Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen t.a.v. Staatssecretaris
mr. drs. C.H.J. van Leeuwen Postbus 25000 2700 LZ ZOETERMEER
Datum
Onderwerp
31 oktober 2002
Meerjarenbegroting RNWO 2003 - 2007
Uw kenmerk
Ons kenmerk
Contactpersoon
Doorkiesnummer
B&P-006161-lvdz
Mevr. drs. L.E. van der Zee
(035) 7737 708
Geachte heer Van Leeuwen, Bij brief van 19 september 2002 zond het bestuur van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep ons het Meerjarenplan 2003-2007, waarin opgenomen de begroting 2003 en de meerjarenraming 2004-2007, als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Mediawet. Over dit meerjarenplan, in de Mediawet aangeduid als “begroting”, heeft overleg en overeenstemming plaatsgevonden tussen de Wereldomroep en de Raad van Bestuur van de NOS. Overeenkomstig het gestelde in artikel 108a van de Mediawet doen wij u hierbij onze opmerkingen en advies met betrekking tot de begroting 2003 en onze opmerkingen bij de meerjarenraming 2004-2007 van de Wereldomroep toekomen. De beschrijving van de wijze waarop door de Wereldomroep uitvoering wordt gegeven aan de in artikel 76 van de Mediawet genoemde taak, is terug te vinden in hoofdstuk 1 en 2, alsmede in de bijlagen bij het meerjarenplan. In hoofdstuk 3 van het meerjarenplan worden de bedragen weergegeven die nodig zijn om de voornemens van de Wereldomroep te verwezenlijken, alsmede een raming van de voorziene benodigde middelen voor de jaren 2004 tot en met 2007. In bijlage c is beschreven op welke wijze de samenwerking met de NOS vorm wordt gegeven. Het overzicht van de kosten en baten vindt u terug op pagina 12 van het meerjarenplan. Voorts wordt in de begroting naar kostencategorie op pagina 16 van het meerjarenplan een overzicht gegeven van de feitelijke bestedingen in de voorafgaande twee jaren. In bijlage f van het meerjarenplan is aangegeven dat voor het jaar 2003 de Nederlandse uitzendingen van de Wereldomroep ca. 1300 uur radioprogramma’s zullen bevatten in het kader van de samenwerking en uitwisseling met de binnenlandse publieke omroep. Over het aantal uren dat men voornemens is te besteden aan programmaonderdelen voor televisie die zijn geproduceerd door of in opdracht van een landelijke dan wel regionale publieke omroep, wordt geen nadere informatie verstrekt. Wij zijn van oordeel dat het door de Wereldomroep gestelde meerjarenplan voldoet aan hetgeen terzake is voorgeschreven in artikel 108a, tweede tot en met vijfde lid, van de Mediawet. In het navolgende geeft het Commissariaat aan tot welke opmerkingen het meerjarenplan 2003 – 2007 ons aanleiding geeft. In tegenstelling tot vorig jaar zal het Commissariaat bij de opmerkingen niet de indeling van het meerjarenplan aanhouden, nu een groot deel van de informatie niet in het meerjarenplan zelf, maar in bijlagen bij dit meerjarenplan is opgenomen.
1.
