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 geldt voor dit perceel de bestemming 'Woondoeleinden'. Het bouwvlak is overgenomen zoals dit in het geldende bestemmingsplan was aangegeven. Reclamant heeft een forse vijverpartij aangelegd ten oosten van de woning. Bij deze vijverpartij wil reclamant een tuinhuisje kunnen bouwen, vandaar het verzoek om 50 m extra bouwvlak ten oosten van zijn woning (reclamant schrijft abusievelijk 'ten westen'). De verruiming in noordelijke richting is bedoeld om eventueel in de toekomst een schuur te kunnen bouwen. Uitbreiding van het erf in noordelijke richting is naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk omdat deze uitbreiding direct aansluit aan het bestaande erf. Uitbreiding in oostelijke richting is uit ruimtelijk oogpunt niet gewenst. Door het bouwvlak in oostelijke richting te verruimen wordt de mogelijkheid geschapen om over een groot oppervlak bebouwing op te richten waardoor de samenhang met het feitelijke erf verloren gaat. De verbeelding zal worden aangepast waarbij het bouwvlak in noordelijke richting wordt uitgebreid. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
30
Zienswijzen
23. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Zonnenbergstraat 14 te Wilp. Samenvatting Reclamant verzoekt om de bedrijfsbestemming om te zetten in de woonbestemming. Het bedrijf is niet meer op deze locatie gevestigd. Beantwoording Nu het bedrijf niet meer op deze locatie gevestigd is, is er naar het oordeel van de gemeente geen reden meer om de bedrijfsbestemming te handhaven. Deze zal worden gewijzigd in een woonbestemming. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding en regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
31
24. De zienswijze heeft betrekking op perceel Bekendijk 8 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt, gezien de bedrijfsopvolging, om het bouwvlak uit te breiden zodat een volwaardige agrarische bedrijfsvoering gevoerd kan worden op deze locatie. De huidige bedrijfsvoering betreft 160 mestkalveren en 10 zoogkoeien terwijl 9 ha grond in eigendom is. De opvolger wil het bedrijf op termijn uitbreiden tot een volwaardige grootte met circa 1.000 mestkalveren. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om via planwijziging het bouwvlak uit te breiden indien de agrarische noodzaak hiertoe aanwezig is en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse behouden blijft. In het verlengde hiervan worden de thans naar voren gebrachte wensen en plannen zorgvuldig door de gemeente beoordeeld en gewogen. De inzet van de gemeente daarbij is om, waar dat verantwoord en mogelijk is, ruimte te bieden voor het realiseren van die plannen. Van belang daarbij is evenwel dat de plannen voldoende concreet zijn en meer zijn dan een voornemen, dat de plannen ruimtelijk en milieutechnisch inpasbaar zijn en dat de beoogde ontwikkeling samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 staat voor dit bedrijf een bouwvlak van 0,5 ha aangegeven. In het nu voorliggende bestemmingsplan is wederom een bouwvlak van 0,5 ha opgenomen. In het geval van reclamant is enkel een voornemen tot ontwikkeling kenbaar gemaakt en is naar het oordeel van de gemeente onvoldoende duidelijk gemaakt dat het bedrijf werkelijk op redelijke termijn uitbreidingsplannen heeft. Daarnaast biedt het huidige bouwvlak reeds ruimte voor uitbreiding omdat een gedeelte nog onbebouwd is. Er is voor de gemeente onvoldoende basis om nu al medewerking te geven aan het vergroten van het bouwvlak.
Conclusie Deze zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
32
Zienswijzen
25. Samenvatting Reclamanten stellen dat de bestemming 'Natuur' zoals deze thans aan (een groot deel van) de gronden is toegekend, niet in overeenstemming is met de huidige situatie. Reclamanten voeren aan dat: veel aanwezige planten en bomen niet of nauwelijks in de Nederlandse natuur voorkomen en (deels) geplant zijn bij de aanleg van het landgoed; de aanwezige vijver meer past in een Engelse landschapstuin dan dat dit als natuur is te kwalificeren; elementen in de tuin voorkomen die typerend zijn voor een landgoed. In een in opdracht van reclamanten opgestelde tuinhistorische verkenning wordt vastgesteld dat de oorspronkelijke kwaliteit van de tuin- en parkaanleg als ensemble nog duidelijk aanwezig is. Reclamanten zijn van oordeel dat de aanwezige elementen wonderwel passen in de beschrijving behorende bij de bestemming 'Wonen - Landhuis'. Gelet hierop verzoeken reclamanten om het gehele terrein de bestemming Wonen - Landhuis te geven. Daarnaast stellen reclamanten vast dat de huidige bestemming 'Wonen' is en dat de bestemming 'Natuur' minder ruimte biedt voor het gebruik en voor de bouw van een theekoepel of theehuisje op het noordwestelijke deel van de gronden, hetgeen vanuit cultuurhistorische motieven zeer passend is. Ter onderbouwing van de cultuurhistorische waarden hebben reclamanten een Tuinhistorische verkenning toegevoegd als bijlage bij de zienswijze (Tuinhistorische verkenning Beekzicht/De Witte Brug, Rijksstraatweg 26, 7391 MR te Twello, 20 april 2010). Beantwoording Het pand Rijksstraatweg 26 in Twello, bekend onder de naam 'Witte Brug' kent een rijke historie. Het pand is door geneesheer dr. Jan Jacob Pennink eind 18e eeuw gebouwd als 'buitenplaats'. De door reclamanten bedoelde gronden zijn in het geldende bestemmingsplan voorzien van een agrarische bestemming zonder bouwstede. De naastgelegen 'buitenplaats' is voorzien van de bestemming 'Wonen'. In het onderhavige bestemmingsplan is voor de bedoelde gronden de bestemming 'Natuur' opgenomen. De buitenplaats heeft de bestemming 'Wonen - Landhuis' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen Landhuis' is opgenomen dat op gronden ter plaatse van deze bestemmingen aanzienlijke woningen of buitenverblijven binnen gronden met een parkachtige aanleg zijn toegestaan. De gemeente is bij nader inzien van oordeel dat, gezien deze omschrijving, het gebruik van de gronden en de relatie met de 'buitenplaats' de bestemming 'Wonen - Landhuis' meer voor de hand ligt dan de bestemming 'Natuur'. Het bestemmingsplan zal in het verlengde hiervan worden gewijzigd. Omdat het in lijn met het geldende bestemmingsplan en het gemeentelijk beleid niet de bedoeling is dat hier bebouwing of andere bouwwerken (uitgezonderd erf- en terreinafscheiding) gerealiseerd worden, zullen de gronden niet voorzien worden van een bouwvlak. Ronde Tafelgesprekken (RTG) Door aanvullende informatie tijdens de RTG is gebleken dat reclamant graag een zonnemuur wil bouwen op het terrein ten noordwesten van zijn woning De Witte Brug. Inmiddels is gebleken dat dit perceel is aangewezen als historische buitenplaats. Een zonnemuur zoals dit in vroegere tijden voorkwam past volgens het college prima in een dergelijke tuin. Zoals het bouwvlak is aangegeven in het vorige voorstel mogen op deze locatie geen bouwwerken worden opgericht. Het voorstel is de verbeelding op dit onderdeel aan te passen en de grens
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
33
van het bouwvlak gelijk te laten vallen met de perceelsgrens, zodat de gewenste bouwwerken gerealiseerd kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt naar aanleiding van de RTG in zijn geheel overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
34
Zienswijzen
26. De zienswijze heeft betrekking op Landgoed Wezeveld. Samenvatting Reclamant geeft aan dat bij brief van 17 november 2011 een inspraakreactie is ingediend tegen het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Reclamant stelt vast dat een groot deel van de ingebrachte opmerkingen niet in het ontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen. Reclamant verzoekt alsnog een aantal essentiële zaken in het ontwerpplan te wijzigen. 26.1. Integraal beheerplan en landgoedvisie Reclamant stelt dat de gemeente in haar reactie op de ingebrachte inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan heeft aangegeven de plannen en visies, zoals deze door verschillende landgoedeigenaren bij de gemeente zijn ingebracht, niet in de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied mee te nemen. De gemeente geeft in haar reactie aan dat, gelet op de integraliteit en complexiteit van dergelijke landgoedplannen, een afzonderlijke procedure wordt gevoerd. Reclamant is van oordeel dat de gemeente dan inconsequent handelt wanneer het populierenbos nabij de boerderij Het Oude Wezeveld wordt aangemerkt met de bestemming 'Natuur' en dat deze bestemming 'Natuur' gerechtvaardigd is, omdat voor het betreffende perceel in het ontwikkelingsplan, zoals dat voor het Landgoed Wezeveld is opgesteld, is aangegeven dat het perceel op een meer natuurlijke wijze beheerd zal worden. Vanzelfsprekend is deze omvorming alleen dan aan de orde wanneer het integrale beheerplan en landgoedvisie door de gemeente worden geaccepteerd en in het nieuw op te stellen bestemmingsplan voor het Landgoed Wezeveld kan worden meegenomen. Het is naar het oordeel van reclamant thans inconsequent om delen uit de landgoedvisie en het beheerplan in het bestemmingsplan te verwerken zonder de integraliteit van de landgoedvisie en het beheerplan daarin mee te nemen. Zolang niet alle onderdelen uit het beheerplan en de landgoedvisie worden meegenomen in het nieuw op te stellen bestemmingsplan, is het onjuist delen daarvan daar uit te lichten om op die manier de handelingsvrijheid van de eigenaren van Landgoed Wezeveld te beperken. Zolang het integrale beheerplan en de landgoedvisie niet door de gemeente zijn geaccepteerd en in een afzonderlijk bestemmingsplan zijn vastgelegd, dient de agrarische bestemming hier gehandhaafd te blijven. 26.2. Gebruiksregels en Natuurschoonwet Reclamant pleit ervoor dat afwijking van de voor een bepaalde bestemming geldende gebruiksregels mogelijk moet zijn op landgoederen, voor zover die afwijking niet in strijd is met de Natuurschoonwet (NSW). De NSW staat garant voor de duurzame instandhouding van het landgoed met de daarop aanwezige waarden (natuur, cultuur, landschaps- en economische waarden). De integraliteit van de gebruikersvormen in het licht van die duurzame instandhouding garandeert een gewogen afweging van de verschillende belangen. De NSW dient dan leidend te zijn in de belangenafweging bij het aanpassen van bestemmingen en de daarvoor geldende gebruiksregels. Reclamant verzoekt dan ook in het vergunningenstelsel op te nemen dat handelingen, voor zover niet in strijd met de NSW, bij recht zijn toegestaan. 26.3. Bouwvoorschriften en Natuurschoonwet Reclamant stelt dat bij de bouwregels en de regelgeving daaromtrent op landgoederen, de Natuurschoonwetrangschikking, leidend dient te zijn. De bescherming van de aanwezige waarden staat immers voorop. Een vereenvoudiging van de regelgeving daaromtrent dient in de bestemmingsplanvoorschriften te worden opgenomen. Reclamant verzoekt daarom in het vergunningenstelsel op te nemen dat handelingen, voor zover niet in strijd met de NSW, toegestaan zijn.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
35
26.4. Archeologische waarden Reclamant stelt dat het onderscheid van de veelheid aan archeologische waarden en landschapstypen lovenswaardig is om eventuele aanwezige waarden te beschermen. In het stelsel van omgevingsvergunningen ontstaat echter een overkill aan onderzoeksverplichtingen. Dit is volgens reclamant niet wenselijk. Voor de aanwezigheid van de aanwezige waarden dient daarom aansluiting gezocht te worden bij bestaande regelgeving zoals de NSW, de Boswet en dergelijke. Alsdan kan een uitvoerig vergunningenstelsel vereenvoudigd worden. 26.5. Functiewijziging naar een zorg-, kantoor-, horeca- of woonfunctie Voor de duurzame instandhouding van landgoederen dienen volgens reclamant voldoende ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen te blijven. De huidige regelgeving is volgens hem te beperkend. Reclamant verzoekt een wijzigingsbevoegdheid voor functiewijziging van opstallen naar een zorg-, kantoor-, horeca- of woonfunctie op te nemen. Bestaande wet- en regelgeving, zoals de Monumentenwet 1988, Natuurschoonwet 1928, Boswet en dergelijke biedt voldoende kader en bescherming. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid functiewijziging van monumentale gebouwen op landgoederen is wenselijk en komt de flexibiliteit van het plan ten goede. Tevens biedt dit ontwikkelingsruimte die mogelijk kan bijdragen aan de duurzame instandhouding van de landgoederen. 26.6. Landgoedplannen Volgens reclamant zijn de opgestelde landgoedplannen niet in het bestemmingsplan opgenomen. Reclamant verzoekt daar toch rekening mee te houden om de procedures voor de invulling van de landgoedplannen te bekorten. 26.7. Luchtverkeerszone 2 Reclamant stelt dat voor Landgoed Wezeveld is vastgesteld dat de aanduiding 'luchtverkeerszone 2' van toepassing is. In de bestemmingsplanvoorwaarden wordt beschreven dat op deze gronden de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet is toegestaan. Al vele jaren zijn de eigenaren van Landgoed Wezeveld in overleg met de gemeente over de ontwikkeling van het landgoed. In deze ontwikkeling is functiewijziging van de huidige boerderij Het Oude Wezeveld (voormalig koetshuis) voorzien, alsmede de realisatie van het landhuis Het Wezeveld met bijgebouwen en portierswoning. Het kan niet zo zijn dat na vele jaren overleg thans blijkt dat de aanduiding 'luchtverkeerszone 2' de ontwikkeling van het landgoed onmogelijk zou maken. Tot op heden heeft de gemeente altijd te kennen gegeven dat de nabijheid van het vliegveld Teuge geen belemmering voor de ontwikkeling van het landgoed zou zijn. Wanneer de aanduiding op de bestemmingsplankaart zegt waar die voor staat, lijkt een ontwikkeling van het landgoed onmogelijk gemaakt te worden. Reclamant stelt zich op het standpunt dat dit zeer ongewenst is en geeft aan dat de consequenties dan niet voor de eigenaren blijven. 26.8. Leesbaarheid en flexibiliteit van het plan Reclamant stelt dat de veelheid aan bestemmingsvoorschriften en aanduidingen het plan moeilijk leesbaar en weinig flexibel maakt. Eén van de doelstellingen van een herziening van het bestemmingsplan is volgens reclamant dat een grotere flexibiliteit van bestemmingen ontstaat waardoor de duurzame belangen in het buitengebied kunnen worden behouden. De veelheid aan bestemmingen en aanduidingen lijkt contraproductief te werken. Reclamant verzoekt daarom het aantal bestemmingen, dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en functieaanduiding terug te brengen tot een zodanig aantal dat de te beschermen waarden ook daadwerkelijk beschermd worden, maar dat de ontwikkelingsruimte van de gebruikers van het buitengebied niet (te veel) belemmerd wordt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
36
Zienswijzen
Beantwoording 26.1. Integraal beheerplan en landgoedvisie De integrale landgoedvisie die voor Landgoed het Wezenveld in ontwikkeling is, wordt niet meegenomen in de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Dit past binnen de opvatting van de gemeente dat in de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen. Hierbij maakt de gemeente een onderscheid in nieuwe, nog niet gerealiseerde ontwikkelingen en ontwikkelingen die in de afgelopen planperiode hebben plaatsgevonden. De nieuwe ontwikkelingen worden apart afgewogen in het kader van het landgoedontwikkelingsplan. Bestaande situaties worden van een passende bestemming voorzien. Reclamant wijst op het niet consequent doorvoeren van deze lijn bij de bestemming van het populierenbos nabij de boerderij Het Oude Wezenveld. Op dit moment is er sprake van een natuurlijk populierenbos met een bijbehorend beheer. Op basis van deze bestaande situatie is naar het oordeel van de gemeente de bestemming 'Natuur' voor dit perceel gerechtvaardigd. De bestemming is dus niet gebaseerd op het landgoedplan, maar op de bestaande situatie. 26.2. Gebruiksregels en Natuurschoonwet De Natuurschoonwet is een specifiek op landgoederen gericht instrument met vooral een fiscaal karakter. Om voor rangschikking onder de Natuurschoonwet in aanmerking te komen zijn er voorwaarden verbonden aan de inrichting van het landgoed. Er is echter een keuzevrijheid bij de landgoedeigenaar om het landgoed wel of niet onder de Natuurschoonwet te rangschikken. Het bestemmingsplan Buitengebied is gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening en daarmee van een geheel andere orde dan de Natuurschoonwet. In het bestemmingsplan worden op het gebied van functietoekenning en bouwen regels opgenomen om waarden te beschermen die niet of niet volledig geborgd zijn binnen de Natuurschoonwet. Dit is een bevoegdheid die de gemeenteraad toekomt. In het bestemmingsplan Buitengebied is wel rekening gehouden met het geheel aan landgoederen als eenheid. De landgoederen hebben een dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' gekregen en het omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is voor een deel buiten toepassing verklaard binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed'. Hiermee is rekening gehouden met de gemeentelijke bevoegdheid in het kader van de Wet ruimtelijke ordening enerzijds en de landgoederen als waardevolle ruimtelijke eenheid anderzijds. 26.3. Bouwvoorschriften en Natuurschoonwet Het bestemmingsplan is het wettelijke kader om bouwregels in op te nemen en de Natuurschoonwet kent deze mogelijkheid niet. Voor een landgoed gelden andere bouwmogelijkheden dan voor andere objecten in het buitengebied en daarmee wordt de aparte status en functie van een landgoed erkend. De bouwmogelijkheden kunnen naar het oordeel van de gemeente echter niet uitsluitend gerelateerd worden aan de Natuurschoonwet, ondanks de instandhoudingsdoelstellingen die hierin zijn opgenomen. Het bestemmingsplan heeft hier in het kader van de Wet ruimtelijke ordening een noodzakelijke en zelfstandige functie in. 26.4. Archeologische waarden Het bestemmingsplan Buitengebied is het ruimtelijke kader waarbinnen de diverse waarden van het buitengebied van een adequate bescherming moeten worden voorzien. In internationale verdragen (Verdrag van Malta) is vastgelegd dat (nationale) overheden de archeologische waarden binnen hun grondgebied dienen te beschermen. In provinciaal en gemeentelijk beleid is vastgelegd dat bepaalde landschappelijke waarden bescherming verdienen. In de vertaling naar de regels van het bestemmingsplan leidt dit onvermijdelijk tot een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
37
werkzaamheden. Bij het opnemen van dit stelsel is getracht dubbele regelgeving (bijvoorbeeld Boswet) te vermijden. 26.5. Functiewijziging naar een zorg-, kantoor-, horeca- of woonfunctie Binnen de bestemming 'Wonen - Landhuis' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke functies, horeca tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en/of kantoren. Hiermee worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen bepaalde randvoorwaarden. De ruimtelijke randvoorwaarden zijn opgenomen om integraal de ruimtelijke kwaliteit en de specifieke waarden die op de betreffende locatie aanwezig zijn te kunnen beschermen. De door reclamant genoemde sectorale wetgeving speelt hierbij uiteraard een rol, maar deze is naar het oordeel van de gemeente niet voldoende om de eigenstandige bevoegdheid van de gemeenteraad in de ruimtelijke ordening tot uiting te laten komen. 26.6. Landgoedplannen Hierbij wordt verwezen naar de reactie onder 26.1. 26.7. Luchtverkeerszone 2 De Luchtverkeerszone 2 die op de verbeelding is opgenomen en artikel 43.9 van de regels is genoemd, is gebaseerd op de 47-BKL-zone. De wetgeving op het gebied van luchtverkeersgeluid verkeert momenteel in een overgangsfase. De provincie zal in de komende jaren met definitieve nieuwe regelgeving op dit gebied komen. Dit betekent dat de 47-BKL-zone gehandhaafd blijft, maar dat de regels die hiermee samenhangen (artikel 44.9) worden genuanceerd. Het college van burgemeester en wethouders kan gemotiveerd afwijken van het bouwverbod voor geluidsgevoelige objecten. 26.8. Leesbaarheid en flexibiliteit van het plan In het bestemmingsplan Buitengebied wordt getracht een evenwicht te vinden tussen datgene wat beschermd moet worden en de noodzakelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Gezien de hoeveelheid waarden en functies in het buitengebied, is het naar het oordeel van de gemeente echter onvermijdelijk dat dit enerzijds tot regels leidt die waarden beschermen en anderzijds tot flexibileitsbepalingen die ontwikkelingen mogelijk maken. De gemeente streeft ernaar het aantal regels te beperken en de verbeelding en de regels zo leesbaar en toegankelijk mogelijk op te stellen. Ronde Tafelgesprekken (RTG) Omdat reclamant verhinderd was tijdens de RTG heeft hij aanvullend een mail gestuurd waarin hij uitlegt dat het gebiedje dat is bestemd als Natuur feitelijk een stuk landbouwgrond is waarop tijdelijk populieren zijn geplant. Dit oogt als bos en daarom is zijn zienswijze als zodanig beantwoord. Bij nader inzien wordt erkend dat het om een tijdelijk populierenbosje gaat en een bestemming Agrarisch meer op zijn plaats is. Voorgesteld wordt de bestemming aan te passen. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd. Naar aanleiding van de RTG wordt de verbeelding gedeeltelijk aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
38
Zienswijzen
27. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Zeedijk 41, 7397 te Nijbroek. Samenvatting 27.1. Paintballbedrijf Reclamanten stellen dat voor het paintballbedrijf, gelegen aan de Zeedijk 41, anders dan voor de boomkwekerij, is opgenomen dat dit paintballbedrijf ondergeschikt aan de agrarische functie dient te zijn. De paintballactiviteiten zijn echter niet ondergeschikt in de zin van dienstbaar, afhankelijk, onderhorig. De paintballactiviteiten hebben een zelfstandig bestaansrecht en er bestaat geen koppeling tussen de agrarische activiteiten en de paintballactiviteiten. Reclamanten stellen dat het uit de reactie van de gemeente op de inspraakreactie, lijkt dat ook de gemeente niet van deze ondergeschiktheid uitgaat. Uit de reactie blijkt namelijk dat het bewuste terrein een agrarische bestemming heeft maar ook gebruikt mag worden ten behoeve van paintball. Dit duidt op paintball als nevenactiviteit in plaats van ondergeschiktheid. Deze nevengeschiktheid blijkt volgens reclamanten niet uit de definitie. Reclamanten verzoeken een dubbelbestemming op te nemen en de definitie aan te passen door primair het woordje 'ondergeschikt' uit de definitie weg te laten en subsidiair dit te vervangen door 'nevengeschikt'. Reclamanten verwijzen hierbij naar zijn inspraakreactie. 27.2. Beperking oppervlakte terreinen Reclamanten stellen onder verwijzing naar pagina 92 van de toelichting (hoofdstuk 2 Bestemmingen) en de bijlagen, dat het paintballterrein afgebakend zou zijn tot 100 m². Reclamanten geven aan hiertegen bezwaar te hebben aangezien de huidige wijze van paintball dan niet meer mogelijk is, evenmin als het houden van een boomkwekerij. Uit de reactie van de gemeente blijkt dat dit niet de bedoeling is. Bovendien is niet expliciet gezegd dat de genoemde afmetingen geen beperkingen vormen voor de boomkwekerijactiviteiten. Reclamanten verzoeken (alsnog) een ondubbelzinnige uitspraak dat de desbetreffende artikelen niet beogen de huidige activiteiten te beperken. 27.3. Bedrijfswoning Reclamanten stellen dat in hun inspraakreactie is aangegeven dat zij niet begrijpen waarom het terreingedeelte waarop hun huis staat geen woonbestemming heeft gekregen. Bij de buren, huisnummers 39 en 43, is dit wel gebeurd. In artikel 3.2 staat aangegeven dat per bouwvlak maximaal één (bedrijfs)woning is toegestaan met een inhoud van 750 m³. Het is reclamanten niet duidelijk waarom het perceelsgedeelte rondom de woning niet conform hun wens is uitgesneden en een woonbestemming heeft gekregen. 27.4. Teeltondersteunende voorzieningen Volgens reclamanten staat in artikel 3.2 dat gronden mogen worden bebouwd met teeltondersteunende kassen. Van deze omschrijving waren reclamanten bang dat dit een beperking in kon houden van de mogelijkheid om teeltondersteunende voorzieningen aan te brengen teneinde het plantgoed te beschermen tegen vorstschade. Volgens reclamanten is door de gemeente aangegeven dat teeltondersteunende voorzieningen inbegrepen zitten in 'overige bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken'. Reclamanten zijn hiermee gerustgesteld. 27.5. Oppervlakte teeltondersteunende voorzieningen en containervelden Reclamanten geven aan dat op de vraag om de oppervlakte tot 1000 m² te verruimen naar 2.000 m² is geantwoord dat het aantal m² teeltondersteunende kassen is ontleend aan de Provinciale Verordening Gelderland. Maar het ging reclamanten nu juist niet om teeltondersteunende kassen, maar teeltondersteunende voorzieningen, die volgende de gemeente val-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
39
len onder 'overige bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken' met een toegestane hoogte van 6 m goothoogte en totale bouwhoogte van 12 m. Reclamanten hebben er voorts in hun inspraakreactie aandacht voor gevraagd, dat de containervelden zoals verwezenlijkt niet bouwvergunningplichtig zijn. Daar is van de zijde van de gemeente niet op gereageerd in de beantwoording van de inspraakreactie. Beantwoording 27.1. Paintballbedrijf Met de hoofdbestemming 'Agrarisch' en de aanduiding 'boomkwekerij' wordt bedoeld dat ter plaatse een agrarisch bedrijf met als specifieke vorm een boomkwekerij wordt toegestaan. Voor de boomkwekerij wordt een specifieke aanduiding opgenomen omdat deze vorm van agrarisch bedrijf niet algemeen toelaatbaar is binnen de bestemming 'Agrarisch'. Hier hoeft dus ook geen sprake te zijn van ondergeschiktheid. De gronden achter het bouwvlak worden gebruikt voor het paintballbedrijf dat behoort bij de boomkwekerij aan de Zeedijk 41. Deze functie wordt uitsluitend ter plaatse van de aangewezen gronden toegestaan als ondergeschikte functie omdat de hoofdbestemming van dit perceel 'Agrarisch' is. 27.2. Beperking oppervlakte terreinen Zoals in voorgaand antwoord en in het antwoord op de inspraakreactie al omschreven doet de regeling voor beroepen en bedrijven-aan-huis en overige nevenfuncties geen afbreuk aan de mogelijkheden voor de boomkwekerij en de paintballactiviteiten ter plaatse. De activiteiten in het kader van paintball en de boomkwekerij zijn geregeld in de bestemmingsomschrijving. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de betreffende terreingedeelten zijn voorzien van de agrarische bestemming en tevens gebruikt mogen worden ten behoeve van boomkwekerij of paintball. Daarbij zijn de activiteiten gekoppeld aan de aanduiding op de verbeelding. 27.3. Bedrijfswoning Het gaat hier naar het oordeel van de gemeente om een bedrijfswoning behorende bij het agrarisch bedrijf en dus niet om een burgerwoning. Deze woning is daarom als bedrijfswoning bestemd binnen de bestemming 'Agrarisch'. 27.4. Teeltondersteunende voorzieningen De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. 27.5. Oppervlakte teeltondersteunende voorzieningen en containervelden Teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde teeltondersteunende kassen) zijn binnen het bouwvlak toegestaan omdat ze vallen onder bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken. Buiten het bouwvlak zijn teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van boomkwekerijen uitsluitend via afwijking mogelijk (zie 3.3.6). In deze afwijking is opgenomen dat het oppervlak aan lage permanente of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 2 ha mag bedragen. Containervelden vallen onder permanente teeltondersteunende voorzieningen en zijn binnen het bouwvlak bij recht toegestaan en buiten het bouwvlak uitsluitend via afwijking. Reclamant wordt hiermee naar het oordeel van de gemeente niet beperkt in de bedrijfsvoering. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
40
Zienswijzen
28. De zienswijze heeft betrekking op perceel Middendijk 10 te Nijbroek. Samenvatting Reclamant heeft voor de gronden aan de Middendijk 10 te Nijbroek een andere eindsituatie in gedachten dan thans via het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Voor het realiseren van de gewenste eindsituatie is volgens reclamant het volgende vereist: a. van het bijbehorende weideland circa 0,6 ha aan verhuur te onttrekken en hierop hobbymatig agrarisch gebruik toe te staan; b. het huidige gebruik in de thans reeds gerenoveerde boerderij niet te wijzigen; c. restauratie van de hooiberg met aangekapte schuren (het monument) ten behoeve van een 'bed & breakfast' toe te staan; d. voor een schuur, nr. 3 op de aan de zienswijze toegevoegde tekening, hobbymatig agrarisch gebruik alsmede opslag van goederen toe te staan; e. de sloop van de in slechte staat verkerende voormalige bedrijfsgebouwen, de bijgebouwen nr. 1, 4 en 5 op de aan de zienswijze toegevoegde tekening, alsmede nieuwbouw van een bijgebouw (kapschuur model) ten behoeve van opslag en stalling van machines; de gewenste afmetingen zijn circa 6 bij 12 m (= circa 72 m²); f. een totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken van 197,4 m² toe te staan. Reclamant verzoekt dit, conform door aan de zienswijze bijgevoegde tekening, mogelijk te maken. Reclamant verzoekt daarbij uitdrukkelijk: g. de aan de zienswijze toegevoegde tekening nr. 2 in acht te nemen en de bebouwingsgrenzen zo aan te passen dat het plaatsen van een kapschuur mogelijk wordt; h. gebruik te mogen maken van lid 24.3.1 van de regels van het bestemmingsplan (maximaal 150 m²); i. bij de berekening van de totale oppervlakte het monument niet mee te nemen. Beantwoording De bestemming van het perceel Middendijk 10 is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. De bebouwing en het erf zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'. De omliggende agrarische gronden hebben een agrarische bestemming gekregen. a. De agrarische bestemming van het weiland is in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied gecontinueerd. In artikel 3 lid 1 onder x is opgenomen dat deze gronden tevens bestemd zijn voor hobbymatig agrarisch gebruik. De gewenste eindsituatie is naar het oordeel van de gemeente dus mogelijk zonder aanpassing van het bestemmingsplan. b. De woonbestemming van de gerenoveerde boerderij is in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied gecontinueerd. Omdat het huidige gebruik, zijnde wonen, naar het oordeel van de gemeente passend is binnen deze woonbestemming is de gewenste eindsituatie mogelijk zonder aanpassing van het bestemmingsplan. c. In artikel 24 lid 1 onder c is opgenomen dat een bed & breakfast met ten hoogste 3 kamers en 8 slaapplaatsen is toegestaan mits de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien de gewenste eindsituatie hieraan voldoet, is dit naar het oordeel van de gemeente mogelijk zonder aanpassing van het bestemmingsplan. d. De woonbestemming is in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied gecontinueerd. Binnen de bestemming 'Wonen' is hobbymatig gebruik in de vorm van hobbymatige opslag van goederen in een bijgebouw toegestaan. Om de eindsituatie te bereiken hoeft naar het oordeel van de gemeente het bestemmingsplan niet aangepast te worden.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
e.
f.
g.
h.
i.
41
In de huidige situatie is op het perceel ± 200 m² aan bijgebouwen aanwezig. Reclamant is voornemens ± 80 m² aan bebouwing te slopen waarvan reclamant ± 72 m² terug wenst te bouwen. Conform de bouwregels, zoals opgenomen in artikel 24 lid 2.1 sub c is dit niet mogelijk. Per bouwvlak is ten hoogste 100 m² toegestaan. Voor het meerdere geldt de bestaande matenregeling (artikel 42.2). Bij sloop en nieuwbouw geldt het bepaalde in artikel 24 lid 2 onder c. Dit betekent dat reclamant ten hoogste 50% van de gesloopte oppervlakte mag terug bouwen. Bij nader inzien onderkent de gemeente dat uit artikel 24 niet duidelijk wordt dat deze 50% geldt voor alle situaties waarbij sprake is van meer dan 100 m² aan bijgebouwen (24.2 sub c impliceert immers dat het geldt wanneer het gesloopte oppervlak meer dan 100 m² bedraagt). In het verlengde hiervan zal dit lid tekstueel worden aangepast en zal als volgt luiden: 'd. als er in de bestaande situatie meer dan 100 m² aan legale bijgebouwen aanwezig is, mag van hetgeen dat wordt gesloopt 50% worden herbouwd, onverminderd het bepaalde onder c.'. Indien er geen sprake is van sloop/nieuwbouw van bedrijfsgebouwen is het huidige oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan. Ook wanneer dit meer bedraagt dan de bij recht toegestane 100 m². Bij nader inzien onderkent de gemeente dat dit in artikel 42.2 onvoldoende is geregeld, de regels zullen derhalve worden aangepast. Conform de uitgangspunten, zoals opgenomen in de toelichting is het in beginsel niet wenselijk bouwvlakken met de bestemming 'Wonen' van vorm te wijzigen of te vergroten. Omdat het bouwvlak op perceel Middendijk 10 is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan en het naar het oordeel van de gemeente ruimtelijk niet gewenst is om het bouwvlak te veranderen, wordt het bouwvlak niet aangepast. Naar het oordeel van de gemeente is door reclamant onvoldoende aangetoond dat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 24.3.1. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan kan een procedure doorlopen worden om 150 m² aan bijgebouwen toe te staan. De gemeente ziet geen aanleiding om het monument niet te betrekken bij de berekening van de totale oppervlakte. Ruimtelijk gezien is de oppervlakte van 'steen' namelijk relevant en niet zo zeer de typering als monument of niet.
Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
42
Zienswijzen
29. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Vloeddijk 3 te Nijbroek. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak voor de gronden, plaatselijk bekend als Vloeddijk 3 te Nijbroek, te vergroten conform zijn inspraakreactie. Reclamant kan zich niet vinden in de reactie op zijn inspraakreactie. Reclamant stelt dat hierin door de gemeente wordt aangegeven dat reclamant geen concrete plannen heeft om het bedrijf te vergroten. Volgens reclamant is dit een misvatting omdat in de toekomst een maatschap wordt gevormd met zijn zoon en met het oog daarop in de nabije toekomst het bouwvlak vergroot moet worden om tot een economische bedrijfsvoering te komen en deze te onderhouden. In het te vergroten bouwvlak moet een ligboxenstal voor circa 175 grootvee-eenheden worden gebouwd alsmede enkele sleufsilo's voor ruwvoeropslag. Reclamant geeft aan dat het gebruik van een leegstaande bedrijfsruimte voor caravanstalling reeds geruime tijd geleden is beëindigd en uiteraard beëindigd zal blijven. Deze ruimte is nu in gebruik als opslag van hooi en stro en landbouwwerktuigen, zoals in de verleende vergunning is aangegeven. Beantwoording Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 1,2 ha. Binnen dit bouwvlak is naar het oordeel van de gemeente nog voldoende ruimte aanwezig om te bebouwen en ruwvoeropslag kan buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. Gezien het feit dat er een bestaande loods niet voor de veehouderij wordt gebruikt, maar voor caravanstalling, wordt de noodzaak voor bebouwing ten behoeve van de melkveehouderij betwijfeld. Er is naar het oordeel van de gemeente dan ook geen aanleiding om het bouwvlak te verruimen. Binnen het bestaande bouwvlak en de bestaande gebouwen zijn voldoende mogelijkheden om het melkveehouderijbedrijf verder te ontwikkelen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
43
30. De zienswijze heeft betrekking op het agrarisch loon- en grondverzetbedrijf met mestbe- en verwerkingsactiviteiten op het perceel Bekendijk 23-25 te Terwolde. Samenvatting 30.1. Bebouwingsoppervlakte Reclamant heeft bezwaren tegen de aan het bedrijf, gelegen aan de Bekendijk 23-25, maximaal toegekende oppervlakte voor bebouwing van 4.800 m² na uitbreiding. Het bouwperceel wordt gevormd door de activiteiten van twee families, te weten het agrarisch hulpbedrijf (loonbedrijf) van familie 1 en de aan agrarische activiteiten gelieerde opslag en be- en verwerking van vaste en vloeibare mest van familie 2. Reclamant stelt dat uit bijlage 3 van het ontwerpbestemmingsplan (oppervlakte bebouwing niet agrarische bedrijvigheid) blijkt dat het totaal bebouwde oppervlak thans 4.400 m² bedraagt (3.000 m² aan bedrijfsgebouwen van familie 1 en 1.400 m² aan opslag ten behoeve van vaste mest van familie 2). Eind jaren '90 is door de gemeente vergunning verleend voor twee mestopslagsilo's met een totale opslagcapaciteit van 4.600 m³. Beide mestsilo's zijn niet gerealiseerd. Over het wijzigen van deze beide silo's in één opslagloods met een oppervlakte van circa 2.100 m² heeft overleg plaatsgevonden met ambtenaren van de afdeling milieu en bouwtoezicht. Reclamant kan zich niet verenigen met het feit dat aan andere agrarische hulpbedrijven in de gemeente een veel ruimer bebouwd oppervlak wordt toegestaan dan bij zijn gronden het geval is (in veel gevallen een verdubbeling ten opzichte van de huidige situatie) terwijl hij het met een uitbreiding van circa 10% moet doen. 30.2. Biomassavergisting Reclamant stelt dat in lid 4.4.2 van de regels van het ontwerpbestemmingsplan staat dat het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning kan afwijken van lid 4.2.1 om de nevenfuncties biomassavergisting en compostering (nevenfunctie) toe te staan met inachtneming van een aantal voorwaarden waaronder een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m². Het is reclamant opgevallen dat op de verbeelding het achterliggende bouwperceel de mestbe- en verwerkingsopslagloods beduidend kleiner is dan op de nu nog geldende plankaart uit 1993. De huidige opslagschuur is al 1.400 m². Het mag volgens reclamant als bekend worden verondersteld dat kleine biovergisters bij veehouderijbedrijven ten behoeve van verwerking van eigen mest en eventueel eigen agrarische afvalproducten nooit rendabel kunnen worden, gelet op de investeringsbehoefte en de eisen die eraan worden gesteld. Reclamant geeft aan dat burgemeester en wethouders een verzoek om medewerking te verlenen aan de oprichting van een biomassavergistingsinstallatie op de locatie Bekendijk 23 heeft afgewezen en dat de plannen voorlopig zijn opgeschort. De gemeenteraad heeft evenwel aangegeven zeer positief te staan tegenover een dergelijk initiatief. In een afzonderlijk schrijven zal reclamant hierop terug komen. 30.3. Bouwvlak en bebouwingsoppervlak Reclamant wenst niet aan een 'uitsterf' scenario deel te nemen, zoals thans opgenomen in het bestemmingsplan, nu de zoon te kennen heeft gegeven dat hij van plan is de bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Bekendijk 23 in de toekomst over te willen nemen. Echter moet er dan wel sprake zijn van een levensvatbare bedrijfssituatie met voldoende groeipotentieel. Reclamant verzoekt daarom de toegestane bebouwing minimaal te mogen verdubbelen (meer dan 10.000 m² na uitbreiding) alsmede het bouwvlak voor de mestbe- en verwerkingsactiviteiten te vergroten tot ten minste 1 ha. Reclamant is van plan om naast de be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
44
Zienswijzen
staande mestopslagschuur een loods te bouwen ten behoeve van de mestbe- en verwerking (70 m bij 30 m en 12 m hoog). Alsmede een loods voor de stalling van het materieel c.q. kantoor en schaftlokaal (40 m bij 50 m). Bovenstaande uitbreiding is bedoeld om gezamenlijk met de boeren uit de omgeving het mestprobleem aan te pakken. Dit houdt in dat de eigen varkens- en rundveemest op de eigen bedrijven wordt gescheiden en met name de afgescheiden fosfaatrijke dikke fractie wordt afgezet op Bekendijk 23. Hiermee kunnen de boeren voldoen aan de nieuwe mestwetgeving. 30.4. Twee bouwvlakken Reclamant verzoekt splitsing van beide bedrijven in één bestemming met de functieaanduiding 'agrarisch loonbedrijf' en één bestemming met de functieaanduiding 'mestbe- en verwerkingsbedrijf en mest(stoffen)opslag'. Ten behoeve van de Bekendijk 23 kan gebruikgemaakt worden van een nieuwe, tweede ontsluitingsroute. Beantwoording 30.1. Bebouwingsoppervlakte Het bedrijf van reclamant is een agrarisch loonbedrijf in combinatie met een bedrijf waar mestbewerking plaatsvindt. Met deze speciale aanduiding wordt recht gedaan aan de activiteiten die binnen de bestemming Bedrijf plaatsvinden. De bestaande oppervlaktebebouwing is ongeveer 4.280 m². Naast de bebouwde oppervlakte, is er nog een vergunning aanwezig voor de bouw van twee mestsilo's met een totale oppervlakte van circa 850 m². In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is het bedrijf een bebouwingsmogelijkheid van 4.800 m² toegekend. Deze oppervlakte is toegekend op basis van de toenmalig aanwezige hoeveelheid bebouwing van 4.000 m² en de 20% uitbreidingsruimte die geboden kon worden op basis van het provinciale beleid in 1996. De huidige Provinciale Ruimtelijke Verordening geeft aan dat aan niet-agrarische bedrijven in het buitengebied een uitbreidingsruimte van 20% geboden kan worden, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m². In deze situatie wordt de maximale oppervlakte al ver overschreden en daarom is het bestaande recht uit het bestemmingsplan Buitengebied 1996, zijnde 4.800 m², overgenomen. De Provinciale Ruimtelijke Verordening geeft aan dat van de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte kan worden afgeweken, maar dan zal daar een aparte procedure voor gevolgd moeten worden aan de hand van een concreet plan. Hierbij moet opgemerkt worden dat bij de bepaling van de bouwmogelijkheden in 1996 ten onrechte geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van een vergunning voor de bouw van twee silo's met een totale omvang van circa 850 m². Dat betekent naar het oordeel van de gemeente dat een correctie plaats dient te vinden en dat de oppervlakte van 1996 verhoogd moet worden naar 4.850 m² en dat het bouwrecht in 1996 moet worden vastgesteld op 4.850 m² + 20% (970) is afgerond 5.800 m². In dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied zal dit worden gecorrigeerd. Dit betekent dat er nu voor het geheel een bebouwde oppervlakte aanwezig is van 4.280 m² en dat er nog een ontwikkelingsruimte is tot 5.800 m². De bestaande vergunning voor 2 silo's is hierin meegerekend. 30.2. Biomassavergisting Voor de bepaling van de oppervlakte van het gekoppelde bouwvlak wordt verwezen naar het antwoord onder 30.1. De verwijzing naar een geldende plankaart uit 1993 is niet duidelijk. De geldende plankaart is de plankaart behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied 1996 en de tekening die door reclamant is bijgevoegd behoort bij een aanvraag vergunning Wet Milieubeheer. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is bewust ingezet op microvergisting. Een procedé waarbij een installatie nodig is die goed past op een veehouderijbedrijf. De andere vorm is co-vergisting waarbij het gaat om forse installaties waar behalve mest ook ander or-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
45
ganisch materiaal toegevoegd moet worden. De bestaande co-vergistingsinstallaties hebben het economisch gezien allemaal moeilijk en gezien de grote ruimtelijke impact van dit type installaties is het naar het oordeel van de gemeente niet voor de hand liggend om binnen het bestemmingsplan Buitengebied mogelijkheden te creëren ten behoeve van dergelijke installaties. De keuze voor kleinere installaties op bedrijfsniveau is bewust gemaakt. 30.3. Bouwvlak en bebouwingsoppervlak Reclamant vraagt om de beide delen van het gekoppelde bouwvlak te vergroten tot circa 1 ha. Dit betekent een vergroting van het bouwrecht met 1,5 ha. Dit is in strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening waarin de uitbreidingsmogelijkheden voor niet agrarische bedrijven in het buitengebied worden begrensd op 20% van de bestaande bebouwing en de totale oppervlakte van het bedrijf mag niet meer bedragen dan 375 m². Van deze regel kan gemotiveerd worden afgeweken, maar vastgesteld moet worden dat de gevraagde uitbreiding zodanig fors is dat het niet passend is om dit in het kader van de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied mee te nemen. Hiervoor is een aparte procedure noodzakelijk waarbij het plan op zijn merites wordt beoordeeld. De noodzaak voor de ruimtevraag ligt in de rol die het bedrijf wil spelen bij de oplossing van de mestproblematiek van de boeren in de omgeving van het bedrijf. Het staat naar het oordeel van de gemeente niet vast dat de mestproblematiek van een orde is die een dergelijk grote uitbreiding van het bedrijf rechtvaardigt. 30.4. Twee bouwvlakken Er is een mogelijkheid om het gekoppelde bouwvlak te splitsen. Daarbij zal gekeken moeten worden naar de consequenties voor de beide locaties. Hoe wordt de uitbreidingsruimte verdeeld: dit kan door de bestaande uitbreidingsruimte naar rato van de bestaande bebouwde oppervlakte te verdelen waarbij aan de Bekendijk een uitbreidingsruimte van 320 m² kan worden toegekend en aan de locatie in het veld 170 m². De bestemming kan voor beide locaties 'Agrarisch Hulpbedrijf' blijven met een milieucategorie van 3.1. Omdat er op dit moment geen aanleiding is om de bouwvlakken te splitsen, wordt het gekoppelde bouwvlak niet gesplitst. Beide vlakken worden wel voorzien van een eigen functieaanduiding zoals in de zienswijze is aangegeven. De bebouwingsmogelijkheden blijven voor de beide percelen van toepassing overeenkomstig hetgeen is weergegeven bij 30.1. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding en regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
46
Zienswijzen
31. De zienswijze heeft betrekking op perceel Rozendaalseweg 18 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak conform de aan de zienswijze toegevoegde tekening aan te passen omdat het thans (deels) op gronden van de buren is gelegen. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Omdat niet alle gronden binnen het bouwvlak in eigendom zijn en de aanpassing niet leidt tot een vergroting van het bouwvlak is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om de verbeelding aan te passen. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
47
32. De zienswijze heeft betrekking op perceel Heeringstraat 13 te Wilp. Samenvatting Reclamanten kunnen zich niet verenigen met de bestemming 'klein agrarisch bedrijf' die aan de gronden, plaatselijk bekend als Heeringstraat 13 is toegekend. Thans zijn 15 á 20 stuks rundvee, 7 paarden en kleinvee op 4 ha grootte perceel aanwezig. Reclamanten geven aan dat men voornemens is de zoogkoeien niet langer vast te zetten in de stal ingevolge wettelijke verplichtingen. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheid van 15% onvoldoende is. Reclamanten geven aan dat men wil uitbreiden in hoeveelheid vee en ook de mogelijkheid te hebben om nog grond te verwerven. Daarmee heeft het bedrijf een omvang die het hobbymatig karakter overschrijdt. Verzocht wordt het bestemmingsplan conform het in het tafeltjesoverleg besproken plan aan te passen zodat aan het oostelijke deel van het thans toegekende bouwvlak een potstal of hellingstal gerealiseerd kan worden. Daarom wordt specifiek verzocht het 'klein agrarisch bedrijf' om te zetten in een regulier agrarisch bouwperceel conform de aan de zienswijze toegevoegde tekening. Beantwoording De Melding Besluit Landbouw Milieubeheer geeft aan dat er 9 stuks rundvee op het bedrijf vergund zijn, 20 schapen en 7 paarden. Met name het aantal stuks rundvee is volgens de melding minder dan aangegeven in de zienswijze. Het hobbymatige karakter wordt licht overstegen, maar er is naar het oordeel van de gemeente bepaald geen sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf. Juist voor dit type bedrijven is de specifieke vorm van agrarisch klein agrarisch bedrijf opgenomen met een uitbreidingsmogelijkheid van 15% van de bestaande bebouwing. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
48
Zienswijzen
33. De zienswijze heeft betrekking op perceel Zonnebergerstraat 53 te Wilp. Samenvatting Reclamant heeft tijdens de inloopbijeenkomst over het ontwerpbestemmingsplan geconstateerd dat een gedeelte van de gebouwen buiten het bouwvlak ligt. Reclamant verzoekt het plan hierop aan te passen zodat deze alsnog binnen het bouwvlak vallen. Indien dit niet mogelijk is verzoekt reclamant om een groter bouwvlak. Beantwoording Op basis van bij de gemeente beschikbare informatie zijn alle gebouwen binnen het bouwvlak gesitueerd. Er is naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding om het bouwvlak te vergroten. Wel is gebleken dat het bouwvlak niet geheel is afgestemd op de eigendomsgrenzen. Dit zal worden aangepast waarbij er rekening mee gehouden wordt dat de bestaande bebouwing binnen het bouwvlak blijft vallen. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
49
34. De zienswijze heeft betrekking op perceel Grotenhuisweg 15 te Posterenk. Samenvatting Reclamant verzoekt het gehele perceel als 'Wonen' te bestemmen. Daarmee ontstaat een rechthoekig bestemmingsvlak en is de bestemming overeenkomstig het gebruik. De bestemming 'Agrarisch', die thans aan een deel van de gronden is toegekend, zal daarmee voor dit perceel geheel komen te vervallen. Door deze aanpassing zullen enkele bouwwerken (onder andere een kas) binnen de bestemming 'Wonen' vallen. Beantwoording Tegen de gevraagde uitbreiding van de bestemming 'Wonen' bestaat naar het oordeel van de gemeente ruimtelijk geen bezwaar. Op het terrein van de gevraagde uitbreiding staan al wat kleinere opstallen en de overige ruimte is als tuin in gebruik. De bebouwingsmogelijkheden wijzigen niet. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
50
Zienswijzen
35. De zienswijze heeft betrekking op een perceel nabij Klarenbeekseweg 44. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming 'Bos' te wijzigen in 'Agrarisch'. Het betreft het bos ten noordwesten van het perceel. De houtopstanden zijn volgens reclamant namelijk aangetast door de Dennenscheerder. Door het bos te verwijderen, worden problemen voor de omgeving voorkomen. Beantwoording In het vigerende bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van een agrarische bestemming. Na vaststelling van het geldende bestemmingsplan heeft een na-inventarisatie van bos- en natuurpercelen plaatsgevonden. Op basis van deze inventarisatie is het betreffende perceel aangewezen als 'Bos'. Gezien de omvang van het areaal en de geldende bestemming is er naar het oordeel van de gemeente geen bezwaar tegen de wijziging naar 'Agrarisch'. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
51
36. De zienswijze heeft betrekking op perceel Streilerweg ongenummerd. Samenvatting Reclamant stelt dat het schuurtje op het perceel, een wei aan de Streilerweg, niet is aangemerkt als schuur. Reclamant verzoekt dit schuurtje alsnog aan te merken als schuur. Beantwoording Uit de historie wordt niet duidelijk hoe het betreffende schuurtje is ontstaan. Duidelijk is dat het schuurtje al geruime tijd bestaat. Het schuurtje is feitelijk in gebruik als (vee)stalling. Mede gezien de (bestendigde) onderhoudstoestand van het schuurtje, ligt het naar het oordeel van de gemeente niet in de lijn der verwachting dat het schuurtje binnen afzienbare tijd zal (moeten) worden verwijderd. De aanwezigheid en verschijningsvorm van het schuurtje op deze plek is naar het oordeel van de gemeente (ook) niet ruimtelijk bezwaarlijk. In de gegeven situatie ligt het in de rede om een bouwvlak toe te kennen. Dit bouwvlak zal worden voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande maten'. Deze aanduiding houdt in dat er uitsluitend een gebouw is toegestaan met dezelfde maatvoering als de maatvoering van het object ten tijde van het moment waarop het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Omdat deze aanduiding nog niet in het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen, worden ook de regels aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding en regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
52
Zienswijzen
37. De zienswijze heeft betrekking op perceel Twelloseweg 10 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt wederom om het bouwvlak aan de noordoostzijde 10 m in noordelijke richting te vergroten. Hierdoor ontstaan er goede uitbreidingsmogelijkheden voor een op korte termijn te bouwen bedrijfsruimte. Beantwoording De door reclamant bedoelde ruimte is op verzoek van de gemeente ontruimd, nadat strijdig gebruik door de gemeente was vastgesteld. In het buitengebied geldt de beleidslijn voor bedrijven dat compact gebouwd dient te worden. Dit bevordert de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied als geheel. Door de gevraagde uitbreiding aan de noordoostzijde op te nemen in het bestemmingsplan ontstaat een ruimer bouwvlak met als gevolg dat naar het oordeel van de gemeente het doel om in het buitengebied compact te bouwen wordt ondermijnd. Uit een oogpunt van ruimtelijke kwaliteit is dit naar het oordeel van de gemeente niet wenselijk en om die reden wordt de uitbreiding niet opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Ronde Tafelgesprekken (RTG) Tijdens de RTG geeft reclamant aan extra logistieke ruimte nodig te hebben op zijn bouwperceel. Deze ruimte heeft hij niet nodig om extra te bouwen. Bij nader inzien en mede vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid op de Twelloseweg kan het college zich hier in vinden. Reclamant geeft aan dat het gaat om het hoekje ten noordoosten van zijn perceel. Het college stemt hier mee in en stelt voor de verbeelding als zodanig aan te passen. Conclusie De zienswijze wordt naar aanleiding van de RTG overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
53
38. De zienswijze heeft betrekking op perceel Avervoordseweg 3 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak te verruimen zodat een nieuwe schuur gebouwd kan worden. De vergunning is volgens reclamant inmiddels verleend. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. De gemeente stelt vast dat er vergunning is verleend voor de bouw van de nieuwe schuur. In het verlengde hiervan zal de verbeelding worden aangepast zodat de nieuwe schuur binnen het bouwvlak past. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
54
Zienswijzen
39. Samenvatting 39.1. Ondergrond en bouwvlak In reactie op het voorontwerp hebben reclamanten aangegeven dat voor de verbeelding een verouderde ondergrond is gebruikt. Reclamanten constateren dat ter plaatse van het bouwvlak niet de ondergrond naar de feitelijke situatie is aangepast. Reclamanten kunnen zich daarnaast vinden in het aangepaste bouwvlak. 39.2. Intensieve veehouderij Reclamanten constateren dat, in afwijking van het voorontwerp, op het bouwvlak de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet meer is opgenomen. De aanpassingen die op basis van punt 2.8 van de Nota van Inspraak en Overleg zijn doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan zijn reclamanten niet duidelijk. Reclamanten hebben een Wet milieubeheer vergunning voor het houden van de intensieve diercategorie vleesstieren. De stalsystemen hebben een gezamenlijk oppervlak groter dan 250 m². Onder de begripsbepalingen van artikel 3 van de planregels staat aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' nog steeds aangeduid kan worden, terwijl in de Nota van Inspraak en Overleg staat aangegeven dat deze overbodig is. De planregels zijn leidend voor reclamanten. Aangezien reclamanten aangeven een intensieve veehouderij te drijven, wordt verzocht de aanduiding 'intensieve veehouderij' weer te koppelen aan het bouwvlak. Dit om te waarborgen dat reclamanten de intensieve veehouderij in verwevingsgebied ook in de toekomst kunnen voortzetten en uitbreiden. 39.3. Twee wooneenheden Reclamanten hebben als reactie op het voorontwerpbestemmingsplan aangegeven dat op de verbeelding geen aanduiding is weergegeven voor twee wooneenheden. Volgens reclamanten zijn op het perceel al vele decennia twee bedrijfswoningen aanwezig. Ook zijn door de gemeente twee huisnummers afgegeven voor het perceel. Binnen de looptijd van het bestemmingsplan is het de bedoeling dat de twee zoons formeel gaan deelnemen in de maatschap. Een tweede bedrijfswoning zal ook in de toekomst wenselijk blijven. Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat meerdere huishoudens gebruik kunnen maken van een bedrijfswoning, indien de woonruimten aan elkaar grenzen en de inhoud niet meer bedraagt dan 750 m³. De totale inhoud van woonruimten binnen het bouwvlak bedraagt meer dan 800 m³ en kan op die manier niet planologisch geregeld worden. Ook van de in de toelichting genoemde afwijking van deze maat kan geen sprake zijn omdat het niet gaat om een voormalige bedrijfswoning en de woning ook niet is aangemerkt als karakteristiek gebouw. Verzocht wordt de aanduiding op te nemen voor twee wooneenheden. Indien dit niet mogelijk is verzoeken reclamanten gebruik te maken van het bepaalde onder 3.3.1 om alsnog een tweede bedrijfswoning toe te staan. Beantwoording 39.1. Ondergrond en bouwvlak De gemeente streeft ernaar een zo actueel mogelijke ondergrond te gebruiken voor het bestemmingsplan. Om deze reden is de ondergrond naar aanleiding van de inspraakreacties vernieuwd. Op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is dus gebruikgemaakt van de meest recent beschikbare ondergrond. Deze ondergrond is nadien niet geactualiseerd. Ondanks dat gebruik is gemaakt van de meest recente ondergrond, kan het voorkomen dat deze niet volledig is afgestemd op de feitelijke situatie. Bij de beoordeling en de toetsing van plannen aan het bestemmingsplan dient wat betreft de aanwezige bebouwing steeds de bestaande situatie op het betrokken perceel in acht genomen te worden
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
55
zoals deze aanwezig was ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. In de begripsbepalingen van het bestemmingsplan is het begrip 'bestaand' nader gedefinieerd (zie artikel 1.23). Indien deze bestaande bebouwing afwijkt van hetgeen op de ondergrond van het bestemmingsplan is aangegeven, prevaleert de aldus gedefinieerde bestaande situatie. Op basis daarvan wordt beoordeeld welke bebouwing aanwezig is en ook of deze bebouwing legaal tot stand gekomen is. Omdat de ondergrond dus niet leidend is wordt de ondergrond niet op perceelsniveau aangepast. 39.2. Intensieve veehouderij De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet, opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 39.3. Twee wooneenheden Zoals aangegeven in de beantwoording van de inspraakreactie is het bekend dat in de bedrijfswoning 2 huishoudens zijn gevestigd. Daarmee is niet gezegd dat er sprake is van een tweede bedrijfswoning. Uitgangspunt bij dit bestemmingsplan is dat (bedrijfs)woningen door meerdere huishoudens mogen worden bewoond, mits alle woonruimten aan elkaar grenzen. De inhoud van de woning mag maximaal 750 m³ bedragen. Dit standpunt blijft ongewijzigd. Voor bestaande bouwwerken met afwijkende maten is in artikel 42 lid 42.2 een algemene bouwregel opgenomen. Deze regel houdt in dat voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan de in dit geval voorgeschreven 750 m³, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden. De grotere inhoud is hiermee planologisch geregeld. Om medewerking te kunnen verlenen aan het bepaalde onder 3.3.1 dient aangetoond te worden dat aan de voorwaarden voldaan is en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Op dit moment is dit naar het oordeel van de gemeente onvoldoende aangetoond. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan kan een procedure doorlopen worden om een 2e bedrijfswoning alsnog mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
56
Zienswijzen
40. De zienswijze heeft betrekking op het Landgoed De Poll. Samenvatting 40.1. Boerderijen De Santstein en De Rodute In het bestemmingsplan is de agrarische bestemming van boerderij De Santstein aan de Marsstraat 7 gewijzigd in woondoeleinden. Volgens reclamant voert de gemeente aan dat de boerderij niet meer agrarisch geëxploiteerd wordt en er ook geen milieuvergunning aanwezig is. Reclamant geeft aan dat ter plaatse een akkerbouwbedrijf wordt geëxploiteerd. Er wordt geen vee gehouden, behoudens hobbymatig enkele paarden. Verzocht wordt alsnog de boerderij met twee dienstwoningen de agrarische bestemming te laten behouden. Ook in de landgoedvisie De Poll blijft de boerderij De Santstein vooralsnog zijn agrarische functie behouden. Ook de boerderij De Rodute zou het landgoed graag als agrarisch bedrijf willen handhaven. Voorgesteld wordt beide boerderijen als agrarisch te bestemmen en een eventuele bestemmingswijziging mee te laten liften met het nieuwe bestemmingsplan voor Landgoed De Poll. 40.2. Bouwvlak werkschuren nabij Nijenbeek Verzocht wordt de toezegging van de gemeente om twee bouwvlakken op te nemen ter plaatse van twee bestaande werkschuren nabij de Nijenbeekseweg 48 alsnog te effectueren. Gebleken is dat dit nog niet is gedaan. 40.3. Slot Nijenbeek Slot Nijenbeek heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk'. In het geldende bestemmingsplan is het als Slot bestemd. Verzocht wordt de huidige bestemming over te nemen, aangezien nog geen concrete plannen zijn uitgewerkt voor Slot Nijenbeek. 40.4. Vergoten bouwvlak bijgebouwen en historische (moes)tuinen nabij Poll-laan 5 Op de plankaart zijn volgens reclamant alleen de werkschuren nabij de Poll-laan 5 vermeld. De overige gebouwen zijn echter niet aangegeven. De historische moestuin heeft in het bestemmingsplan een agrarische bestemming. Gezien het gebruik is een andere bestemming volgens reclamant op zijn plaats. Verzocht wordt alle bijgebouwen met bijbehorende gronden inclusief de moestuin te bestemmen als 'Wonen - Landhuis' conform de bijgevoegde kaart. 40.5. Gebiedsbescherming Verzocht wordt de toelichting en de hieraan gekoppelde regels en beperkingen op het punt van gebiedsbescherming te actualiseren aangezien de overheid deze wetgeving ingrijpend aan het aanpassen is. Verder heeft volgens reclamant de provincie Gelderland haar plannen voor Ecologische Poorten en de Beekbergse Poort ingrijpend aangepast. Ook hier is volgens reclamant een aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk. In de inspraakreactie is aangegeven dat de kaarten geactualiseerd zouden worden, dit is echter nog niet gedaan. 40.6. Bestemmingen Recreatiegebied Bussloo Reclamant verzoekt een strook van 100 m van het recreatiegebied Bussloo, gelegen rond het Landgoed De Poll, aan te wijzen als gebied voor extensieve vormen van dagrecreatie, overeenkomstig diverse gemeentelijke plannen en rapporten. Deze strook heeft nu een bestemming gekregen waardoor het onder andere mogelijk wordt grote evenementen te organiseren. Het aanliggend bos- en natuurgebied van Landgoed De Poll is aangewezen als EHS-ge-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
57
bied. Dichtbij dit natuurgebied is het niet wenselijk grootschalige evenementen te organiseren die leiden tot verstoring van de natuur. Beantwoording 40.1. Boerderijen De Santstein en De Rodute De boerderij De Santstein heeft in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 de bestemming 'Agrarisch' bedrijf A, een klein agrarisch bedrijf. Gezien de bestaande activiteiten, zoals die door reclamant worden geschetst, is er naar het oordeel van de gemeente geen bezwaar om deze bestemming te handhaven in de vorm van specifieke aanduiding 'klein agrarisch bedrijf'. Daarmee worden de bestemming en de mogelijkheden vanuit het bestemmingsplan Buitengebied 1996 overgenomen. Voor De Rodute gold in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 de bestemming 'Agrarisch' bedrijf B, een middelgroot agrarisch bedrijf met een bouwmogelijkheid van 0,5 ha. Gezien het feit dat landbouwkundige activiteiten op deze locatie vrijwel ontbreken is het naar het oordeel van de gemeente niet reëel om een agrarisch bouwvlak van deze omvang te handhaven. Om recht te doen aan de ruimtelijke uitstraling en de zeer beperkte landbouwkundige activiteiten ter plaatse kan ook hier een specifieke aanduiding 'klein agrarisch bedrijf' worden toegekend. Hiermee wordt alle ruimte behouden om in het landgoedplan van De Poll te bezien welke functie hier het meest passend is. 40.2. Bouwvlak werkschuren nabij Nijenbeek Bedoeld bouwvlak is per abuis inderdaad niet op de kaart weergegeven terwijl dit in het antwoord op de inspraakreactie wel is toegezegd. Bij gewijzigde vaststelling zal dit alsnog worden rechtgezet. 40.3. Slot Nijenbeek In het geldende bestemmingsplan heeft het slot de bestemming 'Bijzondere Doeleinden'. In de huidige bestemmingsplansystematiek is dit vergelijkbaar met de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming zal worden gehandhaafd. 40.4 Vergoten bouwvlak bijgebouwen en historische (moes)tuinen nabij Polllaan 5 Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kunnen de genoemde bijgebouwen en de (moes)tuinen beschouwd worden als een onderdeel van het landhuis. Om de eenheid tot uiting te laten komen is een uitbreiding van de bestemming 'Wonen - Landhuis' te rechtvaardigen. De verbeelding zal worden aangepast. 40.5. Gebiedsbescherming Voor het opnemen van de EHS op de verbeelding zijn de kaarten gebruikt die op dit moment door de provincie worden gehanteerd als de kaarten met de in 2009 vastgestelde begrenzing van de EHS. Er wordt inderdaad gewerkt aan een herijking van de EHS, maar die zal definitief zijn weerslag krijgen in de nieuwe provinciale Structuurvisie. Tot dat moment gelden de bestaande EHS-kaarten die behoren bij het provinciale besluit tot begrenzing van de EHS uit 2009. Mocht een nieuwe begrenzing van de EHS worden vastgesteld in het kader van de nog op te stellen structuurvisie, dan zal dit kunnen leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan (inclusief de verbeelding). Het beleid en het uitvoeringsprogramma met betrekking tot de ecologische poorten, in dit geval de Beekbergse Poort, is niet opgenomen in de regels of op de verbeelding. 40.6. Bestemmingen Recreatiegebied Bussloo De grondslag voor de bestemming(en) voor het recreatiegebied Bussloo is het nog geldende bestemmingsplan Recreatiegebied Bussloo 1985. Het bestemmingsplan Buitengebied heeft (ook) voor het recreatiegebied Bussloo een sterk consoliderend karakter. Nieuwe (projectmatige) ontwikkelingen worden in dit plan niet mogelijk gemaakt, met uitzondering van een
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
58
Zienswijzen
mogelijkheid voor een camping aan de noordzijde. De grootschalige evenementen die enkele keren per jaar plaatsvinden, zijn vanuit bestemmingsplantechnisch perspectief zowel onder het nog geldende bestemmingsplan toegestaan, als onder het hier beoogde bestemmingsplan Buitengebied. Voor de duidelijkheid is in het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied expliciet aangegeven dat de evenementen (alleen) mogen plaatsvinden onder de bestemmingsomschrijving 'Recreatie - Dagrecreatie - 2', een afbakening welke het nog geldende bestemmingsplan niet kent. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
59
41. De zienswijze heeft betrekking op perceel Leusvelderweg 4 te Voorst. Samenvatting De zienswijze heeft betrekking op de woonboerderij aan de Leusvelderweg 4 in Voorst. Hieraan is een bakhuisje gebouwd. Het bakhuisje is in eigendom van de naastgelegen bewoners. In het huidige en toekomstige bestemmingsplan zijn beide woningen als zelfstandige wooneenheid te kwalificeren. De eigenaren van het bakhuisje zijn momenteel in overleg met de gemeente om een oude schuur aan de zuidzijde van de woning om te zetten naar een nieuwe woning met bijgebouw. De woonbestemming van het bakhuisje zal hiermee verplaatst worden naar de beoogde schuur. Reclamanten geven aan dat door de plannen van de eigenaren van het bakhuisje het uitzicht en de privacy wordt ontnomen. Reclamanten vinden dat de gemeente bij het nemen van een besluit alle belangen van de betrokken partijen in ogenschouw moet nemen en stellen vervolgens een aantal vragen. 41.1 Bijgebouw Reclamanten stellen de volgende vragen: Wordt het bakhuisje, nadat de woonbestemming er vanaf is gehaald, een bijgebouw? Kan een gebouw als een bijgebouw worden beschouwd zonder dat de eigenaar daarvan beschikt over een woning? De eigenaren van het bakhuisje hebben in de toekomst zelf geen woning meer. Hoe kan het bakhuisje dan worden geacht te worden gebruikt 'ten dienste van het wonen'. Welk gebouw wordt aangemerkt als hoofdwoning? Laat het toekomstige bestemmingsplan ruimte voor het aanmerken van een gebouw als bijgebouw, zonder dat er een daadwerkelijke fysieke link is met een woning? Kunnen reclamanten bijvoorbeeld ergens anders in de gemeente een oude schuur kopen en deze als bijgebouw van zijn woning gebruiken? 41.2. Herbouw woning buiten bestaande funderingen Is het mogelijk om de woning te herbouwen binnen het aangegeven bouwvlak, maar wel op een kadastraal ander perceel? Maakt het hierbij nog uit of dat andere perceel juridisch in eigendom is van een ander? Reclamanten missen een bepaling dat de herbouw niet mag leiden tot een belemmering of aantasting van het woongenot van de bewoners/eigenaren van de aangrenzende percelen. 41.3 Mantelzorg Reclamanten stellen de volgende vragen: Onder het toekomstige bestemmingsplan wordt het mogelijk om een bijgebouw te gebruiken ten behoeve van mantelzorg. Moet de mantelzorg altijd plaatsvinden in een eigen bijgebouw, of mag dat ook gebeuren in een bijgebouw van een ander? Kan mantelzorg verleend worden in een bijgebouw dat niet op een eigen perceel is gelegen? Moet op basis van de beperking in onderdeel b van artikel 46.1 ook rekening worden gehouden met het woongenot van de bewoners van de aangrenzende percelen? Wordt onder de gebruiksmogelijkheden van 'de aangrenzende gronden' mede verstaan gronden/percelen die de bestemming 'Wonen' hebben? 41.4. Planschadevergoeding Is het voor een belanghebbende mogelijk om bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het toestaan van mantelzorg in een bijgebouw een planschadevergoeding in te dienen bij de gemeente?
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
60
Zienswijzen
41.5. Bed & breakfast Mogen reclamanten gelegenheid bieden tot bed & breakfast in een bijgebouw van een ander? Maakt het in dit kader nog uit of men een gebruiksrecht heeft van het bijgebouw? Mogen reclamanten gelegenheid bieden tot bed & breakfast in een bijgebouw dat zij in eigendom hebben, maar niet in de nabijheid van de woning is gelegen? Reclamanten missen in artikel 24.1 een bepaling dat de uitoefening van bed & breakfastbestemming niet mag leiden tot een belemmering of aantasting van het woongenot van de bewoners/eigenaren van de aangrenzende percelen. Beantwoording Alle vragen en opmerkingen in deze zienswijze hebben betrekking op een nieuwe situatie ter plekke. Onlangs is een collegebesluit genomen over de ontwikkelingen op dit perceel en dat van de buren. Besloten is een apart bestemmingsplan op te stellen dat vóór de vaststelling van dit bestemmingsplan Buitengebied als ontwerp ter inzage zal gaan. Om die procesgang niet te frustreren zal deze ontwikkeling uit dit bestemmingsplan Buitengebied worden gehaald. Daar het hier vragen betreft die ook een algemene context hebben, zal hier in algemene zin ingegaan worden op de vragen van reclamanten. Eventuele specifieke kwesties zullen aan de orde moeten komen wanneer het afzonderlijke bestemmingsplan voor de locatie in procedure wordt gebracht 41.1. Bijgebouw De kwestie van het bakhuisje en de toekomstige regeling zal in het aparte bestemmingsplan aan de orde komen. De vraag over de bijgebouwen is ook voor dit bestemmingsplan Buitengebied relevant. Het begrip bijgebouw is gerelateerd aan een woning, zoals de begripsomschrijving in 1.36 vermeldt. Dat wil zeggen dat er een ruimtelijk verband is tussen de woning(en) binnen een bestemmingsvlak en daarbij behorende bijgebouwen. Dit zegt evenwel nog niets over de eigendomssituatie. In het gebruik bestaat echter het verband tussen een bijgebouw en woning binnen een bestemmingsvlak. Iemand in Voorst kan dus een oude schuur (bijgebouw) kopen in Terwolde, maar de gebruiksmogelijkheden worden bepaald door de bestemming van het bijgebouw ter plaatse en zijn dus niet afhankelijk van degene die eigenaar is. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij het aan-huis-verbonden bedrijf en beroep wel een verband wordt gelegd met de bewoners. 41.2. Herbouw woning buiten bestaande funderingen De herbouwmogelijkheden van een woning worden bepaald door het aanwezige bouwvlak en de bestaande fundering. Algemene herbouw van woningen mag uitsluitend plaatsvinden ter plaatse van de bestaande funderingen. Kadastrale situaties hebben hier geen invloed op. Uiteraard zullen in de praktijk eigendomssituaties een belangrijke rol spelen, maar in beginsel is de bestemming bepalend of er wel of niet gebouwd mag worden. In artikel 46.2 zijn de afwijkingsregels opgenomen die hierop van toepassing zijn. De bescherming van de omwonenden zit impliciet in de wijze waarop de bestemmingsvlakken zijn toegekend en een bepaling in de zin van '… mag niet leiden tot aantasting van het woongenot van de bewoners/eigenaren van de aangrenzende percelen' is daarom niet opgenomen. Herbouw buiten de bestaande funderingen moet stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn. 41.3. Mantelzorg Bij mantelzorg gaat het om langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan eenieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit een sociale relatie. Hierbij is geen ruimtelijke relatie opgenomen tussen de locatie van de zorgvragende en de locatie van de zorgverlener, maar het uitgangspunt van mantelzorg is dat de zorgvragende in de nabije
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
61
omgeving van de zorgverlener woont. Dit zit opgesloten in het fenomeen mantelzorg. Het is niet noodzakelijk dat beide locaties bij eenzelfde eigenaar in eigendom zijn. Bij de voorwaarden in artikel 46.1.e worden de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden genoemd. Hierbij worden onder andere de aangrenzende gronden/percelen bedoeld met de bestemming 'Wonen'. Eén van de onderdelen van de gebruiksmogelijkheden bij de bestemming 'Wonen' is het woongenot en dat zal dan ook deel uitmaken bij de afweging van de vergunningverlening. 41.4. Planschadevergoeding Het verlenen van een omgevingsvergunning is gebaseerd op een afwijkingsbevoegdheid van het bevoegd gezag. In beginsel kan een afwijking van het bestemmingsplan een basis zijn voor planschade. Uiteraard moet in een concrete situatie duidelijk worden of er inderdaad sprake is van planschade. 41.5 Bed & breakfast Het aanbieden van bed & breakfast wordt uitsluitend uitgevoerd door de bewoner van de (bedrijfs)woning. Dit impliceert dat het aanbieden van bed & breakfast in een bijgebouw van de buurman niet is toegestaan. Ook is het aanbieden van bed & breakfast in een bijgebouw 'op afstand' niet toegestaan, omdat ook hier geen sprake van het aanbieden door de bewoners. Het gaat om de bewoners van de woning waar het bijgebouw een onderdeel van is. Bed & breakfast is qua functie vergelijkbaar met wonen en er is daarom geen reden om een bepaling op te nemen waarin geregeld is dat het aanbieden van bed & breakfast niet mag leiden tot belemmering en/of aantasting van het woongenot van de bewoners/eigenaren van de aangrenzende percelen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen. Wel wordt naar aanleiding van eerdere bestuurlijke besluitvorming de verbeelding gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
62
Zienswijzen
42. De zienswijze heeft betrekking op perceel Rozendaalseweg 12 te Terwolde. Samenvatting 1. Reclamant verzoekt het ingetekende bouwvlak van circa 1,28 ha te vergroten naar 1,5 ha. Op de wijze waarop het bouwvlak is ingetekend kan de nieuwe stal voor de zeugen en vleesvarkens niet gerealiseerd worden. Tevens valt de geplande mestsilo geheel buiten het bouwvlak. Reclamant verzoekt het bouwvlak in te tekenen overeenkomstig de tekening behorende bij de zienswijze. 2. Reclamant vindt geen omschrijving terug in het bouwvlak dat het om een intensieve veehouderij gaat. Reclamant ziet deze omschrijving graag toegevoegd. 3. Reclamant maakt bezwaar tegen de archeologische dubbelbestemming. Op de kaarten van KICH is het grootste gedeelte van het gebied waarin dit bedrijf is gelegen aangemerkt met een lage trefkans. Bovendien zijn de gronden rondom de bedrijfsgebouwen volgens reclamant vergraven. Het is niet reëel deze archeologische waarde toe te kennen. Beantwoording 1. In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. De gemeente is van oordeel dat de plannen voldoende concreet zijn en ruimtelijk niet tot belemmeringen leidt. Het bouwvlak zal overeenkomstig het verzoek worden aangepast. 2. De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet, opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
63
aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 3. In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De kaarten opgesteld door het KICH zijn gebaseerd op landelijke indicatieve kaarten. Om en goed beeld te krijgen van de binnen de gemeente aanwezige en te verwachten archeologische waarden, heeft de gemeente er destijds voor gekozen gedetailleerder onderzoek te doen en een eigen beleid hierover op te stellen. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. De gemeente ziet geen aanleiding van het beleid af te stappen. Tevens geeft reclamant aan dat de gronden rondom de bedrijfsgebouwen reeds vergraven zijn. Dit kan betekenen dat de grond ter plaatse van de vergravingen is verstoord. Dit betekent naar het oordeel van de gemeente echter niet dat hierdoor alle archeologische waarden verloren zijn, aangezien de archeologische waarden ook dieper gelegen kunnen zijn. Door het verwijderen van de dubbelbestemming zijn deze waarden niet meer beschermd wat niet de bedoeling is. In artikel 'Waarde - Archeologie' is daarom opgenomen (bijvoorbeeld in artikel 34.2 onder c en 34.3.3 onder c) dat een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. Indien er aantoonbaar bewijs van de vergraving is, kan dit voldoende zijn. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
64
Zienswijzen
43. De zienswijze heeft betrekking op perceel Oude Zutpenseweg 3a. Samenvatting Reclamant zou graag op het perceel aan de Oude Zutpenseweg 3a de mogelijkheid zien een beheerderswoning te realiseren en verzoekt hieraan medewerking te verlenen. Reclamant noemt een aantal argumenten hiervoor: een betere kans van slagen bij het vinden van geschikte exploitanten van de manege en het veiligheidsaspect. Beantwoording Het gemeentelijk beleid voor het buitengebied is er, vanuit het oogpunt van tegengaan van extra verstening, op gericht geen nieuwe (bedrijfs)woningen toe te staan. Enige uitzondering hierop vormt het functieveranderingsbeleid waar na sloop en verevening mogelijkheden ontstaat voor de bouw van een nieuwe woning. Deze processen vragen echter om maatwerk en worden buiten dit bestemmingsplan Buitengebied gelaten. In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse geen bedrijfswoning toegestaan en hoewel de gemeente de mening van reclamant deelt dat de kans op diefstal en brandstichting aanwezig is, ziet de gemeente geen aanleiding nu wel een bedrijfswoning mogelijk te maken. Het argument dat er een betere kans van slagen is bij het vinden van een nieuwe exploitant is naar het oordeel van de gemeente meer van economische dan van ruimtelijke aard. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
65
44. De zienswijze heeft betrekking op perceel Enkweg 9a en Molenallee 8. Samenvatting Reclamant is het niet eens met de stelling van de gemeente dat de percelen achter Enkweg 9a en Molenallee 8 in het huidige bestemmingsplan als agrarisch bestemd zijn. De gemeente verlegt volgens reclamant de huidige bestemmingsplangrenslijn van 'Wonen' naar 'Agrarisch' waardoor de percelen 'Wonen' kleiner worden en dus in waarde zullen dalen. Op een bijgevoegde kaart is door reclamant aangegeven waar de bestaande grens en de nieuwe grens zich bevindt. Verzocht wordt de bestaande situatie te handhaven. Beantwoording De plangrens ter plaatse is gewijzigd, de nieuwe plangrens is gebaseerd op het nieuwe bestemmingsplan Posterenk. Dit heeft echter geen gevolgen voor de bestemming van een aantal percelen. In tegenstelling tot wat reclamant stelt, zijn de percelen achter Enkweg 9a en Molenallee 8 in het geldende bestemmingsplan Posterenk bestemd als 'Agrarisch' en niet als 'Wonen'. De agrarische bestemming is gecontinueerd in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Hobbymatig agrarisch gebruik is binnen deze bestemming toegestaan. Naar het oordeel van de gemeente is er geen aanleiding de bestemming te wijzigen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
66
Zienswijzen
45. De zienswijze heeft betrekking op perceel Bekendijk 18 te Terwolde. Samenvatting 45.1. Archeologie Reclamant verzoekt geen archeologische dubbelbestemming op te nemen. In het verleden heeft er ter plaatse veel agrarische bebouwing gestaan die inmiddels is gesloopt. In de regels is volgens reclamant een vage omschrijving opgenomen in artikel 32.2 lid c. Dit geeft geen rechtszekerheid. Verzocht wordt de normale werkzaamheden behorende bij de bedrijfsvoering vrij te stellen van vergunningsplicht. 45.2. Te bebouwen oppervlak Reclamant verzoekt het te bebouwen oppervlak te vergroten met ten minste 10%. Reclamant geeft als motivering dat de bedrijfsactiviteit de nodige opslag van voorraden vraagt. 45.3. Hovenier Reclamant verzoekt het perceel op te nemen als hovenier uit categorie 3.1. Het bedrijf heeft volgens reclamant nu al een bedrijfsvloeroppervlak van meer 500 m². Vergelijkbare bedrijven hebben ook deze bestemming gekregen. De bestemming sluit beter aan bij de huidige werkzaamheden en opslag van goederen en materialen. 45.4. Bouwvlak en bestemmingsvlak Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten, zoals opgenomen op tekening die is bijgevoegd bij de zienswijze. De aanwezige kunstwerken, waaronder de vijver, het stalletje en afdak, moeten ook binnen het bestemmingsvlak 'Bedrijf' vallen. De tuin wordt volgens reclamant tevens ingezet als demonstratie/voorbeeldtuin en is een essentieel onderdeel van het bedrijf. Beantwoording 45.1. Archeologie In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Het niet opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is derhalve niet mogelijk. Indien naar het oordeel van het bevoegd gezag voldoende duidelijk is dat de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld, is onderzoek niet noodzakelijk.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
67
45.2. Te bebouwen oppervlak Het perceel Bekendijk 18 is bestemd als 'Bedrijf' zonder specifieke aanduiding. In bijlage 3 van de regels is opgenomen hoeveel vierkante meter van het bouwvlak bebouwd mag worden. Bij het bepalen van de toegestane oppervlakte is rekening gehouden met de geldende rechten en aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Volgens deze verordening mag het bebouwd oppervlak met 20% uitgebreid worden mits het totale bebouwde oppervlak na uitbreiding niet meer bedraagt dan 375 m². Omdat ter plaatse van de Bekendijk 18 reeds meer bebouwing aanwezig is dan 375 m², is het toestaan van meer bebouwing niet mogelijk. 45.3. Hovenier Reclamant exploiteert op dit adres een vijverbouwbedrijf met buitenopslag van bijbehorende goederen. Reclamant heeft nog een Melding besluit landbouw voor 15 koeien en 3 paarden. In het geldende bestemmingsplan was het perceel bestemd als 'Agrarisch'. Handhaving van de agrarische bestemming ligt, gezien het feitelijk gebruik, niet voor de hand. Om deze reden is in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. De bestaande activiteiten vallen binnen de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De gemeente is van oordeel dat bedrijven uit categorie 3 of hoger niet wenselijk zijn. Alleen de bestaande bedrijven uit categorie 3 of hoger zijn aangeduid, wat in dit geval niet aan de orde is. Bij de berekening van de oppervlakte bebouwing wordt de bedrijfswoning niet meegerekend. Het bebouwd oppervlak bedraagt ter plaatse 380 m² en het bedrijf valt derhalve in categorie 2. 45.4. Bouwvlak en bestemmingsvlak De gronden waarop de aanwezige kunstwerken zijn gelegen zijn bestemd als 'Agrarisch'. Deze gronden mogen uitsluiten gebruikt worden voor de agrarische functie zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1. Conform de bouwregels zijn uitsluiten erf- en terreinafscheidingen toegestaan. Bij nader inzien is de gemeente van oordeel dat de toegekende bestemming niet juist is. Omdat de oppervlakte bebouwing niet uitgebreid mag worden en het naar het oordeel van de gemeente landschappelijk aanvaardbaar is wordt het bouwvlak afgestemd op het feitelijk gebruik en vergroot conform het verzoek van reclamant. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
68
Zienswijzen
46. De zienswijze heeft betrekking op perceel Broekstraat 18 te Klarenbeek. Samenvatting Reclamant is het niet eens met de bestemming 'Wonen' in plaats van de huidige bestemming 'Agrarisch'. Reclamant verzoekt dit te herstellen. Beantwoording In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel een agrarische bestemming en is het voorzien van een bouwstede categorie-A. Op het bedrijf zijn 20 stuks jongvee, 20 stuks rundvee en 10 schapen aanwezig. Dit betekent naar het oordeel van de gemeente dat continuering van de agrarische bestemming realistisch is. De verbeelding zal worden aangepast waarbij naast de bestemming 'Agrarisch' tevens de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' wordt opgenomen omdat het een voormalig categorie A bedrijf betreft. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
69
47. De zienswijze heeft betrekking op perceel Beentjesweg 7 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt een ruimer agrarisch bouwvlak op te nemen. Reclamant geeft aan dat er circa 100 koeien, waarvan 70-80 op stal aanwezig zijn. Reclamant geeft aan dat er plannen zijn om de bestaande bebouwing te vernieuwen of uit te breiden. Dit is binnen de aangegeven bestemming niet mogelijk. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft is maatwerk geleverd. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 staat voor dit bedrijf een bouwvlak van 0,25 ha aangegeven. In het nu voorliggende bestemmingsplan is wederom een bouwvlak van 0,25 ha opgenomen. In het geval van reclamant is enkel een voornemen tot ontwikkeling kenbaar gemaakt en is naar het oordeel van de gemeente onvoldoende duidelijk gemaakt dat het bedrijf werkelijk op redelijke termijn uitbreidingsplannen heeft. Er is voor de gemeente onvoldoende basis om medewerking te geven aan het vergroten van het bouwvlak. Conform de geldende regeling biedt het bestemmingsplan geen afwijkingen of wijzigingen om het bouwvlak te vergroten. Wel is het conform de vigerende regeling mogelijk om de bestaande, legaal tot stand gekomen bedrijfsbebouwing met maximaal 15% uit te breiden. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen. Wel wordt ambtshalve de toelichting gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
70
Zienswijzen
48. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Koestraat 11, 7384 DH te Wilp. Samenvatting Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mogen geen diepere grondbewerkingen dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage, hetgeen zeer kostenverhogend is. In de beantwoording van de inspraakreactie werd aangegeven dat aan de reactie tegemoet werd gekomen. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de archeologische waarden echter ongewijzigd. Reclamant geeft aan dat de nut en noodzaak van een dergelijke regeling niet is aangetoond en leidt tot aantasting van een bestaand recht. De gronden binnen het bouwvlak zijn reeds verstoord. Bij vervangende nieuwbouw mag een dergelijke rapportage niet worden verlangd. De gebruiksregels zijn onnodig verzwarend voor het meest doelmatige gebruik van de grond. Verzocht wordt deze te schrappen uit het bestemmingsplan. Reclamant verzoekt een acceptabele waarde (6/7) vast te stellen, dan wel geen waarde toe te kennen. Tevens verzoekt reclamant de genoemde 30 cm eis in lid 32.3.1 te verruimen naar 70 cm, aangezien de meeste funderingen van eventueel te slopen gebouwen etc. zich op deze diepte bevinden. Beantwoording In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Naar aanleiding van inspraakreactie is gebleken dat niet de juiste kaart/regeling was opgenomen. Derhalve is in de beantwoording op de inspraakreactie aangegeven dat de regeling 'Waarde - Archeologie' op onderdelen aangepast wordt. Niet genoemd is dat aan de wensen van reclamant tegemoetgekomen wordt. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn deze aanpassingen ook daadwerkelijk doorgevoerd. Omdat er op het perceel van reclamant geen wijzigingen hebben plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de gemeente geconcludeerd worden dat de regeling zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan reeds juist opgenomen was. Het aanpassen van de bestemming is derhalve niet aan de orde. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
71
49. De zienswijze heeft betrekking op perceel Rijksstraatweg 212 te Teuge. Samenvatting Reclamant verzoekt de verbeelding met betrekking tot de bedrijfsactiviteiten op het perceel aan de Rijksstraatweg 212 in Teuge aan te passen aan de tekening behorende bij de zienswijze. Op de verbeelding is een deel van het containerveld niet weergeven en ook is een waterbassin aan de noordzijde van het bedrijf buiten de aanduiding 'glastuinbouw' gelaten. Beantwoording Het in het ontwerpbestemmingsplan ingetekende bouwvlak doorsnijdt inderdaad het containerveld en laat een waterbassin erbuiten. Dit is naar het oordeel van de gemeente niet logisch. Het bouwvlak zal worden aangepast conform het voorstel bij de zienswijze. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
