Visie op burgerparticipatie via social media Een literatuurstudie naar de mogelijkheden, kenmerken en waarde van social media in online burgerparticipatie
juni 2012 Mahlu de Boer Sanne Gaastra Mirjam Lasthuizen
1
Introductie Social media worden gezien als geschikt instrument voor de participatie van burgers in de ontwikkeling en uitvoering van beleid (Simons 2010, van Berlo 2009, Blom 2009, Frissen 2008). Professionals in de publieke sector zien veel kansen en nieuwe mogelijkheden in het gebruik van dit online kanaal. Initiatieven voor burgercommunicatie- en participatie via social media schieten daarom als paddenstoelen uit de grond. Maar tot op heden is kennis van de eisen aan en de daadwerkelijke opbrengsten van social media beperkt: is de inzet effectief en onder welke voorwaarden? Gebrek aan kennis leidt soms tot terughoudendheid en maakt het lastig social media strategisch in te zetten. In het project Social Community doet Sowijs, samen met partners uit de praktijk, onderzoek naar succesvolle strategieën voor burgerparticipatie via social media. In dit whitepaper doen we kort verslag van de literatuurstudie die aan dit onderzoek vooraf ging. De literatuurstudie was erop gericht een theoretische onderbouwing te vinden voor het vertrouwen in social media tijdens participatieprocessen. We brachten in kaart wat de voorwaarden zijn voor geslaagde burgerparticipatie, welke rol communicatie in participatieprocessen speelt en welke invloed de opkomst van social media daarop heeft gehad. We koppelden vervolgens de kenmerken van geslaagde burgerparticipatie aan de kenmerken van social media. Op deze manier vonden we uit welke kritische succesfactoren er bestaan bij de inzet van social media voor burgerparticipatie: welke kenmerken van social media bepalen vooral het succes van online burgerparticipatie? In verder onderzoek hebben we verschillende social mediastrategieën in de praktijk onderzocht. Alle uitkomsten van het project vindt u in de publicatie ‘Over bruggenbouwers en burgerkracht, de kracht van social media voor burgerparticipatie’ (zie www.sowijs.nl). In deze publicatie vindt u onder meer de uitwerking van vier effectieve social mediastrategieën, tips om zelf onderzoek te doen en een praktisch stappenplan voor de inzet van social media.
Nut en noodzaak van burgerparticipatie Sinds 2009 bestaat er binnen de overheid een Actieprogramma Burgerparticipatie. Het Actieprogramma Burgerparticipatie heeft als doel om publieke organisaties en overheden aan te moedigen om een netwerk van lokale ‘professionals’ op te zetten en uit te bouwen. Het programma geeft overheden handvatten om op de juiste manier met initiatieven van burgers om te gaan en om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om mensen meer bij het beleid te betrekken. Het actieprogramma is verschenen uit nut en noodzaak. Begin 2010 schreef de Raad voor het openbaar bestuur het rapport Vertrouwen op democratie. De kloof tussen overheid en burgers is volgens de raad de afgelopen jaren onaanvaardbaar groot geworden. De raad adviseert de overheid om burgers doelmatiger en structureler mee te laten denken met overheidsbeleid. Als vertegenwoordigers van het volk en als uitvoerders van onze publieke taken, zouden publieke organisaties meer samen met ons op moeten trekken. Praten met burgers kan leiden tot nieuwe ideeën en oplossingen bij het maken van beleid en er ook voor zorgen dat er voor de uitvoering groter draagvlak bestaat (Aalberts & Kreijveld 2011:11). Bovendien kan de bijdrage van burgers in het uitvoeren van de kerntaken van publieke organisaties zorgen voor een sterkere binding tussen de twee partijen en voor efficiëntere uitvoering van de taken.
Verschillende niveaus van burgerparticipatie In dit literatuur worden verschillende definities van burgerparticipatie gebruikt. Caem (2008) spreekt over “het op enigerlei wijze deelnemen van burgers in de vorming en/of uitvoering van overheidsbeleid, waarbij het initiatief voor die participatie zowel van burgers als van de overheid afkomstig kan zijn.” Rowe & Frewer (2005) spreken over ‘public engagement’, dat zij definiëren als
2
“the practice of involving members of the public in the agenda-setting, decision making and policy forming activities of organizations and institutions responsible for policy development”. Hierbinnen onderscheiden zij drie vormen: informatie, consultatie en participatie. Van den Brink (2010) houdt het simpel: “burgerparticipatie is het ‘meepraten’ en ‘meedoen’ van burgers met de overheid. Bij meedoen van burgers is de overheid vooral verlengstuk en ondersteuner van de burger. Bij meepraten worden burgers door overheidsinstanties gebruikt als verlengstuk. De definities hebben met elkaar gemeen dat ze allemaal gaan over het betrekken van burgers bij beleidsontwikkeling en/of uitvoering. Het verschil zit in de mate van participatie en de rol die burgers daarin hebben. De participatieladder van Edelenbos en Monnikhof (2001), gebaseerd op de participatieladder van Arnstein (1969), beschrijft vijf niveaus van participatie (zie figuur 1). Hoe hoger op de ladder het participatie-initiatief is gepositioneerd, hoe actiever en groter de rol van de burger.
