Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege Q&A Reglementering maximale geluidsniveaus muziek, juni 2011
Waarom dringt een reglementering zich op? Er zijn geen normen voor het maximale geluidsniveau op allerhande muziekevenementen. Op dit moment bevat VLAREM alleen regelgeving over hinder. Dat betekent dat alleen bij klachten over burenhinder ten gevolge van luide muziek opgetreden kan worden. Op welke reglementering moet men tot nu toe terugvallen? Momenteel staan er in VLAREM geen limieten voor geluidsniveaus van muziek in een inrichting (ook tenten of openluchtactiviteiten). VLAREM is vooral gericht op hinder en regelt de niveaus in de omgeving van inrichtingen, niet in de inrichtingen zelf. Vandaag kan het college van burgemeester en schepenen bij de toelating van een muziekactiviteit wel voorwaarden opleggen wat het geluidsniveau en de duur van de muziekactiviteit betreft, maar dat gebeurt ad hoc. Ontstaansgeschiedenis van de wetgeving Oorspronkelijk was het KB van 24 februari 1977 van toepassing op alle mogelijke muziekactiviteiten met elektronisch versterkte muziek en gold het zowel voor private als openbare inrichtingen. In de inrichting was een geluidslimiet van max. 90 dB(A) van kracht (beperking gehoorschade bezoekers en eventueel werknemers), in de buurt (beperking overlast bij de omwonenden) waren de toegelaten limietniveaus afhankelijk van het oorspronkelijk aanwezige achtergrondgeluidsniveau. Omwille van de hinder die dancings e.d. veroorzaken voor de omwonenden, werden in 1991 lokalen met een dansgelegenheid met een totale oppervlakte van > 100 m² als ingedeelde inrichting in VLAREM opgenomen (rubriek 32 ‘Ontspanningsinrichtingen en schietstanden’). Om interpretatieproblemen te verhelpen werd de exacte omschrijving van de rubriek in de jaren daarna nog enkele keren gewijzigd. De huidige omschrijving is in bijlage 1 opgenomen. Voor de feestzalen en lokalen die ingedeeld zijn, geldt het volgende (VLAREM II, hoofdstuk 5.32): - De algemene bepalingen aangaande de beheersing van geluidshinder (VLAREM II, hoofdstuk 4.5) zijn van toepassing; - Voor nieuwe inrichtingen moet vóór de ingebruikname een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd met metingen in de omgeving bij maximaal vermogen in de inrichting, om na te gaan of aan alle geluidsvoorwaarden is voldaan. Voor de niet-ingedeelde inrichtingen bleef het KB van 24 februari 1977 gelden (omzendbrief van 20 maart 1997 betreffende VLAREM-subrubriek 32.1.’Feestzalen met een dansgelegenheid’) In mei 1997 werd het KB van 24 februari 1977 gewijzigd voor het Vlaamse gewest (toevoeging van een artikel 4bis). Voor muziekactiviteiten in een openbare inrichting, andere dan een ingedeelde inrichting, en waarbij muziek werd geproduceerd ter gelegenheid van kermissen, carnavals, muziekfestivals, fuiven en andere bijzondere feesten of festiviteiten, waren de artikelen 2 en 3 van
1
het KB (90 dB(A) in de inrichting en limieten voor het geluidsniveau in de buurt) niet meer van toepassing op voorwaarde dat de activiteit erkend was door de Vlaamse minister van Leefmilieu. In april 1999 is dit artikel 4bis opgeheven en vervangen door het VLAREM II - hoofdstuk 6.7 ‘Nietingedeelde muziekactiviteiten’, waarbij de erkenning door de minister werd vervangen door een toelating van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de activiteit plaatsgrijpt. Limieten voor geluidsniveaus zijn in hoofdstuk 6.7 niet opgenomen. Het college kan echter bijkomende voorwaarden opleggen wat het maximum toegelaten geluidsniveau en de duur van de muziekactiviteit betreft. VLAREM is een milieuwetgeving en in die zin vooral een immissiewetgeving. Het regelt in eerste instantie de niveaus in de omgeving van inrichtingen, niet in de inrichtingen zelf. De norm hangt onder andere af van het soort gebied op het gewestplan, deel van de dag, lokaal akoestisch klimaat, datum van de bouwvergunning en moet per inrichting bekeken worden. Is deze reglementering ook van toepassing op niet-versterkte muziek? De regelgeving is van toepassing op inrichtingen en evenementen tijdens dewelke elektronisch versterkte muziek wordt gespeeld (dus ook de combinatie van bijvoorbeeld akoestisch onversterkte drum met andere versterkte instrumenten). Een activiteit met