Dé belangenorganisatie voor senioren
www.anbo.nl/afdelingen/maassluis
Redactie: Ank Schonenberg
Ter info: i.v.m. de vakantie van Wim Poot, onze bezorger, vervalt de nieuwsbrief van juni en is dit een gecombineerde mei / junibrief. Hij is daardoor wat langer. Koffieochtend 8 april jl. Door verschillende oorzaken missen we enkele vaste bezoekers maar het is leuk dat we een paar nieuwe gezichten kunnen begroeten. André heet allen hartelijk welkom. Hij vertelt binnenkort samen met Ank naar een door de gemeente georganiseerde bijeenkomst over het voorkomen van eenzaamheid en depressie te gaan. De gemeente wil proberen om samen met de inwoners een oplossing voor dit probleem te vinden. De moeilijkheid bij eenzaamheid is, dat het erg moeilijk is de doelgroep te bereiken en in beweging te krijgen. In de volgende nieuwsbrief wil ik mede n.a.v. hetgeen we horen op de bijeenkomst wat uitgebreider op dit onderwerp gaan. Vervolgens vertelt Nanny, dat Els en zij aan onze website gewerkt hebben. Zij hebben er wat leuke foto’s van gezamenlijke activiteiten op gezet o.a. van de nieuwjaarlunch en een uitje met de Museum Plus Bus (kijk maar eens op www.anbo.nl/afdelingen/maassluis). Els heeft een rekening voor huishoudelijke hulp van Careyn ontvangen. Hij klopte wel maar was door het wegvallen van de WTcgtoeslag erg hoog (WTcg = een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten). Ze is overgestapt op particuliere hulp.
Tot ieders vreugde kan Maria melden dat haar kleindochter Mila flink vooruit gaat.
Ouderen en het pensioen Tot ver in de 19e eeuw bestond er geen pensioen of oudedagsvoorziening. Mensen moesten daar zelf voor zorgen. Aangezien lang niet iedereen de mogelijkheid had te sparen, was de enige andere mogelijke ouderdomsvoorziening om kinderen te krijgen, zodat zij jou later konden verzorgen. Dit samen wonen met meerdere generaties, was eeuwenlang heel gewoon. Het betekende niet dat voor die tijd helemaal niets gebeurde op het gebied van sociale zekerheid voor ouderen. In de middeleeuwen bekommerden de gilden zich om hun oudere vakgenoten, of hun weduwe. Ook de kerk nam vaak de zorg voor ouderen op zich. Maar dit soort voorzieningen was beperkt en gold alleen voor ambachtslieden die bij een gilde waren aangesloten, of afhankelijk waren van de goedgunstigheid van anderen. Liefdadigheid dus. Pas aan het eind van de 19e eeuw zijn pensioenfondsen en de AOW bedacht. De eerste die een collectieve regeling invoerde voor de oudedagsvoorziening was de Pruisische kanselier Otto von Bismarck (1815-1898). Hij was degene die in 1889 een inkomensverze1
kering invoerde voor ouderen, invaliden en zieken. In eerste instantie was de pensioenleeftijd in Duitsland 70 jaar, later werd dat verlaagd naar 65 jaar. In Engeland en andere Europese staten werd pas na de Tweede Wereldoorlog een soort pensioen opgebouwd. Het grote verschil met het stelsel van Bismarck was dat deze naoorlogse stelsels één basistarief hanteerden voor iedereen (dus een soort AOW), terwijl het stelsel van Bismarck uitging van de hoogte van het inkomen tijdens je werkzame jaren. In Nederland voerde Willem Drees in 1947 de noodwet ouderdomsvoorziening in, die in 1957 werd vervangen door de Algemene Ouderdomswet (AOW). Voortaan kreeg ook in Nederland iedereen een vast basispensioen na zijn 65e. Overigens gaf hij toen al aan, dat die leeftijd in de toekomst misschien verhoogd zou moeten worden! Maar naast dit basispensioen ontvangen de meeste Nederlandse werknemers een aanvullend pensioen. Dit pensioen wordt opgebouwd tijdens het werkzame leven. Werkgever en werknemer betalen ieder een deel van de premie daarvan. Het wordt direct ingehouden op het loon. Grote bedrijven met veel werknemers bedachten dat het handiger was om zelf een collectief fonds te stichten. Zo ontstonden