Fig. 1: Participatieladder (Edelenbos en Monnikhof, 2001, naar Arnstein, 1969)
1. Informeren Burgers krijgen via een bepaald communicatiekanaal informatie van de publieke organisatie. Ze ontvangen van de publieke organisatie bijvoorbeeld informatie per brief of krijgen een uitnodiging voor een informatieavond. 2. Raadplegen De publieke organisatie raadpleegt haar burgers over beslissingen of draagvlak. De publieke organisatie organiseert bijvoorbeeld een inspraakavond of houdt een enquête, waarbij de organisatie laat weten wat haar belangenafweging is en waarom. 3. Adviseren Burgers kunnen direct advies geven aan de publieke organisatie. Ze mogen bijvoorbeeld via een panel of expertgroep advies geven over een project, waarna de publieke organisatie in een inhoudelijke reactie aangeeft wat ze hiermee gaat doen. 4. Coproduceren Publieke organisaties en burgers werken actief samen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het opstellen van een wijkplan. 5. Meebeslissen Burgers mogen actief mee beslissingen over beleidskeuzes, uitvoeringskeuzes of bestuursrichtingen. Ze beslissen zelf binnen door de publieke organisatie gestelde randvoorwaarden.
3
Bij verschillende participatieniveaus horen verschillende participatierollen van de burger. Bovens e.a. (2007) categoriseren de mogelijke beleidsstijlen van de overheid en koppelen deze aan verschillende burgerrollen. Aan deze categorisering hebben wij de participatieniveaus van Arnstein toegevoegd. De laatste rij van de tabel is bij ‘participatievorm’ leeg, omdat Arnstein dit niveau niet expliciet in zijn participatieladder heeft benoemd (zie figuur 2). Participatievorm
Beleidsstijl
Rol van de burger
Informeren
Directief
Onderdaan
Raadplegen
Consulterend
Inspreker
Adviseren
Participatief
Adviseur
Meebeslissen
Delegerend
Medebeslisser
Coproduceren
Samenwerkend
Partner
-
Faciliterend
Initiatiefnemer
Fig. 2: Participatievormen, beleidsstijlen en de rollen van de burger ( naar Bovens e.a.,2007: 354)
In onze opvatting is er bij de eerste twee niveaus geen sprake van daadwerkelijke participatie. Er vindt in die situaties geen tweezijdige informatie-uitwisseling plaats tussen overheid en burger. Ons onderzoek richt zich daarom op die situaties waarin burgers de rol van hebben van adviseur, medebeslisser, partner of initiatiefnemer.
Voorwaarden voor burgerparticipatie Er is veel onderzoek gedaan naar de voorwaarden voor het slagen van burgerparticipatie. Een belangrijke factor is onderling vertrouwen (Coleman,1988, Fukuyama,1995 Putnam, 1993). Beide partijen kennen elkaars verplichtingen en verwachtingen en er is sprake van gedeelde normen en waarden. Zonder vertrouwen, geen goede relatie en dus geen basis voor participatie. Andere randvoorwaarden voor succes zijn: een open en communicatieve houding van de organisatie, helderheid over verwachtingen, de invloed van burgers, de doelstellingen en de rolverdeling en voldoende facilitatie van burgers in het proces. Uiteraard moet in de basis het onderwerp wel geschikt zijn voor burgerparticipatie. Een beleid dat vooral of uitsluitend interne werking heeft (bijv. het beloningsbeleid van ambtenaren) leent zich niet voor burgerparticipatie (Eversdijk, 2010: 14) Het CLEAR-model van Lowndes, Pratchett en Stoker (2006) geeft publieke organisaties een onderzoeksmethode om de sterkten en zwakten te bepalen van hun bestaande participatie infrastructuur. Het CLEAR-model geeft aan dat participatie het meest effectief is wanneer burgers: Can do: ze hebben de middelen en kennis om te participeren; Like to: ze voelen zich verbonden; Enabled to: ze krijgen de mogelijkheid om te participeren; Asked to: ze worden gemobiliseerd door officiële instanties of meer vrijwillige groepen; Responded to: ze zien bewijs dat hun input wordt overwogen. Samengevat kunnen we zeggen dat het bij het slagen van burgerparticipatie gaat om vertrouwen (er is een basis en draagvlak voor samenwerking), transparantie (er is duidelijkheid over de verwachtingen van beide partijen en helderheid in doelen), mogelijkheid (participatie is mogelijk en wordt goed mogelijk gemaakt), aansluiten bij belangen en motieven van burgers en aansluiten bij niveau en competenties van burgers.
