VBO-ANALYSE
Financiering van investeringen:
‘credit crunch’ of niet?
Oktober 2013
8,1% II
kloof van de investeringen tot het precrisisniveau
13,9% II
toename van de kredietverlening aan (niet-financiële) ondernemingen (door Belgische banken) sinds september 2008
8 miljard euro II
opgehaalde financiering via uitgifte van langlopende bedrijfsobligaties in 2012
-40% II
daling van niveau BEL-20 in vergelijking met haar hoogste precrisisniveau
119,2 miljard euro II het bedrag aan uitstaande bankkredieten aan ondernemingen
1.000 miljard euro II financieel belang van het buitenland in Belgische niet-financiële ondernemingen
3% II
gemiddelde rente op nieuwe bedrijfskredieten
II In tegenstelling tot verschillende andere landen in de eurozone, wordt België niet geconfronteerd met een ware ‘credit crunch’ II Bepaalde financieringsvormen (risicokapitaal, langetermijnfinanciering aan vaste rentevoet, …) en bepaalde doelgroepen (starters, zelfstandigen, …) ondervinden echter
vaker moeilijkheden
II Vertrouwen herstellen en competitiviteit van de ondernemingen versterken zijn essentieel om vlotte financiering te garanderen
II Particulieren moeten meer gestimuleerd worden om in langetermijnproducten en risicokapitaal te beleggen en men moet onderzoeken welke alternatieve financieringsvormen er eventueel kunnen worden ontwikkeld
1. Inleiding Toegang tot financiering aan een competitieve prijs is van ontzettend groot belang voor het groeipotentieel van een economie. Indien aan deze voorwaarde niet is voldaan, dan zullen de investeringen van de ondernemingen (en de gezinnen en de overheid) onder druk komen te staan: sommige zullen dan worden uitgesteld of gewoon worden geannuleerd. En met een gewicht in 2012 van 21% in ons bbp (tegenover 19,8% in Frankrijk, 17,3% in Nederland en 17,2% in Duitsland) zou dit een aanzienlijke negatieve impact hebben op de economische groei en de creatie van jobs in ons land. Als we het economisch herstel wensen in te zetten, dan zullen we de investeringen dus weer in beweging moeten krijgen. Ook voor onderzoek en ontwikkeling en innovatie is dit zeer belangrijk. Als ondernemingen geen vlotte toegang hebben tot financiering, dan dreigen ze opportuniteiten in de markt te missen en technologische achterstand op te lopen ten aanzien van hun buitenlandse concurrenten. Hierdoor zullen ze marktaandelen verliezen en zal de transformatie van onze economie naar de groeimarkten van de toekomst minder vlot verlopen.
2. Impact van de crisis op de financiering Wanneer we naar het verloop van de investeringen van de ondernemingen kijken, dan zien we dat deze zwaar getroffen zijn door de economische crisis. Op het dieptepunt kenden deze een krimp van maar liefst meer dan 15% en vandaag bevinden deze zich nog steeds bijna 9% onder het hoogtepunt van vóór de crisis. In de
105 05
EVOLUTIE VAN DE INVESTERINGEN DOOR ONDERNEMINGEN (Bron: NBB)
100
95
90
85
Q 3 10 Q 20 4 11 Q 20 1 11 Q 20 2 11 Q 20 3 11 Q 20 4 12 Q 20 1 12 Q 20 2 12 Q 20 3 12 Q 20 4 13 Q 20 1 13 Q 2 20
Q 2
10
10 20
20
4
Q 1
Q
10 20
Q 3
09
20
Q 2
09 20
Q 1
09 20
Q 4
09
08 20
20
2
Q 3
Q
08 20
08
08
20
Q 1
80 20
hoogtepunt vlak vóór de crisis = 100
De crisis heeft een belangrijke impact gehad op de winstgevendheid van de ondernemingen
Vandaag vinden er zeer veel ontwikkelingen plaats op het vlak van de financiering van de ondernemingen: de crisis oefent een niet te onderschatten impact uit, er doemen ook als gevolg van nieuwe regelgeving op de financiële sector (bv. Bazel-III, Solvency-II, IORP,…) verschillende structurele uitdagingen op en er worden momenteel allerlei initiatieven genomen om in de toekomst de toegang tot financiering aan een competitieve prijs te kunnen blijven verzekeren. Deze VBOanalyse heeft als doel om de verschillende problemen en uitdagingen in kaart te brengen en hieromtrent de nodige aanbevelingen ter verbetering van de situatie te formuleren.
