Voorlichtingsprogramma Ouder worden in Nederland in de 21ste eeuw
Voorlichtingsprogramma Ouder worden in Nederland in de 21ste eeuw
Voorlichtingsprogramma welzijn-wonen-zorg voor oudere migranten en vluchtelingen
Ank Loog Riki van Overbeek NIZW Zorg, Kenniscentrum Ouderen
© 2006 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Dit voorlichtingsprogramma is tot stand gekomen met financiële steun van het VSBfonds, RCOAK en het ministerie van VWS. Auteurs Ank Loog en Riki van Overbeek Foto’s Katrien Mulder, Amsterdam Pictogrammen Visitaal Pictogrammen, Amsterdam ISBN 10: 90-5957-365-X 13: 978-90-5957-365-9 NIZW Zorg Kenniscentrum Ouderen Postbus 19152 3501 DD Utrecht Telefoon (030) 230 67 65 E-mail
[email protected] Website www.kenniscentrum-ouderen.nl U kunt deze publicatie bestellen via Adrepak Postbus 45666 2504 BB Den Haag telefoon (070) 359 07 20 fax (070) 359 07 01 e-mail
[email protected] of via www.nizw.nl/zorg
Inhoud Vooraf 7
Waarom een voorlichtingsprogramma voor oudere migranten en vluchtelingen over wonen, welzijn en zorg? 7 Wie zijn de oudere migranten en vluchtelingen? 8 Hoeveel oudere migranten en vluchtelingen wonen er in Nederland en wat zijn de verwachte aantallen voor de komende decennia? 9 Samenvatting en opbouw van het programma 11
Doelgroep 11 Aanpak 11 Voorlichtingsmethode 12 Toepassing 12 Overzicht programmaonderdelen 13 Follow-up 13 1 Organisatie en voorbereiding 15
1 2 3 4 5
Doel, doelgroep en aanpak van de bijeenkomsten 16 Voorwaarden om het voorlichtingsprogramma op te zetten en tot een succes te maken 22 De coördinator/cursusbegeleider: kwaliteit en voorbereiding 25 Werving van deelnemers 33 Ruimte, tijdstip en materiaal 35
2 Uitvoering 37
Bijeenkomst 1 Bijeenkomst 2 Bijeenkomst 3 Bijeenkomst 4 Bijeenkomst 5 Bijeenkomst 6 Bijeenkomst 7 Bijeenkomst 8
Kennismaking 39 Module Actief zijn en blijven, ontmoeting (1) 59 Module Actief zijn en blijven, ontmoeting (2) 83 Module Wonen als u ouder wordt (1) 97 Module Wonen als u ouder wordt (2) 119 Module Zorg thuis (1) 135 Module Zorg thuis (2) 155 Module Informatie, advies en begeleiding 171
Bijlagen 187
Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D
Programma voor een wervings- en startbijeenkomst 189 Informatie over oudere migranten en vluchtelingen 215 Achtergrondinformatie voor de cursusbegeleider over voorzieningen voor ouderen 223 Informatie over andere voorlichtingsprogramma’s gericht op oudere migranten en vluchtelingen 231
Vooraf In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw heeft het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW het programma Voorlichting aan oudere migranten ontwikkeld. Het doel van dit programma was: 1 een stimulans te geven aan de voorlichting aan oudere migranten over de voorzieningen op het terrein van wonen, welzijn en zorg; 2 zicht te krijgen op de wensen van ouderen op dit gebied; 3 het aanbod van voorzieningen aan te passen aan de wensen van deze ouderen. Er is de afgelopen jaren veel veranderd. De informatie over wonen, welzijn en zorg voor ouderen die is opgenomen in het voorlichtingsprogramma, is gedateerd. De ervaring leert dat de doelen 2 en 3 in een voorlichtingsreeks niet haalbaar zijn. Ook het materiaal dat wordt gebruikt tijdens de voorlichting is gedeeltelijk aan vernieuwing toe. In 2004 heeft het NIZW het initiatief genomen om het voorlichtingsprogramma aan te passen. Daarvoor heeft het NIZW een bijdrage gekregen van het VSBfonds, het RCOAK en het ministerie van VWS.
Waarom een voorlichtingsprogramma voor oudere migranten en vluchtelingen over wonen, welzijn en zorg? De aanleiding om ruim tien jaar geleden een voorlichtingsprogramma op te zetten voor migrantenouderen was dat weinig migrantenouderen gebruikmaakten van de voorzieningen op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Hiervoor waren indertijd drie redenen aan te wijzen: 1 Het dilemma wel of niet terugkeren naar het land van herkomst. Veel migranten en vluchtelingen zijn naar Nederland gekomen met de bedoeling op termijn weer terug te keren naar hun land van herkomst. De migranten zijn naar Nederland gekomen om hier enkele jaren geld te verdienen om daarmee in hun eigen land een beter bestaan op te bouwen.Vluchtelingen hopen dat de politieke en economische omstandigheden zullen verbeteren zodat zij na enige tijd terug kunnen keren naar hun land. In werkelijkheid is de tijd die zij hier verblijven steeds langer geworden. Hun kinderen zijn hier geboren en/of grootgebracht. De kinderen willen in Nederland blijven en vooral de vrouwen willen in de buurt van hun kinderen blijven wonen. De migranten en vluchtelingen zelf hebben ook een ontwikkeling doorgemaakt. Door het lange verblijf in Nederland zijn de contacten in hun land van afkomst afgenomen. Ze staan met één been in Nederland en met het andere been in het land van herkomst. Ze worden in beide landen als vreemdeling gezien. Een Spaanse oudere verwoordt het als volgt: ‘Als ik in Spanje ben dan zeggen ze: “Kijk, daar loopt die Nederlander”; als ik in Nederland ben dan zeggen ze: “Dat is een Spanjaard”.’ Vaak gaan de migranten en vluchtelingen ervan uit dat ze nog zullen terugkeren, maar in de praktijk blijven ze in Nederland wonen. Het is een dilemma waar velen mee worstelen en
7
waardoor zij een ambivalente houding hebben ten aanzien van het ouder worden. Men denkt er liever niet over na. 2 Een traditionele kijk op zorg en tegelijkertijd de vraag: wie zorgt er voor mij in de toekomst? De meeste oudere migranten en vluchtelingen willen vasthouden aan de traditionele gewoonte in hun land van herkomst dat kinderen voor hun ouders zorgen en vaak hun ouders in huis nemen als zij oud worden en zorg nodig hebben. Tegelijk merken zij in Nederland dat het niet meer zo vanzelfsprekend is bij de kinderen in te trekken. De woningen zijn hiervoor vaak niet geschikt en te klein. Zowel vrouwen als mannen hebben buitenshuis werk, waardoor intensieve zorgverlening lastiger wordt. De ouderen maken zich zorgen over wat er gaat gebeuren als zij zorg nodig hebben. De kinderen kampen met soortgelijke gevoelens.Vanuit de tradities van de cultuur van hun ouders is de verwachting dat zij voor hun ouders zorgen. Maar tegelijk leven, wonen en werken ze in Nederland, waar het veel moeilijker is om aan de verwachtingen van hun ouders te voldoen. 3 Onbekendheid met de voorzieningen die in Nederland voorhanden zijn en de toegang tot die voorzieningen. Aanbod dat niet passend is. Oudere migranten en vluchtelingen hebben weinig kennis over de voorzieningen waar Nederlandse ouderen gebruik van maken als zij ouder en minder gezond zijn. Dit is een belangrijke reden waarom zij minder gebruikmaken van deze voorzieningen. Omdat zij de voorzieningen niet kennen, blijft hun blik vooral gericht op hun kinderen. Zelfs als ze wel op de hoogte zijn van het bestaan van voorzieningen en de mogelijkheid om hulp te krijgen, dan kennen ze vaak niet de toegang ertoe. Het aanbod komt ook onvoldoende tegemoet aan de culturele achtergrond van deze groepen ouderen en hun wensen en behoeften. De genoemde factoren vormden tien jaar geleden de aanleiding het voorlichtingsprogramma te ontwikkelen. Dezelfde factoren spelen ook nu nog een rol. Wetende dat weinig migrantenen vluchtelingenouderen terugkeren naar het land van herkomst, is het des te belangrijker om aandacht te blijven besteden aan voorlichting aan deze groepen. In de komende tien jaar zal het aantal ouderen onder de migranten en vluchtelingen sterk toenemen, wat ook een reden is om voorlichting aan deze groepen voldoende aandacht te geven.
Wie zijn de oudere migranten en vluchtelingen?
8
De afgelopen vijftig jaar zijn er veel mensen geïmmigreerd naar Nederland. Zij kwamen hier om te werken, te studeren of omdat zij gevlucht waren.Van der Kamp e.a.1 onderscheiden vier groepen migranten- en vluchtelingenouderen (van 55 jaar en ouder): 1 arbeidsmigranten Arbeidsmigranten worden gevormd door ouderen uit de landen rond de Middellandse Zee: Italianen, Grieken, Spanjaarden, Portugezen, Turken, Marokkanen en mensen uit voormalig Joegoslavië. Ook de mensen uit Kaapverdië als voormalige kolonie van Portugal worden hiertoe gerekend. De meeste arbeidsmigranten kwamen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw naar Nederland. De Turkse en Marokkaanse ouderen vormen de grootste groepen.
