Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed
Visietekst Marco de Niet, Digitaal Erfgoed Nederland Bart De Nil, FARO, Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed Met bijdragen van Carolien Coenen (Vlaamse overheid, Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media), Joris Deene (expert intellectuele eigendomsrechten), Hans van der Linden (Vlaamse overheid, Kunsten en erfgoed), Jef Malliet (Provincie Limburg (BE)), Louise Perbal (Nederlands Ministerie van OCW, Directie Wetenschapsbeleid), Peter Spyns (Vlaamse overheid, Departement Economie, Wetenschap en Innovatie) en Rony Vissers (PACKED).
Visietekst ten behoeve van de Werkbijeenkomst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed', Antwerpen 21 juni 2012
Inleiding Op 21 juni organiseert de Taalunie in samenwerking met Vlaamse en Nederlandse overheden, erfgoedinstellingen en kennisinstellingen een bijeenkomst over de Nederlands-Vlaamse samenwerking in het kader van de Digitale Agenda voor Europa. De Digitale Agenda voor Europa besteedt speciale aandacht aan de digitalisering van erfgoed. Voor zowel Nederland als Vlaanderen speelt de Nederlandse taal een grote rol bij de digitalisering van erfgoed. De Nederlandse taal is zelf immers gedeeld erfgoed. Daarbovenop is de taal een belangrijk instrument voor de (technologische) ontsluiting van erfgoed. Voorts gebruiken organisaties in Nederland en Vlaanderen in hun communicatie over de Digitale Agenda eenzelfde taal. Op basis van deze drievoudige functionaliteit is het zinvol om te kijken of Nederland en Vlaanderen nauwer kunnen samenwerken om zowel de Europese als nationale ambities te realiseren. Samenwerking leidt tot schaalvoordelen en afstemming van activiteiten brengt meer samenhang en voorkomt overlappingen. Bovendien zijn de kosten van digitalisering hoog en in tijden van financiële schaarste kunnen samenwerking en afstemming helpen om gestelde doelen te behalen. Doel van de bijeenkomst op 21 juni is om concrete input te leveren voor een Nederlands-Vlaamse beleidsagenda die bijdraagt aan het realiseren van de nationale ambities ten aanzien van de digitalisering van het gemeenschappelijk erfgoed en aan de implementatie van de doelstellingen van de Digitale Agenda voor Europa. In de bijeenkomst staan drie actuele thema's centraal met betrekking tot digitalisering: 1. samenwerking bij de verdere ontwikkeling van de Nederlandstalige inbreng in de internationale data-infrastructuur (bijv. CLARIN, DARIAH, Europeana); 2. hoe digitalisering, ontsluiting en bewaring van erfgoed in de binationale context te faciliteren en optimaliseren; 3. hoe het gebruik van open data te stimuleren zodat wat gedigitaliseerd wordt optimaal bruikbaar en herbruikbaar is. De tekst die hieronder volgt geeft een visie weer op de impact van de digitale ontwikkelingen op het erfgoed en de instellingen die erfgoed beheren en behouden. Deze tekst is bedoeld als aanjager van de discussies op de bijeenkomst van 21 juni.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
2
Algemene situatieschets Digitalisering van het Nederlandstalige erfgoed ontwikkelt zich als een steeds verder uitdijend veld van (online) toepassingen: van websites van instellingen via sectorale of landelijke portals tot Europeana en verder; van diensten aan traditionele doelgroepen tot open crossmediale beschikbaarstelling; van basisbeschrijvingen tot semantische gecodeerde bestanden. Digitaal erfgoed is meer dan een verzameling digitale reproducties die gebruiksgemak vergroten en conservering ondersteunen: het heeft een intrinsieke waarde die continu evolueert. Digitalisering betreft niet alleen de omzetting van analoge (cultuur)objecten in digitale tegenhangers (tekst, beeld, audio, video). Digitalisering heeft ook betrekking op de ontwikkeling van kennissystemen om het door instellingen beheerde erfgoed in een context te kunnen plaatsen. Ten slotte wordt met het begrip digitalisering ook verwezen naar de ontwikkelingen bij de productie van kennis en cultuur. In de praktijk raken gedigitaliseerd erfgoed en born digital erfgoed steeds meer vermengd. Digitalisering dient dus niet alleen bekeken te worden als ondersteuning van de traditionele basistaken van erfgoedbeherende organisaties: beheer, behoud en beschikbaarstelling. Het markeert ook de transitie waarin instellingen verkeren. De beroepspraktijk, van restauratie tot publieke dienstverlening, is sterk aan het veranderen onder invloed van ICT. Nieuwe zoektechnologieën, 3D-virtualisatie, sociale media en andere ontwikkelingen bieden nieuwe mogelijkheden voor studie, beheer, behoud en participatie. Dit heeft vergaande consequenties: de instellingen die van oudsher uitingen van cultuur en wetenschap verzamelen en beschikbaar houden worden gedwongen om hun werkprocessen zowel aan de publiekskant als in de interne bedrijfsvoering te veranderen. Ook hun maatschappelijke functie en hun verhouding tot het publiek (bijv. onderwijs, wetenschap en toerisme) zijn aan het wijzigen. In plaats van eerbiedwaardige organisaties die een aanbod aan cultuur, kennis en geschiedenis beheren en reguleren, worden ze gelijkwaardige participanten in netwerken waarin ook anderen, inclusief hun publiek, de omgang met erfgoed reguleren. De motor achter deze evolutie van digitalisering is het veranderende mediagedrag van mensen die geïnteresseerd zijn in erfgoed. ICT heeft hen een persoonsgebonden en plaatsonafhankelijk instrumentarium bezorgd dat zij volop benutten in hun persoonlijk leven, en dus ook in hun culturele, wetenschappelijke en andere activiteiten. Meer dan ooit geven zij aan een actieve participant te willen zijn. Digitaal erfgoed wordt niet door plaats, tijd of thema begrensd. Het gaat er nu om de nieuwe digitale mogelijkheden voor zoeken, raadplegen, bewerken en verrijken en het doen van wetenschappelijk onderzoek met behulp van of naar erfgoed ten volle te benutten. Vlaams-Nederlandse samenwerking is zinvol, niet alleen om van elkaar te leren, maar juist ook om gezamenlijk de toegankelijkheid en bruikbaarheid van Nederlandstalig erfgoed in (semantische) netwerken te vergroten.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
