Vergezichten dichterbij brengen Negen Zeeuwse ondernemers delen hun ervaringen met Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, dicht bij en ver weg
Inleiding Vergezichten dichterbij brengen.
Een titel die getuigt van ambitie en idealisme. Een verwijzing naar de streefbeelden van ondernemers die hun visie uitdragen en hun kennis inzetten. Soms dicht bij huis, soms ver weg. Deze bundel belicht Zeeuwse ondernemers die ervaring opdoen met maatschappelijk verantwoord ondernemen in een internationale context. COS Zeeland, de provinciale organisatie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling, heeft dit jaar extra ingezet op deze invalshoek van MVO. Ons uitgangspunt: in een mondiale context brengt maatschappelijk verantwoord ondernemen nieuwe, soms moeilijke maar steeds uitdagende vragen en praktijken met zich mee. Bedrijven die daarmee te maken hebben, verkennen nieuwe wegen en verzamelen waardevolle ervaringen. Dit jaar hebben wij drie klankbordbijeenkomsten georganiseerd waar bedrijven met elkaar en met deskundigen van gedachten konden wisselen. We nodigden sprekers uit van MVO Nederland en van de EVD (agentschap van het ministerie van Economische Zaken) om aspecten van MVO-Internationaal te belichten. In deze bundel vindt u een beknopte weergave van hun inzichten. In deze bundel komen de Zeeuwse bedrijven zelf aan het woord. • Wat betekent MVO voor je bedrijf als je onderdeel bent van een multinational en richtlijnen en campagnes krijgt voorgeschreven vanuit een moederbedrijf ver weg? Hierover is te lezen in de bijdragen over Dow Benelux,Yara International en Vermeer International. • Hoe ga je om met lokale partners als je voor producten of diensten afhankelijk bent van een keten van producenten, distributeurs of leveranciers? Deze onderwerpen komen terug in de artikelen over Devotra, Marohi en Biox. Het verhaal van Biox is extra interessant vanwege de actuele discussie over palmolie. Een moeilijke discussie die we nauwlettend blijven volgen. • In de visie van Rothuizen van Doorn ’t Hooft Architecten en Stedenbouwkundigen is MVO een kwestie van je unieke maatschappelijke rol bepalen en vervullen. • Tenslotte komen in deze reeks twee bedrijven aan bod met een coöperatieve basis. Bij hen is maatschappelijke betrokkenheid van oudsher in de bedrijfsvoering opgenomen. Hoe vertalen zij hun coöperatieve principes naar modern maatschappelijk ondernemen? Hierover leest u in de artikelen over de ZLM en de Rabobank West-Zeeuws-Vlaanderen.
Met deze negen bedrijfsportretten pretenderen wij zeker geen compleet beeld te geven van het Zeeuwse internationale bedrijfsleven actief in MVO. Het zijn negen verslagen, ‘goede voorbeelden’ van wat bedrijven doen met MVO én wat MVO doet met hen. De voorbeelden zijn bedoeld als inspiratiebron, om over door te praten en door te denken. De stellingen in de gekleurde blokjes onder aan de artikelen geven daar aanzetten voor. ‘Wat is in deze verhalen toepasbaar in mijn bedrijf en waar liggen kansen?’ Met deze praktijkverhalen is, wat ons betreft, het laatste woord over MVO Internationaal niet gezegd. Sterker nog, in 2008 wil COS Zeeland opnieuw aandacht besteden aan de vragen, dilemma’s, oplossingen en ervaringsgegevens die Zeeuwse bedrijven in den vreemde ondervinden. Wij vertrouwen erop dat de mondiale dimensie van MVO met deze bundel beter op de Zeeuwse kaart staat en de aandacht krijgt en houdt die het onderwerp verdient. Dank aan alle gesprekspartners die aan deze bundel meewerkten en aan de subsidiegevers, NCDO en de provincie Zeeland, die deze uitgave mogelijk maakten. Marjolein Meier Directeur COS Zeeland
Inhoudsopgave Inleiding 2 4 MVO in internationaal perspectief 6 Devotra (Tholen) 9 Marohi (Wemeldinge) 12 Biox Group (Vlissingen-Oost) 15 Yara International (Sluiskil) 18 Dow Benelux (Terneuzen) 21 Vermeer International (‘s Heer Arendskerke) 24 ZLM (Goes) 27 Rabobank West-Zeeuws-Vlaanderen (Sluis) Rothuizen van Doorn ‘t Hooft Architecten Stedenbouwkundigen (Goes) 30 Presentatie EVD 33 VN Millenniumdoelen 2015 35
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in internationaal perspectief De OESO-richtlijnen OESO (in het Engels: OECD) staat voor Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Er zijn 30 landen bij de OESO aangesloten maar ook niet OESO-landen kunnen de richtlijnen van deze organisatie onderschrijven. In 2000 zijn de aangepaste OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen aanvaard door de OESO-ministerraad. Dit is de bekendste en meest onderschreven gedragscode voor het internationale bedrijfsleven. Het zijn aanbevelingen van regeringen aan ondernemingen. Ondernemingen kunnen zelf beslissen of zij deze richtlijnen aanhouden als uitgangspunt voor hun bedrijfsvoering. In Nederland is een informatiepunt over de OESO-richtlijnen. Nadere informatie op www.oesorichtlijnen.nl Inhoud van de OESO-richtlijnen Algemeen: Bijdragen aan de economische, sociale en ecologische vooruitgang om een duurzame ontwikkeling te bevorderen, mensenrechten respecteren en de opbouw van de lokale samenleving bevorderen. Informatieverstrekking: Regelmatig betrouwbare en relevante bedrijfsinformatie openbaar maken. Arbeid: Recht van werknemers respecteren om zich te laten vertegenwoordigen, niet discrimineren en bijdragen aan afschaffing van kinderarbeid en elke vorm van dwangarbeid. Milieu: Geschikt milieubeheersysteem implementeren en werknemers trainen op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid. Bestrijding corruptie: Smeergeld en onrechtmatig voordeel vermijden. Consumentenbelangen: Goederen en diensten leveren volgens voorgeschreven normen op het gebied van gezondheid en veiligheid van consumenten. Wetenschap en technologie: Waar mogelijk overdracht en verspreiding van kennis en technologie mogelijk maken. Mededinging: Geen concurrentiebeperkende afspraken maken of uitvoeren. Belasting: Tijdig verschuldigde belasting betalen aan gastland. Aanvullende richtlijnen • Mensenrechten: The Universal Declaration of Human Rights, www.udhr.org • Milieu: Coalition Environmentally Responsible Economies, www.ceres.org • Arbeidsrechten: International Labour Organisation, www.ilo.org • Corruptie: The OECD Convention on Combating Bribery of Foreign Public Officials in International Business Transactions, www.oecd.org
Bedrijven kunnen zich aansluiten bij organisaties die zich sterk maken voor ketenbeheer en certificering, zoals: • Business Social Compliance Initiative (BSCI), brancheonafhankelijke monitoring- en auditingorganisatie op het gebied van ketenverantwoordelijkheid, www.bsci-eu.org • Forest Stewardship Council (FSC), keurmerk bosbeheer, www.fscnl.org • Utz Certified, certificeringsorganisatie voor koffie, www.utzcertified.org • Max Havelaar, keurmerk voor fair trade producten, www.maxhavelaar.nl • Fair Wear Foundation, gedragscode kledingbranche, www.fairwear.org • MADE-BY, keurmerk voor duurzame kleding, www.made-by.nl • MPS, internationale certificeringsorganisatie sierteelt, www.my-mps.com • Marine Stewardship Council (MSC), internationale certificeringsorganisatie voor visserij, www.msc.org Duurzaam ondernemen in internationaal verband: plan van aanpak * 1. Inventariseer de stand van zaken binnen uw bedrijf en mogelijke partners aan de hand van de OESO-richtlijnen. 2. Formuleer op basis van de inventarisatie een visie, missie en gedragscode. 3. Treed in dialoog met relevante lokale en internationale stakeholders binnen en buiten het bedrijf. Stel zonodig visie, missie en gedragscode bij. 4. Ontwikkel een korte- en een langetermijnstrategie gericht op maatschappelijk verantwoord ondernemen in internationaal verband en stel een actieplan op. Maak gebruik van themaspecifieke, internationale richtlijnen. 5. Integreer de gekozen aanpak zoveel mogelijk in bestaande bedrijfsprocessen en -procedures. Zet een monitoring- en rapportagesysteem op en maak gebruik van indicatoren om de voortgang te meten. Houd rekening met bijzondere omstandigheden op bepaalde locaties. 6. Laat de voortgang zien in kwaliteits- en managementsystemen. Ken verantwoordelijkheden en taken toe aan afdelingen en personen en neem dit op in het beloningssysteem. Maak de aanpak tot een continu verbeterproces. 7. Communiceer intern en extern over de aanpak en behaalde resultaten. Laat zien dat deze strategie gedragen wordt door het management. * Ontleend aan: Duurzaam ondernemen uit en thuis. Internationaal duurzaam ondernemen: praktijkervaringen. Jacqueline Cramer; Van Gorcum Assen 2005
Devotra levert materialen voor het beroepsonderwijs in verre oorden
Lokale partners, onuitgepakte kisten en omkopingspraktijken “Als iedereen zich aan zijn afspraken houdt”, verzekert Ronald Simon, “zou extra aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen niet nodig zijn.” Sinds 1994 is zijn bedrijf Devotra (Development of Vocational Training), gevestigd in Tholen, actief in ontwikkelingslanden met nadruk op Afrika, Oost-Europa en het Midden-Oosten. “Ons werk is geen liefdadigheid”, benadrukt hij. “Van dit bedrijf leven twaalf medewerkers en het gaat ons om continuïteit.”