Inleiding
Het meerjarenplan van de Wereldomroep zet de pessimistische toonzetting wat betreft de financiering van de plannen van de Wereldomroep in vergelijking met het meerjarenplan van vorig jaar voort. Aangevoerd wordt dat de financiering van de activiteiten van de Wereldomroep al jaren ontoereikend is. Voor 2003 wordt met een niet-sluitende begroting gewerkt. De Wereldomroep heeft bewust voor deze presentatie gekozen, aangezien de aanvraag van extra middelen in de vorm van een hoger accres in voorgaande jaren niet werd gehonoreerd. Voor 2003 is ervoor gekozen het tekort zichtbaar te maken in de begroting. Het meerjarenplan laat verder in de meerjarenraming hoge tekorten zien. Het tekort loopt op van € 1,9 miljoen in 2003 tot maar liefst € 7,3 miljoen in 2007. Wij gaan hier verder op in onder punt 4 van deze brief. De Wereldomroep geeft twee redenen aan als verklaring voor de oplopende tekorten. Ten eerste stelt de omroep dat het budget te laag is voor de taken die de omroep moet uitvoeren. Een vergelijking met de budgetten van Radio 1 en 747 AM, alsmede met de budgetten van buitenlandse wereldomroepen worden als voorbeeld genoemd. Radio 1 en 747 AM hebben de beschikking over een budget van € 40 miljoen respectievelijk € 23 miljoen zonder dat de distributiekosten daarvan in mindering hoeven te worden gebracht. De Wereldomroep daarentegen moet een groot deel van het omroepmiddelenbudget besteden aan distributie. Na aftrek van deze kosten resteert slechts een bedrag van € 27 miljoen voor alle activiteiten. Als tweede reden voert de Wereldomroep de financieringssystematiek van de publieke omroep aan. Het jaarlijks toegekende accres is lager dan de inflatie en houdt dus geen gelijke tred met de oplopende kosten, nog daargelaten de verhoogde personeelslasten van de afgelopen jaren. In tegenstelling tot de landelijke publieke omroep kan de Wereldomroep bovendien geen beroep doen op de algemene omroepreserve. De in een later jaar gecorrigeerde prijscompensatie komt daardoor niet bij de Wereldomroep terecht. De Wereldomroep stelt dat zij vanzelfsprekend bereid is de samenwerking met de binnenlandse omroep te versterken, zoals door het Commissariaat en het ministerie van OC&W, aangeraden wordt. Samenwerking blijkt in de praktijk volgens de Wereldomroep op programmatisch niveau op weerstand te stuiten. Het is volgens de Wereldomroep echter niet waarschijnlijk dat met samenwerking een betere kosteneffectiviteit wordt bereikt. Naar aanleiding van het commentaar van het Commissariaat bij het meerjarenplan 2001-2005 van de Wereldomroep met betrekking tot de brede taakstelling, hebben bestuur en directie besloten door het bureau Andersson Elffers Felix een onderzoek te laten verrichten naar de legitimatie van de Wereldomroep. Op pagina 3 van het onderhavige meerjarenplan wordt door de Wereldomroep vermeld dat de algemene tendens van de eindrapportage van genoemd bureau enerzijds uitgesproken positief is voor het instituut Wereldomroep maar anderzijds ondubbelzinnige indicaties geeft voor gewenste koerswijzigingen, zowel in de zin van uitbreiding als van beperking van de activiteiten. Deze rapportage vormt momenteel de basis voor uitvoerige discussie binnen de Wereldomroep. Door de directie is ons meegedeeld dat de uitkomsten hiervan en daaruit voortvloeiende mogelijke veranderingen in beleid en strategie aan het eind van dit jaar verwacht kunnen worden.
B&P-006161-lvdz • blad 2
2.
Taken Wereldomroep
Het “mission statement” van de Wereldomroep bestaat uit drie doelstellingen: • het verstrekken van informatie aan Nederlanders en Nederlandstaligen in het buitenland; • het geven van een beeld van Nederland in Europees perspectief aan niet-Nederlanders; • het leveren van informatie aan inwoners van landen met een informatieachterstand. De doelgroepen worden nauwkeurig opgesomd en de Wereldomroep stelt zich regelmatig de vraag of zij actief moet zijn in (nieuwe) doelgebieden en zo ja hoe. Bij het bepalen van de doelgebieden betrekt de Wereldomroep verschillende elementen, waaronder de HGIS prioriteitenlijst, de voorkeurs- en themalanden die ontwikkelingshulp van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking krijgen, exportcijfers van de EVD en importcijfers van landen op de lijst van doelgebieden. De huidige doelgebieden voor radio, televisie en internet zijn landen in Zuid-Azië, Zuidoost en Oost-Azië, Zuidelijk Afrika, Oost Afrika en West Afrika, Noord- en Zuid Amerika. Het gaat hierbij om uitzendingen in het Engels, Frans, Spaans, Indonesische, Papiamentu, Caribisch, Portugees en Arnami. Daarnaast worden programma’s in het Nederlands verzorgd naar Europa, Noord-Amerika, het Caribisch gebied en Zuidelijk Afrika en nieuwsuitzendingen