de pensioenfondsen. Het eerste Nederlandse pensioenfonds werd in 1881 opgericht door Stork. Later kwamen er ook pensioenfondsen die voor een hele bedrijfstak golden (zoals in de Metaal of de Zorg). Ook de overheid en staatsbedrijven zoals de PTT en de Spoorwegen ontwikkelden hun eigen pensioenfondsen. In een cultuur waarin mensen vaak levenslang bij één baas werkten, werd zo door de meeste werknemers een aanvullend pensioen opgebouwd. Heel lang was het regel uiteindelijk in totaal (AOW + aanvullend pensioen) 70% van het laatst genoten salaris als pensioen te ontvangen. Maar ca. 20 jaar geleden hebben de pensioenfondsen n.a.v. het feit dat de mensen steeds ouder werden, die regel aangepast en er
70% van het middelloon van gemaakt. (middelloon is het gemiddelde van aanvangssalaris en het salaris bij vertrek bij die onderneming.) Als werknemer ben je verplicht verzekerd bij het pensioenfonds van de sector waar je werkt. De omvang van het aanvullend pensioen, hangt af van het aantal jaar dat je pensioen opbouwt en de hoogte van je inkomen gedurende je loopbaan. Mocht je voortijdig overlijden dan ontvangt je partner (meestal) 70% van je aanvullende pensioen als partnerpensioen. De pensioengerechtigde leeftijd voor het aanvullende pensioen kan per bedrijfstak verschillen en ligt meestal tussen 65 en 67 jaar. Dit systeem heeft jarenlang naar ieders tevredenheid gefunctioneerd. Maar een veranderde samenleving, de crisis en meer bemoeienis van de overheid hebben voor een kentering in het systeem gezorgd. Wat niemand ooit voor mogelijk hield, gebeurde: door een aanhoudend lage rentestand, minder winst op aandelen en obligaties plus hogere pensioenuitkeringen door het ouder worden van gepensioneerden, zijn de dekkingsgraden van enkele pensioenfondsen zo hard gedaald dat zij hun uitkeringen moesten verlagen en de toegezegde bedragen voor werkenden naar beneden bijstellen. En de meeste pensioenfondsen kunnen al jarenlang niet indexeren (dus hun uitkeringen aanpassen aan de inflatie). Iets wat gepensioneerden meteen in hun portemonnee voelen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de lage dekkingsgraden het gevolg zijn van de lage marktrente, waarmee pensioenfondsen op last van de overheid moeten werken. Een marktrente die door de Europese Centrale Bank (ECB) wordt gedicteerd en opzettelijk laag gehouden omdat de ECB zo probeert de economie uit het slop te trekken. De argumenten van de overheid om de dekkingsgraden van pensioenfondsen kunstmatig laag te houden (nl. de lage rekenrente en de stijgende levensverwachting van de huidige jongeren) worden niet door iedereen 2
gedeeld. Want wat is het geval. Terwijl sinds 2003 de pensioenreserves méér dan verdubbeld zijn, creëert de overheid een valse werkelijkheid door alleen de rekenrente te laten gelden voor de dekkingsgraad en niet het werkelijke rendement dat een fonds gehaald heeft. Feit is namelijk dat het gemiddelde pensioenfonds een jaarlijks rendement op zijn pensioenvermogen haalt van ongeveer 7%. Dat is iets heel anders dan een rekenrente van 2%. Uitgaande van een rendement van 7% zouden de pensioenfondsen vanaf 2008 de pensioenen gemakkelijk hebben kunnen indexeren en zouden pensioenkortingen overbodig zijn geweest. Doordat er tussen oudere en jonge deelnemers van pensioenfondsen steeds meer verschil van inzicht bestaat over het beleggingsbeleid en de hoogte van de uitkeringen aan gepensioneerden beraadt men zich momenteel op een andere inrichting van het pensioenlandschap. In dit nieuwe systeem gaat men niet meer uit van één gezamenlijke pot geld, waaruit ieder zijn deel krijgt maar wordt er voor iedere pensioenspaarder een eigen spaarpotje aangelegd, dat hij naar eigen inzicht kan beheren. Hij kan dan zelf bepalen of zijn spaarpot met meer of minder risico