72
Zienswijzen
50. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oud Lochemseweg 40 te Wilp. Samenvatting 50.1. Hygiënesluis Op het voorterrein is in 2009 een vergunning verleend voor een hygiënesluis, welke nadien is gebouwd. Deze is volgens reclamant echter niet op de plankaart weergegeven en ligt buiten het ingetekende bouwvlak. Verzocht wordt de verbeelding hierop aan te passen, zodat deze ruimschoots binnen het bouwvlak komt te liggen. 50.2. Archeologie Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mogen geen diepere grondbewerkingen dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage, hetgeen zeer kostenverhogend is. In de beantwoording van de inspraakreactie werd aangegeven dat aan de reactie tegemoet werd gekomen. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de archeologische waarden echter ongewijzigd. Reclamant geeft aan dat de nut en noodzaak van een dergelijke regeling niet is aangetoond en leidt tot aantasting van een bestaand recht. De gronden binnen het bouwvlak zijn reeds verstoord. Bij vervangende nieuwbouw mag een dergelijke rapportage niet worden verlangd. De gebruiksregels zijn onnodig verzwarend voor het meest doelmatige gebruik van de grond. Verzocht wordt deze te schrappen uit het bestemmingsplan. Reclamant verzoekt een acceptabele waarde (6/7) vast te stellen, dan wel geen waarde toe te kennen. Tevens verzoekt reclamant de genoemde 30 cm eis in lid 32.3.1 te verruimen naar 70 cm, aangezien de meeste funderingen van eventueel te slopen gebouwen etc. zich op deze diepte bevinden. Beantwoording 50.1. Hygiënesluis In 2009 is vergunning verleend voor de realisatie van een hygiënesluis. Het ligt naar het oordeel van de gemeente in de rede om de verbeelding aan te passen zodat de hygiënesluis binnen het bouwvlak past. 50.2. Archeologie In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vast-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
73
gesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Naar aanleiding van inspraakreacties is gebleken dat niet de juiste kaart/regeling was opgenomen. Derhalve is in de beantwoording op de inspraakreactie aangegeven dat de regeling 'Waarde – Archeologie' op onderdelen aangepast wordt. Niet genoemd is dat aan de wensen van reclamant tegemoetgekomen wordt. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn deze aanpassingen ook daadwerkelijk doorgevoerd. Omdat er op het perceel van reclamant geen wijzigingen hebben plaatsgevonden kan naar het oordeel van de gemeente geconcludeerd worden dat de regeling, zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan reeds juist opgenomen was. Het aanpassen van de bestemming is derhalve niet aan de orde. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
74
Zienswijzen
51. De zienswijze heeft betrekking op perceel Oolmansweg 6 te Wilp. Samenvatting De ligging van het bouwvlak is naar aanleiding van de inspraakreactie gewijzigd. Reclamant maakt bezwaar tegen dit bouwvlak omdat de ruimte tussen de bestaande stallen en de bouwvlakgrens ongeveer 30 m bedraagt. Dat is te weinig om eventueel een nieuwe stal te bouwen. De nieuwste eisen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn hebben als consequentie dat er meer ruimte per koe nodig is. Daarom is meer vierkante meter staloppervlakte nodig. Reclamant ziet het liefst een bouwvlak van 1,5 ha. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Uit het tafeltjesoverleg in 2010 blijkt dat het bedrijf in een overdrachtsfase zit naar de zoon van reclamant. Ten tijde van het tafeltjesoverleg waren er nog geen concrete bouwplannen. Gezien de huidige bebouwing binnen het in het ontwerpbestemmingsplan aangegeven bouwvlak, moet naar het oordeel van de gemeente geconcludeerd worden dat er voor een bedrijfsgebouw, waarbij rekening wordt gehouden met de nieuwste eisen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn, te weinig ruimte is. Om te voldoen aan dierenwelzijn zal het bouwvlak aan de noordzijde met 15 m worden vergroot. De gemeente is van oordeel dat hierdoor voldoende ruimte ontstaat. Omdat de plannen voor vergroting naar 1,5 ha naar het oordeel van de gemeente onvoldoende concreet zijn, wordt hieraan geen medewerking verleend. Als de plannen te zijner tijd voldoende concreet zijn, kan reclamant een verzoek in dienen om middels een wijzigingsbevoegdheid het bouwvlak alsnog te vergroten. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
75
52. De zienswijze heeft betrekking op perceel Polveensweg 12 te Klarenbeek. Samenvatting 52.1. Bouwvlak Het toegekende bouwvlak aan de locatie biedt volgens reclamant te weinig ruimte voor ontwikkeling. Op enkele punten is het gewenst het bouwvlak te verschuiven zodat een efficiënter bouwvlak ontstaat. In de bijlage bij de zienswijze is het gewenste bouwvlak weergegeven. 52.2. EHS Op het bouwvlak zit volgens reclamant onterecht de dubbelbestemming EHS. De provincie heeft volgens reclamant het afgelopen jaar laten weten dat er een fout zit in de provinciale EHS-begrenzing en dat de locatie Polveensweg 12 buiten de EHS ligt. Dit is niet vertaald in het ontwerpbestemmingsplan. Verzocht wordt dit aan te passen. Beantwoording 52.1. Bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Het verzoek van reclamant betreft een verschuiving van toegekende bouwmogelijkheden en een beperkte vergroting van het bouwvlak. De gemeente is van oordeel dat dit niet op bezwaren stuit. De verbeelding zal worden aangepast. 52.2. EHS De provincie Gelderland heeft een herbegrenzing doorgevoerd van de EHS en daarbij zijn niet alle correcties goed op de kaart doorgevoerd. Vastgesteld wordt dat het bouwvlak van reclamant buiten de EHS ligt. De verbeelding zal op dit punt worden aangepast waardoor over het bouwvlak geen dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie EHS' wordt aangegeven. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
76
Zienswijzen
53. Samenvatting Voor een aantal specifieke werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. De uitzonderingen op het uitvoeringsverbod zijn apart in het bestemmingsplan geregeld. Hierbij wordt telkens vermeld dat geen vergunning nodig is als er wel een vergunning nodig is krachtens de Natuurbeschermingswet. Reclamant geeft aan dat, afgezien van het feit dat naar de verkeerde wet wordt verwezen (de Natuurbeschermingswet in plaats van de Natuurschoonwet 1928) en ook verzuimd is een koppeling met de Boswet op te nemen, het de bedoeling zal zijn geweest dat geen vergunningen voor deze specifieke werkzaamheden nodig zijn als dit ook in het kader van de Natuurschoonwet 1928 en de Boswet niet wordt geëist. Daarnaast is volgens reclamant per abuis in de genoemde artikelen tevens onder d vermeld dat de uitzonderingsregel niet van toepassing is als het werkzaamheden betreft die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheerplan. Deze tekst komt volgens reclamant niet overeen met wat tussen de gemeente en de landgoedeigenaren was overeengekomen, namelijk dat voor werkzaamheden waarvoor in het kader van de Natuurschoonwet 1928 en de Boswet geen vergunning nodig is, ook geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd. Naar aanleiding van de beantwoording op de inspraakreactie zou het bestemmingsplan worden aangepast. Dit is echter niet goed vertaald. Verzocht wordt alle planregels waarbij de uitzonderingen voor een omgevingsvergunning worden genoemd aan te passen. Beantwoording Het doel van de gemeente is om dubbele vergunningbepalingen te vermijden. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is dit geregeld in artikel 37 Waarde - Landgoed. In artikel 37 lid 4 is geregeld dat in bepaalde situaties voor de gebieden die van de dubbelbestemming Waarde - Landgoed zijn voorzien, geen omgevingsvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De vrijstellingen waar reclamant op duidt (artikel 5.4.2, 38.2.2, 44.7.1 enz.) zijn bedoeld voor alle overige situaties die buiten de dubbelbestemming Waarde -Landgoed vallen en deze vrijstellingen zijn onderdeel van het betreffende artikel. Voor de landgoederen is, met name vanwege de rangschikking onder de Natuurschoonwet, een vrijstelling opgenomen binnen de dubbelbestemming Waarde - Landgoed. Deze vrijstelling geldt voor activiteiten die een relatie hebben met natuur en landschap, omdat daar de mogelijke stapeling zit met de Natuurschoonwet 1928 of de Boswet. Ook als de voorgenomen activiteiten een relatie hebben met de Boswet, wordt dubbele vergunningverplicht vermeden door artikel 37 lid 4. De verplichtingen in het kader van de Boswet en Natuurschoonwet blijven onverminderd gehandhaafd, maar de omgevingsvergunningplicht bij de gemeente is binnen de landgoederen niet van toepassing. Het vervallen van de vergunningplicht geldt ook voor eventuele vergunningverplichtingen vanuit dubbelbestemmingen zoals bijvoorbeeld de dubbelbestemming 'historische waarde'. Voor activiteiten in de nabijheid van leidingen en activiteiten die mogelijk invloed hebben op archeologische waarden blijft de vergunningplicht van kracht. De gemeente is van oordeel dat met artikel 37 lid 4 wordt voorkomen dat er een dubbele vergunningplicht ontstaat bij enerzijds toepassing van de Natuurschoonwet en Boswet en anderzijds de bepalingen vanuit het bestemmingsplan Buitengebied. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
77
54. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Holthoevensestraat 9 te Wilp. Samenvatting Reclamant wil een paardenfokstal bouwen voor het huisvesten van 10 paarden. Daarnaast wil reclamant een buitenbak aanleggen. Hiervoor is een bouwvlak van minimaal 60 m achter de woning noodzakelijk, zoals aangegeven op de tekening behorende bij de zienswijze. Reclamant verzoekt een groter bouwvlak in te tekenen. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Op basis van de ingediende inspraakreactie is het bouwvlak aangepast. Uit de zienswijze blijkt dat dit niet geheel naar wens is gebeurd. De gemeente is van oordeel dat er geen ruimtelijke en landschappelijke bezwaren bestaan om het bouwvlak te vergroten. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
78
Zienswijzen
55. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Middendijk 85 te Nijbroek. Samenvatting Reclamant wil een pluimveeschuur bouwen aan de zuidzijde van het perceel om een goede economische bedrijfsvoering te bevorderen en de continuïteit voor de toekomst te waarborgen. Hiervoor is een partiële bestemmingsplanprocedure opgestart gericht op verlegging c.q. vergroting van het bouwvlak tot 1 ha. Op een gedeelte van het gewenste bouwvlak aan de zuidzijde bevindt zich namelijk een EHS-verbindingszone; om deze reden kan dit gedeelte van het bouwvlak niet meegenomen worden met deze algehele herziening, doch is een partiële herziening vereist. Een strook bouwvlak van 15 m aan de oostzijde van het perceel is onbebouwd en kan vervallen. De benodigde Natuurbeschermingswetvergunning is inmiddels door de provincie Gelderland verleend. Om zekerheid te krijgen voor een gedeelte van dit geplande bouwvlak verzoekt reclamant op het gedeelte ten westen van het perceel, waarop zich geen EHS-zonering bevindt, een bouwvlak toe te kennen. Hierop is een werktuigenberging gepland. Het bedrijf ligt op voldoende afstand van de omliggende woningen en dit levert volgens reclamant geen milieutechnische belemmeringen op. Beantwoording Er is een procedure gestart om tot een vergroting van het bouwvlak aan de Middendijk 85 te komen ten behoeve van de uitbreiding van het pluimveebedrijf ter plaatse. De uitbreiding is juist op deze locatie gewenst vanwege de eigendomssituatie en een rationele inrichting van het bedrijf. Door tegemoet te komen aan de zienswijze en het bouwvlak in westelijke richting te vergroten ontstaat, in combinatie met de lopende partiële herziening van het bestemmingsplan, een bouwvlak dat aanmerkelijk groter is dan 1 ha. Dit is naar het oordeel van de gemeente ongewenst omdat het hier een intensief veehouderijbedrijf in het verwevingsgebied betreft. Het Reconstructieplan Veluwe geeft aan dat de intensieve veehouderijbedrijven in beginsel maximaal over een oppervlakte van 1 ha mogen beschikken. Om in deze integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied een groter bouwvlak op te nemen, is niet in overeenstemming met het Reconstructieplan. Bovendien is het naar het oordeel van de gemeente vreemd dat de voorgestelde uitbreidingsrichting oorspronkelijk niet geschikt werd bevonden door reclamant om de reeds genoemde redenen van eigendomssituatie en inrichting van het erf. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
79
56. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oudhuizerstraat 23 te Klarenbeek. Samenvatting Aan de oostzijde van het perceel is onlangs een vergunning verleend voor een rundveestal. Deze heeft in het ontwerpbestemmingsplan de bestemming 'o' verkregen. Het is reclamant niet duidelijk wat hiermee wordt bedoeld, aangezien de aanduiding niet voorkomt in de legenda. Reclamant is voornemens om de rundveestal uit te breiden naar de zuidoostzijde. Hiervoor is op de verbeelding een onbebouwd vlak aangegeven met de aanduiding 'o'. Verzocht wordt te bevestigen c.q. te honoreren dat dit gehele bouwvlak mag worden benut. Dit geldt ook voor de aangegeven goot- en nokhoogte. Beantwoording Naar aanleiding van de inspraakreactie is de verleende rundveestal op de verbeelding opgenomen. Omdat de stal enkele meters van het bestaande bouwvlak gelegen is, is ervoor gekozen deze te voorzien van een afzonderlijk bouwvlak. Om te voorkomen dat er op dit bouwvlak ook een bedrijfswoning is toegestaan, is tevens de maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden = 0' opgenomen. De 'o' betreft dus het getal nul en behoort tot de solitaire schuur. Conform de systematiek dient wel een relatieteken opgenomen te worden. Per abuis is dit niet gebeurd en de verbeelding zal op dit punt alsnog worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen. Wel wordt om ambtshalve redenen de verbeelding aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
80
Zienswijzen
57. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Rijksstraatweg 160 te Teuge. Samenvatting 57.1. Bedrijfswoning buiten bouwvlak Reclamant geeft aan dat een deel van de bedrijfswoning buiten het bouwvlak is gehouden. Verzocht wordt het bouwvlak dusdanig te vergroten dat de bedrijfswoning geheel binnen het bouwvlak komt te liggen en de mogelijkheid bestaat tot beperkte uitbreiding hiervan. 57.2. Uitbreiding fokzeugenstal Ten noordoosten van het bedrijf is een fokzeugenstal gebouwd. Deze staat niet op de plankaart. Verzocht wordt de plankaart hierop aan te passen. 57.3. Verzoek om tweede bedrijfswoning Reclamant verzoekt om het bouwen van een tweede bedrijfswoning mogelijk te maken voor de zoon. Deze woning is gepland ten zuidwesten van de huidige woning. Tijdens de geboorteperiode van kraamzeugen, welke het gehele jaar doorloopt, is nachtelijke controle noodzakelijk en ingeval van problemen bij de geboorte, dient snel actie te worden ondernomen. Ook bij afwezigheid is permanente controle op het perceel noodzakelijk. Om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen en ter versterking van de huidige activiteiten is volgens reclamant om die reden een tweede bedrijfswoning noodzakelijk. 57.4. Vergroting bouwvlak Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten naar circa 1,5 ha conform de bij de zienswijze behorende tekening. Dit is noodzakelijk voor een goede economische bedrijfsvoering. De bedoeling is om binnen afzienbare tijd een nieuwe fokzeugenstal te bouwen ten noordoosten van het bedrijf. Tevens wenst reclamant de bestaande biggenbungalows uit te breiden naar de noordoostzijde. Aan de noordwestzijde wenst reclamant tevens een vleesvarkensstal te bouwen, alsmede een veldschuur ten behoeve van landbouwwerktuigen aan de zuidwestzijde. Volgens reclamant voldoet het plan aan het Reconstructieplan en de criteria van het bestemmingsplan, zodat medewerking kan worden verleend aan het verzoek. Beantwoording 57.1. Bedrijfswoning buiten bouwvlak De grens van het bouwvlak is strak om de woning getrokken. Deze lijn is overal gevolgd om een zo groot mogelijk bouwvlak over te houden voor de bedrijfsgebouwen. De woning is in tegenstelling tot hetgeen door reclamant wordt gesteld wel geheel binnen het bouwvlak gesitueerd. Een geringe overschrijding van de bouwvlakgrens is realiseerbaar met een kleine afwijkingsprocedure. Daarmee wordt naar het oordeel van de gemeente een kleine aanpassing van de woning niet bij voorbaat geblokkeerd. 57.2. Uitbreiding fokzeugenstal De bedoelde fokzeugenstal staat binnen het bouwvlak. Vastgesteld wordt dat de stal inderdaad nog niet op de ondergrond is aangegeven. De gemeente streeft ernaar een zo actueel mogelijke ondergrond te gebruiken voor het bestemmingsplan. Om deze reden is de ondergrond naar aanleiding van de inspraakreacties vernieuwd. Op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is dus gebruikgemaakt van de meest recent beschikbare ondergrond. Deze ondergrond is nadien niet geactualiseerd. Ondanks dat gebruik is gemaakt van de meest recente ondergrond, kan het voorkomen dat deze niet volledig is afgestemd op de feitelijke situatie. Bij de beoordeling en de toetsing van plannen aan het bestemmingsplan dient wat betreft de aanwezige be-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
81
bouwing steeds de bestaande situatie op het betrokken perceel in acht genomen te worden zoals deze aanwezig was ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. In de begripsbepalingen van het bestemmingsplan is het begrip 'bestaand' nader gedefinieerd (zie artikel 1.23). Indien deze bestaande bebouwing afwijkt van hetgeen op de ondergrond van het bestemmingsplan is aangegeven, prevaleert de aldus gedefinieerde bestaande situatie. Op basis daarvan wordt beoordeeld welke bebouwing aanwezig is en ook of deze bebouwing legaal tot stand gekomen is. Omdat de ondergrond dus niet leidend is wordt de ondergrond niet op perceelsniveau aangepast. 57.3. Verzoek om tweede bedrijfswoning Voor het opnemen van een tweede agrarische bedrijfswoning is een afwijkingsprocedure opgenomen in artikel 3.3.1 van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Een tweede agrarische bedrijfswoning wordt slechts in uitzonderlijke situaties mogelijk gemaakt. De noodzaak hiervoor dient naar het oordeel van de gemeente overtuigend aangetoond te worden. Hiervoor is een separate procedure noodzakelijk en het voert naar het oordeel van de gemeente te ver om dit binnen het kader van een integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied mee te nemen. 57.4. Vergroting bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Het bedrijf van reclamant betreft in hoofdzaak een intensief veehouderijbedrijf. Het bedrijf is recent uitgebreid met een fokzeugenstal. De door reclamant aangedragen uitbreiding is naar het oordeel van de gemeente qua tijd weinig concreet. Het bouwvlak, zoals dit in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is aangegeven, biedt aan de noordzijde nog ruimte voor bebouwing. Gezien de beperkte mate van concreetheid, het feit dat het een (in hoofdzaak) intensief veehouderij betreft en het feit dat er nog ruimte binnen het bouwvlak beschikbaar is, leiden naar het oordeel van de gemeente tot de conclusie dat een uitbreiding van het bouwvlak binnen dit kader van de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied te ver voert. Mocht op termijn de uitbreiding noodzakelijk zijn, dan kan via de opgenomen flexibiliteitsbepalingen eventueel een uitbreiding worden mogelijk gemaakt. Ronde Tafelgesprekken (RTG)
Tijdens de RTG heeft de Reclamant in aanvulling op zijn zienswijze laten weten dat het bouwvlak zoals in het voorgestelde vast te stellen bestemmingsplan is opgenomen niet voldoende ruimte biedt om zijn bedrijf door te laten groeien. Na de RTG heeft nog een gesprek met reclamant plaatsgevonden waarin hij aangeeft dat hij verder kan als er een strook aan de noordwestzijde van zijn bouwvlak verplaatst wordt naar de oostzijde. Het college kan zich hierin
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
82
Zienswijzen
vinden. Het bouwvlak wordt daarmee niet vergroot maar biedt wel de juiste mogelijkheden. Voorgesteld wordt het bouwvlak aan te passen. Conclusie De zienswijze wordt naar aanleiding van het RTG gedeeltelijk overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
83
58. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Clabanusweg 22a te Klarenbeek. Samenvatting Op de plankaart ontbreken 3 bestaande schuren ten westen van het perceel. Deze waren wel zichtbaar in het voorontwerpbestemmingsplan. Verzocht wordt om, conform de bijgevoegde tekening, alle bestaande gebouwen in te tekenen. Beantwoording Naar aanleiding van ontvangen inspraakreacties heeft de gemeente bij het voorbereiden en opstellen van het ontwerpbestemmingsplan de meest recente ondergrond gebruikt. Als gevolg hiervan is de ondergrond ter plaatse van de Clabanusweg 22a gewijzigd. Van belang is echter dat de ondergrond ter indicatie is opgenomen en dat er bestemmingsplantechnisch geen rechten aan ontleend kunnen worden. Bij de beoordeling en de toetsing van plannen aan het bestemmingsplan dient wat betreft de aanwezige bebouwing steeds de bestaande situatie op het betrokken perceel in acht genomen te worden zoals deze aanwezig was ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. In de begripsbepalingen van het bestemmingsplan is het begrip 'bestaand' nader gedefinieerd (zie artikel 1.23). Indien deze bebouwing afwijkt van hetgeen op de ondergrond van het bestemmingsplan is aangegeven, prevaleert de aldus gedefinieerde bestaande situatie. Op basis daarvan wordt beoordeeld welke bebouwing aanwezig is en ook of deze bebouwing legaal tot stand gekomen is. Omdat de ondergrond dus niet leidend is, en de aangegeven bebouwing binnen het bouwvlak valt wordt de verbeelding niet aangepast. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
84
Zienswijzen
59. De zienswijze heeft betrekking op Zorgboerderij 'De Middenhof'. Samenvatting Ter plaatse van het perceel van de zorgboerderij is een maatschappelijke bestemming met de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen. Reclamant geeft aan dat ervan uit werd gegaan dat in het bestemmingsplan het gebruik van de boerderij voor zorgdoeleinden zou worden toegevoegd aan de bestemming 'Wonen'. Het is namelijk gewenst de bestemming 'Wonen' te handhaven omdat bij beëindiging van het contract met de stichting die de zorgboerderij exploiteert, het perceel ook als woonhuis kan worden aangeboden zonder daarvoor uitgebreide planologische procedures te voeren. Dit is volgens reclamant belangrijk om leegstand te voorkomen en het monument te behouden. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is voor de locatie Middenhof de functie 'Maatschappelijk' toegekend. Daarmee is inhoud gegeven aan de wens om een zorgboerderij ter plaatse te kunnen exploiteren, passend binnen het systeem van het bestemmingsplan Buitengebied. De bestemming 'Wonen' wordt door reclamant gezien als een terugvaloptie voor het geval de exploitatie van de zorgboerderij niet lukt. Om deze terugvaloptie mogelijk te maken, is in artikel 10.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemming 'Maatschappelijk' kan worden gewijzigd in 'Wonen', zodat 2 woningen gerealiseerd kunnen worden. Er is gekozen voor de bestemming 'Maatschappelijk' om zorg mogelijk te maken en wonen is een andere functie met ander kenmerken. Het gaat naar het oordeel van de gemeente dus om twee verschillende functies met elk de afzonderlijke eigenschappen. Bij wijziging is een afweging nodig en dan is een wijzigingsbevoegdheid van het college de meest voor de hand liggende oplossing. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
85
60. De zienswijze heeft betrekking op perceel Grotehuisweg 61 te Wilp. Samenvatting Reclamanten zijn het niet eens met de brief van de gemeente d.d. 30 mei 2012 waarin wordt gesteld dat Hippisch Centrum Zuidwijk twee bedrijfswoningen heeft en dat de verkoop aan derden die geen binding hebben met het bedrijf niet is toegestaan. Reclamanten verwijzen naar eerdere correspondentie met de gemeente waarin is afgesproken dat dit wel mag plaatsvinden en kunnen om die reden niet akkoord gaan met het gestelde in de genoemde brief. Reclamanten geven aan dat naar hun oordeel de status van het pand nr. 61 goed geregeld is en verwijzen in deze met name naar de brief van de gemeente Voorst d.d. 13 juli 2000, kenmerk 1504. Reclamanten wijzen ook op de recent door de Tweede kamer aangenomen wet om voormalige boerderijen als plattelandswoningen te bestempelen, waardoor deze door een burger bewoond kunnen worden. Beantwoording In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is de locatie Grotenhuisweg 59/61 voorzien van een agrarisch bouwvlak categorie B. Beide woningen (59 en 61) vallen binnen deze bestemming en dat betekent dat er in ieder geval destijds sprake was van twee bedrijfswoningen. Bij de aankoop van de woning is door reclamant aangegeven dat hij de woning Grotenhuis 61, in tegenstelling tot de bestaande bestemming, als zelfstandige woning wil beschouwen. In het vervolg is de woning echter altijd beschouwd als een bedrijfswoning en dat is ook in overeenstemming met het collegebesluit van medio 2000. Dit geldt bijvoorbeeld bij een aanvraag voor een bouwvergunning en een milieuvergunning in 2005. Ondanks het feit dat de reclamant als huidige bewoner heel beperkt nog wat hand- en spandiensten op het bedrijf verricht heeft de woning planologisch nog de status (tweede) bedrijfswoning. Om deze woning nu uit het bouwvlak te halen de bestemming 'Wonen' te geven zou naar het oordeel van de gemeente strijdig zijn met het begrip goede ruimtelijke ordening. Bij een dergelijke korte afstand tussen de woning en het bedrijf kan geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Ingeval van verkoop zal reclamant daar ook rekening mee moeten houden in die zin dat de woning de status bedrijfswoning heeft en houdt. Mogelijk dat op termijn nieuwe wetgeving op gebied van de Plattelandswoning een oplossing biedt, maar deze wetgeving is nog niet van kracht. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
86
Zienswijzen
61. De zienswijze heeft betrekking op perceel Zwarte Kolkstraat 57 te Wilp. Samenvatting Reclamant geeft aan dat het huidige bouwvlak met een oppervlakte van 1 ha het bedrijf te veel beperkt. Het bestaande bouwvlak wordt al volledig benut. Verzocht wordt het bouwvlak te vergroten naar 1,5 ha. Het bedrijf wil in de toekomst uitbreiden en wil zich richten op een duurzame en diervriendelijke veehouderij, wat ruimte vraagt. Bovendien zijn er volgens reclamant allerlei andere ontwikkelingen gaande die ruimte vragen, bijvoorbeeld ten aanzien van mestscheiding en kleinschalige vergisting op bedrijfsniveau. Het bedrijf heef daarnaast een jonge bedrijfsopvolger die het bedrijf zal voortzetten. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 staat voor dit bedrijf een bouwvlak van 1 ha aangegeven. In het nu voorliggende bestemmingsplan is een bouwvlak van 1,3 ha opgenomen. Het bouwvlak wordt voor het overgrote deel reeds gebruikt door de nieuwbouw die recent heeft plaatsgevonden. Gezien het feit dat het gaat om een grondgebonden bedrijf dat beschikt over een opvolger en er naar het oordeel van de gemeente geen ruimtelijke bezwaren zijn tegen verruiming van het bouwvlak, zal het bouwvlak worden vergroot naar 1,5 ha. De uitbreiding kan aan de zuidzijde plaatsvinden. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
87
62. De zienswijze heeft betrekking op perceel Middendijk 70 te Nijbroek. Samenvatting Reclamant verzoekt de vorm van het bouwvlak ter plaatse van de Middendijk 70 aan te passen, conform de bij de zienswijze behorende tekeningen in verband met toekomstige bouwplannen, gericht op het realiseren van een werktuigenberging en de eventuele verbouw van een woning. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Reclamant verzoekt het bouwvlak op gronden gelegen achter de meest zuidelijke stal en naast de bestaande woning uit te breiden waarbij aangegeven wordt dat het bouwvlak aan de oostzijde 8 m verkleind kan worden. Omdat door deze aanpassing de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot en er naar oordeel van de gemeente ruimtelijk geen bezwaren zijn tegen de aanpassing, wordt de vorm van het bouwvlak gewijzigd. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
88
Zienswijzen
63. De zienswijze heeft betrekking op Landgoed Ekeby. Samenvatting 63.1 Veluwse Bandijk Over het Landgoed Ekeby loopt de Veluwse Bandijk. In de toelichting van het bestemmingsplan staat dat het waterschap samen met de grondeigenaren verantwoordelijk is voor de Veluwse Bandijk. Dit is volgens reclamant onjuist. De verantwoordelijkheid en zeggenschap ligt bij het landgoed en niet bij het waterschap. Verzocht wordt de tekst in de toelichting aan te passen. 63.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden Voor een aantal specifieke werkzaamheden op het Landgoed Ekeby is een omgevingsvergunning vereist. De uitzonderingen op het uitvoeringsverbod zijn apart in het bestemmingsplan geregeld. Hierbij wordt telkens vermeld dat geen vergunning nodig is als er wel een vergunning nodig is krachtens de Natuurbeschermingswet. Reclamant geeft aan dat, afgezien van het feit dat naar de verkeerde wet wordt verwezen (de Natuurbeschermingswet in plaats van de Natuurschoonwet 1928) en ook verzuimd is een koppeling met de Boswet op te nemen, het de bedoeling zal zijn geweest dat geen vergunningen voor deze specifieke werkzaamheden nodig zijn als dit ook in het kader van de Natuurschoonwet 1928 en de Boswet niet wordt geëist. 63.3 EHS, Natura 2000 Volgens reclamant zijn de EHS-gebieden, Natura 2000-gebieden niet juist vermeld in het bestemmingsplan. Het aantal gebieden waarop de EHS van toepassing is, is door de centrale overheid aangepast. Verzocht wordt de EHS-gebieden juist op de kaart te vermelden. 63.4 Nieuwe landhuizen In het plan voor de 'Beekbergse Poort' is opgenomen dat nieuwe landhuizen niet binnen een afstand van 250 m vanuit waardevolle beken gebouwd mogen worden. Reclamant zou het op prijs stellen om onder de bestemming 'Waarde - Landschap' te vermelden dat langs beken vanuit 250 m vanuit de insteek van de beek geen nieuwe landhuizen mogen worden gebouwd. Beantwoording 63.1 Veluwse Bandijk Het is geenszins de bedoeling van de gemeente om inbreuk te maken op het eigendomsrecht van bezitters van de percelen waarop de Veluwse Bandijk ligt. De Veluwsedijk vindt zijn oorsprong in Klarenbeek en buigt vervolgens nabij De Halmen 8 in noordelijke richting en volgt dan de IJssel. De Veluwse Bandijk heeft tot het punt waar de dijk afbuigt in noordelijke richting geen waterkerende functie meer. In de verbeelding is voor dit deel geen bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ aangegeven. De toelichting op het bestemmingsplan zal op dit onderdeel verduidelijkt worden. 63.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden Het doel van de gemeente is om dubbele vergunningbepalingen te vermijden. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is dit geregeld in artikel 37 Waarde - Landgoed. In artikel 37 lid 4 is geregeld dat in bepaalde situaties voor de gebieden die van de dubbelbestemming Waarde - Landgoed zijn voorzien geen omgevingsvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De vrijstellingen waar reclamant op duidt (artikel 5.4.2, 38.2.2, 44.7.1 enz.) zijn bedoeld voor alle overige
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
89
situaties die buiten de dubbelbestemming Waarde -Landgoed vallen en deze vrijstellingen zijn onderdeel van het betreffende artikel. Voor de landgoederen is, met name vanwege de rangschikking onder de Natuurschoonwet, een vrijstelling opgenomen binnen de dubbelbestemming Waarde - Landgoed. Deze vrijstelling geldt voor activiteiten die een relatie hebben met natuur en landschap, omdat daar de mogelijke stapeling zit met de Natuurschoonwet 1928 of de Boswet. Ook als de voorgenomen activiteiten een relatie hebben met de Boswet wordt dubbele vergunningverplicht vermeden door artikel 37 lid 4. De verplichtingen in het kader van de Boswet en Natuurschoonwet blijven onverminderd gehandhaafd, maar de omgevingsvergunningplicht bij de gemeente is binnen de landgoederen niet van toepassing. Het vervallen van de vergunningplicht geldt ook voor eventuele vergunningverplichtingen vanuit dubbelbestemmingen zoals bijvoorbeeld de dubbelbestemming 'historische waarde'. Voor activiteiten in de nabijheid van leidingen en activiteiten die mogelijk invloed hebben op archeologische waarden blijft de vergunningplicht van kracht. De gemeente is van oordeel dat met artikel 37 lid 4 wordt voorkomen dat er een dubbele vergunningplicht ontstaat bij enerzijds toepassing van de Natuurschoonwet en Boswet en anderzijds de bepalingen vanuit het bestemmingsplan Buitengebied. 63.3 EHS, Natura 2000 Voor het opnemen van de EHS op de verbeelding zijn de kaarten gebruikt die op dit moment door de provincie worden gehanteerd als de kaarten met de in 2009 vastgestelde begrenzing van de EHS. Er wordt inderdaad gewerkt aan een herijking van de EHS, maar die zal definitief zijn weerslag krijgen in de nieuwe provinciale structuurvisie. Tot dat moment gelden de bestaande EHS-kaarten die behoren bij het provinciale besluit tot begrenzing van de EHS uit 2009. Mocht een nieuwe begrenzing van de EHS worden vastgesteld in het kader van de nog op te stellen structuurvisie, dan zal dit kunnen leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan (inclusief de verbeelding). 63.4 Nieuwe landhuizen In het kader van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied kan uitsluitend gebouwd worden op die locaties waar door middel van het aangeven van een bouwvlak een bouwtitel aanwezig is. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe bouwvlakken aangegeven en zijn er geen nieuwe locaties ontstaan waar bouwtitels op van toepassing zijn. Er kunnen dus op grond van dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied geen landhuizen worden gebouwd op nieuwe locaties. Een expliciet verbod in de zone van 250 m langs de diverse waardevolle beken is naar het oordeel van de gemeente dan ook niet noodzakelijk. De bouw van landhuizen kan mogelijk gemaakt worden binnen het kader van het gemeentelijk beleid voor nieuwe landgoederen, maar dan is sprake van een apart afwegingstraject. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de toelichting wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
90
Zienswijzen
64. Samenvatting 64.1. Verbeelding Op de verbeelding is de ligging van de gastransportleidingen niet geheel overeenkomstig de gegevens van de Gasunie weergegeven. Verzocht wordt de verbeelding aan te passen overeenkomstig de bij de zienswijze behorende verbeelding. 64.2. Belemmeringenstrook Het is voor regionale gasleidingen niet noodzakelijk een zone van 5 m ter weerszijden van de leiding N-554-01 en N554-03 op te nemen. Verzocht wordt overeenkomstig de wettelijke bepalingen een belemmeringenstrook van 4 m ter weerszijden van de genoemde leidingen op te nemen. 64.3. Gewijzigd (agrarisch) bouwperceel over of te dicht bij de leiding Gebleken is dat een (agrarisch) bouwperceel op een te geringe afstand van de leiding is geprojecteerd. Het betreft het perceel nabij de leiding N554-01-KR-019 op kaartblad 6 van de verbeelding (Rijksstraatweg 80). Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen, het is namelijk niet toegestaan enig bouwwerk op te richten boven de leiding(en) of binnen een afstand van 4 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Reclamant kan niet achterhalen of er sprake is van een afwijking van het geldende bouwvlak. Mocht er geen wijziging zijn van het bouwvlak, dan wordt verzocht deze opmerking als niet gemaakt te beschouwen. 64.4. Ontbreken artikel 'Leiding - Gas' Verzocht wordt de regels te wijzigen met een specifiek artikel 'Leiding - Gas'. 64.5. Ontbreken voorrangsbepaling Verzocht wordt het artikel 'Leiding - Gas' zodanig aan te passen dat de dubbelbestemming bij het geheel of gedeeltelijk samenvallen met (een) andere dubbelbestemming(en) voorrang krijgt. 64.6. Ontbreken adequate bouwregels De opgenomen bepalingen in artikel 26.2 zijn onvoldoende om een veilig en bedrijfszeker gastransport te kunnen waarborgen en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en) te beperken. Reclamant verwijst naar het bepaalde in artikel 14 van het Bevb. Verzocht wordt het artikel dusdanig aan te passen dat (alleen) bouwwerken ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd en dat overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijn toegestaan. 64.7. Ontbreken adequate regeling afwijken van de bouwregels De opgenomen afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels in artikel 26.3 is volgens reclamant in strijd met het bepaalde in artikel 14 derde lid Bevb. Het artikel biedt geen mogelijkheid voor een beoordelingsvrijheid. Verzocht wordt het artikel aan te passen met verwijzing naar een uitspraak van de Raad van State van 9 mei 2012. 64.8. Ontbreken verplicht advies leidingbeheerder Verzocht wordt artikel 26.4.3 aan te vullen met een verplicht advies van de leidingbeheerder. 64.9. Tekstvoorstel artikel 'Leiding - Gas' Verzocht wordt gebruik te maken van het bijgevoegde tekstvoorstel voor het artikel 'Leiding - Gas'.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
91
64.10. Toelichting In de paragraaf 4.3 externe veiligheid wordt gesteld dat in hoofdstuk 5 expliciet wordt ingegaan op buisleidingen. Dit is volgens reclamant niet het geval. Ook ontbreekt een verantwoording van het groepsrisico/persoonsgebonden risico ten aanzien van de aanwezige gasleidingen. Reclamant verzoekt met behulp van het rekenpakket 'CAROLA' zelf de externe veiligheidsrisico's van de gasleidingen te berekenen. Beantwoording 64.1. Verbeelding De verbeelding zal worden aangepast conform de toegezonden tekening. 64.2. Belemmeringenstrook Voor de regionale gasleiding zal de belemmeringenstrook verkleind worden naar 4 m aan weerzijden van de leiding. 64.3. Gewijzigd (agrarisch) bouwperceel over of te dicht bij de leiding In de bouwregels van de dubbelbestemming is opgenomen dat op gronden met de dubbelbestemming niet gebouwd mag worden. Het opnemen van een bouwvlak ter plaatse van de dubbelbestemming heeft dus geen nadelige gevolgen voor de leiding. Het betekent echter wel dat de mogelijkheden voor de agrarische ondernemer beperkt worden. Om deze reden wordt het bouwvlak aangepast. Alle bestaande bebouwing, ook gelegen ter plaatse van de dubbelbestemming, wordt voorzien van een bouwvlak en het gedeelte van het bouwvlak waar nog niet gebouwd is, wordt uitsluitend gesitueerd op gronden zonder dubbelbestemming. 64.4. Ontbreken artikel Leiding - Gas In de regels is reeds een specifiek artikel 'Leiding - Gas' opgenomen (artikel 27). 64.5. Ontbreken voorrangsbepaling De prioriteitstelling voor dubbelbestemmingen is naar het oordeel van de gemeente niet noodzakelijk. Bij iedere ontwikkeling dienen de belangen van alle geldende dubbelbestemmingen nader afgewogen te worden. De regeling voor dubbelbestemmingen werkt cumulatief. Hierbij is geen enkele dubbelbestemming belangrijker dan een ander, het bouwen dient binnen alle ter plaatse geldende dubbelbestemmingen te passen. Wanneer er voor dezelfde gronden meerdere dubbelbestemmingen gelden, moeten de bouwactiviteiten aan iedere dubbelbestemming afzonderlijk worden getoetst. Op hun beurt moeten ook de bouwactiviteiten ten behoeve van de ene dubbelbestemming worden getoetst aan de criteria ter bescherming van de andere. 64.6. Ontbreken adequate bouwregels Artikel 26 is opgenomen voor de brandstofleidingen in het plangebied. In artikel 27 is de regeling voor de gasleidingen opgenomen. Artikel 26 wordt conform het verzoek van reclamant aangepast. In de regels zal worden opgenomen dat op deze gronden ten behoeve van de genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Omdat deze regeling reeds is opgenomen in artikel 27 (Leiding - Gas) is de gemeente van oordeel dat dit artikel geen aanpassing behoeft.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
92
Zienswijzen
64.7. Ontbreken adequate regeling afwijken van de bouwregels Artikel 26 is opgenomen voor de brandstofleidingen in het plangebied. In artikel 27 is de regeling voor de gasleidingen opgenomen. In lid 27.3 is de afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels als volgt opgenomen: 'Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.' De gemeente is van oordeel dat deze bepaling niet in strijd is met het bepaalde in artikel 14 derde lid Bevb en ziet geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. 64.8. Ontbreken verplicht advies leidingbeheerder In het artikel zal de verplichting tot het indienen van schriftelijk advies van de leidingbeheerder worden opgenomen. 64.9. Tekstvoorstel artikel Leiding - Gas Afgezien van de 'voorrangsbepaling' komen de regels zoals opgenomen in artikel 27 inhoudelijk overeen met de voorgestelde regels. De gemeente ziet geen aanleiding om de regels hierop aan te passen. 64.10. Toelichting De gasleidingen liggen grotendeels in onbebouwd gebied. Gezien de lage personendichtheden in de zones langs de leidingen zal het groepsrisico in alle gevallen ruimschoots onder de oriëntatiewaarde zijn gelegen. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die leiden tot een relevante toename van de personendichtheden in het gebied langs de leidingen en daarmee tot een toename van het groepsrisico. Een berekening van het groepsrisico wordt om deze redenen niet noodzakelijk geacht. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding en regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
93
65. De zienswijze heeft betrekking op perceel Middendijk 81 te Nijbroek. Samenvatting Reclamant verzoekt de agrarische bestemming van het rundvee- c.q. de schapenfokkerij uit te breiden van een 'specifieke vorm agrarisch - klein agrarisch bedrijf' naar een 'volwaardig agrarisch bedrijf', zodat meer dan 15% kan worden uitgebreid. Dit is noodzakelijk omdat de opvolger het bedrijf wil uitbreiden. Daarnaast verzoekt reclamant het bouwvlak te vergroten naar 1 ha. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 staat voor dit bedrijf een bouwvlak van 0,25 ha aangegeven. In het nu voorliggende bestemmingsplan is wederom een bouwvlak van 0,25 ha opgenomen. Naar het oordeel van de gemeente zijn de plannen van reclamant onvoldoende concreet om medewerking te kunnen verlenen aan uitbreiding van het bouwvlak. Conform de geldende regeling biedt het bestemmingsplan geen afwijkingen of wijzigingen om het bouwvlak te vergroten. Wel is het conform de vigerende regeling mogelijk om de bestaande, legaal tot stand gekomen bedrijfsbebouwing met maximaal 15% uit te breiden. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen. Wel wordt ambtshalve de toelichting gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
94
Zienswijzen
66. De zienswijze heeft betrekking op perceel Voorsterklei 16 te Voorst. Samenvatting Reclamant verzoekt dat alle paardenstallen behouden mogen blijven in het bestemmingsplan. Deze stallen hebben er sinds de geboorte van de eigenaar al gestaan. Reclamant heeft geen alternatieve oplossing voor de huisvesting van de paarden. Het is niet te betalen om meerdere paarden bij een pensionstal te stallen. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is de locatie Voorsterklei 16 voorzien van de bestemming 'Wonen'. Daarmee is de bestemming gehandhaafd zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is toegekend. De bestemming biedt de ruimte voor een woning en bijgebouwen met een totale maximale oppervlakte van 100 m². In het concrete geval kan met toepassing van de zogenaamde saneringsregeling nog worden ingezet op bijna het dubbele aan m² bijgebouwen (circa 190 m²). De totale omvang aan bijgebouwen betreft/betrof circa 500 m². Het is naar het oordeel van de gemeente in strijd met de beleidskaders om daaraan medewerking te verlenen bij een bestemming 'Wonen'. Omschakeling naar een agrarische bestemming past naar het oordeel van de gemeente niet binnen de algemene beleidslijn, maar is vooral voor de specifieke situatie ruimtelijk niet haalbaar. Als algemene beleidslijn geldt dus dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet mogelijk wordt gemaakt. Deze gemeentelijke beleidslijn is opgenomen in de toelichting van het nieuwe (ontwerp)bestemmingsplan Buitengebied. Deze beleidslijn wordt door de gemeente al geruime tijd toegepast. Het uitgangspunt is dat er voldoende locaties met agrarische bestemmingen beschikbaar zijn en er zullen vanwege het aantal stoppende agrariërs nog voldoende locaties beschikbaar komen. Het vestigen van nieuwe agrarische locaties zal naar het oordeel van de gemeente bovendien bijdragen aan de verstening van het buitengebied en dat is vanuit het algemene beleid niet wenselijk. In de concrete situatie is door de gemeente toch gekeken of voor het perceel in kwestie een ontwikkeling naar een agrarische bedrijfsbestemming (paardenhouderij) nog een denkbare oplossingsrichting zou kunnen zijn. Dat behoort echter niet tot de reële mogelijkheden, gelet op de milieuregelgeving. Volgens het Besluit Landbouw milieubeheer is nieuwsvestiging van een paardenhouderij op een afstand van minder dan 50 m ten opzichte van een agrarische bedrijfswoning van derden niet aan de orde. In dit geval is sprake van een afstand van circa 25 m of mogelijk zelfs nog korter. Van (relevante) bestaande (milieu)rechten in de zin van het Besluit Landbouw milieubeheer is geen sprake. Alleen al vanwege die beperking is een traject naar een bestemmingsherziening (paardenfokkerij) naar het oordeel van de gemeente in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De omstandigheid dat paardenhouderijen/-fokkerijen goed kunnen passen in het buitengebied, doet daar niet aan af. Het is (inderdaad) zo dat er (veel) meer agrarische bedrijven stoppen, dan er bij komen, zodat er onder andere ook veel meer ammoniak verdwijnt uit het gebied. Maar de ammoniakuitstoot is ter plaatse niet de direct belemmerende factor die aan een bestemmingsplantechnische inpassing van het perceel als paardenhouderij in de weg staat. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
95
67. De zienswijze heeft betrekking op Zorgboerderij De Olle Es. Samenvatting Reclamant heeft bezwaar tegen het verwijderen van de agrarische bestemming van het perceel en de gebouwen De Rodute aan de Oyseweg 4. In de beantwoording op de inspraakreactie is niet aangegeven waarom de agrarische functie is verdwenen. In het antwoord is aangegeven dat er geen bezwaar is tegen het gebruik van de gebouwen en de gronden op de wijze zoals die nu plaatsvindt en worden de activiteiten van de zorgboerderij, de dagbesteding, weekendlogeeropvang, re-integratietrajecten en arbeidstoeleiding centraal gesteld. Op de zorgboerderij staat het agrarische bedrijf centraal. Er zijn zelfs uitbreidingsplannen zodra het mogelijk is grond bij te kopen. De huidige bestemming 'Wonen' is voor de toekomst van De Olle Es een beperking. Beantwoording In zienswijze nummer 40 is ook aandacht gevraagd voor de situatie van De Rodute. Hierover is het volgende geantwoord. Voor De Rodute gold in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 de bestemming 'Agrarisch' bedrijf B, een middelgroot agrarisch bedrijf met een bouwmogelijkheid van 0,5 ha. Gezien het feit dat landbouwkundige activiteiten op deze locatie vrijwel ontbreken is het naar het oordeel van de gemeente niet reëel om een agrarisch bouwvlak van deze omvang te handhaven. Om recht te doen aan de ruimtelijke uitstraling en de zeer beperkte landbouwkundige activiteiten ter plaatse zal hier een specifieke aanduiding Klein Agrarisch Bedrijf worden opgenomen. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
96
Zienswijzen
68. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oude Lochemseweg 41 te Wilp. Samenvatting Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage, hetgeen zeer kostenverhogend is. In de beantwoording van de inspraakreactie werd aangegeven dat de waarden op onderdelen is aangepast. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de archeologische waarden echter ongewijzigd. Reclamant geeft aan dat de nut en noodzaak van een dergelijke regeling niet is aangetoond en leidt tot aantasting van een bestaand recht. De gronden binnen het bouwvlak zijn reeds verstoord. Bij vervangende nieuwbouw mag een dergelijke rapportage niet worden verlangd. De gebruiksregels zijn onnodig verzwarend voor het meest doelmatige gebruik van de grond. Verzocht wordt deze te schrappen uit het bestemmingsplan. Reclamant verzoekt een acceptabele waarde (5/6) vast te stellen, dan wel geen waarde toe te kennen. Tevens verzoekt reclamant de genoemde 30 cm eis in lid 32.3.1 te verruimen naar 70 cm, aangezien de meeste funderingen van eventueel te slopen gebouwen etc. zich op deze diepte bevinden. Beantwoording In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Naar aanleiding van inspraakreacties is gebleken dat niet de juiste kaart/regeling was opgenomen. Derhalve is in de beantwoording op de inspraakreactie aangegeven dat de regeling 'Waarde - Archeologie' op onderdelen aangepast wordt. Niet genoemd is dat aan de wensen van reclamant tegemoetgekomen wordt. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn deze aanpassingen ook daadwerkelijk doorgevoerd. Omdat er op het perceel van reclamant geen wijzigingen hebben plaatsgevonden, kan geconcludeerd worden dat de regeling, zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, reeds juist opgenomen was. Het aanpassen van de bestemming is derhalve niet aan de orde. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
97
69. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Zeedijk 46 te Nijbroek. Samenvatting 69.1. Vergroting bouwvlak Reclamant verzoekt overeenkomstig de bij de zienswijze behorende tekeningen een gedeelte van het bouwvlak aan de oostelijke zijde ter plaatse van de te plaatsen sleufsilo te verwijden en toe te voegen aan het bouwvlak aan de noordoostelijke zijde. Hierdoor ontstaat een rechthoekig bouwvlak, dit in verband met de toekomstige uitbreiding van de huidige ligboxenstal. 69.2. Archeologie Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. In de beantwoording van de inspraakreactie werd aangegeven dat de waarden op onderdelen zijn aangepast. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de archeologische waarden echter ongewijzigd. Rondom de bestaande ligboxenstal is de grond reeds diverse keren geroerd door de bouw van een stal en de aanleg van sleufsilo's en kuilvoeropslagen. Reclamant verzoekt een acceptabele waarde vast te stellen, met bijbehorende oppervlakte van 2.500 m². Beantwoording 69.1. Vergroting bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Vastgesteld wordt dat het verzoek betrekking heeft op het verschuiven van bouwmogelijkheden en dat er geen vergroting van bouwmogelijkheden aan de orde is. De voorgestelde verschuiving van bouwmogelijkheden is naar het oordeel van de gemeente landschappelijk aanvaardbaar. De verbeelding zal worden gewijzigd. 69.2. Archeologie In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische ver-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
98
Zienswijzen
wachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Naar aanleiding van inspraakreacties is gebleken dat niet de juiste kaart/regeling was opgenomen. Derhalve is in de beantwoording op de inspraakreactie aangegeven dat de regeling 'Waarde - Archeologie' op onderdelen aangepast wordt. Niet genoemd is dat aan de wensen van reclamant tegemoetgekomen wordt. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn deze aanpassingen ook daadwerkelijk doorgevoerd. Omdat er op het perceel van reclamant geen wijzigingen hebben plaatsgevonden, kan geconcludeerd worden dat de regeling, zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, reeds juist opgenomen was. Het aanpassen van de bestemming is derhalve niet aan de orde. Tevens geeft reclamant aan dat de gronden rondom de bedrijfsgebouwen reeds geroerd zijn. Dit kan betekenen dat de grond ter plaatse van de roering is verstoord. Dit betekent naar het oordeel van de gemeente echter niet dat hierdoor alle archeologische waarden verloren zijn gegaan, aangezien de archeologische waarden ook dieper gelegen kunnen zijn. Door het verwijderen van de dubbelbestemming zijn deze waarden niet meer beschermd wat niet de bedoeling is. In de artikelen 'Waarde - Archeologie' is daarom opgenomen (bijvoorbeeld in artikel 34.2 onder c en 34.3.3 onder c) dat een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. Indien er aantoonbaar bewijs van de geroerde grond is, kan dit voldoende zijn. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
99
70. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kadijk 9 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt overeenkomstig de bij de zienswijze behorende tekeningen het bouwvlak aan te passen zodat de gewenste schuur kan worden gebouwd. Op deze plek is in het verleden een vergunning verleend voor het bouwen van een biggenruimte, welke niet is gerealiseerd. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Vastgesteld wordt dat reclamant het intensieve veehouderijbedrijf heeft afgebouwd. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 staat voor dit bedrijf een bouwvlak van 0,5 ha aangegeven. Door de gevraagde uitbreiding toe te kennen ontstaat een bouwvlak van ruim 0,5 ha. Hiertegen bestaan naar het oordeel van de gemeente ruimtelijk gezien geen bezwaren. De verbeelding zal worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
100
Zienswijzen
71. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Tienmorgen 3 te Wilp. Samenvatting Teneinde de bedrijfsontwikkelingsplannen te kunnen realiseren, verzoekt reclamant het bouwvlak te vergroten naar 1,5 ha conform de bij de zienswijze behorende tekeningen. Reclamant geeft aan dat de wens is een fokzeugenschuur te vergroten tot circa 37,5 x 50 m. De hiervoor noodzakelijk milieutechnische onderzoeken zijn uitgevoerd en er is een aanvraag in het kader van de milieu- en Natura 2000 regelgeving bij de provincie ingediend. Een NBWaanvraag wordt binnenkort bij de provincie ingediend. Reclamant geeft verder aan dat de ligboxenstal-8 vergroot wordt en een veldschuur voor de stalling van werktuigen en enige kuilvoerplaten geplaatst worden aan de oostzijde van het bouwvlak. Reclamant stelt dat in het kader van de Reconstructiewet een groter bouwvlak dan 1 ha mogelijk is voor niet-intensieve dierhuisvesting, mits de IV-tak niet meet bedraagt dan 1.0. De bestaande en te realiseren fokzeugenschuren hebben een oppervlakte die ruimschoots onder de 1 ha blijft. Er wordt dus voldaan aan de Reconstructieplan. Er wordt volgens reclamant voldaan aan het bepaalde in artikel 3.6.1 van het voorontwerpbestemmingsplan. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 staat voor dit bedrijf een bouwvlak van 1 ha aangegeven. In het nu voorliggende bestemmingsplan is een bouwvlak van 1,3 ha opgenomen. Naar aanleiding van de inspraakreactie is het bouwvlak vergroot zodat de gewenste bouwplannen gerealiseerd kunnen worden. Op basis van de tekening, zoals toegevoegd bij de zienswijze, blijkt naar het oordeel van de gemeente dat deze verruiming niet voldoende is. Omdat de plannen naar het oordeel van de gemeente voldoende concreet zijn, ten hoogste 1 ha voor de IV-tak gebruikt wordt en de wijziging milieuhygiënisch inpasbaar is, zal het bouwvlak op basis van de bijgevoegde tekening worden aangepast. De gronden ten zuiden van de bestaande en nieuwe sleufsilo's worden niet opgenomen in het bouwvlak. Op deze manier leidt de aanpassing tot een geringe vergroting van het bouwvlak. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