4
De rol van communicatie in burgerparticipatie De communicatie in contact met burgers kan vanuit verschillende invalshoeken bekeken worden. Zo kan communicatie een rol spelen in het veranderen van de kennis, houding en het gedrag van burgers. Seydel (2000: 82) beschrijft de functies die communicatie in dat geval heeft: a) het wekken van belangstelling; b) het vermeerderen van kennis of het aankweken van bereidheid tot kennisvermeerdering; c) het wegnemen van weerstanden; d) het duidelijk maken van effecten voor individu en samenleving van bepaalde gedragingen op korte en lange termijn; e) het kweken van bereidheid om maatregelen te nemen of het stimuleren tot het nemen van maatregelen. De rol van communicatie is hier vooral gericht op het verwerven van kennis en de bereidheid om met de opgedane kennis iets te doen. Wanneer het gaat om burgerparticipatie is het ‘meedenken’ en ‘meedoen’ van burgers belangrijk. De rol van communicatie die Rowe en Frewer (2005) beschrijven, sluit hier op aan. Zij delen het betrekken van burgers in op basis van de informatiestromen informatie, consultatie en participatie. Bij informatie is er sprake van eenzijdige communicatie, bij consultatie en participatie is er sprake van meerzijdige communicatie. Er vindt in die gevallen uitwisseling plaats tussen overheid en burger en communicatie is daarin het voornaamste instrument. Je zou daarom zelfs kunnen stellen dat participatie met name een communicatievraagstuk is.
De opkomst van social media Publieke organisaties maakten voorheen gebruik van traditionele communicatiemiddelen om burgerparticipatie te faciliteren. Deze traditionele middelen zijn bijvoorbeeld themabijeenkomsten, inspraakavonden en enquêtes. Met de komst van internet zijn er de afgelopen jaren veel nieuwe manieren ontstaan voor communicatie tussen burgers en publieke organisatie. Digitale communicatievormen maken het mogelijk om snel, op ieder moment en vanaf iedere plek te communiceren. Denk bijvoorbeeld aan AmberAlert, Burgernet en internetpanels. Sinds 2009 zijn de social media aan het online domein zijn toegevoegd. Ze behoren tot een mediafamilie die mensen in staat stelt interactief en in groter (netwerk)verband met elkaar te communiceren. Social media zijn tegelijkertijd een gevolg en een aanjager van de netwerkmaatschappij waarin we momenteel leven. Ze bieden het individu de mogelijkheid om zelf het vertrekpunt te zijn van zijn acties (denk aan netwerksites waarop ieder individu zijn eigen profiel heeft) en vanuit daar toch een zeer sociaal leven te leiden (relaties leggen, vriendschappen onderhouden, samen dingen organiseren) (Van Dijk in van Osch en van Zijl, 2011: 18). Social media sluiten aan bij de manier van communiceren die burgers momenteel prettig vinden; ze bevredigen de behoefte, motivaties en beloningen waar mensen naar op zoek zijn. Ze dringen het leven van de gebruiker binnen en maken daar als activiteit een groot deel van uit. Miljoenen Nederlanders maken er gebruik van en dus zijn social kanalen een belangrijke vindplaats voor burgerparticipatie. Publieke organisaties die met burgers zaken willen doen, zijn daarom gebaat bij het actief en effectief gebruik maken van deze media (Simons, 2010).
Kenmerken van social media Social media verschillen op veel punten van traditionele media als krant, tv, radio of folder. Als communicatiemiddel bieden ze publieke organisaties daarmee nieuwe mogelijkheden voor contact met burgers. Een snelle vergelijking tussen kenmerken van oude (massa)media en social media is hieronder te zien.