3
Het belang van samenwerking In de afgelopen jaren zijn goede stappen gezet naar infrastructuren voor beheer en gebruik van digitaal erfgoed, met Europeana omvangrijkste voorziening in Europa, maar deze infrastructuren zijn nog niet volgroeid, en daardoor kwetsbaar. Enkele knelpunten die regelmatig optreden zijn gebrek aan schaalbaarheid, gebrek aan standaardisatie en het ontbreken van businessmodellen om de infrastructuren voor langere tijd te kunnen exploiteren. Samenwerking, ook op internationaal niveau, wordt belangrijk gevonden om deze kwetsbaarheid terug te dringen, maar bestaande samenwerkingsverbanden rond digitale infrastructuren zijn meestal niet structureel en zelfregulering is slechts beperkt mogelijk gebleken. Binnen de erfgoedsector weten archieven, bibliotheken en musea elkaar wel steeds beter te vinden, maar de verschillen worden vaak groter uitgemeten dan de overeenkomsten. Een mooi voorbeeld is de samenwerking rond Europeana. Iedereen komt naar het platform met een eigen achterliggende visie die niet dadelijk overeenkomt met die van de anderen. Vaak worden daarbij woorden gebruikt die verschillende betekenissen of interpretaties hebben in de onderscheiden contexten, en dat is niet altijd dadelijk zichtbaar. Omwille van de schaal en de grote complexiteit van Europeana, waarbij deelaspecten – organisatorische, technische, legale, inhoudelijke – ontwikkeld worden door telkens andere groepen specialisten en vrijwilligers, is het moeilijk om een efficiënte coördinatie te voeren. Het zal nog wel even duren voor een echt gemeenschappelijke ‘taal’ ontwikkeld wordt. Samen werken is echter de sleutel om dat te bereiken. Een bijkomende hindernis is het verschil in schaalgrootte binnen en tussen de sectoren in het erfgoeddomein. De definitie van en de oplossingen voor de knelpunten zijn anders voor een grote landelijke bibliotheek dan voor klein lokaal archief of museum. Er is een grote behoefte aan schaalbare oplossingen. Samenwerking tussen de erfgoedsector en de wetenschap is voor beide sectoren waardevol. In de wetenschappelijke wereld zijn digitale infrastructuren al verder ontwikkeld, en op haar beurt kan de wetenschap profiteren van digitale erfgoeddiensten als bronmateriaal. Maar ook deze samenwerking kent nog geen volle vlucht. Op internationaal niveau is er een gebrek aan belangenvertegenwoordiging om ervoor te zorgen dat de erfgoedsector met één stem in internationale/politieke debatten kan spreken. Dit vertraagt structurele domeinoverstijgende samenwerking, zowel binnen het brede erfgoeddomein als met aangrenzende sectoren als onderwijs, wetenschap, toerisme en de creatieve industrie. De Europese Commissie stuurt aan op een versnelling van digitalisering van erfgoed ten behoeve van de sociale en culturele integratie en versterking van de kenniseconomie, maar is daarbij afhankelijk van de steun van de lidstaten. Juist in deze tijden van economische krapte blijken lidstaten niet happig op extra investeringen in digitalisering van erfgoed. De algemene verwachting is dat opschaling van samenwerking en nieuwe vormen van (publiek-private) financiering alsnog die versnelling mogelijk moeten maken. Hierbij is nog een fundamentelere kwestie aan de orde. Onder impuls van internationale tendensen is een economisch debat aan de gang waar erfgoedinstellingen zich nog niet goed in kunnen positioneren. Aan de ene kant bestaat het principe van het publieke domein dat pleit voor vrije en open toegang tot cultureel erfgoed. Daarnaast staan erfgoedorganisaties onder een grote druk van overheden om zelf inkomsten te genereren, bijvoorbeeld via een controle op de toegang tot het materiaal of door (exclusief) commercieel hergebruik mogelijk te maken. Het European Cultural Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
4
Commons-principe, dat momenteel vormgegeven wordt, wil een kader bieden voor het vinden van de noodzakelijke balans. Verwachte ontwikkelingen Het oplossen van knelpunten en het faciliteren van opschaling en nieuwe vormen van samenwerking vraagt om heldere beleidskeuzes, op instellingsniveau, op sectoraal niveau, op landelijk niveau en zeker ook op internationaal niveau. Het is nuttig om hierbij te kijken naar de meerwaarde die erfgoedinstellingen hebben in de kennissamenleving. Bovenaan in internationale gebruikersonderzoeken staat de betrouwbaarheid van informatie van erfgoedinstellingen. Met deze troef in handen kunnen erfgoedinstellingen zich onderscheiden in de 'information soup' op internet. Betrouwbaarheid, authenticiteit, duurzaamheid, kwaliteit, standaardisatie en onafhankelijkheid zijn krachtige en universele waarden die erfgoedinstellingen ook in hun digitale netwerken moeten uitdragen. Om overeind te blijven in de wereldwijde informatielawine zullen zij een krachtig verbond met elkaar moeten sluiten. Europeana is slechts een eerste stap, omdat Europeana (nog) niet verder gaat dan het niveau van vindbaarheid door gebruik te maken van aangeleverde