uitsluitend niet-versterkte muziek (bijvoorbeeld symfonisch orkest, fanfare..) valt niet onder deze regelgeving. Geldt deze regeling ook voor de bioscopen? Voor bioscopen wordt nog een aparte regeling uitgewerkt. Op dit moment geldt het KB ’77 enkel voor de stukken muziek in de film. In overleg met de bioscoopsector zal minister Schauvliege een regeling uitwerken voor de volledige film. Het gaat hier ook om een andere problematiek. Gehoorschade in bioscopen is niet zo zeer te wijten aan een langdurige blootstelling aan een hoog gemiddeld geluidsniveau maar wel aan de plotse en vaak zeer hoge piekniveaus tijdens bijvoorbeeld actiescènes. Hoe zijn deze normen tot stand gekomen? Welk overleg vond er plaats? Dit voorstel is het resultaat van verschillende overlegmomenten met specialisten en mensen met praktijkervaring. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in de zomer van 2009 verklaarde minister van Leefmilieu Joke Schauvliege tot een breed gedragen oplossing te willen komen. Daarom bracht ze op 1 december 2009 op een eerste rondetafelconferentie alle belanghebbenden met kennis en ervaring op het terrein, samen. De rondetafelgroep bestond uit o.m. oorspecialisten, geluidsdeskundigen en technici, organisatoren, zaaluitbaters, discotheken, de jeugdsector, gemeentediensten en andere overheden. Op die eerste bijeenkomst rees de vraag naar een duidelijke wetgeving. Na een grondige screening van binnen- en buitenlandse wetgeving werden in het voorjaar van 2010 enkele modellen in werkgroepen afgetoetst. Vervolgens werd de RIA (Reguleringsimpactanalyse) opgemaakt en vonden in het najaar van 2010 nog verschillende gesprekken met specialisten plaats. Dat alles resulteerde in januari 2011 in een voorstel om VLAREM aan te passen. Aan alle betrokkenen werd de mogelijkheid gegeven te reageren op het voorstel. Er werden ontzettend veel adviezen overgemaakt. Bovendien kwamen op het kabinet van minister Schauvliege honderden mails en brieven aan over het thema 2
dat maatschappelijk ontzettend leeft. Op basis van de reacties en een aantal bijkomende gesprekken werd het voorstel aangepast en op vrijdag 10 juni voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Waarom is dit een bevoegdheid van Leefmilieu en niet van Volksgezondheid? Geluid en geluidsoverlast vallen onder Leefmilieu. Het is dus onder die bevoegdheid dat er normen kunnen gereglementeerd worden. Gehoorschade heeft uiteraard met Volksgezondheid te maken. Daarom werkt Vlaams minister van Leefmilieu Joke Schauvliege voor preventie in dit dossier nauw samen met Vlaams minister van Volksgezondheid Jo Vandeurzen. Op welke manier wordt het publiek nu al geïnformeerd? De afgelopen jaren hebben verschillende instanties zoals provinciale (jeugd)diensten, gemeenten en ziekenfondsen initiatieven ontwikkeld om het publiek te sensibiliseren over het gevaar van (te) luide muziek voor het gehoor. Een korte greep uit het aanbod: de campagne ‘Iets minder is de max’ van de Vlaamse overheid; de campagne ‘All Ears’ van de provincie Limburg; de campagne ‘Amai mijn (h)oren’ van de provincie Oost-Vlaanderen; de campagne ‘Weesnietdoof’ van de provincie Vlaams-Brabant; de doekoffer en de brochure ‘VerdOORie!’ van de provincie Antwerpen; de campagne ‘Wuk’ van de provincie West-Vlaanderen; CM Waas en Dender ontwikkelde in 2010 de preventiecampagne ‘Ga uit. Plug in’ Deze campagne groeide in 2011 uit tot de landelijke campagne ‘Oorplezier’… Wat doet de Vlaamse overheid inzake preventie en sensibilisering? Eind mei 2011 lanceerde Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen de preventiecampagne ‘Iets minder is de max’. Met deze campagne wil Vlaanderen jongeren tussen 14 en 18 jaar informeren en sensibiliseren over de risico’s van te veel en te luide muziek en het gevaar op blijvende gehoorschade. Meer info via www.ietsminderisdemax.be Wat zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het voorstel van januari 2011? -
Vereenvoudiging van de categorieën met integratie van het KB ’77 in VLAREM Meten ter hoogte van de FOH (Front of House) of de mengtafel en vereenvoudiging van de voorschriften voor het meten. Aanpassing van de uitmiddelingsperiode voor categorie 3 van 15 min naar 60 min (100 dB(A) LAeq,60 min) Beperken van de flankerende maatregelen.