1 Kamp, J. van der, G. Kaptein, F. Suijker, Allochtone ouderen: inkomen en sociale zekerheid. Utrecht: LOM/FORUM, 2004.
2 migranten uit Suriname, de Antillen en Aruba De migranten uit Suriname, de Antillen en Aruba kwamen vooral naar Nederland om een aanvullende studie te doen. Daarnaast verplaatsten er zich na de afhankelijkheid van Suriname in 1975 nogal wat mensen naar Nederland. Zij vormen samen met de Turkse en Marokkaanse ouderen de grootste groep migranten in Nederland. 3 mensen van de Molukken De eerste generatie Molukkers kwam naar Nederland rond 1951. Dit waren vooral ex-KNILmilitairen. 4 vluchtelingen De vluchtelingen vormen een gemêleerd gezelschap.Veel oudere vluchtelingen zijn in de jaren zeventig en tachtig van de voorgaande eeuw naar Nederland gekomen. De grootste groepen worden gevormd door vluchtelingen uit Afghanistan, Irak, Iran en Vietnam.
Hoeveel oudere migranten en vluchtelingen wonen er in Nederland en wat zijn de verwachte aantallen voor de komende jaren? In Nederland wonen ongeveer 120.000 55-plussers van niet-westerse afkomst en 379.900 westerse 55-plussers van niet-Nederlandse afkomst. Westerse inwoners van niet-Nederlandse afkomst zijn inwoners afkomstig uit Europa (exclusief Nederland), Noord-Amerika, Japan, Indonesië en Australië. De ouderen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst zijn de belangrijkste groepen. Hun aantallen worden in de hiernavolgende tabel genoemd. De groep oudere arbeidsmigranten afkomstig uit de landen rond de Middellandse Zee (exclusief Turkije en Marokko) bestaat uit ongeveer 24.000 personen. Het aantal Molukse ouderen wordt geschat op ongeveer 6000. Het aantal vluchtelingen wordt geschat op ongeveer 22.000 ouderen.2 De komende jaren zal het aantal migranten- en vluchtelingenouderen flink toenemen. De stijging doet zich vooral voor in de hogere leeftijdsgroepen.Voor de vier grootste groepen migranten van 55 jaar en ouder is de situatie nu en in de toekomst als volgt weer te geven: Belangrijkste migrantengroepen
2000
2005
2015
21.600
29.400
46.000
% totale oudere bevolking in 2015
Turkse ouderen
0,9
Marokkaanse ouderen
19.200
25.500
40.700
0,8
Surinaamse ouderen
27.000
37.100
70.300
1,4
Antilliaanse ouderen Totaal niet-westerse ouderen
6.700
11.100
23.000
0,5
92.700
136.320
262.000
5,2
Bron: Cijferrapport allochtone ouderen, 20043
2 idem 3 Schellingerhout, R., Cijferrapport allochtone ouderen. Werkdocument 105. Den Haag: SCP, 2004.
9
De toename van het aantal oudere migranten tot 2015 vindt vooral plaats onder de Surinaamse en Antilliaanse groepen ouderen. Nu maken de oudere migranten nog 2,9% uit van het totale aantal 55-plussers in Nederland, in 2015 zal dit 5,2% zijn. In bijlage B wordt achtergrondinformatie gegeven over de verschillende groepen oudere migranten en vluchtelingen.
10
Samenvatting en opbouw van het programma
Doelgroep De doelgroep van de voorlichting wordt gevormd door oudere migranten en vluchtelingen.Vrij algemeen wordt daarbij uitgegaan van 50-plussers. Het gaat om oudere Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen, Arubanen, Chinezen, Molukkers, Kaapverdianen, Zuid-Europeanen zoals Spanjaarden, Grieken, Italianen, Portugezen, en vluchtelingen zoals oudere Vietnamezen, Irakezen, Iraniërs en Afghanen. Veel van deze ouderen spreken en begrijpen zeer beperkt Nederlands.
Aanpak We gaan bij dit voorlichtingsprogramma uit van groepsgewijze voorlichting, bij voorkeur in de eigen taal. Dit houdt in dat de voorlichting wordt gegeven aan één groep ouderen die dezelfde taal spreekt. Dit betekent ook dat de cursusbegeleider de taal van de ouderen spreekt of met een tolk werkt. In sommige situaties is het om financiële en organisatorische redenen niet mogelijk om voorlichting te geven aan één taalgroep en moet een combinatie worden gemaakt van migranten en vluchtelingen die verschillende talen spreken. Dit is op zich wel mogelijk, maar het vraagt veel tijd voor vertalen en uitleg. Dan moet er rekening worden gehouden met een groter aantal dagdelen voor de uitvoering van dit programma. Bij sommige groepen, zoals Turkse en Marokkaanse ouderen, blijkt uit ervaring dat het de voorkeur heeft om de voorlichting gescheiden aan mannen en vrouwen te geven. In de bijeenkomsten wordt ingegaan op de gevolgen van het ouder worden op het terrein van wonen, welzijn en zorg. De ouderen krijgen basisinformatie over de voorzieningen waar ouderen een beroep op kunnen doen in Nederland. We pleiten ervoor dat organisatoren van de voorlichting partners zoeken voor de uitvoering ervan. De instellingen die aanbod hebben voor ouderen, hebben ook de opdracht om hun potentiële klanten goed te informeren. Als er formeel een samenwerkingsverband is overeengekomen, kan er voor onderdelen van de voorlichting gebruikgemaakt worden van de voorlichters uit de betreffende instellingen zonder dat daar een financiële vergoeding tegenover staat. Partners kunnen zijn: welzijn ouderen, woningcorporaties, thuiszorg, zelforganisaties4 of contactpersonen vanuit de doelgroep.
4 In deze handleiding verstaan we onder een zelforganisatie een ‘vereniging van een migrantengroep’. Het kan gaan om een vrouwenvereniging, een moskeevereniging, een arbeidsvereniging, een gezelligheidsvereniging enzovoort. De noemer is de etniciteit, vaak in combinatie met een geloof, politieke richting of man of vrouw zijn.
11
Het programma bestaat uit een kennismakingsbijeenkomst en vier modules onderverdeeld in zeven bijeenkomsten. De modules kunnen onafhankelijk van elkaar worden gebruikt. Als het niet mogelijk is om acht bijeenkomsten te organiseren, dan kan men een module laten vervallen. Het is wel belangrijk om per module beide bijeenkomsten uit te voeren, omdat ze zijn opgezet volgens het stramien: eerst praten over de eigen beleving en kennis en daarna pas informatie aanbieden. De kans is dan groter dat de informatie ook daadwerkelijk blijft hangen. Bij de handleiding is een dvd bijgevoegd met alle werkbladen. Bij drie bijeenkomsten (bijeenkomst 2, bijeenkomst 7 en bijeenkomst 0) worden suggesties gedaan om een video/dvd of een spel te gebruiken ter ondersteuning van de voorlichting. In de handleiding bij de desbetreffende bijeenkomsten staat informatie over de wijze van bestellen en de kosten.
Voorlichtingsmethode De voorlichtingsmethode is methodisch afgestemd op de doelgroep: b de voorlichting wordt bij voorkeur gegeven in de eigen taal; b er wordt rekening mee gehouden dat ouderen van sommige groepen weinig of geen opleiding hebben genoten en soms ook analfabeet zijn; b de oefeningen zijn eenvoudig; b het uitgangspunt is dat de ouderen over weinig voorkennis beschikken.
Toepassing
12
Het voorlichtingsprogramma is bruikbaar bij voorlichting aan vele groepen oudere migranten en vluchtelingen, in alle gemeenten in Nederland. De basistekst in deze handleiding is bijgevolg algemeen. We geven in bijlage B op belangrijke punten informatie over verschillende oudere migrantengroepen en oudere vluchtelingen. Als u de voorlichting wilt gaan geven met gebruik van deze handleiding dan dient u vooraf twee stappen te zetten om een en ander aan te passen aan uw situatie: b u kiest voor een bepaalde groep, bijvoorbeeld Turkse ouderen, en u leest uit de handleiding vooraf de informatie over deze groep en het te gebruiken materiaal; b u verzamelt gegevens over de voorzieningen die in uw eigen wijk of gemeente voorhanden zijn en zorgt ervoor dat u daarover informatie beschikbaar hebt. U overlegt vooraf of u voorlichters van de betreffende instellingen kunt inschakelen. Als de cursusbegeleider iemand is van buiten de gemeente, dan is het verstandig om voor de uitvoering nauwe samenwerking te regelen met een ouderenadviseur of iemand anders die goed op de hoogte is van de plaatselijke situatie.
