Vergelijking subsidiekosten zonnepark en windturbinepark Henk Bulder, SDE++, maart 2015
1. Inleiding Allereerst geef ik een heldere definitie van duurzaamheid. Iets is alleen duurzaam als het een langdurige oplossing biedt voor een probleem in onze samenleving zonder nieuwe problemen te introduceren en zonder de samenleving onnodig op kosten te jagen. Duurzame energie is dus een duurzame oplossing voor de energievoorziening in een wereld waar tegelijkertijd het klimaatprobleem moet worden opgelost. Mochten er geen oplossingen bestaan die aan deze definitie van duurzaamheid voldoen bijvoorbeeld omdat de voorgestelde oplossingen wel degelijk nieuwe problemen introduceren dan kunnen de kosten die dergelijke nieuwe problemen met zich meebrengen worden gekwantificeerd en worden meegenomen in de afweging welke oplossing het dichtst bij een duurzame oplossing in de buurt komt. Een maatschappelijk kosten baten analyse zal in zo’n geval die kosten inzichtelijk maken, zodat een minst belastende oplossing kan worden gekozen. Een dergelijke maatschappelijke kosten baten analyse ligt, behoudens een enkele kwalitatieve opmerking erover, buiten de scope van dit rapport. In het geval van energie van zonneparken versus windturbineparken bestaan de maatschappelijke kosten in eerste instantie uit de subsidie die de samenleving moet opbrengen om marktpartijen bereid te vinden om te investeren (lees: in staat te stellen een redelijk rendement te halen op hun investeringen). De hoogte van deze subsidie is daarom zodanig dat een eerlijk speelveld ontstaat in vergelijking met de bestaande energievoorziening op basis van fossiele brandstoffen. De overige kosten bestaan uit eventuele schades aan woon- en leefomgeving, zoals waardedaling van woningen en bedrijfspanden, verlies aan economische activiteit door bijvoorbeeld versnelde krimp, verlies aan werkgelegenheid in sectoren die door de oplossing negatief worden beïnvloed, toenemend beroep op de gezondheidszorg etc. etc. Aan de batenkant kan men denken aan nieuwe werkgelegenheid voor het realiseren van de gekozen oplossing. In de vergelijking in dit rapport beperken we ons puur tot de subsidiekosten. We beginnen met het uitleggen van een paar begrippen om de berekeningen beter te kunnen begrijpen. 2. Vollasturen en capaciteitsfactor In de SDE+ systematiek is er tot en met 2014 sprake van vollasturen. In 2015 (zie bijlage 2) is daar alleen nog sprake van bij de overgangsregeling wind op land. Toch is het wel belangrijk om het begrip uit te leggen omdat het aantal vollasturen in de vergelijking tussen wind en zon wel degelijk een rol speelt. De energie opgewekt door zowel zon als wind is niet continu gelijk aan het opgestelde vermogen en is niet in heel Nederland hetzelfde (zie bijlage 2 en 3). Het vermogen opgewekt in een vollastuur is het vermogen dat een zonnepark of windturbinepark maximaal in een uur kan leveren. De totale gedurende een jaar opgewekte energie wordt gedeeld door het opgestelde vermogen en levert zo het aantal vollasturen op. Een jaar heeft 8760 uren (=24*365). De capaciteitsfactor (Cf) is het aantal vollasturen gedeeld door het aantal uren in een jaar.