Waarom wordt er met drie categorieën gewerkt? Eén categorie zou nadelig zijn voor kleinere muziekactiviteiten die een maximum geluidsniveau halen van bijvoorbeeld 90 of 95 dB(A) LAeq. Het getrapt niveau wil een stimulans zijn om te kiezen voor de laagst mogelijke categorie. Het begrip ‘muziekactiviteit’ is ook zeer ruim. Het omvat grote en kleine evenementen, live en niet-live optredens, permanente inrichtingen en tijdelijke activiteiten. Er zijn festivals, concerten, fuiven, discotheken, danscafés, lokale festiviteiten. Met het getrapt systeem 3
kunnen we dit zeer brede gamma beter coveren. Dat betekent een uniforme wetgeving die toch mogelijkheden laat om te differentiëren naar aard en grootte van de activiteit. Tegelijkertijd wordt het KB van 24 februari 1977 geïntegreerd in het voorstel en dus in VLAREM. Hierdoor komt het totaal aantal categorieën op drie. Dit biedt het voordeel dat organisatoren en toezichthouders (lokale politie en milieuambtenaren) alle wettelijke vereisten terugvinden in één document. • • •
In de eerste categorie worden de voorwaarden uit het KB van 24 februari 1977 overgenomen en is het maximaal geluidsniveau 85 dB(A) LAeq,15min. In de tweede categorie zitten muziekactiviteiten tussen 85 dB(A) en 95 dB(A) LAeq,15min. In de derde categorie kan een maximum geluidsniveau gehaald worden van 100 dB(A) LAeq,60min.
Hoe hoger het geluidsniveau, hoe meer flankerende maatregelen waaraan men moet voldoen. Waarom geldt de norm niet op gelijk welke plaats? Het meten gebeurt ter hoogte van de FOH of mengtafel. Een norm op gelijk welke plaats bleek te veel technische kennis en uitrusting te vragen. Maar aangezien er in bijna alle gevallen verschillen in geluidsniveaus zijn tussen de voor- en achterkant van de zaal of tussen de plaats waar de mengtafel staat en het centrum van de zaal, worden er nog een aantal regels afgesproken met betrekking tot de precieze aanduiding van de meetplaats. Een duidelijke afbakening van de meetplaats biedt houvast voor zowel organisator als toezichthouder. Waarom wordt in categorie 3 het maximaal geluidsniveau van 100 dB(A) uitgemiddeld over 60 minuten ipv 15 minuten? Voor categorie 3 wordt een maximaal geluidsniveau van 100 dB(A) LAeq,60min ter hoogte van de FOH of mengtafel opgelegd. Door verlenging van de uitmiddelingsperiode van 15 minuten naar 60 minuten, krijgen de geluidstechnici en DJ’s meer mogelijkheden om dynamiek te brengen in hun muziek. Deze aanpassing maakt het voor de sector mogelijk een gemiddeld niveau van 100 dB(A) te halen. Een maximaal geluidsniveau van 100 dB(A) LAeq,60min ligt ook in de lijn van regelingen in andere Europese landen en is analoog met de Zwitserse wetgeving. Waarom is er geen verplichting om te meten in LCeq? Er zijn met betrekking tot de C-weging weinig concrete gegevens gekend. Een dubbele norm (A- en