Overzicht programmaonderdelen Modules
Inhoud
Bijeenkomsten
(eventueel) wervings- en start-
bijeenkomst 0
bijeenkomst
(bijlage A)
kennismakingsbijeenkomst
bijeenkomst 1
module 1
actief zijn en blijven, ontmoeting
bijeenkomst 2 en 3
module 2
wonen
bijeenkomst 4 en 5
module 3
zorg thuis
bijeenkomst 6 en 7
module 4
informatie, advies en begeleiding
bijeenkomst 8 en eventueel 9
Als de voorlichting wordt georganiseerd voor een groep mensen die elkaar al kent van een eigen vereniging of het buurthuis is er wellicht geen wervings- en startbijeenkomst nodig. Als er breed wordt geworven, kan een startbijeenkomst een goed hulpmiddel zijn in de werving. In een dergelijke bijeenkomst kan mondeling worden toegelicht waarom deelname aan de voorlichtingen belangrijk is en kan de drempel voor deelname worden verlaagd. Een programma voor een dergelijke bijeenkomst is in bijlage A opgenomen.
Follow-up Het doel van de voorlichting is ondersteuning bieden aan migranten- en vluchtelingenouderen om hun eigen keuzes te maken en bewust na te denken over hun behoeften op het gebied van wonen, welzijn en zorg en hoe het mogelijk is daaraan tegemoet te komen. Daarvoor is het van belang dat de ouderen beter bekend raken met voorzieningen. Die informatie hebben zij nodig om hun eigen afwegingen te kunnen maken.Voorlichting op maat voor deze groepen ouderen kan ook het niet-gebruik van voorzieningen op het terrein van wonen, welzijn en zorg – voor zover veroorzaakt door kennisgebrek – terugdringen. De ervaring met dit voorlichtingsprogramma leert dat ouderen die deze voorlichting hebben gevolgd behoefte hebben aan drie vormen van follow-up: b een contactpersoon die zij via de voorlichting hebben leren kennen en die hen kan helpen bij individuele problemen of vragen; iemand op wie ze kunnen terugvallen na afloop van het programma voor hulp bij het invullen van formulieren en het doen van aanvragen; b een terugkeerochtend of -dag waar de deelnemers elkaar weer eens kunnen ontmoeten; b een vervolg van de cursus waarbij sprake kan zijn van verdere uitdieping van de onderwerpen of van een nieuw onderwerp waarvan tijdens de cursus bleek dat er behoefte aan is.
Naast dit voorlichtingsprogramma wonen-welzijn-zorg zijn er de afgelopen jaren meer programma’s ontwikkeld specifiek gericht op oudere migranten of vluchtelingen. In Bijlage C worden deze programma’s kort beschreven.
13
1 Organisatie en voorbereiding
15
1 Doel, doelgroep en aanpak van de bijeenkomsten De bijeenkomsten worden voor ouderen georganiseerd. Uitgangspunt is dat alle mensen het vermogen hebben om hun eigen keuzes te maken en in zekere mate hun eigen leven te sturen. We willen in deze cursus een appel doen op de kracht van mensen. De ouderen hebben allemaal ooit een (soms afgedwongen) keus gemaakt hun land van herkomst te verlaten. Zij hebben een nieuw leven opgebouwd in een vreemd land. Dat is met vallen en opstaan gebeurd, maar ze hebben er wel van geleerd. Nu ze voor de levensfase van de ouderdom staan, kunnen ze die kracht en ervaring gebruiken om opnieuw een volgend stuk van hun leven in te vullen.
Doelen
16
b Ondersteuning geven aan de deelnemers om hun eigen koers te varen en invloed uit te oefenen op de kwaliteit van hun leven. (Effect: deelnemers geven na afloop van de bijeenkomsten aan dat ze (beter) weten wat ze willen voor de komende jaren en hoe ze dat kunnen vormgeven.) b Een aanzet geven tot bewust nadenken over de ouderdomsfase en verhelderen dat er een wereld van verschil bestaat tussen de beelden over en realiteit van ouderdom in het land van herkomst en oud worden in Nederland. (Effect: er is een verschil tussen de nulmeting en de nameting wat betreft de beelden die mensen hebben over oud worden en zorg krijgen.) b Een begin van een gesprek stimuleren tussen ouderen onderling over verwachtingen en opvattingen over en weer en wensen voor de toekomst. (Effect: verschil tussen de nulmeting en de nameting betreffende de mate waarin mensen thuis en met kinderen praten over hoe zij verantwoordelijkheden en wensen zien en de zaken praktisch regelen.) b Mogelijkheden bieden voor oriëntatie en beeldvorming over wat het Nederlandse stelsel op het gebied van wonen, welzijn en zorg te bieden heeft aan thuiswonende ouderen (om hen in staat te stellen zo lang mogelijk in hun eigen huis te blijven). (Effect: via de nulmeting en de nameting is een verschil in kennisniveau aantoonbaar.) b De weg wijzen naar die personen en instanties die op maat kunnen informeren en helpen in individuele gevallen. Dat is van belang voor het moment dat de deelnemers hun eigen keuzes hebben gemaakt. (Effect: aantoonbare groei in cliëntcontacten van ouderenadviseurs en andere verwijzers in de weken na de bijeenkomsten.) De genoemde doelen impliceren dat het niet de opzet is om in deze bijeenkomsten het aanbod te ‘verkopen’. Van belang is dat de deelnemers zelf over hun eigen wensen en keuzes gaan nadenken en dat er gesprekken ontstaan tussen ouderen en familieleden over hulp en zorg. Daarvoor hebben de ouderen informatie nodig over wat mogelijk is en welke weg ze moeten volgen bij het inschakelen van professionele hulp.
Doelgroep De doelgroep ouderen van deze cursus bestaat uit mensen van 50 jaar en ouder, migranten en vluchtelingen. Deze mensen zijn allemaal in een ander deel van de wereld opgegroeid en volwassen geworden. Op enig moment zijn ze naar Nederland gekomen.Voor een deel van de groep geldt dat de mensen nog niet zo veel over oud worden hebben gedacht omdat zij nog steeds bezig zijn een nieuw leven in een nieuw land op te bouwen.Voor een ander deel geldt dat de droom van terugkeer nog heel sterk is. Die mensen vertrouwen op het aloude systeem van familiezorg in het thuisland. Wellicht hebben zij wel een gevoel dat het niet zo simpel zal zijn, maar zij ervaren weerstand om daar iets mee te doen zolang zij daartoe de uiterste noodzaak niet inzien. Migranten en vluchtelingen hebben vanuit hun eigen land beelden meegenomen over ouder worden en zorgverlening. In veel gevallen zijn ook in het land van herkomst die beelden inmiddels verouderd. In Nederland zijn die beelden over ouder worden en zorg krijgen al helemaal niet realistisch.Voor vrijwel alle migranten en vluchtelingen geldt verder dat ze wel ideeën hebben over hoe Nederlanders met hun ouderen omgaan, maar dat ze heel weinig weten over de feitelijke gang van zaken. Het is bijvoorbeeld niet bekend bij migrantenouderen dat een heel hoog percentage autochtone ouderen thuis blijft wonen met steun van familie en met professionele zorg. Deze groepen migranten en vluchtelingen hebben geen of nauwelijks zicht op welke mogelijkheden er zijn om zelfstandig te blijven leven en wonen met ondersteuning van welzijn, dienstverlening en zorg. Er is sprake van een achterstand in informatie als gevolg van factoren die bij deze groepen zelf liggen: gebrekkige beheersing van het Nederlands, een percentage analfabeten in de eigen taal, schriftelijke informatie niet (kunnen) lezen, nauwelijks toegang tot internet. Nieuwe kennis verwerven mensen uit deze doelgroepen via mondelinge overdracht door vertrouwde personen. Maar daarnaast speelt een belangrijke rol dat in het algemeen de aanbiedende organisaties nog geen werkbare manier hebben gevonden om deze groepen te informeren en voor te lichten op een wijze die bij deze doelgroepen past. De familieleden van deze ouderen zijn evenmin op de hoogte van het Nederlandse zorgstelsel, zo leert de ervaring. Er is ook bij deze groep sprake van een informatieachterstand en een kloof wat betreft zorgopvattingen en verwachtingen. Deze mensen ervaren de spanning tussen de verwachtingen van de ouderen en dat wat zij zelf kunnen bieden. Om overbelasting te voorkomen, is het belangrijk dat zij geïnformeerd zijn en dat zij met de ouderen samen tot werkbare oplossingen kunnen komen. Ook voor deze mensen is voorlichting belangrijk. Het werkt het beste als tegelijk met de voorlichting aan ouderen ook voorlichting aan mantelzorgers wordt georganiseerd. In deze handleiding geven we echter alleen suggesties voor een programma op maat voor de ouderen. De grote lijn kan evenwel ook worden gevolgd voor een programma voor mantelzorgers. Het verschil in perspectief tussen ouderen en mantelzorgers vraagt echter wel om aanpassingen.