101
72. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Gravenstraat 9 te Voorst. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak conform de bij de zienswijze behorende tekeningen aan te passen in zuidelijke richting. Dit om mogelijk te maken dat binnen afzienbare tijd de bestaande rundveestal met circa 20 m in zuidelijke richting kan worden uitgebreid. Het bouwvlak is aan de oostzijde verbreed, deze uitbreiding kan vervallen. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Vastgesteld wordt dat het verzoek betrekking heeft op het verschuiven van bouwmogelijkheden en dat er geen vergroting van bouwmogelijkheden aan de orde is. De voorgestelde verschuiving van bouwmogelijkheden is naar het oordeel van de gemeente landschappelijk aanvaardbaar. De verbeelding zal worden gewijzigd. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
102
Zienswijzen
73. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Beukelaarsweg 1 en 3 te Teuge. Samenvatting 73.1. Bouwvlak Op de locatie Beukelaarsweg 1 en 3 wordt een grondgebonden veehouderij geëxploiteerd. Reclamant geeft aan dat het bedrijf wil uitgroeien tot een bedrijf met circa 150 stuks melkvee en 100 stuks vrouwelijk jongvee. Er worden geen zeugen meer gehouden, hetgeen volgens de geldende milieuvergunning wel mogelijk is. Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen conform de bij de zienswijze behorende tekeningen, in verband met de toekomstige ontwikkelingsrichting van het bedrijf waarvoor reclamant omgevingsvergunningen zal aanvragen. 73.2. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 73.1. Bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Vastgesteld wordt dat het verzoek betrekking heeft op het verschuiven van bouwmogelijkheden en dat er geen vergroting van bouwmogelijkheden aan de orde is. De voorgestelde verschuiving van bouwmogelijkheden is naar het oordeel van de gemeente landschappelijk aanvaardbaar. De verbeelding zal worden gewijzigd. 73.2. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwer-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
103
king van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
104
Zienswijzen
74. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Middendijk 70a te Nijbroek. Samenvatting 74.1. Bouwvlak Op de locatie Middendijk 70a wordt een intensieve veehouderij geëxploiteerd. Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen. In de inspraaknota was toegezegd dat het bouwvlak zou worden vergroot in verband met de een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe stal. Dit is niet gebeurd. Daarnaast wordt in de inspraaknota aangegeven dat het bouwvlak 2,1 ha groot is. Dit is volgens reclamant niet het geval. Het bouwvlak is significant kleiner. 74.2. Intensieve veehouderijen Reclamant verzoekt de systematiek voor aanduiding en het toestaan van intensieve veehouderijen aan te passen. Dergelijke bedrijven zijn niet meer, zoals gebruikelijk, specifiek als 'intensieve veehouderij' aangeduid, maar zijn bij recht toegestaan op een 'normaal' agrarisch bouwvlak. In plaats hiervan wordt in artikel 44.6.1 vermeld dat een uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij bij recht is toegestaan. De thans gehanteerde systematiek is volgens reclamant zeer ongebruikelijk en komt niet overeen met de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1: alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan. Deze regeling tast de rechtszekerheid aan. 74.3. Uitbreidingsmogelijkheden Reclamant concludeert dat er geen duidelijk kader conform recente wet- en regelgeving is opgenomen waarbinnen uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt toegestaan. Verwijzing naar het Reconstructiebeleid is onvolledig en kan derhalve niet als een volledige onderbouwing van de beleidskeuzes worden gezien. Het Reconstructieplan biedt volgens reclamant namelijk wel degelijk uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen, ook voor verwevingsgebieden zonder sterlocaties. Door een verwijzing op te nemen naar het Reconstructieplan in de wijzigingsbevoegdheid worden veel bedrijven uitgesloten. Verzocht wordt om een andere systematiek te kiezen. Daarnaast wordt verzocht een duidelijke toelichting te geven op de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen en een bouwvlakvergroting van 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, ook voor bedrijven die niet als ontwikkellocaties zijn aangewezen 74.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 6'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 2.500 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een on-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
105
derzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 74.1. Bouwvlak Vastgesteld wordt dat per abuis in de inspraakreactie is opgenomen dat het bouwvlak aan de Middendijk 70a een oppervlakte van 2,1 ha heeft. De werkelijke oppervlakte bedraagt ongeveer 1,2 ha. In de beantwoording op de inspraakreactie is vermeld dat het bouwvlak vergroot zou worden omdat de vergunde stal er niet binnen zou passen. Uit controle is gebleken dat de nieuwe stal binnen het bouwvlak past. Om deze reden is het bouwvlak niet aangepast en hoeft het bouwvlak naar het oordeel van de gemeente niet vergroot te worden. 74.2. Intensieve veehouderijen De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 74.3. Uitbreidingsmogelijkheden Het ruimtelijke kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven is weergegeven in het Reconstructieplan Veluwe. Dit is nog steeds vigerend beleid. Het beleid en de regels zijn vanuit het Reconstructieplan Veluwe overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. In de begripsomschrijving is opgenomen wat onder een intensief veehouderijbedrijf moet worden verstaan en bij deze omschrijving is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In artikel 44 is de zonering uit het Reconstructieplan vertaald naar de regels in het ontwerpbestemmingsplan. De voorwaarden voor uitbreiding zijn gekoppeld aan de voorwaarden, zoals die geformuleerd zijn in het Reconstructieplan Veluwe. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheden ook in artikel 44 zijn opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt dat uitbreiding van bebouwing via afwijking tot 1 ha mogelijk is (44.5.1). Voor intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden is opgenomen dat ze bij recht 1 ha mogen bebouwen (44.6.1) en via wijziging het bouwvlak kunnen vergroten naar 1,5 ha, kunnen vergroten naar meer dan 1,5 ha en intensieve veehouderijen kunnen concentreren (44.6.2). De gemeente is van oordeel dat deze regels en flexibiliteitsbepalingen voldoen aan de wensen van reclamant en ziet geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. 74.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfse-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
106
Zienswijzen
len, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht. In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
107
75. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Zandenallee 3 te Teuge. Samenvatting Op de locatie Zandenallee 3 wordt een caravanstalling annex werkplaats/constructiewerkplaats geëxploiteerd. Reclamant geeft aan dat er op het perceel sprake is van en bedrijfsactiviteiten in een zwaardere milieucategorie dan nu is toegestaan, namelijk een constructiewerkplaats. Deze activiteiten zijn geconcentreerd op een oppervlakte van circa 400 m² van een bestaande loods. De activiteiten bestaan reeds 15 jaar. De activiteiten worden derhalve met het ontwerpbestemmingsplan wederom onder het overgangsrecht gebracht, wat niet wenselijk is. Reclamant verzoekt een aanduiding op te nemen waardoor 400 m² aan constructiewerkplaats toegestaan wordt. Beantwoording In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is voor de locatie Zandenallee 3 een woonbestemming opgenomen met daarbij de aanduiding caravanopslag. Een klein gedeelte van de gebouwen (circa 250 m²) werd gebruikt voor onderhoudswerkzaamheden aan de gestalde caravans. Deze onderhoudswerkzaamheden pasten binnen de aanduiding caravanopslag. Er is wel sprake van een werkplaats maar er is geen sprake of sprake geweest van de aanwezigheid van een constructiewerkplaats zoals reclamant stelt. De huurder van de gebouwen heeft onlangs deze locatie verlaten en zet zijn werkzaamheden nu voort op een bedrijventerrein. Er is naar het oordeel van de gemeente dus geen sprake van een gebruik dat in een zwaardere milieucategorie thuishoort dan de milieucategorie 2 zoals die hoort bij de toegekende bestemming. Aanpassing van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
108
Zienswijzen
76. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Voorsterklei 4 te Voorst. Samenvatting 76.1. Bouwvlak Op de locatie Voorsterklei 4 wordt een grondgebonden veehouderijbedrijf geëxploiteerd. In het voorontwerpbestemmingsplan heeft reclamant een verzoek tot vergroting van het bouwvlak ingediend. In de reactie is aangegeven dat het bouwvlak vergroot zou worden. Het bouwvlak is aan de noordzijde vergroot. Echter, volgens reclamant is het meer aannemelijk dat de bestaande stal zal worden verlengd. Het voorstel van de gemeente leidt er niet toe dat de bestaande stal verlengd kan worden. Reclamant verzoekt nogmaals het bouwvlak te vergroten naar 1,5 ha conform de bij de zienswijze behorende tekening. 76.2. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 4'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 30 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 76.1. Bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Vastgesteld wordt dat het verzoek betrekking heeft op het verschuiven van bouwmogelijkheden en dat er geen vergroting van bouwmogelijkheden aan de orde is. De voorgestelde verschuiving van bouwmogelijkheden is naar het oordeel van de gemeente landschappelijk aanvaardbaar. De verbeelding zal worden gewijzigd. 76.2. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwer-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
109
king van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
110
Zienswijzen
77. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Zeedijk 11 te Nijbroek. Samenvatting 77.1. Bouwvlak Op de locatie Zeedijk 11 wordt een grondgebonden veehouderijbedrijf geëxploiteerd. In het voorontwerpbestemmingsplan heeft reclamant een verzoek tot vergroting van het bouwvlak ingediend. Door de gemeente is aangegeven dat het bouwvlak vergroot zou worden. Het bouwvlak is niet vergroot volgens het voorstel van reclamant. Reclamant verzoekt nogmaals om het bouwvlak te vergroten naar 1,5 ha conform de bij de zienswijze behorende tekening, een en ander ter voorkoming van geld- en tijdrovende procedures. 77.2 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 5'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 1.000 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 77.1. Bouwvlak In de beantwoording van de inspraakreactie is aangegeven dat er tegen het verzoek om uitbreiding geen bezwaar bestaat. Vastgesteld wordt dat in plaats van het bouwvlak uit te breiden, het bouwvlak van vorm is veranderd. Dit is niet de bedoeling en zal worden hersteld. Hiertoe wordt het bouwvlak in westelijke richting vergroot waarbij de grenzen uit het voorontwerpbestemmingsplan aangehouden worden. Aanvullend wordt het bestaande waterbassin, gelegen ten westen van de woning, ook binnen het bouwvlak opgenomen. 77.2 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeolo-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
111
gische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
112
Zienswijzen
78. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Breestuk 5 te Nijbroek. Samenvatting 78.1. Intensieve veehouderijen Op de locatie Breestuk 5 wordt een intensieve veehouderij in de vorm van een kalverenhouderij geëxploiteerd. Reclamant verzoekt de systematiek voor aanduiding en het toestaan van intensieve veehouderijen aan te passen. Dergelijke bedrijven zijn niet meer, zoals gebruikelijk, specifiek als 'intensieve veehouderij' aangeduid, maar zijn bij recht toegestaan op een 'normaal' agrarisch bouwvlak. In plaats hiervan wordt in artikel 44.6.1 vermeld dat een uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij bij recht is toegestaan. De thans gehanteerde systematiek is volgens reclamant zeer ongebruikelijk en komt niet overeen met de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1: alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan. Deze regeling tast de rechtszekerheid aan. 78.2. Uitbreidingsmogelijkheden Reclamant concludeert dat er geen duidelijk kader conform recente wet- en regelgeving is opgenomen waarbinnen uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt toegestaan. Verwijzing naar het Reconstructiebeleid is onvolledig en kan derhalve niet als een volledige onderbouwing van de beleidskeuzes worden gezien. Het Reconstructieplan biedt volgens reclamant namelijk wel degelijk uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen, ook voor verwevingsgebieden zonder sterlocaties. Door een verwijzing op te nemen naar het Reconstructieplan in de wijzigingsbevoegdheid. worden veel bedrijven uitgesloten. Verzocht wordt om een andere systematiek te kiezen. Daarnaast wordt verzocht een duidelijke toelichting te geven op de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen en een bouwvlakvergroting van 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, ook voor bedrijven die niet als ontwikkellocaties zijn aangewezen. 78.3 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3 en - 5' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3 en - 5'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 100/1.000 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
113
Beantwoording 78.1. Intensieve veehouderijen De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 78.2. Uitbreidingsmogelijkheden Het ruimtelijke kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven is weergegeven in het Reconstructieplan Veluwe. Dit is nog steeds vigerend beleid. Het beleid en de regels zijn vanuit het Reconstructieplan Veluwe overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. In de begripsomschrijving is opgenomen wat onder een intensief veehouderijbedrijf moet worden verstaan en bij deze omschrijving is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In artikel 44 is de zonering uit het Reconstructieplan vertaald naar de regels in het ontwerpbestemmingsplan. De voorwaarden voor uitbreiding zijn gekoppeld aan de voorwaarden, zoals die geformuleerd zijn in het Reconstructieplan Veluwe. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheden ook in artikel 44 zijn opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt dat uitbreiding van bebouwing via afwijking tot 1 ha mogelijk is (44.5.1). Voor intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden is opgenomen dat ze bij recht 1 ha mogen bebouwen (44.6.1) en via wijziging het bouwvlak kunnen vergroten naar 1,5 ha, kunnen vergroten naar meer dan 1,5 ha en intensieve veehouderijen kunnen concentreren (44.6.2). De gemeente is van oordeel dat deze regels en flexibiliteitsbepalingen voldoen aan de wensen van reclamant en ziet geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. 78.3 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3, - 5' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
114
Zienswijzen
van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
115
79. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Middendijk 79 te Nijbroek. Samenvatting 79.1. Bouwvlak Reclamant geeft aan dat men voornemens is op de locatie Middendijk 79 een geitenhouderij te houden. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is aangevraagd en een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouw en milieu is in voorbereiding. Reclamant merkt op dat het bouwvlak niet overeenkomt met het bouwvlak volgens het geldende bestemmingsplan. Reclamant geeft aan dat men op de lokatie alle bebouwing wenst te slopen en daarvoor nieuwe bebouwing op wordt gericht. Hiervoor is een bouwvlak noodzakelijk van minstens 50 x 125 m. Verzocht wordt het bouwvlak aan de noordzijde over de hele lengte uit te breiden, conform de bij de zienswijze behorende tekening. 79.2. Intensieve veehouderijen Reclamant verzoekt de systematiek voor aanduiding en het toestaan van intensieve veehouderijen aan te passen. Dergelijke bedrijven zijn niet meer, zoals gebruikelijk, specifiek als 'intensieve veehouderij' aangeduid, maar zijn bij recht toegestaan op een 'normaal' agrarisch bouwvlak. In plaats hiervan wordt in artikel 44.6.1 vermeld dat een uitoefening van een agrarisch bedrijf, nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij bij recht is toegestaan. De thans gehanteerde systematiek is volgens reclamant zeer ongebruikelijk en komt niet overeen met de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1: alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan. Deze regeling tast de rechtszekerheid aan. Door het college is aangegeven dat zowel het huidige bestemmingsplan als het nieuwe bestemmingsplan zich niet verzetten tegen de vestiging van een IV-bedrijf op de onderhavige locatie. Reclamant onderkent dit slechts ten dele. De begripsomschrijving is namelijk strijdig met artikel 44.6.1. Wanneer de begripsomschrijving aangepast wordt, is vestiging van een IV-bedrijf inderdaad mogelijk. Verzocht wordt hierin duidelijkheid te verschaffen. 79.3. Uitbreidingsmogelijkheden Reclamant concludeert dat er geen duidelijk kader conform recente wet- en regelgeving is opgenomen waarbinnen uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt toegestaan. Verwijzing naar het Reconstructiebeleid is onvolledig en kan derhalve niet als een volledige onderbouwing van de beleidskeuzes worden gezien. Het Reconstructieplan biedt volgens reclamant namelijk wel degelijk uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen, ook voor verwevingsgebieden zonder sterlocaties. Door een verwijzing op te nemen naar het Reconstructieplan in de wijzigingsbevoegdheid worden veel bedrijven uitgesloten. Verzocht wordt om een andere systematiek te kiezen. Daarnaast wordt verzocht een duidelijke toelichting te geven op de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen en een bouwvlakvergroting van 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, ook voor bedrijven die niet als ontwikkellocaties zijn aangewezen. 79.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 5'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 1.000 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
116
Zienswijzen
Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 79.1. Bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 staat voor dit bedrijf een bouwvlak van 0,5 ha aangegeven. In het nu voorliggende bestemmingsplan is wederom een bouwvlak van 0,5 ha opgenomen. Omdat het bouwvlak gelegen is in de EHS is naar het oordeel van de gemeente vergroting van het bouwvlak niet mogelijk. 79.2. Intensieve veehouderijen De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 79.3. Uitbreidingsmogelijkheden Het ruimtelijke kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven is weergegeven in het Reconstructieplan Veluwe. Dit is nog steeds vigerend beleid. Het
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
117
beleid en de regels zijn vanuit het Reconstructieplan Veluwe overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. In de begripsomschrijving is opgenomen wat onder een intensief veehouderijbedrijf moet worden verstaan en bij deze omschrijving is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In artikel 44 is de zonering uit het Reconstructieplan vertaald naar de regels in het ontwerpbestemmingsplan. De voorwaarden voor uitbreiding zijn gekoppeld aan de voorwaarden zoals die geformuleerd zijn in het Reconstructieplan Veluwe. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheden ook in artikel 44 zijn opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt dat uitbreiding van bebouwing via afwijking tot 1 ha mogelijk is (44.5.1). Voor intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden is opgenomen dat ze bij recht 1 ha mogen bebouwen (44.6.1) en via wijziging het bouwvlak kunnen vergroten naar 1,5 ha, kunnen vergroten naar meer dan 1,5 ha en intensieve veehouderijen kunnen concentreren (44.6.2). De gemeente is van oordeel dat deze regels en flexibiliteitsbepalingen voldoen aan de wensen van reclamant en ziet geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. 79.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
118
Zienswijzen
80. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Bekendijk 3 te Terwolde. Samenvatting 80.1. Intensieve veehouderijen Op de locatie Bekendijk 3 wordt een pluimveebedrijf met als neventak een staalconstructiebedrijf in een hal van 730 m² geëxploiteerd. Reclamant verzoekt de systematiek voor aanduiding en het toestaan van intensieve veehouderijen aan te passen. Dergelijke bedrijven zijn niet meer, zoals gebruikelijk, specifiek als 'intensieve veehouderij' aangeduid, maar zijn bij recht toegestaan op een 'normaal' agrarisch bouwvlak. In plaats hiervan wordt in artikel 44.6.1 vermeld dat een uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij bij recht is toegestaan. De thans gehanteerde systematiek is volgens reclamant zeer ongebruikelijk en komt niet overeen met de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1: alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan. Deze regeling tast de rechtszekerheid aan. 80.2. Bouwvlak Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten naar 1,5 ha conform de bij de zienswijze behorende tekening. Het huidige bouwvlak is volgens reclamant praktisch volgebouwd. In het kader van dierenwelzijnseisen moet men de bestaande stallen uitbreiden, om hetzelfde aantal dieren te kunnen houden. Reclamant stelt vast dat het college in antwoord op de inspraakreactie heeft aangegeven dat in artikel 51.5.3 een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor vergroting van het bouwvlak. In het ontwerpbestemmingsplan bestaat evenwel geen artikel 51.5.3. Wel is in artikel 3.6.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, welke alleen geldt voor grondgebonden veehouderijbedrijven. In artikel 44.6.2 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor vergroting van bouwvlakken behorende bij een intensieve veehouderij, welke alleen geldt voor specifieke, in de bijlage opgenomen ontwikkellocaties. Het betreft hier criteria behorende bij het Reconstructieplan, dat reeds is ingehaald door nieuwe wet- en regelgeving. 80.3. Uitbreidingsmogelijkheden Reclamant concludeert dat er geen duidelijk kader conform recente wet- en regelgeving is opgenomen waarbinnen uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt toegestaan. Verwijzing naar het Reconstructiebeleid is onvolledig en kan derhalve niet als een volledige onderbouwing van de beleidskeuzes worden gezien. Het Reconstructieplan biedt volgens reclamant namelijk wel degelijk uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen, ook voor verwevingsgebieden zonder sterlocaties. Door een verwijzing op te nemen naar het Reconstructieplan in de wijzigingsbevoegdheid worden veel bedrijven uitgesloten. Verzocht wordt om een andere systematiek te kiezen. Daarnaast wordt verzocht een duidelijke toelichting te geven op de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen en een bouwvlakvergroting van 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, ook voor bedrijven die niet als ontwikkellocaties zijn aangewezen. 80.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 6'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 2.500 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak wordt bemoeilijkt.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
119
Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 80.1. Intensieve veehouderijen De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 80.2. Bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Het bedrijf van reclamant betreft een intensief veehouderijbedrijf dat in het kader van het Reconstructieplan in de zone verwevingsgebied ligt. Binnen deze zone mogen intensieve veehouderijbedrijven maximaal 1 ha gebruiken ten behoeve van de intensieve veehouderij. In bijzondere gevallen kan hiervan afgeweken, de criteria die hiervoor wordt gehanteerd zijn in het Reconstructieplan opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is dit vertaald in de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 44.6. De verwijzing naar artikel 51.5.3 heeft betrekking op het soortgelijke artikel zoals dat in het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied was opgenomen. Wil reclamant een groter agrarisch bouwvlak dan 1 ha, dan zal hiervoor een aparte procedure gevoerd moeten worden. Deze afweging is naar het oordeel van de gemeente te veelomvattend om in deze integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied mee te nemen. Bij deze afzonderlijke procedure zal vooral getoetst worden aan de voorwaarden die in bijlage 5 (bijlage 7 van het Reconstructieplan Veluwe) worden genoemd. In verband met de aanwezigheid van een verblijfsrecreatieobject binnen een afstand van 500 m van het bedrijf zal hier een probleem ontstaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
120
Zienswijzen
80.3. Uitbreidingsmogelijkheden Het ruimtelijke kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven is weergegeven in het Reconstructieplan Veluwe. Dit is nog steeds vigerend beleid. Het beleid en de regels zijn vanuit het Reconstructieplan Veluwe overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. In de begripsomschrijving is opgenomen wat onder een intensief veehouderijbedrijf moet worden verstaan en bij deze omschrijving is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In artikel 44 is de zonering uit het Reconstructieplan vertaald naar de regels in het ontwerpbestemmingsplan. De voorwaarden voor uitbreiding zijn gekoppeld aan de voorwaarden zoals die geformuleerd zijn in het Reconstructieplan Veluwe. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheden ook in artikel 44 zijn opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt dat uitbreiding van bebouwing via afwijking tot 1 ha mogelijk is (44.5.1). Voor intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden is opgenomen dat ze bij recht 1 ha mogen bebouwen (44.6.1) en via wijziging het bouwvlak kunnen vergroten naar 1,5 ha, kunnen vergroten naar meer dan 1,5 ha en intensieve veehouderijen kunnen concentreren (44.6.2). De gemeente is van oordeel dat deze regels en flexibiliteitsbepalingen voldoen aan de wensen van reclamant en ziet geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. Hierbij wordt tevens verwezen naar hetgeen onder 80.2 is geantwoord. 80.4 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
121
Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
122
Zienswijzen
81. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Bekendijk 21/23/25 te Terwolde. Samenvatting 81.1. Onjuist aantal bedrijfswoningen Op de locatie Bekendijk 21/23/25 wordt een loonbedrijf annex mestverwerkingsbedrijf geëxploiteerd. Op de verbeelding zijn twee bedrijfswoningen toegestaan. Op het perceel zijn echter sinds jaren drie bedrijfswoningen aanwezig welke worden bewoond door familieleden die werkzaam zijn in het bedrijf. In de reactie op de inspraakreactie heeft het college aangegeven dat een woning tevens voor dubbele bewoning gebruikt mag worden. Reclamant geeft aan dat uit de begripsomschrijving dit niet duidelijk genoeg blijkt. Verzoekt wordt het standpunt te verduidelijken. 81.2. Bestemming 'Bedrijf' Reclamant maakt bezwaar tegen hetgeen onder de bestemming 'Bedrijf' is bepaald. Gronden met de bestemming 'Bedrijf' en de nadere aanduiding 'agrarisch loonbedrijf annex mestverwerkingsbedrijf' zijn alleen bestemd voor een dergelijk bedrijf. Bedrijfsactiviteiten mogen alleen binnen het bestemmingsvlak plaatsvinden. Binnen het bestemmingsvlak mag gebouwd worden tot de in de bijlage opgenomen oppervlakte aan bedrijfsgebouwen. Volgens bijlage 3 bij de regels heeft het bedrijf momenteel 4.400 m² aan bedrijfsgebouwen en mag het bedrijf doorgroeien tot 4.800 m². Echter momenteel is reeds sprake van 4.800 m² aan bebouwing. Dit betekent dat het bedrijf geen groeimogelijkheden meer heeft. Volgens reclamant is er sprake van een fout. Verzocht wordt de oppervlakte van 4.800 m² op te nemen en bij recht uitbreidingsmogelijkheden toe te staan. 81.3. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. 81.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - EHS' Op het perceel is de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - EHS'. Reclamant geeft aan dat dit een beperking vormt voor de ontwikkeling van het bedrijf. Gezien de activiteiten op het bedrijf is het volgens reclamant redelijk het perceel buiten de EHS te plaatsen. Verzocht wordt bij de provincie Gelderland een verzoek in het dienen voor herbegrenzing van de EHS en hiermee rekening te houden in het bestemmingsplan. Dit kan volgens reclamant door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid waarmee de dubbelbestemming van het perceel verwijderd kan worden.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
123
81.5. Ganzen- en weidevogelgebied Op het perceel is de aanduiding 'ganzen- en weidevogelgebied' opgenomen. Reclamant geeft aan dat dit een zeer beperkende aanduiding is. Daarnaast geeft reclamant aan dat het arbitrair is of de percelen wel binnen het ganzen- en weidevogelgebied liggen en, indien dit wel het geval is, of sprake is van een doelmatig deel van het ganzen- en weidevogelgebied. Verzocht wordt de aanduiding te verwijden van de plankaart. Beantwoording 81.1. Onjuist aantal bedrijfswoningen Het bedrijf van reclamant beschikt over 2 bedrijfswoningen. De nummers Bekendijk 21 en 23 vormen samen één pand en worden binnen dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied gezien als één woning. Nummer 25 is de andere bedrijfswoning. Dit is ook in overeenstemming met de verleende bouwvergunning. Dat deze woning door meerdere huishoudens wordt bewoond is binnen het kader van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied geen bezwaar. Alle woonruimten moeten wel aansluitend aan elkaar worden gebouwd, maar hoeven niet verbonden te zijn door een deur of andere toegang. Dit beleidsuitgangspunt is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. De maximaal toegestane inhoud blijft 750 m³ en het maximale oppervlakte aan bijgebouwen blijft 100 m². Dit ongeacht het aantal huishoudens dat de woning bewoond. Dit volgt uit de begripsomschrijving en uit de toelichting van het bestemmingsplan. Het pand nummer 25 is eveneens een bedrijfswoning. Het gaat naar het oordeel van de gemeente dus om 2 woningen waarbij de woning Bekendijk 21/23 wordt bewoond door twee huishoudens. 81.2. Bestemming 'Bedrijf' Het bedrijf van reclamanten is een agrarisch loonbedrijf in combinatie met een bedrijf waar mestbewerking plaatsvindt. Met deze speciale aanduiding wordt recht gedaan aan de activiteiten die binnen de bestemming Bedrijf plaatsvinden. Voor de duidelijkheid wordt onderscheid gemaakt in de twee bedrijfsactiviteiten waartoe twee afzonderlijke functieaanduidingen worden opgenomen. Daarnaast wordt het bouwvlak ten behoeve van het mestverwerkingsbedrijf verruimd. Op dit bouwvlak is geen bedrijfswoning toegestaan. De bestaande oppervlakte bebouwing is ongeveer 4.280 m². Naast de bebouwde oppervlakte, is er nog een vergunning aanwezig voor de bouw van twee mestsilo’s met een totale oppervlakte van circa 850 m². In het bestemmingsplan buitengebied 1996 is het bedrijf een bebouwingsmogelijkheid van 4.800 m² toegekend. Deze oppervlakte is toegekend op basis van de toenmalig aanwezige hoeveelheid bebouwing van 4.000 m² en de 20% uitbreidingsruimte die geboden kon worden op basis van het provinciale beleid in 1996. De huidige Provinciale Ruimtelijke Verordening geeft aan dat aan niet-agrarische bedrijven in het buitengebied een uitbreidingsruimte van 20% geboden kan worden, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m². In deze situatie wordt de maximale oppervlakte al ver overschreden en daarom is het bestaande recht uit het bestemmingsplan Buitengebied 1996, zijnde 4.800 m², overgenomen. De Provinciale Ruimtelijke Verordening geeft aan dat van de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte kan worden afgeweken, maar dan zal daar een aparte procedure voor gevolgd moeten worden aan de hand van een concreet plan. Hierbij moet opgemerkt worden dat bij de bepaling van de bouwmogelijkheden in 1996 ten onrechte geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van een vergunning voor de bouw van twee silo's met een totale omvang van circa 850 m². Dat betekent dat naar het oordeel van de gemeente een correctie plaats dient te vinden en dat de oppervlakte van 1996 verhoogd moet worden naar 4.850 m² en dat het bouwrecht in 1996 moet worden vastgesteld op 4.850 m² + 20% (970) is afgerond 5.800 m². In dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied zal dit worden gecorrigeerd. Dit betekent dat er nu voor het geheel
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
124
Zienswijzen
een bebouwde oppervlakte aanwezig is van 4.280 m² en dat er nog een ontwikkelingsruimte is tot 5.800 m². De bestaande vergunning voor 2 silo's is hierin meegerekend. 81.3. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. 81.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - EHS' De begrenzing van de EHS is gebaseerd op het provinciaal besluit van 2009. De gemeente wordt geacht de provinciale besluiten hierin te volgen en de begrenzing van de EHS over te nemen in de bestemmingsplannen. De gemeente heeft hierin geen eigen afweging gemaakt. Inmiddels vindt er een discussie plaats over de herijking van de EHS, maar de provincie heeft besloten om een eventuele nieuwe begrenzing van de EHS pas op te nemen in de nieuwe provinciale Structuurvisie. Tot dat moment blijft de huidige begrenzing van de EHS het uitgangspunt. 81.5. Ganzen- en weidevogelgebied De ganzen- en weidevogelgebieden zijn op uitdrukkelijk verzoek van de provincie in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied opgenomen. Daarbij zijn de grenzen overgenomen vanuit de Ruimtelijke Structuurvisie Gelderland (voorheen Streekplan Gelderland). Het gegeven dat de provincie in de vooroverlegreactie gevraagd heeft om deze gebieden op te nemen is voor de gemeente voldoende reden om aan te nemen dat hier nog veel waarde aan wordt
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
125
toegekend en dat men nog steeds uitgaat van de doelmatigheid van het opnemen van dit gebiedstype in bestemmingsplannen. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
126
Zienswijzen
82. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Benedenste Kruisweg 8a te Nijbroek. Samenvatting 82.1. Bouwvlak Op het perceel Benedenste Kruisweg 8a te Nijbroek wordt een intensieve veehouderij in de vorm van een kalverhouderij geëxploiteerd. Er is bij de toekenning van het bouwvlak geen rekening gehouden met de recent verleende omgevingsvergunning voor een nieuw te bouwen stal buiten het bouwvlak. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen conform de bij de zienswijze behorende tekening. 82.2. Intensieve veehouderijen Reclamant verzoekt de systematiek voor aanduiding en het toestaan van intensieve veehouderijen aan te passen. Dergelijke bedrijven zijn niet meer, zoals gebruikelijk, specifiek als 'intensieve veehouderij' aangeduid, maar zijn bij recht toegestaan op een 'normaal' agrarisch bouwvlak. In plaats hiervan wordt in artikel 44.6.1 vermeld dat een uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij bij recht is toegestaan. De thans gehanteerde systematiek is volgens reclamant zeer ongebruikelijk en komt niet overeen met de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1: alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan. Deze regeling tast de rechtszekerheid aan. 82.3. Uitbreidingsmogelijkheden Reclamant concludeert dat er geen duidelijk kader conform recente wet- en regelgeving is opgenomen waarbinnen uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt toegestaan. Verwijzing naar het Reconstructiebeleid is onvolledig en kan derhalve niet als een volledige onderbouwing van de beleidskeuzes worden gezien. Het Reconstructieplan biedt volgens reclamant namelijk wel degelijk uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen, ook voor verwevingsgebieden zonder sterlocaties. Door een verwijzing op te nemen naar het Reconstructieplan in de wijzigingsbevoegdheid worden veel bedrijven uitgesloten. Verzocht wordt om een andere systematiek te kiezen. Daarnaast wordt verzocht een duidelijke toelichting te geven op de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen en een bouwvlakvergroting van 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, ook voor bedrijven die niet als ontwikkellocaties zijn aangewezen 82.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 5'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 1.000 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een on-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
127
derzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 82.1. Bouwvlak Vastgesteld wordt dat per abuis bij het opnemen van het bouwvlak geen rekening is gehouden met de verleende omgevingsvergunning. Het bouwvlak zal worden aangepast zodat de vergunde stal binnen het bouwvlak past. 82.2. Intensieve veehouderijen De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet, opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 82.3. Uitbreidingsmogelijkheden Het ruimtelijke kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven is weergegeven in het Reconstructieplan Veluwe. Dit is nog steeds vigerend beleid. Het beleid en de regels zijn vanuit het Reconstructieplan Veluwe overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. In de begripsomschrijving is opgenomen wat onder een intensief veehouderijbedrijf moet worden verstaan en bij deze omschrijving is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In artikel 44 is de zonering uit het Reconstructieplan vertaald naar de regels in het ontwerpbestemmingsplan. De voorwaarden voor uitbreiding zijn gekoppeld aan de voorwaarden zoals die geformuleerd zijn in het Reconstructieplan Veluwe. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheden ook in artikel 44 zijn opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt dat uitbreiding van bebouwing via afwijking tot 1 ha mogelijk is (44.5.1). Voor intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden is opgenomen dat ze bij recht 1 ha mogen bebouwen (44.6.1) en via wijziging het bouwvlak kunnen vergroten naar 1,5 ha, kunnen vergroten naar meer dan 1,5 ha en intensieve veehouderijen kunnen concentreren (44.6.2). De gemeente is van oordeel dat deze regels en flexibiliteitsbepalingen voldoen aan de wensen van reclamant en ziet geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. 82.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
128
Zienswijzen
gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding en de regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
129
83. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Enkweg 37 te Voorst. Samenvatting 83.1. Bestemming Reclamant verzoekt om een bestemmingswijziging waardoor ook opslag van grond, zand, puin en agrarisch materieel mogelijk wordt gemaakt. In het geldende bestemmingsplan Dorp Voorst uit 2010 is opslag niet toegestaan. 83.2. Bouwvlak Reclamant wenst in de planperiode een woning te bouwen en verzoekt dan ook het gehele perceel in te tekenen als bouwvlak conform de bij de zienswijze behorende tekening, omdat op dit moment nog niet kan worden aangegeven waar de woning gesitueerd zal worden. 83.3. Archeologie Op het perceel is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' opgenomen. Reclamant gaat niet akkoord met het archeologiebeleid van de gemeente. Verzocht wordt het omgevingsvergunningstelsel en het archeologiebeleid te herzien en de belangen van reclamant hierin mee te nemen zodat in ieder geval het perceel uitgezonderd wordt van vergunningplicht. 83.4. Verkeersaspecten Reclamant mist in het ontwerp een toelichting op de relatie tot de infrastructuur en verkeersafwikkeling van langzaam rijdend verkeer. Reclamant geeft aan dat werkzaamheden buiten de eigen inrichting worden uitgevoerd en dat een en ander afhankelijk is van een goede ontsluiting en infrastructuur om het werkgebied te kunnen bereiken. Reclamant verzoekt het aspect 'landbouwverkeer' nadrukkelijk in het plan (of hieraan gerelateerde verkeersbesluiten) te betrekken waarbij rekening wordt gehouden met breedtes, hoogtes, snelheid en dergelijke van het (landbouw)materieel in relatie tot het beheer en inrichting van de wegen in het buitengebied. Beantwoording 83.1. Bestemming De bedrijfslocatie van reclamant ligt in het bestemmingsplan Dorp Voorst. Ten zuiden daarvan ligt in het bestemmingsplan Buitengebied een perceel dat eigendom is van reclamant en dat de bestemming 'Agrarisch' heeft. Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is een conserverend plan en nieuwe ontwikkelingen worden niet binnen dit plan meegenomen. Voor nieuwe ontwikkelingen is een aparte procedure noodzakelijk. Het verzoek van reclamant is om het betreffende perceel een bedrijfsbestemming te geven zodat opslag van diverse materialen mogelijk wordt. Nieuwe niet-agrarische bedrijfsbestemmingen in het buitengebied worden echter niet mogelijk gemaakt, in overeenstemming met het provinciale en gemeentelijke beleid. Dit is alleen mogelijk in het kader van het functieveranderingsbeleid en dan dient daar een aparte procedure voor gevoerd te worden, met allerlei voorwaarden omgeven. Vastgesteld wordt dat hier sprake is van een onbebouwd agrarisch perceel en dat betekent naar het oordeel van de gemeente dat een dergelijke functietoekenning tegen het gemeentelijke en provinciale beleid ingaat. Dit beleid houdt in dat er geen nieuwe bestemmingen 'Bedrijf' zijn toegestaan. Wijziging van de bestemming is hier dan ook niet aan de orde. 83.2. Bouwvlak Binnen het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied wordt de bouw van nieuwe (bedrijfs)woningen niet mogelijk gemaakt. Een nieuwe (bedrijfs)woning is alleen mogelijk in het
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
130
Zienswijzen
kader van het functieveranderingsbeleid of als tweede bedrijfswoning bij een bestaand agrarisch bedrijf. Beide procedures kennen hun eigen voorwaarden. De gemeente is van oordeel dat bij reclamant geen van beide situaties aan de orde is en een nieuw bouwvlak ten behoeve van de bouw van een (bedrijfs)woning wordt dan ook niet mogelijk gemaakt. 83.3. Archeologie In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Om de resultaten zo concreet mogelijk te maken, heeft de gemeente in 2008 opdracht gegeven om de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart op te stellen. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Alle archeologische waarden dienen conform het Verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Op basis van onderzoek is vastgesteld dat het hier gaat om een lage of onbekende archeologische verwachtingswaarde en dat betekent dat hier het lichtste regime van toepassing is. Als reclamant een grotere oppervlakte wil bebouwen dan 2500 m² en een diepere grondbewerking nodig heeft dan 30 cm, dan is nader onderzoek vereist. 83.4. Verkeersaspecten Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied vervult geen rol op verkeerskundig gebied. Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) is het document waarin verkeerskundige aspecten worden geregeld. Het ontwerpbestemmingsplan regelt de functietoekenning en daarbij is het GVVP één van de bouwstenen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
131
84. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Twelloseweg 9 en 9a in Terwolde. Samenvatting Reclamant kan zich niet verenigen in de beantwoording van de inspraakreactie. Reclamant heeft hierin verzocht twee woningen mogelijk te maken in plaats van één. Volgens de reactie is sprake van dubbele bewoning. Reclamant voert de volgende argumenten aan waarom geen sprake kan zijn van een dubbele bewoning. Op de betreffende percelen zijn van oudsher twee aparte woningen aanwezig. Reclamant heeft een plattegrond bijgevoegd uit 1977 waarop de woning is aangegeven alsmede de (nood)woning die sinds 1973 bewoond wordt. In 1977 is verzocht om bij de woning een tuindersbedrijf te mogen uitoefenen. Aan dit verzoek is medewerking verleend. Na dit besluit was sprake van twee woningen. In 1978 is een bouwvergunning verleend voor het verbouwen van de woning van reclamant. In tegenstelling tot hetgeen in de beantwoording van de inspraakreactie is gesteld, ziet deze vergunning niet op Twelloseweg 9 (woning van de ouders), maar op de naastgelegen woning ten behoeve van het tuindersbedrijf. De bouwtekeningen maken dit duidelijk. Vanaf 1973 is sprake van twee woningen. Dat pas in 2002 een huisnummer (9a) is toegekend aan de woning doet daar volgens reclamant niet aan af. Het niet positief bestemmen van de woning betekent dat deze wederom onder het overgangsrecht komt te vallen. Dit is volgens reclamant in strijd met de Wet ruimtelijke ordening. Volgens reclamant staat vast dat de woning met bouwvergunning tot stand is gekomen en derhalve legaal is, zodat deze positief moet worden bestemd. Verzocht wordt een afzonderlijke woonbestemming toe te kennen. Beantwoording Vastgesteld wordt dat in dit geval sprake is van dubbele bewoning, maar dat planologisch sprake is van één woning met de bijbehorende rechten zoals maximale inhoud van 750 m³ en maximaal 100 m² aan bijgebouwen. Reclamant geeft naar het oordeel van de gemeente ten onrechte aan dat na vergunningverlening in 1978 sprake zou zijn van twee woningen. De vergunningaanvraag en vergunningverlening had betrekking op de aanpassing en uitbreiding van een woning. Er is geen sprake van een tweede woning, ondanks het feit dat de aanpassing betrekking heeft op het deel dat later als 9a wordt benoemd. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is het mogelijk gemaakt dat één woning wordt bewoond door meerdere huishoudens. In het geval van reclamant is naar het oordeel van de gemeente sprake van een woning die bewoond wordt door meerdere huishoudens en dat past binnen de regels van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Er is dan ook geen sprake van plaatsing onder het overgangsrecht. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
132
Zienswijzen
85. De zienswijze heeft betrekking op perceel Oysedwarsweg 8 en Weerdseweg 6a. Samenvatting 85.1. Omvang bouwvlak Oysedwarsweg 8 Reclamant verzoekt het bouwvlak van het perceel Oysedwarsweg 8 te verkleinen van 1 tot 0,25 ha. Enerzijds omdat het om een hobbyboer gaat die elders zijn inkomen verwerft en al vele jaren ter plaatse geen nieuwe agrarische activiteiten meer ontplooid heeft. Anderzijds vanwege de plicht van de gemeente om de belangen van aangrenzende bewoners gelijkelijk mee te wegen met betrekking tot de economische waarde van hun percelen met opstallen. Een compromis tussen 1 en 0,25 ha lijkt reclamant alleszins redelijk zodat iedere bewoner in zijn belangen tegemoet wordt gekomen. Reclamant geeft daarnaast aan dat de intekening van het bouwvlak Oysedwarsweg 8 niet exact mogelijk is, omdat de kadastrale grenzen, die tijdens de ruilverkaveling zijn vastgesteld, nog steeds niet zijn ingetekend. 85.2. Theeschenkerij de Kribbe Reclamant geeft aan dat de stelling van de gemeente dat het bestemmingplan geen gebruiksmogelijkheden verruimd, misleidend is. In 2004 zijn namelijk na bezwaren van een groot aantal buurtbewoners beperkingen opgelegd aan de soort horeca-activiteiten van het theehuis en aan de oppervlakte die daarvoor mag worden gebruikt. Met het oog op de kwetsbaarheid van het gebied, een evenwichtige recreatie en dreigende overlast voor de buurtbewoners heeft de raad volgens reclamant in 2004 gekozen voor beperkingen in doeleindenomschrijvingen, bouwvoorschriften en gebruiksvoorschriften. Reclamant tekent bezwaar aan wanneer met het argument van vereenvoudigde harmonisatie van (alle) horecavergunningen binnen de gemeente de besluitvorming met betrekking tot het bestemmingsplan 2004 over boord gezet worden. Beantwoording 85.1. Omvang bouwvlak Oysedwarsweg 8 In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is de locatie Oysedwarsweg voorzien van een agrarisch bouwperceel C. Dit betekent een bouwvlak voor een groot agrarisch bedrijf waarbij 1 ha mag worden bebouwd. Door de systematiek van de verbale bouwpercelen is niet exact aan te geven waar de bebouwing mag plaatsvinden. Bij de herziening van bestemmingsplan Buitengebied is gekozen voor een andere systematiek voor de toekenning van bouwpercelen, namelijk een ingetekend bouwvlak op de kaart. De te bebouwen oppervlakte is gehandhaafd, er is geen sprake van een nieuwe situatie, maar van handhaving van bestaande rechten. Tijdens de inventarisatie heeft de eigenaar/gebruiker van het perceel aangegeven zijn bestaande bouwvlak te willen behouden ten behoeve van agrarische activiteiten. Er is naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding om het bestaande recht niet te handhaven. Wanneer gebouwd wordt ten behoeve van het houden van vee, dan wordt het omgevingsbelang uiteraard meegewogen in de procedure in het kader van de milieuwetgeving. 85.2. Theeschenkerij de Kribbe In de specifieke situatie van Theeschenkerij de Kribbe (Weerdseweg 6a) is getracht met de bestaande standaarden zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regeling uit het bestemmingsplan zoals dat voor deze locatie in 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het gaat hierbij om een theeschenkerij annex expositieruimte. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is gekozen voor een bestemming 'Horeca (H)' met een nadere aanduiding 'Museum (mu)'. Het gaat hierbij volgens de bestemmingsomschrijving om horecabedrijven in de categorieën 1a en 1b in de Staat van Horeca-activiteiten. Het gaat om 'aan de detailhan-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
133
delsfunctie verwante horeca' zoals bijvoorbeeld lunchroom, tearoom, cafetaria, broodjeszaak, snackbar en 'lichte horeca' bistro, restaurant, hotel. Dit volgens de Staat van Horecaactiviteiten die is opgenomen in bijlage 2 van de regels van het ontwerpbestemmingsplan. De gebruiksmogelijkheden zijn beperkt tot de categorieën 1a en 1b. In vervolg op het bestemmingsplan van 2004 en de bestaande drank- en horecawetvergunning zal de oppervlakte voor de horecafunctie worden vastgelegd op 200 m². Door te bestemmen op deze wijze wordt naar het oordeel van de gemeente recht gedaan aan hetgeen in 2004 door de raad is vastgesteld en hetgeen geregeld is in de drank- en horecawetvergunning. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
134
Zienswijzen
86. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Voorsterklei 16 te Voorst. Samenvatting Reclamanten vinden het jammer dat de schuur op het perceel Voorsterklei 16 te Voorst waarschijnlijk gedeeltelijk moet worden afgebroken. De huidige schuur is landschappelijk gezien namelijk beter passend in de omgeving dan de oude schuur. Daarnaast was de oude schuur volgens reclamanten in bouwvallige toestand en onveilig. Reclamanten hopen dat er een goede oplossing komt zodat de schuur niet hoeft te worden afgebroken. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is de locatie Voorsterklei 16 voorzien van de bestemming 'Wonen'. Daarmee is de bestemming gehandhaafd zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is toegekend. De bestemming biedt de ruimte voor een woning en bijgebouwen met een totale maximale oppervlakte van 100 m². In het concrete geval kan met toepassing van de zogenaamde saneringsregeling nog worden ingezet op bijna het dubbele aan m² bijgebouwen (circa 190 m²). De totale omvang aan bijgebouwen betreft/betrof circa 500 m². Het is naar het oordeel van de gemeente in strijd met de beleidskaders om daaraan medewerking te verlenen bij een bestemming 'Wonen'. Omschakeling naar een agrarische bestemming past niet binnen de algemene beleidslijn, maar is vooral voor de specifieke situatie ruimtelijk niet haalbaar. Als algemene beleidslijn geldt dus dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet mogelijk wordt gemaakt. Deze gemeentelijke beleidslijn is opgenomen in de toelichting van het nieuwe (ontwerp)bestemmingsplan Buitengebied. Deze beleidslijn wordt al geruime tijd door de gemeente toegepast. Het uitgangspunt is dat er voldoende locaties met agrarische bestemmingen beschikbaar zijn en er zullen vanwege het aantal stoppende agrariërs nog voldoende locaties beschikbaar komen. Het vestigen van nieuwe agrarische locaties zal naar het oordeel van de gemeente bijdragen aan de verstening van het buitengebied en dat is vanuit het algemene beleid niet wenselijk. In de concrete situatie is door de gemeente toch gekeken of voor het perceel in kwestie een ontwikkeling naar een agrarische bedrijfsbestemming (paardenhouderij) een denkbare oplossingsrichting zou kunnen zijn. Dat behoort naar het oordeel van de gemeente echter niet tot de reële mogelijkheden, gelet op de milieuregelgeving. Volgens het Besluit Landbouw milieubeheer is nieuwsvestiging van een paardenhouderij op een afstand van minder dan 50 m ten opzichte van een agrarische bedrijfswoning van derden niet aan de orde. In dit geval is sprake van een afstand van circa 25 m of mogelijk zelfs nog korter. Van (relevante) bestaande (milieu)rechten in de zin van het Besluit Landbouw milieubeheer is geen sprake. Alleen al vanwege die beperking is een traject naar een bestemmingsherziening (paardenfokkerij) in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De omstandigheid dat paardenhouderijen/-fokkerijen goed kunnen passen in het buitengebied, doet daar naar het oordeel van de gemeente niet aan af. Het is (inderdaad) zo dat er (veel) meer agrarische bedrijven stoppen, dan er bij komen, zodat er onder andere ook veel meer ammoniak verdwijnt uit het gebied. Maar de ammoniakuitstoot is ter plaatse niet de direct belemmerende factor die aan een bestemmingsplantechnische inpassing van het perceel als paardenhouderij in de weg staat. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
135
87. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kleine Enkweg 4 te Voorst. Samenvatting Reclamant wil met betrekking tot de bestemming 'Bedrijf' voor het perceel Kleine Enkweg 4 het volgende inbrengen. 1. Door middel van de aanduiding 'sb-gwv' op de plankaart is het grootste deel van het perceel bestemd voor goederenwegvervoerbedrijf. De feitelijke situatie is echter dat het bedrijf staat ingeschreven als import-/exportgroothandel voor vrachtauto's. Deze werkzaamheden vormen de kern van de bedrijfsvoering. Verzocht wordt de plankaart en in bijlage 3 de aanduiding 'sb-gwv' te vervangen door de aanduiding 'sb-gva' te weten groothandel in vrachtauto's, inclusief import/export, vervoer en reparatie, overeenkomend met SBI-code 501. 2. Teneinde de bouw van een derde bedrijfshal mogelijk te maken verzoekt reclamant de mogelijkheid te bieden voor een hoger maximaal bebouwd bedrijfsvloeroppervlak. 3. Verzocht wordt het bestemmingsvlak iets te vergroten voor de situering van een bedrijfswoning. Beantwoording 1. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 heeft het perceel de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' met de aanduiding 'transportbedrijf. In het onderhavige bestemmingsplan is deze bestemming gecontinueerd. Het perceel is voorzien van de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijf'. In de artikel 30-herziening is de aanduiding voor dit perceel gewijzigd. Vastgesteld wordt dat per abuis deze wijziging niet is doorgevoerd in het voorliggende bestemmingsplan. Dit zal alsnog worden gedaan. 2.