Cweging) bemoeilijkt het opvolgen ervan omdat er dan rekening moet worden gehouden met verschillende parameters. Toestellen die in A en C kunnen meten, zijn ook veel duurder. Hoe gebeurt het meten van het geluidsniveau? Meten van het geluidsniveau is niet meer dan normaal. Je kan het vergelijken met een snelheidsmeter in een wagen. De chauffeur kan niet weten hoe snel hij rijdt zonder snelheidsmeter op het dashboard. Hetzelfde geldt voor de DJ of geluidstechnicus. Zonder het geluidsniveau te meten, kan hij onmogelijk weten hoe luid hij precies speelt. 4
Voor categorie 1 (max. 85 dB (A) LAeq15 min) is er geen verplichting tot meten. Uiteraard kunnen deze inrichtingen wel gecontroleerd worden door de bevoegde instanties. In categorie 2 is het enkel verplicht om te meten, niet om te registreren. Inrichtingen en activiteiten in categorie 3 zijn verplicht de geluidsniveaus zowel te meten als te registreren. Inrichtingen die beschikken over een correct afgestelde geluidsbegrenzer of limiter moeten geen andere toestellen aanschaffen om te meten of te registreren. Het is evenwel niet de bedoeling om met deze wetgeving het gebruik van een limiter te verplichten. Er was een uitdrukkelijke vraag van de toezichthouders naar een duidelijke en eenvoudig te handhaven wetgeving. Daarom bestaat in categorie 1 en 2 de mogelijkheid om te meten in LAmax,slow. Hierdoor is het mogelijk een ogenblikkelijk geluidsniveau te meten. Deze maatregelen zorgen er voor dat in inrichtingen in categorie 2 (en uiteraard ook in categorie 1) kan gemeten worden met goedkopere apparatuur die eenvoudig te bedienen is. Het zijn m.a.w. niet enkel de handhavers die hier baat bij hebben maar ook de organisatoren van kleinere fuiven of jeugdhuizen. De geluidstechnicus moet steeds zicht hebben op het geluidsniveau, het publiek niet. De verplichting voor de opmaak van een geluidsplan wordt beperkt tot de vaste geluidsinstallaties in inrichtingen in categorie 3. Moet iedereen zich een meettoestel aanschaffen? Sommige inrichtingen beschikken al over een meettoestel, ook enkele DJ’s en de meeste geluidstechnici zijn daarmee uitgerust. Bepaalde provincies en gemeenten beschikken op dit moment al over meettoestellen die kunnen uitgeleend worden. Soms is het zelfs gratis. Het is dus zeker niet de bedoeling dat bijvoorbeeld een jeugdbeweging die 1x per jaar een fuif organiseert, zich een meettoestel aanschaft. Teneinde de jeugdsector vertrouwd te maken met metingen, zal op initiatief van minister Schauvliege op enkele jeugdfuiven en -optredens de organisator/DJ gedurende de tweede helft van 2011 bijgestaan worden. Waar en wanneer dit gebeurt, zal bepaald worden in overleg met de jeugdsector zelf. De ervaringen over het bijstaan van de DJ bij het meten zullen door de minister van Leefmilieu en de minister van Jeugd geëvalueerd worden eind 2011.