17
De zorgculturen, zorgopvattingen en praktijken bij de doelgroep verschillen van die in de Nederlandse instellingen voor wonen, welzijn en zorg. Er is niet alleen sprake van een informatiekloof. Het is niet mogelijk de kloof tussen de vraag van deze ouderen en het beschikbare aanbod te overbruggen met alleen voorlichten.Wederzijds is ook aanpassing nodig in cultuur, opvattingen en uitvoeringspraktijk van hulp en zorg. In dit programma wordt aandacht besteed aan de ouderen en worden hun verwachtingen afgezet tegen wat in Nederland gangbaar en mogelijk is. Dit programma is niet gericht op de aanpassingen die van de aanbodzijde worden gevraagd! Daarvoor is een aanvullend, apart traject noodzakelijk. Bij het ouder worden komen veel mensen problemen tegen: gezondheidsproblemen, bestaansproblemen en problemen in de omgang met anderen. Soms is het moeilijk onderscheid te maken tussen gezondheids- en bestaansproblemen (bijvoorbeeld bij dementie en depressie), omdat het niet duidelijk is wat er precies aan de hand is. Problemen in de omgang met anderen worden vrijwel nooit als zodanig benoemd, terwijl die wel heel bepalend kunnen zijn voor het welbevinden van mensen.5 Voor de doelgroep van deze voorlichting spelen bestaansproblemen en problemen in de omgang met anderen een grote rol. Dat leidt tot ingewikkelde levensopgaven die deze mensen bij het ouder worden te vervullen hebben. De cursusbijeenkomsten kunnen wellicht een bijdrage leveren door in het programma het levensloopperspectief en de levensopgaven een plaats te geven: b persoonlijke opgaven als betekenisgeving herzien, zelfbeeld aanpassen, hoop en gevoel van eigenwaarde behouden; b sociale opgaven: zelfstandigheid zo veel mogelijk behouden, (her)vinden van een zinvolle dagbesteding en tijdsbesteding, sociale contacten onderhouden; b de opgave om de eigen autonomie in stand te houden of te versterken, eigen sturing te geven aan het leven. Juist bij deze laatste opgave is het verschil in cultuur tussen individualistische en groepsculturen sterk merkbaar. Het Nederlandse zorgstelsel gaat uit van het principe dat ouderen zo lang mogelijk, zo veel mogelijk zelf doen. In groepsculturen, waarin veel migranten en vluchtelingen leven, is er meer sprake van aanpassing aan de wensen en mogelijkheden van de groep en van afwachtendheid (‘De hogere macht zal voor ons zorgen’).
18
Opvattingen over ouderdom, zorgculturen en zorgpraktijken verschillen. Daardoor vullen mensen op zeer verschillende wijze in hoe zij aan de levensopgaven van de ouderdom (willen) werken. In de cursusbijeenkomsten krijgen deelnemers de mogelijkheid om na te denken over de eigen aanpak. De cursus kan niet meer dan een aanzet geven tot nadenken over keuzes, het gesprek stimuleren en richting geven aan de te volgen weg. Het is van belang dat er na de voorlichting mogelijkheden zijn voor individuele nazorg voor de mensen die direct hulp nodig hebben. Een voorlichtingsreeks kan daarom beter niet als losse activiteit worden georganiseerd, maar wordt bij voorkeur ingekaderd in een bredere aanpak van voorlichting en aanpassing van dienstverlening en zorgaanbod.
5 Pool, A., H. Mostert en J. Schumacher, De kunst van het afstemmen. Belevingsgerichte zorg: theorie en praktijk van een nieuw zorgconcept. Utrecht: NIZW, 2003.
Aanpak De cursus is opgezet voor oudere migranten en vluchtelingen, wat een grote verscheidenheid aan subdoelgroepen betekent. Daarom is het niet eenvoudig vooraf een scherp doelgroepprofiel te benoemen. We gaan er in de programmaopzet van uit dat een groot deel van de doelgroep het Nederlands niet goed beheerst.Voor vrijwel allen geldt dat het Nederlands problemen geeft als het gaat om onderwerpen met een emotionele lading. Daarnaast gaan we uit van de noodzaak van een heel concrete, praktische en ervarende aanpak. Daarmee denken we een programma te maken dat voor veel mensen uit deze groepen passend is. Er is een algemeen programma voor de bijeenkomsten gemaakt; het stramien is voor alle groepen hetzelfde. In de bijlagen zijn suggesties en achtergrondinformatie over verschillende subgroepen opgenomen om het algemene programma voor de verschillende subdoelgroepen op maat te maken, bijvoorbeeld voor Turkse of Antilliaanse groepen. Dit is ook bedoeld als hulpmiddel voor de inleiders/voorlichters om meer op maat voor een bepaalde subdoelgroep te werken. Het is aan de cursusbegeleider om in het algemene programma waar wenselijk of nodig onderdelen op maat op te nemen voor de groep waarvoor de cursus op dat moment wordt gegeven. Het programma bestaat uit een aantal modules en er wordt aandacht besteed aan welzijn, wonen en zorg, met ter afsluiting informatie en adviesvoorzieningen. Kortom: het accent ligt op actief en zelfstandig ouder worden en de ondersteuning die daarbij beschikbaar is. De ervaring leert dat deelnemers veel vragen hebben over regelingen op het gebied van psychische problematiek, migratie, pendelen, financiën en gezondheidsbevordering. Hiervoor zijn in deze handleiding echter geen modules uitgewerkt.Voor deze thema’s zijn andere, goed bruikbare programma’s ontwikkeld. Gegevens over inhoud en verkrijgbaarheid van die programma’s zijn in de bijlagen opgenomen. In totaal is er materiaal voor één kennismakingsbijeenkomst en voor zeven voorlichtings- en discussiebijeenkomsten, verdeeld over vier modules. De laatste module betreft een programma voor één bijeenkomst. Wij pleiten ervoor om een negende bijeenkomst mogelijk te maken. De invulling daarvan komt voort uit de tijdens de cursus gebleken behoefte aan verdieping van een onderwerp of een nieuw onderwerp. In bijlage A hebben we een programma opgenomen voor een wervings- en startbijeenkomst. Die kan een belangrijk hulpmiddel zijn in de wervingsfase, zeker als er breed wordt geworven onder deelnemers die niet al in andere groepen hebben kennisgemaakt met elkaar of het programma van de voorlichting. 19
Iedere module is opgebouwd uit een eerste bijeenkomst waarin de deelnemers zich oriënteren op de thematiek, warm lopen, hun eigen beelden en verwachtingen verhelderen, en een vervolgbijeenkomst waarin de deelnemers de informatie die wordt gegeven, kunnen inpassen in hun eigen denkkader. De cursusbegeleider kan zelf een selectie maken voor een kleiner aantal bijeenkomsten, al naargelang de doelen van de organisatie, de wensen van de deelnemersgroep en de financiële mogelijkheden. Wij raden echter aan om in dat geval een hele module te schrappen, zodat de methodische opbouw van de bijeenkomsten gehandhaafd blijft.Verder raden we aan om de thematische
volgorde van de bijeenkomsten te volgen: eerst de bijeenkomst over sociale contacten / actief zijn, vervolgens wonen en zorg, en ter afsluiting een bijeenkomst over informatie en adviesvoorzieningen. Deze volgorde is bewust gekozen om deelnemers in de gelegenheid te stellen met elkaar een veilige groepsomgeving op te bouwen en te groeien van onderwerpen die minder op de eigen opvattingen en zelfbeelden ingrijpen naar meer ingrijpende thema’s. Met opzet is de bijeenkomst informatie en advies als laatste geplaatst omdat daarin een schakel wordt gelegd naar nazorg.
Overzicht opzet en inhoud van de bijeenkomsten Het voorlichtingsprogramma bestaat uit een aantal modules die onafhankelijk van elkaar gebruikt kunnen worden. Dit wil zeggen dat als men kiest voor een beperkt aantal bijeenkomsten, men een module kan laten vervallen. Per module is het belangrijk beide bijeenkomsten te realiseren, omdat ze zijn opgezet volgens het stramien: eerst praten over de eigen beleving en kennis en vervolgens informatie aanbieden opdat die beter aansluit en beklijft. Modules
Inhoud
Bijeenkomsten
• (eventueel) wervings- en start-
bijeenkomst 0
bijeenkomst module 1: actief zijn en blijven, ontmoeting
(bijlage A)
• kennismakingsbijeenkomst
bijeenkomst 1
• blijven bewegen, activiteiten en
bijeenkomst 2 en 3
ontmoeting • vervoer • cursussen, ontspanning • eettafels, dagbesteding • excursie
module 2: wonen
• blijven wonen in je eigen huis en welke
bijeenkomst 4 en 5
hulp en aanpassing is mogelijk • verschillende vormen van zelfstandige seniorenhuisvesting • verschillende vormen van beschermd wonen • excursie module 3: zorg thuis
• familiezorg en ondersteuning familiezorg
bijeenkomst 6 en 7
• thuiszorg en hulpmiddelen
20
• ziekenboeg, maaltijdvoorziening module 4: informatie, advies en
• informatie over ouderenadviseurs
bijeenkomst 8
begeleiding
• maatschappelijk werk, schuld-
en facultatief bijeen-
hulpverlening • informatieboekje en evaluatie • vervolg
komst 9, verdieping of vervolg
Aantal deelnemers We raden aan om uit te gaan van minimaal tien en maximaal vijftien deelnemers. Als er meer dan vijftien deelnemers zijn dan is er een gerede kans dat de betrokkenen niet goed aan het woord komen. Met minder dan tien deelnemers kunnen de gesprekken als te direct en persoonlijk worden ervaren: er is minder mogelijkheid om ‘te schuilen’ in de groep.