metadata. Hoe belangrijk ook, dit is slechts een opstap naar een veel grotere uitdaging, namelijk een integraal onderdeel worden van dagelijkse digitale activiteiten in werk, scholing, onderzoek of vrije tijd. Zo is het inbedden van het digitaal erfgoed in het onderwijs nog een belangrijke uitdaging. In het onderwijs zijn educatieve platformen, digitale borden en tablets gemeengoed aan het worden. De vraag naar kwaliteitsvolle culturele leerobjecten groeit bijgevolg sterk. De erfgoedinstellingen staan echter nog aan het begin van het geschikt en toegankelijk maken van hun digitale objecten voor onderwijs. In de wetenschap worden momenteel grootschalige digitale onderzoeksvoorzieningen opgezet, ook voor de humaniora. Diverse erfgoedinstellingen zijn hier vanuit hun missie direct bij betrokken, maar er vindt nog geen coördinatie plaats om het totaal aan digitaal erfgoed dat door de instellingen wordt aangeboden, beschikbaar te krijgen in die onderzoeksvoorzieningen. Dit resulteert in inefficiëntie, omdat de wetenschappers ofwel geen zicht hebben op relevante corpora, of omwegen moeten bewandelen om er toegang toe te krijgen. Voor de valorisatie is ook samenwerking met de creatieve industrie van groot belang, ook al vergt dat van erfgoedinstellingen dat ze soms een tweedelijnspositie innemen, als leverancier van digitale grondstoffen of 'halffabrikaten'. Op het gebied van samenwerking mag veel verwacht worden van de ontwikkeling van 'shared services'. Deze brengen door bundeling van data en diensten een efficiëntie die per instelling niet bereikt kan worden.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
5
Vlaams-Nederlandse samenwerking Vlaams-Nederlandse samenwerking zal de beschikbaarheid van digitaal Nederlandstalig erfgoed ten behoeve van onderwijs, onderzoek en cultuurparticipatie aanzienlijk kunnen versterken. Zo is samenwerking in de context van Europeana waardevol. Europeana wil toegang tot het cultureel erfgoed van Europa zoveel mogelijk taalonafhankelijk maken. Ideaal zou de toegang tot alle opgenomen erfgoed mogelijk moeten worden in elke Europese taal. Taal speelt over drie lagen: de taal van het portaal, de taal van de beschrijvende (meta)data, en de taal van de digitale objecten zelf. En dan gaat het niet alleen om het onderscheid tussen de talen zoals Nederlands, Engels, Fins, enz. maar ook tussen ‘specialistentaal’ en ‘lekentaal’, tussen bibliotheek-, archief- en museumtaal. De beschikbare metadata zijn immers vaak gemaakt door specialisten, voor communicatie met andere specialisten, veelal werkend binnen dezelfde context. De toegankelijkheid van het erfgoed mikt echter op een veel breder publiek. En bovendien wordt ook voor het aanmaken en verrijken van de data meer en meer gepoogd een beroep te doen op een breder draagvlak van niet-specialisten d.m.v. crowdsourcing. Samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland is nodig om de positie van het Nederlands in deze Europeana-context te versterken. Ook bilateraal is al relevante ervaring opgedaan in samenwerken over rond bepaalde aspecten van digitaal erfgoed. Er wordt bijvoorbeeld al samengewerkt rond erfgoedthesauri, in de CATCH en CATCH+ programma’s, en de Nederlandse vertaling van de AAT. Ook is de vertaling van Spectrum, de standaard voor museale bedrijfsvoering, in gezamenlijkheid vertaald. Ook de samenwerking tussen DEN en PACKED rond DE BASIS en CEST is een goed testbed. De gezamenlijke opdracht nu is visieontwikkeling, zodat alle sectoren zich beter kunnen voorbereiden op toekomstige ontwikkelingen. Het is van essentieel belang dat overheden en erfgoed- en kennisinstellingen samen nadenken over de innovaties die nodig zijn om waarde te creëren met digitalisering van erfgoed en over de stappen die nodig zijn om deze innovaties op middellange en lange termijn te verwezenlijken.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
6
Thema 1: Internationale digitale (wetenschappelijke) netwerken Vlaanderen en Nederland evolueren in een verschillend tempo waar het gaat om het digitaal erfgoed in combinatie met wetenschap. Vlaanderen zet met een digitaal actieplan in op initiatieven zoals de 1 uitbouw van de elektronische netwerkinfrastructuur (in samenwerking met BELNET ), de aanzet voor 2 het Vlaams Supercomputer Centrum, programma’s voor de duurzame archivering van audiovisueel 3 4 5 materiaal (BOM-Vlaanderen , ARCHIPEL en Vlaanderen in Beeld ), en de ontwikkelingen van een 6 onderzoeksinformatieplatform (FRIS ). Onlangs werd een beslissing genomen omtrent de deelname 7 aan en financiering van ESFRI -projecten. Nederland had al sneller een ESFRI-roadmap opgesteld en de nodige financiering voorzien. Het 8 9 10 coördineert/initieert ESFRI-onderzoeksinfrastructuren zoals CLARIN en DARIAH , waarvan DANS een belangrijke knooppunt vormt. DANS is immers het digitale e-depot voor onderzoeksresultaten in de alfa- en gammawetenschappen. NWO legt sinds kort de verplichting op om de door NWO gesubsidieerde onderzoeksresultaten bij DANS te deponeren. In het kader van CLARIN-NL worden o.a. 