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
4
laatste conjunctuurenquête van het VBO kwam naar voren dat hier niet direct veel beterschap moet worden verwacht: geen enkele federatie meende immers dat de investeringen in de komende zes maanden in hun sector zullen toenemen. De huidige onzekerheid omtrent de economische vooruitzichten evenals de lage bezettingsgraad van het productievermogen liggen hier o.a. aan de basis. Dit heeft onvermijdelijk ook een impact op de vraag naar financiering vanuit de ondernemingen. Investeringen kunnen op verschillende manieren worden gefinancierd. Een eerste manier is via de eigen middelen die een winstgevende onderneming overhoudt na betaling van de vennootschapsbelasting en een vergoeding aan de aandeelhouders. De crisis heeft evenwel een belangrijke impact gehad op de winstgevendheid van de ondernemingen: in vele gevallen bleven de kosten (bv. lonen, energie, grondstoffen) stijgen, terwijl de omzet zwaar onder druk stond. Hierdoor wordt het – zeker met de belastingverhogingen op de ondernemingen die hier sinds 2012 nog bovenop zijn gekomen – minder evident om een eigen spaarpot voor toekomstige investeringen op te bouwen.
Inbreng van vers kapitaal door bestaande of nieuwe aandeelhouders vormt een tweede manier om investeringen te financieren. Ook hier houdt de crisis evenwel zwaar huis. Op de financiële markten is het vertrouwen nog steeds niet hersteld: de Bel-20 situeert zich bijvoorbeeld nog steeds meer dan 45% onder het hoogtepunt vlak vóór het uitbreken van de crisis. Beleggers zijn nog steeds niet bereid om veel risico te nemen en kiezen eerder voor veilige beleggingen. In het geval van de Beurs van Brussel zijn er over de afgelopen jaren amper nieuwe beursintroducties gebeurd (het geval van bpost even terzijde gelaten), terwijl er wel verschillende delistings hebben plaatsgevonden. Naast eigen vermogen kan een onderneming ook kiezen om meer vreemd vermogen aan te trekken. Zo kloppen vele ondernemers, in het bijzonder kmo’s, in eerste instantie aan bij de bank om hun investering te financieren. Momenteel zijn er, in tegenstelling tot in de Zuid-Europese landen, weinig signalen die wijzen op een algemene kredietschaarste in België. Zo zijn bijvoorbeeld de uitstaande kredieten aan ondernemingen sinds september 2008 nog met meer dan 12% toegenomen,
KREDIETVERLENING AAN NIET-FINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN DOOR INGEZETEN BANKEN (Bron: NBB) 20
125 120
15
115 10 110 5 105 0
100
-5
ja
n. -0 ap 8 r.0 ju 8 l.08 ok t. ja -08 n. -0 ap 9 r.0 ju 9 l.09 ok t. ja -09 n. -1 ap 0 r.1 ju 0 l.10 ok t.ja 10 n. -1 ap 1 r.1 ju 1 l.11 ok t. ja -11 n. -1 ap 2 r.1 ju 2 l.12 ok t. ja -12 n. -1 ap 3 r.1 ju 3 l.13
95
Jaarlijks veranderingspercentage (linkeras)
Uitstaand bedrag in miljarden euro's (rechteras)
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
5
Momenteel zijn er weinig signalen die wijzen op een algemene kredietschaarste in België
