Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013 6 juni 2013 werd het eerste PPO congres gehouden met het thema Dader & Slachtoffer Evenbeeld of Tegenpool? Na een kort welkomstwoord door de decaan professor dr. H.A.L. Kiers en de dagvoorzitters drs. K. Koster en mevrouw drs. K. Riks kon het congres van start gaan. De eerste presentatie werd gegeven door dr. H. Otgaar, assistent professor aan de faculteit Psychologie en Neuroscience bij de Universiteit van Maastricht, gevolgd door de lezing van prof. dr. S. Bogaerts en prof. dr. O. van der Hart. Na de lunch werden de volgende seminars gegeven: - Het opsporingsonderzoek, door: Dhr. T. Vermeulen , inspecteur en teamleider Review en Cold Case Team Amsterdam-Amstelland - De rechtszaal, door: Mw. prof. mr. C.P.M. Cleiren, Hoogleraar straf- en strafprocesrecht Universiteit Leiden, raadsheer plaatsvervanger aan het Hof Amsterdam - Omgaan met de dader in het slachtoffer, door: Mw. dr. S. Boon, klinisch psycholoog, psychotherapeut bij het Top Referente Trauma Centrum Altrecht in Zeist. - Omgaan met het slachtoffer in de dader, door: Dhr. prof. dr. S.Bogaerts, hoogleraar Forensische psychologie en hoogleraar Forensische psychologie en victimologie, Universiteit van Tilburg/ Universiteit van Leuven. - Dader- en slachtofferschap door een culturele, politieke en religieuze bril, dhr. drs. H. Beintema, directeur Behandelzaken FPC dr. S. van Mesdag Hieronder treft u de verslagen van deze presentaties en seminars.
Nieuwe geheugenmysteries in de rechtszaal (Dr. H. Otgaar) Dr. H. Otgaar, assistent professor aan de faculteit Psychologie en Neuroscience bij de Universiteit van Maastricht, beet het spits af met zijn lezing over nieuwe geheugenmysteries. Als eerste lichtte hij het begrip pseudo-herinneringen toe. Onder pseudo-herinneringen worden herinneringen verstaan aan gebeurtenissen / details die nooit hebben plaatsgevonden. Dit is uiteraard vooral van belang in de rechtszaal. In het laboratorium zijn testen uitgevoerd met het implanteren van positieve pseudo-herinneringen. Aan proefpersonen werd verteld dat zij als kind in een luchtballon zijn vervoerd. Door middel van bewerkte foto’s werd dit verhaal aan hen verteld. Het bleek dat kinderen meer vatbaar waren voor deze geheugenillusie dan volwassenen. Door Otgaar is onderzoek uitgevoerd naar het ontstaan van pseudo-herinneringen bij zeeronwaarschijnlijke, negatieve gebeurtenissen waarover weinig bekend is, namelijk UFO-ontvoeringen. Ook is door Otgaar onderzoek gedaan naar het ontstaan van pseudo-herinneringen met een negatieve of neutrale emotionele lading, zoals een onterechte beschuldiging van afkijken (negatief) of de verhuizing naar een ander lokaal (neutraal). Het bleek dat er een dubbel aantal pseudoherinneringen ontstond bij de negatieve gebeurtenis ten opzichte van de neutrale gebeurtenis. De voornaamste conclusies van dit onderzoek zijn: pseudo-herinneringen vertonen hetzelfde patroon als echte herinneringen en pseudo-herinneringen worden ervaren als echte herinneringen. Als laatste heeft Otgaar onderzocht of er ook spontane pseudo-herinneringen kunnen ontstaan. De conclusie is dat spontane pseudo-herinneringen onbewust bij volwassenen ontstaan en bewust bij kinderen. Kinderen zijn echter niet altijd vatbaarder voor suggestieve druk en pseudo-herinneringen
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
dan volwassenen. Waarschijnlijk zijn volwassenen het vatbaarst voor suggestie en pseudoherinneringen. In de forensische context werken we met verkeerde aannames. De algehele conclusie luidt dat het geheugen kneedbaar en flexibel is en dat pseudo-herinneringen een gevolg zijn van deze flexibiliteit. Volwassenen zijn waarschijnlijk het vatbaarst voor geheugenfouten, wat een probleem kan opleveren in de rechtszaal.