In bijlage 3 van de regels is opgenomen dat het toegestane oppervlakte bebouwing op het perceel Kleine Enkweg 4 ten hoogste 695 m² bedraagt. Bij het bepalen van de deze oppervlakte is rekening gehouden met de geldende rechten en aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Volgens deze verordening mag het bebouwd oppervlak met 20% uitgebreid worden mits het totale bebouwde oppervlak na uitbreiding niet meer bedraagt dan 375 m². Omdat ter plaatse van de Kleine Enkweg 4 reeds meer bebouwing aanwezig is dan 375 m² is het toestaan van meer bebouwing naar het oordeel van de gemeente niet mogelijk.
3.
Reclamant verzoekt het bouwvlak met 75 m² te vergroten. Omdat het maximum bebouwd oppervlak aan bebouwing is vastgelegd in de regels leidt de bouwvlakvergroting niet tot extra mogelijkheden ten aanzien van het bebouwde oppervlakte. Omdat er landschappelijk geen bezwaren zijn en het om een geringe uitbreiding gaat, heeft de gemeente geen bezwaar tegen de uitbreiding. Het bouwvlak zal conform het verzoek worden aangepast.
Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels en de verbeelding worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
136
Zienswijzen
88. De zienswijze heeft betrekking op perceel Ossenkolkweg 3 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt een gebouw op het perceel Ossenkolkweg 3 te bestemmen als recreatiewoning/groepshuisvesting. Dit gebouw is momenteel in gebruik als toiletruimte ten behoeve van de camping. Reclamant heeft een plattegrond bijgevoegd. Beantwoording Op het perceel Ossenkolkweg 3 zijn 2 bestaande recreatiewoningen aangeduid. In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is aangegeven dat recreatiewoningen of groepshuisvestingsaccommodaties slechts kunnen worden toegestaan op locaties waar ook reguliere woningen kunnen worden gebouwd. In deze situatie is geen sprake van een mogelijkheid om een reguliere woning te bouwen en dat betekent dat het toestaan van een nieuwe recreatiewoning hier niet mogelijk is. Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied biedt wel de mogelijkheid om bij recht bed & breakfast/gastenverblijf accommodatie aan te bieden. Dit kan tot maximaal 3 kamers en 8 bedden. Hiermee zou een recreatieve invulling aan het gebouw gegeven kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
137
89. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kadijk 16 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt een positieve bestemming te geven aan de woning Kadijk 16a die naast de woning Kadijk 16 is gelegen, overeenkomstig de eerder ingediende brief van 18 november 2011. Reclamant wijst op een brief van 18 april 2005 waarin is meegedeeld dat de bewoning van Kadijk 16a ten tijde van de wijziging van het bestemmingsplan in 1996 reeds plaatsvond en niet handhavend zou worden opgetreden. Daarnaast is bij brief van 23 mei 2005 aan reclamant meegedeeld dat aan de woning een huisnummer wordt toegekend. Het niet opnemen van de woning in het bestemmingsplan is volgens reclamant in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Er kan niet mee worden volstaan de woning onder het overgangsrecht te laten vallen. De woning Kadiijk 16a is van oorsprong als woning gebouwd maar later ingericht ten behoeve van een kantoorfunctie. Vervolgens is de woonfunctie weer hersteld. Er is volgens reclamant sprake van een woning die qua aard en grootte de eigenschappen heeft ten behoeve van permanente bewoning. Reclamant is van mening dat de beantwoording van de inspraakreactie over deze kwestie onduidelijk is. Beantwoording Reclamant heeft in 1978 toestemming gekregen om een nieuwe bedrijfswoning te bouwen en de bestaande woning te gaan gebruiken als werkruimte/kantoor. Kennelijk is de werkruimte/het kantoor nadien toch opnieuw voor bewoning in gebruik genomen. In 2004 is tijdens controle gebleken dat er bewoning van het betreffende pand plaatsvond en is bovendien vastgesteld dat dit in strijd is met het bestemmingsplan Buitengebied. In 2005 heeft de gemeente aangegeven niet handhavend op te treden tegen de bewoning van de opslagruimte/het kantoor. De illegale bewoningssituatie is niet gelegaliseerd. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is aangegeven dat afwijkend gebruik onder het overgangsrecht valt, behalve als dit afwijkend gebruik illegaal tot stand is gekomen. Dit laatste is hier het geval en daarmee is naar het oordeel van de gemeente er geen sprake van de situatie dat de bewoning onder het overgangsrecht valt. Het feit dat het gebouw in 2005 van een huisnummer is voorzien doet niets af aan de situatie. Daarenboven is het de nummering van een bedrijfsgebouw en niet de nummering van een woning. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
138
Zienswijzen
90. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Vundelaarsweg 4A te Wilp. Samenvatting In het ontwerpbestemmingsplan is het bedrijf bestemd als loonbedrijf. Reclamant is van mening dat sprake is van een agrarisch bedrijf en verzoekt de bestemming aan te passen naar 'Agrarisch'. Reclamant geeft aan dat de veehandelsactiviteiten inkoop en veelal directe doorverkoop betreft die buiten de overige agrarische activiteiten (het houden, verzorgen en fokken van vee) plaatsvindt en dus buiten de bedrijfslocatie in de regio. Op de locatie Vundelaarsweg 4A is wel degelijk een agrarisch bedrijf aanwezig die ook als zodanig bestemd dient te worden. Beantwoording In het verleden (jaren '70) is het perceel in gebruik geweest als agrarisch bedrijf, destijds gesticht door een agrariër die moest wijken ten behoeve van de aanleg van de plas Bussloo. Na verloop van tijd is het perceel in eigendom en gebruik gekomen bij reclamant en is de bestemming 'Agrarisch Hulpbedrijf' van toepassing verklaard om invulling te geven aan de veehandelsactiviteit. In het huidige gebruik heeft de agrarische activiteit de overhand. Gezien dit feit en het verleden is er naar het oordeel van de gemeente geen bezwaar om een agrarisch bouwvlak op te nemen voor de locatie. Ook ruimtelijk gezien stuit dit niet op bezwaren. De agrarische bestemming dekt de lading van de activiteiten die op het perceel plaatsvinden naar aard en omvang. De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen bestemming 'Bedrijf', nader aangeduid met 'Agrarisch Loonbedrijf', dekt deze lading niet. Op de verbeelding zal de bestemming 'Bedrijf' worden omgezet in een agrarisch bouwvlak. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding en de regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
139
91. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Bekendijk 10a te Terwolde. Samenvatting 91.1. Bouwvlak Op het perceel Bekendijk 10a in Terwolde wordt een pluimveehouderij geëxploiteerd. Men wenst een nieuwe stal te realiseren. De nieuwe stal komt circa 10% buiten het nieuwe bouwvlak te liggen. Verzocht wordt het bouwvlak iets te vergroten conform de bij de zienswijze behorende tekening zodat de nieuw te bouwen stal daarbinnen past. 91.2. Intensieve veehouderijen Reclamant verzoekt de systematiek voor aanduiding en het toestaan van intensieve veehouderijen aan te passen. Dergelijke bedrijven zijn niet meer, zoals gebruikelijk, specifiek als 'intensieve veehouderij' aangeduid, maar zijn bij recht toegestaan op een 'normaal' agrarisch bouwvlak. In plaats hiervan wordt in artikel 44.6.1 vermeld dat een uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij bij recht is toegestaan. De thans gehanteerde systematiek is volgens reclamant zeer ongebruikelijk en komt niet overeen met de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1: alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan. Deze regeling tast de rechtszekerheid aan. 91.3. Uitbreidingsmogelijkheden Reclamant concludeert dat er geen duidelijk kader conform recente wet- en regelgeving is opgenomen waarbinnen uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt toegestaan. Verwijzing naar het Reconstructiebeleid is onvolledig en kan derhalve niet als een volledige onderbouwing van de beleidskeuzes worden gezien. Het Reconstructieplan biedt volgens reclamant namelijk wel degelijk uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen, ook voor verwevingsgebieden zonder sterlocaties. Door een verwijzing op te nemen naar het Reconstructieplan in de wijzigingsbevoegdheid worden veel bedrijven uitgesloten. Verzocht wordt om een andere systematiek te kiezen. Daarnaast wordt verzocht een duidelijke toelichting te geven op de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen en een bouwvlakvergroting van 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, ook voor bedrijven die niet als ontwikkellocaties zijn aangewezen 91.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 6'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken vanaf 2.500 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
140
Zienswijzen
Beantwoording 91.1. Bouwvlak Het bouwvlak heeft een oppervlakte van ruim 1 ha en dat is de maximale oppervlakte voor een bouwvlak van een intensief veehouderijbedrijf in het verwevingsgebied. De gemeente is van oordeel dat het niet mogelijk is het bouwvlak te verschuiven aangezien hier geen ruimte voor is. Voor een eventuele vergroting van een bouwvlak van een intensief veehouderijbedrijf naar meer dan 1 ha is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 44 van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Met deze wijzigingsbevoegdheid wordt aangesloten bij de het beleid en de regels van het Reconstructieplan Veluwe. Het reikt naar het oordeel van de gemeente te ver om in het kader van deze integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied een uitbreiding van een intensief veehouderijbedrijf naar een grotere omvang dan 1 ha mee te nemen. Hiervoor is een separate procedure noodzakelijk waarbij de concrete situatie op dat moment wordt beoordeeld. Hierbij is bijvoorbeeld ook een goede landschappelijke inpassing noodzakelijk en dat gaat verder dan de mogelijkheden die in het kader van deze integrale herziening voorhanden zijn. 91.2. Intensieve veehouderijen De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 91.3. Uitbreidingsmogelijkheden Het ruimtelijke kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven is weergegeven in het Reconstructieplan Veluwe. Dit is nog steeds vigerend beleid. Het beleid en de regels zijn vanuit het Reconstructieplan Veluwe overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. In de begripsomschrijving is opgenomen wat onder een intensief veehouderijbedrijf moet worden verstaan en bij deze omschrijving is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In artikel 44 is de zonering uit het Reconstructieplan vertaald naar de regels in het ontwerpbestemmingsplan. De voorwaarden voor uitbreiding zijn gekoppeld aan de voorwaarden zoals die geformuleerd zijn in het Reconstructieplan Veluwe. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheden ook in artikel 44 zijn opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt dat uitbreiding van bebouwing via afwijking tot 1 ha mogelijk is (44.5.1). Voor intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden is opgenomen dat ze bij recht 1 ha mogen bebouwen (44.6.1) en via wijziging het bouwvlak kunnen vergroten naar 1,5 ha, kunnen vergroten naar meer dan 1,5 ha en intensieve veehouderijen kunnen concentreren (44.6.2). De gemeente is van oordeel dat deze regels en flexibiliteitsbepalingen voldoen aan de wensen van reclamant en ziet geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
141
91.4. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is vastgesteld dat het hier gaat om een gebied met een lage of onbekende archeologische verwachting. Op grond hiervan is in artikel 35 een beschermingsregime opgenomen in de vorm van een omgevingvergunningsstelsel. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
142
Zienswijzen
92. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Veluwsedijk 33 te Nijbroek. Samenvatting 92.1. Buitenopslag Reclamant constateert dat in artikel 4.3 lid g regels zijn opgenomen over de maximale stapelhoogte van buitenopslag. Reclamant stelt dat de buitenopslag van materialen en stoffen op het perceel zijn toegestaan en toelaatbaar moet zijn én blijven. Dit is inherent aan de activiteiten van het loonwerkbedrijf en de normale bedrijfsuitoefening. Verzocht wordt te bevestigen dat de opslag, zoals genoemd in de zienswijze op de bestemming, mogelijk is en blijft. 92.2. Verkeersaspecten Reclamant mist in het ontwerp een toelichting op de relatie tot de infrastructuur en verkeersafwikkeling van langzaam rijdend verkeer. Reclamant geeft aan dat werkzaamheden buiten de eigen inrichting worden uitgevoerd en dat een en ander afhankelijk is van een goede ontsluiting en infrastructuur om het werkgebied te kunnen bereiken. Reclamant verzoekt het aspect 'landbouwverkeer' nadrukkelijk in het plan (of hieraan gerelateerde verkeersbesluiten) te betrekken waarbij rekening wordt gehouden met breedtes, hoogtes, snelheid en dergelijke van het (landbouw)materieel in relatie tot het beheer en inrichting van de wegen in het buitengebied. Beantwoording 92.1. Buitenopslag Vanuit ruimtelijk oogpunt is het naar het oordeel van de gemeente gewenst om buitenopslag bij niet-agrarische bedrijven in het buitengebied te beperken in de hoogte. In bestemmingsplan Buitengebied 1996 was de hoogte van buitenopslag op maximaal 3 m gesteld. In dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is deze maximale hoogte vergroot en op 4 m vastgesteld. Hiermee zijn enerzijds de opslagmogelijkheden verruimd en is anderzijds een maximum gesteld om de ruimtelijke impact van buitenopslag te beperken. 92.2. Verkeersaspecten Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied vervult geen rol op verkeerskundig gebied. Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) is het document waarin verkeerskundige aspecten worden geregeld. Het ontwerpbestemmingsplan regelt de functietoekenning en daarbij is het GVVP één van de bouwstenen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
143
93. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Rijksstraatweg 162 te Teuge. Samenvatting 93.1. Intensieve veehouderijen Reclamant verzoekt de systematiek voor aanduiding en het toestaan van intensieve veehouderijen aan te passen. Dergelijke bedrijven zijn niet meer, zoals gebruikelijk, specifiek als 'intensieve veehouderij' aangeduid, maar zijn bij recht toegestaan op een 'normaal' agrarisch bouwvlak. In plaats hiervan wordt in artikel 44.6.1 vermeld dat een uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij bij recht is toegestaan. De thans gehanteerde systematiek is volgens reclamant zeer ongebruikelijk en komt niet overeen met de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1: alleen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is tevens een intensieve veehouderij toegestaan. Deze regeling tast de rechtszekerheid aan. 93.2. Uitbreidingsmogelijkheden Reclamant concludeert dat er geen duidelijk kader conform recente wet- en regelgeving is opgenomen waarbinnen uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt toegestaan. Verwijzing naar het Reconstructiebeleid is onvolledig en kan derhalve niet als een volledige onderbouwing van de beleidskeuzes worden gezien. Het Reconstructieplan biedt volgens reclamant namelijk wel degelijk uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen, ook voor verwevingsgebieden zonder sterlocaties. Door een verwijzing op te nemen naar het Reconstructieplan in de wijzigingsbevoegdheid worden veel bedrijven uitgesloten. Verzocht wordt om een andere systematiek te kiezen. Daarnaast wordt verzocht een duidelijke toelichting te geven op de uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen en een bouwvlakvergroting van 1,5 ha mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid, ook voor bedrijven die niet als ontwikkellocaties zijn aangewezen 93.3. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2 en - 6' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, Waarde - Archeologie - 2 en - 6. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 93.1. Intensieve veehouderijen De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
144
Zienswijzen
regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Reclamant merkt op dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij. Deze aanduiding is nog steeds aan de orde in de extensiveringsgebieden. 93.2. Uitbreidingsmogelijkheden Het ruimtelijke kader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven is weergegeven in het Reconstructieplan Veluwe. Dit is nog steeds vigerend beleid. Het beleid en de regels zijn vanuit het Reconstructieplan Veluwe overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. In de begripsomschrijving is opgenomen wat onder een intensief veehouderijbedrijf moet worden verstaan en bij deze omschrijving is aangesloten bij het Reconstructieplan Veluwe. In artikel 44 is de zonering uit het Reconstructieplan vertaald naar de regels in het ontwerpbestemmingsplan. De voorwaarden voor uitbreiding zijn gekoppeld aan de voorwaarden zoals die geformuleerd zijn in het Reconstructieplan Veluwe. Dit betekent dat de uitbreidingsmogelijkheden ook in artikel 44 zijn opgenomen. Voor intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden geldt dat uitbreiding van bebouwing via afwijking tot 1 ha mogelijk is (44.5.1). Voor intensieve veehouderijbedrijven in verwevingsgebieden is opgenomen dat ze bij recht 1 ha mogen bebouwen (44.6.1) en via wijziging het bouwvlak kunnen vergroten naar 1,5 ha, kunnen vergroten naar meer dan 1,5 ha en intensieve veehouderijen kunnen concentreren (44.6.2). De gemeente is van oordeel dat deze regels en flexibiliteitsbepalingen voldoen aan de wensen van reclamant en ziet geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. 93.3. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2 en - 6' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
145
Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht. In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
146
Zienswijzen
94. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Breestuk 6 te Nijbroek. Samenvatting 94.1. Bouwvlak Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen aan de noordzijde van het bedrijf. Het bouwvlak is ten opzichte van het voorontwerp vergroot aan de westzijde omdat dit volgens de gemeente landschappelijk beter is. Volgens reclamant zijn er landschappelijk gezien echter geen bezwaren. 94.2. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' Op het perceel is een archeologische dubbelbestemming gelegd, 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit betekent dat bij het uitbreiden en/of oprichten van bouwwerken groter dan 100 m² een archeologisch onderzoek conform het IVO-protocol 1 is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. het overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant geeft aan dat hiermee de bedrijfsuitoefening van het agrarisch bedrijf, zowel binnen als buiten het bouwvlak, wordt bemoeilijkt. Reclamant verzoekt om binnen het agrarische bouwvlak geen archeologische dubbelbestemming op te nemen, omdat een dergelijke dubbelbestemming conflicteert met de doelstellingen van een agrarisch bouwvlak. Ook wordt verzocht de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, zoals in bestemmingsplannen in veel andere Gelderse gemeenten geregeld is. Gewezen wordt op een recente uitspraak van de Raad van State inzake dit onderwerp. Daarin stelt de Raad van State dat een gemeenteraad zich niet zomaar op het standpunt kan stellen eventuele archeologische waarden te beschermen door het opleggen van een dubbelbestemming welke een onderzoeksplicht voor eigenaren inhoudt. De gemeenteraad moet in zo'n geval zich op meer onderzoek baseren dan slechts op een waardenkaart. Beantwoording 94.1. Bouwvlak De gemeente blijft bij haar standpunt dat het landschappelijk gezien meer gewenst is om in westelijke richting uit te breiden in plaats van in noordelijke richting. Daarnaast zijn de plannen naar het oordeel van de gemeente onvoldoende concreet om tot de conclusie te komen dat uitbreiding in noordelijke richting de enige mogelijkheid is. In het Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel is dit gebied getypeerd als de Veenontginning Nijbroek, waarbij de slagenverkaveling de meest karakteristieke ruimtelijke kwaliteit is. Bij uitbreiding in noordelijke richting wordt het bedrijf verspreid over meerdere slagen en daarmee wordt naar het oordeel van de gemeente het karakteristieke landschapsbeeld aangetast. Door uitbreiding in westelijke richting is deze aantasting niet of in veel mindere mate aan de orde. 94.2. Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
147
Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart die in 2009 door de raad is vastgesteld en de Erfgoedverordening die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat het archeologiebeleid in de gemeente Voorst is gebaseerd op gemeentelijk archeologisch onderzoek. Hiermee is sprake van een geheel andere situatie dan in de uitspraak van de Raad van State die door reclamant wordt aangehaald. De gemeente is van oordeel dat het opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie om inhoud te geven aan het gemeentelijke archeologiebeleid om die reden noodzakelijk is. Alle archeologische waarden dienen conform het verdrag van Malta op dezelfde wijze beschermd te worden, de ligging van een bouwvlak doet daar niets aan af. Het niet opnemen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie ter plaatse van bouwvlakken is derhalve niet mogelijk. Tevens verzoekt reclamant de normale werkzaamheden bij een agrarische bedrijfsvoering vrij te stellen van de vergunningsplicht, In artikel 33 lid 33.3.2 sub e is opgenomen dat de vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden niet nodig is voor werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of gebruik betreffen. Voor het bouwen is het niet mogelijk deze uitzondering op te nemen aangezien daarmee de archeologische waarden geschaad kunnen worden. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
148
Zienswijzen
95. De zienswijze heeft betrekking op het perceel de Ziele 2b te Twello. Samenvatting De afgelopen jaren is een groei van meer dan 10% per jaar gehaald. Hierdoor is onvoldoende logistieke ruimte ontstaan en tevens voldoen de aan- en afvoerroutes niet meer. Om dit op te lossen is een uitweg op de Vermeersweg gewenst. Voor de goede afhandeling van logistieke processen is een opslagruimte van ten minste 3.000 m² nodig. Voor de noodzakelijke groei blijft op basis van de in het ontwerpbestemmingsplan gehanteerde 20% regeling 1.790 m² over. Reclamant geeft aan dat dit onvoldoende is. De suggestie verdere groei te realiseren nabij Withagen biedt met de huidige regeling geen perspectief en is bedrijfseconomisch niet rond te rekenen. Tevens geeft de provincie aan dat bedrijven pas hoeven te verplaatsen als ze op de huidige locatie geen mogelijkheden meer hebben, dat is hier niet het geval aangezien de huidige locatie van ruim 8 ha voldoende ruimte biedt voor het minimale glasoppervlak van 3,5 ha en dat dit in te passen is zonder afbreuk te doen aan de kernwaarden van het gebied. Concreet heeft reclamant de volgende verzoeken: a. uitbreiding mogelijk maken van 3.000 m² bedrijfsruimte en 8.000 teeltkassen tot een gezamenlijk oppervlak van 3,5 ha; b. ruimte tot 4 ha bieden voor toekomstige uitbreiding; c. een nieuwe ontsluiting van de Vermeersweg mogelijk maken; d. verschuiven en vergroten van het huidige bouwvlak en de gronden met kadastraal nummer 2534, 2533 en 6797 te bestemmen als (glas) tuinbouw (is in de inspraakreactie al toegezegd maar nog niet gewijzigd); e. gronden bestemmen als (glas)tuinbouwgrond ten behoeve van het verplaatsen van waterbassins (is in de inspraakreactie al toegezegd maar nog niet gewijzigd). Beantwoording Bij de regeling voor de glastuinbouwbedrijven is de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) het uitgangspunt geweest. In de RVG is voor glastuinbouwbedrijven het volgende bepaald. a. 'In een bestemmingsplan kan aan glastuinbouwbedrijven buiten de concentratiegebieden, de extensiveringsgebieden glastuinbouw en de regionale clusters glastuinbouw, de mogelijkheid worden geboden de glasopstand eenmalig uit te breiden met maximaal 20% van de op het moment van inwerkingtreding van deze verordening bestaande omvang van de glasopstanden.' b. Het bedrijf van reclamant heeft een oppervlakte glasopstand van 23.950 m² en mag uitbreiden tot een oppervlakte glasopstand van 28.740 m². Dit is in overeenstemming met de mogelijkheden die de RVG biedt. c. Een eventuele verdere uitbreiding van het bedrijf zal naar het oordeel van de gemeente in een afzonderlijke procedure beoordeeld moeten worden. Dan zal apart beoordeeld worden of de gevraagde uitbreiding gerealiseerd kan worden. Dit kan echter niet meegenomen worden in deze integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Een nieuwe ontsluitingsweg aan de Vermeersweg is geen onderwerp dat in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied geregeld kan worden. d. en e. De door het bedrijf in de inspraak verzochte verruimingen en verschuivingen zijn gedeeltelijk overgenomen. Hiermee wordt het bedrijf ruimte geboden voor bijvoorbeeld de realisatie van waterbassins. Het verzoek is in de inspraak niet volledig overgenomen omdat naar het oordeel van de gemeente anders het beleid om de bebouwing te concentreren zou worden verlaten.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
149
Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
150
Zienswijzen
96. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Wilpsedijk 14 te Wilp. Samenvatting Reclamant geeft aan dat in een overeenkomst afspraken zijn gemaakt voor de mate waarin vanuit het tuincentrum aan de Wilpsedijk 14 'groene producten' mogen worden verkocht. Ook zijn afspraken gemaakt over de mate waarin de thans bestaande bebouwing van het tuincentrum in de toekomst nog mag worden uitgebreid. Reclamant geeft aan dat deze afspraken niet zijn verwerkt in het bestemmingsplan en verzoekt het bestemmingsplan op de volgende onderdelen aan te passen: artikel 6 lid 6.1 zodat hieruit blijkt dat het perceel waarop het tuincentrum is gevestigd mag worden gebruikt voor een tuincentrum als (enige) vorm van detailhandel. In de reactie geeft reclamant aan waarop dit gericht is; het opnemen van een mogelijkheid om via een omgevingsvergunning het genoemde oppervlak voor de verkoop van 'niet groene producten' met maximaal 10% te verruimen. Ter verduidelijking heeft reclamant een voorbeeld afwijking opgenomen in de reactie. Beantwoording In de zienswijze wordt door de Stichting IJssellandschap, Drenth Projecten BV en Drenth Tuincentrum aangegeven hoe men het gebruik graag geregeld wil zien in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied. Het betreft een gezamenlijk voorstel. Het gebruik sluit aan bij de huidige situatie en er zijn naar het oordeel van de gemeente geen ruimtelijke bezwaren om de verwoorde oplossing niet in de regels van het bestemmingsplan op te nemen. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
151
97. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Landgoed 'de Meintjes' Samenvatting 97.1. Beschikking tot NSW Reclamant geeft aan dat voor de Meintjes een beschikking tot NSW-Landgoed is ontvangen en verzoekt dit in het bestemmingsplan te wijzigen. Voor landgoed de Doevendans is nog geen aanvraag voor een NSW-landgoed ingediend gezien juridische problemen. Voor de vormgeving van beide terreinen wordt verwezen naar de in de vorige fase ingediende inspraakreactie. 97.2. Bos en natuur Reclamant verzoekt de bestemming 'Natuur' te wijzigen in 'Bos' aangezien het bos ook daadwerkelijk geëxploiteerd wordt en dat het beleid is dat een gedeelte van het bos te zijner tijd geheel gerooid wordt. Daarbij geven de voorwaarden uit de NSW-beschikking voldoende waarborg dat de daadwerkelijke natuur ook natuur zal blijven. 97.3. Openbare weg Reclamant geeft aan dat eerst het besluit van GS uitgevoerd dient te worden en de bestemming 'openbare weg' van de strook grond langs de wetering op perceel nr. M357 verwijderd dient te worden en ook door te halen op de wegenlegger alvorens een overleg over een overeenkomst over een fietspad mogelijk is. Beantwoording 97.1. Beschikking tot NSW Vastgesteld wordt dat voor het gebied de Meintjes een beschikking in het kader van de Natuurschoonwet beschikbaar is. In het verlengde hiervan zal voor dit gebied de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' worden opgenomen, zoals dat ook bij de overige landgoederen in de gemeente is gebeurd. Hiermee wordt het landgoed ook planologisch erkend en zijn bepaalde werken vrijgesteld van de omgevingsvergunningplicht. Dit is geregeld in artikel 37.4. 97.2. Bos en natuur De bestemming Natuur is toegekend op basis van de bestaande situatie en de bestemming zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is toegekend. Binnen de dubbelbestemming Waarde - Landgoed heeft het college een wijzigingsbevoegdheid om functies te wijzigen. Hiermee is rekening gehouden met de gewenste flexibiliteit binnen een landgoed. Het uitgangspunt voor de integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is om de bestaande situatie zoveel mogelijk te consolideren en nieuwe ontwikkelingen zoveel als mogelijk in aparte procedures te beoordelen. Nu blijkt dat reclamant de door hem aangegeven percelen als bospercelen gebruikt en beheert, is er naar het oordeel van de gemeente geen reden om deze percelen niet de bestemming Bos te geven. De verbeelding zal worden aangepast. 97.3. Openbare weg Inmiddels is door partijen vastgesteld dat het bedoelde weggedeelte geen onderdeel meer uitmaakt van de wegenlegger. Het bestemmingsplan Buitengebied is niet het instrument waarin besluiten worden genomen ten aanzien van de wegenlegger. In het bestemmingsplan Buitengebied wordt uitsluitend bepaald welke functies aan gronden worden toegekend. Het onderhavige weggedeelte zal geen volledige verkeersfunctie meer hebben en is geen onderdeel meer van wegenlegger. Dit is naar het oordeel van de gemeente voldoende reden om
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
152
Zienswijzen
de verkeersfunctie van dit weggedeelte, dat eigendom is van de Exploitatie- en Beheersmaatschappij G. Boot b.v., te verwijderen. Een eventuele fietsverbinding kan in het kader van recreatief medegebruik worden gerealiseerd. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
153
98. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kneuterstraat 38 te Wilp. Samenvatting Reclamant geeft aan dat op het perceel Kneuterstraat 38 een fokzeugenhouderij en akkerbouwtak geëxploiteerd wordt. Sinds 2009 is er ook een minicamping op het perceel aanwezig. Gezien de bedrijfsactiviteiten is een bouwvlak van 1 ha te klein en wordt het bedrijf belemmerd in de groei van de bedrijfsvoering. Derhalve verzoekt reclamant het bouwvlak te vergroten. Voor de fokzeugen dient rekening gehouden worden met de wettelijk bepaalde normen en om de huidige groei te continueren is een bouwvlak van ten minste 1 ha nodig. Daarnaast zijn er wensen om de minicamping uit te breiden met trekkershutten, een receptiegebouw en een overdekte fietsenstalling. Ten aanzien van de akkerbouwtak is er ruimte nodig voor opslag om in de toekomst eigen producten aan de zeugen te kunnen voeren. Tevens dient de machineberging vergroot te worden voor de opslag van grotere machines. De gewenste uitbreidingsruimte is per productietak op een bij de zienswijze gevoegde tekening aangegeven. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 is voor dit bedrijf een bouwvlak van 1 ha aangegeven. In het nu voorliggende bestemmingsplan is wederom een bouwvlak van ongeveer 1 ha opgenomen. In het verzoek is naar het oordeel van de gemeente voldoende duidelijk gemaakt dat het bedrijf werkelijk op redelijke termijn uitbreidingsplannen heeft en naar het oordeel van de gemeente zijn er ruimtelijk geen bezwaren. Het bouwvlak zal worden aangepast conform het verzoek. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
154
Zienswijzen
99. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kruisvoorderlaan 16 te Twello. Samenvatting 99.1. Bestemmingslegging Reclamant verzoekt om het hele perceel Kruisvoorde, gerangschikt onder de NSW te bestemmen tot 'historische buitenplaats' met de aanduiding LH voor huis en bijgebouwen en met een doeleindenomschrijving die zich richt op de instandhouding van de monumentale waarde. Huize Kruisvoorde is namelijk als enige landhuis van historische importantie niet bestemd als 'Landhuis' maar als 'Wonen', 'Agrarisch' en 'Bos'. 99.2. Uitbreidingsruimte Het ontwerpbestemmingsplan staat geen uitbreiding van het landhuis toe, beperkt de mogelijkheid van bijgebouwen tot het bestaande oppervlak (met afwijking voor maximaal 25% vergroting) en bepaalt dat gebouwen en andere bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Reclamant verzoekt aan te geven hoe voorzieningen als priëlen, een orangerie, een collenade, een pigeonnier een fontein en dierenverblijven en een gewenst zwembad met overkapping annex buitensauna en een tennisbaan gerealiseerd kunnen worden, ook buiten het bouwvlak en verzoekt waar nodig het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat de realisatie van deze voorzieningen mogelijk is. 99.3. Aantal woningen Reclamant verzoekt mogelijkheden te bieden om het bij de restauratie vervallen koetshuis in oorspronkelijke situatie te herstellen en een aanduiding op te nemen dat twee woningen zijn toegestaan. Beantwoording 99.1. Bestemmingslegging Het perceel Kruisvoorde is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' zoals dat is gebeurd met alle andere landgoederen die een beschikking hebben in het kader van de Natuurschoonwet. Bij nader inzien is de gemeente van oordeel dat de bestemming 'Wonen Landhuis' gerechtvaardigd is voor Kruisvoorde. De bestemming 'Wonen - Landhuis' zal op het gehele perceel worden toegepast zodat duidelijk is dat huis, tuin en park een eenheid vormen. 99.2. Uitbreidingsruimte Door toekenning van de bestemming 'Wonen - Landhuis' worden uiteraard ook de regels die bij deze bestemming horen van toepassing op de locatie. In deze regels zitten enkele afwijkingsmogelijkheden waarmee bijgebouwen kunnen worden vergroot. Door toekenning van de bestemming 'Wonen - Landhuis' ontstaat dus enige uitbreidingsruimte. 99.3. Aantal woningen In beginsel worden in het buitengebied geen nieuwe woningen toegevoegd. Een uitzondering hierop zijn de ontwikkelingen in het kader van het functieveranderingsbeleid. Wellicht dat het functieveranderingsbeleid op het koetshuis van toepassing kan zijn, maar hiervoor geldt ook hetgeen bij het antwoord onder 99.2 is aangegeven. Beoordeling zal plaatsvinden op basis van een ingediend plan, in een aparte procedure. Functieverandering wordt niet meegenomen bij deze integrale herziening. Ronde Tafelgesprekken (RTG)
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
155
In de beantwoording van de zienswijze is tegemoetgekomen aan de wens van reclamant door de bestemming Wonen te vervangen door de bestemming Wonen-Landhuis. Reclamant kan daarmee leven behalve dat nu blijkt dat de hoeveelheid toegestane bijgebouwen binnen de bestemming fors terugloopt. In de bestemming Wonen is namelijk 100 m2 toegestaan en binnen de bestemming Wonen-Landhuis uitsluitend de bestaande hoeveelheid + 25% uitbreiding. Om tegemoet te komen aan zijn bestaande rechten wordt voorgesteld alle eigendommen van reclamant te bestemmen voor Wonen-Landhuis. Om tegemoet te komen aan een uitbreiding van de hoeveelheid bijgebouwen wordt een aanduiding opgenomen waarvoor geldt dat ter plaatse van deze aanduiding afwijking kan worden verleend voor uitbreiding van het aantal bijgebouwen met 100% in plaats van 25%.
Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd. Aanvullend worden de verbeelding en de regels naar aanleiding van de RTG gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
156
Zienswijzen
100. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oud Lochemseweg 31 en 33 te Wilp-Achterhoek. Samenvatting 100.1. Aantal woningen Reclamant verzoekt de feitelijke situatie van 2 woningen aan te geven op de plankaart. In 1978 is de woning gesplitst en als twee afzonderlijke woningen getaxeerd en verkocht. Beide woningen hebben een eigen voor- en achterdeur en een vaste trap naar de verdieping. Sinds de kadastrale behandeling is de gemeente de woning als dubbele woning gaan behandelen en is er een dubbele aanslag voor WOZ, afvalstof- en rioolheffing. Ook het waterschap gaat hier zo mee om. Het splitsen van woningen in wooneenheden is geen oplossing omdat er zo een grote onderlinge afhankelijkheid ontstaat tussen beide woningen ten aanzien van het vergroten van de woning en het bouwen van bijgebouwen. 100.2 Bouwvlak Reclamant verzoekt het bestaande bouwvlak conform bijgevoegde tekening te vergroten om in de toekomst een schuur/carport te kunnen bouwen. Vrijwel de gehele siertuin en de oprit liggen nu buiten het bouwvlak. Beantwoording 100.1 Aantal woningen Het standpunt van reclamant dat sprake is van twee woningen wordt door de gemeente niet gedeeld. Het betreft hier een voormalige boerderij waarvan de deel geschikt is gemaakt voor bewoning. Hierbij is nooit sprake geweest van een formele splitsing. Bij de in 1978 verleende vergunning is door de gemeente aangegeven dat van splitsing geen sprake kan zijn. Het beleidsuitgangspunt om toe te staan dat een woning door meerdere huishoudens wordt bewoond is op deze situatie van toepassing. De kadastrale situatie staat hier los van. Daarnaast geldt dat de genoemde aanslagen gebaseerd worden op de huidige waarde en de planologische mogelijkheden waarbij er in dit geval planologisch gezien sprake is van 1 woning waarin meerdere huishoudens wonen in plaats van een gesplitste woning (dus twee woningen). 100.2. Bouwvlak Er is naar het oordeel van de gemeente geen bezwaar om het bouwvlak zodanig aan te passen dat de siertuin en de oprit binnen het bouwvlak komen te liggen. Dit betekent echter niet dat de bouwmogelijkheden daarmee toenemen. De bouwmogelijkheden, die horen bij de bestemming 'Wonen', te weten een woning van maximaal 750 m³ en maximaal 100 m² bijgebouwen, blijven van toepassing. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
157
101. De zienswijze heeft betrekking op het perceel H.W. Lordensweg 105. Samenvatting Reclamant geeft aan dat er op het perceel H.W. Lordensweg 105 sprake is van een grondgebonden bedrijf en agrarische handelsactiviteiten en verzoekt deze activiteiten als zodanig te bestemmen. Deze locatie maakt namelijk deel uit van de locatie aan de Holthoevensestraat 3b te Wilp. Er is dus geen sprake van algehele bedrijfsbeëindiging en omzetten naar 'Wonen' is derhalve onjuist. Beantwoording Vastgesteld wordt dat op het perceel niet zichtbaar sprake is van landbouwkundige activiteiten. Er is een melding aanwezig in het kader van het Besluit Landbouw. In de melding is aangegeven dat er 12 melk- en kalfkoeien, 19 stuks jongvee en 7 volwassen paarden aanwezig mogen zijn. Bij de locatie is 6 ha grond aanwezig die echter momenteel wordt gebruikt door derden. Het plan is om op deze locatie schapen te gaan houden (circa 300 stuks) en deze locatie dus weer agrarisch in gebruik te stellen. Gezien de aanwezigheid van een melding Besluit Landbouw en de beschikbaarheid van grond is naar het oordeel van de gemeente een klein agrarisch bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch klein agrarisch bedrijf' (sa-klab) te rechtvaardigen. De verbeelding zal worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
158
Zienswijzen
102. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Marsstraat 5. Samenvatting Als antwoord op de ingediende inspraakreactie geeft de gemeente aan dat de nieuw te bouwen stal binnen het bouwvlak past. Reclamant geeft aan dat dit niet het geval is en verzoekt nogmaals het bouwvlak te vergroten. Zodra de bouwtekening is uitgewerkt, wordt deze naar de gemeente verzonden. Daarnaast verzoekt reclamant het bouwvlak te vergroten naar 1,5 ha om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Het bedrijf ligt in de uiterwaarden van de IJssel waar bedrijven op ophogingen liggen. Een bouwvlak van 1,5 ha zorgt ervoor dat de volledige nieuwe ophoging binnen het bouwvlak komt te liggen. In een bijgevoegde tekening is het voorgestelde bouwvlak opgenomen. Beantwoording De bouwplannen voor de nieuwe stal zijn naar het oordeel van de gemeente zodanig concreet dat het bouwvlak hierop afgestemd kan worden. Dat betekent dat het bouwvlak aan de noordzijde zal worden vergroot. Het gaat hier om een grondgebonden bedrijf met toekomstperspectief en naar het oordeel van de gemeente is is een bouwvlak van ongeveer 1,5 ha dan te rechtvaardigen. Dit geldt temeer nu in verband met de buitendijkse ligging de ophoging al een oppervlakte heeft van 1,5 ha. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
159
103. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Holthoevensestraat 3b te Wilp. Samenvatting 103.1 Bestemmingsomschrijving Reclamant geeft aan dat er op het perceel een intensief bedrijf en agrarisch hulpbedrijf (loonwerk, handelsactiviteiten, en transport) geëxploiteerd worden en verzoekt dit als zodanig op te nemen in het bestemmingsplan. 103.2 Situering en omvang bouwmogelijkheden Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten tot 1 ha. Het huidige bouwvlak is 0,6 ha en ligt strak om de bebouwing, houdt geen rekening met de omvang van de aanwezige en verleende bouwrechten en doet geen recht aan de autonome groei van het bedrijf. Daarbij geeft reclamant aan dat er vergaande plannen zijn voor uitbreiding in de vorm van een nieuwe stal voor vleesvee, waarbij de voorgevel van de nieuwe stal op gelijke hoogte wordt geplaatst als de huidige varkensstal. De bouwplannen zijn reeds getoetst aan milieu wet- en regelgeving. Hieruit blijkt dat de plannen passen binnen het door de provincie Gelderland vastgestelde beleid rondom de Natuurbeschermingswet. Een aanvraag hiervoor is in voorbereiding. Beantwoording 103.1 Bestemmingsomschrijving Het bedrijf van reclamant heeft de bestemming Agrarisch bedrijf en is nader aangeduid als 'agrarisch loonbedrijf'. Door middel van deze bestemming wordt inhoud gegeven aan de activiteiten die ter plaatse worden uitgevoerd. Het gaat om agrarische activiteiten en activiteiten ten dienste van het agrarisch bedrijf zoals loonwerk, handels- en transportactiviteiten. Al deze activiteiten worden naar het oordeel van de gemeente gedekt door de bestemming Agrarisch bedrijf met nadere aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'. 103.2 Situering en omvang bouwmogelijkheden Reclamant stelt een voorstel voor de vergroting van het agrarisch bouwvlak voor en daarbij is tevens een nieuw te bouwen stal geprojecteerd. Bij toekenning van het voorstel ontstaat een langgerekt bouwperceel van 190 m² en de stal is zodanig geprojecteerd dat naar het oordeel van de gemeente niet meer voldaan wordt aan het vereiste van een compact bouwen. Uit nadere informatie is de gemeente gebleken dat een meer compacte ontwikkeling ook mogelijk is. Hierdoor ontstaat een minder diep bouwperceel dat ruimtelijk aanvaardbaar is. Het bedrijf kan hiermee de veehouderijtak verder ontwikkelen zoals in de zienswijze is aangegeven. De verbeelding zal in deze zin worden aangepast. Conclusie Zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
160
Zienswijzen
104. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Klarenbeekseweg 41 te Voorst. Samenvatting Op het perceel wordt een grondgebonden bedrijf (schapenhouderij) en intensief bedrijf (pluimvee) geëxploiteerd. Reclamant verzoekt, gezien deze dubbele functie, het bouwvlak te vergroten tot 1,5 ha waarbij ten hoogste 1 ha voor de intensieve tak en 0,5 ha voor de grondgebonden tak gebruikt wordt. Beantwoording Het bedrijf van reclamant is een intensief veehouderijbedrijf met een grondgebonden tak. Op het bedrijf is een jonge ondernemer als opvolger aanwezig. Uit beschikbare informatie is de gemeente gebleken dat één stal nog aangepast moet worden in verband met de eisen op het gebied van dierenwelzijn. Daarvoor is ruimte nodig en blijft er op het toegekende bouwperceel amper ruimte over voor enige bedrijfsontwikkeling. Vergroting van het bouwperceel is naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk, maar er moet wel aangetekend worden dat maximaal 1 ha gebruikt mag worden ten behoeve van de intensieve veehouderij. Bovendien moet opgemerkt worden dat een klein gedeelte van het bouwperceel in de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' komt te liggen. Bij bouwen binnen deze dubbelbestemming is een advies nodig van de leidingexploitant. De voorgestelde richting is naar het oordeel van de gemeente echter de enige voor de hand liggende richting om het bouwperceel te vergroten. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
161
105. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oysedwarsweg 8 te Wilp. Samenvatting 105.1. Nota I&O Reclamant maakt bezwaar tegen de door derden ingediende inspraakreacties 172, 173 en 230. Deze derden dienen verzoeken in die negatief uitpakken voor reclamant en alle agrarische bedrijven in de omgeving. 105.2. Bouwvlak Reclamant verzoekt het bouwvlak van 1 ha te handhaven zoals door de gemeente Voorst is vastgesteld en besproken is tijdens het tafeltjesoverleg. Hier is sprake van een voltijds agrarische onderneming. 105.3. Archeologie De gemeente Voorst heeft aangegeven dat niet 100 m² maar 1.000 m² van toepassing is ter plaatse van 'Waarde - Archeologie - 4'. Reclamant verzoekt dit te bevestigen. Gezien de feitelijke situatie en de puntnotering in het midden van de onderkelderde woning geeft reclamant aan dat 'Waarde - Archeologie - 7' meer op zijn plaats is waarbij de ruime cirkel moet worden verwijderd. Tevens geeft reclamant aan dat normaal gebruik per locatie verschillend is en niet tot discussie mag leiden. 105.4. Uitloopbakken voor 'rundvee' Reclamant vraagt zich af of het aanleggen van een uitloopbak voor vee (zandbak van ± 1.000 m²) mogelijk is waarbij reclamant aangeeft dat deze gedeeltelijk buiten het bouwvlak komt te liggen. 105.5. Huidige bebouwing Reclamant geeft aan dat de huidige bebouwing volledig binnen het aangegeven bouwvlak valt en verzoekt, indien noodzakelijk, de aanwezige schuren duidelijker in te tekenen. 105.6. Paardenbakken agrarisch Reclamant wenst de mogelijkheid te hebben om een paardenbak aan te leggen mede ten behoeve van de in de nabije toekomst uit te breiden paardenhouderijtak. 105.7. Bouw nieuwe schuren Reclamant geeft aan dat het nieuwe bestemmingsplan voldoende ruimte geeft om binnen het bouwvlak de benodigde agrarische bebouwing te realiseren. Reclamant maakt op voorhand bezwaar tegen hinderlijke regelingen over dit onderwerp. 105.8. Perceelsgrenzen Reclamant geeft aan naar aanleiding van de beantwoording van inspraakreactie 172 geconcludeerd wordt dat de verbeelding ter plaatse van de Oysedwarsweg 5 ten gunste van de inspreker aangepast wordt. Reclamant wil weten om welke aanpassing het hier gaat. Mocht het Kadaster fouten hebben gemaakt, dan heeft dit niet op 1 plek gevolgen en moeten dus alle kadastrale perceelgrenzen opnieuw bekeken worden. Reclamant maakt dan ook bezwaar tegen wijzigingen met betrekking tot het perceel T111. Daarnaast maakt reclamant bezwaar tegen uitbreiding van het bouwvlak aan de Oysedwarsweg 5 zolang niet duidelijk is of uitbreiding wel geheel plaatsvindt op gronden in eigendom van Oysedwarsweg 5.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
162
Zienswijzen
105.9. Kas perceel Oysedwarsweg 4 Reclamant verbaast zich over het feit dat de grote glazen kas op perceel Oysedwarsweg 4 binnen het bouwvlak valt. Deze kas is illegaal gebouwd en zou afgebroken moeten worden direct na de realisatie van een te grote bed & breakfastaccommodatie. 105.10 Inspraakreactie 230 1. Reclamant maakt bezwaar tegen verzoeken van derden die niet over hun of haar eigen percelen praten. 2. Reclamant maakt bezwaar tegen uitbreiding zoals door insprekers wordt verzocht en sluit zich aan bij het standpunt van de gemeente Voorst. 3. Omdat het beleid ten aanzien van natuurontwikkeling is gewijzigd en grote natuurgebieden inmiddels afgestoten worden naar bijvoorbeeld de agrarische sector geeft reclamant aan dat het niet meer de bedoeling kan zijn om agrarische bedrijven in het gebied te beperken. Reclamant maakt bezwaar tegen toevoegingen in het kader van het bestemmingsplan, zowel bestaande als nieuwe toevoegingen mogen niet worden toegepast met betrekking tot de EHS. 4. Reclamant geeft aan dat het handig is om in het bestemmingsplan op te nemen dat het draaipunt op de doodlopende Oysedwarsweg ter hoogte van nummer 4 geen parkeerplaats betreft voor allerhande goederen, maar een openbare gemeenteweg betreft. 105.11. Lichtvervuiling Reclamant geeft aan dat de bed & breakfast aan de Oysedwarsweg 4 veel licht produceert en niet bijdraagt aan het verzoek van de provincie rekening te houden met lichtvervuiling in het agrarisch gebied. Beantwoording 105.1. Nota I&O Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied heeft ter inzage gelegen. Iedereen heeft de gelegenheid gehad om in te spreken. Zo ook de insprekers met betrekking tot de inspraakreacties onder nummer 172, 173 en 230. Daarbij komt het voor dat er zaken aan de orde komen die niet de instemming hebben van andere insprekers. 105.2. Bouwvlak Vastgesteld wordt dat in het ontwerpbestemmingsplan aan het perceel van reclamant een bouwvlak is toegekend van 1 ha. Dit is gebaseerd op feit dat in het geldende bestemmingsplan voor dit perceel ook een bouwperceel van 1 ha is aangegeven en op het feit dat er voor het bedrijf van reclamant een 'Besluit Landbouw milieubeheer' van toepassing is. 105.3. Archeologie Voor de huiskavel van reclamant geldt 'Waarde - Archeologie - 4'. Een inventariserend archeologisch onderzoek is niet nodig, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²; 3. een bouwwerk, waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden. Voor omliggende gronden gelden de 'Waarde - Archeologie - 5 en - 6'. Voor bouwwerken met een oppervlakte van respectievelijk maximaal 1.000 m² en 2.500 m² is een inventariserend archeologisch onderzoek niet nodig. Overigens zijn de overige bepalingen van toepassing.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
163
105.4. Uitloopbakken voor 'rundvee' De gemeente is niet bekend met het begrip 'uitloopbak voor rundvee'. De omschrijving die reclamant geeft, heeft overeenkomsten met een 'paardenbak'. Het is een omheinde zandbak waarin rundvee verblijft. Dit is naar het oordeel van de gemeente een bouwwerk dat voortvloeit uit de agrarische activiteit met betrekking tot het houden van rundvee en past binnen het begrip 'bouwwerk'. 105.5. Huidige bebouwing Reclamant geeft aan dat de huidige bebouwing binnen het aangegeven bouwvlak is aangegeven. Het is daarom naar het oordeel van de gemeente niet nodig om de ondergrond van het bestemmingsplan ten aanzien van dit perceel nog meer te verduidelijken. 105.6. Paardenbakken agrarisch Binnen de bestemming 'Agrarisch' is het toegestaan om binnen het bouwperceel een paardenbak aan te leggen. Via ontheffing is het, onder voorwaarden, mogelijk om buiten het bouwvlak een paardenbak aan te leggen, mits aansluitend aan het bouwvlak. 105.7. Bouw nieuwe schuren Wanneer reclamant nieuwe bedrijfsbebouwing wil oprichten, zal hij een omgevingsvergunning moeten aanvragen. Wanneer de aanvraag binnen de planregels past, zal vergunningverlening geen probleem zijn. 105.8. Perceelsgrenzen Inspraakreactie 172 uit de nota 'Inspraak & overleg' heeft betrekking op de aanpassing van de Oysedwarsweg nabij het perceel van reclamant, maar ook bij naburige percelen. De aanpassing van de Oysedwarsweg is in het kader van de ruilverkaveling uitgevoerd. De aanpassing heeft tot gevolg gehad dat perceelsgrenzen 'verlegd' zouden moeten worden. Daarbij is aan perceel Oysedwarsweg 5 enige grond toebedeeld. De aanpassing in het Kadaster heeft evenwel (nog) niet plaatsgevonden. Inspreker van inspraakreactie 172 heeft in het kader van inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan gevraagd om het feitelijke gebruik van gronden te bestemmen. Dit heeft geleid tot aanpassing van de bestemming 'Wonen' tot de kadastrale grens zoals die in het kader van de ruilverkaveling is overeengekomen. De gemeente heeft op zich genomen om de in het kader van de ruilverkaveling verlegde grenzen in het kadaster te laten aanpassen. 105.9. Kas perceel Oysedwarsweg 4 In de inspraakreactie 172 wordt in het geheel niet gesproken over een kas behorend bij perceel Oysedwarsweg 4. Het betreft in deze reactie op een kasje van inspreker zelf dat overigens wel met vergunning is geplaatst. 105.10. Inspraakreactie 230 1. Met betrekking tot inspraakreactie nummer 230 uit de nota 'Inspraak & Overleg' en ter zake van het onderwerp 'Waarde - Ecologie - EHS' heeft de gemeente geantwoord dat de begrenzing van de waarde is overgenomen uit de provinciale begrenzing van de EHS, zoals die door de provincie is vastgesteld in 2009. In de provinciale 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' verplicht de provincie de gemeenten om de EHS in de bestemmingsplannen te beschermen en daarbij is de provinciaal vastgelegde grens van de EHS het uitgangspunt. Er wordt gewerkt aan herijking van de EHS. Deze zal definitief zijn weerslag krijgen in de nieuwe provinciale Structuurvisie. Tot dat moment gelden de bestaande EHS-kaarten die behoren bij het provinciale besluit tot begrenzing van de EHS uit 2009.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
164
2. 3.
4.
Zienswijzen
De gemeente kan echter niet voorkomen dat burgers een verzoek richten tot de provincie om wijziging aan te brengen in de begrenzingen of daar anderszins opmerkingen over kenbaar maken. Verwezen wordt naar het genoemde onder ad 1. Het kan zijn dat gronden voor wat betreft het beheer daarvan, worden afgestoten aan agrarische bedrijven. Daarmee is naar het oordeel van de gemeente niet gezegd dat de doelstellingen met betrekking tot natuurontwikkeling en bescherming van de landschappelijke waarden daarmee zijn vervallen. In het bestemmingsplan is daarom de dubbelbestemmingen 'Waarde - Ecologie - EHS' en 'Waarde - Landschap' aangegeven. De Oysedwarsweg is in het bestemmingsplan niet aangeduid met de bestemming 'Verkeer', maar met de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen behorend bij de bestemming toegestaan. De Oysedwarsweg is geen doorlopende weg meer. Vanaf de Weerdseweg eindigt de Oysedwarsweg bij perceel Oysedwarsweg 4. Er is daar geen sprake van een draaicirkel. Er is daar een ontsluiting ten behoeve van de agrarische gronden. Gezien de situatie is het naar het oordeel van de gemeente niet noodzakelijk om aan dit deel van de Oysedwarsweg de bestemming 'Verkeer' toe te kennen.
105.11. Lichtvervuiling Het bouwwerk, waar reclamant op doelt, is op legale wijze tot stand gekomen. Daarmee is ook aanvaard dat verlichting vanuit het bouwwerk zichtbaar zal zijn. Van noemenswaardige 'lichtvervuiling' is naar het oordeel van de gemeente geen sprake. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
165
106. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oyseweg 3 te Wilp. Samenvatting 106.1. Archeologie De gemeente Voorst heeft aangegeven dat niet 100 m² maar 1.000 m² van toepassingen is ter plaatse van 'Waarde - Archeologie - 4'. Reclamant verzoekt dit te bevestigen. Gezien de feitelijke situatie en de puntnotering in het midden van de onderkelderde woning geeft reclamant aan dat 'Waarde - Archeologie - 7' meer op zijn plaats is waarbij de ruime cirkel moet worden verwijderd. Tevens geeft reclamant aan dat normaal gebruik per locatie verschillend is en niet tot discussie mag leiden. 106.2. Uitloopbakken voor 'rundvee' Reclamant vraagt zich af of het aanleggen van een uitloopbak voor vee (zandbak van ± 1.000 m²) mogelijk is waarbij reclamant aangeeft dat deze gedeeltelijk buiten het bouwvlak komt te liggen. 106.3 Handhaving huidige Amvb/bestemmingsplan Reclamant gaat ervan uit dat de huidige vergunde rechten in de Amvb gehandhaafd blijven in het nieuwe bestemmingsplan. Onderdelen welke in de toekomst problemen kunnen geven mogen niet door het bestemmingsplan geweigerd kunnen worden. Als dit wel zo is maakt reclamant hier op voorhand bezwaar tegen. 106.4. Huidige bebouwing Reclamant geeft aan dat de huidige bebouwing volledig binnen het aangegeven bouwvlak valt en verzoekt, indien noodzakelijk, de aanwezige schuren duidelijker in te tekenen. 106.5. Paardenbakken agrarisch Reclamant wenst de mogelijkheid te hebben om een paardenbak aan te leggen ten behoeve van de in de nabije toekomst uit te breiden paardenhouderijtak. 106.6. Bouw nieuwe schuren Reclamant geeft aan dat het nieuwe bestemmingsplan voldoende ruimte geeft om de binnen het bouwvlak benodigde agrarische bebouwing te realiseren. Reclamant maakt op voorhand bezwaar tegen hinderlijke regelingen over dit onderwerp. 106.7. Inspraakreactie 230 1. Reclamant maakt bezwaar tegen verzoeken van derden die niet over hun of haar eigen percelen praten. 2. Reclamant maakt bezwaar tegen uitbreiding zoals door insprekers wordt verzocht en sluit zich aan bij het standpunt van de gemeente Voorst. 106.8. Lichtvervuiling Reclamant geeft aan dat de bed & breakfast aan de Oysedwarsweg 4 veel licht produceert en niet bijdraagt aan het verzoekt van de provincie rekening te houden met lichtvervuiling in het agrarisch gebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
166
Zienswijzen
Beantwoording 106.1. Archeologie In tegenstelling tot wat reclamant schrijft geldt voor het perceel 'Waarde - Archeologie - 5'. Een inventariserend archeologisch onderzoek is niet nodig, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m²; 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden. De term normaal gebruik is landelijk gezien in bestemmingsplannen een algemeen geaccepteerde term en de gemeente heeft uit de praktijk geen ervaringen dat dit tot problemen of onduidelijkheden leidt. Daarnaast is de gemeente van oordeel dat het per locatie specifieke benoemen van het normale gebruik tot verenging van de regeling leidt en in de komende planperiode tot beperkingen kan leiden. De regeling zoals nu opgenomen biedt voor de komende planperiode de gewenste flexibiliteit en derhalve ziet de gemeente geen aanleiding om de regeling aan te passen. 106.2. Uitloopbakken voor 'rundvee' De gemeente is niet bekend met het begrip 'uitloopbak voor rundvee'. De omschrijving die reclamant geeft, heeft overeenkomsten met een 'paardenbak'. Het is een omheinde zandbak waarin rundvee verblijft. Het is naar het oordeel van de gemeente een bouwwerk dat voortvloeit uit de agrarische activiteit met betrekking tot het houden van rundvee en hoeft niet geregeld te worden in de planregels. 106.3. Handhaving huidige Amvb/bestemmingsplan In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 is aan het perceel Oyseweg 3 een bouwperceel C toegekend (1 ha). In het voorliggende bestemmingsplan is aan het perceel Oyseweg 3 wederom een bouwvlak toegekend van 1 ha. De planregels van het voorliggende bestemmingsplan bieden meer mogelijkheden ten opzichte van de planregels van het geldende bestemmingsplan. De huidige vergunde rechten blijven dus gehandhaafd. 106.4. Huidige bebouwing Reclamant geeft aan dat de huidige bebouwing binnen het aangegeven bouwvlak is aangegeven. Het is daarom niet nodig om de ondergrond van het bestemmingsplan ten aanzien van dit perceel nog meer te verduidelijken. 106.5. Paardenbakken agrarisch Binnen de bestemming 'Agrarisch' is het toegestaan om binnen het bouwvlak een paardenbak aan te leggen. Via ontheffing is het mogelijk om buiten het bouwvlak een paardenbak aan te leggen, mits aansluitend aan het bouwvlak. 106.6. Bouw nieuwe schuren Wanneer reclamant nieuwe bedrijfsbebouwing wil oprichten, zal hij een omgevingsvergunning moeten aanvragen. Wanneer de aanvraag binnen de planregels past, zal vergunningverlening geen probleem zijn. 106.7. Inspraakreactie 230 Met betrekking tot inspraakreactie nummer 230 uit de nota 'Inspraak & Overleg' en ter zake van het onderwerp 'Waarde - Ecologie - EHS' heeft de gemeente geantwoord dat de begrenzing van de waarde is overgenomen uit de provinciale begrenzing van de EHS, zoals die door
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
167
de provincie is vastgesteld in 2009. In de provinciale 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' verplicht de provincie de gemeenten om de EHS in de bestemmingsplannen te beschermen en daarbij is de provinciaal vastgelegde grens van de EHS het uitgangspunt. Er wordt gewerkt aan herijking van de EHS. Deze zal definitief zijn weerslag krijgen in de nieuwe provinciale structuurvisie. Tot dat moment geldende de bestaande EHS-kaarten die behoren bij het provinciale besluit tot begrenzing van de EHS uit 2009. De gemeente kan echter niet voorkomen dat burgers een verzoek richten tot de provincie om wijziging aan te brengen in de begrenzingen. 106.8. Lichtvervuiling Het bouwwerk waar reclamant op doelt, is op legale wijze tot stand gekomen. Daarmee is ook aanvaard dat verlichting vanuit het bouwwerk zichtbaar zal zijn. Van noemenswaardige 'lichtvervuiling' is naar het oordeel van de gemeente geen sprake. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
168
Zienswijzen
107. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Voorsterklei 14. Samenvatting Reclamanten maken bezwaar tegen het feit dat de paardenstal op het naast gelegen perceel (gedeeltelijk) afgebroken moet worden en verzoeken dat de huidige bebouwing kan blijven bestaan. De (gedeeltelijke) sloop draagt namelijk niet bij aan een landschappelijke verbetering van de situatie. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is de locatie Voorsterklei 16 voorzien van de bestemming 'Wonen'. Daarmee is de bestemming gehandhaafd zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is toegekend. De bestemming biedt de ruimte voor een woning en bijgebouwen met een totale maximale oppervlakte van 100 m². In het concrete geval kan met toepassing van de zogenaamde saneringsregeling nog worden ingezet op bijna het dubbele aan m² bijgebouwen (circa 190 m²). De totale omvang aan bijgebouwen betreft/betrof circa 500 m². Het is naar het oordeel van de gemeente in strijd met de beleidskaders om daaraan medewerking te verlenen bij een bestemming 'Wonen'. Omschakeling naar een agrarische bestemming past niet binnen de algemene gemeentelijke beleidslijn, maar is vooral voor de specifieke situatie ruimtelijk niet haalbaar. Als algemene beleidslijn voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied geldt dus dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet mogelijk wordt gemaakt. Deze beleidslijn is opgenomen in de toelichting van het nieuwe (ontwerp)bestemmingsplan Buitengebied. Deze beleidslijn wordt al geruime tijd toegepast. Het uitgangspunt is dat er voldoende locaties met agrarische bestemmingen beschikbaar zijn en er zullen vanwege het aantal stoppende agrariërs nog voldoende locaties beschikbaar komen. Het vestigen van nieuwe agrarische locaties zal naar het oordeel van de gemeente bijdragen aan de verstening van het buitengebied en dat is vanuit het algemene beleid niet wenselijk. In de concrete situatie is toch gekeken of voor het perceel in kwestie een ontwikkeling naar een agrarische bedrijfsbestemming (paardenhouderij) nog een denkbare oplossingsrichting had kunnen zijn.. Dat behoort echter niet tot de reële mogelijkheden, gelet op de milieuregelgeving. Volgens het Besluit Landbouw milieubeheer is nieuwsvestiging van een paardenhouderij op een afstand van minder dan 50 m ten opzichte van een agrarische bedrijfswoning van derden niet aan de orde. In dit geval is sprake van een afstand van circa 25 m of mogelijk zelfs nog korter. Van (relevante) bestaande (milieu)rechten in de zin van het Besluit Landbouw milieubeheer is geen sprake. Alleen al vanwege die beperking is naar het oordeel van de gemeente een traject naar een bestemmingsherziening (paardenfokkerij) in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De omstandigheid dat paardenhouderijen/-fokkerijen goed kunnen passen in het buitengebied, doet daar niet aan af. Het is (inderdaad) zo dat er (veel) meer agrarische bedrijven stoppen, dan er bij komen, zodat er onder andere ook veel meer ammoniak verdwijnt uit het gebied. Maar de ammoniakuitstoot is ter plaatse niet de direct belemmerende factor die aan een bestemmingsplantechnische inpassing van het perceel als paardenhouderij in de weg staat. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
169
108. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Broekhuizerstraat 10 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt de noordgrens van het bouwvlak te verschuiven zodat het in 2011 gerealiseerde bijgebouw/theehuis binnen het bouwvlak valt. Op bijgevoegde tekening heeft reclamant de locatie van het bijgebouw/theehuis aangegeven. Beantwoording Vastgesteld wordt dat voor het perceel Broekhuizerstraat 10 de vergunning voor de bouw van een bijgebouw/theehuis niet in het bestemmingsplan is verwerkt. Dit zal alsnog worden gedaan door het bijgebouw/theehuis op te nemen binnen het bouwvlak. Dit betekent dat het bouwvlak niet over de gehele breedte wordt vergroot zoals reclamant verzoekt. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
170
Zienswijzen
109. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Middendijk 10a te Nijbroek. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten voor toekomstige ontwikkelingen. Dit jaar zal vergunning aangevraagd worden voor de bouw van een nieuwe jongvee-/schapenstal om al het jong vee naar de thuislocatie te kunnen halen. Daarnaast is de wens het aantal schapen uit te breiden waarvoor ruimte in de nieuwe stal noodzakelijk is. Met de bouw van deze stal is er geen ruimte meer over voor overige ontwikkelingen. Terwijl, na het vervallen van de melkquota in 2015, vergunning aangevraagd zal worden voor de bouw van een nieuwe ligboxenstal en er door de uitbreiding ook nieuwe voeropslagen gerealiseerd moeten worden. In een bijgevoegd figuur heeft reclamant het gewenste bouwvlak aangegeven. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Reclamant heeft in 2010 tijdens het zogenaamde tafeltjesoverleg al aangegeven, dat hij zijn bedrijf aan de Middendijk 10a fors wil uitbreiden. In zijn zienswijze geeft hij wederom aan dat hij een nieuwe ligboxenstal wil bouwen geschikt voor 200 melkkoeien. Reclamant heeft een tweede bedrijfslocatie aan de Beentjesweg 3. De agrarische activiteiten zullen van die locatie worden verplaatst naar Middendijk 10a. Bij nader inzien is de gemeente van oordeel dat het bouwvlak, zoals dat in het ontwerpbestemmingsplan is aangegeven, niet toereikend zal zijn om deze plannen te kunnen uitvoeren. Mede gezien de functies in de directe omgeving van het bedrijf, is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om een ruimer bouwvlak aan te geven. Overigens moet worden opgemerkt dat via afwijking kuilvoeropslag buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, mogelijk is. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
171
110. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Beentjesweg 3 te Nijbroek. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten zodat de ontwikkeling van een volwaardig agrarisch bedrijf mogelijk is. Tevens verzoekt reclamant de aanduiding 'klein agrarisch bedrijf' te verwijderen aangezien in het bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om een klein agrarisch bedrijf te wijzigen in een gewoon agrarisch bedrijf. In een bijgevoegd figuur heeft reclamant het gewenste bouwvlak aangegeven. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. In het voorontwerpbestemmingsplan was voor het perceel Beentjesweg 3 de bestemming 'Wonen' aangegeven. Reclamant heeft in een inspraakreactie aangegeven, dat hij de agrarische bestemming op deze locatie gehandhaafd zou willen zien. Aan deze inspraakreactie is gehoor gegeven en in het ontwerpbestemmingsplan is een agrarisch bouwvlak aangegeven met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf (sa-klab)'. De aanduiding (sa-klab) komt overeen met de bestemming 'Agrarisch cultuurgebied met bouwperceel A' uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996. De oppervlakte van het bouwvlak (sa-klab) bedraagt 2.500 m². Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
172
Zienswijzen
111. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Woudweg 1b te Teuge. Samenvatting Reclamant geeft aan dat de toegezegde uitbreiding van zijn glasopstanden tot 3.800 m² niet mogelijk is aangezien voor het bedrijf in het huidige bestemmingsplan uitbreiding van glas tot ten hoogste 20% van het bestaande oppervlak (7.000 m²) mogelijk is. Omdat voor de bestemmingsplanwijziging, gericht op de uitbreiding van het glas tot 3.800 m² diverse onderzoeken zijn uitgevoerd en kosten zijn gemaakt, verzoekt reclamant het bestemmingsplan te wijzigen. Beantwoording Op 31 mei 2010 is voor het glastuinbouwbedrijf van reclamant een bestemmingsplan vastgesteld. Daarin is bepaald dat het bedrijf 10.800 m² mag bebouwen ten behoeve van kassen, waaronder ook begrepen ruimten voor personele voorzieningen, oppotruimte, voorraadruimte en verwerkingsruimte. Tot op heden heeft reclamant deze uitbreidingsruimte niet benut. Er is op dit moment 7.600 m² aan kassen aanwezig. De oppervlakte van overige bedrijfsgebouwen bedraagt circa 450 m². In het voorliggende bestemmingsplan wordt ervan uitgegaan dat er 7.600 m² aan glasopstanden aanwezig is en dat conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland 20% (1.520 m²) glasopstand bijgebouwd mag worden. De oppervlakte van overige bedrijfsbebouwing mag 1.000 m² bedragen. Dit betekent dat de totale bebouwing 7.600 + 1.520 + 1.000 = 10.120 m² kan bedragen. Hiermee worden op passende wijze ruimtelijke mogelijkheden geboden. Er kan door de provincie ontheffing worden verleend van de maximaal te bebouwen oppervlakte indien kan worden aangetoond: a. dat de uitbreiding zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde gebiedskwaliteiten van natuur, landschap en water; b. dat de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf; en c. dat verplaatsing naar een concentratiegebied glastuinbouw dan wel een regionaal cluster glastuinbouw financieel niet mogelijk is. De ontheffing zal bij de provincie moeten worden aangevraagd. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
173
112. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Basseltlaan 21 te Twello. Samenvatting Reclamant verzoekt het gehele perceel te voorzien van de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Bos' te verwijderen. In het geldende plan is geen sprake van bos en het is ook nooit bos geweest. In het verleden zijn op de betreffende gronden kerstbomen geteeld maar de gronden zijn nu in gebruik als (sier)tuin. Beantwoording Reclamant veronderstelt dat een deel van zijn terrein aan de Basseltlaan 21 is bestemd als 'Bos'. Echter, naar aanleiding van zijn inspraakreactie is de verbeelding al aangepast en is voor het hele terrein behorend bij Basseltlaan 21 de bestemming 'Wonen' toegekend. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
174
Zienswijzen
113. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Verlengde Broekstraat 3 te Klarenbeek. Samenvatting 113.1. Aanduiding 'intensieve veehouderij' Het bedrijf beschikt over een geldende vergunning Wet milieubeheer op basis waarvan in de huidige situatie grotendeels sprake is van een intensieve veehouderij. Conform het geldende plan en het voorontwerpbestemmingsplan verzoekt reclamant het bouwvlak te voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij'. 113.2. Uitbreiding intensieve veehouderij Reclamant geeft aan dat het niet mogen uitbreiden van de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij (artikel 3.2.1) in tegenspraak is met de beantwoording van de inspraakreactie. 113.3. Bouwvlak Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten teneinde de bouw van een nieuwe stal mogelijk te maken. Reclamant geeft aan dat vergroting naar 2 ha, waarvan 0,5 ha voorzien kan worden van de specifieke bouwaanduiding 'kuilvoerplaat' noodzakelijk is. Het gedeelte waar de nieuwe stal gepland is, hoeft niet voorzien te worden van de aanduiding 'intensieve veehouderij'. In een bijgevoegd figuur heeft reclamant het gewenste bouwvlak aangegeven. Beantwoording 113.1. Aanduiding 'intensieve veehouderij' Het perceel Verlengde Broekstraat 3 ligt in het verwevingsgebied, zoals opgenomen in het Reconstructieplan Veluwe. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de intensieve veehouderijbedrijven in het verwevingsgebied niet meer van een aparte aanduiding voorzien. De regels van het bestemmingsplan zijn namelijk opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet, opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 44 zijn de regels vanuit het Reconstructieplan Veluwe opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder a is geregeld dat gronden met deze aanduiding tevens bestemd zijn voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in een intensieve veehouderij. Omdat deze regels een aanvulling vormen op hetgeen in artikel 3 is bepaald, is op elk agrarisch bouwvlak met deze gebiedsaanduiding een intensieve veehouderij toegestaan. De gemeente is van oordeel dat de rechtszekerheid hiermee niet in het geding komt. Wel zal de gemeente, om onduidelijkheden te voorkomen, de bepaling in artikel 44 lid 44.6.1 aanpassen en als volgt formuleren: a. gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn, ongeacht het bepaalde in artikel 3 lid 3.1 onder d, tevens bestemd voor de uitoefening van een intensieve veehouderij. Dat in artikel 3.1 verwezen wordt naar de aanduiding intensieve veehouderij komt omdat deze nog steeds aan de orde is in de extensiveringsgebieden. 113.2. Uitbreiding intensieve veehouderij Het perceel Verlengde Broekstraat 3 ligt in het verwevingsgebied zoals opgenomen in het Reconstructieplan Veluwe. De regels van het bestemmingsplan zijn opgesteld conform de Handleiding 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008'. Conform deze Handleiding worden regels, die voortvloeien uit de Reconstructiewet opgenomen in een gebiedsaanduiding. In artikel 3.2.1 onder 'f' van de planregels is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' de bestaande oppervlakte van de bestaande bebouwing niet mag toenemen. In artikel 44 zijn aanvullend de betreffende regels opgenomen. In artikel 44 lid 44.6.1 onder b is geregeld dat uitbreiding van bebouwing voor intensieve veehouderij of
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
175
een intensieve veehouderijtak is toegestaan tot ten hoogste 1 ha. De veronderstelling van reclamant dat er niet uitgebreid mag worden ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is, gezien de ligging in het verwevingsgebied niet juist. 113.3. Bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Het bedrijf aan de Broekstraat 3 is een gemengd bedrijf. Naast een varkenshouderij is er ook een melkveehouderij. De melkveehouderij zal in de nabije toekomst uitgebreid worden. Bij nader inzien is de gemeente van oordeel dat het in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen bouwvlak hiervoor ontoereikend is. Uitbreiding van het bouwvlak is naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk. Bij het indienen van eventuele bouwplannen zal erop toegezien worden, dat de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing ten behoeve van de intensieve veetak niet boven de 1 ha uitkomt. Indien uitbreiding van de intensieve veehouderijtak boven de 1 ha gewenst is, dient gebruikgemaakt te worden van de wijzigingsbevoegdheid (artikel 44.6.2). Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de regels en verbeelding worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
176
Zienswijzen
114. De zienswijze heeft betrekking op het voormalig MOB-complex Zuid aan de Rijksstraatweg te Teuge. Samenvatting 114.1. Bestemming Reclamant geeft aan dat het militaire terrein al 15 jaar niet meer in gebruik is voor de functie 'Militaire doeleinden'. Op dit moment wordt gekeken naar de mogelijkheden om het terrein een geschikte invulling te geven. Omdat de bestemming geenszins meer in overeenstemming is met het huidige gebruik, verzoekt reclamant een bestemming op te nemen die de herontwikkeling niet belemmert. 114.2. Bestemmingsvlak Reclamant geeft aan dat het bestemmingsvlak, zoals opgenomen in het ontwerp, kleiner is dan het bestemmingsvlak uit het geldende plan. Reclamant verzoekt de mogelijkheden voor herontwikkeling op voorhand niet te beperken en derhalve de bestaande bestemmingsgrenzen uit het geldende bestemmingsplan over te nemen. Beantwoording 114.1. Bestemming Het is bekend dat het MOB-complex aan de zuidzijde van de Rijksstraatweg in Teuge niet meer voor militaire doeleinden in gebruik is. Het terrein is in particuliere handen. De gemeente heeft tot op heden geen initiatief genomen om een andere invulling te geven aan het terrein bij afwezigheid van een particulier initiatief hiertoe. . Handhaving van de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire zaken' is naar het oordeel van de gemeente in de gegeven situatie voor de hand liggend. Nieuwe initiatieven kunnen slechts mogelijk worden gemaakt via een zelfstandige planologische procedure. 114.2. Bestemmingsvlak Reclamant merkt (terecht) op dat het aangegeven bestemmingsvlak 'Maatschappelijk - Militaire zaken' kleiner is dan het bestemmingsvlak 'Militaire doeleinden' zoals dat in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 is aangegeven. Om bestaande rechten te continueren zal de verbeelding worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
177
115. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Buddezand 6. Samenvatting Naar aanleiding van de inspraakreactie zijn enkele gronden niet van 'Agrarisch' naar 'Bos' maar naar 'Natuur' gewijzigd. Reclamant verzoekt 2 delen van deze gronden niet te wijzigen in 'Natuur' maar te voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Op het eerste deel is een minicamping gepland die niet is toegestaan binnen 'Natuur'. Het tweede deel moet 'Agrarisch' blijven vanwege kleinschalige bijzondere (fruit)bomen en plantenkwekerij die nu nog kleinschalig is maar een meer professioneel karakter moet krijgen. In overleg met de gemeente zijn gronden aangewezen die 'Natuur' kunnen krijgen zodat alles een prachtig geheel wordt. Voor de duidelijkheid heeft reclamant een figuur bij de zienswijze gevoegd. Beantwoording In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 is het gehele perceel van reclamant aangeduid met de bestemming 'Agrarisch cultuurgebied'. Reclamant heeft op zijn perceel singels aangeplant. Deze singels vormen naar het oordeel van de gemeente thans waardevolle elementen in het Fliertdal die in stand gehouden zouden moeten worden. In het ontwerpbestemmingsplan is daarom aan enkele delen van het perceel de bestemming 'Natuur' toegekend. Reclamant stemt in met deze bestemming. Reclamant wil in de nabije toekomst een minicamping exploiteren en een 'hobbymatige' kwekerij in bijzondere planten en vraagt daarom enige aanpassing van de bestemmingsgrenzen. De gemeente is van oordeel dat er geen ruimtelijke bezwaren zijn tegen de door reclamant verzochte aanpassing van de bestemmingsgrenzen. Daarbij is rekening gehouden met de belangen van het naastgelegen landgoed 'Nieuw Bellinkhof'. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
178
Zienswijzen
116. Samenvatting Reclamant verzoekt de ontwikkeling van 3 meestromende nevengeulen in het bestemmingsplan mogelijk te maken. De locaties hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Over het algemeen kunnen de geulen aangemerkt worden als waterstaatkundige functie maar hebben natuurontwikkeling als hoofddoel. Indien dit niet past binnen de huidige bestemming, verzoekt reclamant de bestemming te wijzigen. Reclamant heeft ter verduidelijking een kaart meegestuurd waarop de beoogde locaties zijn aangegeven. Beantwoording De bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' is opgenomen als dubbelbestemming in het kader van Ruimte voor de rivier. Vanwege het hoofddoel natuurontwikkeling is de bestemming 'Natuur' de meest passende bestemming voor de nevengeulen. Voor bestemmingswijziging naar de bestemming 'Natuur' geldt dat dit alleen mogelijk is indien er geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen. Omdat dit naar het oordeel van de gemeente niet het geval is, zal de bestemming worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
179
117. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Hildestraat 11 te Wilp. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak, zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, te vergroten en gedeeltelijk van vorm te veranderen. In de feitelijke situatie is het aangegeven bouwvlak volgebouwd (de ondergrond doet anders lijken) waardoor geen ruimte meer is voor toekomstig uitbreiding. Daarnaast ligt het bouwvlak te dicht tegen het bouwvlak van de buren waardoor daar, gezien de milieuafstanden, nooit gebouwd kan worden. Ter verduidelijking heeft reclamant een figuur met daarop het gewenste bouwvlak mee gestuurd. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Het agrarische bedrijf van reclamant heeft onlangs een behoorlijke groei doorgemaakt. Het is naar het oordeel van de gemeente aannemelijk dat het bedrijf in de komende tijd nog verder zal doorgroeien. Dit heeft tot gevolg dat er bedrijfsgebouwen bijgebouwd zullen worden. Uit ruimtelijke overwegingen is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om het aangegeven bouwvlak te verruimen overeenkomstig de wens van reclamant. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
180
Zienswijzen
118. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Zwarte Kolkstraat 58 te Wilp-Achterhoek. Samenvatting Reclamanten verzoeken het bouwvlak, zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, van vorm te veranderen. De nieuwe vorm zorgt voor een mooier resultaat qua aanzicht bij de bouw van een nieuwe schuur. Beantwoording Reclamanten hebben de bebouwing aan de Zwarte Kolkstraat 58 vernieuwd. Reclamanten hebben plannen om nog een schuur te bouwen nabij de reeds vernieuwde schuur. Het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' is evenwel niet toereikend. Een verschuiving van het vlak overeenkomstig het verzoek van reclamanten leidt naar het oordeel van de gemeente niet tot ongewenste ontwikkelingen en vormt geen belemmering voor andere functies in de directe omgeving. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
181
119. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Zutphenseweg 4b/6 en naastgelegen percelen te Klarenbeek. Samenvatting 119.1. Bouwplannen Reclamant refereert aan een gesprek dat heeft plaatsgehad in het gemeentehuis over de uitbreidingsplannen van reclamant. 119.2. Gebruiks- en pakhoogten Reclamant verzoekt de gebruiks- en pakhoogten, zoals opgenomen in een door de gemeente geproduceerd plattegrond, op te nemen in het bestemmingsplan. Het betreft de hoogte van de 5 m-gebieden. 119.3. Hoogtes Reclamant verbaast zich over het feit dat de 3 m-gebieden teniet worden gedaan aangezien voor zijn gehele terrein een hoogte van 4 m is toegestaan. Zeker gezien de planschadeclaim van de eigenaar van het aangrenzende perceel, waarin geld is uitbetaald omdat een pakhoogte van 3 m uitzicht belemmerend zou zijn terwijl voor het aangrenzende perceel nu ook een pakhoogte van 4 m van toepassing is. 119.4. Onttrekking gebruik Reclamant geeft aan dat de gemeente betaald heeft voor het onttrekken aan gebruik van een strook van ± 10 m breed. Reclamant verzoekt dit in dit bestemmingsplan te handhaven. 119.5. Tweede bedrijfswoning Reclamant geeft aan dat de gemeente in twijfel trekt of op het aangrenzende perceel sprake is van 3 woningen. Dit moet gezien worden in samenhang met het tenietdoen van een woonbestemming op de samengevoegde percelen Zutphenseweg 4B en 6. Ten aanzien van deze samengevoegde percelen stelt reclamant dat de gemeente heeft aangegeven dat het onmogelijk is om twee bedrijfswoningen op 1 perceel te realiseren. Reclamant verzoekt het onjuiste besluit ten aanzien dit onderwerp opnieuw te beoordelen. 119.6. Perceel familie Hofman Reclamant geeft aan bewaar te maken tegen de bestemming op van het perceel van familie Hofman. Reclamant verzoekt de thans aanwezige activiteiten, bebouwing en gebruik vast te leggen en beperking van uitbreiding te regelen. 119.7. Ontwikkelingen Reclamant maakt bezwaar tegen het feit dat de gemeente al tijden op de hoogte was van de ontwikkelingen en er gesprekken zijn gevoerd over de verzoeken en in de inspraaknota is opgenomen dat voor de ontwikkelingen alsnog een afzonderlijke procedure doorlopen moet worden. Beantwoording 119.1. Bouwplannen Reclamant heeft op 31 oktober 2011 zijn bouwplannen met de gemeente besproken. De bouwplannen passen niet in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 en ook niet in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. De bouwplannen behelzen een forse uitbreiding van de bebouwing. In dat gesprek is door de gemeente aangegeven dat grootschalige ontwikkelingen niet in het ontwerpbestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. De plannen zijn
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
182
Zienswijzen