alhoewel er over de afgelopen twee jaar wel een zekere stabilisering kan worden waargenomen. De rentevoeten bevinden zich eveneens op historisch lage niveaus, maar hier staat wel tegenover dat de kredietvoorwaarden sinds het uitbreken van de crisis gevoelig zijn verstrengd. De conclusie die kan worden getrokken, is dat banken goede projecten blijven financieren, maar dat sommige financieringsvormen (bv. langetermijnkredieten aan een vaste rentevoet) en sommige doelgroepen (bv. starters, zelfstandigen en micro-ondernemingen) het vandaag wel moeilijk(er) hebben. Deze laatste kennen immers doorgaans een hoger kredietrisico (o.a. vanwege een meer onzekere terugbetalingscapaciteit, minder waarborgen,…), wat een impact heeft op de beslissing om een krediet al dan niet toe te kennen en volgens welke voorwaarden dit zal gebeuren. De toegang tot kredietverlening aan een competitieve prijs wordt echter vandaag wel bedreigd door allerhande voorstellen (zoals bv. de mogelijke invoering van een financiële transactietaks) die de rendabiliteit van de banken gevoelig onder druk zouden kunnen zetten of die financiële tussenpersonen ervan zouden kunnen weerhouden om nog als ‘market maker’ op te treden. Los hiervan verloopt volgens de federale Kredietbemiddelaar ook de communicatie tussen de ondernemer en de bankier niet steeds optimaal. Dit kan soms tot frustraties en een negatieve perceptie bij de ondernemers leiden. Zowel de ondernemer als de bankier dragen, 44,3% volgens de Kredietbemiddelaar, hierin een verantwoordelijkheid. Zo moet de ondernemer er bijvoorbeeld voor zorgen dat zijn kredietaanvraag steeds volledig in orde en goed onderbouwd is: in sommige
gevallen ontbreekt evenwel cruciale informatie, waardoor ze niet kan worden goedgekeurd. De bankier moet er dan weer op zijn beurt voor zorgen dat een dossier voldoende snel wordt behandeld (zodat de ondernemer niet weken moet wachten of zelf verscheidene telefoontjes moet plegen om een antwoord te krijgen) en dat er, indien nodig, uitleg wordt gegeven waarom een krediet werd geweigerd. In plaats van een bankkrediet aan te vragen, zien we recent dat ondernemingen zich ook meer en meer rechtstreeks tot de kapitaalmarkt richten en een obligatielening uitgeven. Omdat een dergelijke uitgifte een minimale omvang vereist, is deze financieringsvorm echter voornamelijk weggelegd voor grotere ondernemingen. Door de sterk gedaalde rentevoeten kan dit momenteel een interessant alternatief vormen. Ten slotte is het cruciaal om te benadrukken hoe belangrijk het buitenland is voor de financiering van onze ondernemingen. In het tweede kwartaal van 2013 hadden buitenlandse ondernemingen, gezinnen en overheden voor bijna
SAMENSTELLING VAN DE FINANCIËLE ACTIVA BIJ DE ONDERNEMINGEN IN HET VIERDE KWARTAAL VAN 2012 (Bron: NBB)
8,7% Particulieren Niet-financiële vennootschappen Overheid
38,3%
Financiële instellingen Buitenland
7,7% 1,0%
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
6
1.000 miljard euro aan financiële activa uitstaan bij de Belgische niet-financiële vennoot-schappen. Dit weerspiegelt twee zaken. Ten eerste toont dit dat we als kleine, open economie zeer sterke banden hebben met het buitenland (niet alleen qua export, maar dus ook wat betreft financiële stromen). Ten tweede kent ons land ook zeer veel buitenlandse dochterondernemingen, die voor hun financiering minstens gedeeltelijk afhankelijk zijn van de moedervennootschap in het buitenland.