5
Traditionele media analoog
Social media digitaal
eenzijdig
interactief
gesloten
open
(passief) publiek altijd betaald gebruik aanbodgedreven
actieve gebruiker vaak gratis gebruik vraaggestuurd
bepaalde frequentie
24/7
individueel gebruikt
sociaal gebruikt
stuurbaar door de zender
lastig stuurbaar door de zender
Tabel 2: kenmerken van oude en nieuwe media
In tegenstelling tot traditionele media, die uitgaan van de zender, vaak individueel gebruikt worden en redelijk stuurbaar zijn, zijn social media sterk vraaggestuurd en worden ze georganiseerd rondom de wensen en behoeften van de gebruikers. Social media ondersteunen naast persoonlijke en massacommunicatie ook een nieuwe vorm waarbij iedereen met iedereen communiceert: many-tomany-communicatie. Dit blijkt een effectieve manier om met grote aantallen weak-ties contact te onderhouden. Belangrijk is daarbij dat sociale media pas ‘werken’ als ze door gebruikers gezamenlijk gebruikt worden. De kracht van sociale media ligt dus in het feit dat grote groepen mensen er samenkomen. De traditionele media, waarvan de publieke organisaties zich vroeger vooral bedienden, hadden wellicht als voordelen dat ze beter stuurbaar waren en dat hun inzet een gecontroleerde frequentie had. Dat betekende dat de organisatie de controle kon hebben over de inhoud en de boodschap van dit eenrichtingsverkeer en men zich geen zorgen hoefde te maken over het 24/7 monitoren van de communicatie. Toch zijn de voordelen en kansen van de nieuwe media vele malen groter. Publieke organisaties die willen dat burgers participeren, hebben geen behoefte aan een passief publiek, maar aan (actieve) groepen gebruikers die actief meedoen. Het interactieve en open karakter van de nieuwe media maakt dit mogelijk. Interactie in een omgeving die in principe voor iedereen toegankelijk is, geeft kans op de uitwisseling en samenwerking tussen mensen waar publieke organisaties op uit zijn.
De inzet van social media in burgerparticipatie Sociale media op verschillende manieren ingezet worden om de burger mee te laten denken met de overheid. Twee vormen die veel gebruikt worden zijn crowdsourcing en cocreatie.
Crowdsourcing Crowdsourcing wil zeggen dat je als publieke organisatie een probleem of een vraag voorlegt aan een grotere groep mensen: de crowd. Je doet beroep op specifieke kennis aanwezig bij een groot aantal burgers, waardoor de kans op een idee of oplossing aanzienlijk wordt vergroot. Deze wisdom of crowds lijkt bijvoorbeeld binnen opsporingsonderzoeken van de politie een geschikt middel om tunnelvisie en groupthink tegen te gaan, omdat veel meer personen meedenken met verschillende educatieve en beroepsmatige achtergronden meedenken.
6
Cocreatie Letterlijk betekent ‘cocreatie’: iets gezamenlijk creëren. Een bekend voorbeeld is Wikipedia, waar mensen over de hele werd gezamenlijk aan een encyclopedie schrijven. Cocreatie kan in opsporingsonderzoeken van de politie bijvoorbeeld ingezet worden door het online plaatsen van de casus en burgers vragen om mee te denken wat er gebeurd zou kunnen zijn. Het grootste voordeel hiervan is het vergroten van de potentie aan creativiteit binnen een onderzoek. De reacties blijven voor iedereen zichtbaar, iedereen kan op elkaars reacties reageren en op deze manier kunnen burgers elkaars inzichten versterken.
Maatschappelijke gevolgen van sociale media Social media zijn enorm populair en maken een belangrijk deel uit van het dagelijks bestaan van veel mensen. De opkomst en het grootschalige gebruik van social media heeft ook een aantal maatschappelijke gevolgen die voor publieke organisaties belangrijk zijn. Van Dijk (in van Osch en van Zijl, 2011) benoemt een aantal gevolgen, waarvan de volgende voor
Grotere sociale verbondenheid Social media zijn één van de oorzaken van onze steeds grotere verbondenheid met de wereld om ons heen. Social networksites bedienen in de eerste plaats vooral de strong ties (mensen die de gebruikers ook al zien in offline omgevingen). Maar steeds meer voegen we ook weak ties toe: lossere en minder sterke contacten die we niet per se persoonlijk kennen (Van Dijk in: van Osch en Van Zijl, 2011: 32). Deursen en Van Dijk, 2010: 57) vonden uit dat 26% van de Nederlandse internetgebruikers één of meer vrienden via het internet heeft gemaakt die men vervolgens ook in het echt heeft ontmoet. We onderhouden dus online veel ‘weak ties’ met mensen, waarbij wij zelf de verbindende schakel zijn tussen een grote diversiteit aan mensen. Social media lijken daarmee kansen te bieden om de afstand tussen publieke organisaties en burgers te verkleinen (Jansen, 2009).