Doorwerking naar de thuissituatie De deelnemende ouderen zullen niet alles kunnen onthouden wat ze te horen krijgen tijdens de bijeenkomsten. Aan het einde van het programma krijgen alle deelnemers dan ook een informatieboekje mee naar huis. Dit boekje bevat informatie die ook tijdens de cursus wordt gegeven, met handige adressen en telefoonnummers. De ervaring leert dat de deelnemers het informatieboekje niet snel opzij zullen leggen als het wordt aangevuld met foto’s van de bijeenkomsten en excursies. Wanneer zij in de toekomst op zoek zijn naar informatie, adressen en telefoonnummers zijn deze binnen handbereik. Ook zullen ze hun kinderen en andere familieleden de foto’s willen laten zien en dat is weer een mooie gelegenheid om de praktische informatie die het boekje bevat door te spelen en bekend te maken aan de naaste omgeving van de deelnemers. Het mes snijdt, zogezegd, aan twee kanten. Het merendeel van de migranten- en vluchtelingenouderen leeft in een zogenoemde groepscultuur. Deze is afwijkend van de westerse geïndividualiseerde cultuur wat betreft keuzes en beslissingsvrijheid van het individu. Over belangrijke beslissingen wordt in de groep gesproken en weegt het oordeel van de sociale omgeving sterk. Om die reden verdient het aanbeveling om tegelijk met de voorlichting aan ouderen ook voorlichting voor mantelzorgers te organiseren. Buiten het gegeven dat de familie / sociale omgeving dan ook op de hoogte is, kunnen familiebesprekingen wat eenvoudiger zijn als het gaat over ingrijpende zaken zoals het inschakelen van hulp en zorg van buiten de familie.
21
2 Voorwaarden om het voorlichtingsprogramma op te zetten en tot een succes te maken
Verantwoordelijkheid voor de coördinatie Als het voorlichtingsprogramma wordt georganiseerd, moeten, zeker de eerste keer, tal van zaken worden geregeld. Bijvoorbeeld de werving van deelnemers, het uitnodigen van de deelnemers, het zoeken naar een goede ruimte, het voorlichtingsmateriaal en de apparatuur moeten aanwezig zijn, er moet een voorlichter in de eigen taal of een tolk zijn. Ook moet er iemand zijn die de excursies voorbereidt en contacten legt met de betrokken organisaties. De ervaring leert dat dit alleen lukt als iemand verantwoordelijk is voor de coördinatie en hij of zij deze verantwoordelijkheid ook neemt. Soms worden de coördinatie en de begeleiding tijdens de cursus bij één persoon gelegd. Dit kan voordelen hebben.Vanzelfsprekend kan de betreffende persoon onderdelen van het werk door iemand anders laten uitvoeren. Er moet wel duidelijk zijn wie aangesproken kan worden wanneer er iets gedaan moet worden of als er vragen zijn.
Samenwerking met zelforganisaties en aanbieders van diensten en zorg Het initiatief om dit voorlichtingsprogramma te organiseren kan bij veel organisaties liggen. De ervaring leert dat vaak GGD-instellingen of plaatselijke Stichtingen Welzijn Ouderen het initiatief nemen. Soms vinden zelforganisaties van migranten en/of vluchtelingenorganisaties het heel belangrijk als er een cursus wordt georganiseerd voor hun oudere leden. We pleiten ervoor altijd een zelforganisatie of sleutelfiguren uit de gemeenschap te betrekken bij het organiseren van de voorlichting. Zij kunnen een belangrijke rol vervullen bij de werving van deelnemers. In dat geval is het verstandig om een werkgroep te vormen waarin de voorbereiding en uitvoering worden besproken en taken verdeeld kunnen worden om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de doelgroep. 22
Tijd, geld Goede voorlichting geven kost tijd en geld. Het organiseren van het onderhavige voorlichtingsprogramma is niet iets wat tussendoor gedaan kan worden. Het kost ongeveer 176 uur om de bijeenkomsten voor het eerst te organiseren, zelf te begeleiden, alle contacten te leggen met zelforganisaties en Nederlandse organisaties, zelf alle werk rond de werving te doen en organisatorische zaken te regelen. We geven hierna een tijdschatting per onderdeel. Het gaat hier om het totaal aantal uren voor coördinator en cursusbegeleider.
1 Algemene voorbereiding b contacten leggen met organisaties b geld organiseren b overleg coördinator en cursusbegeleider 2 Deelnemers werven b ouderen benaderen, sleutelfiguren inschakelen b bijeenkomsten bezoeken b affiches maken 3 Praktische voorbereiding b zaal reserveren voor de bijeenkomsten b inleiders regelen b excursies regelen b tolk regelen 4 Inhoudelijke voorbereiding van de bijeenkomsten b per bijeenkomst 4 uur, acht bijeenkomsten 5 Uitvoering van acht bijeenkomsten b per bijeenkomst 4 uur, acht bijeenkomsten b (als zowel coördinator als cursusbegeleider aanwezig is bij de bijeenkomsten dan moet men rekenen op meer uren) 6 Nazorg en afsluiting Totaal
36 uren
30 uren
30 uren
36 uren 36 uren
8 uren 176 uren
Bij gebruik van een tolk komen hier nog 50 uren: 40 uren aanwezigheid bij de bijeenkomsten en 10 uur overleg. Het zal minder tijd kosten om voor een tweede keer het programma uit te voeren bij dezelfde groep migranten of vluchtelingen omdat de contacten dan al gelegd zijn. In dat geval moet men toch nog rekenen op 100 tot 150 uren. Er moet geld beschikbaar zijn om de uren van de coördinator te betalen, voor het materiaal, de ruimte die gehuurd moet worden, de cursusbegeleider en eventueel de tolk als de cursusbegeleider niet de eigen taal van de deelnemers spreekt. Het organiseren van geld is de eerste stap na het principebesluit om de voorlichting te geven. Het wordt afgeraden om verdere stappen te zetten als er nog geen zekerheid is over het geld. Het is van belang te starten met het maken van een realistische begroting. Hoeveel geld er nodig is, hangt van een aantal factoren af: moeten de uren van de coördinator/ begeleider/tolk worden betaald, moet er worden betaald voor de consumpties en zaalhuur? Mogelijke kostenposten zijn: b huren van ruimten; b consumpties; b huren van een bus voor de diverse excursies; b aardigheidje voor inleiders en/of gastvrouw of gastheer bij excursies; b print- en kopieerkosten;
23
b vertaalkosten; b het maken van een informatieboekje met foto’s van excursies.
Investeren in de toekomst Het geven van voorlichting over het ouder worden in Nederland brengt veel teweeg bij de deelnemers. Organisaties die in het verleden deze voorlichting hebben georganiseerd, vertellen dat er onder de deelnemers veel behoefte is aan nazorg of een vervolg op het programma. Het heeft weinig zin om deze voorlichting te geven als er daarna geen mogelijkheden zijn om deelnemers verder te helpen. Na verloop van tijd zakt de kennis weg bij de deelnemers en het lijkt gerechtvaardigd te zeggen dat de voorlichting dan voor niets is geweest. Er is behoefte aan drie vormen van nazorg en/of een vervolg: b een (vertrouwd) persoon waar deelnemers terechtkunnen met persoonlijke vragen, hulp bij het invullen van formulieren en het doen van aanvragen voor hulp of zorg; b een reünie van de deelnemers: elkaar na verloop van tijd weer eens ontmoeten; b verdere uitdieping van de onderwerpen die ter sprake zijn gekomen tijdens de voorlichting of voorlichting of scholing op andere terreinen; te denken valt aan voorlichting over wetten en regelingen, voorlichting over gezondheid en gezond leven enzovoort. Bij de voorbereiding van de cursus is het belangrijk hiermee rekening te houden. U kunt dan met elkaar afspreken wat u kunt aanbieden als bij de evaluatie van de bijeenkomsten met de deelnemers deze wensen naar voren komen.
24
3 De coördinator/cursusbegeleider : kwaliteit en voorbereiding Het initiatief tot het geven van de voorlichting kan van een Nederlandse organisatie of van een zelforganisatie komen. In beide gevallen is het een randvoorwaarde dat één persoon de coördinatie op zich neemt. Naast de coördinator is een cursusbegeleider en eventueel een inleider/ voorlichter nodig. De begeleider is de persoon die de bijeenkomsten leidt en begeleidt. Coördinator en cursusbegeleider moeten nauw met elkaar (kunnen) samenwerken. Het is mogelijk de functies van coördinator en begeleider in één persoon te verenigen. Beide functies vragen echter wel andere vaardigheden. Daarnaast kan er voor bepaalde onderdelen van het programma worden samengewerkt met voorlichters van aanbieders van diensten, bijvoorbeeld een thuiszorgorganisatie.