Grondslagen van de Forensische behandeling van daders (Prof. dr. S. Bogaerts) Door Roos ten Cate en Isabelle Feenstra De lezing van prof. Dr. S. Bogaerts over de forensische behandeling van daders begon vroeg op de ochtend. De volle zaal in het Hanze Plaza in Groningen hing aan zijn lippen. In een korte schets van de geschiedenis van hoe er tegen daders aangekeken werd en wat ze met hen deden, komt hij via het idee dat het een straf van God is en daders behandeld worden d.m.v. lobotomie en dwangbuizen, langs het nature-nurture” debat, de invoering van de DSM en het eerste longitudinale studie naar delinquent gedrag bij Adrian Raine. Hij vond een genetische aanleg bij forensische patiënten, waarbij er sprake is van vertraagde hormonen in het limbisch systeem, die de kans op delinquent gedrag vergroten. Men heeft er moeite mee om dit te geloven. Op dit moment is er in de behandeling dan ook weinig aandacht hiervoor. De sociale omgeving en de gedachten/gevoelens staan momenteel met name centraal. Om een profiel te kunnen schetsen van de daders en patiënten die in een TBS-kliniek zitten, zijn er uit onderzoek in samenwerking met Gijs Nieuwenhuizen vijf klassen naar voren gekomen. Deze ontwikkeling van profielen is op basis van verschillende categorieën. Klasse 1 ‘De psychotische patiënt met meervoudige problematiek’, in klasse 2 hoort ‘de antisociale patiënt’, in klasse 3 zit de ‘typisch psychotische patiënt’, klasse 4 ‘de patiënt met seksuele problematiek en tot slot klasse 5 ‘de onder invloed verkerende patiënt’. Deze laatste heeft veel raakvlakken met de andere vier profielen. De vraag is of de mensen uit klasse 3 wel voor langere tijd behandeld zouden moeten worden. Zij zouden medicatie moeten krijgen en gemonitord moeten worden en dan zo snel mogelijk weer resocialeren. De profielen geven ons een meer algemeen beeld en niet zo zeer individueel. Maar dankzij de profielen kunnen we een behandeling op maat toepassen. Tot slot benoemd prof. Dr. S. Bogaerts een aantal kritische punten ten opzichte van de behandeling in Tbs-klinieken. Zo missen de DSM-IV en de DSM-V dimensionaliteit, wat Bogaerts zeer belangrijk vindt en een aantal keren benadrukt. Daarnaast is er in het dossier van patiënten het diagnostisch onderzoek vaak niet terug te vinden en zou er goed gebruik gemaakt moeten worden van Routine Outcome Measuring en zou dit ook gebruikt kunnen worden als gespreksmateriaal in het kader van psychotherapie. Tot slot wil prof. Dr. S. Bogaerts het belang van sociotherapie
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
benadrukken. Er is op dit moment een grote kloof tussen psycholoog/psychiater en het milieu. Daarnaast vindt Bogaerts het zeer belangrijk dat innovatief onderzoek kan worden vertaald naar de praktijk. Prof. Dr. S.Bogaerts gaf een inspirerende, uitgebreide lezing waar zoals te lezen is, verschillende aspecten aan bod kwamen.