Instituties onder druk In onze huidige netwerkmaatschappij is de traditionele rol van de inhoudsdeskundige als expert vervaagd. Op platforms en fora komen gelijkgestemden samen en heeft iedereen - expert of amateur - in de basis kans op even waardevol aandeel in de discussie. Dit betekent dat autoriteiten met kennis van zaken niet meer automatisch het gezagsmonopoly hebben. Denk bijvoorbeeld aan de inentingscampagne tegen baarmoederhalskanker van het RIVM, waar de mening van bezorgde moeders en meisjes na verloop van tijd de overhand nam. Het is dus de vraag of de relevante kennis en kunde, waar publieke organisaties behoefte aan hebben, wel zo makkelijk komt bovendrijven op de social media. Publieke organisaties moeten zich er bewust van zijn dat wellicht burgers met de grootste mond, en niet met noodzakelijk de wijsheid in pacht, de discussie overheersen (Van Dijk in: Van Osch en Van Zijl, 2011: 34). Maar hoe anders is dit dan op de traditionele inspraakavond? Daarmee hebben de publieke organisaties al jarenlange ervaring. Het gaat erom diezelfde ervaring nu online te gebruiken en de meest waardevolle bijdragen van burgers actief zelf te selecteren.
Vervaging van traditionele scheidslijnen Social media bevinden zich ergens op de grens tussen interpersoonlijke en massacommunicatie. Ze zorgen ervoor dat de scheidslijnen tussen deze eerder volstrekt gescheiden communicatievormen vervagen (Van Osch en Van Zijl, 2011). Publieke organisaties willen via social media vooral persoonlijk contact met burgers. Massacommunicatie kunnen ze immers prima via andere kanalen vormgeven. Maar zijn social media niet vooral bedoeld voor sociaal contact tussen ‘vrienden’? En is een organisatie een entiteit waar je ‘bevriend’ mee wilt zijn? Het is voor publieke organisaties belangrijk dat ze de juiste snaar weten te raken. Jansen (2009) geeft aan dat het belangrijk is een omgeving te creëren met een menselijke maat: het ontwerp moet aansluiten bij de sociale dynamiek tussen mensen, hun practices, hun identiteit en hun behoeften.
7
Motivaties voor gebruik van online media Forrester Research heeft onderzoek gedaan naar verschillende gebruikers van online media. Zij maakten een indeling in zeven typen gebruikers, met elk hun eigen activiteiten (zie figuur 2).
Fig. 2: Profiel en participatiegraad van internetgebruikers in Nederland en Europa (Forrester Research, 2007)
Hoewel het onderzoek al een aantal jaar oud is, blijft de kernboodschap nog steeds overeind: het merendeel van de internetters is vooral toeschouwer en slechts een klein deel is proactief op online platforms. Als het gaat om burgerparticipatie is het alleen die kleine groep die actief een bijdrage levert in de vorm van content. Een ander gedeelte (de ‘critics’) initieert niet, maar reageert wel op bijdragen van anderen. Aan publieke organisaties de taak om zoveel mogelijk mensen actief te laten participeren. Belangrijk is daarbij om te raken aan de motivatie van burgers om gebruik te maken van online media. Wie de motivatie weet te prikkelen, maakt meer kans op actieve bijdragen van gebruikers. Een theorie die uitspraken doet over de motivaties voor mediagebruik is de Uses and Gratifications Theory (Katz, Blumer & Gurevitch, 1974). Deze theorie verklaart het gebruik van media door te kijken naar behoeften, motivaties en beloningen van mensen waar dat medium aan tegemoet komt. De behoeften die social media bevredigen, zijn de basisbehoeften van mensen aan sociale relaties en aandacht (zie figuur 3). Social media vervullen dus behoeften die in ieder mens sterk aanwezig zijn.
8
Fig 3: Social Media Hierarchy of Needs (Antonios, naar Maslow, 1967)
Aarts (in van Osch en van Zijl, 2011) onderscheidt vervolgens vier activiteiten van mensen op sociale media: informeren (mensen zoeken via social media naar informatie), organiseren (mensen organiseren zich op fora en in networks met het oog op het bereiken van allerlei doelen), presenteren (mensen gebruiken social media voor identiteitsvorming en zelfpresentatie) en communiceren (mensen voeren gesprekken en discussies via social media en onderhouden sociale contacten). Bovenstaande activiteiten van gebruikers sluiten aan bij de doelen die publieke organisatie met sociale media hebben. Maar meer dan dat moeten publieke organisaties deze activiteiten zien als de belangrijkste motivaties van gebruikers. Wil je online succesvol zijn als organisatie, dan zul je aan de behoefte tot informatie, organisatie, presentatie en communicatie tegemoet moeten komen. Bij het ontwerp van social media moeten deze behoeften daarom centraal staan. Immers, mensen zijn niet online voor jou, maar voor zichzelf!
Het inrichten van sociale media om participatie te bevorderen Tot nu toe hebben we stilgestaan bij kenmerken en voorwaarden voor participatie en bij de kenmerken, motivaties en gevolgen van social media. Langs die lijn hebben we beargumenteerd waarom social media bij uitstek middelen zijn voor publieke organisaties om online met burgers samen te werken. De vraag die rest is: welke kenmerken van social media bepalen met name de mate waarin burgers geprikkeld worden om online te participeren? Met andere woorden, wat prikkelt mensen om mee te denken en mee te doen? Inzichten uit de mediapsychologie Belangrijke inzichten kunnen worden gevonden in de mediapsychologie. De mediapsychologie stelt dat het effect van media op mensen wordt beïnvloed door kenmerken van 1) de boodschap, 2) het medium en 3) de ontvanger (zie figuur 4). De keuze voor de boodschap, de manier waarop die
9
boodschap geformuleerd is, wie het zegt, via welk medium, hoe in dat medium en wie het ontvangt bepalen dus het effect op ons denken, vinden en doen (Heuvelman, Fennis en Peters, 2011: 23).
Fig. 4: Model van media-informatieverwerking (Heuvelman, Fennis en Peters, 2011: 40)
We kunnen dit model nu vertalen naar de context van burgerparticipatie via social media. In dat geval is het gewenste effect van de inzet van media vooral een gedragseffect: publieke organisaties willen door middel van social media burgers prikkelen om iets te doén, namelijk online participeren in beleidsontwikkeling of uitvoeren. Op basis van het model kunnen we stellen dat de kenmerken van het social medium, kenmerken van de online content (boodschap) en kenmerken van de deelnemers het succes van online burgerparticipatie bepalen. Kenmerken en invloed van de content In de mediapsychologie wordt voor wat betreft de boodschap gekeken naar: inhoud, bron, genre en strategie. Wat zeg je, wie zegt het en hoe zeg je het? Als het gaat om online burgerparticipatie blijkt vooral belangrijk welke content je plaatst en hóe de burger daarin wordt aangesproken. Hij of zij moet geprikkeld worden en het gevoel hebben betrokken te zijn. De bron moet duidelijk zijn en kan beter een persoonlijk dan corporate karakter hebben. Een veronderstelling in dit onderzoek is verder dat mensen sneller geneigd zijn om te participeren wanneer de benefits (voordelen/beloningen) van participatie voor hen genoemd worden in de online boodschap van publieke organisaties. Randvoorwaarden voor de content zijn verder bijvoorbeeld een goede resolutie, geluid en shareopties. Kenmerken en invloed van het medium Uit de voorwaarden voor burgerparticipatie blijkt dat het belangrijk is dat burgers door de vorm van het medium geprikkeld worden. Uiteraard moet ook een geschikt platform gekozen worden; een platform waarop die mensen die activiteiten uitvoeren waarbij je wilt aansluiten. De vorm waarin burgers op dat platform kunnen participeren, blijkt echter zeer belangrijk. Het moet leuk zijn, aantrekkelijk en uitdagend. Bovendien moeten de verwachtingen, doelen en status van het proces duidelijk zijn. Een ontwikkeling die daar nauw bij aansluit is ‘gamification’. Gamification is het toevoegen van gamedesign-elementen (badges, levels, rankings, voortgangsbalken, puntensystemen, systemen voor belonen, ruilen, geven en anderszins uitwisselen van punten, uitdagingen tussen gebruikers en het toevoegen van mini-games) aan een non-game omgeving om gebruikers te prikkelen om het gewenste gedrag te laten zien. De techniek kan mensen aanmoedigen om online dingen te doen die ze normaal gesproken als saai beschouwen, zoals het invullen van vragenlijsten of het doornemen van
10
websites. Deze opvatting sluit aan bij het doel van publieke organisaties met de inzet van sociale media. Zij willen burgers motiveren om mee te doen en kunnen dus baat hebben bij het toepassen van gamification in hun social omgeving. Gamificiation in social platforms voor burgerparticipatie maakt het bovendien mogelijk dat gebruikers via bijvoorbeeld verkregen punten, badges of rankings kunnen laten zien aan hun sociale netwerk waar ze mee bezig zijn en hoe goed ze dat doen. Door middel van gamification kunnen publieke organisaties het reputatiemanagement en de self-exposure van gebruikers stimuleren (een belangrijke motivatie voor gebruikers) en via de sociale contacten van deelnemers nog meer mensen bereiken. Kenmerken en invloed van de gebruiker Uit het model van media-informatieverwerking (Heuvelman, Fennis en Peters, 2011: 40) blijkt dat voorgaande ervaringen, motivatie, betrokkenheid en stemming van de ontvanger bepalend zijn voor de effecten van media. Vertaald naar de context van social media betekent dit de gebruikservaring met social media, de motivaties voor het gebruik, de betrokkenheid bij het onderwerp en de stemming bepalend zijn voor het succes van online burgerparticipatie. Het is belangrijk dat publieke organisaties zich realiseren dat de gebruiker geen statische entiteit is, maar een actieve deelnemer die voor een behoorlijk deel zelf de betekenis bepaalt van de aangereikte content. Het is belangrijk om actief op zoek te gaan naar geschikte deelnemers aan het participatietraject en die mensen met relevante content te ‘belonen’.
Literatuur Arnstein, Sherry R. (1969). A Ladder of Citizen Participation. American Institute of Planners, 35 (4), 216-224. Baek K., Holton A., Harp D., Yaschur C. (2011), The links that bind: uncovering novel motivations for linking on Facebook, Computers in Human Behavior (2011, nr 27, blz 2243-2248) Bernoff, J. (2010) Social Technographics: Conversationalists get onto the ladder. Forrester Research Inc. http://forrester.typepad.com/groundswell/2010/01/conversationalists-get-onto-the-ladder.html (opgehaald op 21 oktober 2011) Boers, J. Steden, van R., Boutellier, H. (2008) Het effect van positieve en negatieve factoren op veiligheidsbeleving. Een kwantitatieve studie onder inwoners van Amsterdam. Tijdschrift voor Veiligheid, 7 (3), 34-52. Bovens, M.A.P., ’t Hart, P., van Twist, M.J.W. (2007) Openbaar bestuur. Beleid organisatie en politiek. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Boyd, D.M., Ellison, N.B. (2007) Social Network Sites: Definition, History, and Scholarship. Journal of Computer-Mediated Communication, 13(1) Brink, van den, M. (2010) Overheidscommunicatie en burgerparticipatie: een onderzoek naar de inzet
van elektronische communicatiemiddelen om burgers te laten participeren bij veiligheidsproblematiek. Masterscriptie: Universiteit Twente.
Bruns, A. & Burgess, J. (2011) The Use of Twitter Hashtags in the Formation of Ad Hoc Publics. 6th European Consortium for Political Research General Conference, 25 – 27. Caem, B. (2008) Verborgen kracht. Burgerparticipatie op het vlak van veiligheid. Dynamics of Governance (12) Vrije Universiteit Amsterdam. Chen G.M. (2011), Tweet this: a uses and gratifications perspective on how active Twitter use gratifies a need to connect with others, Computers in Human Behavior (2011, nr. 27, 755-762)
11
Daft, R.L., Lengel, R.H. (1986) Organizational information requirements, media richness and structural design. Management Science, 32, 554-571. Deursen, van, J.A.M. en A.G.M. Van Dijk (2010). Trendrapport computer‐ en internetgebruik 2010. Een Nederlands en Europees perspectief. Enschede: TU Twente. Dijk, van J.A.G.M. (2001) De Netwerkmaatschappij: sociale aspecten van nieuwe media. Alphen aan den Rijn: Samsom Edelenbos & Monnikhof (red.) (2001) Lokale interactieve beleidsvorming. Utrecht: Uitgeverij Lemma BV. Eversdijk, M. (2010) Burgerparticipatie. Een kwestie van doen. Betrokkenheid en draagvlak bij gemeentelijk beleid. (Afdeling Samenleving. Tekst commissie AZM) Houtkoop, H. en Koole, T. (2000) Taal in actie. Hoe mensen communiceren met taal. Bussum: uitgeverij Coutinho. Jansen, R. (2009) Overheid 2.0: de betekenis van sociale media voor de overheid. Proces&Document, 3, 10-13. Jongman, M. (2011) De digitale dialoog tussen burger en overheid. Een onderzoek naar de wijze
waarop overheidsinstanties websites inzetten als communicatiemiddel voor burgerparticipatie. Masterscriptie: RuG Groningen
Johnson, P.R. & Yang, S.U. (2009). Uses and Gratifications of Twitter: An Examination of User Motives and Satisfaction of Twitter Use. S.I. Newhouse School of Public Communications. Joinson A.N. (2008), ‘Looking at’, ‘Looking up’ or ‘Keeping up with’ People? Motives and Uses of Facebook, CHI 2008 Kaplan, A.M., Haenlein, M. (2010) Users of the world, unite! The challenges and opportunities of Social Media. Business Horizons 53, 59-68. Koeleman, H. (2009) Twitteren op je werk. En andere mogelijkheden van social media voor interne communicatie. Deventer: Kluwer. Lampe C., Wash R., Velasques A., Ozkaya E. (2010), Motivations to participate in online communities, CHI 2010 Larose R., Mastro D., Eastin M.S. (2001), Understanding Internet Usage: a social-cognitive approach to uses and gratifications, Social science computer review (2001, nr 19, blz 395-413) Lembrechts, L. (2007) Het onveiligheidsgevoel als media-effect. Inspiratie voor een theoretisch model. Tijdschrift voor Criminologie, (49) 3, 277-290. Lin K-Y, Lu H-P (2011), Why people use social networking sites: an empirical study integrating network externalities and motivation theory, Computers in Human Behavior (2011, nr 27, blz 11521161) Lowndes V., Pratchett L., Stoker G. (2006), Diagnosing and remedying the failings of official participation schemes: the CLEAR framework, Hallsworth Conference 2006 Newcom Research & Consultancy (2011) Het grootste Social Media onderzoek van Nederland. Amsterdam
12
Nooij,de P. Homo Ludens 2.0 - Winnaar of verliezer? De vervaging tussen spel en werk in de digitale cultuur. Masterscriptie Universiteit van Utrecht: Utrecht. Osch, van D., Zijl, van R. (2011) Basisboek social media. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Spears, R. Postmes, T. e.a. (2000) Social Psychological Influence of ICT’s on Society and their Policy Implications. Infodrome Papacharissi Z, Rubin A.M. (2000), Predictors of internet use, Journal of broadcasting & electronic media (spring 2000, blz 175-199) Pattie, C., Seyd, P., Whiteley, P. (2003) Citizenship and Civic Engagement: Attitudes and Behaviour in Britain. Political Studies, 51, 443-468. Ross C. et al (2009), Personality and motivations associated with facebook use, Computers in Human Behavior (2009, nr 25, blz 578-586) Rowe, G., Frewer, L.J., (2005) A typology of Public Engagement Mechanisms. Science Technology Human Values, 30, 251-290. Ruggiero, T.E. (2000) Uses and Gratifications Theory in the 21st Century. Mass Communication & Society, 3 (1) 3-37. Scholz, T. (2008). Market Ideology and the Myths of Web 2.0. First Monday, 13 (3). Beschikbaar op: http://firstmonday.org/htbin/cgiwrap/bin/ojs/index.php/fm/article/viewArticle/2138/1945 Schoondorp, M. (2010), Social media en de kansen voor het onderwijs. SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma. Schultz F., Utz S., Göritz A. (2011), Is the medium the message? Perceptions of and reactions to crisis communication via twitter, blogs and traditional media, Public Relations Review (2011, nr 37, blz 2027) Seydel, E. (2000) Het ontwerpen van communicatiebeleid en communicatieonderzoek. In: Overtuigen en activeren: publieksbeïnvloeding in theorie en praktijk. Assen: van Gorcum, 63-78. Smock A.D., Ellison N.B., Lampe C., Wohn D.Y., Facebook as a toolkit, a uses and gratifications approach to unbundling feature use, Computers in Human Behavior (2011, nr 27, blz 2322-2329) Spitzberg, B. H. (2006) Preliminary Development of a Model and Measure of Computer-Mediated Communication (CMC) Competence, Journal of Computer-Mediated Communication, 11 (2) 629-666. TNS (2010). TNS Digital Life: Internet Statistics & Social Media Usage. http://2010.tnsdigitallife.com/ Geraadpleegd op 10 november 2011 Veen, van der, G. (2002) Beleving van veiligheid in de buurt: relaties tussen persoon, buurt en samenleving. Tijdschrift voor Veiligheid & Veiligheidszorg, 1 (1), 32-46. Weiser E.B. (2000), Gender Differences in internet use patterns and internet application preferencesw: a two-sample comparison, Cyber Psychology & Behavior (2000, nr 2, blz 167-178) Wohn, D. Y., Eun-Kyung Na (2011) Tweetin about TV: Sharing television viewing experiences via social media message streams. First Monday, 16, 3 – 7. Wikipedia. (2011). De vrije encyclopedie. Victor Vroom. http://nl.wikipedia.org/wiki/Victor_Vroom (opgehaald op 29-11-2011) Wikipedia (2011). De vrije encyclopedia. Gamification. http://en.wikipedia.org/wiki/Gamification (opgehaald 29-11-2011)
13
Over Sowijs Sowijs is het social media lab van NHL Hogeschool en een initiatief van de opleiding Communicatie. Sowijs bestaat uit een lectoraat Social Media en verschillende docenten en studenten. Samen met de praktijk werken wij aan toegepast onderzoek op het gebied van social media. De kennis en kunde die we daarmee opdoen, delen we via whitepapers en symposia. Contact Wilt u in contact komen met Sowijs of wilt u kennispartner worden? Dat kan via de volgende wegen: W: www.sowijs.nl E:
[email protected] T: www.twitter.com/sowijs
14