Coördinator De coördinator is belast met de organisatie van de bijeenkomsten. Hij of zij organiseert de werving en de bijeenkomsten en legt de contacten met de organisaties die betrokken zijn bij de bijeenkomsten (ten behoeve van een inleiding of een excursie). De belangrijkste gewenste kwaliteiten van de coördinator zijn: b ervaring met het organiseren van bijeenkomsten; b in staat zijn samen te werken; b de verantwoordelijkheid voor de coördinatie kunnen nemen; b op de hoogte zijn van voorzieningen voor en ontwikkelingen in de leefsituatie van (migrantenen vluchtelingen)ouderen; b contacten hebben met Nederlandse organisaties op het terrein van wonen, welzijn en zorg; b contacten onderhouden met zelforganisaties van migranten en vluchtelingen. Contacten met lokale maatschappelijke organisaties
Een onderdeel van het voorlichtingsprogramma is het geven van informatie door vertegenwoordigers van bepaalde voorzieningen en het organiseren van een of meer excursies. Het is van belang in een vroeg stadium contacten te leggen met vertegenwoordigers van deze organisaties en formele samenwerkingsafspraken te maken. Inleidingen houden of groepen ontvangen voor een excursie kost tijd en inzet. Inleiders/voorlichters
De coördinator geeft de vertegenwoordigers van organisaties die voorlichting komen geven uitleg over het programma. De informatie moet vooral praktisch zijn. Het is voor deelnemers niet interessant om te horen hoe een organisatie organisatorisch in elkaar zit. De volgende punten verdienen daarentegen wel aandacht:
25
b Wat kan een organisatie of voorziening voor ouderen doen (en wat doen ze niet): welke diensten bieden zij? b Zijn er voorwaarden verbonden aan het gebruik van de diensten? b Zijn er kosten verbonden aan het gebruik van de diensten en kan men de kosten hiervan vergoed krijgen, bijvoorbeeld van de gemeente of van de zorgverzekeraar? b Waar kan men (fysiek of telefonisch) terecht? b Wat gebeurt er als men contact zoekt? b Het is van belang dat de inleider met voorbeelden werkt. b Het gesprek moet worden vertaald en dit vraagt tijd. Bijgevolg wordt er steeds met korte stukjes tekst gewerkt die de tolk vertaalt. b De deelnemers moet de ruimte worden geboden om vragen te stellen. Excursies
De voorbereiding van een excursie kost meer tijd dan de voorbereiding van een inleiding. Daar staat tegenover dat zelf ergens op bezoek gaan de deelnemers veel meer informatie biedt dan informatieverstrekking als zodanig. Het is wenselijk gebruikers van de voorziening bij een excursie te betrekken. Een bezoek aan een dagvoorziening is veel leuker als de deelnemers aan de excursie kunnen meedoen aan een activiteit. Zo is het bezoek aan een maaltijdvoorziening leuker als de deelnemers daar de maaltijd kunnen gebruiken. Dit vraagt echter wel veel voorbereiding, ook voor de desbetreffende voorziening. Het is dan van belang om ruim van tevoren contact te zoeken en afspraken te maken. Tips
Tips voor het werken met een tolk
26
Soms is een tolk nodig als er alleen een Nederlandssprekende inleider beschikbaar is. Zorg ervoor dat de tolk naast de inleider zit en alleen vertaalt wat er wordt gezegd. Geef de Nederlandse spreker de volgende adviezen: b Richt u tot de groep, kijk niet naar de tolk. b Alles moet steeds worden vertaald, dus u kunt maar een beperkte hoeveelheid informatie overbrengen in de tijd die u ter beschikking staat. b Denk vanuit de doelgroep. De deelnemers weten weinig tot niets van Nederlandse voorzieningen voor ouderen of vrijwilligerswerk.Vertel geen standaardverhaal waarin u uw organisatie van a tot z presenteert maar spreek alleen over wat voor de deelnemers van belang kan zijn. b Spreek als het ware in kleine tekstblokjes, waarna de tolk kan vertalen. b Een klein aantal mensen zal u (deels) kunnen verstaan. Praat dus bij voorkeur rustig, eenvoudig en duidelijk om hun de kans te geven u te volgen. b Vermijd moeilijke woorden. Geef praktische voorbeelden. Tips ter voorbereiding van een excursie
b Het geniet de voorkeur excursies of het programma als geheel niet tijdens de ramadan te organiseren. Regel alles een paar weken voor de beoogde excursiedatum. Noem dag en tijd bij het maken van de afspraken. Geef aan hoe groot de groep is. b Houd rekening met de gebedstijd. Regel dat er gelegenheid is om tussentijds te bidden. b De deelnemers moeten een goede indruk krijgen van de organisaties voor dienstverlening en
b
b
b
b
zorg. Dit is voor velen de eerste kennismaking met Nederlandse organisaties voor ouderen. Daarom is het belangrijk dat de ouderen zich welkom voelen. Dat betekent: een goede organisatie van de hele excursie, een gastvrouw of gastheer die goed op de hoogte is en de groep niet laat wachten (en niet tussentijds wordt weggeroepen), en dat er koffie en thee wordt geserveerd met iets erbij. Spreek af wie de groep zal ontvangen: een beroepskracht of ouderen die gebruikmaken van de voorziening. Bereid de rondleiders en eventueel gastouderen goed voor. Het gaat er deze dag om dat deelnemers met eigen ogen zien en ervaren en praktische informatie krijgen. Spreek daarom met de rondleider of gastouderen af dat de tijd vooral zal worden besteed aan een rondleiding of demonstratie. Als er sprake is van gastouderen, spreek dan met hen af dat zij niet alleen zakelijke informatie geven maar dat zij ook iets vertellen over hoe ze de beslissing hebben genomen om hier deel te nemen.Verder is het belangrijk dat ze iets melden over hoe ze een en ander ervaren, dat ze emotie herkenbaar kunnen overbrengen. Spreek ook met de ouderen af hoe kort of lang ze aan het woord kunnen zijn. Geef de rondleider (gastheer of gastvrouw) de ‘tips om te bespreken met diegenen die ouderen ontvangen tijdens de excursie’ en de ‘tips ten aanzien van de rondleider (gastvrouw/ gastheer)’ op papier of stuur hem of haar een uitgebreide brief. Gebruik deze dag – indien mogelijk – het speciaal vervoer voor ouderen. Maak precieze afspraken. Spreek nauwkeurig de instaptijden af. Geef de firma én de chauffeurs een overzicht van de vertrektijden en adressen. Zorg voor een attentie voor de gastheren of -vrouwen.
Tips voor de start van de excursie
b Neem een fototoestel mee en maak foto’s ten behoeve van het informatieboekje dat de deelnemers aan het eind van de cursus ontvangen. b Regel waar koffie en thee wordt geserveerd: op het adres waar men vertrekt of op het bezoekadres. b Geef de deelnemers het programma. b Vertel de deelnemers het volgende: ‘Vandaag zullen we een bezoek brengen aan ... In alle gemeenten zijn er zulke organisaties voor ouderen. U kunt vandaag allerlei vragen stellen, daar is deze dag voor. We zijn hier om ... uur weer terug. We gaan met het speciaal vervoer voor ouderen: een busje of ...’ b Als er een voorzitter of beroepskracht van een organisatie meegaat, stel bij aankomst bij een organisatie dan steeds degene die de groep ontvangt voor aan deze voorzitter of beroepskracht. b Zorg er tijdens de excursie voor dat de deelnemers steeds weten waar ze zijn. Als iedereen zit of aanwezig is, zeg dan: ‘We zijn nu ... Dit is ... Hij/zij zal ons eerst iets vertellen over ... Daarna krijgen we een rondleiding. Ik nodig u van harte uit vragen te stellen, want die kans hebt u nu.’ b Draag er zorg voor dat de attentie voor de gastheren of -vrouwen wordt overhandigd bij het vertrek.