1
Bij PV zonnepanelen spreken we over wattpiek (Wp) als zijnde de maximale hoeveelheid energie in Watt die een zonnecel onder optimale omstandigheden kan leveren. Een zonnepaneel van 1,65 m2 levert tegenwoordig maximaal een vermogen van tussen 240 tot 280 Watt en dat neemt jaarlijks nog toe. Dat komt overeen met 145 tot 170 Watt per m2. Het opgestelde vermogen van een zonnepark is het totale aantal Wp’s van een installatie. In de Veenkoloniën kan door het toepassen van een speciale coating op de zonnepanelen een aantal vollasturen van 1000 worden gerealiseerd. We gebruiken daarom in onze berekeningen een Cf van 0,114. [Er zijn diverse productieverhogende coatings in ontwikkeling. De coating die thans veel wordt gebruikt is de KhepriCoat coating die minimaal 4% meer opbrengst geeft.] Het opgestelde vermogen van een windturbinepark is het totale aantal MW van de windturbines. Het gangbare maximale vermogen van een windturbine op land is tegenwoordig 3 MW (megawatt). Voor wind op land wordt in de overgangsregeling 2015 met drie verschillende hoeveelheden vollasturen gerekend namelijk 1840, 2160 en 2800 uur corresponderend met een Cf van respectievelijk 0,210, 0,247 en 0,320. Deze capaciteitsfactoren voor wind vertegenwoordigen waardes die realistisch zijn voor respectievelijk het zuidoosten en oosten van Nederland, het midden van het land en de kustgebieden. Aan de Cf kan wel wat gesleuteld worden door het vergroten van bijvoorbeeld de ashoogte en/of de rotordiameter. Dat kan echter niet ongestraft en daarom is die manipulatie begrensd. Niet overal in Nederland waait het even hard. Dat is de reden dat vanaf 2015 in de SDE+ systematiek de term winddifferentiatie is ingevoerd. Het komt erop neer dat er in gebieden met minder wind een hogere subsidie per kWh wordt gegeven. De berekening houdt hier rekening mee (zie ook bijlage 2 windsnelheid per gemeente). Ook het aantal zonuren is niet in heel Nederland hetzelfde (zie bijlage 3). Om die reden zou eigenlijk ook een zondifferentiatie voor de hand liggen maar daar heeft de overheid vooralsnog vanaf gezien. Gebieden met relatief weinig wind halen geen hogere Cf dan 0,210. Zo halen de Duitse windturbines aan de grens een Cf tussen 0,19 en 0,21. Voor de kust van Schotland kan een Cf van 0,45 worden gehaald. Op de Nederlandse continentale plat van de Noordzee is een Cf van 0,35 realistisch haalbaar. Voor de Veenkoloniën is een Cf waarde tussen 0,210 en 0,247 realistisch. 3. Levensduur en productieverlies De levensduur waarmee in projectplannen van initiatiefnemers van windturbineparken op land wordt gerekend is meestal 20 jaar. Dat is echter een onrealistische waarde. In de afgelopen decennia is gebleken dat de meeste windturbines na 10 jaar zijn vervangen. Ook nu speelt dat nog ondanks dat de levensduur nog wel een paar jaar zou kunnen worden opgerekt. Na het tiende jaar lopen de onderhoudskosten sterk op terwijl de subsidie in het verleden slechts een looptijd van 10 jaar had. Vervanging door nog grotere turbines met nog meer subsidie ligt dan voor de hand vanuit een kosten baten analyse. De huidige subsidieregeling heeft een looptijd van 15 jaar, een duur die overeenkomt met de technische levensduur. Dus over 15 jaar zullen de windturbines opnieuw worden vervangen vooropgesteld dat er dan nog steeds subsidie wordt verstrekt voor vernieuwde parken. Uit internationale studies blijkt dat het productieverlies van windturbines na 10 jaar ligt tussen de 30 en 60%. Na 15 jaar zal dat productieverlies nog hoger zijn. Zie ook “The Performance of Wind Farms in the United Kingdom and Denmark, Gordon Hughes, Renewable Energy Foundation, 2012”. De technische levensduur van zonnepanelen is 40 jaar dus meer dan het dubbele van windturbines. Productiegaranties van 90% na 12 jaar en 80 na 25 jaar zijn regel. Zelfs na 40
2
jaar produceert een zonnepaneel nog 76% van wat hij in het eerste jaar produceerde. Daarmee presteren zonnepanelen aanmerkelijk beter dan windturbines. Verder is er een tendens dat het aantal zonuren in Nederland geleidelijk toeneemt waardoor er eigenlijk sprake is ven een geringe productietoename in plaats van een geringe afname. Bij wind is eerder sprake van een geleidelijke afname van productiedagen. Eigenlijk zou je om wind en zon goed met elkaar te kunnen vergelijken een correctie voor de levensduur moeten toepassen. Als je puur naar de technische levensduur kijkt is die factor 2,67. Als je kijkt naar de totale hoeveelheid opgewekte energie tijdens de technische levensduur dan ligt die factor zelfs boven de 3 (zie bijlage 4) omdat de productieafname van zonnepanelen tijdens de technische levensduur veel minder is dan die voor windturbines. In de berekeningen hebben we zowel zonder correctiefactor als met correctiefactor 2 en 3 gerekend. 4. Energievraag en energieaanbod De vraag naar energie is overdag het hoogst en ’s nachts het laagst. Zonne-energie wordt alleen overdag opgewekt. Windenergie wordt juist meer ’s nachts opgewekt. Het aanbod van zonne-energie sluit daarmee beter aan bij de vraag en vertegenwoordigt daardoor ook een hogere waarde. Daarmee hebben we in de berekeningen geen rekening gehouden. De jaar op jaar productieverschillen van een zonnepark zijn in de orde van een paar procent. Bij een windturbinepark kunnen die gemakkelijk oplopen tot 20 procent. Als er geen zon is wekt een zonnepark overdag nog steeds energie op. Als er geen wind is wekt een windturbinepark geen energie op. De dag op dag verschillen in energieproductie zijn daardoor bij een zonnepark veel geringer dan bij een windturbinepark. De energieproductie van een zonnepark is daarmee ook veel beter voorspelbaar dan de energieproductie van een windturbinepark. Dat alles maakt dat het balanceren van het energienet bij een zonnepark minder ingewikkeld en daardoor minder kostbaar is dan bij een windturbinepark. Zie ook “Analyses of UK wind power generation, November 2008 to December 2010”, Stuart Young Consulting, March 2011. In de berekeningen hebben we daar geen rekening mee gehouden. Verder is er een tendens dat het aantal zonuren in Nederland in alle seizoenen toeneemt en dat de wind iets afzwakt. Zie “Het nieuwe Nederlandse weer, MeteoVista, november 2010” en “Klimaatscenario’s samengevat, KNMI, 2014”. Hierdoor zal de correctiefactor uit de vorige paragraaf alleen maar ten gunste van zon toenemen. Hiermee is in de berekeningen geen rekening gehouden. 5. Berekening van de subsidie volgens de SDE+ regeling 2015 In tabel 1 (bijlage 1) zijn de basisbedragen in euro’s per kWh weergegeven evenals het voorlopige correctiebedrag. De definitieve correctiebedragen worden pas in 2016 berekend. In tabel 2 (bijlage 1) is het voorlopige correctiebedrag afgetrokken van het basisbedrag. Deze bedragen per kWh gebruiken we nu om de subsidie te berekenen. Binnen een subsidiejaar zijn er 9 fasen te onderkennen. Hoe later in het jaar men aanvraagt des te hoger het subsidiebedrag. De subsidiepot is echter gelimiteerd en ‘op is op’ dus hoe later in het jaar men aanvraagt hoe groter de kans dat men geen subsidie krijgt toegewezen. In tabel 3 (bijlage 1) is berekend hoeveel de totale subsidie bedraagt over de looptijd van 15 jaar uitgedrukt in miljoenen euro’s voor een opgesteld vermogen van 150MW wind bij verschillende Cf waarden. Daarnaast is berekend hoeveel eenzelfde hoeveelheid opgewekte energie aan subsidie zou opleveren voor zon uitgaande van een Cf voor zon van 0,114. Hierbij 3
is geen rekening gehouden met het verschil in levensduur. Wanneer we zon vergelijken met de overgangsregeling wind dan blijkt zon (bij een Cf van 0,210 voor wind) in de fasen 1 tot en met 4 duidelijk minder subsidie nodig te hebben terwijl in fase 5 het break even point wordt bereikt. In fase 6 tot en 9 heft zon meer subsidie nodig. Bij vergelijking met de het nieuwe windregime heeft zon (bij een Cf van 0,210 voor wind) alleen in de fasen 1 tot en met 3 minder subsidie nodig. Deze vergelijking is echter niet eerlijk. In tabel 4 (bijlage 1) is daarom met een zeer conservatieve factor 2 gecorrigeerd voor het verschil in technische levensduur tussen windturbines en zonnepanelen (deze factor is in werkelijkheid namelijk 2,67 zoals uit bijlage 4 blijkt). In dat geval heeft zon (bij een Cf van 0,210 voor wind) in alle fasen minder subsidie nodig dan de overgangsregeling wind. Bij het nieuwe windregime heeft zon (bij een Cf van 0,210 voor wind) in de fasen 1 tot en met 7 minder subsidie nodig en in fase 8 en 9 een vergelijkbare hoeveelheid. Bij een Cf van 0,247 voor wind geldt hetzelfde. In tabel 5 (bijlage 1) is met een factor 3 (zie bijlage 4) gecorrigeerd voor totaal opgewekte energie tijdens de technische levensduur. Zon heeft nu in alle fasen flink minder subsidie nodig dan wind. 6. Benodigde hectares voor zonneparken In tabel 6 (bijlage 1) is het minimale en maximale benodigde aantal hectares berekend voor een zonnepark dat jaarlijks net zoveel energie opwekt als een windturbinepark van 150 MW opgesteld vermogen bij de verschillende capaciteitsfactoren. Als je de Cf van zonnepanelen vergelijkt met de Cf van windturbines dan betekent dat dat om zonnepanelen dezelfde opbrengst te laten genereren als windturbines het opgestelde vermogen een factor 1,84 (bij Cf wind 0,210) 2,16 (bij Cf wind 0,247) of 2,8 (bij Cf wind 0,320) hoger moet zijn. Ik beperk me in deze vergelijking tot de eerste twee situaties omdat de Cf van 0,32 in de Veenkoloniën niet realistisch is. Bij 150 MW aan windturbines zal dus 276 MWp of 324 MWp aan zonnepanelen moeten worden opgesteld om in het eerste jaar dezelfde hoeveelheid energie te leveren. Hoeveel hectare daar voor nodig is hangt er vanaf hoe je de zonnepanelen opstelt. Leg je ze vlak neer (wat niet gebruikelijk is) dan gaat de opbrengst van de zonnepanelen omlaag maar is er geen schaduwwerking waardoor je toch minder hectares nodig hebt. Wanneer je ze onder een helling opstelt moet je rekening houden met schaduwwerking en een afstand aanhouden tussen de rijen. We berekenen beide als respectievelijk minimum en maximum aantal benodigde hectares. Bouwers van zonneparken houden rekening met de laagste zonnestand op 21 december. Bij een hellingshoek van ~36 graden op het zuiden wordt door zonnepanelen de hoogste opbrengst gerealiseerd. De afstand tussen de rijen wordt dan wel erg groot. Omdat in de 4 wintermaanden tezamen maar 10% van de jaarproductie wordt gerealiseerd kun je, wanneer het aantal beschikbare hectares beperkt is, overwegen om toch schaduwwerking in de wintermaanden te accepteren. Bouwers van zonneparken hanteren als vuistregel 1,6 ha per MWp opgesteld vermogen bij een hellingshoek van 25 graden. Je komt dan uit op maximaal 442 ha (Cf wind 0,210) en 518 ha (Cf wind 0,247). In het hypothetische geval dat de zonnepanelen vlak worden gelegd moet het opgestelde vermogen met 1,15 vermenigvuldigd worden (=1/0,87 zie figuur 2 in bijlage 3). Het op te stellen vermogen aan zonnepanelen komt dan uit op respectievelijk 317 MWp en 4
373 MWp. Je kunt dan ~1,5 MWp per ha opstellen. Het theoretisch minimum komt dan uit op respectievelijk 211 en 249 ha. 7. Maatschappelijke impact en realisatietermijn Tegen windturbines in de Veenkoloniën is terecht veel oppositie onder de bevolking. Niet alleen is die bevolking door de initiatiefnemers op geen enkele manier betrokken, ook met de democratische procedures is de hand gelicht. Projecten die een grote impact hebben op het woon- en leefklimaat kun je alleen met voldoende draagvlak realiseren. Zonder dat draagvlak wordt de sociale cohesie van het gebied volledig onderuit gehaald. In de rapporten van de overheid wordt keer op keer gewezen op het belang van draagvlak echter als het erop aankomt wordt dat maar al te gemakkelijk vertaald in bestuurlijk draagvlak waarbij het Rijk leidend is en Provincies en Gemeenten alleen nog maar ja mogen zeggen. Dat zorgt ervoor dat de procedures die voor de burger sowieso al ondoorzichtig zijn alleen maar leiden tot frustraties en meer verzet. Hierdoor wordt de realisatietermijn van dergelijke projecten onnodig lang. Voor windturbineparken in de Veenkoloniën zal de realisatie na 2020 liggen. Uit een onafhankelijk draagvlak onderzoek is komen vast te staan dat er voor de windturbineparken in het gebied geen draagvlak is (77,2% tegen en 10,3% voor). Uit datzelfde onderzoek blijkt dat veel respondenten zonneparken als een goed alternatief zien. Dat is niet verwonderlijk omdat een zonnepark het karakter van het landschap niet aantast en ook het woon- en leefklimaat voor de bevolking in tact laat. Zo wordt er binnenkort bijvoorbeeld een zonnepark van 1,5 ha in 2e Exloermond gerealiseerd zonder dat er bezwaar is gemaakt door omwonenden. Een vergunningsprocedure voor zonneparken zal naar verwachting kort zijn waardoor realisatie een stuk sneller mogelijk is (2017). Als we dus snel werk willen maken van een duurzame energieproductie ligt alleen daarom al de keus voor zonneparken meer voor de hand. Om de energie voor 4000 MW windturbines te vervangen door zonneparken is in het ongunstigste geval 16000 ha nodig. Regelmatig lezen we dat er in Nederland 7 boeren per dag stoppen met hun activiteiten en dat komt overeen met 200 tot 350 ha per dag. Voor een deel gaat de grond over in handen van andere boeren die met schaalvergroting hun bestaansrecht proberen veilig te stellen. Voor een deel van de grond is er echter geen nieuwe bestemming. Als we die beschikbare grond zonder nieuwe bestemming op 50 ha per dag stellen dan komt de benodigde 16000 ha dus in 320 dagen beschikbaar. We kunnen dit deel van de doelstelling duurzame energie dus theoretisch in 2017 halen zonder de geldverslindende procedures om windturbineparken door te drukken. Investeren in windturbineparken wordt door boeren gezien als een welkome manier om bestaanszekerheid te garanderen. Een andere mogelijkheid om die bestaanszekerheid van boeren te vergroten is ze te laten investeren in zonneparken via het beschikbaar stellen van een deel van hun grond. Ze creëren daarmee immers ook een deel vast inkomen waardoor de risico’s van het variabele inkomensdeel afnemen.
5
8. Samenvatting en conclusies Als we een eerlijke vergelijking maken tussen zonneparken en windturbineparken dan is de hoeveelheid benodigde subsidie per opgewekte duurzame kWh voor zonneparken een stuk lager dan voor windturbineparken. Daarnaast is er nog een aantal voordelen van zonneparken ten opzichte van windturbineparken waarmee in de berekeningen geen rekening is gehouden: 1- De geproduceerde energie sluit beter aan bij de vraag naar energie en vertegenwoordigt daardoor een hogere waarde 2- De productie van de energie is beter te voorspellen waardoor de kosten voor het balanceren van het net lager uitvallen 3- Er is een tendens dat het aantal zonuren in Nederland toeneemt en de gemiddelde windsnelheid iets afzwakt waardoor de relatieve waarde van zonneparken alleen maar toeneemt 4- Er is draagvlak voor zonneparken terwijl die ontbreekt bij windturbineparken waardoor kostenverslindende procedures niet nodig zijn en bijgevolg realisatietermijnen kort zijn 5- De maatschappelijke baten bij zonneparken hoger zijn en de maatschappelijke kosten bij zonneparken vergeleken met windturbineparken verwaarloosbaar zijn De overall conclusie is dat zonneparken een snelle en langdurige oplossing bieden voor het klimaatprobleem, geen nieuwe problemen in de samenleving introduceren en een echte bijdrage leveren aan een duurzame energievoorziening en daarmee voldoen ze aan de in de inleiding gegeven definitie voor duurzaamheid. Windturbineparken bieden slechts een oplossing voor de korte termijn en zijn door de hele ris aan nieuwe problemen die ze introduceren niet echt duurzaam. Bovendien zadelen ze de samenleving op met onnodig hoge kosten. De kwantificering daarvan is onderdeel van een maatschappelijk kosten baten analyse.
6
Bijlage 1 Tabellen SDE+ regeling 2015 fase wind overgangsregeling wind Cf 0,210 overgangsregeling wind Cf 0,247 overgangsregeling wind Cf 0,320 zon
correctiebedrag basisbedrag per fase in € per kWh 1 2 3 4
5
6
7
8
9
0,039 0,070 0,080 0,086 0,086 0,086 0,086 0,086 0,086 0,086 0,048 0,1125 0,1125 0,1125 0,1125 0,1125 0,1125 0,1125 0,048 0,1000 0,048 0,0875 0,045 0,070 0,080 0,090 0,100 0,110 0,120 0,130 0,140 0,141
Tabel 1 SDE+ regeling wind, zon PV en overgangsregeling wind SDE+ regeling 2015 fase wind overgangsregeling wind Cf 0,210 overgangsregeling wind Cf 0,247 overgangsregeling wind Cf 0,320 zon
uitbetaling per fase in € per kWh 1 2 3 4 0,031
0,041
5
6
7
8
9
0,047 0,065
0,047 0,065
0,047 0,065
0,047 0,065
0,047 0,065
0,047 0,065
0,047 0,065
0,045
0,055
0,065
0,075
0,085
0,095
0,096
0,052 0,040 0,025
0,035
Tabel 2 Uitbetaalde bedragen per opgewekte kWh (basisbedrag minus correctiebedrag) SDE+ regeling 2015 fase wind bij Cf 0,210 wind bij Cf 0,247 wind bij Cf 0,320 overgangsregeling wind Cf 0,210 overgangsregeling wind Cf 0,247 overgangsregeling wind Cf 0,320 zon alternatief voor wind met Cf 0,210 zon alternatief voor wind met Cf 0,247 zon alternatief voor wind met Cf 0,320
subsidie in miljoenen € bij 150 MW opgesteld vermogen wind over 15 jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 128 151 195
170 199 258
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
186 219 284
228 267 347
269 316 410
311 365 473
352 413 536
393 462 599
397 467 605
253 249 104 122 158
145 170 221
Tabel 3 Berekende totale subsidie voor 150 MW windturbines over 15 jaar in miljoenen euro's en equivalent alternatief zon zonder correctie voor productie tijdens technische levensduur
SDE+ regeling 2015
subsidie in miljoenen € bij 150 MW opgesteld vermogen wind over 15 jaar
fase wind bij Cf 0,210 wind bij Cf 0,247 wind bij Cf 0,320 overgangsregeling wind Cf 0,210 overgangsregeling wind Cf 0,247 overgangsregeling wind Cf 0,320 zon alternatief voor wind met Cf 0,210 zon alternatief voor wind met Cf 0,247 zon alternatief voor wind met Cf 0,320
1
2
3
4
5
6
7
8
9
128 151 195
170 199 258
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
93 109 142
114 134 173
135 158 205
155 182 236
176 207 268
197 231 299
199 233 302
253 249 52 61 79
72 85 110
Tabel 4 Idem als tabel 3 maar zon met factor 2 gecorrigeerd voor technische levensduur SDE+ regeling 2015
subsidie in miljoenen € bij 150 MW opgesteld vermogen wind over 15 jaar
fase wind bij Cf 0,210 wind bij Cf 0,247 wind bij Cf 0,320 overgangsregeling wind Cf 0,210 overgangsregeling wind Cf 0,247 overgangsregeling wind Cf 0,320 zon alternatief voor wind met Cf 0,210 zon alternatief voor wind met Cf 0,247 zon alternatief voor wind met Cf 0,320
1
2
3
4
5
6
7
8
9
128 151 195
170 199 258
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
195 228 296 267
62 73 95
76 89 116
90 105 137
104 122 158
117 138 179
131 154 200
132 156 202
253 249 35 41 53
48 57 74
Tabel 5 Idem als tabel 3 maar zon met factor 3 gecorrigeerd voor productie tijdens technische levensduur Hectares zon als equivalent voor 150 MW wind wind bij Cf 0,210 wind bij Cf 0,247 wind bij Cf 0,320
min
max 211 249 322
442 518 672
Tabel 6 Minimaal en maximaal benodigde hectares voor zonnepark als equivalent voor 150 MW wind
Bijlage 2
SDE+ regeling
ingebruikname (jaren)
0,053 0,058 0,065 0,074
0,053 0,058 0,065 0,074
0,053 0,058 0,065 0,074
0,053 0,058 0,065 0,074
0,029 0,029 0,029 0,029
0,039 0,039 0,039 0,039
* * * *
15 15 15 15
2 2 2 2
0,070 0,070 0,070 0,070
0,080 0,080 0,080 0,080
0,081 0,088 0,090 0,090
0,081 0,088 0,094 0,100
0,081 0,088 0,094 0,107
0,081 0,088 0,094 0,107
0,081 0,088 0,094 0,107
0,081 0,088 0,094 0,107
0,081 0,088 0,094 0,107
0,029 0,029 0,029 0,029
0,039 0,039 0,039 0,039
* * * *
15 15 15 15
4 4 4 4
0,070 0,0875 (2800)
0,080 0,100 (2160)
0,090 0,1125 (1840)
0,100 0,1125 (1840)
0,110 0,1125 (1840)
0,114 0,1125 (1840)
0,114 0,1125 (1840)
0,114 0,1125 (1840)
0,114 0,1125 (1840)
0,029 0,037
0,039 0,048
* ** **
15 15
4 4
Uiterlijke termijn
0,053 0,058 0,065 0,074
subsidie (jaren)
0,053 0,058 0,065 0,074
Max. looptijd
0,053 0,058 0,065 0,074
per jaar
0,053 0,058 0,065 0,074
Voorlopig
0,053 0,058 0,065 0,070
Basisbedrag per fase (€ / kWh)
Basisenergieprijs
4 4 4 4
Fase 9
Max. vollasturen
Vanaf 9 november 17:00
Vanaf 12 oktober 17:00
15 15 15 15
Fase 8
correctiebedrag 2015
Wind in meer Wind op land overgangsregeling (max. vollasturen) * netto P50-waarde vollasturen ** De genoemde bedragen en vollasturen
Vanaf 21 september 17:00
* * * *
Fase 7
0,039 0,039 0,039 0,039
Fase 6
0,029 0,029 0,029 0,029
Vanaf 22 juni 17:00
0,074 0,081 0,086 0,098
Fase 5
0,074 0,081 0,086 0,098
Vanaf 1 juni 17:00
0,074 0,081 0,086 0,098
Fase 4
0,074 0,081 0,086 0,098
Vanaf 11 mei 17:00
0,074 0,081 0,086 0,098
Fase 3
0,074 0,081 0,086 0,098
Vanaf 20 april 17:00
0,074 0,081 0,086 0,090
Fase 2
0,074 0,080 0,080 0,080
Fase 1
0,070 0,070 0,070 0,070
Wind Wind op land winddifferentiatie - ≥ 8,0 m/s - ≥ 7,5 en < 8,0 m/s - ≥ 7,0 en < 7,5 m/s - < 7,0 m/s Wind op land één op één vervanging - ≥ 8,0 m/s - ≥ 7,5 en < 8,0 m/s - ≥ 7,0 en < 7,5 m/s - < 7,0 m/s Wind op verbindende waterkeringen - ≥ 8,0 m/s - ≥ 7,5 en < 8,0 m/s - ≥ 7,0 en < 7,5 m/s - < 7,0 m/s
Vanaf 31 augustus 17:00
Vanaf 31 maart 09:00
Wind
(€ / kWh)
in deze rij zijn na toepassing van de windfactor (1,25).
Hoewel deze tabel met de grootst mogelijke zorg is samengesteld kan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten.
Zon
Basisbedrag per fase (€ / kWh)
ingebruikname (jaren)
Uiterlijke termijn
subsidie (jaren)
Max. looptijd
per jaar
Max. vollasturen
correctiebedrag 2015
Voorlopig
Basisenergieprijs
Vanaf 9 november 17:00
Fase 9
Vanaf 12 oktober 17:00
Fase 8
Vanaf 21 september 17:00
Fase 7
Vanaf 31 augustus 17:00
Fase 6
Vanaf 22 juni 17:00
Fase 5
Vanaf 1 juni 17:00
Fase 4
Vanaf 11 mei 17:00
Fase 3
Vanaf 20 april 17:00
Fase 2
Vanaf 31 maart 09:00
Fase 1
Zon
(€ / kWh)
Zon-PV ≥ 15 kWp
0,070
0,080
0,090
0,100
0,110
0,120
0,130
0,140
0,141
0,035
0,045
1000
15
3
Zonthermie apertuuroppervlakte ≥ 100 m2
0,070
0,080
0,090
0,100
0,110
0,120
0,130
0,137
0,137
0,049
0,055
700
15
3
Hoewel deze tabel met de grootst mogelijke zorg is samengesteld kan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten.
Bijlage 3 Zonuren en efficientie zonnepanelen
Figuur 1 Zonuren in Nederland
Figuur 2 Efficientie zonnepanelen afhankelijk van hellingshoek en orientatie
Bijlage 4 Correctiefactor technische levensduur Correctiefactor totaal opgewekte energie zon (afname 0,65% per jaar) jaar energieproductie per jaar cumulatief 1 1,000 1,000 2 0,994 1,994 3 0,987 2,981 4 0,981 3,961 5 0,974 4,935 6 0,968 5,903 7 0,962 6,865 8 0,955 7,820 9 0,949 8,770 10 0,943 9,713 11 0,937 10,649 12 0,931 11,580 13 0,925 12,505 14 0,919 13,424 15 0,913 14,336 16 0,907 15,243 17 0,901 16,144 18 0,895 17,039 19 0,889 17,928 20 0,883 18,812 21 0,878 19,690 22 0,872 20,562 23 0,866 21,428 24 0,861 22,289 25 0,855 23,144 26 0,850 23,993 27 0,844 24,837 28 0,839 25,676 29 0,833 26,509 30 0,828 27,337 31 0,822 28,159 32 0,817 28,976 33 0,812 29,788 34 0,806 30,594 35 0,801 31,395 36 0,796 32,191 37 0,791 32,982 38 0,786 33,768 39 0,781 34,548 40 0,775 35,323
wind (afname 30% na 10 jaar) jaar energieproductie per jaar cumulatief 1 1,000 1,000 2 0,961 1,961 3 0,924 2,885 4 0,888 3,773 5 0,854 4,627 6 0,820 5,447 7 0,789 6,236 8 0,758 6,994 9 0,729 7,723 10 0,700 8,423 11 0,673 9,096 12 0,647 9,743 13 0,622 10,365 14 0,598 10,963 15 0,575 11,538
Correctiefactor technische levensduur zon jaar
wind jaar 40
factor
15
2,667
Correctiefactor voor totale opgewekte energie tijdens technische levensduur zon wind factor productie productie 35,323
11,538
3,062