'data curation'-centra opgezet die instaan voor het digitaliseren en preserveren van oudere bronnen. Voor het beperktere domein van taal- en spraaktechnologie voor het Nederlands heeft de Nederlandse 11 Taalunie de TST-Centrale opgericht die als digitaal depot, distributiecentrum en vraagbaak functioneert voor gemeenschappelijk Vlaams-Nederlands gefinancierde onderzoeksresultaten. Net zoals bij cultureel erfgoed is het bewaren van onderzoeksgegevens en de eventueel daaraan voorgaande stap van digitalisering een noodzakelijke doch geen voldoende voorwaarde. Het genereren en toevoegen van kwaliteitsvolle metadata, het op- en doorzoekbaar maken van (meta)data, het regelen van de intellectuele eigendomsrechten, het bij de tijd houden van (meta)data, en vrij toegankelijk maken van de (meta)data zijn even belangrijke aspecten. Deze zeer tijds- en kennisintensieve, en dus dure activiteiten vormen een belangrijke hinderpaal bij het grootschalig opbouwen van erfgoedcollecties en het inrichten van e-depots. Desalniettemin zijn dergelijke collecties en e-depots zeer belangrijk, bijvoorbeeld bij het verrichten van grensverleggend onderzoek. De kosten om degelijke digitale collecties en e-depots op te bouwen en beschikbaar te stellen leiden tot (inter)nationale samenwerking. Dankzij de moderne ICT kunnen kostendelende internationale infrastructuurnetwerken opgezet worden. Het is geen toeval dat de EU digitale infrastructuurnetwerken als cruciaal beschouwt bij het stimuleren van excellent onderzoek en economische activiteiten (bv. in de creatieve sector). Gezien de gemeenschappelijke taal, cultuur en 1
Belnet is het Belgisch nationaal onderzoeksnetwerk dat internettoegang aan zeer hoge bandbreedte en internetdiensten levert
aan Belgische universiteiten, (hoge)scholen, onderzoekscentra en overheidsdiensten – www.belnet.be/nl 2
Het VSC, afkorting van Vlaams Supercomputer Centrum, is een virtueel supercomputercentrum.
3
Bewaring en Ontsluiting van Multmediale Data in Vlaanderen : https://projects.ibbt.be/bom-vl/:
4
http://www.archipel-project.be/
5
http://www.vlaandereninbeeld.net/
6
Flanders Research Information Space: http://www.researchportal.be
7
the European Strategy Forum on Research Infrastructures: ec.europa.eu/research/esfri/:
8
Common Language Resources and Technology Structures: www.clarin.eu/
9
Digital Research Infrastructure for the Arts and Humanities: http://www.dariah.eu/
10
Data Archiving and Networked Services: http://www.dans.knaw.nl
11
http://www.inl.nl/tst-centrale/
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
7
geschiedenis ligt het voor de hand dat de Lage Landen binnen dergelijke internationale netwerken als een sterk “subnetwerk” opereren. Ook voor cultureel erfgoed zijn dergelijke datastructuren van cruciaal belang, zowel op het vlak van duurzame digitale archivering als voor ontsluiting. De in 2010 in Vlaanderen uitgevoerde haalbaarheidsstudie voor het opzetten van een Vlaamse horizontale, cross-sectorale metadata12 aggregator voor digitaal cultureel erfgoed’ onderzocht de voordelen en voorwaarden van een dergelijk platform. Naast de complementariteit die Europeana nastreeft met ‘nationale aggregatieplatformen’ kunnen deze instrumenten ook een meerwaarde hebben als ‘doorgeefluik’ naar toerisme, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en kunnen er bijvoorbeeld ook intellectuele eigendomsrechten-functies gecentraliseerd worden. Recent werden er in Vlaanderen voorbereidende stappen gezet naar de oprichting van een instituut voor archivering, ontsluiting en bewaren van cultureel erfgoed met in eerste instantie een focus op het audiovisuele. Het is in elk geval duidelijk dat de kosten die gepaard gaan met het opzetten van een duurzame structuur voor digitale preservatie en ontsluiting, de mogelijkheden van de individuele organisaties te boven gaan en dat er voordeel in schaalgrootte gezocht moet worden. “Klassieke” technische problemen van interoperabiliteit, toegangscontrole, netwerk en service protocols, gemeenschappelijke classificatieschema’s en ontologieën, data governance enz. waarbij partijen in het veld elkaar moeten vinden, vormen al belangrijke uitdagingen op zich. Daarnaast stelt zich ook een institutionele uitdaging bij de samenwerking tussen de Lage Landen: hoe kan een vruchtbare samenwerking en kruisbevruchting opgezet worden waarbij Nederland zijn voortrekkersrol kan blijven vervullen daarbij de wet van de remmende voorsprong vermijdend, terwijl Vlaanderen in een inhaalbeweging een eigen invulling aan haar beleid kan geven. Daarbij kunnen volgende meer specifieke beleidsvragen (geen exhaustieve opsomming) gesteld worden bij het inrichten van een e-depot als knooppunt in een internationaal infrastructuurnetwerk: Is het nodig intellectuele eigendoms-regelingen zodanig aan te passen dat overheden over meer hefbomen beschikken om materialen beschikbaar te stellen? Volstaat een centraal e-depot voor alle disciplines (naar het voorbeeld van de Koninklijke Bibliotheken die in principe van elke publicatie een kopie moeten ontvangen) die een “persistent identifier” (naar analogie met een ISBN-nummer) kunnen uitreiken? Is het beter per discipline/specialiteit een e-depot in te richten waar ook in onderhoud van materialen voorzien kan worden en inhoudelijk rijkere metadata kunnen worden toegevoegd? Kunnen de taken van de bestaande universiteitsarchieven uitgebreid worden zodat de instroom van materiaal gemakkelijk ingebed kan worden in de werkprocessen van de (lokale) onderzoekers? Op welke wijze kunnen overheden garanties bieden voor digitale preservatie op langere termijn – een combinatie van financiering van een of meerdere e-depots, ondersteuning van specifieke preservatieprojecten en verplichting binnen onderzoeksprojecten om aandacht te besteden aan duurzame borging van onderzoeksmaterialen? Is 'peer review' van wetenschappelijke publicaties (met bijhorende datasets of materialen) een geschikt selectiemechanisme om belangrijke onderzoeksdata (die dus zeker digitaal dienen bewaard te worden) te onderscheiden van minder belangrijke?