27
Tips om te bespreken met diegenen die de ouderen ontvangen tijdens de excursie
Het bezoek van deze ouderen is onderdeel van een serie voorlichtingsbijeenkomsten. Tijdens deze voorlichting praten de ouderen met elkaar over ouder worden in Nederland. Voor vrijwel alle ouderen geldt dat zij niet op de hoogte zijn van de manier waarop ouderen in Nederland de zorg krijgen die ze nodig hebben. Tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten krijgen zij daar informatie over. De excursie is bedoeld als praktische kennismaking.Voor de deelnemers aan de excursie geldt dat bijna alles nieuw is voor hen. Geeft u alstublieft de meeste tijd aan de rondleiding, want het ‘in het echt zien’ vinden de ouderen bijzonder leuk. Het is voor hen een kans die ze niet vaak krijgen. Vertel bijvoorbeeld aan de ouderen: b Voor wie is de voorziening bedoeld? b Wanneer komt een oudere ervoor in aanmerking? b Is het belangrijk of er kinderen zijn die hulp kunnen geven? b Welke kosten zijn eraan verbonden? b Hoe vragen mensen het aan? b Zijn er wachttijden? b Heeft de organisatie ervaring met mensen die geen Nederlands spreken? Hoe gaat men om met mensen die een andere taal spreken en andere gewoonten hebben? Een brede of historische uitleg is dus niet nodig; het kan zich beperken tot wat de organisatie biedt. Geef ook de tips mee over het werken met een tolk. Tips ten aanzien van de rondleider (gastvrouw/gastheer)
28
b Verzoek de rondleider zo mogelijk (allochtone) oudere deelnemers aan een voorziening zelf aan het woord te laten om die voorziening aan de groep bezoekers te presenteren. b Spreek met de rondleider af dat de deelnemers vragen kunnen stellen. b Vertel de rondleider iets over de deelnemers en over uw ervaringen met het werken met deze groep (waar bent u zelf op gaan letten als u de deelnemers iets vertelt?) b Vraag de rondleider een verhaal te houden dat zo praktisch en eenvoudig mogelijk is, waarbij hij of zij probeert aan te sluiten bij de dagelijkse werkelijkheid van de deelnemersgroep en voorbeelden geeft van werkelijk voorkomende situaties. Bij vervoer bijvoorbeeld: ‘Mijnheer A gaat twee middagen per week naar fysiotherapie. Hij kan daar niet zelf naartoe. Tot nu toe reed een dochter met de auto. Dat gaat nu niet meer omdat de dochter is verhuisd. Mijnheer A maakt nu gebruik van ...’ b Instrueer de rondleider heel duidelijk dat het niet de bedoeling is van deze bijeenkomst om het aanbod van een organisatie in een standaardverhaal te ‘verkopen’.Voorlichting moet concreet en op maat zijn, opdat de deelnemers zich zelf een oordeel kunnen vormen over wat bij hen past, wat zij eventueel willen gebruiken. Wijs de voorlichters erop dat de ouderen weinig weten van Nederlandse voorzieningen. Zij hoeven de organisatie achter de voorzieningen niet te kennen. Het gaat erom dat zij zich er een voorstelling van kunnen maken welk nut bepaald aanbod kan hebben. b Leg de rondleider die over eigen bijdragen gaat praten uit dat de meeste deelnemers een betrekkelijk laag inkomen hebben, als ze 65 of ouder zijn WAO of een gedeeltelijke AOW. (Misschien zijn veel deelnemers nog lang geen 65!) De hoogte van de AOW hangt af van het
aantal jaren dat men officieel in Nederland is. Misschien zijn er deelnemers die jaren in Nederland hebben gewoond zonder verblijfsvergunning. b Wijs de rondleider erop dat de meeste ouderen er moeite mee hebben Nederlands te lezen. Uitdelen van Nederlandse folders heeft in dit licht wellicht weinig nut. Men kan wel folders geven aan wie belangstelling heeft of aan mensen wier familie goed Nederlands kan lezen. b Vertel de rondleider dat men zeker zal vragen naar prijzen en naar de mogelijkheden om in aanmerking te komen voor de voorziening waarover wordt verteld. Hij of zij kan daarop heel kort antwoorden en zeggen dat iedere gezinssituatie anders is en dat op dergelijke vragen geen goede antwoorden te geven zijn in de groep. Om precies te kunnen vertellen wat voor ieder de mogelijkheden en de kosten zullen zijn, kan het best een afspraak voor een individueel gesprek worden gemaakt. b Geef de rondleiders ook de tips mee voor het werken met een tolk.
Cursusbegeleider De cursusbegeleider is verantwoordelijk voor het leiden van de bijeenkomsten en het begeleiden van de deelnemers. De belangrijkste gewenste kwaliteiten van de cursusbegeleider zijn: b in staat zijn met een groep te werken en specifiek met een groep met een lage of geen opleiding; b op de hoogte zijn van voorzieningen voor en ontwikkelingen in de leefsituatie van (migrantenen vluchtelingen)ouderen; b bekend zijn met belangrijke zaken in de belevingswereld van en omgang met de specifieke doelgroep waarvoor de cursus wordt gegeven. Een Nederlandse begeleider of een begeleider uit de eigen groep?
In het verleden is het voorlichtingsprogramma zowel gegeven door Nederlandse cursusbegeleiders als door cursusbegeleiders afkomstig uit de eigen migrantengroep. Deelnemers zagen zowel voor- als nadelen van een Nederlandse cursusbegeleider en een begeleider uit de eigen groep. Het voordeel van een cursusbegeleider die de taal van de deelnemers spreekt is dat deze op de hoogte is van de gewoonten en gebruiken van de groep en dat er geen tijd verloren gaat aan het vertalen door een tolk. Een Nederlandse cursusbegeleider moet er rekening mee houden dat een tolk zijn of haar verhaal moet vertalen maar zal soms beter op de hoogte zijn van de mogelijkheden en onmogelijkheden ten aanzien van het aanbod. Soms wordt een begeleider uit de eigen groep minder geaccepteerd door de deelnemers: politieke of religieuze achtergronden kunnen hierbij een rol spelen. Werken met een tolk
Als de cursusbegeleider niet de taal spreekt van de deelnemers moet er met een tolk worden gewerkt. De ervaring leert dat een professionele tolk de voorkeur heeft. De tolk moet bekend zijn met begrippen die tijdens de cursus worden gebruikt, zoals mantelzorg, omschrijvingen van bestaande voorzieningen die ter sprake komen tijdens de cursus enzovoort. Een officiële tolk kost geld. De cursusbegeleider moet ervoor zorgen dat de tolk op de hoogte is van de inhoud van de cursus en in het kort voorafgaand aan elke bijeenkomst de inhoud en werkwijze van de
29
bijeenkomst bespreken. Wanneer er een tolk wordt aangetrokken vanuit een tolkencentrum, is het raadzaam af te spreken dat er gedurende de cursus een vaste tolk beschikbaar is. Mogelijkerwijs zal bij gebrek aan geld (noodgedwongen) gekozen moeten worden voor een (vrijwillige) tolk die goed Nederlands spreekt en de taal van de deelnemers beheerst en vaker als intermediair optreedt. Het is belangrijk goede afspraken te maken over de taak van de tolk. Een man of een vrouw als cursusbegeleider?
Voor sommige migranten- en vluchtelingengroepen maakt het niet uit of de bijeenkomsten worden geleid door een man of een vrouw. Bij andere groepen, zoals Turkse en Marokkaanse (en misschien ook voor bepaalde groepen vluchtelingen), leert de ervaring dat het beter is het voorlichtingsprogramma voor mannen en voor vrouwen apart te organiseren en met een cursusbegeleider van hetzelfde geslacht als de deelnemers. In sommige culturen zijn er duidelijke scheidslijnen tussen de leefwereld van mannen en vrouwen en het uitgangspunt van het voorlichtingsprogramma is de eigen leef- en belevingswereld van de deelnemers. Richtlijnen voor de cursusbegeleider
We noemen een aantal didactische uitgangspunten die een leidraad vormen bij de manier waarop de cursusbegeleider zaken overdraagt: b zelfwerkzaamheid b aanschouwelijkheid b motivatie b herhaling b zelfcorrectie b aansluiten bij het bekende Zelfwerkzaamheid
Het is wenselijk de deelnemer steeds aan te moedigen of in de gelegenheid te stellen zelf initiatief te nemen om tot oplossingen te komen. Elke activiteit die de deelnemer zelf ontwikkelt, verhoogt de motivatie. Daarnaast geldt dat een inzicht waar iemand zelf toe komt beter beklijft dan wanneer dit door een ander is ingebracht. Het leerresultaat zal daardoor effectiever zijn en meer structureel van aard. Aanschouwelijkheid 30
Hoe meer zintuigen bij het leren in actie zijn, des te groter het leervermogen zal zijn. De meeste deelnemers hebben behoefte aan een combinatie van horen, zien en doen, van verbale en nonverbale communicatie. Het is raadzaam beeldende werkvormen te gebruiken, letters en cijfers te laten zien door ze op te schrijven of op sheets te zetten. Daarnaast doet de cursusleider er goed aan voorbeelden voor te bereiden. Motivatie
Bij het begrip motivatie maken we een onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie is de wens van de deelnemer zelf om iets nieuws te leren. Extrinsieke motivatie is de ‘beloning’ die de deelnemer krijgt, bijvoorbeeld de waardering van degene die ervoor
heeft gezorgd dat hij of zij de cursus volgt, meer kansen op een bepaalde functie en dergelijke. Vooral de intrinsieke motivatie is van groot belang voor het resultaat van het leerproces van de deelnemer. Het is belangrijk voor de cursusbegeleider om de motivatie van de deelnemers voor, tijdens en na de cursus te peilen. Herhaling
Er is een uitspraak die zegt: 5x2 is meer dan 2x5.Voor een overdrachtssituatie betekent dit: het is beter om 5x2 uur aan een onderwerp te besteden dan 2x5 uur. Het vermogen nieuwe gegevens en ervaringen op te nemen, is beperkt. Het uitstrijken over verschillende sessies en het herhalen van informatie leidt tot een groter leereffect en leerresultaat. Zelfcorrectie
De cursusbegeleider moet mensen zo veel mogelijk zélf hun ‘fouten’ laten ontdekken. Dit verschaft hun meer inzicht in het waarom van de fouten dan wanneer hij of zij het ‘voorkauwt’. Zelfcorrectie kan in sommige gevallen iets meer tijd vragen, maar het resultaat is uiteindelijk groter. Er is alleen sprake van fouten als het gaat om vakinhoudelijke en feitelijke zaken. Een spijker zit goed of fout, een balans is sluitend of niet. Persoonsgebonden vaardigheden, zoals in communicatietrainingen, zijn niet goed of fout. De norm hierbij is of iemand het effect bereikt dat hij of zij zelf nastreeft. Aansluiten bij het bekende
De onderwerpen van de module dienen aan te sluiten bij wat reeds bekend is. De deelnemer moet begrijpen wat hij of zij kan met datgene wat wordt aangeboden. De verwerking verloopt dan effectiever. Het is daarom van belang over zo veel mogelijk informatie over de beginsituatie van de deelnemers te beschikken.