Het buitenland is ontzettend belangrijk voor de financiering van onze ondernemingen
3. Uitdagingen op middellange termijn Hierboven werd er aandacht besteed aan de impact van de crisis op de financiering van de ondernemingen. Het achterliggende idee is dat wanneer we het economisch herstel inzetten, deze problemen (i.e. lage winstgevendheid, hoge risicoaversie, beperktere terugbetalingscapaciteit,…) vanzelf geleidelijk zullen verdwijnen. Dit is niet zo voor enkele middellangetermijnuitdagingen, die meer structureel van aard zijn. Banken, verzekeraars en pensioenfondsen worden geconfronteerd met nieuwe internationale regelgeving. Over verschillende zaken wordt er momenteel nog overlegd, maar op basis van wat er nu op tafel ligt, kan er toch voor de volgende, ongewenste neveneffecten worden gevreesd. De implementatie van het internationale Bazel-III akkoord op Europees niveau zal banken aanzetten voorzichtiger met hun middelen om te springen. Zo zullen ze in de toekomst bijvoorbeeld meer eigen kapitaal moeten reserveren voor risicovollere activiteiten. Daarnaast zullen ze mogelijk
ook in een betere matching moeten voorzien tussen de looptijd van hun financiële activa en verplichtingen. Het resultaat van beide ontwikkelingen kan zijn dat financiering op lange termijn niet alleen duurder, maar wellicht ook schaarser wordt. Kredieten op lange termijn aan ondernemingen (en dan in het bijzonder aan kmo’s, omdat grotere bedrijven nog altijd een beroep kunnen doen op de uitgifte van bedrijfsobligaties) evenals projectfinanciering (o.a. grote infrastructuur- of industriële projecten of projecten van openbaar nut zoals ziekenhuizen, scholen,…) zouden hierdoor kunnen worden getroffen. Institutionele beleggers zoals pensioenfondsen en verzekeraars beschikken over een enorm vermogen dat zij op lange termijn beleggen. Een deel hiervan investeren zij in aandelen van ondernemingen. De Solvency-II richtlijn die van toepassing is op de verzekeringssector en die ten vroegste in 2014 van kracht zal worden, zal evenwel de participatie in risicokapitaal door de verzekeringssector ontmoedigen (en de aankoop van overheidsobligaties aanmoedigen). In België bestaat het aanvullend pensioen binnen de tweede pensioenpijler bijvoorbeeld voor 80% uit groepsverzekeringen bij verzekeringsmaatschappijen. Ook voor pensioenfondsen verwacht men op termijn een gelijkaardig wetgevend kader. Hierdoor is het niet onbestaande dat er in de toekomst leemtes zullen ontstaan in het aanbod van risicokapitaal.
4. Aanbevelingen Er bestaat geen toveroplossing voor alle huidige en toekomstige problemen op het vlak van de financiering van bedrijfsinvesteringen. Verschillende, complementaire maatregelen zullen daarentegen tegelijkertijd moeten worden geïmplementeerd. De aanbevelingen die in deze nota worden beschreven, kunnen onder de volgende vijf categorieën worden ondergebracht.
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
7
4.1. Het vertrouwen herstellen Een groot deel van de huidige financieringsproblemen heeft te maken met de economische crisis. Wanneer we erin slagen om het economisch herstel in te zetten, dan zullen vele van deze problemen geleidelijk terug verdwijnen. Om dit te realiseren, zal het vertrouwen in de eurozone moeten weerkeren. De Europese Centrale Bank heeft op dit vlak al verregaande maatregelen genomen, nu is het aan de verschillende regeringen om de nodige stappen te zetten (via bijvoorbeeld het concretiseren van de Europese Bankenunie, het doorvoeren van sociaaleconomische hervormingen,…). Ook ons land moet hier zijn steentje toe bijdragen door tegen 2015 de begroting weer structureel in evenwicht te brengen en hervormingen door te voeren om de kosten van de vergrijzing te financieren.
Hierdoor zullen ondernemingen minder eigen middelen overhouden om investeringen te financieren. Door deze maatregel steeds in vraag te stellen, vermindert het ook de aantrekkelijkheid van België voor buitenlandse investeringen: in één van de voorgaande paragrafen hadden we nochtans gezien dat het buitenland van ontzettend groot belang is voor de financiering van onze ondernemingen. Ten slotte, dankzij de notionele interestaftrek konden de ondernemingen hun financiële onafhankelijkheidsgraad (ofwel het aandeel van het eigen vermogen in de totale passiva) in de afgelopen jaren gevoelig verbeteren, waardoor vele de crisis beter hebben kunnen weerstaan. Deze verwezenlijkingen dreigen nu via deze aanpassingen op de helling te worden gezet. De verschillende regeringen in ons land moeten dan ook dringend opnieuw voor een stabiel en rechtszeker kader zorgen.