ook in strijd met de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Onder voorwaarden kan hiervan echter worden afgeweken. Maar daarvoor is wel instemming van Gedeputeerde Staten van Gelderland nodig. Reclamant is door de gemeente geadviseerd om een apart verzoek te richten aan de gemeente, waarbij dit verzoek op zijn merites zal worden beoordeeld. Tot op heden heeft reclamant dit verzoek niet ingediend. 119.2. Gebruiks- en pakhoogten Reclamant refereert aan afspraken die gemaakt zijn tussen gemeente, reclamant en direct omwonenden. Reclamant mag op bepaalde delen van zijn terrein materiaal opslaan met een stapelhoogte van 5 m en op andere delen een stapelhoogte toepassen van 3 m. Dit is een unieke situatie in de gemeente Voorst. Strikte toepassing van de planregels leidt naar het oordeel van de gemeente enerzijds tot een beperking en anderzijds tot een verruiming, omdat de planregels een stapelhoogte toestaan van maximaal 4 m. Om recht te doen aan de destijds gemaakte afspraken in de overeenkomst, zal de verbeelding worden aangepast en zal met een aanduiding worden aangegeven, waar in afwijking van de toegestane stapelhoogte van 4 m, een stapelhoogte van 3 m dan wel 5 m is toegestaan. Overigens is voor een deel van het terrein wél ook de nu gangbaar toegestane stapelhoogte van 4 m van toepassing. 119.3. Hoogtes Zoals in onderdeel 119.2 is aangegeven is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om de 'private overeenkomst' te vertalen in het bestemmingsplan. Dit heeft wel als consequentie dat ook de stapelhoogte in het zogenaamde 3 m-gebied zal worden overgenomen. 119.4. Tweede bedrijfswoning De gemeente trekt niet in twijfel dat er op het aangrenzende perceel sprake is van bewoning door 3 gezinnen. In het bestemmingsplan wordt aangegeven dat er twee woningen aanwezig mogen zijn. Dat er in één van deze twee woningen twee gezinnen wonen, heeft geleid tot het toekennen van een extra (adres)nummer. Op de samengevoegde percelen Zutphenseweg 4B en 6 is naar het oordeel van de gemeente geen sprake geweest van tenietdoen van een woonbestemming. Nummer 4B staat voor het bedrijfsgebouw van reclamant en nummer 6 voor de aanwezige woning. Weliswaar was er in het verleden ter plaatse van de huidige woning sprake van een woonboerderijtje met een inwoningssituatie, maar van 2 woonbestemmingen was zeker geen sprake. De gemeente hanteert als uitgangspunt dat binnen de bestemming 'Bedrijf' geen twee bedrijfswoningen worden toegestaan. Wanneer er al twee legale woningen aanwezig zijn, dan zal dit worden gerespecteerd en in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Van een aanwezige tweede bedrijfswoning is in dit geval naar het oordeel van de gemeente geen sprake. 119.5. Perceel familie Hofman Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit geldt ook voor het perceel in kwestie. Anders dan aan het perceel van reclamant is aan het perceel van de familie Hofman een algemene bedrijfsbestemming toegekend. Dat betekent dat er bedrijvigheid in de categorie 1 en 2 is toegestaan. Het huidige bedrijf valt daaronder. Alleen bestaande bedrijven met een hogere categorie zoals het bedrijf van reclamant hebben een specifieke aanduiding gekregen. Dit betekent dat ter plaatse de specifiek aangeduide bedrijvigheid is toegestaan, maar óók een bedrijvigheid in de categorie 1 en 2.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
183
119.7. Ontwikkelingen Feitelijk is dit een herhaling van de onder punt 119.1 genoemde zienswijze. Volstaan wordt met te verwijzen naar het standpunt genoemd onder 119.1. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding en regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
184
Zienswijzen
120. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Tiendijkenseweg 2 te Teuge. Samenvatting 120.1. Paardenfokkerij Reclamant geeft aan dat in de inspraakreactie is beantwoord dat de agrarische bestemming behouden moet blijven ten behoeve van een productiegerichte paardenhouderij. Reclamant geeft aan dat er geen paarden gehouden worden om producten te produceren maar dat er enkel paarden gefokt en afgericht worden. Reclamant verzoekt een dubbelbestemming paardenfokkerij op te nemen en gaat ervan uit dat het africhten van paarden binnen past binnen de subbestemming paardenfokkerij. 120.2. Ganzevlesweg 12 Reclamant geeft aan dat het perceel Ganzevlesweg ten onrechte voorzien is van de bestemming 'Wonen'. Reclamant verzoekt de bestemming te wijzigen in 'Agrarisch' dan wel het bouwvlak te verkleinen zodat de woning buiten de stankcirkel van het bedrijf komt te liggen. Tevens verzoekt reclamant handhavend op te treden tegen het strijdige gebruik en dit zeker niet te legaliseren aangezien hiermee een nieuwe geluids- en geurgevoelig object gecreëerd wordt te midden van allemaal agrarische bedrijven. 120.3. Recreatief medegebruik percelen Reclamant geeft aan dat artikel 3.1 lid t, u en v en lid 3.5.2, 24.1 lid c en d en lid 24.6.2 te ruime mogelijkheden biedt. Als deze activiteiten, in lijn der verwachting, gaan plaatsvinden op het perceel Ganzevlesweg 12 wordt dit ervaren als ernstige aantasting van de privacy, wordt de bedrijfsvoering geschaad en brengen de mogelijkheden extra verkeers- en geluidshinder met zich mee. Reclamant verzoekt de genoemde mogelijkheden te verwijderen. Beantwoording 120.1. Paardenfokkerij In tegenstelling tot hetgeen reclamant schrijft is in zijn inspraakreactie en in de beantwoording daarvan met geen woord gesproken over een productiegerichte paardenhouderij. In het antwoord op zijn inspraakreactie is door de gemeente de conclusie getrokken dat de bedrijfsmatige activiteiten van zijn cliënt voldoende aanleiding zijn om een agrarisch bouwvlak aan te geven aan het perceel Tiendijkenseweg 2 in Teuge met de 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' (sa-klab). Binnen deze bestemming is een productiegerichte paardenhouderij toegestaan. Onder productiegerichte paardenhouderij wordt verstaan: een grondgebonden agrarische functie die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt. Met de producten wordt bedoeld de veulens die worden voortgebracht door de aanwezige fokmerries. Het aangeven van een dubbelbestemming 'paardenfokkerij' voegt naar het oordeel van de gemeente niets toe. 120.2. Ganzevlesweg 12 Zoals in het antwoord op zijn inspraakreactie door de gemeente is aangegeven is het agrarische bedrijf aan de Ganzevlesweg 12 opgehouden te bestaan. Het bedrijf is verplaatst. Het staat naar het oordeel van de gemeente vast dat op het perceel Ganzevlesweg 12 geen agrarisch bedrijf meer wordt gevestigd. De bestemming 'Wonen' is daarom terecht opgenomen. Op dit moment bedraagt de afstand tussen de woning Ganzevlesweg 12 en de grens van het bouwvlak van reclamant ruim 100 m en daarmee ligt deze woning ver uit de stankcirkel van het bedrijf van reclamant. Het bouwvlak behorend bij Ganzevlesweg 12 biedt in principe de mogelijkheid dat de woning kan worden verplaatst en daarmee wel binnen de
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
185
stankcirkel komt te liggen. Om dit te voorkomen zal het bouwvlak van het perceel Ganzevlesweg 12 worden verkleind. 120.3. Recreatief medegebruik percelen De door reclamant aangehaalde artikelen hebben betrekking op de recreatieve activiteiten, zoals bed & breakfast, kleinschalig kamperen en nevenfuncties. Deze ontwikkelingen zijn alleen mogelijk wanneer er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer, er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein, de activiteiten niet leiden tot belemmering voor de omliggende functies en de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast. Vastgesteld wordt dat er wordt gewerkt aan plannen voor de gronden gelegen op het erf aan de Ganzevlesweg 12 en de gronden die behoorden bij het voormalige agrarische bedrijf. Voor (een gedeelte van) deze gronden zal een afzonderlijke planologische procedure worden gestart. Bij de invulling van de plannen zal door de gemeente rekening worden gehouden met de wettelijk te hanteren afstanden vanaf het bedrijf van cliënt van reclamant tot nieuwe stankgevoelige functies, zoals woningen, zodat reclamant niet belemmerd wordt in zijn bedrijfsvoering. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
186
Zienswijzen
121. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Ganzevlesweg 12. Samenvatting 121.1. Ganzevlesweg 12 Reclamant geeft aan dat bekend is geworden dat de gemeente niet verder in onderhandeling treedt met de heer en mevrouw Buitenhuis omdat het niet in het belang van de gemeente is dat zij daar hun activiteiten kunnen uitoefenen. Tevens geeft reclamant aan dat de gemeente te kennen heeft gegeven niet te zien in oponthoud wat dit teweeg zal brengen. Reclamant verzoekt deze toezegging op papier te willen zien. 121.2 Recreatief medegebruik percelen wonen Reclamant geeft aan dat lid 24.1 sub c en d en lid 24.6.2 te ruime mogelijkheden biedt. Als deze activiteiten, in lijn der verwachting, gaan plaatsvinden op het perceel Ganzevlesweg 2 wordt een explosie van recreatief gebruik in samenhang met campings in het buitengebied voorzien die garant staan voor visuele vervuiling. Ook het wegennet is hier onvoldoende op toegerust. Reclamant verzoekt de genoemde mogelijkheden niet op te nemen binnen de bestemming 'Wonen' 121.3 Recreatief medegebruik percelen agrarisch Reclamant geeft aan dat lid 3.1 lid t, u en v en lid 3.5.2 te ruime mogelijkheden biedt. Indien de gemeente van mening is dat de bestemming 'Agrarisch' beter passend is bij het perceel Ganzevlesweg 12 dan verzoekt reclamant de genoemde bepalingen niet op te nemen in de bestemming 'Agrarisch'. Beantwoording 121.1 Ganzevlesweg 12 De gemeente Apeldoorn is eigenaar van het erf Ganzevlesweg 12 en de bijbehorende gronden. Zij is ook in onderhandeling met potentiële kopers, de heer en mevrouw Buitenhuis. Tijdens een informatieavond voor de buurt is gebleken dat een aantal mensen uit de buurt het oprichten van een minicamping op en aansluitend aan het erf bezwaarlijk vindt. De gemeente Apeldoorn heeft naar aanleiding daarvan richting de heer en mevrouw Buitenhuis aangegeven, dat zij een ontwikkeling van een minicamping als onderdeel van hun geplande activiteiten moeten laten vallen. Zij zijn nu de haalbaarheid van hun plannen aan het onderzoeken. Het is de gemeente Apeldoorn die zich heeft uitgesproken over het laten vervallen van een minicamping en niet de gemeente Voorst. Voor een schriftelijke vastlegging hiervan zal reclamant zich moeten wenden tot de gemeente Apeldoorn. 121.2 Recreatief medegebruik percelen wonen Voor het perceel Ganzevlesweg 12 en de bijbehorende gronden worden erfinrichtings- en landschapsplannen opgesteld op grond waarvan de landschappelijke kwaliteiten worden verbeterd. Ook aan nieuwe gebouwen zullen hoge beeldkwaliteitseisen worden gesteld. Uitgangspunt is een verbetering van de visuele kwaliteit van het erf en de omgeving. De nieuwe ontwikkelingen op het perceel Ganzevlesweg 12 en de bijbehorende gronden zullen in een afzonderlijk bestemmingsplan worden opgenomen. Daarbij zal ook aandacht worden geschonken aan de verkeersaspecten. Tijdens de procedure van dat bestemmingsplan kan gericht gereageerd worden op de nieuwe ontwikkelingen die dan op de betreffende gronden mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan biedt, evenals in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996, mogelijkheden met betrekking tot recreatieve ontwikkelingen (bed & breakfast bij recht en
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
187
minicamping via een afwijking) binnen de bestemming 'Wonen'. Daarbij geldt echter de voorwaarde dat de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en dat parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden. Bovendien geldt met betrekking tot minicampings, dat de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast. Daarnaast moet worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing. Er is naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding om dit beleid te wijzigen. 121.3. Recreatief medegebruik percelen agrarisch Het bestemmingsplan biedt, evenals in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996, mogelijkheden met betrekking tot recreatieve ontwikkelingen (bed & breakfast bij recht en minicamping via een afwijking) binnen de bestemming 'Agrarisch'. Daarbij geldt echter de voorwaarde dat de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en dat parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden. Bovendien geldt met betrekking tot minicampings, dat de bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast. Daarnaast moet worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing. Er is naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding om dit beleid te wijzigen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
188
Zienswijzen
122. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kleine Enkweg 4 te Voorst. Samenvatting Reclamant wil met betrekking tot de bestemming 'Bedrijf' voor het perceel Kleine Enkweg 4 het volgende inbrengen. 1. Door middel van de aanduiding 'sb-gwv' op de plankaart is het grootste deel van het perceel bestemd voor goederenwegvervoerbedrijf. De feitelijke situatie is echter dat het bedrijf staat ingeschreven als import-/exportgroothandel voor vrachtauto's. Deze werkzaamheden vormen de kern van de bedrijfsvoering. Verzocht wordt de plankaart en in bijlage 3 de aanduiding 'sb-gwv' te vervangen door de aanduiding 'sb-gva' te weten groothandel in vrachtauto's, inclusief import/export, vervoer en reparatie, overeenkomend met SBI-code 501. 2. Teneinde de bouw van een derde bedrijfshal mogelijk te maken verzoekt reclamant de mogelijkheid te bieden voor een hoger maximaal bebouwd bedrijfsvloeroppervlak (=/300 à 400 m² extra). 3. Voor de situering van een bedrijfswoning wordt verzocht het bestemmingsvlak iets te vergroten door de noordgrens van de uitstulping met 5 m richting de Kleine Enkweg te verleggen. Beantwoording 1. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 heeft het perceel de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' met de aanduiding 'transportbedrijf'. In het onderhavige bestemmingsplan is deze bestemming gecontinueerd. Het perceel is voorzien van de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijf'. In de artikel 30-herziening is de aanduiding voor dit perceel gewijzigd. Vastgesteld wordt dat per abuis deze wijziging niet is doorgevoerd in het voorliggende bestemmingsplan. Dit zal alsnog worden gedaan. 2. In bijlage 3 van de regels is opgenomen dat het toegestane oppervlakte bebouwing op het perceel Kleine Enkweg 4 ten hoogste 695 m² bedraagt. Bij het bepalen van deze oppervlakte is rekening gehouden met de geldende rechten en is aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Volgens deze verordening mag het bebouwd oppervlak met 20% uitgebreid worden mits het totale bebouwde oppervlak na uitbreiding niet meer bedraagt dan 375 m². Omdat ter plaatse van de Kleine Enkweg 4 reeds meer bebouwing aanwezig is dan 375 m² is het toestaan van meer bebouwing naar het oordeel van de gemeente niet mogelijk. 3. Reclamant verzoekt het bouwvlak met 75 m² te vergroten. Omdat het maximum bebouwd oppervlak aan bebouwing is vastgelegd in de regels leidt de bouwvlakvergroting niet tot extra mogelijkheden ten aanzien van het bebouwde oppervlakte. Omdat er landschappelijk geen bezwaren zijn en het om een geringe uitbreiding gaat, heeft de gemeente geen bezwaar tegen de uitbreiding. Het bouwvlak zal conform het verzoek worden aangepast. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels en de verbeelding worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
189
123. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oolmansweg 5 te Wilp. Samenvatting Reclamant geeft aan dat op het westelijke deel van de gronden een dubbelbestemming is gelegd. Naast de agrarische bestemming is er ook een 'natuurclaim' op aangebracht (waarbij het nog maar de vraag is of dit door de provincie wordt aangewezen als EHS-zone) met alle gevolgen van dien en de consequentie dat de waarde van de grond aanzienlijk daalt. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan pas in deze vorm vast te stellen als van provinciale zijde volstrekte duidelijkheid komt of deze dubbelbestemming door moet gaan. Beantwoording De gronden direct ten westen van het bouwvlak Oolmansweg 5 zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch' en met het oog op aanwezige waarden van natuur en landschap, van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'. Deze dubbelbestemming is opgenomen op basis van het Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel. Indien op deze gronden werken of werkzaamheden uitgevoerd worden, dient initiatiefnemer een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden aan te vragen. Voor welke werkzaamheden dit van toepassing is, is afhankelijk van de aanwezige landschapswaarden. Deze regeling staat los van de 'natuurclaim' in de vorm van EHS die de provincie toekent aan gronden. Het Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel is in 2010 vastgesteld en er zijn geen concrete plannen om dit beleid te herzien. Om deze reden is er naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding om de dubbelbestemming te verwijderen. De gronden meer ten westen van het bouwvlak zijn tevens voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie - EHS'. Deze dubbelbestemming is opgenomen op basis van de meest actuele gegevens. De dubbelbestemming voorziet in de mogelijkheid om de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Natuur' mits: de gronden worden ingezet voor de realisatie van de EHS; de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie, of dat er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie of dat er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de inspanningsverplichting en vergoedingen die in een concept notariële akte zijn vastgelegd; er geen onevenredige beperkingen ontstaan voor de omringende bestaande bestemmingen. Op basis van deze voorwaarden is er geen sprake van een 'natuurclaim' omdat de eigenaar van de gronden te allen tijde bepaalt wat er met de gronden gebeurt. Daarnaast is het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid alleen mogelijk ten behoeve van de realisatie van de EHS. Indien de provincie (op termijn) besluit dat de gronden geen onderdeel meer uitmaken van de EHS is toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk. Omdat de dubbelbestemming Waarde - Ecologie - EHS voor de eigenaar van de gronden uitsluitend mogelijkheden creëert en geen beperkingen oplegt, is er naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding de dubbelbestemming te verwijderen c.q. aan te passen. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
190
Zienswijzen
124. De zienswijze heeft betrekking op de percelen Oysedwarsweg 8 en Weerdseweg 6/6a te Wilp. Samenvatting 124.1. Bouwvlak Oysedwarsweg 8 Reclamant verzoekt, gelet op het feitelijk gebruik van het perceel en gezien de absurde situatie die zou ontstaan bij een bouwvlak van 1 ha, het bouwvlak te verkleinen tot ten hoogste 0,25 ha zoals dat aangehouden wordt bij hobbyboeren. Op dit perceel zijn zoogkooien noch ander vee (behoudens 1 pony) namelijk nimmer gesignaleerd en derhalve kan de melding van het Besluit landbouw niet gedeeld worden. 124.2. Theeschenkerij aan de Weerdseweg 6/6a Reclamant verzoekt de bestemming en de gebruiksvoorschriften voor de theeschenkerij annex expositieruimten zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan onverkort en ongewijzigd over te nemen in dit bestemmingsplan. Daarmee is het voor bezoekers en passanten mogelijk om gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen en met die omschrijving wordt ook invulling gegeven aan de beoogde regeling voor deze locatie en kan deze locatie een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het plattelandstoerisme in de gemeente. De thans door u voorgestane omschrijving gaat veel te ver en is in strijd met de eerder ingenomen standpunten van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Beantwoording 124.1. Bouwvlak Oysedwarsweg 8 In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 is voor het perceel aan de Oysedwarsweg een flexibel bouwvlak aangegeven met een maximale grootte van 1 ha. Ogenschijnlijk vinden er weinig activiteiten plaats. In het kader van het Besluit Landbouw milieubeheer (18 mei 2010) kan ter plaatse echter een bedrijf uitgeoefend worden met een veebestand van 50 zoogkoeien, 18 stuks jongvee, 18 volwassen paarden en 5 pony's. Dit is voor de gemeente voldoende aanleiding om de bebouwingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan over te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. 124.2. Theeschenkerij aan de Weerdseweg 6/6a In de specifieke situatie van Theeschenkerij de Kribbe (Weerdseweg 6a) is door de gemeente getracht met de bestaande standaarden zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regeling uit het bestemmingsplan dat voor deze locatie in 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het gaat hierbij om een theeschenkerij annex expositieruimte. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is door de gemeente gekozen voor een bestemming Horeca (H) met een nadere aanduiding Museum (mu). Het gaat hierbij volgens de bestemmingsomschrijving om horecabedrijven in de categorieën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten. Het gaat om 'aan de detailhandelsfunctie verwante horeca' zoals bijvoorbeeld lunchroom, tearoom, cafetaria, broodjeszaak, snackbar en 'lichte horeca' bistro, restaurant, hotel. Dit volgens de Staat van Horeca-activiteiten die is opgenomen in bijlage 2 van de regels van het ontwerpbestemmingsplan. De gebruiksmogelijkheden zijn beperkt tot de categorieën 1a en 1b. Bij nader inzien is het naar het oordeel van de gemeente gewenst om, in vervolg op het bestemmingsplan van 2004 en de bestaande drank- en horecawetvergunning, de oppervlakte voor de horecafunctie vast te leggen op 200 m². Door de theeschenkerij op deze wijze te bestemmen wordt naar het oordeel van de gemeente recht gedaan aan hetgeen in 2004 door de raad is vastgesteld en hetgeen geregeld is in de drank- en horecawetvergunning.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
191
Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
192
Zienswijzen
125. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Rijksstraatweg 215. Samenvatting 125.1. Uitbreiding bedrijf Reclamant geeft aan dat uitbreiding van 20% te weinig is. In het streekplan wordt minimaal 20% aangehouden met daarnaast een duurzame doorgroeimogelijkheid met daaraan geen maximum. Ook wordt in het streekplan de mogelijkheid geboden om in de buurt van andere glastuinbouwbedrijven maar in de buurt van een glastuinbouwcluster door te groeien naar 2 ha. Reclamant verzoekt dit voor het onderhavige bedrijf mogelijk te maken. Tevens verzoekt reclamant aan te geven van welke bedrijfsgrootte wordt uitgegaan: 20% van het bestaande glas of van het gehele bebouwde oppervlak. Tot slot verzoekt reclamant het bouwvlak te vergroten zodat het bedrijf duurzaam ontwikkeld kan worden. 125.2. Bedrijfswoning Reclamant verzoekt een scheiding tussen het bedrijf en de naastgelegen woning van de buren in het bestemmingsplan op te nemen. Reclamant verzoekt de woning als plattelandswoning op te nemen. In de beantwoording van de inspraakreactie wordt verwezen naar eventuele milieuregelgeving die in de weg zou zitten. Volgens reclamant is dat niet het geval. De woning zit minimaal 10 m van kassen waar bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. Het bestrijdingsmiddelengebruik is zeer laag en het bedrijf is bezig het keurmerk Milieukeur te behalen. Daarnaast geeft reclamant aan dat er geen antwoord wordt gegeven op de vraag of er een bedrijfswoning gerealiseerd mag worden, reclamant gaat er derhalve van uit dat dit mogelijk is. 125.3. Teeltondersteunende voorzieningen Reclamant geeft aan dat het antwoord op de inspraakreactie ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen te beperkt is en verzoekt, mede kijkend naar de mogelijkheden in bestemmingsplan Hof van Twello, een ruimere regeling op te nemen. Ook verzoekt reclamant meer ruimte te bieden voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en verzoekt reclamant duidelijk te zijn over de toegestane hoogte. 125.4. Watersilo's Reclamant verzoekt duidelijk te maken waarom er verschil bestaat tussen mestsilo's en watersilo's. Het ene mag wel buiten het bouwvlak en het andere niet terwijl ze er van de buitenkant niet anders uit zien. 125.5. Detailhandel Reclamant geeft aan dat de geboden 100 m² te beperkt is omdat de te verkopen eigen geproduceerde producten op het gehele bedrijf kunnen staan. Beantwoording 125.1. Uitbreiding bedrijf Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om bestaande glasopstanden van het bedrijf van reclamant met maximaal 20% qua oppervlakte te kunnen uitbreiden. Overige bedrijfsbebouwing wordt hierbij niet meegerekend. Deze uitbreidingsmogelijkheid is gebaseerd op de Ruimtelijke Verordening Gelderland. In deze verordening is aangegeven, dat in bestemmingsplannen met betrekking tot glastuinbouwbedrijven uitbreidingsmogelijkheden van de glasopstanden tot maximaal 20% van de bestaande glasopstanden kunnen worden opgenomen. In de verordening is ook aangegeven, dat in een bestemmingsplan uitbreiding van een
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
193
glastuinbouwbedrijf met meer dan 20% kan worden toegestaan, indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat: a. de uitbreiding zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde gebiedskwaliteiten van natuur, landschap en water; b. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf; en c. de verplaatsing naar een concentratiegebied glastuinbouw dan wel een regionaal cluster glastuinbouw bedrijfseconomisch niet mogelijk is. Uitbreiding van de glasopstanden van een glastuinbouwbedrijf met meer dan 20% moet naar het oordeel van de gemeente worden gezien als een ontwikkeling die uitstijgt boven de in het plan opgenomen ontwikkelingen op basis van actuele beleidsdocumenten van Rijk, provincie en regio, maar ook van actueel gemeentelijk beleid. Aan de hand van een concreet verzoek van reclamant kan door de gemeente overwogen worden of een herziening van het bestemmingsplan kan worden doorgevoerd. Het aangegeven bouwvlak ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf van reclamant betreft het totale perceel dat bij het bedrijf behoort. Verruiming van het bouwvlak buiten de eigendomsgrenzen ligt naar het oordeel van de gemeente niet voor de hand. 125.2. Bedrijfswoning Naar aanleiding van de inspraakreactie van reclamant is binnen het aangegeven bestemmingsvlak geen bedrijfswoning (meer) opgenomen. In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 werd de woning Rijksstraatweg 213 beschouwd als bedrijfswoning en als zodanig in het bestemmingsvlak opgenomen. In het kader van de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied is door de gemeente geoordeeld dat deze stelling niet overeind kan blijven. Daarom is aan woning Rijksstraatweg 213 de bestemming 'Wonen' toegekend. Feitelijk is er nu sprake van een bedrijf zonder bedrijfswoning. Reclamant toont naar het oordeel van de gemeente in zijn zienswijze niet aan dat de woning noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering. Reclamant heeft elders in Teuge, op korte afstand van zijn bedrijf, een woning. 125.3. Teeltondersteunende voorzieningen In antwoord op de inspraakreactie van reclamant is aangegeven, dat binnen het bebouwingsvlak bij recht teeltondersteunende kassen met een totale oppervlakte van 1.000 m² gebouwd mogen worden. Via ontheffing kan deze oppervlakte uitgebreid worden tot 1.500 m². Reclamant meent dat in het bestemmingsplan Hof van Twello ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen ruimere mogelijkheden zijn. Dit berust naar het oordeel van de gemeente op een misverstand. In het bestemmingsplan Hof van Twello is aangegeven, dat het oppervlak van kassen, niet zijnde tunnelkassen, niet meer dan 2.000 m² mag bedragen. De oppervlakte van tunnelkassen mag maximaal 200 m² bedragen. Er is geen verband te leggen met teeltondersteunende voorzieningen. Binnen het bouwvlak van reclamant kunnen naast de bestaande glasopstanden teeltondersteunende kassen met een oppervlakte van 1.000-1.500 m² gebouwd worden. Buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, kunnen via afwijking teeltondersteunende voorzieningen worden toegestaan tot een oppervlakte van 2 ha. De hoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m. De hoogte van permanent teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste 1,5 m. Uit arbotechnische overwegingen moet bij nader inzien worden vastgesteld dat een hoogte van 1,5 m niet werkbaar is. In de planregels zal om die reden een verruiming naar 2 m worden opgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
194
Zienswijzen
125.4. Watersilo's Er zijn naar het oordeel van de gemeente weinig verschillen tussen mestsilo's en watersilo's. Hetzelfde geldt voor mestbassins en waterbassins. In de planregels zal om die reden worden aangegeven dat watersilo's en waterbassins worden gelijkgesteld met mestsilo's en mestbassins. 125.5. Detailhandel De detailhandel waar reclamant op doelt, valt onder de detailhandel die als ondergeschikt bestanddeel deel uitmaakt van de bedrijfsvoering. In enkele gevallen kan het detailhandel betreffen van goederen die, gelet op de aard, onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering en dus rechtstreeks in verband staan met de uitoefening van het bedrijf. Daarbij maakt het naar het oordeel van de gemeente niet uit dat deze te verkopen producten over een groot oppervlak verspreid staan. De feitelijke verkoop vindt wellicht plaats vanuit een relatief kleine ruimte waar afrekening plaatsvindt. In dit geval geldt voor de oppervlakte waar de feitelijke verkoop plaats vindt de beperking dat daar 100 m² voor mag worden gebruikt. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de regels worden gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
195
126. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Kopermolenweg 21 te Klarenbeek. Samenvatting 126.1. Mestsilo Reclamant geeft aan dat de mestsilo ten noordoosten van het bedrijf niet op de plankaart is opgenomen en verzoekt de plankaart hierop aan te passen zodat deze binnen het bouwvlak komt te liggen. 126.2. Bouwvlak Reclamant geeft aan dat het bouwvlak aan de noordzijde is vergroot in plaats van aan de zuidzijde. Hierdoor kan de geplande uitbreiding van de huidige ligboxenstal niet gerealiseerd worden. Reclamant verzoekt het bouwvlak met 10 m te verlengen en in zijn geheel te verschuiven naar het zuiden. Middels een bijgevoegde tekening is het gewenste bouwvlak aangegeven. 126.3. Archeologie Reclamant geeft aan dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' te zwaar is. De bestaande grond is reeds geroerd c.q. verstoord door de aanwezige bebouwing en bij vervangende nieuwbouw mogen dergelijke rapporten niet worden verlangd. Reclamant verzoekt de drempelwaarden van 100 m² te verhogen naar 1.000 m² en de genoemde diepte van 30 cm naar 2,5 m aangezien de meeste funderingen zich op grotere diepte bevinden en te slopen gebouwen en mestkelders onder de stalruimte minimaal 2 m diep zijn. Beantwoording 126.1. Mestsilo De bestaande mestsilo valt binnen het bouwvlak zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan en is daarmee planologisch geregeld. De bestaande mestsilo is echter niet opgenomen in de ondergrond. Hoewel de gemeente ernaar streeft een zo recent mogelijke ondergrond op te nemen kan het voorkomen dat bepaalde bebouwing niet in deze ondergrond is opgenomen. Van belang is dat de ondergrond ter indicatie is opgenomen en dat er bestemmingsplantechnisch geen rechten aan ontleend kunnen worden. Bij de beoordeling en de toetsing van plannen aan het bestemmingsplan dient wat betreft de aanwezige bebouwing steeds de bestaande situatie op het betrokken perceel in acht genomen te worden zoals deze aanwezig was ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. In de begripsbepalingen van het bestemmingsplan is het begrip 'bestaand' nader gedefinieerd (zie artikel 1.23). Indien deze bebouwing afwijkt van hetgeen op de ondergrond van het bestemmingsplan is aangegeven, prevaleert de aldus gedefinieerde bestaande situatie. Op basis daarvan wordt beoordeeld welke bebouwing aanwezig is en ook of deze bebouwing legaal tot stand gekomen is. Omdat de ondergrond dus niet leidend is, en de mestsilo is gelegen binnen het bouwvlak, is het naar het oordeel van de gemeente niet noodzakelijk dat de ondergrond wordt aangepast. 126.2. Bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
196
Zienswijzen
Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Op basis van deze voorwaarden is het bouwvlak van reclamant naar aanleiding van de inspraakreactie vergroot naar 1,5 ha. Omdat de oppervlakte van 1,5 ha als maximum oppervlakte wordt gehanteerd is een verdere vergroting niet mogelijk. Omdat er naar het oordeel van de gemeente geen ruimtelijke bezwaren zijn tegen een vormverandering van het bouwvlak, zal het bouwvlak waar mogelijk conform de wensen van reclamant worden aangepast. Dit betekent dat het bouwvlak ter plaatse van de kuilvoerplaten zal worden verkleind.. 126.3. Archeologie In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Omdat het in feite alleen een vertaling van vastgesteld beleid betreft, is er naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding om de genoemde maten in het bestemmingsplan aan te passen. Reclamant geeft verder aan dat de gronden reeds geroerd/verstoord zijn. Dit kan betekenen dat de grond ter plaatse van de roering is verstoord. Dit betekent naar het oordeel van de gemeente echter niet dat hierdoor alle archeologische waarden verloren zijn, aangezien de archeologische waarden ook dieper gelegen kunnen zijn. Door het verwijderen van de dubbelbestemming zijn deze waarden niet meer beschermd wat niet de bedoeling is. In de artikelen Waarde - Archeologie is daarom opgenomen (bijvoorbeeld in artikel 34.2 onder c en 34.3.3 onder c) dat een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. Indien er aantoonbaar bewijs van de geroerde grond is, kan dit voldoende zijn. Voor vervangende nieuwbouw kan reclamant zich beroepen op artikel 35, lid 35.2 onder b1. Bij vervangende nieuwbouw waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering is een onderzoek niet aan de orde. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
197
127. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Achterhoekseweg 3 te Wilp. Samenvatting 127.1. Vergroten bouwvlak Reclamant verzoekt, om een goede economische bedrijfsvoering te bevorderen, het bouwvlak te vergroten tot 1,5 ha. De toekomstige plannen omvatten het volgende: de huidige ligboxenstal wenst reclamant op korte termijn uit te breiden in zuidoostelijke richting. Aan de westzijde wenst reclamant een schuur voor paardentraining met een werktuigenberging te plaatsen en tevens de bestaande sleufsilo's te verlengen alsmede enige nieuwe sleufsilo's aan de zuidkant te plaatsen. De bestaande paardenbak wordt enkele meters in westelijke richting verplaatst om voldoende doorrijruimte te creëren. Tot slot worden de bestaande varkensschuren aan de wegzijde ingericht als paardenhuisvesting. Ter verduidelijking heeft reclamant een kaartje met het gewenste bouwvlak als bijlage opgenomen bij de reactie. Middels een bijgevoegde tekening is het gewenste bouwvlak aangegeven. 127.2. Archeologie Ter plaatse geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit houdt in dat bij het oprichten en of uitbreiden van bebouwing vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant is van mening dat dit zal leiden tot waardedaling van de gronden terwijl de bestaande grond reeds is geroerd c.q. verstoord door de aanwezige bebouwing en bij vervangende nieuwbouw mogen dergelijke rapporten niet worden verlangd. Reclamant verzoekt de bestemming te wijzigen naar 'Waarde Archeologie - 5 of - 6'. Tevens dient de genoemde diepte van 30 cm verruimd te worden naar 2,5 m aangezien de meeste funderingen zich op grotere diepte bevinden en te slopen gebouwen en mestkelders onder de stalruimte minimaal 2 m diep zijn. Beantwoording 127.1. Vergroten bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Het bouwvlak dat is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, is niet volgebouwd en biedt naar het oordeel van de gemeente ruimte om nieuwe bebouwing en sleufsilo's te realiseren. Daarbij streeft de gemeente naar concentratie van bebouwing. Door het bouwvlak te vergroten naar 1,5 ha is dit niet meer gegarandeerd. Om deze reden wordt het bouwvlak niet vergroot. Wel zijn er naar het oordeel van de gemeente geen ruimtelijke bezwaren om de vorm van het bouwvlak aan te passen zodat de nieuw te realiseren paardrijstal gerealiseerd kan worden. Om deze oppervlakte te compenseren zal het bouwvlak aan de achter-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
198
Zienswijzen
zijde worden verkleind. De bestaande paardenbak en nabijgelegen kuilvoeropslagplaatsen komen hierdoor buiten maar aansluitend aan het bouwvlak te liggen wat op basis van artikel 3 lid 3.2.2 onder e is toegestaan. 127.2. Archeologie In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Omdat het in feite alleen een vertaling van vastgesteld beleid betreft, is er naar het oordeel van de gemeente geen aanleiding om de genoemde maten in het bestemmingsplan aan te passen. Reclamant geeft verder aan dat de gronden reeds geroerd/verstoord zijn. Dit kan betekenen dat de grond ter plaatse van de roering is verstoord. Dit betekent naar het oordeel van de gemeente echter niet dat hierdoor alle archeologische waarden verloren zijn, aangezien de archeologische waarden ook dieper gelegen kunnen zijn. Door het verwijderen van de dubbelbestemming zijn deze waarden niet meer beschermd wat niet de bedoeling is. In de artikelen 'Waarde - Archeologie' is daarom opgenomen (bijvoorbeeld in artikel 34.2 onder c en 34.3.3 onder c) dat een rapport niet noodzakelijk is indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld. Indien er aantoonbaar bewijs van de geroerde grond is, kan dit voldoende zijn. Voor vervangende nieuwbouw kan reclamant zich beroepen op artikel 35, lid 35.2 onder b1. Bij vervangende nieuwbouw waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering is een onderzoek niet aan de orde. Ronde Tafelgesprekken (RTG) Tijdens de RTG is gebleken dat ondanks goede bedoelingen van het college het bouwvlak toch niet geheel correct op de verbeelding is weergegeven. De intentie was om mee te werken aan het voorstel van reclamant. Het voorstel van het college aan de raad is dan ook om medewerking te geven aan een verdraaiing van het bouwvlak. Het bouwvlak blijft 1 hectare (90x110 m) en wordt daarmee niet verruimd.
Conclusie De zienswijze wordt mede naar aanleiding van de RTG gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
199
128. Samenvatting 128.1. PlanMER, bestemmingsplan en belasting natuurgebieden Reclamant verzoekt beleid op te nemen inzake actieve terugdringing van de ammoniakuitstoot en stikstofdepositie uit de veehouderij. Dit ook als aanvulling van de recent vastgestelde provinciale stikstofverordening en de noodzaak om belasting op de verschillende Natura 2000-gebieden te verminderen. Reclamant stelt een aantal maatregelen voor. 128.2. Bestemming 'Agrarisch' Reclamant geeft aan dat de mogelijkheid om paardenbakken, kuilvoeropslag en mestbassins te realiseren niet is toegestaan in geval er sprake is van de EHS of Natura 2000. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan hierop aan te passen. Reclamant verzoekt teeltondersteunende kassen en teeltondersteunende voorzieningen niet toe te staan in waardevol open gebied, weidevogelgebieden en de EHS. Ook omschakeling naar bosbouw, sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij zou hier niet mogelijk moeten zijn. Reclamant stelt voor om op de verbeelding aan te geven waar kassen en opgaande teelt niet mogelijk is. 128.3. Verblijfsrecreatie Reclamant verzoekt de voorwaarden 'bedrijfsmatige exploitatie' en 'wisselende bezetting' van recreatiemiddelen te vertalen in het bestemmingsplan. 128.4. Zandwegen Reclamant verzoekt de specifieke bestemde zandwegen nog nadrukkelijker te beschermen tegen onnodige verharding. 128.5 Voorkomende waarden binnen diverse bestemmingen Reclamant verzoekt de natuur- en landschapselementen en monumentale bomen op de verbeelding op te nemen om ze zo duurzaam te beschermen. 128.6. Compensatiebeginsel Om te voorkomen dat natuur- en landschapselementen moeten wijken en er geen alternatieven zijn, verzoekt reclamant per omgevingsvergunning te regelen dat de elementen elders in de omgeving gecompenseerd worden. 128.7. Paardenbakken Reclamant verzoekt nadere voorwaarden te stellen aan de te plaatsen hekwerken/rasters, de vormgeving en het niet toestaan van lichtmasten bij paardenbakken om zo verhekking en lichtvervuiling tegen te gaan. 128.8. Gebruik bestrijdingsmiddelen Reclamant verzoekt, in relatie tot de kwaliteit van bodem, grondwater, oppervlaktewater en natte natuur, beschermingszones op te nemen waar het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
200
Zienswijzen
Beantwoording 1. De gemeente Voorst onderschrijft het belang van het terugdringen van de stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden. Hierin kan het bestemmingsplan een rol spelen. Om deze reden is als voorwaarde opgenomen dat bij de uitbreiding van het bouwvlak via wijzigingsbevoegdheid dient te worden gekeken naar de effecten op Natura 2000 (zoals beschreven in de juridische planbeschrijving is dit onderdeel van de voorwaarde voor milieuhygiënische inpasbaarheid). In de juridische planbeschrijving is namelijk exact opgenomen hoe gehandeld moet worden bij een verzoek om uitbreiding van een bouwperceel. Het kan op basis van deze bepaling dan ook niet zo zijn dat uitbreidingen worden mogelijk gemaakt die strijdig zouden zijn met de bepalingen van de Natuurbeschermingswet. Indien nodig dienen op perceelsniveau maatregelen te worden getroffen, al dan niet in combinatie met saldering. Het terugdringen van de stikstofdepositie zal echter voor een belangrijk deel buiten de scope van het bestemmingsplan plaats moeten vinden. Het schaalniveau waarop de problematiek speelt, vraagt om een aanpak op provinciaal en landelijk niveau. De Gelderse provinciale Verordening 'Stikstof en Natura 2000' en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) kunnen daarin een belangrijke rol gaan spelen. In de regels zullen wij etagebouw expliciet uitsluiten om op die wijze het maximaal mogelijke aantal dieren binnen een bouwvlak en de stikstofemissie die daarmee samenhangt te beperken. In het bestemmingsplan wordt een nadere toelichting opgenomen met de gemeentelijke visie op de stikstofproblematiek en de wijze waarop de gemeente Voorst een bijdrage levert aan het beperken van de emissies in het buitengebied. Eén van de onderdelen is een actief beleid om locaties waar geen bedrijvigheid meer is aan de bestemming te onttrekken. In de toelichting is aangegeven om hoeveel bedrijven dit bij benadering gaat. Door het weghalen van de helft van de kleine agrarische bedrijven zijn circa 50 locaties à 0,25 ha verdwenen van de verbeelding en daarmee is een reductie van 12 ha bouwperceel gerealiseerd. Concreet zijn in het kader van functieverandering op dit moment 7 locaties à 1 ha verdwenen en er zitten nog ruim 20 locaties in het proces. In totaal is daarmee 20 ha agrarisch bouwperceel verdwenen ten opzichte van het huidige plan en er zit nog 20 ha in de pijplijn. In het nieuwe bestemmingsplan zijn circa 70 agrarische bedrijven (grondgebonden) vergroot met een oppervlakte variërend van 0,1 ha tot 0,5 ha. De gemiddelde vergroting bedraagt ongeveer 0,3 ha. Er is zeer genuanceerd met uitbreidingen omgegaan, dat wil zeggen er is niet standaard vergroot met 0,5 ha. Door de vergroting neemt de oppervlakte agrarisch bouwperceel met ruim 20 ha toe. Conclusie is dat er in het nieuwe plan netto geen sprake is van uitbreiding qua oppervlakte agrarisch bouwperceel. Er is in het bestemmingsplan niet geanticipeerd op eventuele ontwikkelingen na 2015 als de melkquota vervallen. Dat wil zeggen dat er geen beperkende maatregelen op voorhand zijn getroffen, maar dat evenmin bedrijven op voorhand uitbreidingsruimte is gegeven. Het is moeilijk te voorzien welke consequenties het afschaffen van de melkquotering heeft voor het bestemmingsplan. De verwachting is dat een uiterst beperkt aantal bedrijven zal doorontwikkelen terwijl het grootste gedeelte zal afbouwen omdat men de ontwikkeling niet mee kan maken. Gezien de afhankelijkheid van grond in verband met de voervoorziening en de mestafzet, is het niet de verwachting dat veel bedrijven deze ontwikkelingsstap kunnen zetten. Gezien de onzekerheid op dit moment is er dan ook geen reden om te anticiperen. Daarbij zullen wij nader ingaan op de maatregelen die u in de zienswijze heeft geformuleerd. 2.
Met betrekking tot teeltondersteunende kassen en voorzieningen, alsmede de omschakeling naar bosbouw, sierteelt, fruitteelt of boomkwekerij, is als voorwaarde opgenomen dat bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast. Daarnaast is er voor het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
201
een dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. Bij afwijkingen en wijzigingen ten behoeve van onder andere teeltondersteunende kassen en voorzieningen en bij de omschakeling naar bosbouw, sierteelt, fruitteelt of boomkwekerij, dient aangetoond te worden dat de waarden zoals genoemd in lid 38.1 niet onevenredig mogen worden aangetast. Teeltondersteunende kassen zijn overigens uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en dan ook nog maar tot de maximale oppervlakte van 1.500 m² zoals die is bepaald in de Ruimtelijke Verordening. Andere teeltondersteunende voorzieningen zijn onder voorwaarden mogelijk buiten het bouwperceel. In de regels zal worden opgenomen dat teeltondersteunende voorzieningen niet mogelijk zijn binnen de EHS. De gemeente is van oordeel dat de voorwaarden aangevuld met de dubbelbestemming voldoende bescherming biedt om ongewenste situaties tegen te gaan. 3.
De regels worden aangevuld met voorwaarden m.b.t. bedrijfsmatige exploitatie en wisselende bezetting.
4.
Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige zandwegen is de bestemming Verkeer -Onverhard opgenomen. Deze bestemming voorkomt dat zandwegen verhard kunnen worden. In het ontwerpbestemmingsplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het verharden van zandwegen mogelijk te maken (met als voorwaarde opgenomen dat bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast). De wijzigingsbevoegdheid is geschrapt naar aanleiding van deze zienswijze.
5.
In het bestemmingsplan zijn natuur- en landschapselementen van enige omvang en waarde specifiek bestemd. Ook binnen bijvoorbeeld de dubbelbestemmingen landgoed en dergelijke. Voor ontwikkelingen buiten het bouwvlak is als voorwaarde opgenomen dat landschappelijk, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast. Bij de toekomstige initiatieven vindt daarmee in het kader van het wijzigingsplan een toetsing op perceelsniveau plaats. Daarmee is in het bestemmingsplan zoveel mogelijk geborgd dat waardevolle natuur- en landschapselementen en monumentale bomen worden beschermd.
6.
In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen ter bescherming van bestaande natuuren landschapselementen. Daarnaast worden voor nieuwe initiatieven voorwaarden gesteld met betrekking tot de landschappelijke inpassing. Op deze wijze is in het bestemmingsplan geregeld dat geen sprake is van een aantasting van de landschappelijke kwaliteit. Verdere uitwerking vindt plaats op perceelsniveau, waarbij compensatie aan de orde kan zijn. In alle gevallen is minimaal behoud maar bij voorkeur versterking van de landschappelijke kwaliteit het uitgangspunt. Het bestemmingsplan is niet in alle situaties het meest geschikte instrument om dit te regelen. In veel gevallen wordt een privaatrechtelijke overeenkomst opgesteld. In de juridische planomschrijving van het bestemmingsplan is een verband gelegd met het Landschapsontwikkelingsplan. Het Landschapsontwikkelingsplan is hiermee een toetsingskader bij eventuele ontwikkelingen.
7.
In het bestemmingsplan worden voorwaarden gesteld aan de realisatie van paardenbakken waarbij de vigerende regeling als uitgangspunt heeft gediend. In het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen dat de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardenbak ten hoogste 3 m bedraagt. Om lichtvervuiling en verhekking tegen te gaan, worden nieuwe paardenbakken buiten het bouwvlak niet bij recht mogelijk gemaakt. Hiervoor is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen met onder andere als voorwaarde dat bestaande landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast. Ten aanzien van lichtmasten is de bestaande re-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
202
Zienswijzen
geling gecontinueerd, maar aangescherpt met de voorwaarde dat lichtmasten uitsluitend zijn toegestaan op gronden gelegen op een grotere afstand dan 250 m van de aanduiding 'Waarde – Ecologie - EHS'. De gemeente is van oordeel dat als gevolg van de gestelde voorwaarden en ervaringen met de bestaande mogelijkheden de kwaliteit van het landschap voldoende gewaarborgd blijft. Wel zal de bevoegdheid van het college worden opgenomen om nadere eisen te kunnen stellen aan de aard van de verlichting . 8.