12
http://www.cjsm.vlaanderen.be/e-cultuur/downloads/HMA_eindrapport.pdf
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
8
Dient naast technologietransfer, als opdracht van universiteiten en intermediaire innovatieorganisaties, ook aan datatransfer gedacht te worden als onderdeel van het valorisatieproces van materialen? En bovenal: hoe kunnen Nederlanders en Vlamingen hierbij gebruikmaken van elkaars expertise en ervaringen?
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
9
Thema 2: Digitalisering van erfgoed In de afgelopen 10 jaar heeft de digitalisering door erfgoedinstellingen een belangrijke verandering ondergaan. In de begindagen richtten de instellingen zich op toepassingen om de waarde van het door hen beheerde fysieke erfgoed te tonen ('show cases'). In de loop der jaren is er steeds meer oog gekomen voor de eigenheid van de digitale media en nieuwe mogelijkheden om de omgang met erfgoed te stimuleren. Erfgoedinstellingen publiceren niet alleen meer informatie over hun collecties op internet om het gebruik ervan te stimuleren, ze zetten ook sociale media in om kennis buiten de eigen organisatie aan te boren. Tevens ontwikkelen ze mobiele applicaties om collecties, context en interactiviteit te bundelen. Er zijn maar weinig taakgebieden die niet beïnvloed en veranderd worden door digitalisering, maar de transitie waar de instellingen zich in bevinden gaat niet vloeiend. De structurele inbedding van de vernieuwing in beleid en organisatie laat te wensen over. Dit wordt mede veroorzaakt door een grote afhankelijkheid van projectfinanciering. Erfgoedinstellingen zijn spelers in een markt waar dynamisch hergebruik van informatie de regel is geworden. Erfgoedinstellingen moeten enerzijds snel schakelen om hierop in te springen. Anderzijds moeten zij een lange-termijn-strategie hanteren ten behoeve van de hun kenmerkende betrouwbaarheid en duurzaamheid. Anno 2012 beleven we een nieuwe innovatiegolf door de snelle opmars van mobiele, locatieve media. Het tijdperk van op maat gemaakte, gesloten software voor ontsluiting van collecties is voorbij; open source, open standaarden en open data zijn de toekomst. Voor veel, met name kleinere erfgoedinstellingen is dit een reëel probleem. Zij moeten structureel investeren in kennis van nieuwe ICT-ontwikkelingen om de potentie ervan in te schatten voor hun dienstverlening. Ook moeten zij overzien welke (commerciële) partijen nuttige producten en diensten bieden, welke auteursrechtelijke aspecten er zijn, welke financieringsmogelijkheden, en op welke wijze collega-instellingen op deze ontwikkelingen inspelen. Kortom, de erfgoedsector worstelt met bemensing, financiering, competenties, scholing en samenwerkingsvormen. Maar de grootste uitdaging voor de sector ligt in de valorisatie. Wordt er met het creëren van het digitale aanbod wel voldoende waarde gecreëerd voor de eigen directe doelgroepen, voor het onderwijs, de wetenschap, het toerisme, of de samenleving in den brede? Hoe meet je gebruik en waardering van het aanbod aan digitaal erfgoed? Het antwoord op de vraag waarom het belangrijk is om erfgoed te digitaliseren kan wel aangevoeld worden, maar wordt nog verrassend slecht onderbouwd. Op diverse niveaus is er behoefte aan strategieontwikkeling om met deze zaken om te gaan. Erfgoedinstellingen zouden beter kenbaar moeten maken in welk tempo, met welk doel en met welke kwaliteitscriteria de eigen collectie digitaal geregistreerd, gedocumenteerd en beschikbaar gesteld wordt. Ook de manier waarop het materiaal ter beschikking gesteld wordt en hoe de digitale objecten in de toekomst duurzaam toegankelijk blijven, maakt onderdeel uit van een goede digitaliseringsstrategie. Dat laatste zullen veel instellingen niet zelfstandig kunnen oplossen. Een collectieve strategie voor duurzaam beheer van digitale collecties lijkt onvermijdelijk. Daarbovenop zouden overheden en financiers een duidelijkere visie kunnen presenteren op de rol van e-cultuur in hun beleidsdomeinen.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
10
De belangrijkste knelpunten: Veel (kleine) instellingen nemen nog niet actief deel aan bestaande digitale infrastructuren; Sommige erfgoedinstellingen slagen er amper in om meerwaarde te creëren met hun digitaal aanbod; Van de meeste digitale informatiediensten en kennissystemen is duurzaam beheer niet geregeld; Interoperabiliteit en standaardisatie zijn nog niet breed doorgevoerd; De juridische inkadering (in het bijzonder de wetgeving rond intellectuele eigendomsrechten) is niet aangepast aan de huidige multimediale samenleving; Er zijn geen breed gedragen methoden om door gebruikers aangeleverde content te beheren; Een structurele aanpak voor beheer en behoud van 'born digital' erfgoed ontbreekt; Er is een tekort aan specifieke digitale expertise en competenties bij de erfgoedinstellingen (bijvoorbeeld: digitale archivarissen); Er is bij beleidsmakers en overheidsinstanties een gebrek aan bewustzijn over verschillende problematieken m.b.t digitaal.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
11
Thema 3: Open data De open data-gedachte kadert in de Europe2020-strategie en de Digitale Agenda voor Europa en vindt ook ingang in de nationale beleidskaders die de lidstaten uitzetten. De Europese Commissie wil dat openbare overheidsinformatie in de hele Europese Unie beschikbaar wordt gesteld als open data waardoor deze informatie makkelijk herbruikbaar wordt door derden. De Europese Commissie lanceerde daarom een Richtlijnvoorstel van 12 december 2011 tot amendering van Richtlijn 2003/98 van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PSI Richtlijn). De voorgestelde wijzigingen ten opzichte van 2003 zijn: 1. Wijziging van het algemeen principe: alle documenten die openbaar zijn komen in aanmerking voor hergebruik door derden, voor elk doel, commercieel of niet, tenzij er rechten van derden op rusten. Het wordt voortaan verplicht om openbare documenten ter beschikking te stellen voor hergebruik, tenzij op de documenten auteursrechten rusten van partijen buiten het overheidsorgaan; 2. Overheidsorganen mogen geen hogere vergoeding vragen voor het verstrekken van documenten dan de kosten van verstrekking bij een individueel verzoek (marginale kosten). Afwijking van dit principe is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk en moet goed worden onderbouwd; 3. Machine-leesbare formats: documenten worden zoveel mogelijk verstrekt in machine leesbare formats (formats waarmee documenten een dusdanige structuur hebben dat ze makkelijk vindbaar zijn bijvoorbeeld via zoekmachines) zodat hergebruik makkelijker is; 4. Onafhankelijk toezicht: lidstaten zorgen dat een onafhankelijke toezichthouder de naleving van de richtlijn controleert en geschillen beslecht omtrent het hergebruik van overheidsinformatie; 5. Uitbreiding reikwijdte: De PSI Richtlijn gaat ook gelden voor archieven, bibliotheken (waaronder universiteitsbibliotheken) en musea. De Europese Commissie vraagt om alle stappen te ondersteunen die genomen worden om de toegang tot wetenschappelijke en culturele informatie te bevorderen. Openheid leidt tot beter beheer en empowerment van burgers (transparantie, participatie en administratieve efficiëntie), maakt het mogelijk om maatschappelijke uitdagingen aan te gaan en om wetenschappelijke programma’s te stimuleren. Bovendien ziet de Europese Commissie economische opportuniteiten voor hergebruik van deze data (geografisch, openbaar vervoer, klimaat, …). De beschikbaarheid van open data wordt gezien als een belangrijke grondstof voor het ontwikkelen van nieuwe, innovatieve verdienmodellen. Cultuur Vandaag maken reeds steeds meer culturele instellingen hun informatie digitaal beschikbaar. Hierdoor ontstaan allerlei nieuwe mogelijkheden om met deze informatie nieuwe toepassingen en websites te maken, zowel voor de instellingen zelf als voor derden. Zij bieden nieuwe manieren om te participeren in cultuur, in zowel kunst als erfgoed. Struikelblokken zijn het slechts in beperkte mate toegankelijk maken van digitale data door de culturele instellingen en de onwetendheden binnen de instellingen over de mogelijke waarde van hun data voor derden. Het gevolg is dat hierdoor de data vaak technisch moeilijk benaderbaar blijven en dat eindgebruikers ze slechts in beperkte mate kunnen of mogen (her)gebruiken. Om het gebruik van open data te stimuleren, bestaat er in Nederland OpenCultuurData, een platform voor de uitwisseling van informatie tussen zowel instellingen met veel ervaring op het vlak van open data als instellingen met weinig of geen ervaring. Het platform brengt ook datasets uit de Nederlandse erfgoedsector samen. In de cultuursector in Vlaanderen bestaat er geen gelijkaardig initiatief.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
12
De economische visie van de Europese Commissie kan in zekere mate worden gevolgd, maar hierbij dient dan wel te worden benadrukt dat ook de bibliotheek-, museum- en archiefsector zelf deel uitmaken van deze economie. Dit is vooral belangrijk wanneer de overheid verwacht dat deze sector een deel van zijn inkomsten zelf genereert door eigen bedrijfsmodellen te ontwikkelen en/of commerciële activiteiten te ontplooien. De Europese economie mag dan ook niet worden los gezien van de bibliotheek-, museum- en archiefsector. Er heeft zich rond bibliotheken, musea en archieven een bedrijfssector ontwikkeld die allerlei diensten aan deze instellingen aanbiedt die voornamelijk gefinancierd worden uit de werkingsmiddelen van bibliotheken, musea en archieven. Indien men deze bedrijfssector staande wenst te houden, dan moeten bibliotheken, musea en archieven genoeg ruimte blijven krijgen om eigen bedrijfsmodellen te ontwikkelen en zelf commerciële activiteiten op te zetten (denk bijvoorbeeld aan musea die diensten, publicaties en applicaties ontwikkelen en aanbieden rond hun eigen content, vaak gratis, maar even dikwijls betalend, weliswaar tegen een billijke prijs). De bibliotheek-, museum- en archiefsector zorgt bovendien voor een aanzienlijke tewerkstelling (van vaak hooggeschoold personeel). Deze sector en sommige van haar toeleveringsbedrijven maken dan ook evenzeer deel uit van wat men tegenwoordig de culturele industrie is gaan noemen. De Nederlandse overheid is tegen de invoering van de PSI-richtlijn: 'Volgens Nederland hoort cultuur ten principale niet thuis in de richtlijn over hergebruik van overheidsinformatie' (Brief van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer, p. 12). Tevens wordt Europeana aangehaald als 'goede basis voor de ontwikkeling van digitale diensten van derden' (p. 13). Dat betekent, dat het erfgoedinstellingen zelf mogen beslissen of en welke data ze als open data willen publiceren. Niets moet, alles kan. In Vlaanderen is de situatie onduidelijker. Er dient niet alleen een overeenstemming te worden bereikt tussen beleidsmakers binnen ‘Cultuur’ en ‘Bestuurszaken’, maar