Behandeling bij complexe traumastoornissen (Prof. dr. O. van der Hart) Door Peter Stukker Hoe slaagt een meisje dat seksueel misbruikt wordt door haar vader erin bij dezelfde vader rustig aan tafel plaats te nemen voor het ontbijt? Het is een van de voorbeelden waarmee key note spreker Van der Hart, emeritus hoogleraar Psychopathologie aan de Universiteit van Utrecht en praktiserend psychotherapeut, het concept structurele dissociatie van de persoonlijkheid bij trauma, duidelijk maakt. Er bestaan volgens zijn theorie verschillende rigide subsystemen in de persoonlijkheid die zich bij trauma voor elkaar afsluiten waardoor er een gebrek aan integratie plaatsvindt. Zo zijn er ‘ogenschijnlijk normale’ en ‘emotionele’ delen van de persoonlijkheid. Bij iemand die weinig stress ervaart, is er ogenschijnlijk niets aan de hand. Wanneer de draaglast bij een getraumatiseerd persoon te zwaar is worden de emotionele delen actief. In het genoemde voorbeeld van het meisje dat misbruikt wordt door haar vader is het verbazingwekkend hoe zij omgaat met haar emotionele deel, namelijk door zich te identificeren met de dader waardoor ze nog enige vorm van controle ervaart. Als de spanning te hoog oploopt bij getraumatiseerde mensen kan zich dit uiten in hallucinaties en wanen. Waar deze psychotische symptomen vaak onder de parapluterm schizofrenie verdwijnen, wijst de spreker ons op de narratieve waarde ervan. Vaak krijgen ze in het licht van iemand zijn traumatische ervaring betekenis en leggen ze wat van het emotionele deel van de persoonlijkheid bloot. De tekening van een patiënt waarbij een hoofd verticaal in twee delen is gedeeld, als zijnde een desintegratie van de persoonlijke delen, maakt pakkend duidelijk hoe moeilijk het herhalende verleden is te verbinden met het heden. Ter afsluiting geeft de spreker de hoofdlijnen in behandeling van complexe trauma weer: het (re)-integreren van de persoonlijkheid, het overwinnen van traumatische herinneringen en het werken aan mentale en relationele vaardigheden. Voor een volledige uiteenzetting is er het boek ‘Het belaagde zelf’ van Van der Hart, Ellert Nijenhuis en Kathy Steele. Wat de indruk wekte van een psychodynamisch onderonsje werd een vrij toegankelijk en aansprekend betoog over een complex onderwerp.
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
Omgaan met de dader in het slachtoffer (Mw. dr. S. Boon) Door Katharina Bongartz In dit seminar vertelde ons mevrouw dr. Boon, werkzaam in het Top Referente Trauma Centrum Altrecht in Zeist, iets over de dader in het slachtoffer- een vaak genegeerd en bij hulpverleners niet graag gezien onderwerp. Vele mensen zien óf een dader óf een slachtoffer in iemand, en maar weinige durven ook iets van een dader in een slachtoffer te zien. Dat dit echter realiteit is spiegelt zich weer in situaties waarin bijvoorbeeld iemand die seksueel misbruikt werd in zijn/haar verleden later zijn/haar eigen kind misbruikt. Dr. Boon licht in dit seminar in welke verantwoordelijkheid de behandelaar in deze casussen heeft, en hoe dit gedrag kan behandel worden. De behandeling van chronisch getraumatiseerde patiënten met dissociatieve symptomen duurt vaak jarenlang en bestaat meestal uit een fasegerichte, individuele psychotherapie. Ze richt zich op het bereiken van een voldoende maat aan stabilisatie van het gedragspatroon van de patiënt, door middel van bevorderen van communicatie en samenwerking tussen de gedissocieerde persoonlijkheden. Van belang is vooral een goede (werk)relatie met een vaste behandelaar, een nauwkeurige diagnostiek, compassie voor de patiënt te tonen en de patiënt voor zijn handelingen in verantwoordelijkheid te nemen . Voor laatstgenoemde is het essentieel om contact te maken met de persoonlijkheid die het dadergedrag aantoont, en dan de patiënt aan te leren om triggers of vroege signalen voor dit soort gedrag te herkennen en het te voorkomen (door hanteren van time-out strategieën of andere in te schakelen, bijvoorbeeld). Soms staan therapeuten voor een dilemma: als ze vaststellen dat de patiënt zich zelf of iemand anders iets zou kunnen aandoen zijn ze verplicht om melding te doen. Daarbij lopen ze echter risico dat de patiënt wegloopt of de therapie niet verder volgt. Of als ze met een dissociatieve moeder te maken hebben die zich soms heel goed gedraagt met haar kindje en soms een bedreiging voor hem is. Niet alleen voor de therapeut zijn dit soort moeders moeilijk- ook voor de getroffene kinderen is het ontzettend verwarrend als ze de ene dag iets wel mogen doen en die ander dag ervoor gestraft worden, of als hun moeder vandaag rustig omgaat met iets wat ze hebben gedaan en morgen worden ze voor hetzelfde geslagen. Vele patiënten zijn heel bang voor straf voor wat ze hebben gedaan tegen zichzelf of anderen. Vandaar is het van belang dat de behandelaar altijd compassie voor de patiënt toont, zodat hij/zij uiteindelijk durft om de daderpersoonlijkheden toegankelijk te maken. Hiervoor moet de therapeut de patiënt helder maken dat hij/zij niet is wat hij/zij doet, dat hij/zij niet slecht is als hij/zij slechte dingen doet. Op deze manier verhoogt hij de kans dat de patiënt toegang geeft tot de daderpersoonlijkheden, en alleen van daar kan dadergedrag worden voorkomen.