Waarom is het dragen van oordoppen nodig? Kan er niet een veilige norm worden ingevoerd? Een blootstelling van 8 uur per dag aan 85 dB(A) kan beschouwd worden als een aanvaardbare norm met betrekking tot gehoorschade. Bij een verdubbeling van de geluidsenergie, met andere woorden een stijging van het geluidsniveau met 3 dB(A), wordt de veilige blootstellingsperiode na 4 uur per dag bereikt. Dit betekent dat bij een geluidsniveau van 95 dB(A) de maximale blootstellingsperiode al na 30 minuten wordt bereikt. Aangezien bij grotere evenementen het publiek alleen al geluidsniveaus boven 90 dB(A) produceert, is een ‘veilige’ norm niet te verwezenlijken voor muziekactiviteiten en is het dragen van oordoppen noodzakelijk. 5
Wat zijn de verplichtingen met betrekking tot het verdelen van oordopjes? In categorie 3 is het verplicht om oordopjes gratis ter beschikking te stellen. Er lopen een groot aantal sensibilisatieacties waardoor kleinere organisatoren gemakkelijk toegang hebben tot gratis oordopjes. Waarom worden er geen normen opgelegd voor de oordoppen? Het is moeilijk om specificaties van demping op te leggen. Er zijn veel verschillen qua dempend vermogen en prijs. De oordoppen voor éénmalig gebruik die op de markt zijn, dempen 10 à 15 dB. De op maat gemaakte oordopjes, getest op lekdichtheid, zijn evenwel de beste garantie op bescherming van het gehoor en behoud van de muziekkwaliteit. Verschillende van hoger genoemde acties, bieden in de loop van de campagne de mogelijkheid om op maat gemaakte dopjes tegen verminderde prijs aan te kopen. Moet de concertorganisator zich dan een machine voor oordopjes aanschaffen? Moet hij dat zelf betalen? Of kan hij daar steun verwachten van de overheid? Enkel voor activiteiten en inrichtingen in categorie 3 is het verplicht om oordopjes kosteloos ter beschikking te stellen. Voor activiteiten in categorie 2 wordt geadviseerd om ook gehoorbescherming aan te bieden, maar dat is niet verplicht. Er is ook samenwerking met ziekenfondsen. Zo heeft het Clubcircuit, een koepel van elf Vlaamse onafhankelijke muziekclubs en concertorganisatoren, in 2010 automaten met oordopjes geplaatst en een campagne uitgewerkt in samenwerking met de CM. In 2011 werd deze campagne uitgebreid naar een landelijke campagne ‘Oorplezier’ die aan organisatoren de mogelijkheid biedt om oordoppenautomaten te ontlenen. In Vooruit in Gent is er voor de oordoppenautomaat een samenwerking met Bond Moyson. Sponsoring biedt ook mogelijkheden. Wat verandert er in de vergunningsprocedures voor een muziekactiviteit? Hierna volgt voor verschillende activiteiten/inrichtingen een vergelijking tussen de momenteel van toepassing zijnde regelgeving en procedures en de toekomstige. 1. Occasionele evenementen zoals fuiven/festivals in zaal zonder milieuvergunning of in open lucht of tent a. Vandaag: niet ingedeelde inrichting; Toekomst: idem; b. Vandaag toestemming nodig van college van burgemeester en schepenen of kortweg ‘CBS’; Toekomst: idem; c. Vandaag kan CBS beperking opleggen aan geluidsniveau, maar dat is niet geregeld in VLAREM II; Toekomst: indien organisator meer geluid wenst dan voorzien in categorie 1 (KB 77), moet hij ook de categorie aanvragen (2 of 3) 2. Cafés met dansvloer en discotheken 6
-
-
Vandaag: klasse 2 vergunning nodig als > 100m². Kleinere cafés kunnen in principe nooit boven de 90 dB(A) LAmax,slow gaan cf. KB 77 behalve ingeval van uitzonderlijke activiteiten (bv. een optreden) waarvoor een afwijking werd verkregen van het CBS; Toekomst: indien exploitant meer geluid wenst dan voorzien in categorie 1 (KB 77), moet een milieuvergunning klasse 2 worden aangevraagd met opgave gewenste categorie (2 of 3). Dit principe geldt ongeacht de grootte van de inrichting.
Hoe zit het met de handhaving? Welke boetes kunnen opgelegd worden? De nieuwe wetgeving zal gehandhaafd worden volgens het Milieuhandhavingsdecreet. Dat wil zeggen dat overtredingen strafrechtelijk of administratief vervolgd kunnen worden. Het niet nakomen van administratieve verplichtingen zoals het registreren van het geluidsniveau en de opmaak van een geluidsplan zullen als milieu-inbreuk geverbaliseerd worden. Het niet nakomen van de niet-administratieve verplichtingen zoals het maximaal geluidsniveau zullen als milieumisdrijf geverbaliseerd worden. Wie wordt verantwoordelijk gesteld? De organisator of de zaaluitbater is verantwoordelijk voor het geluidsniveau. Zij kunnen in hun contracten met personen, artiesten of verenigingen het maximale geluidsniveau opnemen. Hoe en wie zal over de nieuwe regelgeving geïnformeerd worden? Het departement LNE en het Muziekcentrum Vlaanderen zullen op vraag van de minister van Leefmilieu in elke provincie infosessies over de nieuwe regelgeving organiseren met verschillende doelgroepen: jeugdconsulenten; gemeentebesturen, handhavers en milieuambtenaren; het ruime publiek; organisatoren en muzikanten; horeca. Daarnaast zal de administratie ook een technische handleiding over de nieuwe regelgeving samenstellen. Minister Schauvliege legt in nauw overleg met de jeugdsector tegen 1 oktober 2011 een impactanalyse voor waarin wordt nagegaan wat de financiële implicaties zijn voor de jeugdsector. Hoe gaat het nu verder? Er wordt voor het zomerreces 2011 een ontwerp van besluit aan de Vlaamse Regering ter aanpassing van VLAREM II voorgelegd. Vervolgens volgt een adviesronde (SERV, Minaraad, Raad van State). Vervolgens zal de nieuwe regelgeving verschijnen in het Belgisch Staatsblad. Het is de bedoeling dat de nieuwe regelgeving ingaat op 1 januari 2012. Het eerste jaar als richtwaarde en vervolgens als bindende en afdwingbare norm.
7
Samenvatting goedgekeurd voorstel
Categorie 1 Maximaal geluidsniveau ≤ 85 dB(A) LAeq,15min (integratie KB ’77 in VLAREM)
-
geen verplichte metingen; handhaven elektronisch versterkte muziek : er mag getoetst worden aan 92 dB(A) LAmax,slow.
Categorie 2 85dB(A) LAeq,15min < maximaal geluidsniveau ≤95 dB(A) LAeq,15min
-
-
het maximaal geluidsniveau is groter dan 85dB(A) LAeq,15min en kleiner of gelijk aan 95 dB(A) LAeq,15min en er wordt gemeten ter hoogte van de mengtafel of andere representatieve meetplaats; het geluidsniveau wordt verplicht gedurende de volledige activiteit (elektronisch versterkte muziek + achtergrondgeluid in de inrichting) gemeten; het gebruik van een begrenzer (limiter) die zo afgesteld is dat de norm gerespecteerd wordt, is toegelaten; handhaven en meten: er mag getoetst worden aan 102 dB(A) LAmax,slow; duidelijke visuele indicatie van het geluidsniveau, minstens zichtbaar voor de verantwoordelijke voor het geluidsniveau.
Categorie 3 maximaal geluidsniveau ≤ 100 dB(A) LAeq,60min
-
-
het maximaal geluidsniveau is hoger dan in de andere categorieën en kleiner of gelijk aan 100 dB(A) LAeq,60min en wordt gemeten ter hoogte van de mengtafel of andere representatieve meetplaats; het geluidsniveau wordt gedurende de volledige activiteit (elektronisch versterkte muziek + achtergrondgeluid in de inrichting) gemeten en geregistreerd; het gebruik van een begrenzer (limiter) die zo afgesteld is dat de norm gerespecteerd wordt, is toegelaten; duidelijke visuele indicatie van het geluidsniveau minstens zichtbaar voor de verantwoordelijke voor het geluidsniveau; handhaven en meten: 100 dB(A) LAeq60min; verplicht gratis ter beschikking stellen van oordopjes voor het publiek; aanvulling huidige VLAREM-voorschriften met betrekking tot een akoestisch onderzoek en opmaak van een geluidsplan voor inrichtingen met een vaste geluidsinstallatie.
8