ten behoeve van luisteraars die verspreid wonen in een groot geografisch gebied. Uitzendingen worden zowel verzorgd voor radio, als televisie (waaronder BVN-TV) en internet. Daarnaast wordt door een groot aantal partnerstations radioprogramma’s van de Wereldomroep uitgezonden. Doelgroep en publieksbereik De Wereldomroep is in het meerjarenplan uitgebreid ingegaan op de keuze voor de verschillende doelgroepen. Voorts heeft de Wereldomroep een duidelijk profiel geschetst van het Wereldomroeppubliek. Dit publiek is onder te verdelen in twee verschillende groepen: a) de luisteraar van niet-Nederlandstalige producties; en b) de luisteraar van uitzendingen in de Nederlandse taal. Ad a) Er zijn twee verschillende type luisteraars voor de radio-uitzendingen van niet-Nederlandstalige producties: de ene bevindt zich in geïndustrialiseerde landen zoals de Verenigde Staten, Canada en Australië, de andere in ontwikkelingslanden in Latijns Amerika, Azië en Afrika. Het publiek in ontwikkelingslanden is gemiddeld relatief ouder dan in Azië en Afrika en hebben een andere reden om naar de Wereldomroep te luisteren. Ad b) Radio-uitzendingen in de Nederlandse taal zijn gericht op vier afzonderlijke groepen: Doelgroepen buiten Europa: nieuwssamenvatting waarin onderwerpen in Europa en Nederland aan bod komen, met name Nederlandse immigranten; Uitzendingen naar Europa: Nederlanders die permanent buiten Nederland wonen en Nederlanders die elders in Europa overwinteren; Vakantiegangers; en Caribisch gebied: schakel tussen Nederland en de Nederlandse Antillen, Aruba en Suriname
B&P-006161-lvdz • blad 3
De Wereldomroep geeft in het meerjarenplan aan dat er precieze kijk- en luistercijfers ontbreken omdat deze, gelet op het grote gebied waarin uitzendingen van de Wereldomroep plaatsvinden, moeilijk te verkrijgen zijn. De schatting is dat er wekelijks ongeveer 50 miljoen mensen worden bereikt door radio, televisie en internet gezamenlijk. In 2001 zijn 980 duizend reacties via e-mail of traditionele post ontvangen. Samenwerking met binnenlandse publieke omroep en nationale en internationale organisaties De Wereldomroep heeft op veel terreinen een nauwe samenwerking ontwikkeld met de landelijke en regionale partners van de publieke omroep in Nederland en zal deze samenwerking voortzetten en waar mogelijk verder uitbouwen. De samenwerking kan in verschillende terreinen worden onderverdeeld: a) Bestuurlijk overleg: tussen NOS en RNW b) Programmasamenwerking radio: met NOS, RNC, VPRO, Teleac/NOT en Humanistische Omroep c) Programmasamenwerking op muziekgebied: met Radio 4 d) Programmasamenwerking televisie: zowel BVN als binnenlandse omroepen e) Samenwerking op internetgebied: met NOS f) Algemene dienstverlening: gebruik maken van NOS diensten Daarnaast wordt ook een nauwe samenwerking onderhouden met honderden internationale en nationale instellingen, waaronder organisaties van de Verenigde Naties, Wereldbank, Instellingen van de Europese Unie, Non Governmental Organisations etc. en in eigen land met de ministeries van OCW, EZ, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking en tal van andere instellingen. Output planperiode Door de Wereldomroep worden voor de planperiode overzichten gegeven van de aantallen uitzenduren radio en televisie, het aantal uren radio- en televisie-uitzendingen op internet, alsmede het aantal te verzorgen internetpagina’s. Het aantal uitzenduren radio blijft op het huidige niveau gehandhaafd. Nederlands- en Engelstalige programma’s maken hiervan het grootste deel uit met een aandeel van 46, onderscheidenlijk 28%. Het aantal uren dat partnerstations de radioprogramma’s uitzenden is ten opzichte van 2001 toegenomen van 281.000 tot 295.000 uur, waarbij wordt gestreefd naar een totaal aantal uren in 2007 van 301.000. De stijging vindt plaats bij de partnerstations die uitzenden in het Engels, Spaans, Indonesisch en Portugees. Het aantal uitzenduren televisie blijft voor wat betreft BVN-TV gedurende de planperiode ongewijzigd en bedraagt 8.760 uur per jaar. Het aantal uren dat partnerstations televisieprogramma’s van de Wereldomroep uitzenden, blijft onveranderd op 200 staan gedurende de komende vijf jaar. Internet Op het gebied van internet wordt nauw samengewerkt met de NOS. Hiertoe is het RNWO-NOS Internet Convenant afgesloten. Het convenant biedt zicht op afstemming van internetactiviteiten van beide partijen. Er wordt zorggedragen voor aansluiting van de content managementsystemen van de NOS en de Wereldomroep, er wordt samengewerkt op softwaregebied en er wordt gebruik gemaakt van elkaars programmamateriaal. Voorts wordt door de Wereldomroep gebruik gemaakt van technische internetfaciliteiten van de NOS.
B&P-006161-lvdz • blad 4
3.
Oordeel Commissariaat
In dit meerjarenplan steekt de Wereldomroep zijn bezorgdheid over de ontwikkeling van de financiële positie van de stichting in de komende jaren, niet onder stoelen of banken. Door de leiding van de Wereldomroep worden, in geval van ongewijzigd beleid, in de komende jaren oplopende exploitatietekorten voorzien die leiden tot een onhoudbare financiële situatie. De Wereldomroep stelt terecht dat de huidige financieringssystematiek feitelijk resulteert in een jaarlijkse bezuiniging, omdat het accres onvoldoende is om de prijsstijging te compenseren. De afgelopen jaren is het budget van de Wereldomroep wel toegenomen voor het ontplooien van nieuwe activiteiten als BVN-TV en internet, maar voor het hart van de activiteiten is het accres onvoldoende geweest voor continuering op gelijkblijvend niveau. Wij achten de tijd rijp voor herbezinning op de vraag naar de rechtvaardiging van een financieringssysteem waarin de landelijke publieke omroep via de algemene omroepreserve achteraf gecompenseerd kan worden, terwijl de Wereldomroep van deze voorziening is uitgesloten. Aan het voorgaande willen wij wel toevoegen dat het Commissariaat twee jaar geleden reeds adviseerde scherper te kijken naar de taakstelling van de Wereldomroep, alsmede de prioriteitstelling. De missie van de Wereldomroep is zo breed gedefinieerd dat met een gelijkblijvend budget het risico ontstaat van versnipperde activiteiten. In de ogen van het Commissariaat zou deze missie gelet op de taakstelling van artikel 13c, eerste lid, onderdeel c, van de Mediawet opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden. De Wereldomroep heeft laten weten in een afrondend stadium te zijn van het onderzoek naar legitimiteit en interne heroriëntatie op de taken. In de vorige meerjarenbegroting was aangekondigd dat het jaar 2002 zou worden gebruikt om te overleggen met vertegenwoordigers van het ministerie over mogelijke oplossingsrichtingen voor de lange termijn, zodat de Wereldomroep tijdig, dat wil zeggen vóór de voorliggende meerjarenbegroting, duidelijkheid zou hebben over het in te zetten beleid en de structurele maatregelen. In deze meerjarenbegroting is hiervan nog niet gebleken. Gekozen is voor het schetsen van een doemscenario, waarbij termen als déconfiture niet worden geschuwd. Er wordt echter nog niet aangegeven welke de mogelijkheden kunnen zijn om aan deze situatie het hoofd te bieden. Voor het huidige begrotingsjaar wordt een aanzienlijk tekort voorzien, de begroting voor 2003 is evenmin sluitend en de negatieve resultaten over de jaren 2004-2007 vertonen een zorgwekkende progressie. Gelet op de omvang van de problemen had het naar ons oordeel op de weg van de Wereldomroep gelegen om er zorg voor te dragen dat de discussie over de toekomst van de omroep voor de onderhavige meerjarenbegroting was afgerond. Wij dringen aan op een spoedige visie van de Wereldomroep en van uw ministerie over de toekomst van de Wereldomroep. 4.
Begroting en meerjarenraming
De financiële zorgen van de Wereldomroep richten zich in het bijzonder op een drietal ontwikkelingen die zonder compensatie aan de middelen kant en bij ongewijzigd beleid, als fnuikend worden ervaren. Deze ontwikkelingen betreffen: de kostenstijging als gevolg van het heffen van omzetbelasting door de NOZEMA; de algemene 5%-bezuinigingsoperatie; en het ten opzichte van de binnenlandse omroep uitblijven van extra compensatie van middelen op grond van de afwijkende kostenstructuur en een achterblijvende inflatiecorrectie.
B&P-006161-lvdz • blad 5
Wij merken hierover het volgende op: Kostenstijging NOZEMA Over deze kostenstijging als gevolg van het heffen van omzetbelasting door de NOZEMA hebben wij in ons commentaar bij vorige meerjarenplannen aangegeven van oordeel te zijn dat hiervoor aan de Wereldomroep, als gevolg van deze exogene factor, compensatie dient te worden verstrekt. Echter wel met dien verstande dat een eventuele verlaging van de tarieven van de NOZEMA, waarover thans nog geen overeenstemming is bereikt, in deze compensatie wordt betrokken. Wij handhaven ons advies om een compensatie van deze verhoogde kosten te verstrekken. Het komt ons voor dat het inmiddels wel de hoogste tijd is om helderheid in deze reeds lang slepende kwestie tussen de Binnenlandse omroep en de Wereldomroep enerzijds en de NOZEMA anderzijds, te verkrijgen. 5%-bezuinigingsoperatie Vanaf 2004 dient bij de begrotingsbedragen, conform de opstelling in de rijksbegroting 2003 rekening te worden gehouden met een efficiencykorting van 5%. Uw ministerie dient zich nog uit te spreken op welke wijze de bezuiniging tot stand moet komen. Te voorzien valt dat alle instellingen in gelijke mate moeten bijdragen. Voor het bedrag aan op te leveren bezuinigingen doet de Wereldomroep vooralsnog geen keuzes, hij laat wel zien tot welke tekorten dit leidt. Inflatiecorrectie, accres Gelet op het feit dat de Wereldomroep tevens bijdraagt aan de vervulling van de taak van de landelijke publieke omroep, zijn wij van mening dat een gelijke financieringsstructuur, inclusief beroep op de algemene omroepreserve een reële wens is. De huidige stand van de algemene omroepreserve (zie ons advies over de landelijke publieke omroep) in gedachte, is het echter de vraag of dit op de lange termijn soelaas biedt voor de Wereldomroep. Het is ook denkbaar dat vanwege de specifieke situatie van de Wereldomroep gezocht wordt naar een compensatie die dichter aansluit bij de werkelijke inflatie. Dit draagt echter het nadeel van doorbreking van het patroon van gelijke behandeling van alle mediaorganisaties. Wij adviseren u daarom de eerstgenoemde optie in overweging te nemen. Voor het komende jaar houden wij rekening met het geldende accres uit uw mediabegroting. Wat betreft de eventuele verstrekking voor het jaar 2003 van de derde tranche van middelen ten behoeve van de ontwikkeling van diensten op het terrein van de nieuwe media, gaan wij ervan uit dat de Wereldomroep op gelijke wijze als de binnenlandse omroep in de eventueel aanvullend ter beschikking te stellen middelen zal delen. Begrotingen voor 2003 Op pagina 12 wordt de begroting naar kostencategorie voor het jaar 2003 weergegeven. Deze begroting vertoont een tekort van € 1.921.000,-, waarbij dient te worden opgemerkt dat bovengenoemde stijging van de NOZEMA lasten hier niet in is begrepen. Indien deze kosten mede in aanmerking worden genomen dan komt het tekort over 2003 uit op ca. € 2,7 miljoen. Begroting voor 2004-2007 Op pagina 17 zijn de begrotingen voor de jaren 2004 tot en met 2007 opgenomen. Hierbij worden tekorten gepresenteerd van € 4,9 in 2004, oplopend tot een tekort van € 7,3 miljoen in 2007. De becijferingen zijn gebaseerd op die van de begroting 2003, een jaarlijks accres van 2,5%, een korting op de middelenverstrekking ingaande in 2004 van 5% en een extra jaarlijkse kostenstijging van 1%.