ook tussen het Vlaamse niveau en het federale, Belgische niveau. Bibliotheken, musea en archieven zijn in Vlaanderen alvast van oordeel dat de uitbreiding van de PSI Richtlijn naar hun sector onwenselijk is en zelfs contraproductief kan werken. De redenen hiervoor zijn: 1. De omvang van het begrip ‘document’ uit de PSI Richtlijn kan een veelheid aan informatie omvatten. Zo kan aan de collectie zelf worden gedacht (de boekencollectie van een bibliotheek, de kunstwerkencollectie van een museum), maar ook aan digitale reproductie van deze werken, beschrijvende informatie bij deze werken (metadata), databanken waarin deze informatie wordt opgeslagen en gepresenteerd, tot zelfs diverse reclame- en informatiedragers. Tal van deze informatie wordt beschermd door intellectuele eigendomsrechten. Ondanks het feit dat dergelijke werken logischerwijs niet onder het toepassingsgebied van de PSI Richtlijn vallen, is het geen sinecure om intellectuele eigendomsrechten te identificeren en zo nodig te klaren. 2. De bedrijfsvoering van bibliotheken, musea en archieven zal onnodig zwaar worden belast. Hergebruikers ten dienste staan behoort niet tot de kerntaken van deze instellingen. Er wordt te weinig stil gestaan bij de administratieve en personele lasten die dit alles met zich meebrengt, zeker in tijden van verminderde overheidssubsidiering voor deze instellingen. 3. Een kostprijs zal effectief worden doorgerekend. Op vandaag staan cultureel erfgoedinstellingen in grote mate open voor hergebruik. De kostprijs voor dit hergebruik wordt zo billijk mogelijk en dikwijls kosteloos gehouden, zeker wanneer het om niet-commercieel hergebruik gaat. De vrees bestaat dat veel instellingen nu effectief vergoedingen voor hergebruik zullen beginnen vragen. 4. De controle over de collectie wordt uit handen genomen. Ook vandaag werken cultureelerfgoedinstellingen reeds graag en succesvol samen met commerciële partijen. Cultureelerfgoedinstellingen willen zelf de controle blijven behouden m.b.t. het hergebruik van de aan hen toevertrouwde objecten, vaak ook in het kader van hun inhoudelijke, culturele, religieuze of wetenschappelijke waarde. Zij willen de digitalisering van bijzonder fragiele documenten kunnen blijven verbieden of een digitaliseringsgoedkeuring aan bijzondere voorwaarden onderworpen.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
13
5.
Indien het Richtlijnvoorstel wordt goedgekeurd is het denkbaar dat cultureel-erfgoedinstellingen zich in situaties kunnen bevinden waarbij zij projecten zullen moeten ondersteunen die in strijd zijn met de culturele betekenis van de aan hen toevertrouwde objecten en deontologische codes (denk aan een extreemrechtse beweging die voor een tentoonstelling over het nazisme aan een instelling vraagt om extreemrechtse literatuur aan te leveren) De uitsluiting van de PSI Richtlijn blijft wel nog gelden voor enerzijds openbare omroeporganisaties en anderzijds andere openbare culturele instellingen zoals orkesten, operahuizen, balletgezelschappen en theaters. Indien deze culturele instellingen uitgezonderd blijven, dan dienen op basis van het non-discriminatiebeginsel ook bibliotheken, musea en archieven vrijgesteld te blijven.
Indien de PSI Richtlijn toch uitgebreid wordt naar cultureel-erfgoedinstellingen, dan dient te worden benadrukt dat: 1. Instellingen niet kunnen verplicht worden om beschikbaar analoog materiaal te digitaliseren in het kader van een vraag tot hergebruik of om het in een machinaal leesbaar formaat beschikbaar te stellen; 2. Instellingen moeten steeds voor hergebruik een kostprijs kunnen vragen die de marginale kosten overschrijdt. Hierbij kan zowel de kost van de interne administratie, het digitaliseren zelf, als het op lange termijn archiveren van digitale data in rekening worden genomen. Dit moet zeker gelden voor instellingen die hun werking zelf moeten financieren en slechts beperkt door overheden worden ondersteund; 3. Instellingen moeten voor bepaalde hergebruikprojecten steeds de mogelijkheid blijven behouden om zowel op basis van de culturele betekenis van hun collectie als hun deontologische codes, bepaalde vragen tot hergebruik te weigeren; 4. Het moet mogelijk blijven om exclusieve licenties aan private commerciële partners te verschaffen. Ook vandaag bestaan er immers diverse PPS constructies die het gebruik en de snelle toegang tot culturele collecties op verdienstelijke wijze faciliteren. Voor massadigitaliseringsprojecten waarbij private partners substantiële financiële kosten dragen, is het noodzakelijk om exclusieve rechten voor lange termijn toe te kennen om projecten uit te voeren die in het publiek belang zijn. Wetenschap De wetenschappelijke bedrijvigheid neemt toe in alle disciplines. Het aantal publicaties groeit jaarlijks met 3 procent. Tegelijkertijd verandert het onderzoeksproces sterk onder invloed van ICTontwikkelingen zoals grids. Door de toepassing van nieuwe ICT-instrumenten ontstaan steeds meer nieuwe online mogelijkheden voor wetenschappelijke informatievoorziening. Door toedoen van al deze nieuwe mogelijkheden raakt de wetenschappelijke wereld bovendien steeds meer doordrongen van het belang om kennis (snel) met elkaar te delen. Vrije toegang (Open Access) tot wetenschappelijke informatie wordt daarmee steeds belangrijker, zowel op het niveau van publicaties in tijdschriften of in monografieën als op het niveau van de onderliggende data. Het opnieuw kunnen gebruiken van onderzoeksdata is onder meer van belang voor de validatie van verricht onderzoek en als basis voor nieuw onderzoek. Nederland is lange tijd koploper en voortrekker geweest bij het stimuleren van open access. Mede op initiatief van het Nederlandse EU-voorzitterschap kwam de Berlin Declaration on Open Access to Knowledge in the Sciences and Humanities tot stand. Vele wetenschappelijke instellingen wereldwijd (waaronder alle Nederlandse universiteiten, NWO, KNAW en de Koninklijke Bibliotheek) hebben de verklaring ondertekend. De HBO-raad heeft in november 2009 namens alle hogescholen in Nederland deze Berlin Declaration ondertekend.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