Dader- en slachtofferschap door een culturele, politieke en religieuze bril (Drs. H. Beintema) Door Peter Stukker en Marjon Zandbergen Werkzaam als directeur behandelzaken, neemt de heer Beintema zijn toehoorders mee op een reis door de tijd in zijn denken, met als beginpunt 2004 toen hij begon als psychiater in de Van Mesdag kliniek te Groningen. Hij startte toen met het geloof in een integere overheid, een strak beleid en
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
met de denkwijze van een atheïst die zich door liberaal denkers liet inspireren. Gaandeweg leerde hij door verschillende brillen te kijken met oog op dader- en slachtofferschap. Op het gebied van cultuur zet de spreker met een aantal gruweldaden van de geciviliseerde mens zijn vraagtekens bij het dualistische onderscheid ‘pathologisch’ en ‘normaal’. De geschiedenis toont aan dat dit onderscheid veel minder arbitrair is dan in de maatschappij wordt aangenomen en we allen tot gruweldaden in staat zijn. In religieuze zin verrast de spreker vanuit zijn achtergrond als atheïst. Geestelijk verzorgers staan in de praktijk in contact met 3 van de 4 tbs’ers en het is waardevol om bij de onderlinge relatie tussen God, wereld en de mens stil te staan. Vanuit ethisch/filosofisch perspectief roept de spreker op tot een bewustzijn rondom vragen als “Met welk recht handelen we? En hoe bewandelen we de weg van het minste kwaad?”. Het antwoord vindt hij in een praktische ethiek waarbij ethische dilemma’s structureel worden uitgevraagd. In politiek opzicht geeft Beintema aan hoe de overheid binnen het forensische werkveld een steeds grotere bemoeienis heeft in het voorkomen van leed en misdrijven. Een nobel streven maar de eigen verantwoordelijkheid en speelruimte lijken er helaas wel onder te lijden. Anno 2013 ziet Beintema zichzelf als een optimistisch als directeur die hecht aan het belang van de context, het nut van religie en pleit voor een zorgethische benadering. Met het delen van zijn visie eindigt een interactieve seminar die het daderschap vanuit een breed spectrum belicht aan de hand van een inspirerend verhaal van de spreker.