B&P-006161-lvdz • blad 6
Bovengenoemde begrotingen worden gepresenteerd op basis van ongewijzigd beleid, een overzicht van de invloed van beleidswijzigingen op de cijfers ontbreekt derhalve. Hoewel door de Wereldomroep is beargumenteerd waarom er substantiële tekorten worden gepresenteerd acht het Commissariaat de presentatie in een meerjarenraming van begrotingen met structurele en substantiële tekorten zonder dat op enigerlei wijze wordt aangegeven op welke wijze hieraan zal worden geremedieerd feitelijk onvoldoende om het benodigde inzicht aan de subsidiegever te verschaffen. Aanvraag middelen voor het jaar 2003 Voor het jaar 2003 wordt door de Wereldomroep een bedrag uit de omroepmiddelen aangevraagd van € 45.240.000,-. Voor het thans lopende begrotingsjaar bedraagt het door u uit de omroepmiddelen voor de Wereldomroep beschikbaar gestelde bedrag € 44.137.000,-. De samenhang tussen beide begrotingsbedragen bestaat uit het toegepast accres voor het jaar 2003 van 2,5%, overeenkomstig het in de rijksbegroting van uw Ministerie voor dat jaar voorlopig toegepaste percentage. In het bedrag van € 45.240.000,- is een bedrag van € 1.302.000,- begrepen voor de ontwikkeling van diensten op het terrein van de nieuwe media. Laatstgenoemd bedrag betreft het voor 2002 beschikbaar gestelde bedrag, verhoogd met het accres voor het jaar 2003. De Wereldomroep benadrukt dat in de voor het jaar 2003 aangevraagde omroepmiddelen de volgende posten niet zijn begrepen: de derde tranche van 1,5% ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe diensten op het terrein van de nieuwe media; aanvullende middelen voor het in rekening brengen door de NOZEMA van omzetbelasting; en aanvullende middelen voor compensatie voor de opgelopen achterstand ten opzichte van de reële inflatie. De niet programma gebonden opbrengsten belopen een bedrag van € 1.882.000,- en betreffen hoofdzakelijk opbrengsten uit projecten en verhuur alsmede een onttrekking aan de voorziening voor valutarisico’s van € 446.000,-, waarbij overigens geen sprake is van een opbrengst maar van het interen op de eigen middelen. Bovengenoemd bedrag aan opbrengsten maakt ca. 4% uit van de totale begroting van de Wereldomroep. Het gevraagde bedrag houdt rekening met de randvoorwaarden en is realistisch. 5. •
Advies Wij adviseren u de Wereldomroep te verzoeken om in aanvulling op het ingediende meerjarenplan op korte termijn alternatieve voorstellen en plannen bij u in te dienen die aangeven op welke terreinen het beleid wordt gewijzigd en bijgesteld, zowel in het licht van diverse financiële scenario’s als in het licht van de uitkomst van de thans lopende discussie over de legitimatie van de organisatie. Op grond hiervan kan ons inziens eerst dan een gefundeerde beslissing worden genomen over de structurele omvang van het budget voor de Wereldomroep en de daaraan ten grondslag liggende financieringssystematiek voor de jaren 2004 tot en met 2007.
B&P-006161-lvdz • blad 7
•
Voorts adviseren wij u in het geval dat aan een stijging van de kosten voor de dienstverlening door de NOZEMA, die voorlopig wordt geschat op ca.€ 0,8 miljoen, niet valt te ontkomen, hiervoor aan de Wereldomroep compensatie te verstrekken. Tevens verzoeken wij u te bevorderen dat er op korte termijn een oplossing wordt gevonden voor deze reeds lang slepende kwestie over omzetbelasting en tariefstelling tussen de Wereldomroep en de Binnenlandse Omroep enerzijds en de NOZEMA anderzijds.
•
Wat betreft de ter beschikking te stellen middelen voor het jaar 2003 adviseren wij u voorlopig aan de Wereldomroep een budget toe te kennen van € 45.240.000,-. Dit bedrag is gelijk aan de voor het jaar 2002 ter beschikking gestelde middelen verhoogd met een accres van 2,5%.
Bovengenoemd totaal van € 45.240.000,- dient als volgt over de drie in artikel 108 lid 3 van de Mediawet genoemde uitgaven categorieën verdeeld te worden: a. kosten verzorging van programma’s b. kosten verspreiding van programma’s c. kosten niet rechtstreeks samenhangend met programma’s
€ 25.335.000,€ 14.024.000,€ 5.881.000,-
Totaal
€ 45.240.000,-
Hoogachtend, Commissariaat voor de Media
prof.dr. J.J. van Cuilenburg Voorzitter
mevr. mr. I. Brakman Commissaris
Een afschrift van deze brief zenden wij aan het bestuur van de wereldomroep en aan de Raad van Bestuur van de NOS.
B&P-006161-lvdz • blad 8