EVOLUTIE VAN BELGISCHE OVERHEIDSFINANCIËN (in % van het bbp; bron: EC)
1 0,4
0
0,0
0,4 4 -0,1
-0,1 -0,1 -0,1
-1
-1,0
-2 -2,5
-3
-2,8 28
-4
-3 7 -3,7 3 7 -3,7
-4,0
-5 -5,6
-6
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013v
4.2. Nood aan een aantrekkelijk ondernemingsklimaat In de laatste twee begrotingsrondes heeft de regering o.a. de notionele interestaftrek minder aantrekkelijk gemaakt.
Daarnaast moet er ook meer werk worden gemaakt van een aantrekkelijk ondernemingsklimaat. In het bijzonder zal men de concurrentiekracht van de ondernemingen moeten versterken door o.a. de loonkostenhandicap af te bouwen, de
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
8
toegang tot energie aan een competitieve prijs te verzekeren, de administratieve lasten met 30% te verminderen,… Dit zal ervoor zorgen dat onze ondernemingen terug voldoende winst maken, waardoor ze een deel van hun investeringen kunnen blijven financieren via de eigen middelen. In dit kader kan men bijvoorbeeld ook overwegen om afschrijvingen sneller te laten verlopen, eventueel op 120% van het geïnvesteerde bedrag.
De Belgische gezinnen sparen traditioneel een groot deel van hun beschikbaar inkomen. Dit betekent dat er potentieel veel financiële middelen beschikbaar zijn om naar productieve investeringen te kanaliseren. Gegeven de middellangetermijnuitdagingen waar we voorstaan (zie punt 3), moet men bekijken hoe men de particulieren kan stimuleren om meer in langetermijnproducten en risicokapitaal te beleggen (en men
NETTORENDABILITEIT VAN HET EIGEN VERMOGEN OP BASIS VAN DE JAARREKENINGEN VAN ONDERNEMINGEN (in %; bron: NBB) 12
10
10 9 8
1 10
9
9 8
8 7
7
7 6
6
4
10
6
6
4
2
0
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
4.3. Behoud van een gediversifieerd financieringsaanbod
De verschillende regeringen in ons land moeten voor een stabiel en rechtszeker kader zorgen
Het risico bestaat dat in de toekomst de toegang tot langetermijnfinanciering en risicokapitaal in het gedrang zal komen. Om hier de vinger aan de pols te houden, is een continue monitoring door de Nationale Bank van ontzettend groot belang. Hiervoor zullen echter bepaalde statistieken wel moeten worden aangepast, daar de Nationale Bank momenteel alle kredieten op meer dan een jaar groepeert onder langetermijnfinanciering. Indien nodig, moet men ook de regelgeving aanpassen, zonder dat dit natuurlijk ten koste gaat van de stabiliteit van het financieel systeem.
2005 2006 2007 2008 2009 2010
2011
mag zeker niet bestaande vormen, zoals bijvoorbeeld de derde pensioenpijler, minder aantrekkelijk maken). In het geval van bijvoorbeeld vastrentende langetermijneffecten zouden de banken hierdoor minder moeilijkheden moeten ondervinden om langetermijnfinanciering aan te bieden. Conform het recente groenboek van de Europese Commissie moet men ook onderzoeken welke alternatieve financieringsvormen er eventueel kunnen worden ontwikkeld. Zo heeft bijvoorbeeld de federale regering recent het idee van de ‘thematische volksleningen’ gelanceerd. Febelfin is dan weer met de Vlaamse
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
9
regering aan het bekijken hoe een zogenaamd ‘KMO-fonds’ (vooral gericht naar obligaties uitgegeven door kmo’s) kan worden opgezet. De verzekeraars P&V en AG Insurance hebben een fonds opgericht om kredieten aan kmo’s te beginnen verstrekken (de kredietanalyse wordt wel uitbesteed). En NYSE Euronext heeft zopas EnterNext®, een nieuw platform voor middelgrote en kleine ondernemingen, gelanceerd. Dit zijn op zich allemaal interessante initiatieven, maar de uitdaging zal erin bestaan om ze op een marktconforme manier tot een voldoende grote schaal uit te bouwen.