De rechtszaal (Mw. prof. mr. C.P.M. Cleiren) Door Marjon Zandbergen en Isabelle Feenstra Zijn dader en slachtoffer elkaars absolute tegenpolen of is het onderscheid heel wat minder arbitrair? Met deze vraag opent mevr. Cleiren, hoogleraar straf- en strafprocesrecht haar seminar. Als voorbeeld neemt ze de situatie van een dodelijk auto-ongeluk. De veroorzaker en overlevende van het ongeval kan in een dergelijke situatie dood door schuld ten laste worden gelegd. Toch is in dit geval de dader zelf ook slachtoffer door eventuele eigen verwondingen, gevoelens van schuld en mogelijk zelfs straf tot gevolg. Dader en slachtoffer zijn in de praktijk vaak met elkaar vervlochten, wat in de rechtszaal soms moeilijke situaties op kan leveren. Is de dader soms ook slachtoffer? Het strafrecht is een gebied waarbij gekozen is voor een systeem waarbij de overheid optreedt ten opzichte van het slachtoffer, het zogenoemde publiekrecht. Waarom de overheid dit doet, verklaart
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
Cleiren door terug te gaan naar de verlichting, waar mensen zich netjes moesten gedragen in verhouding tot elkaar. Vervolgens worden burgers rechtssubject; zij krijgen rechten en plichten maar zij worden daarnaast ook beschermt ten opzichte van elkaar. Wanneer burgers elkaars rechtsgebied niet accepteren, wordt je buiten het verdrag gezet. Er wordt vervolgens gekeken of je terug mag keren (na bijvoorbeeld een celstraf of een boete). De overheid reguleert dit systeem. Het strafrecht is er om te voorkomen dat de rechten van een ander worden aangetast. ‘Eigenrechting’ is riskant voor de rechtsorde, daarom neemt het strafrecht de verdediging van het slachtoffer over. Het slachtoffer heeft maar beperkte rechten. In 2005 Is hier het spreekrecht aan toegevoegd om het slachtoffer ruimte voor emotionele genoegdoening te bieden. Cleiren is hier niet onverdeeld gelukkig mee, ten eerste omdat in de praktijk blijkt dat het slachtoffer lang niet altijd de dader onder ogen wil komen. Ten tweede mag het slachtoffer enkel toelichten wat het feit voor gevolgen heeft gehad. In de praktijk is het maar zeer de vraag of het beoogde therapeutische effect van spreekrecht zijn doel dient of dat het door de beperkingen eerder averechts emotioneel beschadigend werkt. Ten derde blijkt het moeilijk de grenzen van het spreekrecht in de praktijk de handhaven. Zo mogen er geen veroordelende uitspraken worden gedaan, maar de emoties bij het slachtoffer lopen dikwijls hoog op en wie durft dan in te grijpen? Ten vierde staat het voor de rechter nog niet vast of de verdachte ook werkelijk de dader is. Hiermee lijkt het spreekrecht te wringen met een eerlijk proces. Ondanks vragen die bij het Nederlands rechtssysteem algemeen en het spreekrecht in het bijzonder gesteld kunnen worden, is de bescherming van het slachtoffer in veel opzichten goed gewaarborgd in vergelijking tot buitenlandse rechtssystemen. Neem bijvoorbeeld Amerika waarbij het slachtoffer tal van belastende ondervragingen moet ondergaan om onschuld te bewijzen. Met deze nuancering eindigt een interessante lezing waar toehoorders, ondanks oplopende temperaturen door een gebrekkige airco, geboeid luisteren tot het laatste moment.
Omgaan met het slachtoffer in de dader (Prof. dr. S. Bogaerts) Door Janneke Hoekstra en Manon Thiele In een volle zaal opent de heer Bogaerts zijn seminar met de titel ‘het slachtoffer in de dader’. Een zeer interessante lezing waarin drie studies worden behandeld waarin de facetten van daderschap en victimisatie worden belicht. Is er sprake van slachtofferschap in daders? Op inspirerende wijze maakt de heer Bogaerts duidelijk dat het antwoord op deze vraag ‘ja’ is. Bij patiënten met complexe psychiatrische problemen ligt de kans om slachtoffer te worden hoger dan in de normale bevolking. De reden voor slachtofferschap binnen deze groep is de ‘broken window theorie’, oftewel de situatie van wanorde zoals opgroeien in een achterstandswijk. Ook onder tbs-patiënten geldt deze tendens. In studie drie waarin plegers van huiselijk geweld werden vergeleken met niet-plegers van huiselijk geweld, bleek dat de groep huiselijk geweld plegers in hun kindertijd vaker slachtoffer zijn geweest van fysieke en seksuele mishandeling, maar tussen deze groepen waren de verschillen minder groot dan in bovengenoemde groepen. De heer Bogaerts benadrukt dat het slachtofferschap ook een uitvlucht kan zijn; daders hebben de neiging om dat wat hun uitkomt in de verf te zetten en wat hen niet uitkomt te minimaliseren. Op een luchtige manier maakt hij hierbij een terugkoppeling naar de lezing van de heer Otgaar over pseudo herinneringen, door te stellen dat het reflecteren van mensen
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
op hun eigen slachtofferschap veelal lastig is, vanwege mogelijke fouten in het geheugen. Er worden nog twee risicofactoren benoemd die de kans om slachtoffer te worden, vergroten. Het gaat om negatieve effectiviteit en sociale inhibitie. De heer Bogaerts zorgt voor een goede sfeer in de zaal, waarbij hij de luisteraars regelmatig laat lachen. Maar dat gaat zeker niet ten koste van de interessant informatie, want dat veel mensen hierdoor geïnspireerd zijn geraakt blijkt uit de discussie en opmerkingen die direct naar voren komen. De conclusie van de seminar is dat slachtofferschap in daders zeker bestaat en dat hierbij sprake is van een intergenerationele spiraal.