14
In Vlaanderen hebben het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, de Katholieke Universiteit Leuven, de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen, de Universiteit Gent, deKatholieke Universiteit Brussel, de Vrije Universiteit Brussel en de Vlaamse Hogenscholenraad de Berlin Declaration ondertekend. De nieuwe faciliteiten voor de opslag en het toegankelijk maken van onderzoeksdata scheppen mogelijkheden voor hergebruik van data. Dit kunnen bewerkte onderzoeksdata zijn, op basis waarvan is gepubliceerd, maar ook ruwe meetgegevens. In Nederland bestaan op dit vlak reeds enkele interessante initiatieven: het door SURF opgerichte Onderzoeksdata Forum richt zich op technische en infrastructurele, juridische en organisatorische aspecten van de opslag en toegang tot onderzoeksdata; het 3TU Datacentrum en DANS hebben geïnventariseerd hoe een datacentrum moet worden ingericht om wetenschappers te enthousiasmeren hun onderzoeksgegevens daarin te archiveren en om onderzoeksgegevens beschikbaar te stellen en geschikt te maken voor hergebruik door derden. Vrije toegang stelt ook belangrijke eisen aan de digitale duurzaamheid van de wetenschappelijke informatie, die opgeslagen wordt en aan de organisatie daarvan. Om de toegang tot en duurzaamheid van zowel wetenschappelijke publicaties als onderzoeksdata ook op lange termijn te kunnen garanderen is het van belang dat de infrastructuur van wetenschappelijke informatievoorziening op orde is. Nederland staat hierin sterk met organisaties als de Koninklijke Bibliotheek, DANS en SURF. Datamanagement en vrije toegang tot onderzoeksresultaten en leermiddelen worden door de onderzoeksinstellingen gezien als speerpunten voor het SURF Meerjarenplan 2011-2015. Eén aspect van datamanagement is archivering in de repository (digitale archief bewaarplaats) van de eigen instelling of in die van daarin gespecialiseerde organisaties zoals in Nederland DANS met zijn online archiefsysteem DANS EASY. Alle beheerinstellingen dienen kennis over duurzaam archiveren en permanente toegankelijkheid actueel te houden en uit te wisselen. Certificering van deze bewaarplaatsen kan plaatsvinden op basis van de ‘Data Seal of Approval’ en andere kaders. De richtlijnen van het door DANS ontwikkelde “Data Seal of Approval” geven aan welke punten van belang zijn om de duurzaamheid van onderzoeksdata te garanderen. Deze richtlijnen spreken niet alleen de archiefbewaarplaats van de onderzoeksdata aan, maar ook de maker en de (her)gebruiker van de data. Aan de andere kant dient nog veel werk te worden verzet en stevig te worden geïnvesteerd in het (verder) ontwikkelen van de infrastructuur voor wetenschappelijke onderzoekinformatie. Nederland en Vlaanderen/België doen er goed aan data-infrastructuurprojecten, die stevig zijn ingebed in de Europese en nationale roadmaps voor onderzoeksinfrastructuur, (ook financieel) te steunen. Slechts voor enkele van de voorstellen uit de Nederlandse nationale roadmap is tot nu toe financiering gevonden. Van de grootschalige data-infrastructuurprojecten op de ESFRI Roadmap voor de alfa- en 13 gammawetenschappen zijn er tot nu toe twee gehonoreerd, CLARIN en ESS. In CLARIN doen Nederland en Vlaanderen (via de Taalunie) beiden mee en zullen samenwerken.
13
CLARIN: Common Language Resources and Technology Infrastructure; ESS: European Social Survey.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
15
Belangrijk voor het vinden van onderzoeksresultaten is een zorgvuldige registratie van metadata van zelf gearchiveerde onderzoeksresultaten in een daarop toegesneden onderzoeksinformatiesysteem. Om dit onderzoeksinformatiesysteem tot stand te brengen en te laten functioneren zullen eerst de volgende knelpunten overwonnen moeten worden: 1. Bij de onderzoekers is er te weinig besef van het belang van hun data op de juiste manier op te slaan in een repository, zodat de data ook door anderen hergebruikt kunnen worden. Met name in de geesteswetenschappen en de maatschappij- en gedragswetenschappen zijn onderzoekers vaak niet bereid, ook na het publiceren van de resultaten, hun onderzoeksdata te delen. Deze instelling dient te veranderen; 2. Er is te weinig aandacht voor het probleem van het in snel tempo verloren gaan van informatie als data niet of niet goed opgeslagen worden; 3. Financiering is vaak projectmatig terwijl duurzame toegankelijkheid continuïteit in de zorg vereist; 4. De instellingen bezitten te weinig kennis over de te nemen maatregelen; 5. Er is gebrek aan opslagcapaciteit, met name bij kleine instellingen; 6. Er is te weinig IT-capaciteit om een goede dataopslag te onderhouden en up-to-date te houden; 7. Er zijn te weinig tools en diensten.
Visietekst ‘Nederlands-Vlaamse samenwerking bij de digitalisering van het erfgoed'
16