Controle op alle schakels van de keten Een duidelijke visie op ondernemen heeft directeur Simon wel. “Wij werken in ingewikkelde trajecten waarbij veel partners betrokken zijn. We zien dat het succes het grootst is als de controle over alle schakels van die keten in één hand ligt. Liefst natuurlijk in de onze. Wij specialiseren ons steeds meer op turn key projecten. Niet alleen de hardware leveren maar ook zorgen voor alle randvoorwaarden waaronder die hardware kan functioneren.” Als leverancier van materialen voor inrichting van praktijklokalen en scholen voor beroepsonderwijs, moet Simon tot zijn spijt constateren dat heel wat Ronald Simon is directeur van Devotra kisten met duur materieel ongebruikt in ontwikkelingslanden blijven staan. “Soms in een schoolgebouw, soms is dat er niet eens”, constateert hij. “Regelmatig ontbreken toegangswegen of is er geen stroomvoorziening, ook komt het voor dat er geen docenten zijn die met de materialen kunnen werken. Zodoende is er nogal eens sprake van kapitaalvernietiging.”
Praktijkmaterialen op krediet Devotra werkt in opdracht van de Wereldbank, de Verenigde Naties of de ontwikkelingsbanken van Azië of Afrika. Steeds vaker is een lokale regering direct opdrachtgever; op dit moment werkt Devotra aan een groot project in opdracht van de Libische regering. Met kredieten van bovengenoemde banken krijgen ontwikkelingslanden gelegenheid hun beroepsonderwijs op een hoger plan te brengen. Devotra levert de gereedschappen en de inrichting van de praktijklokalen, installeert alle materialen ter plekke en kan zorgen voor training en aftersales. Daarnaast levert Devotra mobiele reparatiewerkplaatsen aan de VN-vredesmissies. Tot Simon’s verbazing maken veel landen geen gebruik van blauwdrukken of internationale praktijkervaring in beroepsonderwijs, maar komen ze steeds weer met nieuwe verlanglijstjes met materialen en specificaties. Inrichting van praktijklokaal voor technisch beroepsonderwijs “Dan wordt onnodig veel geld uitgegeven en betwijfelen wij of de materialen wel toegepast gaan worden”, verklaart Ronald Simon. “Daarom willen we zoveel mogelijk invloed uitoefenen in het voor- en natraject.” Samen met Edburgh consultants, ROC Zeeland en het CINOP richtte Devotra onlangs het DCVI (Dutch Consortium for Vocational Education & Training Improvement) op om in gezamenlijkheid een totaalpakket te kunnen bieden. (zie www.dutchconsortium.nl) Ervaring in het veld Al 20 jaar gaat Simon een paar keer per jaar naar de landen waar zijn bedrijf actief is zoals Kenia, Ethiopië, Roemenië en Libië.“In het veld leer je het meest”, is zijn stelling. “Dan zie je dat een regeringsfunctionaris daar verschillende belangen heeft. Hij moet een Wereldbankproject uitvoeren maar ook een familie onderhouden. En als hij na een paar jaar zijn regeringsverantwoordelijkheid weer kwijtraakt, is het wel handig dat hij een financiële buffer heeft op
gebouwd.” Corruptie, met andere woorden, is een dagelijkse realiteit bij de bedrijfsactiviteiten van Devotra. Kleine bedragen om een lading uit de haven te krijgen, grote bedragen om een VN mobiele reparatiewerkplaats officiële goedkeuring op de uitvoering van een project binnen te halen. “Wij werken met lokale agenten”, legt Ronald Simon uit, “Aan hen betalen we commissies. Dat die commissies door de agent voor een deel worden gebruikt voor omkoping is helaas onvermijdelijk.”
Twee economieën Devotra werkt aan regeringsprojecten, daarnaast bestaan in veel landen onderwijs- en gezondheidszorgprojecten van NGO’s (niet-gouvernementele organisaties, bijv. Oxfam Novib). “Dit zijn eigenlijk twee naast elkaar bestaande economieën”, vindt Simon. “De NGO’s werken langere tijd in een kleine gemeenschap en zijn daar nauw bij betrokken. Hun activiteiten zijn kleiner maar staan dichter bij de mensen.Wij adviseren regeringsfunctionarissen om hun licht op te steken bij de NGO’s en van hun werkwijze te leren maar deze zijn daar vaak huiverig voor.” Devotra denkt na over de houding die het bedrijf wil innemen tegenover corruptie. Zo volgden de medewerkers een workshop over dit onderwerp. “We moeten steeds opnieuw onze grenzen bepalen”, besluit directeur Simon. “Wij marchanderen niet over de kwaliteit van onze materialen of over onze service, ook al moeten we daar soms geld op toeleggen. Maar voor daadwerkelijke corruptiebestrijding zijn meer partijen nodig. Die praktijken kunnen we met een klein bedrijf als het Om corruptie aan te onze niet keren!” Zaken doen met pakken, moeten bedrijven ontwikkelingslanden betekent kwaliteit leveren en niet betuttelend optreden tegen de plaatselijke overheid
onderling afspraken maken en zich daaraan houden. Lokale overheden moeten beter voor hun medewerkers zorgen
Marohi begeleidt landbouwprojecten op weg naar duurzaamheid
‘Met doorlichten van de hele keten is veel te winnen’ Eigenlijk komt het door De Muur dat Hans van Klink zich van financieel controller ontwikkelde tot allround consultant. Toen die viel in 1989, wilde zijn toenmalige werkgever, Van der Have Zaden, de nieuwe markt in Midden- en Oost- Europa gaan bedienen. Hans speelde een centrale rol bij de marktverkenning, financiering en subsidieaanvragen om de nieuwe bedrijfstak op te zetten. Zo kreeg hij de smaak te pakken van wat nu zijn dagelijkse werk is: projecten ontwikkelen in ‘onbekende’ landen, zorgen voor financiering, bedrijfsadvisering, opstellen van businessplannen en zoeken naar samenwerkingspartners. Sinds 2002 doet hij dit als zelfstandig ondernemer vanuit zijn adviesbureau Marohi. Projecten in de ‘agrifood’ zijn z’n specialiteit, en hij opereert bij voorkeur in Centraal en Oost-Europa. Daarnaast is hij betrokken bij projecten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
Duurzaamheid als kwaliteitsstandaard “Dáár kun je nog echte verbeteringen doorvoeren”, legt Hans van Klink uit. “In alle schakels van de keten is veel te winnen. Dat begint al bij de keuze Hans van Klink is zelfstandig consultant voor zaden en teeltmethoden en gaat door in het (selectief) gebruik van bestrijdingsmiddelen, de verbetering van bedrijfsprocessen en afzetkanalen en de kennis van de lokale en internationale markt.” Van Klink hanteert bij zijn projecten ‘duurzaamheid’ als uitgangspunt. “Als wij bedrijfsactiviteiten opzetten of aanpassen, zijn duurzame criteria ons ijkpunt”,
verklaart hij. “We werken aan het bewustzijn dat een bedrijf met aandacht voor mens, milieu en maatschappij de meeste toekomst heeft. Met die kwaliteitsstandaard ligt bovendien de westerse markt open voor bedrijven in ontwikkelingslanden.”
Haalbaarheid Van Klink beschrijft een aantal projecten die hij momenteel onder Bezichtiging van het land van de beste sojateler van Ghana handen heeft. Zo onderdersteunt hij een Keniase coöperatie die suikerbieten wil gaan telen in eigen land. Marohi zorgt voor informatie over bietenrassen die geschikt zijn voor de tropen, voor projectmanagement en voor financieringsaanvragen bij Agriterra, ASN Bank en Triodos Bank. Nog een voorbeeld: een geëmigreerde Nederlandse boer wil in Nicaragua lokale boeren steunen met hun bananenteelt. Hij heeft Van Klinks hulp ingeroepen om de markt te verkennen en teeltmethoden te verbeteren. In Roemenië wordt een haalbaarheidsstudie gedaan naar de oprichting van een biopark aldaar. “Ik kan elk bedrijf dat ruimte en nieuwe kansen zoekt, adviseren om zich te oriënteren op Centraal en Oost-Europa”, meldt Hans van Klink. “In deze landen is heel veel mogelijk als je goede, plaatselijke partners hebt. Door de erfenis van de planeconomie is begeleiding nodig bij organisatie, financieel beheer en ondernemerschap maar technische kennis is volop Zuid-Afrika: boeren maken suikerriet gereed voor transport voorhanden. Corruptie is er wel maar niet meer dan in andere landen.” Begeleiding in de praktijk Wat uitgebreider gaat Van Klink in op zijn ervaringen met een project in Ghana. Hij kwam daar in contact met een Ghanees bedrijf in Kumassi dat sojaolie produceert. Uit een verkennend onderzoek bleek dat het bedrijf, dat nu 10
alleen werkt voor de plaatselijke markt, met een aantal bedrijfsaanpassingen de productieketen aanmerkelijk kon verbeteren. “De boeren in de omgeving (Noord en Centraal Ghana) kunnen worden begeleid om betere oogsten en daardoor zekerdere inkomsten te krijgen, er kunnen afspraken gemaakt worden tussen de leveranciers en de fabriek, de raffinagemethoden kunnen worden verbeterd zodat de olie aan de Europese kwaliteitsstandaarden voldoet, de arbeidsomstandigheden kunnen worden verbeterd en de toegang tot de Europese markt vereenvoudigd”, somt Van Klink op. “Allemaal zaken waardoor het bedrijf een betere toekomst krijgt en meer werkgelegenheid gaat bieden.” Na voltooiing van het onderzoek met Hans van Klink bij een suikerrietplantage, Brazilië duidelijke aanbevelingen, bleek het ongelooflijk moeilijk om financiering te vinden voor begeleiding van de implementatie van deze aanbevelingen. “Om zo’n upgrading door te voeren, moet je een tijdje naast de machines staan”, legt Hans van Klink uit, “Je moet de bedrijfsleider en de manager bewust maken van de consequenties van de nieuwe manier van werken. In Nederland zijn deze vormen van implementatiebegeleiding heel gewoon.” Maar financiering voor praktische bedrijfsbegeleiding in Afrika bleek vrijwel niet te vinden. Van Klinks aanvraag viel buiten alle regelingen. “Ik geef het nog niet op”, verklaart hij strijdlustig in zijn kantoor in Wemeldinge, “Ik ben nu bezig met een aanvraag die grote kans van slagen heeft.” Zorgelijk vindt hij zijn ervaring wel. “We hebben geld over voor onderzoeken in het voortraject en daarna voor investeringen”, constateert hij. “Maar het maken van een financieringsaanvraag, de zoektocht naar mogelijke investeerders en de praktische begeleiding op de werkvloer, om goed te leren werken met nieuwe materialen en standaarden, zijn niet gedekt. Zo komt duurzame ontwikkeling alsnog onder druk te staan!”
De beste ontwikkelingshulp: bedrijvigheid stimuleren en bedrijven daar begeleiden naar een concurrerende positie
11
Op het terrein van ‘agrifood’ ligt een geweldig potentieel aan Zeeuwse kennis en ervaring om toe te passen in ontwikkelingslanden
Biox Group werkt aan energie uit biomassa, in Nederland én in Azië
Duurzaamheid als bestaansvoorwaarde “Het palmoliedossier heeft vele kanten”, heeft Arjen Brinkmann kunnen constateren. Een jaar geleden kwam hij in dienst bij de Biox Group als sustainability manager (duurzaamheidsmanager), echt een beroep van deze tijd. Biox gaat palmolie inzetten voor elektriciteitsproductie. Zijn opdracht: zorg dat de duurzaamheid in de biomassaketens van Biox gegarandeerd is. “Er was al veel stof opgewaaid”, zegt de duurzaamheidsmanager, “Berichten van Milieudefensie dat voor palmolie oerwouden worden gekapt en protest over de subsidie voor onze biocentrales. Het is lastig om bestaande beeldvorming om te buigen”, vervolgt hij. “Maar vanaf volgend jaar is er gecertificeerde duurzame palmolie op de markt en is het verschil tussen ‘goede’ en ‘slechte’ palmolie eenduidig aan te tonen.”
Certificering Het kan verkeren. Nog maar een paar jaar geleden werd energie uit biomassa genoemd als de meest veelbelovende oplossing voor het probleem van CO2 uitstoot en slinkende olievoorraden. Auto’s op suiker, energie uit koolzaad, pitten of kiemen; ook voor Derde Wereldlanden zou dit alternatieven bieden voor de dure invoer Arjen Brinkmann is sustainability manager bij Biox Group van olie. Inmiddels is duidelijk dat grootschalige productie van biomassa risico’s met zich meebrengt. Als dit niet duurzaam gebeurt, kan het ten koste gaan van voedselproductie. Arjen Brinkmann is er vol ingedoken en kan nu verklaren: “Wij gaan op korte termijn al onze producten certificeren. Hiervoor gebruiken we de overheidscriteria van
12
de commissie Cramer en de RSPO* criteria als uitgangspunt. Deze sets criteria komen voor 90% overeen.Vanaf begin 2008 worden de plantages waarvan wij onze palmolie betrekken door onafhankelijke derden gecertificeerd.”
Duurzaamheid als bestaansgrond De geschiedenis van Biox is een bijzondere. De Zeeuwse ondernemer Ard van de Kreeke richtte het bedrijf in 2004 op als uitvloeisel van zijn handelsactiviteiten in organische afvalstromen (met name plantaardige oliën en vetten). Met een vooruitziende blik begon Van de Kreeke met de voorbereidingen voor de bouw van biocentrales: drie in Nederland (Vlissingen, Delfzijl, Rotterdam) plus een aantal centrales in België, Italië en Engeland. Zijn idee was om zich op de gehele keten te richten om zo de aanvoer van duurzaam geproduceerde biomassa te kunnen garanderen. “Duurzaamheid is voor ons geen modegril”, benadrukt Brinkmann, “Het is de bestaansgrond onder ons bedrijf. Als wij niet aantoonbaar duurzame biomassa gebruiken, verlenen de banken geen krediet en de overheid geen subsidie. Onze energie is dus straks voor 100% afkomstig van gecertificeerde palmolie.” Om die doelstelling te behalen, koos Biox voor een unieke strategie: een bedrijf in Nederland en één in Azië. “Met mijn collega duurzaamheidsmanager in Kuala Lumpur (Maleisië) vorm ik een tandem”, legt de Nederlandse manager uit, “Zo kent Biox als geen ander de Europese en de Aziatische duurzaamheidsvragen en bijbehorende oplossingen.” Hoge opbrengst Arjen Brinkmann beschrijft de palmolieproductie in Azie. De palmolieplantages zijn wel 10.000 ha groot. Daarnaast verbouwen veel kleine boeren oliepalmen. De bomen kunnen 20 meter hoog worden en dragen zo’n 20 jaar vrucht. Elke maand Palmvruchtoogst op plantage worden de vruchten geoogst. Deze worden verwerkt in een oliemolen; uit de vruchten wordt olie geperst, uit de kernen een geconcentreerder extract dat toegepast wordt in cosmetica. Een palmolieplantage heeft dus een zeer hoge productie per hectare. Op dit moment gaat het overgrote deel van de palmolieproductie naar de voedingsindustrie en wordt gebruikt als bakolie of als ingrediënt in margarine, koekjes e.d. (palmolie wordt evenals sojaolie meestal aangeduid met de verzamelterm ‘plantaardige olie’). Met de huidige ontwikkelingen zal wereldwijd maximaal 13
10 miljoen ton van de totale jaarproductie van 35 miljoen ton aangewend worden voor biobrandstof.
Bedrijfsvoering verduurzamen Nu al voert Biox projecten uit om de bedrijfsvoering op de plantages te verduurzamen. Brinkmann beschrijft: “We verbeteren de zuivering van het afvalwater van de oliemolens. Dit wordt naar vergistingsinstallaties geleid die biogas produceren. Uit dat biogas wordt energie opgewekt voor de hele omgeving. De behaalde CO2 reductie wordt als emissierecht verhandeld.” Een ander voorbeeld betreft de contacten met de kleine boeren die rondom de plantages werken. “In samenwerking met lokale milieugroepen assisteren wij hen om ook tot certificering over te gaan”, legt Brinkmann uit, “Dat is gunstig voor hun afzetmogelijkheden.” Biox sluit contracten af met plantage-eigenaren. Hierin zijn langjarige leverings- en prijsafspraken opgenomen, naast afspraken over duurzaamheid, lokale samenwerking, bedrijfsvoering en certificering. “Wij willen de sector van binnenuit veranderen”, vat Brinkmann zijn strategie samen.“Voor de plantages is er een duidelijk zakelijk belang om duurzaam te produceren. Bovendien heeft de kennisuitwisseling met Nederland voor hen een grote toegevoegde waarde.” Innovatie Vanaf 2009 krijgt Biox gedurende 10 jaar subsidie op elke duurzaam geproduceerde kWh. Als de drie biocentrales draaien (naar verwachting in 2010), levert Biox 15% van de Nederlandse doelstelling voor duurzaam geproduceerde energie. Ondertussen oriënteert het innovatieve bedrijf zich al op andere grondstoffen zoals jatropha en algenolie. “Nu zijn die nog in een Training en advisering kan bedrijven in ontwikexperimenteel stadium maar zeker interessant kelingslanden overhalen voor de toekomst”, verwacht de duurzaamheids hun bedrijfsvoering aan te manager. “Wij zetten voorlopig in op palmolie, passen mits duurzaam geproduceerd. Maar deze sector is zeer dynamisch. En het zal wel duidelijk zijn dat ons ondernemerschap is gebaseerd op innovatie!” * RSPO (Roundtable on Sustainable Palm Oil) is een samenwerkingsverband van producenten, handelaren, afnemers, NGO’s en WNF die samen 8 principes en 36 criteria voor duurzame palmolie vaststellen. Op basis van deze criteria kunnen onafhankelijke accrediteurs vanaf 2008 plantages certificeren.
Geen duurzaamheid zonder innovatieve bedrijven die risico’s durven te nemen
14
Yara International heeft eigen gedragscode en stimuleringsprijs
Medewerkers in Sluiskil lopen, fietsen en voetballen voor ‘hun’ dorp in Malawi De gekleurde torens zijn al van verre te zien langs het kanaal van Gent naar Terneuzen. Rondom die torens ligt de grootste productieplant van kunstmeststoffen van Yara International: Yara Sluiskil. Yara is op dit moment goed voor 6% van de kunstmestproductie op de wereldmarkt, de ambitie is om door te groeien naar 10%. Daarom heeft het bedrijf de laatste jaren veel geïnvesteerd in nieuwe technologie. Want Yara, een multinational van Noorse huize, heeft ook stringente doelstellingen als het gaat om duurzaamheid. Groei moet hand in hand gaan met milieu- en sociale doelstellingen. De website www.yara.com besteedt ruim aandacht aan onderwerpen als ‘product stewardship’, ‘responsibility to society’, ‘recycling CO2’ en ‘good governance’. Sinds 2006 brengt Yara Sluiskil een Nederlandstalig duurzaamheidsverslag uit met aandacht voor de uitwerking van die doelstellingen in de Zeeuws-Vlaamse bedrijfsvoering.
Gedragscode Yara International heeft een eigen code of conduct (gedragscode) opgesteld. Als kernwaarden worden genoemd: ambitie, vertrouwen, verantwoordelijkMaurice Vereecken is preventiecoördinator heid en samenwerking. Als beursgenoteerd bedrijf staat Yara voor een open communicatie met alle stake holders en probeert ze belangenverstrengeling te vermijden. De ambitie is om dezelfde kwaliteitsstandaarden aan te houden in alle onderdelen van de keten (van productie tot gebruiker). De gedragscode heeft betrekking op het gedrag van de directie
15
én op dat van de medewerkers. Maurice Vereecken is in Sluiskil verantwoordelijk voor de arbozorg. Tevens is hij voorzitter van de ondernemingsraad in Sluiskil en lid van de Europese ondernemingsraad. Zijn ervaring is dat er bij Yara naar de werknemers wordt geluisterd. “Wij mogen alles vragen en krijgen in veel gevallen antwoord. In Europees verband is het moeilijker om de werknemersbelangen goed te behartigen omdat we daar niet kunnen terugvallen op wetgeving. Yara profileert zich als een lerende organisatie: het management laat merken dat ieders betrokkenheid belangrijk is bij dit proces van leren en verbeteren.”
Sponsorbeleid Yara Sluiskil heeft een actief sponsorbeleid. De voorkeur gaat uit naar projecten die te maken hebben met geestelijke en lichamelijke gezondheid. Een deel van de activiteiten is gericht op de eigen medewerkers en hun gezinnen. Ook oud-medewerkers worden voor deze recreatieve en culturele activiteiten uitgenodigd. Daarnaast steunt Yara de stichting Palazzoli, een Zeeuws steunpunt voor mensen met kanker, hun familie en betrokkenen. Activiteiten van Palazzoli zijn gericht op ontmoeting, ontspanning en uitwisseling van ervaringen en emoties. Yara Sluiskil heeft zich voor enkele jaren financieel aan deze stichting verbonden. ‘Ons dorp in Malawi’ Als je als bedrijf bestaat van gewasbescherming en grondbemesting is het onverteerbaar dat er nog zoveel armoede en honger in de wereld is. Yara is als enige multinational al 25 jaar actief in Afrika. Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan in 2005 heeft Yara International aansluiting gezocht bij de VN Millenniumdoelen. De aan het bedrijf gelieerde stichting,Yara Foundation, looft jaarlijks een prijs uit ter stimulering van een ‘groene revolutie in Afrika’. De prijs gaat naar het beste plan dat bijdraagt aan armoedebestrijding door verbetering van de landbouwmethoden. De winnaar wordt beloond met een geldbedrag van maar liefst 200.000 dollar, een glassculptuur en Golfplaten dak in Mwandama om het regenwater op te vangen een oorkonde. In 2006 is de prijs voor het eerst uitgereikt. Daarnaast worden twee VN projecten in Kenia en Malawi voor 3 jaar gesponsord, elk met een 16
bedrag van 200.000 dollar per jaar. Voor de medewerkers van Yara Sluiskil is Mwandama ‘ons dorp in Malawi’. Dit dorp is één van de zogenaamde Yara is actief met duurzaamheidsprojecten millenniumdorpen van de Verenigde Naties dat zelfvoorzienend moet zijn in 2015. Eén van de milleniumdoelstellingen luidt: voldoende schoon water voor drinkwater, sanitair en landbouw binnen een loopafstand van 500 meter. Daarvoor moeten in Mwandama 15 waterputten worden geslagen op een diepte van 40 tot 50 meter. Het geld voor deze putten (4300 dollar per stuk) wordt bij elkaar gebracht door de medewerkers van Yara Sluiskil. Zij fietsen, wandelen en voetballen dat het een aard heeft om de nodige sponsorgelden in te zamelen. Door de samenwerking met Aqua for All worden de ingezamelde gelden verdubbeld en komen de 15 waterputten in korte tijd in beeld. Een bijzondere prestatie die gedragen wordt door een groot deel van de 600 medewerkers in Sluiskil. “Wij hebben vliegtickets beschikbaar gesteld voor een aantal medewerkers van ons bedrijf die in Malawi mogen gaan kijken naar de voortgang in ons dorp Mwandama. De voorwaarden om deze tickets te bemachtigen, zijn niet gering. De collega’s die naar Afrika gaan, worden voor minimaal twee jaar ambassadeur van het project, zetten zich in bij minimaal twee acties en gaan ook gastlessen geven op de basisscholen in de buurt. Desondanks was de animo enorm en zal het er nog om spannen wie de Afrikareis gaat maken”, illustreert Maurice Vereecken het enthousiasme van zijn collega’s.
Maatschappelijk betrokken ondernemen is een goede manier om de medewerkers van het bedrijf te betrekken bij maatschappelijke thema’s. Zo worden ze gevoeliger voor duurzame veranderingen in de eigen bedrijfsvoering
17
Een gedragscode opstellen is alleen haalbaar voor multinationals. Kleinere bedrijven kunnen aansluiten bij de OESO-richtlijnen
Dow Chemical stelt eigen duurzaamheidsdoelen voor 2015
‘Campagnes leiden tot grote stappen voowaarts’ “De zorg voor veiligheid, gezondheid en milieu zit ons bedrijf in de genen”, vindt Erik van Oosten, general manager Public Affairs van Dow Benelux BV. “ Als chemisch bedrijf zijn wij ons van oudsher bewust van de implicaties van onze bedrijfsvoering. In deze tijd gaan we nog een stap verder. Onze moedermaatschappij in de Verenigde Staten heeft voor 2015 ‘duurzaamheidsdoelen’ geformuleerd die ambitieus te noemen zijn. Betrokkenheid van ons bedrijf bij het welzijn en ‘succes’ van de regio en bij de ecosystemen in de wereld, wordt nog nadrukkelijker benoemd en gemeten.”
Belangrijke speler in de samenleving Dow Benelux is met zijn 2100 werknemers, 600 ‘contractors’ en vele toeleveranciers een opvallende verschijning in de regio. Niet zomaar een bedrijf, maar een belangrijke speler in de Zeeuwse samenleving. “Die verantwoordelijkheid hebben wij altijd genomen”, stelt Erik van Oosten verwijzend naar het Nederlandstalige duurzaamheidsverslag dat het bedrijf jaarlijks uitbrengt. Opleidingsinitiatieven, stageplaatsen, open dagen, een klankbordgroep, sponsoring en donaties, kortom, Dow opereert veelvuldig en intensief in de Zeeuwse netwerken. “Het is belangrijk om te weten wat er in gemeenschap leeft”, vervolgt Van Oosten. “Om die reden hebben Erik van Oosten bij een beeld uit de ‘Human Element’ campagne we een klankbordgroep en laten we de bewoners van onze regio (Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en deel Zuid-Beveland) zelf aan het woord tijdens open dagen en in ons magazine. Ook hielden we een telefonische enquête onder 1000 inwoners waarin we hun visie vroegen over ons bedrijf en hun leefomgeving. Met die resul18
taten kunnen wij onze bijdrage leveren aan het succes van onze gemeenschap op weg naar 2015.” Van Oosten prijst de campagnegerichte aanpak in zijn bedrijf. “Met scherpe doelstellingen, speciale teams om de campagne voort te stuwen, tussentijdse metingen en veel communicatie, maken we enorme stappen voorwaarts”, is zijn ervaring.
Innovatie in waterverbruik Een andere Dow 2015-doelstelling is gericht op slimme uitvindingen of producten waarmee wereldproblemen zijn aan te pakken zoals voldoende gezond voedsel en schoon drinkwater of een goede gezondheidszorg. Een uitdaging voor onder meer de vele honderden Dow-medewerkers die actief zijn in onderzoek en productontwikkeling (in Terneuzen alleen al werken zo’n 300 mensen op de R&D-afdeling). Bij Dow Terneuzen is recent een belangrijke innovatie doorgevoerd bij het waterverbruik in het productieproces.Waar eerst water uit de Westerschelde werd ingenomen, wordt nu huishoudelijk afvalwater uit de gemeente Terneuzen gebruikt en tot twee keer toe hergebruikt. Dit project, uitgevoerd in samenwerking met het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen en waterbedrijf Evides is een groot succes geworden. “Met deze vinding hebben we verschillende prijzen gewonnen”, vertelt Erik van Oosten, “Wij willen deze techniek nu graag overhevelen naar andere plaatsen. Natuurlijk kijken we daarbij naar andere Dow-vestigingen, maar deze waterbesparing kan ook bij andere industrieën worden bereikt. In samenwerking met partners zoeken we naar een locatie met de geschikte omstandigheden: een grote industrie (die water gebruikt bij de productie) in de buurt van een verstedelijkte omgeving (waar veel afvalwater is) op een plaats waar drinkwater een schaars goed is.” Interne campagne Met prachtige foto’s en een verwijzing naar het periodiek stelsel (overzicht van alle chemische elementen) lanceerde The Dow Chemical Company vorig jaar in de VS een wereldwijde campagne gericht op bewustwording. In deze campagne wordt een element aan het chemische systeem toegevoegd, namelijk het menselijke. Onder het motto ‘The Human Element’ legt Dow de nadruk op de dienstbaarheid van chemische toepassingen en innovaties aan 19
leefbaarheid en kwaliteit. ‘Chemie is er voor de mensen en het verbeteren van het dagelijkse leven’, wil de campagne zeggen en ‘Met nieuwe processen en producten kunnen wereldproblemen worden aangepakt’. (zie ook www.dow.com/hu) Dit jaar is de campagne ook in Europa geïntroduceerd. “Wij vertalen de campagne intern met extra waardering Een ander beeld uit de ‘Human Element’ campagne en ondersteuning voor medewerkers die zich inzetten voor vrijwilligerswerk en goede doelen”, legt Van Oosten uit. “Zo werd een collega in Terneuzen wereldwijd in het zonnetje gezet voor zijn hulp bij de ontwikkeling van een centrale op zonneenergie net buiten Port-au-Prince in Haïti.”
Samenwerken De lijst van maatschappelijk interessante projecten kan naar believen worden uitgebreid, de verschillende communicatiekanalen van Dow Benelux getuigen hiervan. “Het is zeker niet onze bedoeling solistisch te opereren”, besluit Bedrijven moeten campagVan Oosten, “Het liefst trekken we op met andenes opzetten voor meer re partijen, zoals in de Masterclass Veiligheid. Bij duurzaamheid en wereldwijde betrokkenheid dat initiatief werken we samen met bedrijven uit Zeeland en West-Brabant om kennis en ervaring rondom veiligheid actief met elkaar te delen. Zo worden we er allemaal wijzer van!” Innovaties uit het bedrijfsleven moeten hun weg vinden naar ontwikkelingslanden. Wie is verantwoordelijk?
Chemische concerns kunnen zich beter inzetten voor een schonere productie dan voor maatschappelijke noden
20
Vermeer International: een multinational met warme familiebanden
Zaken doen vanuit principes De achternamen zijn typisch Nederlands, evenals de molens en tulpen in de tuinen en de jaarlijkse intocht van Sint-Nicolaas in november. Alleen in Pella, Iowa wordt de Sint vergezeld door witte Pieten! Deze kleine enclave in de MidWest van de Verenigde Staten is nostalgisch als het gaat om Nederlandse folklore maar hypermodern als het gaat om bedrijfsvoering en productie. De op één na grootste werkgever van Pella (26.000 inwoners) is machineproducent en multinational Vermeer Manufacturing, een familiebedrijf van inmiddels drie generaties Vermeer met zo’n 2300 mede werkers die behalve Vermeer, Andringa, Dieleman, Jaarsma, Van Gorp of Veenstra heten. Een multinational, maar wel helemaal in handen van de familie en voor 100% gefinancierd met eigen geld.
Persoonlijke aandacht Industrial Distribution Manager Jaap Bakker werkt al 10 jaar bij de ‘company’ en is regelmatig te vinden in Pella. Hij prijst de familiecultuur en de grote saamhorigheid die in het dorp en in het familiebedrijf heersen. De huidige directie, broer Bob en zus Mary, kennen alle medewerkers bij naam en in veel gevallen weten ze ook hoe de partner en de kinderen heten. Als bij één van de medewerkers een kind Jaap Bakker en Christianne v.d. Dries in ‘s Heer Arendskerke wordt geboren, stuurt Mary een zelf uitgezocht cadeautje met een handgeschreven brief. Zelf werkt Jaap in ’s Heer Arendskerke, bij het verkoopkantoor Vermeer International voor Europa, Azië en Afrika. Ook Christianne van den Dries werkt daar als segment support & event coordinator.
21
Beiden hebben aan den lijve ervaren hoe goed die persoonlijke aandacht van de directeuren je doet.
Verkoopkantoor Hun kantoor op industrieterrein Eindewege vervult een aparte positie binnen het bedrijf. “Wij bestaan eigenlijk niet”, grapt Jaap en inderdaad, op de website www.vermeer.com is met moeite één regeltje over het Zeeuwse kantoor te vinden. Toch mag het bedrijf er zijn: met een mooi kantoor, een levensgroot magazijn en diverse trainingsruimtes kan Vermeer ‘Zeeland’ voor de dag komen. “Wij krijgen hier de machines binnen en leveren die door aan dealers”, vertellen Jaap en Christianne. “Ook zorgen wij voor installatie, service, training en verkoopondersteuning. Wij zijn een schakel in de keten, de afnemers hoeven ons dus niet te kennen.” Wel voelen de medewerkers in Zeeland zich verbonden met de Vermeer ‘filosofie’ die onder andere via de website wordt uitgedragen. Principes en productontwikkeling Opvallend genoeg hanteert Vermeer International geen drie (People, Planet, Profit) maar zelfs vier P’s. De Nederlandse enclave in de Verenigde Staten is ontstaan uit een christelijke (gereformeerde) geëmigreerde gemeenschap en baseert zich nog steeds op Bijbelse Principes. Dit zijn onder andere: eerlijkheid, rentmeesterschap en toepassing van de gouden regel: “Doe voor anderen wat je wilt dat zij voor jou zouden doen.” Jaap en Christianne herkennen de uitwerking van Machines op voorraad in het Zeeuwse magazijn die uitgangspunten in de praktijk van hun bedrijf. Jaap noemt de aandacht voor productontwikkeling. Vermeer maakt machines voor toepassingen in de landbouw, weg- en waterbouw en afvalverwerking. “Machines die heel precies sleuven kunnen maken in een rotsachtige bodem, veroorzaken veel minder schade aan de omgeving”, legt Jaap uit, “Net zo goed als een machine die een kabel kan trekken onder een weg of gebouw door. Dat scheelt een hoop sloop- en opbouwwerk.” Daarnaast profileert Vermeer zich met ‘milieugerichte’ machines bedoeld voor houtversnippering en boomverzorging. Op dit moment zijn machines in ontwikkeling die zelf biobrandstof genereren uit houtafval. “Zorg voor natuur en landschap is bij ons moederbedrijf een belangrijke drijfveer bij productontwikkeling”, weet Jaap. “Tegelijk merken we dat onze machines met hun veelzijdige toepassingen goed scoren in nieuwe markten als Oost-Europa en het Midden-Oosten.” 22
Eigen liefdadigheidsinstelling Een opvallend onderdeel van de machinefabrikant is de Vermeer Charitable Foundation, de stichting die de familie-idealen uitdraagt naar de eigen medewerkers en naar mensen in nood in de wereld. De stichting stuurt ‘als teken van Gods goedheid’ Vermeermachines met begeleiders en hulpverleners naar alle delen van de wereld waar opbouw- en ontwikkelingswerk gedaan kan worden. Daarnaast prijst Christianne het uitzonderlijk goede opleidingsbeleid van haar werkgever. Zo krijgen de medewerkers alle gelegenheid om zich te scholen en te ontwikkelen en door te stromen naar nieuwe functies. Ook de dealers en de klanten worden bijgestaan om hun De ‘Vermeer mile’ in Pella, Iowa kennis van product- en marktontwikkelingen actueel te houden. Dat, samen met de internationale contacten en uitwisselingsmogelijkheden, maakt het aantrekkelijk om voor Vermeer International te werken. Politieke spanningen Regelmatig voelt het bedrijf hoe het is om als Amerikaans bedrijf te opereren in een wereld vol spanningen. Zo werden na de aanslagen in 2001 de afbeeldingen van de Amerikaanse vlag tijdelijk van de machines gehaald om niet te provoceren. In 2002 liep het bedrijf een grote order mis vanwege een handelsboycot op Libië. Ook contacten met Iran en Pakistan liggen gevoelig. “Dit bedrijf heeft een beschermde, misschien zelfs folkloristische basis”, besluiten Jaap en Christianne, “Toch staan wij midden in de wereld, vernieuwen onze producten en boren nieuwe markten aan. Onze principes en het familiegevoel gaan heel goed samen met innovatie en wereldwijd erkende kwaliteit.”
Juist bij productontwikkeling komen MVO-principes goed tot hun recht
23
Zakendoen vanuit (Bijbelse) principes is een goede basis voor MVO. Het is zinvol die principes expliciet te benoemen
ZLM steunt kenniscentrum in India
Met geld en expertise vormgeven aan maatschappelijke betrokkenheid Op de website van ZLM Verzekeringen uit Goes zul je geen MVOstatement vinden. “Bij onze maatschappelijke betrokkenheid past bescheidenheid”, vindt algemeen directeur Bram de Jonge. “Wij zijn groot geworden door gemeenschapszin en onderlinge solidariteit. Het ligt voor de hand dat wij een deel van onze winst besteden aan maatschappelijke doelen, dichtbij en ver weg.”
Mobiliteit en verkeersveiligheid De ZLM is een typisch Zeeuws bedrijf, opgericht door landbouwers die via een onderlinge regeling hun landbouwvoertui- Bram de Jonge, directeur ZLM en betrokken bij projecten in India gen verzekerden. Nog steeds is de ZLM de grootste autoverzekeraar van Zeeland, ook in Brabant hebben zo’n 70.000 klanten hun vervoermiddel bij de ZLM verzekerd. “Mobiliteit is voor ons een belangrijk thema”, legt directeur de Jonge uit, “dat is ook zichtbaar in ons sponsorbeleid en in onze maatschappelijke betrokkenheid.” Zo sponsort de ZLM een oldtimerrit in Goes en heeft daarnaast een eigen wielerronde, de ZLM Tour. Ook ondersteunt het bedrijf een hardloopvereniging. “Door een gunstige voorfinanciering, verstrekt door de ZLM, kon een paar jaar geleden in Zeeuws-Vlaanderen de rondweg rond het dorp Terhole eerder worden aangelegd”, vertelt Bram de Jonge. “Zo’n financiering is in het belang van de verkeersveiligheid en dus ook in ons belang.” Met dit voorbeeld van betrokken ondernemen staat de ZLM in de lijst van
24
goede praktijkvoorbeelden van MVO Nederland. Deze organisatie weet ook nog te melden dat de ZLM betrokken is bij maatschappelijke projecten in Derde Wereldlanden als India, Sri Lanka, Nepal en de Filippijnen. Microfinanciering en microverzekering Bram de Jonge vertelt. Via de Rabobank en InterDe ZLM-tour polis is de verzekeraar in contact gekomen met de DHAN (Development of Humane Action) Foundation in Tamil Nadu, ZuidIndia. Deze stichting werkt via een fijnmazig netwerk met de bewoners uit de laagste kasten. Een groep van 15 tot 20 vrouwen vormt samen een ‘kalanjiam’, genoemd naar de vaas waarin ze hun spaargeld verzamelen. Deze kalanjiams vormen op hun beurt weer netwerken waarin duizenden vrouwen participeren. Het gaat hier om de meest basale vorm van bankieren ter versterking van kleinschalige bedrijfsactiviteiten die de vrouwen zelf uitvoeren. Inmiddels profiteren honderdduizenden vrouwen en kinderen van dit programma. De DHAN Foundation zorgt voor voortdurende innovatie en ontwikkeling van de lokale initiatieven. “Van onderling bankieren, microkredieten en kleinschalige bedrijvigheid is het een logische stap naar microverzekeringen en verzekeringstechniek”, legt Bram de Jonge uit. “Als een Indiase vrouw eenmaal een succesvol bedrijfje heeft opgezet waardoor bijvoorbeeld haar kinderen naar school kunnen, is het jammer als zij dit, door ziekte van haarzelf of schade aan haar bedrijfsmiddelen, weer moet opgeven.”
Kenniscentrum Een aantal jaar geleden heeft de DHAN Foundation in samenwerking met de multinational TaTa Steel de Tata Dhan Academy opgericht. Onderdeel van deze Academy is het ASKMI (Asian Knowledge centre for Mutual Insurance) gevestigd in Madurai, India. “En dat instituut bekostigen wij gedurende drie jaar”, verklaart directeur De Jonge eenvoudig. Het AKSMI ontwikkelt trainingsprogramma’s gericht op verzekeringstechniek, beheer van verzekeringsgelden, herverzekeren en verzekeringstoezicht. De trainingen zijn bedoeld voor bankmedewerkers, lokale verzekeraars, werknemers van NGO’s en ambtenaren. Toon Bullens, oud-medewerker van Interpolis, is de drijvende kracht vanuit Nederland achter dit kenniscentrum. ZLM participeert met geld en expertise.“Over een paar jaar moet het centrum zelf25
voorzienend zijn door inkomsten uit training en na- en bijscholing”, verwacht Bram de Jonge. “Minstens zo belangrijk is het dat dit centrum bijdraagt aan een goede kennisinfrastructuur in de Indiase deelstaat zodat verzekeren en alles wat daarbij hoort, net zo gewoon wordt als bij ons.Voor de korte termijn gaan we gelden bij elkaar zoeken om het ASKMI te helpen aan een geschikt eigen pand.Voor de lange termijn hopen we op een olievlek van verzekeringskennis, goed opgeleide medewerkers en professionele ondernemers die in India gaan zorgen voor De vrouwen van de ‘kalanjiams’ komen op voor hun rechten een eigen, betrouwbare verzekeringsbranche.”
Voor een coöperatie is het gemakkelijker om aan MVO te doen dan voor een bedrijf met aandeelhouders Maatschappelijke betrokkenheid ver weg moet altijd aansluiten bij eigen deskundigheid. Het is belangrijk dat kennis niet alleen wordt gebracht maar ook ‘gehaald’ Met maatschappelijk betrokken activiteiten loop je niet te koop
26
Rabobank West-Zeeuws-Vlaanderen: maatschappelijk verantwoord netwerken
‘Als je ergens induikt, komt er vanzelf meer op je pad’ Toen een aantal Rabobanken in de streek in 2004 fuseerden tot Rabobank West-Zeeuws-Vlaanderen, zag Hans Enkelaar zijn kans schoon. Hij solliciteerde naar de functie ‘manager coöperatie en projecten’ en werd de derde manager op zo’n post in Rabobankland. Een gouden kans om maatschappelijke aandachtspunten te koppelen aan goede projecten én goede uitvoerders. Vol enthousiasme ging Enkelaar aan de slag. Zijn kennis van bedrijven en instellingen in het werkgebied kwam hem goed van pas en hij breidde zijn omvangrijke netwerk snel verder uit. “Ik zet me in voor de toekomst van onze streek”, verklaart de Rabonetwerker, “Als onafhankelijk makelaar breng ik partijen bij elkaar; vanuit mijn eigen visie en creativiteit zet ik ontwikkelingen in gang die leiden tot duurzame ontwikkeling op langere termijn.”
Managementfunctie Toen Hans Enkelaar zijn nieuwe functie ging invullen, werd zijn aanpak binnen Rabobank Nederland met veel belangstel- Hans Enkelaar: coöperatieman bij W-Zeeuws-Vlaamse Rabobank ling gevolgd. Het unieke coöperatieve karakter van de Rabobank was nog niet vaak vertaald in een aparte managementfunctie. Hans vertelt: “Wij wisten dat we als bank moesten veranderen maar wilden ons netwerk niet kwijtraken. Ik kon daar fulltime in gaan investeren. Zo nam ik plaats in verschillende besturen en richtte me
27
op gezamenlijke belangen rondom cultuur en recreatie.” In een paar jaar tijd slaagde Hans Enkelaar erin om de plaatselijke VVV’s te professionaliseren en te voorzien van een bestuur gekozen op kwaliteit en niet op achterban.
Onafhankelijke positie De Zeeuws-Vlaamse VVV’s gingen samen met hun partners op de andere Zeeuwse eilanden samenwerken in één portal: www.vvvzeeland.nl Ze maakten één brochure en één stand voor toeristische beurzen en evenementen. “Door mijn onafhankelijke positie krijg ik zoiets voor elkaar”, verklaart Hans Enkelaar bescheiden. Hij vergeet gemakshalve dat enige visie en contactuele eigenschappen ook wel belangrijk zijn. Daarnaast nam Enkelaar zitting in het bestuur van het Oostburgse Ledeltheater. In 1999 was dat theater op sterven na dood. “Het is belangrijk dat cultuur dicht bij de mensen te vinden is”, vindt de Rabomanager. “Daarom werd ik bestuurslid van de bibliotheek en van het theater.” Nu, acht jaar later, is het Ledeltheater weer Entree van het Ledeltheater in Oostburg een bloeiende culturele instelling met een gevarieerd seizoensprogramma en heel veel (vrijwillige) medewerkers. De grote zaal heeft 400 zitplaatsen. De nieuwe kleine zaal, vanzelfsprekend Rabozaal gedoopt, kan zo’n 100 gasten herbergen. Gratis openbaar vervoer Toerisme en bedrijvigheid ziet Enkelaar als de belangrijkste sectoren in zijn streek die een ruggesteuntje kunnen gebruiken. Beide wel met een duurzaam karakter. Voor de toeristen die twee of meer dagen in WestZeeuws-Vlaanderen verblijven, kwam er gratis openbaar vervoer over het hele eiland. “Zo verminderen we het autoverkeer en geven toeristen de gelegenheid het achterland te leren kennen”, legt Hans Enkelaar uit. Daarnaast stond de Rabobank aan de wieg van een project met de titel “streekambasadeurs”. Medewerkers van recreatiebedrijven krijgen een cur28
sus om hun streekkennis op te poetsen zodat ze bezoekers kunnen wijzen op attracties voor jong en oud in de eigen omgeving. De voordelen voor toeristen, ondernemers en leef- De streekexpres: gratis openbaar vervooer voor toeristen omgeving zijn duidelijk. Inmiddels is het zo ver dat deze cursus via ROC Westerschelde aangeboden wordt aan alle inwoners in de regio. Zo kan iedereen ambassadeur worden van de eigen leefomgeving.
Over de streep Daarnaast heeft de Rabobank al zo’n tiental jaren een stimuleringsfonds om activiteiten in gang te zetten die de dynamiek en de leefbaarheid van de regio stimuleren. Vaak worden de beschikbaar gestelde middelen gebruikt om andere financiers over de streep te trekken om mee te doen. Als spin in het web is Hans Enkelaar op de hoogte van of betrokken bij talloze maatschappelijke initiatieven. “Deze investeringen betalen zich terug”, besluit coöperatieman Enkelaar, “Door de smeerolie die ik in de raderwerken kan gooien, gaat het de goede kant op met de vitaliteit en het leefklimaat van onze streek. Als onafhankelijk bemiddelaar blijf ik steeds alert op de kwaliteit en het gezamenlijk belang.” Grote bedrijven moeten medewerkers vrijmaken om te investeren in de maatschappelijke netwerken
Bedrijven hebben altijd een eigen belang en kunnen niet onafhankelijk optreden
29
Voor grote maatschappelijke projecten is een samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven het meest ideaal
Rothuizen van Doorn ‘t Hooft: architecten en stedenbouwkundigen dragen eigen maatschappijvisie uit
‘De tintelingen van de tijd aanvoelen’ “Wij zijn inmiddels 76 jaar een echt Zeeuws bedrijf ”, stelt stedenbouwkundige en partner Huub Droogh in het Goese kantoor van Rothuizen van Doorn ’t Hooft Architecten Stedenbouwkundigen. “Maar de laatste jaren zijn we flink aan het internationaliseren. Onze werkwijze slaat ook aan in landen als Polen; omgekeerd staan wij open voor invloeden uit andere culturen. Gek genoeg draait het in deze tijd steeds meer om de wereld enerzijds en om de regio anderzijds.”
Maatschappelijke vraagstukken Huub Droogh werkt sinds 1993 bij het Zeeuwse architectenbureau. Hij participeerde actief in de groei die het bedrijf in de negentiger jaren doormaakte en zet zich de laatste jaren in voor een kwaliteitsslag binnen zijn organisatie. Hij en de andere vijf partners van het bureau zien een belangrijke rol voor architecten en stedenbouwkundigen bij maatschappelijke vraagstukken. “Wij geven mede vorm aan de samenleving”, stelt Droogh. “Veranderingen en knelpunten zitten soms als tintelingen in de lucht. Het is aan ons om die op te vangen en om te zetten in projecten en oplossingen.” Hij illustreert zijn aan- Stedenbouwkundige Huub Droogh is veelvuldig in het buitenland pak met een project waarvan hijzelf de initiator was. ‘Innovation Island’: een nieuwe visie om Schouwen-Duiveland uit een economische en demografische neergang te halen. “Onze werkwijze is eenvoudig maar zeker niet algemeen toegepast”, vertelt de stedenbouwkundige: “Wij vragen het de bewoners zelf. Samen met
30
hen bespreken we de identiteit van een gebied en hoe deze kan worden versterkt of hersteld. Samen met hen maken we plannen en schetsen. Zo worden veranderingen in de leefomgeving iets van de mensen zelf.”
Verademing of bedreiging “Met deze werkwijze doen wij aan bewustwording”, constateert Huub Droogh, “Dat is voor sommigen een verademing, voor anderen een bedreiging. In alle gevallen nemen wij maatschappelijk stelling en onderstrepen dat verandering mogelijk en vaak ook wenselijk is. Een boodschap die niet altijd in goede aarde valt maar zeker voor een provincie als Zeeland heel belangrijk is” vervolgt hij. Inmiddels heeft het plan ‘Innovation Island’ veel weerklank gevonden bij de bestuurders en gaat het onderdeel uitmaken van de nieuwe gebiedsvisie voor Schouwen-Duiveland. Integriteit Zelf is Huub Droogh in toenemende mate in Polen te vinden. “We hebben eerst een marktonderzoek laten uitvoeren in China”, vertelt hij, “Heel verhelderend. We ontdekten dat zaken doen in dat land niet te verenigen is met onze integriteit. Toen hebben we besloten alleen te werken in landen met een democratische basis en goede arbeidsomstandigheden of we doen mee met een project van de Nederlandse overheid.” Oost-Europa en met name Polen kwam wel in aanmerking voor de gewenste internationalisering van RDH Architects Urban Planners. Op dit moment maakt Droogh met de inwoners en belanghebbenden van de Poolse stad Koscian een strategische stadsvisie. “De ontwikkelingen in Polen gaan zo snel dat de bestuurders schreeuwen om hulp om de regie te kunnen blijven voeren. Wij weten uit ervaring wat er mis kan gaan en waarop je moet letten.” In Polen merkt Huub Droogh hoe leuk het is om te werken aan een land waar nog veel te doen is. “Dat geeft een enorme stimulans en leergierigheid”, constateert hij, “Eigenschappen die wij een beetje zijn kwijtgeraakt.” Goed opgeleid Door de internationale contacten werken in middels een aantal Polen en Argentijnen bij RDH. Het contact met Argentinië dateert uit 2006 toen het bureau met hulp van de Hoge31
school Zeeland meedeed aan een internationale Masterclass Duurzaam Ontwerpen. Er kwamen vijf jonge architecten naar Nederland en er gingen vijf Nederlandse professionals naar Buenos Aires. De Argentijnen maakten ontwerpen voor de Vlissingse kenniswerf, een typisch Zeeuws landschap. “We leven in een veranderende wereld”, constateert Droogh: “De wederzijdse contacten zijn sterk en veelvuldig. Dat roept nieuwe vragen op: wat beschouwen we als onze eigen identiteit en welke invloeden laten we toe?”
Lemen stad Het meest curieuze internationale project waar RDH sinds 1996 mee verbonden is, is de restauratie van de lemen stad Djenné in Mali. Dit wereldberoemde monument, vermeld op de Werelderfgoedlijst van Unesco, was ruim 10 jaar geleden in slechte staat. Architect Pierre Maas, partner bij RDH, inventariseerde de situatie huis voor huis. Toen er geld vrij kwam voor restauratie, werd Maas supervisor, samen met het Museum voor Oudheidkunde uit Leiden. Als eerste zorgden zij ervoor dat de traditionele metseltechniek niet verloren ging maar via een metselschool werd onderwezen aan plaatselijke vaklieden. Het dagelijks restauratieproces wordt begeleid door lokale Malinese architecten. Nog steeds bezoekt Pierre Maas de stad jaarlijks voor supervisie en advies. Inmiddels is het werk aan Djenné klaar, nu wachten een paar dorpen in de omgeving op een soortgelijke behandeling. Hun identiteit “Of het nu Djenné is, Polen of Schouwen-Duiveland”, besluit Huub Droogh, “Wij werken steeds met de mensen die ter plaatse wonen en werken. Het is hún gebied en hún identiteit die zij moeten bewaken, versterken en zo nodig vernieuwen. Wij kunnen dit proces aanjagen maar moeten het tenslotte aan hen overlaten. In Djenné zijn de huizen gerestaureerd maar de bewoners zullen de lemen muren wel elk jaar moeten blijven aansmeren!”
Een waardevolle vorm van duurzaam ondernemen is uitwisseling, coaching, training en advies
Als ondernemers een eigen visie op de maatschappij hebben, kost maatschappelijk verantwoord ondernemen geen extra inspanning
32
Dienstverlening voor internationale bedrijven die bezig zijn met MVO
Presentatie EVD bij één van de klankbordbijeenkomsten In 2007 organiseerde COS Zeeland drie klankbordbijeenkomsten waar Zeeuwse ondernemers van gedachten konden wisselen over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tijdens deze bijeenkomsten werden ook presentaties gehouden. Zo vertelde Roland Vallentin van de EVD op 7 juni jl. over maatschappelijk verantwoord ondernemen in een internationale context.
Website De EVD is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken gericht op het faciliteren en stimuleren van internationaal ondernemen en samenwerken. Dit agentschap besteedt veel aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een belangrijk onderdeel van hun dienstverlening is te vinden op de goed gedocumenteerde website: www.internationaalondernemen.nl/mvo Daar zijn digitale toolkits te downloaden over de volgende landen: Brazilië, China, India, Indonesië, Rusland, Oekraïne en Zuid-Afrika. Ook besteedt de EVD aandacht aan MVO in andere publicaties, in hun maandblad BM (Buitenlandse Markten), tijdens lezingen en seminars en tijdens handelsreizen. Subsidieregelingen Daarnaast beheert de EVD twee subsidieregelingen waar MVO een van de criteria is. Deze twee regelingen, de PSOM (Programma Samenwerking Opkomende Markten) en de PESP (Programma Economische Samenwerking Projecten) zijn bedoeld om Nederlandse bedrijven (eventueel in consor tium) te stimuleren (uitgebreider) zaken te doen in opkomende markten. De Nederlandse bedrijven werken hierbij samen met plaatselijke partners en dragen bij aan het welzijn en de ontwikkeling van de landen daar. Meer informatie over deze regelingen is te vinden op genoemde site.
33
Negen aspecten Roland Vallentin van de EVD onderscheidde negen MVO-aspecten bij internationaal zakendoen. Een opsomming: 1. Arbeidsvoorwaarden (lonen, scholing, positie vrouwen) 2. Arbeidsomstandigheden (stil, schoon, veilig) 3. Duurzaamheid (milieu, energie, grond- en reststoffen) 4. Klantgerichtheid (service en garantie) 5. Transparantie (jaarverslag, website) 6. Bijdragen aan lokale gemeenschap (mbo = maatschappelijk betrokken ondernemen) 7. Ketenverantwoordelijkheid (status van toeleveranciers) 8. Wetgeving (wet- en regelgeving en handhaving daarvan) 9. Corruptie Deze aspecten zijn zowel van belang bij de eigen bedrijfsvoering als bij de bedrijfsvoering van een partner waarmee u in het buitenland samenwerkt.
Andere dienstverleners Andere landelijke dienstverleners op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen: MVO Nederland: www.mvonederland.nl MKB Nederland: www.mvo.mkb.nl CREM adviesbureau voor duurzame ontwikkling: www.crem.nl Koninklijk Instituut voor de Tropen: www.kit.nl Materialen van COS Brabant In 2006 verscheen een DVD onder de titel ‘Werelds zakendoen’ met portretten van drie Brabantse ondernemers in het buitenland (Ecuador, India, Letland). Daarnaast bracht COS Brabant samen met de stichting Yente een waaier uit met 40 praktijkvoorbeelden hoe ondernemers hun bedrijfsvoering duurzaam kunnen invullen. Nadere informatie en bestellen via www.coswmbrabant.nl/verantwoordondernemen
34
De VN Millenniumdoelen In het jaar 2015...
zijn extreme armoede en honger uitgebannen
gaan alle kinderen naar school
hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten
is kindersterfte sterk afgenomen
sterven minder vrouwen door zwangerschap
is verspreiding van ziektes als AIDS en malaria gestopt
leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu
is er meer eerlijke handel, schuldenverlichting en hulp
Colofon Teksten en redactie: Marianne Dagevos Fotografie portretten: Jan Koeman Alle andere foto’s zijn welwillend beschikbaar gesteld door de deelnemende bedrijven en de provincie Zeeland Grafisch ontwerp: Goossens bv Drukwerk: Pitman Grafisch Bedrijf Papier: 9lives silk (45% FSC en 55% gerecycled) Oplage: 500 stuks Financiers: • NCDO • Provincie Zeeland © 2007, COS Zeeland
35
36