Aandachtspunten voor het werken met oudere migranten en vluchtelingen Wie oudere migranten en vluchtelingen als probleemgroep wil benaderen, hoeft nauwelijks naar argumenten daarvoor te zoeken. Oudere migranten en vluchtelingen scoren veelal laag op maatschappelijke zelfredzaamheid en hoog op behoefte aan hulp en diensten. Belangrijke factoren daarbij zijn de slechte beheersing van het Nederlands, het vaak geen Nederlands kunnen lezen en schrijven (dit kan ook gelden voor de eigen taal), het lage inkomen en de betrekkelijk slechte gezondheid. Toch doet een beschrijving in termen van problemen de zelfredzaamheid van deze ouderen tekort. De ouderen zijn altijd pionier geweest en zijn het nu nog.Velen zijn hier gekomen omdat ze de durf hadden te gaan werken of studeren in of te vluchten naar een land dat betreffende cultuur, klimaat en taal volkomen van hun eigen land verschilde.Velen deden dat in de hoop op een betere toekomst en zij waren bereid om daarvoor te vechten. De bereidheid om zich hiervoor in te zetten is ook op oudere leeftijd aanwezig. Een houding van hulpverlening of liefdadigheid is niet op zijn plaats. Een houding van solidariteit is veel gepaster.
31
Tips
b Ga op basis van gelijkwaardigheid om met de groep. b Geef alle deelnemers persoonlijke aandacht. b Zie de persoon als één geheel en besteed aandacht aan meerdere aspecten van het leven: dagritme; activiteiten/hobby’s; voorkeuren voor fysieke woon- en leefomgeving; belangrijke contacten met familie, vrienden, buurt, maatschappij; spiritualiteit; natuurbeleving. b Geef kort en begrijpelijk toelichting over waarom iets en wat er wordt gedaan. b Werk met schema’s, herhalingen, symbolen en plaatjes, onthoudbriefjes. b Stel eenvoudige keuzevragen. b Werk met verschillende vormen prikkels en materiaal die een beroep doen op alle zintuigen: zien, horen, voelen, proeven. Werk met verschillende technieken: knippen, plakken, schilderen, stickers plakken bij plaatjes/foto’s, geluid of muziek. b Gebruik verschillende ‘triggers’, prikkels om mensen te stimuleren: vragen, een kort verhaal, foto’s, geuren, dingen die kunnen worden aangeraakt of aangewezen of geselecteerd en op stapels gelegd. b Houd rekening met fysieke (on)mogelijkheden en beperkingen (kunnen zien, horen, bewegen van het hele lijf, benen en/of handen) in de keuze van de locatie voor de bijeenkomsten, de methodieken en de duur van de activiteiten. b Houd rekening met de tijdsduur die mensen aaneengesloten geconcentreerd kunnen zijn: niet veel langer dan een halfuur! b Zorg voor een veilige, ontspannen leeromgeving met goed sterk licht, geluidsarm voor lawaai van buiten, goede geluidsgeleiding binnen of ringleiding, een aangename temperatuur, ruim genoeg voor de groepsgrootte. b Stimuleer de activiteit van deelnemers zelf, laat henzelf verbanden leggen met al bestaande kennis en ervaring; treed niet te veel op als lesgever. b Geef vaak feedback.
32
4 Werving van deelnemers De doelgroep van het voorlichtingsprogramma wordt gevormd door oudere migranten of vluchtelingen van 50 jaar en ouder. De ervaring leert dat oudere migranten en vluchtelingen moeilijk bereikbaar zijn met traditionele wervingsmethoden. Zij zullen zich niet zo makkelijk opgeven voor een voorlichtingsprogramma als zij niemand anders kennen die ook deelneemt. Schriftelijke werving heeft vaak geen zin omdat zij slecht de taal spreken en/of lezen. Het is belangrijk de ouderen op te zoeken op plaatsen waar zij zich vaak ophouden en deelname te stimuleren door inzet van gezaghebbende mensen en organisaties uit hun eigen groep. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)6 laat zien dat per migrantengroep de beste vindplaats verschillend kan zijn: b Driekwart van de Molukse ouderen is lid van een vereniging: van zowel belangen- als gezelligheidsverenigingen als van godsdienstige organisaties. b Marokkaanse ouderen zijn bijna nooit lid van een vereniging en als ze lid zijn dan zijn betreft het een zelforganisatie. b Onder de Turkse ouderen is een op de vijf ouderen lid van een vereniging, maar dit geldt vooral voor de mannen; vrouwen zijn veel minder vaak lid. Net als Molukse ouderen zijn Turkse ouderen vooral lid van een belangenorganisatie of een godsdienstige organisatie. b Iets meer dan een kwart van de Antilliaanse ouderen is lid van een vereniging, maar hiervan is maar een minderheid lid van een belangenvereniging. Antillianen zijn vooral lid van gezelligheidsverenigingen zoals een sport-, hobby- of zangvereniging en in beperkte mate van een godsdienstige vereniging. b De Surinaamse ouderen nemen een middenpositie is: een derde is lid van een vereniging, waarvan 71% van een zelforganisatie.Verder zijn ze lid van zowel belangen- als gezelligheidsverenigingen maar in iets mindere mate dan de Antilliaanse ouderen. b Van de vier grootste migrantengroepen komt rond de 25% wel eens in een buurt- of wijkgebouw: Antilliaanse ouderen het minst (19%) en Surinaamse ouderen het meest (30%), Turkse en Marokkaanse ouderen nemen een tussenpositie in (ca. 25%). Godsdienst speelt bij migrantenouderen een belangrijke rol in hun leven: bijna alle migrantenouderen van de vier grootste migrantengroepen en de Molukse groep geven aan zich tot een godsdienstige groep te rekenen.Van de Marokkaanse en Turkse ouderen zegt 30% elke dag naar de moskee te gaan (dit geldt vooral voor de vrouwen), maar ook Surinaamse en Antilliaanse ouderen gaan regelmatig naar een kerk, moskee of gebedsdienst. Daarnaast gaan de ouderen ook vaak naar een moskee of kerk om andere activiteiten bij te wonen. Tot slot komt ongeveer een kwart van de migrantenouderen in koffiehuizen of een café.
6
Hart, J. de (red), Zekere banden. Sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid. Den Haag: SCP, 2002.
33
Tips om de doelgroepen te werven
b Via contacten met de zelforganisaties; zij kennen veel ouderen en kunnen een belangrijke steun zijn, zij hebben het vertrouwen van de ouderen. b Via contacten met sleutelfiguren, mensen die goed bekend zijn in wijk of gemeente. b Door middel van godsdienstige of andere activiteiten in moskeeën, kerken of tijdens gebedsdiensten. b In koffiehuizen en cafés. b In buurt- en wijkgebouwen. b Bij Surinaamse en Antilliaanse ouderen kan gedacht worden aan sport- en vrijetijdsverenigingen. b Via lokale radio-uitzendingen in de eigen taal. b Via affiches. b Door middel van persoonlijke wervingsfolders huis aan huis.
34
5 Ruimte, tijdstip en materiaal Het is van belang ervoor te zorgen dat er een vaste locatie is waar de bijeenkomsten kunnen plaatsvinden. Een locatie die al bekend is bij de deelnemers, bijvoorbeeld een wijkcentrum, geniet de voorkeur. De zaal moet groot genoeg zijn om ook in kleine groepjes met elkaar te discussiëren. Bij een aantal bijeenkomsten wordt gebruikgemaakt van flap-overs, een videorecorder c.q. dvd-recorder en een televisie. Deze hulpmiddelen moeten ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Daarnaast vinden er verschillende excursies plaats. Het is ook nodig om na te gaan of daar voorzieningen aanwezig zijn om een groep van rond de vijftien personen te ontvangen. Het is raadzaam de bijeenkomsten zo veel mogelijk op dezelfde dag van de week te organiseren en op hetzelfde tijdstip te laten beginnen. Het programma van de bijeenkomsten duurt twee uur, behalve als er een excursie plaatsvindt. Die bijeenkomsten duren langer.Voor en na iedere bijeenkomst moet de cursusbegeleider ook nog rekenen op wat extra tijd voor voorbereiding en voor persoonlijk contact met deelnemers. In deze handleiding wordt per bijeenkomst vermeld welke materialen worden gebruikt en/of beschikbaar zijn ten behoeve van de voorlichting.
35