In het bestemmingsplan is het grondwaterbeschermingsgebied/waterwingebied ten noorden van de kern Twello overgenomen uit de Provinciale milieuverordening Gelderland. Het waterwingebied mag volgens de provinciale Ruimtelijke Verordening alleen bestemmingen krijgen die geen negatieve effecten kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater. Daarbij gaat het onder andere ook om het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Om dit in het bestemmingsplan te borgen, wordt artikel 3.5.1 aangevuld met de voorwaarde dat de ontwikkeling milieuhygiënisch inpasbaar moet zijn. In de juridische planbeschrijving wordt aangevuld dat deze voorwaarde ook betrekking heeft op het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de toelichting en de regels wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
203
129. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Ossenkolkweg 13 te Terwolde. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming 'Wonen' te verruimen zodat het totale perceel wordt bestemd met de bestemming 'Wonen'. Beantwoording Het totale huisperceel van reclamant heeft een oppervlakte van ruim 4.000 m². In het ontwerpbestemmingsplan is hiervan de helft bestemd als 'Wonen' en de andere helft is bestemd als 'Agrarisch'. Gezien de situatie ter plaatse is naar het oordeel van de gemeente geen sprake van een agrarische bestemming. Het terrein is als tuin ingericht. Uit stedenbouwkundige overwegingen is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om de tuin in het bestemmingsvlak 'Wonen' op te nemen. De aangrenzende agrarische percelen worden hierdoor nauwelijks geschaad. De verruiming van het bestemmingsvlak heeft niet tot gevolg dat er meer bouwmogelijkheden ontstaan. De bebouwingsmogelijkheden kunnen wel over een ruimer gebied worden verspreid. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
204
Zienswijzen
130. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Bekendijk 12 te Terwolde. Samenvatting Reclamant geeft aan dat er in de toekomst behoefte zou kunnen ontstaan aan meer bedrijfsgebouwen. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Het bouwvlak dat voor Bekendijk 12 is aangegeven heeft een oppervlakte van 1 ha en is afgestemd op de bedrijfsactiviteiten van reclamant. Reclamant heeft een mestkalvertak van 600 mestkalveren en daarom is het bouwvlak beperkt tot 1 ha. Binnen het bouwvlak is nog een aaneengesloten vlak van 2.500 m² vrij van bebouwing. Reclamant geeft in zijn zienswijze geen concrete bouwplannen aan en geeft daarmee naar het oordeel van de gemeente niet aan of het aangegeven bouwvlak niet toereikend is. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
205
131. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Rijksstraatweg 189 te Twello. Samenvatting Reclamant verzoekt om in de verbeelding de functieaanduiding 'sierteelt' op te nemen aangrenzend aan het bestemmingsvlak 'Bedrijf'. Het betreffende terrein wordt gebruikt voor het kweken van sierteelt en het opslaan van beplanting. Beantwoording Reclamant heeft ter plaatse een hoveniersbedrijf en kweekt daarbij plantmateriaal ten behoeve van zijn hoveniersbedrijf. Het is naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om in de verbeelding de functieaanduiding 'sierteelt' op te nemen. Het doet recht aan het feitelijke gebruik van de grond. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
206
Zienswijzen
132. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oysedwarsweg 3 te Wilp. Samenvatting Reclamant constateert dat een deel van het bouwperceel ten behoeve van zijn bedrijf is aangegeven op grond van zijn buurman. Hij ziet dit graag gecorrigeerd. Beantwoording Het is naar het oordeel van de gemeente in principe niet wenselijk dat bouwvlakken worden aangegeven op percelen die niet bij een betreffend bedrijf horen. Aan de wens van reclamant zal daarom tegemoet worden gekomen. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
207
133. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Veluwsedijk 31A te Nijbroek. Samenvatting Reclamant heeft geconstateerd dat in het ontwerpbestemmingsplan aan het perceel Veluwsedijk 31/31A de bestemming 'Wonen' is toegekend. In het geldende bestemmingsplan is de bestemming 'agrarisch met bouwperceel A' opgenomen. Reclamant verzoekt de agrarische bestemming weer aan te geven. Beantwoording Op het perceel Veluwsedijk 31/31A is een Besluit Landbouw milieubeheer van toepassing voor 80 schapen. Een dergelijk veebestand stijgt naar het oordeel van de gemeente uit boven het hobbymatige houden van dieren dat bij woningen wordt aangetroffen. Het ligt daarom in de rede om aan het perceel Veluwsedijk 31/31A de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf' (sa-klab) toe te kennen. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
208
Zienswijzen
134. De zienswijze heeft betrekking op perceel Middendijk 11 in Nijbroek Samenvatting 134.1. Verruimen van het bouwvlak In het kader van het voorontwerpbestemmingsplan is door reclamant namens cliënt aangegeven, dat uitbreiding van het bouwvlak is gewenst in verband met voorgenomen bouwactiviteiten ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf. In het ontwerpbestemmingsplan is dit onvoldoende tot uiting gekomen. 134.2. Bouwen van een tweede bedrijfswoning De uitbreiding van het bedrijf heeft tot gevolg dat er behoefte zal ontstaan voor een tweede bedrijfswoning. Reclamant wil dat daartoe ruimte wordt opgenomen in het bouwvlak. 134.3. Archeologie Ter plaatse geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit houdt in dat bij het oprichten en of uitbreiden van bebouwing vanaf 100 m² een archeologisch onderzoek is vereist. Tevens mag geen diepere grondbewerking dan 30 cm plaatsvinden zonder omgevingsvergunning c.q. overleggen van een dergelijke rapportage. Reclamant is van mening dat de drempelwaarde verhoogd moet worden naar 1.000/2.500 m². Reclamant verzoekt de bestemming te wijzigen naar 'Waarde - Archeologie - 5 of - 6'. Tevens dient de genoemde diepte van 30 cm verruimd te worden naar 0,7 m aangezien de meeste funderingen zich op grotere diepte bevinden. Beantwoording 134.1. Verruimen van het bouwvlak In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. Bij het zogenaamde tafeltjesoverleg in 2010 heeft reclamant aangegeven, dat uitbreiding van het bedrijf gewenst is. De beoogde opvolger wil het bedrijf in de nabije toekomst verder uitbouwen tot mogelijk een tweemansbedrijf. Binnen het aangegeven bouwvlak is de uitbreidingsruimte beperkt. Op basis van de argumenten en de voorgenomen bouwplannen van reclamant ligt naar het oordeel van de gemeente een verruiming van het bouwvlak in de rede en zijn er geen ruimtelijke bezwaren tegen die verruiming. 134.2. Bouwen van een tweede bedrijfswoning In het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen dat onder voorwaarden medewerking kan worden verleend voor de bouw van een tweede bedrijfswoning. De tweede bedrijfswo-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
209
ning moet uiteraard binnen het bouwvlak worden opgericht. De verruiming van het bouwvlak zal zodanig plaatsvinden dat er ruimte aanwezig is voor een tweede bedrijfswoning. 134.3. Archeologie In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden. De wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. In dit bestemmingsplan geeft de gemeente uitvoering aan de verplichtingen die uit de Wet op de archeologische monumentenzorg voortvloeien door gebruik te maken van het eigen beleid. Vertaling wordt gegeven aan de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart die in 2008 in opdracht van de gemeente is opgesteld. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en archeologische verwachtingen. Deze informatie is omgezet in een Archeologische beleidskaart om deze praktisch toepasbaar te maken. De Archeologische beleidskaart, die in 2009 door de raad is vastgesteld, en de Erfgoedverordening, die in 2009 is vastgesteld, vormen de basis voor de borging van de archeologische waarden in bestemmingsplannen. Naar aanleiding van inspraakreacties is gebleken dat niet de juiste kaart/regeling was opgenomen. Derhalve is in de beantwoording op de inspraakreactie aangegeven dat de regeling 'Waarde - Archeologie' op onderdelen aangepast wordt. Niet genoemd is dat aan de wensen van reclamant tegemoetgekomen wordt. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn deze aanpassingen ook daadwerkelijk doorgevoerd. Omdat er op het perceel van reclamant geen wijzigingen hebben plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de gemeente geconcludeerd worden dat de regeling, zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, reeds juist opgenomen was. Het aanpassen van de bestemming is derhalve niet aan de orde. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
210
Zienswijzen
135. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Meermuidenseweg 5 te Twello. Samenvatting Reclamanten zien hun eigendom met opstallen aan de Meermuidenseweg 5 niet op de verbeelding aangegeven. Zij willen de opstallen graag bestemd zien zodat ze op termijn een recreatiewoning kunnen oprichten. Beantwoording Reclamanten bezitten ten noorden van het perceel Meermuidenseweg 5 een perceel grond met twee opstallen. Het perceel wordt door reclamanten op een recreatieve manier gebruikt. In een mondelinge toelichting is aangegeven, dat reclamanten ook een bouwmogelijkheid willen voor een woning. In 1945 is de toen aanwezige woning door een granaat in brand geschoten. De toenmalige woning is nooit herbouwd. Vastgesteld wordt dat beide opstallen reeds lang aanwezig zijn. Op meer plaatsen in het plangebied is voor soortgelijke kleine opstallen een bouwvlakje aangegeven met een aanduiding dat geen woning is toegestaan en een aanduiding dat het een solitair gebouw betreft. In het verlengde hiervan is de gemeente van oordeel dat de verbeelding in die zin dient te worden aangepast. Er is naar het oordeel van de gemeente echter geen aanleiding om een woonbestemming aan te geven omdat er ooit een woning heeft gestaan. Conclusie De zienswijze wordt gedeeltelijk overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd..
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
211
136. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Voorsterklei 16 te Voorst. Samenvatting Reclamant dringt er op aan om voor het perceel Voorsterklei 16 in Voorst een planologische regeling te treffen waardoor de aanwezige bebouwing kan blijven staan. In zijn brief voegt reclamant een reactie toe van een medewerker van de gemeente Lochem. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is de locatie Voorsterklei 16 voorzien van de bestemming 'Wonen'. Daarmee is de bestemming gehandhaafd zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is toegekend. De bestemming biedt de ruimte voor een woning en bijgebouwen met een totale maximale oppervlakte van 100 m². In het concrete geval kan met toepassing van de zogenaamde saneringsregeling nog worden ingezet op bijna het dubbele aan m² bijgebouwen (circa 190 m²). De totale omvang aan bijgebouwen betreft/betrof circa 500 m². Het is naar het oordeel van de gemeente in strijd met de beleidskaders om daaraan medewerking te verlenen bij een bestemming 'Wonen'. Omschakeling naar een Agrarische bestemming past niet binnen de algemene gemeentelijke beleidslijn, maar is vooral voor de specifieke situatie ruimtelijk niet haalbaar. Als algemene beleidslijn voor het bestemmingsplan Buitengebied geldt dus dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet mogelijk wordt gemaakt. Deze beleidslijn is opgenomen in de toelichting van het nieuwe (ontwerp)bestemmingsplan Buitengebied. Deze beleidslijn wordt al geruime tijd door de gemeente toegepast. Het uitgangspunt is dat er voldoende locaties met agrarische bestemmingen beschikbaar zijn en er zullen vanwege het aantal stoppende agrariërs nog voldoende locaties beschikbaar komen. Het vestigen van nieuwe agrarische locaties zal naar het oordeel van de gemeente bijdragen aan de verstening van het buitengebied en dat is vanuit het algemene beleid niet wenselijk. In de concrete situatie is toch gekeken of voor het perceel in kwestie een ontwikkeling naar een agrarische bedrijfsbestemming (paardenhouderij) nog een denkbare oplossingsrichting zou kunnen zijn.. Dat behoort naar het oordeel van de gemeente echter niet tot de reële mogelijkheden, gelet op de milieuregelgeving. Volgens het Besluit Landbouw milieubeheer is nieuwsvestiging van een paardenhouderij op een afstand van minder dan 50 m ten opzichte van een agrarische bedrijfswoning van derden niet aan de orde. In dit geval is sprake van een afstand van circa 25 m of mogelijk zelfs nog korter. Van (relevante) bestaande (milieu)rechten in de zin van het Besluit Landbouw milieubeheer is geen sprake. Alleen al vanwege die beperking is naar het oordeel van de gemeente een traject naar een bestemmingsherziening (paardenfokkerij) in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De omstandigheid dat paardenhouderijen/-fokkerijen goed kunnen passen in het buitengebied, doet daar niet aan af. Het is (inderdaad) zo dat er (veel) meer agrarische bedrijven stoppen dan er bij komen, zodat er onder andere ook veel meer ammoniak verdwijnt uit het gebied, maar de ammoniakuitstoot is ter plaatse dus niet de direct belemmerende factor die aan een bestemmingsplantechnische inpassing van het perceel als paardenhouderij in de weg staat. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
212
Zienswijzen
137. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Voorsterklei 16 te Voorst. Samenvatting Reclamant doet een dringend beroep op de gemeente om het mogelijk te maken dat de paardenhouderij aan de Voorsterklei 16 kan worden voortgezet. Reclamant denkt dat de bestemming 'Agrarisch' het meest voor de hand liggend is om de paardenhouderij te kunnen continueren. Beantwoording In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is de locatie Voorsterklei 16 voorzien van de bestemming 'Wonen'. Daarmee is de bestemming gehandhaafd zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is toegekend. De bestemming biedt de ruimte voor een woning en bijgebouwen met een totale maximale oppervlakte van 100 m². In het concrete geval kan met toepassing van de zogenaamde saneringsregeling nog worden ingezet op bijna het dubbele aan m² bijgebouwen (circa 190 m²). De totale omvang aan bijgebouwen betreft/betrof circa 500 m². Het is naar het oordeel van de gemeente in strijd met de beleidskaders om daaraan medewerking te verlenen bij een bestemming 'Wonen'. Omschakeling naar een Agrarische bestemming past niet binnen de algemene beleidslijn, maar is vooral voor de specifieke situatie ruimtelijk niet haalbaar. Als algemene beleidslijn voor het bestemmingsplan Buitengebied geldt dus dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet mogelijk wordt gemaakt. Deze beleidslijn is opgenomen in de toelichting van het nieuwe (ontwerp)bestemmingsplan Buitengebied. Deze beleidslijn wordt al geruime tijd toegepast. Het uitgangspunt is dat er voldoende locaties met agrarische bestemmingen beschikbaar zijn en er zullen vanwege het aantal stoppende agrariërs nog voldoende locaties beschikbaar komen. Het vestigen van nieuwe agrarische locaties zal naar het oordeel van de gemeente bijdragen aan de verstening van het buitengebied en dat is vanuit het algemene beleid niet wenselijk. In de concrete situatie is toch gekeken of voor het perceel in kwestie een ontwikkeling naar een agrarische bedrijfsbestemming (paardenhouderij) nog een denkbare oplossingsrichting zou kunnen zijn. Dat behoort naar het oordeel van de gemeente echter niet tot de reële mogelijkheden, gelet op de milieuregelgeving. Volgens het Besluit Landbouw milieubeheer is nieuwsvestiging van een paardenhouderij op een afstand van minder dan 50 m ten opzichte van een agrarische bedrijfswoning van derden niet aan de orde. In dit geval is sprake van een afstand van circa 25 m of mogelijk zelfs nog korter. Van (relevante) bestaande (milieu)rechten in de zin van het Besluit Landbouw milieubeheer is geen sprake. Alleen al vanwege die beperking is een traject naar een bestemmingsherziening (paardenfokkerij) in strijd met een goede ruimtelijke ordening. De omstandigheid dat paardenhouderijen/-fokkerijen goed kunnen passen in het buitengebied, doet daar niet aan af. Het is (inderdaad) zo dat er (veel) meer agrarische bedrijven stoppen dan er bij komen, zodat er onder andere ook veel meer ammoniak verdwijnt uit het gebied, maar de ammoniakuitstoot is ter plaatse dus niet de direct belemmerende factor die aan een bestemmingsplantechnische inpassing van het perceel als paardenhouderij in de weg staat. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
213
138. De zienswijze heeft betrekking op het Landgoed Groote Noordijk Samenvatting 138.1 Bestemming van de tuinmanswoning In het ontwerpbestemmingsplan is aan Huize De Noordijk en de tuinmanswoning de bestemming 'Wonen - Landhuis' toegekend. Afgevraagd wordt of de tuinmanswoning niet een aparte bestemming 'Wonen' behoeft. 138.2 Bestemmen historische moestuin Er wordt verzocht om de historische moestuin met bijbehorende bebouwing op te nemen binnen de bestemming 'Wonen - Landhuis'. 138.3 Verruimen bebouwingsvlak Wolbospad 5 Geconstateerd is dat enkele schuren behorende bij de voormalige boerderij Wolbospad 5 buiten het bouwvlak zijn gebleven. Er wordt verzocht dit te corrigeren. Beantwoording 138.1 Bestemming van de tuinmanswoning In de planregels is met betrekking tot de bestemming 'Wonen - Landhuis' geregeld dat binnen de bestemming het aanwezige aantal woningen aanwezig mag zijn. Huis Groote Noordijk heeft een woonfunctie. De tuinmanswoning wordt al sinds jaar en dag niet meer als woning gebruikt. In 2004 heeft de gemeente onderzocht wat de status van de tuinmanswoning is. Op dat moment is gesteld dat de tuinmanswoning geen woonbestemming heeft en ook niet als zodanig in gebruik genomen mag worden. Oorspronkelijk werd de tuinmanswoning wel bewoond. Uit cultuurhistorisch oogpunt is naar het oordeel van de gemeente het in ere herstellen van de woonfunctie van de tuinmanswoning gewenst. Verwacht wordt dat op redelijke termijn plannen ontwikkeld worden die leiden tot restauratie van huis Groote Noordijk en herstel van de woonfunctie van de tuinmanswoning en de 'landgoedtuin'. In dat kader is het uit ruimtelijke oogpunt naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om een aanduiding in de verbeelding op te nemen waaruit blijkt dat binnen het bouwvlak 2 woningen aanwezig mogen zijn, zijnde het huis Groote Noordijk en de tuinmanswoning. 138.2 Bestemmen historische moestuin Van de moestuin zijn nu nog restanten zichtbaar. Er is een tuinmuur en enkele kleine opstallen aanwezig. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kunnen de genoemde bijgebouwen en de (moes)tuinen naar het oordeel van de gemeente beschouwd worden als een onderdeel van het landhuis. Om de eenheid tot uiting te laten komen is een uitbreiding van de bestemming 'Wonen - Landhuis' te rechtvaardigen. 138.3 Verruimen bebouwingsvlak Wolbospad 5 Reclamant merkt terecht op dat een schuur behorende bij woning Wolbospad 5 niet is opgenomen binnen het bouwvlak van Wolbospad 5. Het is naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om het bouwvlak zodanig te verruimen, dat de schuur binnen het bouwvlak is opgenomen. Conclusie De zienswijze wordt overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
214
Zienswijzen
139. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Wellinkhofweg 7 in Terwolde. Samenvatting 139.1. De grootte van het bouwvlak Reclamant geeft aan dat in het ontwerpbestemmingsplan een groter bouwvlak is toegekend aan het agrarisch bedrijf ter plaatse van Wellinkhofweg 7. In het geldende bestemmingsplan is een bouwvlak van 1 ha aangegeven. Er wordt aan het agrarische bedrijf een aanzienlijke groei geboden die leidt tot overlast voor reclamant. 139.2. Planschade Door de verruiming van het bouwvlak kan het agrarische bedrijf behoorlijk uitbreiden. Reclamant geeft aan dat door verruiming van het bouwvlak de rechtszekerheid wordt aangetast. Hij meent dat hierdoor schade wordt geleden en die zal hij verhalen op de gemeente. Wanneer het bestemmingsplan in deze vorm wordt vastgesteld, verwacht reclamant een voorstel tot planschadevergoeding. 139.3. Aanwezigheid van een hoogspanningsleiding Reclamant vraagt zich af of het bouwvlak nu groter is dan 1,5 ha. De verruiming van het bouwvlak wordt volgens reclamant gemotiveerd door de aanwezigheid van een hoogspanningsleiding. Onder de hoogspanningsleiding is nu ook bebouwing aanwezig en reclamant vraagt of deze bebouwing niet vervangen mag worden in verband met de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding. 139.4. Dubbelbestemming Waarde - Landschap Reclamant geeft aan geen vertrouwen te hebben in de regeling met betrekking tot de dubbelbestemming Waarde - Landschap. Er zouden geen criteria worden genoemd maar slechts afwegingen. Beantwoording 139.1. De grootte van het bouwvlak In het geldende bestemmingsplan is aan het agrarische bedrijf een flexibel bouwvlak toegekend met een oppervlak van 1 ha. In het voorontwerpbestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen met een oppervlakte van 1 ha. In het voorliggende ontwerpbestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen van 1,15 ha. De verruiming van het bouwvlak is aan de oostzijde van het bedrijf aangegeven, dus van de woning van reclamant gekeerd. 139.2. Planschade De gemeente stelt zich op het standpunt dat aan agrarische bedrijven voldoende ruimte gegeven moet worden voor ontwikkelingen in de landbouw. Dit kan betekenen dat bedrijven meer vee gaan houden of gezien de wettelijke eisen aan onder andere dierwelzijn meer ruimte moeten bieden voor de bestaande hoeveelheid vee. Dit kan ook betekenen dat vee minder in de wei zal lopen. Dit kan ook betekenen dat er in de weekenden ook werkzaamheden verricht moeten worden. In dit stadium is niet te overzien of dit leidt tot schade voor reclamant. Reclamant kan, tot 5 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, een schadeclaim indienen bij de gemeente. Van belang daarbij is echter wel dat de uitbreiding niet aan de zijde van reclamant plaatsvindt. 139.3. Aanwezigheid van een hoogspanningsleiding De vorm van het bouwvlak is mede bepaald door de aanwezigheid van een hoogspanningsleiding. Aan het agrarische bedrijf is vergunning verleend voor de bouw van een tweede be-
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
215
drijfswoning. Deze woning is gebouwd buiten de zone van de hoogspanningsleiding. Achter de woning zijn ten westen van de hoogspanningsleiding geen bouwmogelijkheden. In de planregels is opgenomen dat uitsluitend mag worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid. Het bouwen van nieuwe gebouwen kan onder de hoogspanningsleiding dus niet plaatsvinden. 139.4. Dubbelbestemming Waarde - Landschap Reclamant merkt terecht op dat er geen criteria worden genoemd met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde. Wel geldt er de voorwaarde dat de werken toelaatbaar zijn indien daardoor de agrarische, landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden en/of aangrenzende natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Conclusie De zienswijze wordt niet overgenomen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
216
Zienswijzen
140. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Quabbenburgerweg 7 te Terwolde. Samenvatting Reclamant maakt bezwaar tegen de beantwoording op de inspraakreactie (nummer 90). Op basis van een brief van 28 oktober 2009 kenmerk M-92139 blijkt dat de melding Besluit Landbouw wel juist is. Derhalve geeft reclamant aan dat een agrarisch bouwvlak gewenst is, ook in verband met toekomstige plannen voor het opzetten van een paardenfokkerij/-houderij. Beantwoording In de toelichting, die deel uitmaakt van het bestemmingsplan, is aangegeven en onderbouwd welke keuzen de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de vorm en grootte van agrarische en niet-agrarische bouwvlakken en hoe de geldende regeling voor agrarische bedrijven is vertaald in regels en verbeelding (plankaart). Uitgangspunt is een bouwvlak van 1 ha voor de voormalige categorie C-bedrijven, een bouwvlak van 0,5 ha voor de voormalige categorie B-bedrijven en een bouwvlak van 0,25 ha inclusief een aanduiding voor de voormalige categorie A-bedrijven. Als de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, is maatwerk geleverd. Naast het toekennen van een concreet bouwvlak zijn er ontwikkelingen mogelijk via afwijking of wijziging. Voor het vergroten van het bouwvlak is het van belang dat de plannen voldoende concreet zijn, dat de beoogde ontwikkeling ruimtelijk en milieutechnisch aanvaardbaar is (er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening) en samengaat met behoud en zo mogelijk een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op en nabij het betrokken bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 is Quabbenburgerweg 7 aangegeven met de bestemming 'Agrarische cultuurgebied' met een flexibel bouwperceel A (0,25 ha). In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is als uitgangspunt gehanteerd, dat bouwpercelen in de categorie A worden aangeduid met de bestemming 'Wonen' als er op grond van beschikbare gegevens geconcludeerd kan worden dat er nauwelijks sprake is van agrarische activiteiten die een bouwvlak rechtvaardigen. Reclamant geeft aan dat er een melding Besluit landbouw rust op het perceel. In feite gaat het hier om de melding die gedaan is door de vorige eigenaar van het perceel en die dateert van 6 mei 1992 (5 melkkoeien en 9 stuks vrouwelijk jongvee). Reclamant heeft echter alle gebouwen gesloopt en vervangen. Het besluit is daardoor naar het oordeel van de gemeente niet meer van toepassing omdat de inrichting geheel is vernieuwd. Er is geen rundvee meer aanwezig. Reclamant geeft aan dat hij in de toekomst een paardenhouderij wil exploiteren. Er is een paardenstal aanwezig met een oppervlakte van 45 m². Uit ruimtelijk oogpunt is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om met het oog hierop de agrarische bestemming (klein agrarisch bedrijf) te handhaven. De bebouwing zal beperkt blijven tot de huidige omvang. De afstand tot nabijgelegen woningen bedraagt circa 100 m. Conclusie De zienswijze is buiten de termijn ingediend en daardoor niet ontvankelijk. Ambtshalve wordt de zienswijze overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Zienswijzen
217
141. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Bekendijk 21-23-25 te Terwolde Samenvatting Reclamant wijst op het feit dat zowel de mestverwerking als het loonbedrijf door de aanduiding op de verbeelding moet worden gezien als een bedrijf in de milieucategorie 5.1. Reclamant acht het gewenst om een knip te maken. Beantwoording De zienswijze is buiten de termijn ingediend en daardoor niet ontvankelijk. Vanwege het ontbreken van een adres van de reclamant wordt niet verder ingegaan op de zienswijze. Conclusie De zienswijze is niet ontvankelijk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
218
Zienswijzen
142. De zienswijze heeft betrekking op het perceel Bottenhoekseweg 3 te Teuge. Samenvatting Namens zijn cliënt vraagt reclamant om verruiming van het bouwvlak ten behoeve van het bouwen van een bedrijfsruimte. De extra ruimte die binnen het bouwvlak ontstaat is nodig voor het manoeuvreren met de landbouwmachines. Er wordt niet om extra vierkante meters bouwmogelijkheid gevraagd. Beantwoording Aan de Bottenhoekseweg 3 is een gemengd bedrijf gevestigd. Er is een varkenshouderij en een loonbedrijf. Het in het ontwerpbestemmingsplan aangegeven bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 1,4 ha. Er wordt circa 2.000 m² extra gevraagd. Ten behoeve van het loonbedrijf is op dit moment circa 2.200 m² in gebruik. Tijdens het tafeltjesoverleg is door reclamant reeds gevraagd om een extra bebouwingsmogelijkheid ten behoeve van een werktuigenberging met een oppervlakte 1.600 m². In het ontwerpbestemmingsplan is met deze wens rekening gehouden. Ruimtelijk gezien is het naar het oordeel van de gemeente niet bezwaarlijk om een ruimer bouwvlak aan te geven. De uitbreiding van het bouwvlak vindt plaats op grond die mede is bestemd als 'Waarde - Ecologie - EHS'. Omdat de feitelijke situatie en gebruik van de grond vooralsnog niet in beeld zijn voor de realisatie van 'natuur'/'EHS' is de gemeente van oordeel dat dit geen bezwaar is. Conclusie De zienswijze is buiten de termijn ingediend en daardoor niet ontvankelijk. Ambtshalve wordt de zienswijze overgenomen en de verbeelding wordt gewijzigd.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
219
3. Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
Het is om uiteenlopende redenen gewenst de regels en de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied op onderdelen aan te passen.
3.1. Regels -
In het begrip nevenfunctie (lid 1.73) worden de woorden 'bedrijfs- en beroepsmatige' verwijderd. Met de in het plan genoemde nevenfuncties worden uitsluitend de functies zoals in lid 3.1 onder u bedoeld en in het ontwerp lijkt het of het ook van toepassing is op aan-huis-verbonden-beroepen en -bedrijven.
-
In lid 3.1 onder u wordt het woord 'recreatie' vervangen door 'dagrecreatie' om te voorkomen dat er vormen van verblijfsrecreatie mogelijk worden gemaakt anders dan de eerder toegestane bed & breakfast.
-
In lid 3.2.1 onder e worden de volgende wijzigingen doorgevoerd (vet gedrukt) max. inhoud/ oppervlak
max. goothoogte
max. bouwhoogte
bedrijfswoning (per woning)
750 m³
4m
10 m
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf'
Bottenhoekseweg 3: 3.900 m² Holthoevensestraat 3b: 600 m²
6m
12 m
1000 m²
6m
12 m
250 m² 225 m² 100 m²
6m 6m 6m
12 m 12 m 12 m
1.630 m²
6m
12 m
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bestaand + 15% vorm van agrarisch - klein agrarisch bedrijf'
6m
12 m
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouw- 1.000 m² bedrijf (niet zijnde teeltondersteunende kassen en kassen) ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' (2)
6m
12 m
6m
12 m
in 6 m
12 m
bedrijfsgebouwen ten behoeve van een plattelandsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandsbedrijf': waarvan ten behoeve van: - detailhandel - horeca - kamperen Bedrijfsgebouwen ten behoeve van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' (1)
bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken (3)
volledig bouwvlak
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'
zoals opgenomen bijlage 4
trekkershutten ter plaatse van de aanduiding specifieke
50 m² per trekkershut 2,5 m
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4m
028500.14937.00
220
Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
max. inhoud/ oppervlak
max. goothoogte
max. bouwhoogte
vorm van recreatie - trekkershut' overige trekkershut als nevenfunctie
25 m² per trekkershut 2,5 m
teeltondersteunende kassen
1.000 m²
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' (4) 100 m²
4m
4,5 m
6m
4m
6m
(1) Deze toevoeging is nodig omdat de maatvoering voor de bedrijfsgebouwen uitsluitend geldt voor de paardenhouderij en niet voor de overige agrarische gebouwen. (2) Deze toevoeging is nodig omdat de maatvoering voor de bedrijfsgebouwen uitsluitend geldt voor de glastuinbouw en niet voor eventuele overige agrarische gebouwen. Daarnaast stond het sluitende haakje op de verkeerde plek. (3) Bij een aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan is de regel komen te vervallen dat een agrarisch bouwvlak geheel mag worden bebouwd met bijbehorende goot- en bouwhoogte. (4) Voor de ijsbanen in het buitengebied was verzuimd een oppervlaktemaat aan bebouwing op te nemen. -
In lid 3.2.1 onder f wordt verwezen naar 'f' maar dit moet 'e' zijn.
-
In lid 3.3.6 onder c wordt het woord 'lage' toegevoegd zodat duidelijk wordt dat het uitsluitend om de hoogte van lage teeltondersteunende voorzieningen gaat.
-
In lid 3.4 onder c wordt na het woord nevenfuncties de zinsnede 'zoals bedoeld in lid 3.1 onder v' zodat duidelijk wordt dat het hier uitsluitend gaat om deze nevenfuncties.
-
In lid 3.5.2 wordt het bestaande sub d vervangen door een nieuw sub d dat luidt als volgt: 'd. kampeermiddelen zijn tevens buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak met de bestemming Agrarisch, Wonen of Wonen - Landhuis toegestaan;'
-
In lid 3.5.3 wordt in de titel het woord 'Overige' verwijderd en wordt in de aanhef na het woord nevenfuncties de zinsnede 'zoals bedoeld in lid 3.1.v' toegevoegd. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat het hier een afwijking betreft ten behoeve van de nevenfuncties zoals bedoeld in lid 3.1.u. Overigens wordt in lid 3.5.3 onder b de woorden 'de nevenfuncties' verwijderd om aan te geven dat het hier om andere activiteiten gaat.
-
In lid 3.6.1 onder b wordt het percentage van 50 vervangen door '100%' omdat bedoeld wordt dat het bouwvlak maximaal twee keer zo groot mag worden met inachtneming van die 1,5 ha.
-
In lid 4.1 ontbreekt de verwijzing naar de aanduiding 'theeschenkerij' zoals deze op de verbeelding is aangegeven voor het perceel aan de Zandenallee 5. Er wordt een nieuw sub g toegevoegd dat luidt als volgt: 'g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij: tevens een theeschenkerij' De oorspronkelijke leden g tot en met m worden doorgenummerd.
-
Naar aanleiding van de zienswijze ten aanzien van Enkweg 4 in Voorst is de verbeelding gewijzigd. De aanduiding is gewijzigd in (sb - gva). In de tabel in artikel 4 lid 4.1 onder b is dit niet correct doorgevoerd. Dit wordt aangepast.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
221
-
In lid 13.1 onder d wordt het woord 'recreatieve' vervangen door 'dagrecreatieve' zodat duidelijk wordt dat het hier gaat om dagrecreatieve voorzieningen zoals genoemd in de begripsbepalingen.
-
In lid 24.1 onder d wordt het woord 'recreatie' vervangen door 'dagrecreatie' om te voorkomen dat er vormen van verblijfsrecreatie mogelijk worden gemaakt anders dan de eerder toegestane bed & breakfast.
-
Lid 24.5 is per abuis blijven staan terwijl bij de aanpassing van het voorontwerp naar ontwerp de saneringsregeling is opgenomen in lid 24.2.1 onder d. Lid 24.5 wordt verwijderd en de navolgende leden worden doorgenummerd.
-
In lid 24.6.2 is de bevoegdheid opgenomen om af te wijken van lid 24.6.1. Dit is een foutieve verwijzing en moet worden gewijzigd in 'lid 24.1'.
-
In lid 37.4 was het de bedoeling de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor landgoederen die zijn gerangschikt onder de Natuurschoonwet te versoepelen. Ten onrechte zijn hierin echter ook verwijzingen opgenomen naar omgevingsvergunningvereisten bij leidingen en archeologische waarden. Omdat hier geen relatie met de Natuurschoonwet is, worden de zinsneden 'artikel 26 lid 26.4, artikel 27 lid 27.4, artikel 28 lid 28.4, artikel 29 lid 29.4, artikel 30 lid 30.3, artikel 31 lid 31.3, artikel 32 lid 32.3, artikel 33 lid 33.3, artikel 34 lid 34.3 en artikel 35 lid 35.3' alsnog verwijderd.
-
In artikel 4 wordt aan de tabel in lid 4.2.1.d de volgende kolom toegevoegd om te voorkomen dat er plat afgedekte bedrijfsgebouwen in het buitengebied worden gebouwd: min. dakhelling 15 °
-
In de bestemmingen Agrarisch, Bedrijven en Verkeer is verzuimd in de bestemmingsomschrijving de aanduiding voor antennemasten op te nemen. De regels worden als volgt gewijzigd: in lid 3.1 wordt een nieuw sub s tussengevoegd dat luidt als volgt: 's. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': tevens een antennemast; in lid 3.2.2 wordt een nieuw sub f opgenomen dat luidt als volgt: 'in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'antennemast' antennemasten ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;' in lid 4.1 wordt een nieuw sub j tussengevoegd dat luidt als volgt: 'j. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': tevens een antennemast;' in lid 4.2.2 worden een nieuw sub a en b opgenomen die luiden als volgt: 'a. andere bouwwerken worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd; b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'antennemast' antennemasten ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;' in lid 20.1 wordt een nieuw sub f tussengevoegd dat luidt als volgt: 'f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': tevens een antennemast;' in lid 20.2.c en d wordt de zinsnede 'ten behoeve van telecommunicatie' vervangen door 'ter plaatse van de aanduiding antennemast'; De overige leden van deze artikelen worden doorgenummerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
222
Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
-
In lid 4.4.2 is abusievelijk in de afwijkingsbevoegdheid verwezen naar lid 4.2.1. Dit moet lid 4.1 zijn omdat afgeweken kan worden van de bestemmingsomschrijving. De regels worden gewijzigd.
-
Het Nieuwe Wezeveld in Twello krijgt op korte termijn een nieuwe invulling. Deze invulling past binnen de huidige bestemming. Aansluitend aan de monumentale villa is de bedoeling dat een bouwvolume wordt aangebouwd ten behoeve van zorgeenheden (doelgroep: dementerenden). Een zorgvuldig ontwerp is van belang. Daar staat nu de eis van de goothoogte (6 m) aan in de weg. Dit leidt tot geforceerde kapvormen, wat de visuele relatie naar de villa en landgoed niet ten goede komt. Het is daarom wenselijk om in het vast te stellen bestemmingsplan voor dit perceel een afwijkingsbevoegdheid op te nemen waarin bij omgevingsvergunning de eis van de goothoogte kan worden losgelaten. In artikel 10 wordt een nieuw lid 3 tussengevoegd dat luidt als volgt: '10.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'afwijkingsbevoegdheid goothoogte' afwijken van lid 10.2.1 om de goothoogte van gebouwen los te laten, met inachtneming van de volgende regels: a. afwijking wordt uitsluitend toegepast voor het oprichten of nadien veranderen van bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan nog niet aanwezig was; b. afwijking wordt uitsluitend toegepast om te bereiken dat een ontwerp van onder a bedoelde bebouwing uit oogpunt van de eerbiediging van bestaande monumentale waarden ruimtelijk beter aansluit op bestaande monumentale bebouwing dan zou worden bereikt met het toepassen van een goothoogte bij onder a bedoelde bebouwing.'
-
Aan lid 2.1 wordt conform de standaard van de gemeente Voorst de volgende zinsnede toegevoegd: 'Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,7 m bedragen.'
-
In artikel 25, bestemming Wonen - Landhuis, wordt in lid 1 het woord 'aanzienlijke' vervangen door '(aanzienlijke)' omdat het hier ook om tuinmanswoningen en koetshuizen gaat die niet altijd aanzienlijk zijn.
-
Lid 25.2.1.b regelt het aantal woningen dat is toegestaan. Omdat deze regeling niet altijd voor één uitleg vatbaar is en niet in lijn is met de overige bestemmingen wordt de tekst vervangen door 'per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' '.
-
In het geldende plan is een mogelijkheid opgenomen om via vrijstelling appartementen te realiseren in het landhuis of de stallen. Per abuis is deze niet overgenomen. Dit wordt alsnog gedaan.
-
De zin Artikel 46.2 onder e loopt niet. Bedoeld wordt 'de geluidbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder ingeval van geheel nieuw te bouwen woningen niet overschrijden. ' Dit wordt aangepast.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
223
-
Artikel 42.2 vergt enige aanscherping. De zinsnede 'Voor een bouwwerk' wordt gewijzigd in 'Voor (een deel van) een bouwwerk'.
-
in artikel 6.3 van de planregels is per abuis de datum 30 november opgenomen. Dit wordt gewijzigd in 30 september.
-
in artikel 6.4.1 van de planregels wordt 'niet-groene diensten' gewijzigd in 'niet-groene producten'.
3.2. Bijlagen bij de planregels -
In bijlage 3, Oppervlakte bebouwing bij niet-agrarische bedrijven, moet het adres van het bedrijf aan de Bandijk 2 worden vervangen door Vollehandsweg 2.
-
In bijlage 3, Oppervlakte bebouwing bij niet-agrarische bedrijven, wordt de oppervlakte bestaande en toegestane bebouwing aan de Zandenallee 5 gewijzigd in 1.575 m² in verband met een meetfout.
-
In bijlage 3 wordt een bedrijf toegevoegd. Dit bedrijf aan de Tiendijkenseweg 4 heeft in de huidige situatie meer dan 100 m² bedrijfsbebouwing en is ten onrechte tot Wonen bestemd. In de tabel in bijlage 3 wordt de volgende regel tussengevoegd: Tiendijkenseweg 4
bedrijf
sb-tba
270
324
-
In bijlage 3, Oppervlakte bebouwing bij niet-agrarische bedrijven, wordt in de laatste kolom nog gesproken over 'toegestane oppervlakte ontwerpbestemmingsplan'. Dit wordt gewijzigd in 'toegestane oppervlakte'.
-
Naar aanleiding van de zienswijze ten aanzien van Enkweg 4 in Voorst is de verbeelding gewijzigd. De aanduiding is gewijzigd in (sb - gva). In bijlage 3 is dit niet correct doorgevoerd. Dit wordt aangepast.
-
in bijlage 3 wordt voor het tuincentrum 7.634 m2 opgenomen als toegestane oppervlakte.
-
Aan de Meermuidenseweg 19d is bouwvergunning verleend voor een kas met een oppervlakte van 2500 m2. De kas is nog niet gebouwd maar er wordt binnenkort een aanvang mee gemaakt. De bestaande kas is 2800 m2. Het totaal wordt 5300 m2. Conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland kan hier nog 20% bij. De tabel in bijlage 4 van de planregels en de verbeelding worden aangepast.
3.3. Verbeelding 1.
Op de verbeelding zijn ter plaatse van Bekendijk 10, Holthoevensestraat 9, Kleine Enkweg 4 en Wilpsedijk 14 ten onrechte 2 bedrijfswoningen toegestaan. Er is er maar 1 aanwezig. De verbeelding wordt gewijzigd.
2.
Ter plaatse van de Avervoordseweg 6-8 ontbreekt de aanduiding voor 2 woningen terwijl hier wel twee woningen aanwezig zijn. De verbeelding wordt gewijzigd.
3.
Ter plaatse van de Rozendaalseweg 12 is een aanduiding voor 2 woningen opgenomen terwijl hier 3 woningen aanwezig zijn. De verbeelding wordt gewijzigd.
4.
Op de verbeelding ter plaatse van de Knibbelallee 3 wordt de parkeervoorziening opgenomen in de bestemming Maatschappelijk.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
224
Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
5.
Ter plaatse van de Bandijk 39 staat een antennemast. Deze is ten onrechte niet op de verbeelding opgenomen. De verbeelding wordt hiertoe gewijzigd.
6.
Op de verbeelding wordt ter plaatse van de Zandenallee 5 de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij' opgenomen in verband met de aanwezigheid van een theeschenkerij.
7.
Op blad 5 van de verbeelding is een grenscorrectie noodzakelijk met het bedrijventerrein. Er is onterecht een deel buiten het bestemmingsplan gelaten. De verbeelding wordt hiertoe gewijzigd.
8.
Het opslagterrein aan de zuidkant van het perceel Zutphensestraat 242 waar het bedrijf Bruin Buizen is gevestigd, is ten onrechte niet voorzien van de aanduiding 'sb-vma' zoals dit binnen het bouwvlak wel geldt. De verbeelding wordt gewijzigd.
9.
Voor het bedrijf Schoneveld is op 2 juli 2012 het bestemmingsplan 'Schoneveld, locatie Withagenweg en Dernhorstlaan' vastgesteld. De grenzen van het bestemmingsplan buitengebied worden hiertoe gewijzigd.
10. Ter plaatse van het perceel Ossenkolkweg 3 is ten onrechte geen aanduiding opgenomen voor de bestaande recreatiewoning. De verbeelding wordt hiertoe gewijzigd. 11. De bestemming voor het perceel Landweg 5 is ten onrechte als Agrarisch bestemd terwijl dit al enkele jaren wordt beheerd als schraalland. De bestemming wordt gewijzigd in Natuur. 12. De vorm van het bouwperceel aan de Middendijk 79 wordt gewijzigd op verzoek van de eigenaar in verband met de situering van een nieuwe stal. De oppervlakte blijft echter gelijk. 13. Bij tankstation De Paal langs de A1 is een antennemast aanwezig die ten onrechte niet is aangeduid op de verbeelding. De verbeelding wordt hiertoe gewijzigd. 14. Het bedrijf aan de Tiendijkenseweg 4 heeft in de huidige situatie meer dan 100 m² bedrijfsbebouwing en is ten onrechte tot Wonen bestemd. Op de verbeelding wordt dit timmerbedrijf bestemd voor Bedrijf met de aanduiding timmerbedrijf (sb-tba). 15. De in het plangebied verspreid en solitair aanwezige veldschuren, dierenverblijven, stalletjes en in hobbymatig-agrarisch gebruik zijnde gebouwtjes worden aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande maten'. 16. Op de verbeelding wordt binnen de bestemming Wonen - Landhuis met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven hoeveel woningen toegestaan zijn. 17. Het bouwvlak op perceel Haverkampsweg 6-8 wordt aangepast ten behoeve van een betere erfinrichting. 18. Ter plaatse van Het Nieuwe Wezeveld aan de Rijksstraatweg 150 in Twello wordt de bouwaanduiding 'afwijkingsbevoegdheid goothoogte' opgenomen.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
225
19. Vanwege veiligheidsvoorschriften geldt er ter plaatse van de landingsbaan van luchthaven Teuge een veiligheidszone. Om te zorgen dat deze zone geheel meegenomen kan worden in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor luchthaven Teuge wordt de plangrens aangepast. 20. In de regels is opgenomen dat bestaande kuilvoerplaten, sleufsilo's, mest- en wateropslag, paardenbakken, paddocks en tredmolens gelegen aansluitend aan het bouwvlak, ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan. De aanduiding ter plaatse van de volgende adressen is niet noodzakelijk en wordt verwijderd van de verbeelding: a. Oolmansweg 6, Wilp; b. Kopermolenweg 21 Klarenbeek; c. Oudhuizerstraat 22, Klarenbeek; d. Henkenburgweg 2, klarenbeek; e. Verlengde Broekstraat 3. 21. De dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanning' nabij Wellinkhofweg/Trippestraat is per abuis onjuist opgenomen. De dubbelbestemming wordt aangepast conform de bestaande situatie. 22. In het kader van het bestemmingsplan 'Dijkverlegging Voorsterklei' is EHS-compensatie nodig. Om dit te realiseren worden in dit bestemmingsplan twee boselementen gecompenseerd. De betreffende boselementen worden op de verbeelding voorzien van de bestemming Bos. 23. Voor een aantal locaties zijn afzonderlijke procedures gevoerd. Deze locaties worden uit dit bestemmingsplan geknipt. Het gaat om de volgende plannen: a. Middendijk 14 in Nijbroek; b. Kadijk 24; c. Nijenbeekseweg 20; d. Leusvelderweg 4A; e. Broekstraat 25; f. Klarenbeekseweg 29. 24. Op a. b. c. d.
de volgende locaties wordt de plangrens aangepast: bedrijventerrein Engelenburg; plangebied bestemmingsplan Schoneveld, locatie Withagen; plangrens Nijbroek; plangebied Posterenk (gewenst om de ontwikkeling van Posterenk (onder andere woningbouw) mogelijk te maken); e. plangebied aan de zuidzijde van Twello.
25. In het kader van de planontwikkeling 'Weteringsebroek' is er sprake van Natuurontwikkeling. Om dit mogelijk te kunnen maken dient de bestemming Agrarisch op de hoek van de Teugseweg en de Rijksstraatweg gewijzigd te worden naar Natuur. De verbeelding wordt aangepast. 26. Met ingang van 29 november ligt er een ontwerpbestemmingsplan ter inzage voor de gronden aan de achterzijde van het bedrijfsperceel van B.B.A. Pompen en Buizen aan de Oude Zutphensestraat 242 te Apeldoorn. Deze gronden zijn per abuis ook in dit bestemmingsplan Buitengebied opgenomen. Voorgesteld wordt om dit perceel buiten dit bestemmingsplan te laten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
028500.14937.00
226
Ambtshalve wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan
27. De planning voor het bestemmingsplan VAR-West 2013 is er op gericht om in januari 2013 als ontwerp ter inzage te gaan. Dit plangebied maakt in het vorige voorstel nog deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied. Het is juridisch onjuist om vervolgens voor dit gebied eind januari dit bestemmingsplan Buitengebied vast te stellen. Bij nader inzien zal dit gebied buiten het bestemmingsplan Buitengebied worden gelaten. Concreet gaat het dan om de geplande uitbreiding van de VAR tussen de Ardeweg en de Aerdenbroek en ten zuiden van de A1. 28. Aan de Meermuidenseweg 19d is bouwvergunning verleend voor een kas met een oppervlakte van 2500 m2. De kas is nog niet gebouwd maar er wordt binnenkort een aanvang mee gemaakt. De bestaande kas is 2800 m2. Het totaal wordt 5300 m2. Conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland kan hier nog 20% bij. De tabel in bijlage 4 van de planregels en de verbeelding worden aangepast. 29. Na de RTG is gebleken dat de kadastrale situatie voor het perceel Rijksstraatweg 215 te Teuge niet goed vertaald is in het bestemmingsplan. Ook de bestemmingsaanduiding Wonen is niet correct weergegeven. De verbeelding wordt aangepast. 30. Op verzoek van de eigenaren Bouwfonds en familie Winterman wordt de bestemming agrarisch bedrijf aan de Voordersteeg 5 en 12 gewijzigd in twee bestemmingen "Wonen". De agrarische activiteiten op de locatie zijn beëindigd en de milieuvergunning wordt ingetrokken. Hiermee wordt de bestemming alsnog in overeenstemming gebracht met het bestaande gebruik.
028500.14937.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg