VERSTERKING OUDERPOSITIE ZORGLEERLINGEN
Rapportage ouderbijeenkomst 28 april 2005
Den Haag, mei 2005 Auteurs: drs. C. Hover en drs. R. Baarda Deze rapportage is opgesteld door smets+ hover+ in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag. smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties Raamweg 17 2596 HL DEN HAAG T: 070 3 450 520 F: 070 3 600 869 E:
[email protected] W : www.smetshover.nl
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
INHOUDSOPGAVE
........................................................................................................................................5
l.
INLEIDING
2.
ZORGLEERLINGEN
3.
INVENTARISATIE EN WEGING VAN KNELPUNTEN
.......................................................................................................................7
..........................................................1
3.1 ORDENINGSKADER ..................................................................................................................... 11 3.1.1 'Langsdelevenslijn' ............................................................................................................. l 1 3.1.2 Voorzieningen....................................................................................................................... ll ............................................................................................................................12 3.2 BEVINDINGEN 3.2.1 Wanneer stuiten ouders op knelpunten? ............................................................................... 12 12 3.2.2 Om welke knelpunten gaat het? ........................................................................................... 3.3 ENKELE UITWERKINGEN............................................................................................................ 1 3 3.3.1 Begeleiding en informatievoorziening................................................................................... 13 3.3.2 Toelating/plaatsing............................................................................................................... 15 ........................................................................................... l 5 3.3.3 Indicatiestelling/zorgtoew~zing 3.3.4 Signalering ............................................................................................................................ 16 3.3.5 Handelingsplan en realisatie van de extra zorg ....................................................................16 17 3.3.6 Klacht. bezwaar en beroep.................................................................................................... 3.3.7 Afstemming met ketenpartners .............................................................................................. 17
.
4
VOORSTELLEN TOT VERBETERING
......................................................................................19
.............................................................................................................. 19 4.1 SCENARIOVERKENNING ........................................................................................................................... -20 4.2 BEVINDINGEN 4.2.1 Zorgplicht of toelatingsrecht wettelijk te regelen..................................................................20 4.2.2 Heldere rechten of vage plichten? ........................................................................................20 21 4.2.3 Combinatie zorg en onderwijs............................................................................................... 4.2.4 Niet mondige en 'onzichtbare' ouders .................................................................................. 21 4.2.5 Positie ouderorganisaties...................................................................................................... 21
.
5
BIJLAGEN
.......................................................................................................................................23
srnets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
INLEIDING 1.1 Context Het Nederlandse onderwijssysteem kent een vrij uitgebreide structuur voor de zogeheten 'zorgleerlingen', leerlingen die extra zorg in het ondenvijs nodig hebben. Onderscheid kan bijvoorbeeld gemaakt worden in het ondenvijsachterstandenbeleid, Weer Samen Naar School, Leerwegondersteunend onderwijs en Praktijkondenvijs, het (Voortgezet) Speciaal Ondenvijs en de Leerlinggebonden financiering (LGF ofwel 'rugzakje'). De zorg die binnen onderwijs geboden kan worden varieert van langdurige, structurele en intensieve zorgtrajecten binnen een speciale onderwijssetting tot aan incidentele, tijdelijke ondersteuningsmaatregelen binnen het reguliere onderwijsaanbod. In 2004 zijn verschillende evaluatieonderzoeken uitgevoerd1en in december 2005 heeft de Tweede Kamer daarover met de minister gesproken. In het verlengde daarvan heeft de minister aangegeven de zorgstructuur te willen 'herijken'. Dat zou moeten leiden tot een eenvoudiger en flexibeler zorgsysteem. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat er in september 2005 voorstellen zullen liggen.' De minister hecht eraan dat de positie van ouders in het herijkingstraject aandacht krijgt. De positie van de ouders moet namelijk niet aangetast worden, maar zo mogelijk juist versterkt worden. Dat aspect moet bij het ontwikkelen van de beleidsvoorstellen nadrukkelijk aan de orde komen. Ter ondersteuning van deze inzet heeft het ministerie opdracht gegeven om een bijeenkomst te organiseren met ouders, oudervertegenwoordigers en ouderondersteuners om na te gaan welke knelpunten ouders nu vooral ervaren en op welke wijze de positie van ouders versterkt zou kunnen worden.
1.2 Werkwijze De organisatie van deze bijeenkomst is in handen gelegd van het adviesbureau smets+ hover+ adviseurs te Den Haag. De bijeenkomst vond plaats op 28 april 2005. Voor de bijeenkomst zijn ongeveer 40 mensen uitgenodigd die globaal uit drie geledingen afkomstig zijn: professionele ondersteuners die zicht hebben op ervaringen van ouders, vertegenwoordigers van ouderorganisaties en individuele ouders. In de bijeenkomst is eerst nagegaan waar de grootste knelpunten liggen; daarvoor is aangesloten bij bevindingen uit de al genoemde evaluatieonderzoeken. Vervolgens is bezien hoe de ouderpositie versterkt zou kunnen worden. Voor de discussie daarover zijn twee scenario's als uitgangspunt genomen; deze worden later in deze rapportage besproken.
1.3 Status van de bevindingen In deze rapportage wordt verslag gedaan van de bevindingen. De verantwoordelijkheid van de rapportage ligt bij de rapporteurs. De bijeenkomst had niet tot doel om tot overeenstemming te komen of om een standpunt in te nemen. De deelnemers (en hun organisaties) zijn niet gebonden aan de inhoud van de rapportage. In een later stadium wordt met ouderorganisaties nog formeel overleg gevoerd. Achtereenvolgens gaat de rapportage in op: Een korte beschrijving en kwantificering van de groep leerlingen waarover het gaat: de zogeheten 'zorgleerlingen'.
'
Zie voor een samenvatting: Brede evaluatie WSNS, LGF en OAB. Samenvattend overzicht van onderzoeksrapporíen en reviews, Den Haag, Ministerie van OCW, december 2004. Zie Beleidsbrief naar aanleiding van de evaluatie WSNS, LGF en OAB. Den Haag: Ministerie van OCW, 20 december 2004 en de brief van de minister van OCW aan de Tweede Kamer van 5 april 2005. Zie ook Uitwerkingsnotitie Korte termijn aanpak Zorgstelsel funderend onderwijs van 15 april 2005.
m e t s + hover+ adviseurs voor professionele organisaties
Een inventarisatie en beoordeling van knelpunten zoals ouders die nu met name ervaren. Een verkenning van mogelijkheden om de positie van ouders te versterken. De rapportage sluit af met een aantal bijlagen.
1.4 Procesobservaties De bijeenkomst is binnen een heel korte termijn georganiseerd. Opvallend genoeg verliep het aanzoeken van deelnemers relatief gemakkelijk. Er was duidelijk veel belangstelling en een grote bereidheid om deel te nemen. Dat geefi aan dat men het ondemerp belangrijk vindt, maar het betekent waarschijnlijk ook dat ouders met nogal wat knelpunten te maken hebben en dus graag de gelegenheid aangrijpen om hun ervaringen te melden. Naast de meer gevestigde (0uder)organisaties duiken ook nieuwe op. Individuele ouders (of kleine groepjes van ouders) bouwen soms in betrekkelijk korte tijd een organisatie op. Dankzij met name het Internet kan dat tegenwoordig ook vrij gemakkelijk. Naar aanleiding van de aan alle deelnemers toegezonden conceptrapportage is gemeld dat de bevindingen uit de bijeenkomst mogelijk iets vertekend zijn door de aanwezigheid van professionele ouderondersteuners en dus minder zuiver de 'echte' ouderopvattingen weergeven.
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
2. ZORGLEERLINGEN Het is goed om, voorafgaand aan de bevindingen uit de werkbijeenkomst, kort in te gaan op het verschijnsel 'zorgleerlingen'. Zorgleerlingen zijn leerlingen die - om verschillende redenen - te maken hebben met leerachterstanden enlof met beperkingen bij de onderwijsdeelname en waarvoor de overheid in additionele financiering voorziet. Tijdens de werkbijeenkomst was er overigens ook aandacht voor leerlingen die wel met beperkingen te maken hebben, maar waarvoor (nog) geen additionele bekostiging (c.q. nog geen adequate zorg) beschikbaar is. Deze paragraaf gaat heel summier in op de zorgleerlingen, met als doel om een indruk te geven van omvang en samenstelling; gedetailleerde beschrijvingen en beschouwingen blijven achterwege; evenmin wordt ingegaan op wat er voor deze groepen aan extra zorg beschikbaar gesteld wordt. Zie de bronnen in de literatuurlijst (bijlage 5.4) voor meer informatie.
2.1 Aantal zorgleerlingen In het basis- en voortgezet onderwijs zitten ongeveer 2,5 miljoen leerlingen Het middelbaar en het hoger beroepsonderwijs zijn daaf dus niet bij gerekend. Ongeveer een-kwart daarvan krijgt in meer of mindere mate extra zorg; zie Figuur 1. Het gaat dus om een aanzienlijke groep leerlingen. Figuur 1. Wel en geen extra zorg in basis- en voortgezet onderwijs
2.2 Soorten van zorg Die extra zorg is er in maten en soorten: onderwijsachterstandenbeleid.Voor kinderen met een risico op onderwijsachterstandenvoert de overheid sinds de jaren zeventig een speciaal achterstandenbeleid.Onderwijsachterstanden zijn leerachterstanden die het gevolg zijn van de sociaal-economische enlof nietwesterse achtergrond van de leerling. De afgelopen periode stond het ondenvijsachterstandenbeleid vooral in het teken van de integratie van allochtone leerlingen. Sinds 1998 is dit beleid gedecentraliseerd naar de gemeenten. extra zorg binnen het 'gewone' onderwijs. Dat is op zichzelf ook weer een zeer diverse categorie; het gaat in het primair onderwijs om 'weer samen naar school' en het speciaal basisonderwijs. Het doel daarvan is zoveel mogelijk kinderen passende zorg en passend onderwijs te bieden op de reguliere basisschool. Om de basisscholen daarbij te ondersteunen, zijn samenwerkingsverbandeningericht. Doel is om zoveel mogelijk leerlingen die extra zorg nodig hebben, binnen de gewone (ook wel 'reguliere' genoemd) school te houden. Voor leerlingen die daarbinnen niet meer geholpen kunnen worden zijn er de speciale basisscholen. In het voortgezet onderwijs gaat het om het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs. Leerwegondersteunendonderwijs is gericht op leerlingen die qua capaciteiten een VMBO-diploma moeten kunnen halen, maar die daar zonder extra zorg niet in zullen slagen. Het praktijkonderwijs is een naar de arbeidsmarkt toeleidend programma voor leerlingen die niet de capaciteiten hebben om een VMBO-diploma te halen.
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
speciaal onderwijs.' Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs richten zich op leerlingen met een handicap of beperking. Scholen voor speciaal onderwijs zijn (op basis van 'soorten' handicaps) verenigd in zogeheten Regionale Expertise Centra. Een heel specifieke vorm is het 'rugzakje' (of ook wel: leerlinggebonden financiering). Hiermee kunnen leerlingen met een handicap toch geplaatst worden op een gewone school. Figuur 2 laat de spreiding van leerlingen over deze verschillende 'soorten' zien. Figuur 2. Spreiding van leerlingen over zorgvormen speciaal
rypak-
rony
extra zorg binnen o nder\nnjs 26% onderhijsachterstand 64Oh
2.3 'Indicatiestelling' Of een leerling voor extra zorg in aanmerking komt, wordt op verschillende manieren bepaald. Het kan gaan om individuele indicatiestelling op basis van kindkenmerken, om indicatiestelling of zorgtoewijzing op basis van leerresultaten of om toewijzing van extra zorgrniddelen op basis van ouderkenmerken (etniciteit, sociaal-economische status of opleidingsniveau - door de tijd heen wisselen deze kenmerken). Figuur 3. Criteria op basis waarvan een kind in aanmerking komt voor extra zorg handicap 9%
kindkenmetken1 leerresultaten 26%
uderkenrnerken
. De mate waarin ouders betrokken worden bij de indicatiestelling of bij het bepalen of een kind in aanmerking komt voor extra zorg, loopt eveneens uiteen. Zie Figuur 4.
Het speciaal moet onderscheiden worden van het speciaal basisonderwijs
8
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
Figuur 4. Betrokkenheid ouders bij indicatiestelling ouders vragen aan 9%
school vraagt aan, ouders uriel betrokken 26%
I W
/geen rol van ouden 65%
De mate waarin ouders, in het geval extra zorg wordt verstrekt, vervolgens betrokken zijn bij het bepalen van welke extra zorg wordt ingezet, loopt hieraan ongeveer parallel.
2.4 Samenvattend
.
De groep van zorgleerlingen is zowel omvangrijk als sterk gedifferentieerd. De wijze waarop bepaald wordt of een leerling voor extra zorg in aanmerking komt, verschilt per 'soort' van zorg. Vooral de wijze waarop en de mate waarin op individueel leerling-niveau kenmerken worden vastgesteld, loopt uiteen. Een belangrijk gegeven voor het onderwerp van deze rapportage is voorts dat de betrokkenheid van ouders bij indicatiestelling, maar ook waar het gaat om zeggenschap over de inrichting van de extra zorg sterk uiteenloopt. De groep ouders/vertegenwoordigersdie deelnam aan de bijeenkomst, is qua samenstelling geen duidelijke afspiegeling van de totale doelgroep zoals hiervoor beschreven. Er was een oververtegenwoordiging van speciaal onderwijs (en 'rugzak') en een ondervertegenwoordiging vanuit achterstandenbeleid. Ook was er relatief meer aandacht voor groepen die nog niet (of onvoldoende) voor extra zorg in aanmerking komen (zoals hoogbegaafde leerlingen). Hier is bewust voor gekozen omdat deze twee oudergroepen op veel meer onderdelen ervaringen en (soms belangrijke) betrokkenheid hebben. Tot slot nog een opmerking over de aanduiding 'zorgleerlingen' en 'zorg'. De aanduidingen 'zorgleerlingen' en '(extra) zorg' zijn binnen het onderwijs ingeburgerd, ook al gaat het hier eigenlijk om (specifieke) onderwijsactiviteiten. Tegelijkertijd moet de (ondenvijs)zorg telkens goed worden afgegrensd van de (gezondheids)zorg. Denk bijvoorbeeld aan de discussie over het tegelijk inzetten van LGF en PGB. Ouders hechten in dit verband aan duidelijke begripsdefiniëringen. Van belang is ook te waken voor de connotatie van 'zorgleerlingen' met 'zorgelijke' leerlingen. Tijdens de bijeenkomst is er op gewezen dat het gebruik van de term zorgleerlingen vooral voor migrantenouders onverstandig kan zijn. Waar in het algemeen de term zorg misschien nog wel een positieve klank heeft (en bijvoorbeeld sommige ouders graag meer zorg voor hun kind zouden wensen), willen deze ouders juist niet dat hun kind met zorg en behandeling geassocieerd wordt: zij willen goed onderwijs voor hun kind, geen zorg.
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
3.1 Ordeningskader Een inventarisatie van knelpunten kan vanuit de volgende twee invalshoeken worden opgebouwd. Bezien kan worden op welke momenten of fasen in de ontwikkeling van het kind ouders knelpunten ondervinden eníof nagegaan kan worden welke (ondersteunende) functies of voorzieningen tekort schieten.
3.1 .l'Langs de levenslijn' Figuur 5 laat een onderwijstijdlijn zien van O tot 30 jaar. Als straks de rugzak ook in het rniddelbaar beroepsonderwijs wordt ingevoerd, kan een kind tot aan het dertigste levensjaar in aanmerking komen voor een rugzak.4 Dat geldt overigens alleen als het kind onderwijs volgt op het MBO; voor basis- en voortgezet onderwijs is de uiterste leeftijd voor een rugzak of voor plaatsing in het voortgezet speciaal onderwijs 20 jaar.
.
Figuur 5. Tijdlijn
O
v
v 5
A A
Voorschoolse begeleiding
Leerplicht Schoolkeuze
10
v
Overgang basis -> voortgezet onderwijs
15
v A
Overgang Leeftijdsgrensrugzak beroepsonderwijs basislvoortgezet of werk onderwijs
25
Leeftijdsgrens rugzak middelbaar beroepsonderwijs
Uit de verschillende evaluatieonderzoeken komt naar voren dat ouders nogal eens knelpunten ervaren bij (de aanloop naar) de indicatiestelling, bij het geplaatst krijgen van het kind (vooral bij keuze voor een reguliere school) en bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs.
3.1.2 Voorzieningen We onderscheiden de volgende functies of voorzieningen (uiteraard kan de lijst aangevuld worden): Informatie en advies: mate waarin ouders gemakkelijk adequate en toegesneden informatie en (onafhankelijk) advies kunnen krijgen. Signalering: wijze waarop (onder andere vroegtijdig) wordt vastgesteld of een kind misschien extra zorg nodig heeft. Indicatie of toewijzing: de manier waarop bepaald wordt of een kind inderdaad in aanmerking komt voor extra zorg. Plaatsing/toelating: de mate waarin het kind kan worden geplaatst op een school of voorziening waarvoor het kind geïndiceerd is en waar de voorkeur van de ouders naar uit gaat. Handelingsplan: de wijze waarop - op maat van het individuele kind - een specifiek plan gemaakt wordt voor het onderwijs en de extra zorg. Realiseren extra zorg: de mate waarin het handelingsplan daadwerkelijk in de praktijk wordt uit gevoerd. Afstemming met zorg- en andere ketenpartners: de mate waarin goed wordt samengewerkt, afgestemd en informatie gedeeld met en tussen andere partnerorganisaties in de keten Klachtenregeling, mogelijkheid van bezwaar en beroep: de mate waarin ouders in staat worden gesteld om klachten in te dienen, tegen beschikkingen in bezwaar of beroep te gaan.
4
Zie de brief over 'invoering LGF in de BVE-sector' van de staatssecretarisaan de Tweede Kamer van 13 april 2005.
mets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
Begeleiding van ouders tijdens het (hele) traject: de mate waarin en de wijze waarop ouders ondersteund en begeleid worden tijdens het traject van signalering tot en met de zorgrealisatie. Uit de evaluatieonderzoeken valt af te leiden dat ouders bij elk van deze functies of voorzieningen knelpunten kunnen tegenkomen. Bijlage O geeft daarvan een overzicht.
3.2 Bevindingen Aan de deelnemers aan de bijeenkomst is gevraagd om de belangrijkste knelpunten aan te geven. Gelet op het aantal deelnemers en de spreiding daarvan over de verschillende 'zorgdoelgroepen' en onderwijssoorten, is de representativiteit van de bevindingen per definitie beperkt. Wel is het zo dat veel deelnemers gegeven hun (vrijwil1igers)werk veel gevallen kennen en daardoor wel een vrij goed beeld hebben van wat onder ouders leeft. De doelstelling van de inventarisatie was meer om de bevindingen uit de evaluatieonderzoeken te toetsen en (vooral ook) om tot wat meer 'inkleuring' van de centrale knelpunten te komen.
3.2.1 Wanneer stuiten ouders op knelpunten? De inventarisatie aan de hand van de 'levenslijn' leverde het volgende beeld op; zie Figuur 6 Figuur 6. In welke fase van de onderwijsloopbaan zijn er knelpunten? beroepslhoger o nderwijs overgang naar beroepslhoger o nderwijs voortgezet onderwijs overgang naar voortgezet onderwijs basisonderwijs overgang naar basiso nderwijs voorschools
O
10
20
30
40
Aan tal male n genoemd
Over vrijwel de hele linie is sprake van knelpunten. Het accent ligt bij basisonderwijs en voortgezet onderwijs, en heeft vooral met toelating te maken. Dat beroeps- en hoger onderwijs niet scoren kan met de samenstelling van de deelnemersgroep te maken hebben. Omdat het daarbij om een leeftijdscategorie gaat waarop de leerplicht niet meer van toepassing is, is voorts aannemelijk dat een deel van de 'doelgroep' het onderwijs op dat moment verlaat. Dat er meer knelpunten worden gesignaleerd in het basisonderwijs dan in het voortgezet onderwijs zal samenhangen met het feit dat het aantal (geïntegreerde) zorgleerlingen in het basisonderwijs groter is. De verschillende overgangsmomenten leveren ook knelpunten op, maar relatief minder.5
3.2.2 Om welke knelpunten gaat het? Kijken we naar de functies, dan blijkt dat er eveneens over hele linie knelpunten gemeld worden. Ook dat is in lijn met wat bekend is uit de verschillende evaluatieonderzoeken. Zie Figuur 7 voor de oogst. Opvallend is dat 'begeleiding van ouders' zeer hoog scoort. Daar zijn ouders
Knelpunten op het terrein van de indicatiestelling/zorgtoewijzingzullen onder 'overgang' gescoord zijn. Knelpunten met betrekking tot toelating en plaatsing kunnen zowel onder 'overgang' als bij 'basisonderwijs' of 'voortgezet onderwijs gescoord zijn. Dit kan een rol spelen bij de interpretatie.
12
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
dus duidelijk ontevreden over.6 '~laatsingítoelatin~' op een school scoort ook zeer hoog, evenals de indicatiestelling. De overige onderdelen krijgen wat minder nadruk. Figuur 7. Vóórkomen van knelpunten bij voorzieningen/functies begeleiding ouders plaatsing'toelating
handelingspian informatie& advies realisatied r a zorg afstemmingzorg & ketenpartners signalering klacht,bezinaar en beroep
O
5
1O
15
20
25
Aantal malen als knelpunt genoemd
3.3 Enkele uitwerkingen
3.3.1 Begeleiding en informatievoorziening De voorzieningen 'begeleiding' en 'informatie & advies' laten in Figuur 7 verschillende scores zien. Ze hangen voor een deel echter ook samen. Die samenhang is in de bijeenkomst soms ook benadnikt. Zo ligt het voor de hand dat vanuit de begeleidingsfunctie ook informatie wordt verstrekt en advies wordt gegeven. Uiteraard moeten ouders ook los van een begeleidingsrelatie een beroep kunnen doen op een informatiefunctie. Belangrijk is hoe dan ook dat er sprake is van duidelijke aanspreekpunten, bij voorkeur ook met continuïteit in de persoonlijke bezetting; vooral bij de overstap van de ene naar de andere school is dat van groot belang.
In dit verband is onder meer de 'loketfunctie' genoemd. Gepleit is voor een duidelijk loket voor ouders. Dat loket zou bij voorkeur breder moeten zijn dan enkel onderwijs;juist omdat voor een goed arrangement vaak verbindingen nodig zijn met de gezondheidszorg of de jeugdzorg. Gewezen is bijvoorbeeld op de MEE-organisaties; die zouden een dergelijke loketfunctie kunnen vervullen. In feite hebben deze organisaties een dergelijke functie al voor iedereen met een handicap of beperking en is de dienstverlening zowel 'levenslang7 als 'levensbreed'. Sommige ouders roemen de begeleiding van MEE; maar er is ook kritiek te beluisteren. Terzijde is genoemd de loketfunctie zoals die met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning op gemeentelijk niveau beoogd wordt.? Die zou ook in aanmerking kunnen komen. Vanuit de ouder- en gehandicaptenorganisatiesworden echter grote kanttekeningen bij de WMO geplaatst Voor zover het om hoogbegaafde kinderen gaat, is gemeld dat er minder behoefte aan begeleiding van ouders is; het is vooral belangrijk dat ouders serieus genomen worden en dat het verschijnsel hoogbegaafdheid serieus wordt genomen. Het kan zijn dat het accent op de functie 'begeleiding' deels veroorzaakt is door de aanwezigheid van professionele ouderondersteuners.Overigens blijkt uit de verschillende evaluatieonderzoeken dat er het nodige aan de begeleiding tekort schiet. De indruk is dat een deel van de ouders liever de voorkeur geeft aan directe versterking van de individuele positie van ouders (recht op toelating, onafhankelijk toezicht op positie ouders, goed geregelde bezwaar en beroepsprocedures, vindbare informatie op het Internet e.d.) dan dat het accent gelegd wordt op professionele ondersteuning. In de bijeenkomst is er min of meer in dit verband wel op gewezen dat dit voor (groepen) ouders verschillend kan liggen. smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
De (al in de evaluatieonderzoeken gebleken) kritiek op de wijze waarop de Regionale Expertisecentra (REC's) hun (wettelijke) rol als ouderbegeleider vervullen, kwam ook in deze bijeenkomst duidelijk naar voren. REC's maken er duidelijk nog onvoldoende werk van. Sommige ouders geven aan deze begeleiding ook niet of te weinig onafhankelijk te vinden - terwijl ouders daar wel behoefte aan hebben. Herhaaldelijk is er op gewezen dat veel informatie niet bekend is: bij ouders, maar ook bij ouderondersteuners en zeker ook bij de scholen (regulier en speciaal). De informatieachterstand op scholen zou volgens sommige deelnemers ook mede een oorzaak zijn voor problemen rondom toelating. Regelingen veranderen ook geregeld en vooral de neiging om knelpunten en problemen weer met nieuwe regelingen en voorzieningen op te lossen, krijgt van de ouders kritiek. Dat zou - zo stellen zij - de voorzieningen die eigenlijk in eerste aanleg voor informatie en ondersteuning zouden moeten zorgen, in feite ook belemmeren. De indruk is dat weliswaar vaak tekort geschoten wordt, maar dat er ook goede voorbeelden te geven zijn: soms begeleidt een REC wel goed; soms geeft een interne begeleider wel goede informatie. Een alternatief voor een nieuw loket kan dan ook zijn te bevorderen dat iedereen die nu al in positie is voor ouderbegeleiding zijn werk goed doet. Wel is dan van belang dat vanuit die ondersteunende functie verbindingen gelegd kunnen worden tussen onderwijssectoren (bijvoorbeeld bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs) en tussen onderwijs en gezondheidszorg. Als begeleidende instanties telkens wisselen en vanuit andere kaders opereren, is de toegevoegde waarde gering of zelfs afwezig. Juist in die gevallen is immers samenhangende en integrale begeleiding en ondersteuning zo gewenst. De ouderbegeleiding moet er onder meer toe dienen dat de verhouding tussen ouders en school gelijkwaardiger wordt. Nu ervaren veel ouders die relatie niet als zodanig. In dit verband is van belang dat ouders in de gegeven situatie misschien niet mondig zijn, maar het wel moeten zijn. Als de verhoudingen gelijkwaardiger zijn, en als er een duidelijke wettelijke basis voor aanspraken is, is het gemakkelijker om mondig te zijn. Meermalen is gepleit voor de figuur van een 'case-manager', 'makelaar' of - minder hoogdravend geformuleerd - 'maatje' die ouders terzijde staat. Voor ouders is van belang dat de begeleider of ondersteuner als het ware aan hun kant staat, voor hun zaak opkomt. In die zin is er wel sprake van een zekere voorkeur voor een onafhankelijke positie. Het zou mooi zijn als er een vorm van begeleiding is die niet alleen verwijst, maar die na een tijd weer contact opneemt om te kijken hoe het er mee staat.
,
Bij het thema informatievoorziening is de (snelle en eenvoudige) 'vindbaarheid' van informatie benadrukt. Gewezen is op de mogelijkheden van het Internet. Voor sommige doelgroepen is dat overigens nog een beperkt toegankelijk medium. Ondanks vindbare en onafhankelijke informatie zal vaak toch ook directe mondelinge informatieoverdracht en advisering geboden zijn, omdat het natuurlijk vaak gaat om hele specifieke, complexe problematiek en waarbij de situatie van het kind, van het gezin als geheel en de mogelijkheden vanuit het onderwijs alle in samenhang bezien moeten worden. Gegeven het grote aandeel van allochtone leerlingen in de zorgstructuur, is het van belang om goede voorlichting te organiseren voor de desbetreffende ouders. Tijdens de bijeenkomst is gesteld dat als op een goede manier wordt voorzien in informatieverstrekking en begeleiding, veel van de overige genoemde knelpunten daar ook heel nadrukkelijk 7
De Wet MaatschappelijkeOndersteuning moet het mensen mogelijk maken om zo lang mogelijk zelfstandig in de maatschappij te functioneren. Onder andere wordt daarvoor een zogeheten 'lokaal loket' nodig geacht. Het wetsvoorstel is overigens nog in voorbereiding.
14
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
mee geholpen zijn. Huidige problemen bij indicatiestelling en bij plaatsing hangen bijvoorbeeld samen met gebrek aan informatie en begeleiding.
3.3.2 Toelatinglplaatsing Veel discussie ging over de toelating van met name 'rugzak-kinderen' in het reguliere onderwijs. Het feit dat er geen duidelijk recht is op toelating is veel ouders een doorn in het oog. Daarmee achten zij de keuzevrijheid voor ouders (die toch zo'n prominente rol speelde bij het beleid van de overheid om leerlinggebonden fmanciering in te voeren) sterk aangetast. Vanuit de bijeenkomst gaat duidelijk het signaal uit dat met de invoering van LGF zo gewenste versterking van de ouderpositie in elk geval op dit punt tot uitdrukking zou moeten komen. Te vaak komt nog voor dat ouders die kiezen voor een reguliere school daar het advies krijgen hun kind te plaatsen in het speciaal onderwijs. Er is ook gewezen op een specifieke onevenwichtigheid. Een kind met een handicap kan met een rugzak in het reguliere onderwijs geplaatst worden. Een kind met een lichtere beperking wordt soms door de school verwezèn naar het SB0 (speciaal basisonderwijs); in zo'n geval kunnen ouders (anders dan in het geval van LGF) geen plaats in het 'gewone' basisonderwijs claimen. Sommige scholen stellen volgens ouders als harde toelatingvoorwaarde dat ouders een PGB aanvragen en de middelen inzetten voor extra zorg in het onderwijs. Van veel zeggenschap van ouders over die inzet zou niet altijd sprake zijn. Over de gecombineerde inzet van LGF en PGB wordt verschillend gedacht (zie ook paragraaf 4.2.3), maar een PGB-inzet als toelatingsvoorwaarde vindt geen steun. Naast de beschreven toelatingsproblemen in het reguliere onderwijs, zijn ook toelatingsproblemen in het speciaal onderwijs gemeld. Dat is van belang omdat ouders soms ook expliciet voor plaatsing in het speciaal onderwijs kiezen. Sommige scholen voor speciaal Voortgezet Onderwijs kennen (lange) wachtlijsten. Vooral voor leerlingen op HAVO-VWO niveau zouden weinig plaatsen beschikbaar zijn.
3.3.3 Indicatiestellinglzorgtoewijzing Het accent bij de bespiegelingen in de bijeenkomst lag op het speciaal onderwijs en de leerlinggebonden financiering. Bij indicatiestelling hebben de knelpunten te maken met wachttijden en procedurele belemmeringen. Het al genoemde punt van de zwakke ouderbegeleiding wreekt zich natuurlijk ook bij de indicatiestelling. Voor een deel gaat de discussie over bepaalde 'stoornissen7die niet of nog in onvoldoende mate aanspraak op extra zorg kunnen maken (bijvoorbeeld hoogbegaafdheid, dyslexie, autisme, ADHD). Omdat dit type stoornissen geen eigen grond voor indicatie vormen, blijven zij als het ware 'verstopt' in symptomen op grond waarvan wel een indicatie voor speciaal onderwijs kan worden gesteld, zoals gedragsproblemen. Dit is een belangrijk punt van zorg omdat leerlingen met deze stoornissen eerst echt zichtbaar probleemgedrag op school moeten vertonen, voordat zij aanspraak op extra zorg in het onderwijs kunnen maken. Terwijl de eigenlijke stoomis ook op zich voldoende aanleiding zou moeten kunnen zijn voor extra zorg.' De indicatiestelling voor het Speciaal Basisonderwijs (SBO) en voor Leerwegondersteunend onderwijs en voor Praktijkonderwijs is minder nadrukkelijk aan de orde geweest. Dat geldt ook voor het achterstandenbeleid. Dat hangt samen met het feit dat in die gevallen de bemoeienis van ouders met de indicatiestelling geringer is; ouders zijn daar ook niet de aanvragers.
Soms, zoals in het geval van hoogbegaafdheid is er zelfs niet sprake van een onderliggende stoornis en zijn (bijvoorbeeld) gedragsproblemen vooral te begrijpen als een reactie van het kind op een niet-passend onderwijsaanbod. Extra zorg moet zich hier niet richten op een vermeende stoornis of op symptomen bij het kind maar op adaptiever onderwijs voor deze groep.
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
Verder is in de bijeenkomst aandacht gevraagd voor de volgende twee knelpunten. Ouders zien erg graag dat de eigen, soms meegebrachte, ervaringsdeskundigheid met betrekking tot hun kind een serieuze plaats krijgt in de procedure. Nu is er wel veel aandacht voor dossiers en voor test- en toetsgegevens, maar wat ouders weten van hun kind, doet te weinig terzake. Een ander belangrijk punt van kritiek betreft het feit dat steeds weer opnieuw aangetoond moet worden dat het kind een handicap heeft, terwijl in de meeste gevallen een handicap (beperking of chronische ziekte) toch een structureel gegeven is. Extra lastig daarbij is dat criteria en procedures tussen de verschillende domeinen (zowel binnen onderwijs als tussen onderwijs en gezondheidszorg) uiteenlopen. Aan de bijeenkomst valt steun te ontlenen voor een vorm van 'intersectorale' indicatiestelling met goed op elkaar aansluitende criteria en over en weer geldige 'bewijslasten'. De vraag welke die criteria dan zouden moeten zijn, is uiteraard niet aan de orde gekomen. Betrokkenheid van ouders/ouderorganisatiesbij een traject gericht op ontwikkeling van zo'n intersectoraal systeem is zeker gewenst.
In dit verband is ook gewezen op het belang van afstemming in de indicatiestelling tussen de clusters onderling. Er zijn namelijk leerlingen die niet evident binnen één bepaald cluster passen (zoals leerlingen met autisme) en die als gevolg daarvan soms bij meer clusters een heel indicatietraject moeten doorlopen.
3.3.4 Signalering Het aspect signalering is niet veel aan de orde gekomen tijdens de bijeenkomst. Wel is aangegeven dat een deel van de knelpunten bij indicatiestelling, als het ware hun schaduw vooruit werpen op signalering. Zolang sprake is van gescheiden systemen met eigen criteriasets zal een signalering binnen het ene domein weinig of geen zeggingskracht hebben in een andere domein. Ook het bij indicatiestelling gestelde over het niet gebruiken van de ervaringsdeskundigheid van ouders, is relevant in het kader van indicatiestelling. Gewezen is op het feit dat een signalering (van een handicap, beperking of ondenvijsachterstand) door de ouders zelf in het geval van migrantenouders bemoeilijkt wordt door een beperkte taalbeheersing (waardoor een gesprek over - vaak subtiele - signalen niet gemakkelijker wordt) en vanwege onbekendheid met (de eisen van) het Nederlandse onderwijssysteem. Voorts is gesteld dat vooral signalering van hoogbegaafdheid door de scholen ernstig tekort schiet.
3.3.5 Handelingsplan en realisatie van de extra zorg Deze thema's kwamen in de bijeenkomst minder prominent naar voren, maar leven wel. Voor een deel valt uit de spreiding af te leiden dat veel knelpunten'nu te maken hebben met indicatiestelling en toelating, waarbij het handelingsplan en de uitvoering van dat plan van later zorg zijn. Mogelijk zal daar een omslag optreden. , Er was ook wel een zeker verschil merkbaar tussen ouders die - voorzien van rugzak en PGB aangeven graag veel meer te willen sturen met betrekking tot het handelingsplan en ouders van - bijvoorbeeld hoogbegaafde - kinderen die nog lang niet in die positie zijn. Aandacht is gevraagd voor scholing van personeel. Eerder is al aangegeven dat meer mensen in de scholen op de hoogte moeten zijn van de regelingen en de mogelijkheden. Hier gaat het echter om de specifieke deskundigheid om een handelingsplan op te kunnen stellen, o.a. op basis van handelingsgerichte diagnostiek. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om van 'onderwijs op maat' te kunnen spreken. Na het opstellen van de handelingsplannen komt het aan op realisatie; ook daarvoor moeten leerkrachten worden toegerust. In de bijeenkomst is aandacht gevraagd voor PABO'S; in de opleiding zouden studenten al voorbereid moeten worden op de zorgstructuur en op het werken
16
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
met leerlingen met een handicap of beperking. Dat bevordert dat er op scholen ook draagvlak ontstaat voor integratie. Verder is in dit verband aangegeven dat het moet gaan om een gelijkwaardige relatie tussen ouders en school (en eventueel zorginstelling). Meer dan nu vaak nog het geval is, moeten ouders bij het opstellen van het handelingsplan betrokken worden. Gewezen is voorts op de wenselijkheid van toezicht op de kwaliteit op zowel plannen als realisatie daarvan (door de inspectie)? De inspectie zou voorts kunnen beoordelen hoe scholen de relatie met ouders vormgeven. Rondom kwaliteit is de suggestie gedaan om scholen te laten visiteren door ouderpanels. In concreto betrof de suggestie migrantenouders, vanuit het specifieke belang om van twee kanten meer betrokkenheid te realiseren. Maar het idee zou breder ingezet kunnen worden. Als specifiek aandachtspunt is nog aan de orde geweest dat scholen te maken hebben met veel sturing en invloed van derden. Dat kan een ontregelend effect hebben. Genoemd is het voorbeeld van één school waar zeven ambulant begeleiders actief zijn vanuit verschillende clusters (1 x cluster 2,2 x cluster 3 en 4 x cluster 4) die alle zeven verschillende opvattingen hebben over de uitvoering van de zorg.'' In zo'n context is moeilijk te verwachten dat een school zich als een goede 'zorgschool' ontwikkelt. Overigens is er ook omgekeerd op gewezen dat vestigingen van éénzelfde school een zeer uiteenlopend zorgbeleid kunnen hebben. Kernpunt lijkt te zijn: er is nog teveel trial and error en te weinig gevalideerde best practice.
3.3.6 Klacht, bezwaar en beroep Ouders geven aan dat zij, als het er op aan komt (en dat is veelal bij toelating of plaatsing), geen duidelijke wettelijke aanspraken kunnen maken. Dat wreekt zich dan ook bij allerlei procedures. Er kan wel bemiddeld en geadviseerd worden, maar veelal (per saldo) vrijblijvend. De behoefte aan een 'pedagogische rechtspraak' is daarbij naar voren gekomen.
3.3.7 Afstemming met ketenpartners Het aantal knelpunten dat hier rechtstreeks bij werd aangegeven, is relatief gering. Toch is er in de discussie geregeld naar verwezen. Het gaat vooral om twee punten. Om te beginnen is er de kwestie van de gescheiden circuits van indicatiestelling. Het knelpunt van dossierverzameling en het gebrek aan 'erkenning' van indicaties over en weer, is vooral bij het knelpunt indicatiestelling genoemd. Er zit echter, zoals bij de bespreking in paragraaf 3.3.3 genoemd, een duidelijk 'intersectorale' component aan. Het tweede punt dat genoemd is, betreft de afstemming tussen de verschillende 'soorten' zorg (onderwijs, gezondheidszorg,jeugdzorg). Dat is nogal eens onduidelijk geregeld (bijvoorbeeld Zie in dit verband de inspectierapportageD e zorg voor leerlingen met dyslexie, ADHD, autisme en hoogbegaafdheid. Rapport van de Inspectie van het Onderwijs, De Meern, 2004. Voor die rapportage heeft de inspectie handelingsplannengeanalyseerd. 10
Behalve met ambulante begeleiders van REC1shebben scholen soms ook te maken met begeleiders die door ouders vanuit het PGB worden ingezet, ook op school. PGB-inzet in het onderwijs is tijdens de bijeenkomst wel aan de orde geweest, waarbij ook bepleit is dat ouders vanuit LGF en PGB zouden willen 'sturen'.
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
de afstemming tussen LGF en PGB) en schiet in de praktijk geregeld tekort. In dit verband is relevant de opmerking onder het knelpunt 'begeleiding', dat het misschien gewenst is om één begeleider te (kunnen) hebben die de ouders ondersteunt bij de afstemming tussen de verschillende zorgsoorten.
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
4. VOORSTELLEN TOT VERBETERING 4.1 Scenarioverkenning Zoals in de inleiding aangegeven, wordt op het ministerie nu een herijking van de zorgstructuur voorbereid. Versterking van de ouderpositie is daarbij een uitgangspunt. In principe zijn er heel veel mogelijkheden om de bestaande situatie te verbeteren. In de discussie zijn onder meer twee verschillende scenario's tegenover elkaar gezet. Scenario 'zorgplicht': hier wordt wettelijk een 'zorgplicht' opgelegd aan de schoolbesturen: de plicht om aan alle leerlingen een voor hen passende plaats te geven. Scholen moeten iedereen toelaten en bedienen, maar krijgen in dit scenario meer ruimte om daar zelf invulling aan te geven. Een deel van de starheid in het huidige systeem (waarbij je precies in een regeling moeten vallen en daarbinnen vaak slecht gedifferentieerd kan worden) kan zo vervallen. Op die manier ontstaan nieuwe verhoudingen tussen scholen en ouders en ontstaat de mogelijkheid voor een meer gedifferentieerde 'schoolstructuur'. In vergelijking met de huidige situatie verandert er in dit scenarip vrij veel. Scenario 'harmonisatie': hier ligt het accent op het zo vergaand mogelijk oplossen van knelpunten, maar blijvend binnen het bestaande stelsel. Tabel 1 zet de scenario's naast elkaar. Het gaat er om een indruk te geven van de verschillen. Andere uitwerkingen zijn ook mogelijk. Het ministerie heeft nog geen nadere uitwerkingen vastgelegd, maar wel gemeld deze scenario's uit te willen werken. Daarom is er ook aandacht voor gevraagd in de bijeenkomst. Tabel 1. Scenariovergelijking(N.B.: het betreft een mogelijke uitwerking) Thema? Toelatingsrecht
Zorgplicht
Harmonisatie
Wettelijke zorgplicht aan schoolbesturen om alle leerlingen een voor hen passende plaats te geven.
Zware bewijslast bij school om een kind niet toe t e laten, maar geen toelatingsrecht
Er is dus een recht op toelating
Afschaffen van de mogelijkheid om bij toelating tot het V 0 specifiek entree-eisen te stellen Ook extra zorg mogelijk in Havo en vwo
Indicatiestelling
Alleen indicatiestelling voor extra middelen bij handicap of beperking en voor praktijkonderwijs Indicatiestellinggeharmoniseerd met zorgsector
Harmonisatie WSNS en L W 0 0 wat betreft bekostiging en indicatiestelling Handhaven indicatiestelling voor speciaal onderwijs, LGF en praktijkonderwijs Indicatiestelling harmoniseren met zorgsector
Bekostiging
Alle huidige zorgmiddelen worden verevend toegekend aan de schoolbesturen (budgetsysteem) Extra middelen bij handicap of beperking en voor praktijkon-
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
Harmonisatie bekostiging WSNS en LWOO Afschaffen verplichte herbesteding ambulante begeleiding (waarbij het geld uit de rugzak gebruikt moet worden om ambulante begeleiding in
,
derwijs op basis van indicatie (dus open-einde) Structuur
Het onderscheid tussen reguliere en speciale scholen vervalt; SB0 vervalt; praktijkonderwijs blijft aparte onderwijssoort binnen V 0 naast VMBO
te kopen bij een REC)
Bestaande driedeling blijft bestaan:
- regulier, - regulier plus zorg (WSNS, SBO, LWOO; praktijkonderwijs als aparte onderwijssoort - speciaal onderwijs en LGF)
Schoolbesturen kunnen zelf schoolorganisatorische uitwerking maken
4.2 Bevindingen 4.2.1 Zorgplicht of toelatingsrecht wettelijk te regelen In de bijeenkomst bleek een grote belangstelling (en ook wel voorkeur) voor het scenario zorgplicht. Strikt genomen geldt dat waarschijnlijk meer het onderdeel 'zorgplicht' of 'toelatingsrecht' dan de rest van het scenario (en dan met name het punt van autonomie voor de schoolbesturen; zie paragraaf 4.2.2). In de bijeenkomst is het harmonisatiescenario minder nadrukkelijk verkend, zodat over de voor- en nadelen daarvan op basis van de bijeenkomst minder kan worden gesteld. Bij de bespreking van de knelpunten rondom de toelating en plaatsing (paragraaf 3 -3.2) is al gebleken dat ouders voorstander zijn van een ongeclausuleerd recht op toelating. In de huidige situatie kunnen scholen, zo geven ouders aan, nog te gemakkelijk onder een toelating uit. Als er sprake is van een duidelijk wettelijke plicht (aan de kant van de school) of recht (aan de kant van de ouders) zou dat veel duidelijkheid scheppen en veel problemen oplossen. Het zou ook een gunstig effect hebben op andere zaken als informatievoorziening en voorlichting (veel eenduidiger), ouderbegeleiding (minder inzet van begeleiders en ondenvijsconsulenten om kinderen ergens geplaatst te krijgen) en bezwaar en beroep (ACTB en rechterlijke macht). De aanduiding 'zorgplicht' roept deels gemengde reacties op. Eerder is al gewezen op de associaties met 'zorg', die niet altijd gewenst zijn. Gesuggereerd is dat leerrecht of toelatingsrecht (positief vanuit het kind geredeneerd) misschien betere aanduidingen zijn. Er is in dit verband ook gesproken over recht op zorg op maat.
4.2.2 Heldere rechten of vage plichten? In het zorgplichtscenario is sprake van een algemene verplichting aan schoolbesturen: de plicht om elke leerling een passende plaats te bieden. Wat dat precies is, hoe dat wordt vorm gegeven en waar ouders dan nog staat op kunnen maken, wordt in die benadering bewust niet aangegeven. Wie bepaalt bijvoorbeeld of een plaats passend is: de school? Of de ouder? Een deel van de ouders is daar beducht voor en vreest dat het gegeven van meer autonomie aan de schoolbesturen kan leiden tot verschraling. Dit is in de bijeenkomst met name vanuit ouders met kinderen met een handicap aan de orde gesteld. Dat kan te maken hebben met het feit dat zij er vanuit de AWBZ aan gewend zijn om heldere aanspraken te hebben. Hun ervaringen met zorgplichtachtige arrangementen (zoals de WVG die naar de gemeenten is gedecentraliseerd) zijn niet heel positief. De rechten van ouders moeten helder zijn; bij een keuze voor een zorgplichtscenario zouden minimaal kwaliteitscriteria (met name rondom het begrip 'passend') aangegeven moeten zijn op basis waarvan ouders scholen moeten kunnen aanspreken. Ouders geven aan dat het moet gaan om onderwijs 'op maat': op de maat van het kind.
20
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
In deze paragraaf lag het accent op waar ouders beducht voor zijn. Dat houdt niet in dat er in het geheel geen oog is voor mogelijke voordelen van een zorgplichtscenario.
4.2.3 Combinatie zorg en onderwijs Vanuit de ouders die ook een beroep op AWBZ-zorg doen, is gepleit voor de mogelijkheid om de verschillende middelen gebundeld in te kunnen zetten. De bestaande waterscheidingen belemmeren een optimale inzet en zetten ouders in hun sturingsmogelijkheden op een achterstand. Een deel van die ouders geeft overigens aan de scheiding tussen onderwijs en zorg juist wel prettig te vinden. Daarbij speelt (mogelijk) een rol dat aldus voorkomen kan worden dat bijvoorbeeld de school zich de zorgrniddelen zou kunnen toe-eigenen waardoor de zorg buiten schooltijd aangetast kan worden. Dat kan een belangrijk punt zijn, zeker omdat blijkt dat scholen ouders nogal eens vragen om (een deel van) het PGB binnen het onderwijs in te zetten. Dit komt op ouders soms over als toelatingsvoorwaarde. Gemeld is dat ouders vervolgens niet altijd nog wat te zeggen hebben op de inzet van die middelen. Vaak worden de middelen geclusterd om een extra leerkracht of ondenvijsassistent aan te kunnen nemen.
4.2.4 Niet mondige en 'onzichtbare' ouders Deelnemers aan de bijeenkomst waren - bijna per definitie - mondige ouders. De positie van ouders die niet mondig zijn, van ouders die door een deelnemer 'onzichtbaar7 genoemd werden en van ouders die niet (willenlkunnen) meewerken aan een specifiek zorgaanbod voor hun kind, is eveneens aan de orde gekomen. Wat betekenen de scenario's voor deze ouders? En werken deze scenario's wel bij (kinderen van) deze ouders? Meer in het algemeen is bepleit om hoe dan ook in te zetten op de mondige ouders, onder meer omdat deze ouders voorlopers zijn die het pad ook voor andere ouders effenen. Op die manier kan een situatie ontstaan waarbij gaandeweg ook de minder mondige ouders op een voor hen gemakkelijker wijze hun recht kunnen halen. In elk scenario is het daarom essentieel om in te zetten op een goede informatie- en begeleidingsfunctie. Duidelijk moet zijn dat deregulering en vergroting van de autonomie van de school een zware wissel op ouders trekken. Omdat het overal anders geregeld kan zijn, wordt landelijke en regionale, maar zelfs lokale voorlichting al veel moeilijker. Het biedt zeker mogelijkheden, maar zal ook veel doorzettingsvermogen vragen. Niet iedere ouder wil of kan de vereiste inzet plegen. Er is op gewezen dat de doelgroep ouders met kinderen in het onderwijsachterstandbeleid een specifieke categorie vormt. Vaak gaat het daarbij om migrantenouders. Signalering van problematiek of achterstanden door de ouders zelf is hier vaak lastiger. Deze ouders missen relatief vaker een referentiekader om zaken aan af te meten. Verder spelen hier eerder taal- en cornmunicatieproblemen. Het jargon van 'achterstand' en 'zorg' spreekt deze ouders niet altijd aan. Het is relatief moeilijker hen bij de zaken te betrekken, maar dat is wel noodzakelijk omdat ouders eigenlijk altijd een complementaire rol moeten spelen. Er is voor gewaarschuwd dat deze groep zich mogelijk kan afwenden. Tot slot is aandacht gevraagd voor ouders die niet willen of kunnen meewerken aan het tot stand komen of realiseren van een zorgtraject voor hun kind. Ook daarmee moet - bij welk scenario dan ook - rekening worden gehouden.
4.2.5 Positie ouderorganisaties Aan de orde was de ouderpositie in het algemeen; op de specifieke positie van de verschillende ouderorganisaties is niet nadrukkelijk ingegaan. Wel is een pleidooi gehouden voor financiering van ouderorganisaties door het ministerie van OCW. Er wordt regelmatig door het ministerie een beroep gedaan wordt op deskundigheid van ouderorganisaties maar er wordt geen ondersteuning gegeven wordt om die deskundigheid te vergroten en bij te houden. Dit knelt temeer smets+ hover+ adviseurs voorprofessionele organisaties
21
,
daar in de toekomst ouderorganisaties alleen nog maar gesubsidieerd zullen worden voor taken verricht in het kader van de gezondheidszorg.
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
5. BIJLAGEN 5. l Lijst van deelnemers Naam Amersfoort, mw. J. van
Toelichting Ouder
Andersen, mw. M.
Landelijke Commissie Toetsing en indicatiestelling Den Haag, secretaris
Arslan, Z.
Forum, beleidsmedewerker onderwijs
Beemen, mw. E. van
Schooladviesdienst Wassenaar, ontwikkelingspsycholoog
Berg, M. van den,
VIM, bestuurslid
Beumer, mw. H.
Federatie van 'Ouderverenigingen, beleidsmedewerker
Beuving, B
BOSK, secretaris
Bezouw, J. van
Schooladviesdienst Wassenaar, zorgleerlingen, WSNS
Boogaard, mw. L.
Pharos, landelijke werkgroep onderwijs
Burgers, mw. J.
Onderwijscentrum Zuid-Gelderland ambulant begeleiding Cluster 3
Dekter, mw. F.
Basisschool Epe, intern begeleider
Dorresteijn, T.
Rec 4-4 't Gooi, Utrecht-West-Veluwe, ambulante begeleiding
Eelhart, mw. M
De Compaan Rijswijk, ambulant pedagogisch begeleider
Ent, mw. P. van de
MEE Rotterdam, ambulante begeleiding en vroeghulp
Es, N. van
FODOK, secretaris
Franken, M.
bemiddeling bij ouders bij plaatsing zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs
Graaf, E. de
Stichting Down Syndroom
Hardeman, L.
Participatiegroep Onderwijs en Onderwijsintegratie Limburg
Hoedemaker, mw. T.
De Maaskring Rotterdam, stafmedewerker kinderen en jongeren
Hoogendijk, mw. L. W.
Ouder
Jellema, mw. F.
MEE Amsterdam, ambulante begeleiding integratie onderwijs
Katwijk, W. van
Ouders & Coo, directeur
Kruiff, mw. D. de
Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden
Lip, mw. A. van der
FOVIG, voorzitter
Meeuwissen, mw. V.
coördinator 5010 infoliijn vanuit NKO
Paternotte, mw.A.
adjunct-directeur Oudervereniging Balans
Plas, mw. P. van der
bestuurslid DOC-4 (Deskundige Ouders Cluster 4)
Rie, mw. A. de la
Schoolmaatschappelijk werk, voorzitter bestuur
Ruhe, mw. M.
voorzitter SPIOS (Stichting Praktische Integratie Op School)
Scholten, mw. I.
Ouder
Stroo, K
ROC Midden Nederland, begeleiding deelnemers met een handicap
Tullemans, mw. I.
Stichting.0nderwijsklachten.nl
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
23
Veer, D.J. van der
Intern begeleider Basisschool Amersfoort (Landelijke Beroepsgroep van Intern Begeleiders)
Velzen, J. van
Landelijke klachtencommissie primair en voortgezet onderwijs, Woerden, secretaris
Verhoeven, mw. M.
Onderwijsconsulenten Den Haag, coördinator
Vermeirssen, mw. L.
Ouder
Verschoor, A.
FOSS, secretaris
Visser, mw. E.
CG-Raad, beleidsmedewerker
Visser, mw. M. de
Philadelphiasupport, persoonlijk dienstverlener en regiocoördinator Noordwest met aandachtsgebieden sociaal juridisch recht, meervoudig complex gehandicapt en onderwijs.
Voogd, mw. A. de
Ouder
Walstra, mw. S.
Gewoon Anders, Almere, ambulante begeleiding leerlingen met handicap
Wiel, mw. I. van der
bestuurslid Cerebraal (contactgroep kinderen met hersenletsel)
Wijnker, mw. B.
Nederlandse Vereniging van Autisme, beleidsmedewerker
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
5.2 Uitnodigingsbrief Onderstaand is opgenomen de tekst van de uitnodigingsbrief aan de deelnemers van de werkbijeenkomst. Aan de deelnemers van de bijeenkomst 28 april Den Haag, 21 april 2005 Geachte deelnemer, In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap organiseren wij op 28 april 2005. een werkbijeenkomst "Versterking positie ouders bij zorg in het onderwijs." U bent door ons telefonisch of per e-mail benaderd voor deelname en hebt toegezegd te zullen komen. Graag danken wij u daarvoor.
.
Deze brief gaat verder in op de volgende onderwerpen Plaats en tijdstip van de bijeenkomst. Waarom deze bijeenkomst? Doelstelling van de bijeenkomst. Genodigden. Agenda en werkwijze. Rapportage. Reiskosten. Plaats en tijdstip van de bijeenkomst. Datum: de bijeenkomst wordt gehouden donderdagochtend 28 april 2005. Tijdstip: de bijeenkomst duurt van 09:30 uur tot 12:30 uur; voor een broodje na afloop wordt gezorgd Plaats: Hotel Amrath, Vredenburg 14, 351 1 BA Utrecht (030-2331232; www.amrathutrecht.nl). Een routekaart is bijgesloten. Waarom deze bijeenkomst? Het Nederlandse onderwijssysteem kent een vrij uitgebreide structuur voor de zogeheten 'zorgleerlingen', leerlingen die extra zorg in het onderwijs nodig hebben. Onderscheid kan bijvoorbeeld gemaakt worden in het onderwijsachterstandenbeleid, Weer Samen Naar School, Leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs, het (Voortgezet) Speciaal Onderwijs en de Leerlinggebonden financiering (LGF ofwel 'rugzakje'). De zorg die binnen onderwijs geboden kan worden varieert van langdurige, structurele en intensieve zorgtrajecten binnen een speciale onderwijssettingtot aan de incidentele, tijdelijke ondersteuningsmaatregelen binnen het reguliere onderwijsaanbod. In 2004 zijn verschillende evaluatieonderzoeken uitgevoerd en in afgelopen december heeft de Tweede Kamer daarover met de minister gesproken. In het verlengde daarvan heeft de minister aangegeven de zorgstructuur te willen 'herijken'. Dat zou moeten leiden tot een eenvoudiger en flexibeler zorgsysteem. Aan de Tweede Kamer is beloofd dat er in september 2005 voorstellen zullen liggen. De minister hecht eraan dat de positie van ouders versterkt wordt. Dat aspect moet bij het ontwikkelen van de beleidsvoorstellen veel aandacht krijgen. Met het oog daarop is de werkbijeenkomst georganiseerd. Doelstelling van de bijeenkomst Het doel van de bijeenkomst is tweeledig. In de verschillende evaluatieonderzoeken zijn bij ouders knelpunten geïnventariseerd zoals zij die in de huidige praktijk ervaren. In de bijeenkomst willen we deze lijsten met elkaar nog eens tegen het licht houden, eventueel aanvullen en mogelijk tot een rangorde komen. Daarnaast heeft het ministerie veel belangstelling voor de ideeën die er bij ouders leven om hun positie in de toekomst beter te regelen.
smets+hover+ adviseurs voor professionele organisaties
Van u wordt verwacht de bereidheid om mee te denken en mee te praten over deze thema's. Er is geen specifieke voorbereiding nodig; u kunt immers gewoon vanuit uw ervaringen spreken.
Genodigden Voor deze bijeenkomst zijn ongeveer 40 mensen uitgenodigd die globaal uit drie geledingen afkomstig zijn: professionele ondersteuners die zicht hebben op ervaringen van ouders, vertegenwoordigers van ouderorganisaties en individuele ouders. Agenda en werkwijze. De agenda voor de bijeenkomst ziet als volgt uit: 9.30 uur 10.00 uur
Ontvangst Welkom Door de heer drs. F. Dingelstad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Den Haag Werken in subgroepen. 10.15 uur In de subgroepen zal aan twee onderwerpen aandacht worden besteed: inventarisatie van huidige knelpunten meedenken over verschillende oplossingsrichtingen. 12.00 uur Plenaire afronding 12.30 uur Afsluiting Aansluitend kunt u, indien gewenst, nog een broodje nuttigen.
Hoe wordt gerapporteerd? Met de opbrengst van de bijeenkomst wil het ministerie de positie van ouders rond deze zorgprojecten waar nodig en mogelijk verder versterken. De opbrengst van deze bijeenkomst zal een rol spelen in een beleidsnotitie die in september 2005 aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal over dit onderwerp zal worden aangeboden. Door ons bureau zal een rapportage van de opbrengst en bevindingen van de bijeenkomst worden opgesteld en aangeboden aan het ministerie. Deze rapportage wordt tegelijkertijd naar de deelnemers van de bijeenkomst gezonden. Graag wijzen wij er op dat de deelnemers op geen enkele wijze gebonden zijn aan de rapportage. Het gaat in de bijeenkomst niet om formeel overleg, onderhandeling enlof besluitvorming. Dat is niet aan de orde. Indien gewenst kunt u uw reiskosten declareren. Bij de inschrijving kunt u informeren naar een declaratieformulier. Graag hopen wij u op donderdag 28 april te ontmoeten. Met vriendelijke groet, Namens de organisatie van deze bijeenkomst.
'
Ruud Baarda en Carlo Hover Adviesbureau Smets+hover+ Raamweg 17 2596 HL Den Haag tel. 070-3450520
[email protected]
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
5.3 Lijst van afkortingen FOVIG
federatie van ouders van visueel gehandicapten
GOA
gemeentelijk onderwijsachterstanden(be1eid)
HAVO
hoger algemeen voortgezet onderwijs
LGF
leerlinggebonden financiering
LW00
leerwegondersteunend onderwijs
NVBS
Nederlandse vereniging van blinden en slechtzienden
OAB
onderwijsachterstandenbeleid
PCL
permanente commissie leerling-zorg
PGB
persoonsgebonden budget
PRO
praktijkonderwijs
REC
regionaal expertisecentrum
SB0
speciaal basisonderwijs
S0
speciaal onderwijs
VMBO
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
vso vwo
voortgezet speciaal onderwijs
WVG
wet voorzieningen gehandicapten
w o
wet maatschappelijke ondersteuning
WSNS
weer samen naar school
voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
5.4 Literatuur Advies van de Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling over 2004. Den Haag: LCTI, december 2004. Baarda, R. en C. Hover. Effectstudie toepassing Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in primair en voortgezet onderwijs. Den Haag: smets+ hover+ adviseurs. Oktober 2003. Brede evaluatie WSNS, LGF en OAB. Samenvattend overzicht van onderzoeksrapporten en reviews, Den Haag, Miniserie van OCW, december 2004. D. Kwant. Projectplan 'Herstart' (samenvattingì REC'S Cluster 4. 12 februari 2004. De zorg voor leerlingen met dyslexie, ADHD, autisme en hoogbegaafdheid. Rapport van de Inspectie van het Onderwijs, Utrecht, 2004. Indicatie- en plaatsingstrajecten bij 12 regionale expertisecentra. Rapport van de Inspectie van het Onderwijs, Utrecht, December 2004. Koster, M, E.J. van Houten-van den Bosch, H. Nakken en S.J. Pijl (2004). Integratie onder het Rugzakbeleid. De eerste ervaringen met leerlinggebondenfinanciering in het regulier basisonderwijs. Groningen: GION, November 2004
M. Vergeer, H. Blok, T. Peetsma en E. Roede. Depositie van ouders binnen de Regeling Leerling-gebonden Financiering. Ervaringen in de eerste maanden van het schooljaar 2003-2004. Amsterdam; SCO-Kohnstamm, 2004. M. Walraven en I. Andriessen, Ouders over de Rugzak, Onderzoek naar ervaringen van ouders met leerling gebonden financiering en de toegankelijkheid van het reguliere onderwijs. Utrecht: FvONIM, 2004. Peetsma, T.T.D., J. Gijtenbeek en E.C. Mellink, Ouders over onderwijs aan visueel gehandicapte leerlingen. Een onderzoek naar hun tevredenheid over en invloed op het onderwijs aan hun kind. Amsterdam: SCO-Kohnstamm, september 1999. Plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen. Den Haag: Ministerie van OCW, mei 2004. Rapportage Advies Commissie Toelating en Begeleiding Onderwijsconsulentenl augustus 2003 - l augustus 2004. Den Haag, september 2004. Rapportage Advies Commissie Toelating en Begeleiding/Onderwijsconsulenten l augustus 2003 - 1 augustus 2004. Den Haag, september 2004
.
Stichting De Ombudsman, Brief aan minister van OCW over indicatiestellingspeciaal onderwijs. Hilversum, 21 oktober 2004. Stichting De Ombudsman. Notitie: thuiszitters in het onderwijs. Hilversum ,
Uitwerkingsnotitie Korte termijn aanpak Zorgstelselfunderend onderwijs. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, april 2005. Vermaas, J. H. Wiersma en I. Hoogenberg. Kritische blik op de klachtafiandeling in het onderwijs. Klagers en scholen evalueren de klachtenregeling. Tilburg: N A , 2003 VOS/ABB, De organisatie van de onderwijszorg. Voor elk kind een perspectief vanuit een regionale ketenverantwoordelijkheid,oktober 2004. Weer Samen Naar School. Zorgleerlingen in het basisonderwijs. Den Haag: Algemene Rekenkamer, januari 2005. Zorgleerlingen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.Den Haag: Algemene Rekenkamer, januari 2005.
28
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
5.5 Bevindingen uit evaluatieonderzoekingen Onderstaande tabel laat de knelpunten zien zoals die in verschillende evaluatieonderzoeken'' zijn gebleken. Tabel 2. Kritiekpunten Bevindingen uit evaluatieonderzoek
Functies1 voorzieningen Informatie en advies
Signalering
Indicatiestelling
e
Plaatsing1 toelating
11
Ouders ontberen vaak duidelijke informatie over het traject, m.n. ook over de indicatiestelling en over de verantwoordelijkheidsverdeling Geen duidelijke informatie over samenhang indicatietrajecten AWBZ onderwijs Onvoldoende kennis over criteria en procedure indicatie is aanwezig bij verwijzers, zoals logopedisten, pedagogen en medewerkers van bureaus jeugdzorg. Ook bij scholen soms nog weinig bekendheid (N.B. meting in eerste jaar LGF, kan nu wel anders liggen). onvoldoende kennis over criteria en procedure indicatie bij verwijzers, zoals logopedisten, pedagogen en medewerkers van bureaus jeugdzorg Een professionele bedrijfsvoering van de indicatiestelling is nog niet gerealiseerd Tijdbeslag O Kost ouders veel tijd Lange looptijd van totale traject O o Wachtlijsten voor indicatiestelling Soms herhaling van zetten bij ander cluster Geen afstemming (criteria, procedure) met indicatietrajecten zorg Testen: O Soms kosten voor ouders O Ontbreken adequate testsituatie O Onkundige psychologenltestassistenten Ervaringsdeskundigheid van de ouders wordt niet geO bruikt o Onmogelijkheden ipv mogelijkheden van het kind staan centraal Nog geen extra zorg mogelijk in HavoNwo Problemen met bepaalde categorieën: O spraaktaalproblemen O dyslexie O hoogbegaafden O autisme O (heel) jonge kinderen Formele ouderbetrokkenheid beperktlafwezig bij indicatiestelling WSNS, LWOO, PRO en GOA Bij GOA zijn de leerprestaties van het kind geen criterium (N.B.: beleid is nu dat te wijzigen) 'Houdbaarheidsdatum' gegevens te kort (N.B. herindicatietermijn is inmiddels verlengd; voor Down geen test-gegevens meer nodig) In 6% van de blindelslechtziende kinderen hebben ouders bij de indicatiestelling een second opinion aangevraagd (en in drie-kwart van die gevallen ook gekregen) Wachtlijsten voor plaatsing Geen toelatingsrecht; 40% van de ouders met rugzak moet 2-4 scholen langs voordat kind geplaatst is Scholen stellen (additionele) voorwaarden
Zie daarvoor bijlage 5.3.
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
Handelingsplan
e
Realisatie extra zorg
Samenwerking ketenpartners
e
Klacht, bezwaar en beroep
30
Geen duidelijke motivering bij niet-toelaten Bij rugzaklspeciaal onderwijs: in 3,6%van alle plaatsingen is betrokkenheid onderwijsconsulenten nodig Scholen hebben vaak nog geen beleid mbt integratie van leerlingen met een handicap geformuleerd Overstap van basis naar voortgezet onderwijs is heel moeilijk Geen rugzak in Praktijkonderwijs mogelijk (N.B.: inmiddels wel) Geen individuele handelingsplannen bij WSNS, LWOO, PRO en GOA; ook verder geen formele ouderbetrokkenheid bij WSNS, LWOO, PRO en GOA Ook bij rugzak en speciaal onderwijs vaak nog geen echte handelingsplannen (dwz met meetbare doelen, onderbouwde aanpak, evaluatie). In de vrij gunstige situatie van het onderwijs aan blindelslechtziende kinderen is in de helft van de gevallen geen handelingsplan opgesteld; bij een-kwart van de handelingsplannenzijn ouders hier niet betrokken) I.h.a. nog maar weinig betrokkenheid van ouders bij opstellen van plan (vinden niet alle ouders erg) Bij kinderen met dyslexie is vaak wel sprake van handelingsplannen, in het geval van ADHD, autisme en hoogbegaafdheid vaak niet. Veel handelingsplannen missen een meerjarenperspectief, kennen geen duidelijke doelen en kennen geen plan-do-act-check cyclus Ouders hebben weinig zicht op (en krijgen weinig informatie over) de aanpak van de school; dat bemoeilijkt meedenken Effect GOA beperkt Effect WSNS in de klas nog beperkt Geen monitoring op opbrengsten WSNS, LWOO, PRO Nog weinig bekend van hoe het loopt bij rugzak en in speciaal onderwijs Geen zicht van ouders op middelen die daadwerkelijk worden ingezet Fysieke integratie leidt niet altijd tot sociale integratie Adaptief onderwijs staat nog in de kinderschoenen Door overregulering weinig differentiatie tussen regulier en speciaal Meer aandacht naar bestuurlijke zaken dan voor primair proces Door vaak ontbreken van doelen en evaluatie (geen plan-do-act-check cyclus) is de opbrengst van de ingezette extra zorg vaak ongewis Geen één-op-één begeleiding mogelijk in het onderwijs Verzamelen dossiergegevens is lastig Gegevens worden over en weer niet 'erkend' Onduidelijkheid over combinatie Rugzakje en PG6 Er zijn veel instanties betrokken bij en veel regelingen van toepassing op onderwijsplaatsingen van zorg- of probleemkinderen Ontbreken van een centrale regie tussen de vele instanties die betrokken zijn bij schoolplaatsing enlof de zorg van kinderen met een zorgbehoefte Wachtlijsten bij zorg belemmeren vaak ook een goed onderwijsarrangement Leerlingvervoeren de grote verschillen op dit punt tussen gemeentes Overgang van basis- naar voortgezet onderwijs is soms problematisch, met name bij verstandelijke handicap Inspectie kan niet toezien op samenwerkingsverbanden en daaronder vallende (time-out) voorzieningen Geen bezwaar of beroep voor ouders (behalve bij rugzak en speciaal onderwijs) De adviescommissie toelating en begeleiding kan geen bindende uitspraken doen 30% van de ouders van blindelslechtziende kinderen heeft wel eens een klacht ingediend; over de afhandeling is men tevreden
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen
Begeleiding van ouders
Van de 750 klachten die in 2000-2002 bij de klachtencommissies in het onderwijs binnenkwamen handelde: o 27% over handelwijze schoolleiding/bestuur 23% over pedagogisch-didactischehandelwijze leerO kracht O 17% over geestelijkelfysieke intimidatie Ouders zijn geregeld ontevreden Ouderbegeleiding vanuit de REC's is nog zwak ontwikkeld Begeleiding alleen bij rugzak en speciaal onderwijs en in geval van thuiszitters.
smets+ hover+ adviseurs voor professionele organisaties
5.6 Betrokken partijen Er zijn nogal wat partijen bij de extra zorg betrokken Figuur 8 geeft een overzicht dat geen volledigheid claimt. Gepland was om de deelnemers aan de werkbijeenkomst aan te laten geven welke partijen/organisaties/voorzieningenzij als ondersteunend of juist als belemmerend ervaren. Door tijdgebrek is dat onderdeel niet aan de orde geweest. Ook zonder die weging door de deelnemers is de figuur nog wel informatief Figuur 8. Wie doen er allemaal mee?
1 Consultatiebureau
handicapgerelateerd
OrgaanICentmm IndicatiestellingZorg
1
Advies Commissie Toelating en Begeleiding
Commissie Gelijke Behandeling
Gezondheidszorg
E l
administratieve rechter
Ouderorganisaties
1
Consultatie en Expertise
Bezwaar Advies Commissie
i
Landelijk Commissie Toezicht Indicatiestelling
Bureau Jeugd Zorg
VerwijzingsCommissie
(School)rnaatschappelijk werk
Inspectie van het onderwijs
E l Justitie
u Gemeente
Rapportage Versterking Ouderpositie Zorgleerlingen