Het opsoringsonderzoek (dhr. T. Vermeulen en J. Groenink) Door Renske Steenhuis en Anne-Hilde Savenije Theo Vermeulen werkt sinds 1977 bij de politie. Hij is rechercheur en teamleider van het Review & Cold Case Team dat in 2000 is opgericht. Dit team neemt cold cases opnieuw onder de loep en hoopt met moderne technieken alsnog de betreffende zaken op te lossen. Binnen de recherche komt er steeds meer aandacht voor hoe een mogelijke dader denkt en handelt. Omdat er volgens Vermeulen binnen de politie te weinig kennis op dit gebied is, is er ook een gedragswetenschapper bij het team betrokken. Janne Groenink werkt als recherchepsycholoog bij het team gedragswetenschappelijke ondersteuning van het Review & Cold Case Team. Haar beroep is relatief jong en beslaat diverse taken. Ze is o.a. betrokken bij verhooradvisering en dreigingsschattingen, ze beoordeelt de geloofwaardigheid van verklaringen en ze stelt daderprofielen samen. Groenink sluit vanaf een vroeg stadium aan bij het onderzoek en probeert zo goed mogelijk te begrijpen wie het slachtoffer is en hoe de dader denkt. De ‘core business’ van haar werk bestaat uit verhooradvisering bij zaken die bijvoorbeeld levensdelicten, zedendelicten, ernstige mishandelingen of brandstichting betreffen. Ze verdiept zich voorafgaand aan een arrestatie of verhoor al in de dader en zijn/haar achtergrond. Ze maakt een inschatting van een gepaste verhoorstrategie en verhoordruk en zoekt naar een geschikte verhoorder bij de verdachte. Vervolgens kan zij via audiovisuele registratie de verhoorder coachen vanuit de regieruimte. Op deze manier wordt er geprobeerd het verhoorrendement te maximaliseren en tegelijkertijd zo goed mogelijk om te gaan met de verdachte. Vermeulen licht tenslotte toe wat het werk als rechercheur bij het Review & Cold Case Team lastig maar ook interessant maakt. De dossiers van verdachten bij hulpverleningsinstanties zijn voor de politie vaak niet toegankelijk. Daardoor komen mogelijke kwetsbaarheden van een verdachte, zoals
Verslag PPO Congres Dader & Slachtoffer 6 juni 2013
bijvoorbeeld een psychiatrische stoornis, soms pas naar voren tijdens een verhoor. Ook is het verkrijgen van een bekentenis, in tegenstelling tot vroeger, niet meer voldoende. Er moet onderzocht worden hoe het verhaal van een verdachte of getuige getoetst kan worden. Voor waarheidsvinding moeten alle andere opties uitgesloten worden.
Na afloop van de seminars gaf mr. Anker een kritische lezing over het spreekrecht van slachtoffers in de rechtszaal en onbalans in de rechtsgang. Hierna werd het congres afgesloten en kon over de dag worden nagepraat tijdens de borrel. PPO kijkt terug op een geslaagd congres.