4.4. Een betere communicatie tussen ondernemer en bankier Een deel van de frustratie en de negatieve perceptie bij ondernemers is, volgens de federale Kredietbemiddelaar,
Men moet onderzoeken welke alternatieve financieringsvormen er eventueel kunnen worden ontwikkeld
ook toe te schrijven aan een gebrekkige communicatie tussen de ondernemer en de bankier. Om dit te verhelpen, zijn er in het verleden al verschillende initiatieven genomen (bv. creatie van de federale Kredietbemiddelaar, ontwikkeling van een rating simulator door KeFik, oprichting van het platform en website ‘financiering van ondernemingen’ door Febelfin, een gedragscode ontwikkeld door de financiële sector voor bankiers en ondernemingen,…). Deze tools zouden al een groot deel van de communicatieproblemen die in punt 2 van deze nota werden beschreven, kunnen helpen oplossen, maar het probleem is dat ze vaak nog te weinig bekend zijn bij de ondernemingen.
4.5. Vereenvoudiging van de steunmaatregelen door de overheid Zowel de federale als de verschillende regionale overheden hebben diverse initiatieven en steunmaatregelen lopen ter bevordering van de financiering van ondernemingen. Slechts weinig bedrijven (en zeker de kmo’s niet) zijn hier echt van op de hoogte en vinden hier hun weg nog in terug. Zonder de budgettaire middelen zelf in vraag te stellen, dringt een vereenvoudiging zich hier op. Ideaal zou men zich richten op een handvol, elkaar versterkende maatregelen die inspelen op de uitdagingen die in deze nota werden beschreven en die hun succes op het terrein bewijzen. Om dit te realiseren, is een goede afstemming tussen het federale en het regionale niveau (en tussen de regio’s onderling) evenals een continue opvolging van cruciaal belang. Ook een uniek loket waar de bedrijfsleider terecht kan voor vragen en informatie is wenselijk.
5. Conclusie Landen zoals Griekenland, Spanje en Italië worden vandaag geconfronteerd met een echte ‘credit crunch’. België zit duidelijk niet in een dergelijke situatie. Sommige financieringsvormen (bv. langetermijnkredieten aan een vaste rentevoet) en doelgroepen (bv. starters, zelfstandigen, kleinere ondernemingen,…) hebben het moeilijk, maar er zijn niet echt tekenen dat we vandaag met een algemene kredietschaarste kampen. Dit neemt niet weg dat de crisis toch een belangrijke impact heeft op de risicoaversie bij beleggers en de winstgevendheid van ondernemingen, waardoor deze laatste minder eigen middelen overhouden om investeringen te financieren. Deze investeringen staan bovendien door de crisis zelf onder druk. Er bestaat hier niet direct een toveroplossing voor. Het is pas wanneer we het economisch
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
10
herstel zullen inzetten, dat deze problemen geleidelijk zullen verdwijnen. Om dit te versnellen, moeten de verschillende regeringen in ons land stappen zetten om het vertrouwen te herstellen en de concurrentiekracht van de ondernemingen te versterken. Op middellange termijn stellen er zich als gevolg van nieuwe internationale regelgeving mogelijk belangrijke structurele uitdagingen. Men moet nauwgezet monitoren of de toegang tot langetermijnfinanciering en risicokapitaal daadwerkelijk onder druk zal komen te
staan. Anderzijds moet men ook niet wachten tot de problemen zich stellen. Men moet vandaag al bekijken hoe men particulieren kan aanmoedigen om meer in langetermijnproducten en risicokapitaal te beleggen. Tegelijkertijd moet men onderzoeken welke alternatieve financieringsvormen er eventueel kunnen worden ontwikkeld. Verschillende interessante initiatieven zijn op dit vlak vandaag lopende. De uitdaging zal er evenwel in bestaan om deze op een marktconforme manier tot een voldoende grote schaal uit te bouwen.
FINANCIERING VAN INVESTERINGEN
I
11