in aandelen/obligaties wordt belegd. Het komt er meestal op neer dat jongeren daarbij meer risico durven nemen en ouderen voorzichtiger zijn. Dit resulteert uiteindelijk in een verschil in hoogte van uitkering. En zo begint een stuk zekerheid (zeker voor jongere generaties) weg te vallen. De vraag is echter of je anno 2015 die zekerheid nog wel kunt bieden, als werkgever, als pensioenfonds, als verzekeraar? Natuurlijk kán het wel. Maar er hangt een hoog prijskaartje aan. De vraag is of de huidige werknemer dat wil c.q. moet willen. Ga maar na: hoe kan een werkgever aan een 25-jarige de ‘zekerheid’ geven dat deze ‘met een goed pensioen’ naar huis kan later? Vanaf welke leeftijd? 67, 68, 75? En los daarvan, hoe moet dat veiliggesteld worden als je én niet weet hoe oud we over 50 jaar worden én als je weet dat de marktrente zó
laag is, dat om nog enige winst te verkrijgen je het pensioengeld wel risicovoller móét beleggen met alle risico’s van dien. Daarnaast is ook de zekerheid van werkgevers minder. Los van het feit dat grote bedrijven regelmatig van eigenaar wisselen en kleinere bedrijven moeite hebben het hoofd boven water te houden, zijn er nog maar weinig werknemers die 40 jaar bij één baas werken. En door het hoge aantal echtscheidingen is ook de (huidige) partner van een werknemer een onzekere factor. Ook een verzekeraar kan nauwelijks nog zekerheid bieden, behoudens tegen een (te) hoge premie. De enige partijen die het zouden kunnen, zijn de pensioenfondsen. Maar dan nog moeten ze én hele hoge premies vragen én heel hoge buffers hebben. Want wil je de inflatiecorrectie meefinancieren dan zullen er buffers van boven de 150% moeten worden aangehouden. En die hebben ze niet (meer). Anno 2015 is het leven van de werknemer dus een stuk onzekerder geworden. Een ‘baan voor het leven’ bestaat haast niet meer. Vorig jaar voorspelde een hoogleraar arbeidsrecht al dat over 10 jaar 50% van alle arbeidsrelaties ‘flexibel’ is. En als werkgevers de gevolgen van de nieuwe Wet Werk en Zekerheid gaan onderkennen, zullen er nog minder vaste banen worden aangeboden. Voor werkgevers heeft die wet nl. een grote impact op hun personeelsbeleid. Zij krijgen er wederom meer verantwoordelijkheid voor de kosten en uitvoering van sociale zekerheid door. Iets waarop ze echt niet zitten te wachten. Baanzekerheid is er dus veel minder. Mocht een werknemer na zijn ontslag niet meer aan de slag kunnen, dan moet hij maar zzp-er worden. Op het moment beraadt men zich al op een zzp-pensioenfonds dat in zo’n geval soelaas moet bieden. Maar hoe je het wendt of keert: ‘pensioen’ blijft sparen. Hoe meer je spaart, hoe hoger je pensioen zal zijn. En hoe meer risico je durft te nemen qua beleggingen, des te minder premie vereist is. Maar je uitkering kan dan wel vies tegenvallen! 3
Kortom pensioen wordt een zaak waaraan continu gewerkt moet worden. Wij als ouderen hoeven op dit punt niet jaloers te zijn op de jongere generatie. Zij zullen er een eigen ‘pensioenplanning’ op na moeten houden. Maar ook de gepensioneerden leveren in. Ze hebben door de lage dekkingsgraad van de fondsen al een paar jaar een bovengemiddeld koopkrachtverlies geleden door het niet indexeren of korten van de pensioenen. En volgens de uitgelekte regeringsplannen wordt het de komende tijd niet beter. Ouderen gaan nl. méér belasting en méér zorgpremie betalen. En een aantal belastingvoordelen voor ouderen wordt verlaagd of geheel geschrapt. Met het uitgespaarde geld wordt een gat in de begroting door het niet doorgaan van de huishoudentoeslag voor een groot deel gedicht. Het enige positieve dat in dit verband gemeld kan worden, is dat de AOW-uitkering licht is gestegen. Dit komt doordat de bruto AOWuitkering gekoppeld is aan het minimumloon, dat iets is gestegen. Een schrale troost.
De actie had succes In de vorige nieuwsbrieven vertelde ik over de petitie die door de Woonbond aan minister Blok was aangeboden i.v.m. de onbetaalbaarheid van huurwoningen. De actie lijkt vrucht af te werpen: de koepel van woningcorporaties Aedes gaat met huurdersvereniging Woonbond praten over het huurbeleid voor de komende jaren. De beide organisaties willen beleid ontwikkelen waarbij er tegelijkertijd voldoende en betaalbare huurwoningen zijn én de huurinkomsten en investeringen van corporaties op peil blijven. De verenigingen praten onder meer over hoe hard de huren mogen stijgen. Ook het systeem van de huurtoeslag en het toewijzen van passende woningen komen aan de orde. Het gaat om beleid vanaf 2016.
De partijen hopen voor het zomerreces in juli met een gezamenlijk voorstel te komen. Ze vertrouwen erop dat een door sociale verhuurders en huurders gedragen voorstel voor het huurbeleid op draagvlak in de politiek kan rekenen. Het plan zal worden aangeboden aan minister Stef Blok (Wonen). Deden we het vroeger echt beter? De 'jeugd van tegenwoordig' lijkt in de ogen van ouderen weinig goed te kunnen doen en hoewel dat niet per se waar is, hebben zij daar wel een reden voor. Het neerhalen van jongeren bezorgt hen namelijk een goed gevoel. Dit is gebleken uit een onderzoek dat werd uitgevoerd door een aantal professoren in opdracht van de Ohio State University. De wetenschappers stelden voor het onderzoek een digitaal maar fictief magazine op. Dit blad werd voorgelegd aan 178 jongeren (tussen de 18 en 30 jaar) en 98 ouderen (tussen de 50 en 65 jaar). Alle proefpersonen kregen een unieke versie te zien die bestond uit positieve en negatieve verhalen, over ouderen en jongeren. De artikelen waren voorzien van toepasselijke foto’s. Aan de deelnemers werd gevraagd het tijdschrift door te nemen, waarbij werd vermeld dat zij onvoldoende tijd kregen om het helemaal te lezen. De keuzes uit de artikelen die vervolgens gemaakt werden, werd door een computer geregistreerd. Uit het resultaat bleek dat jongeren vooral geïnteresseerd zijn in informatie over leeftijdsgenoten, maar dat ouderen het liefst lezen over de jeugd en meer specifiek: over jeugd die er niets van bakt. De beweegreden hierachter is voor beide groepen zelfvertrouwen. Jongeren zijn van nature minder zelfverzekerd en vergelijken zichzelf daarom graag met leeftijdgenoten. Ouderen hebben in het algemeen meer zelfvertrouwen over hun eigen identiteit, maar voelen zich in een maatschappij, die erg gericht is op jongeren, als senior toch een beetje minderwaardig. De resultaten bevestigen het idee dat mensen media gebruiken om hun sociale identi4
teit te versterken. Ouderen en jongeren hebben daarbij verschillende doelen voor ogen, dat kwam naar voren uit de keuze van hun artikelen. Om te testen of het zelfvertrouwen van de deelnemers na afloop daadwerkelijk was toegenomen, kreeg iedereen een vragenlijst om in te vullen. Daaruit bleek dat jongeren zich niet zelfverzekerder voelden, maar ouderen wel. De hoeveelheid jeugdige blamages die de senioren tot zich genomen hadden, stond bovendien in direct verband met de mate waarin het zelfvertrouwen was toegenomen. Dit is wel iets om in gedachte te houden!
Geschiedenis van De Poortershaven Onlangs heb ik bij de Kunst en Cultuur Academie een vrij toegankelijke lezing over de Poortershaven bijgewoond. Gertjan van de Velden, die zich heeft gespecialiseerd in de geschiedenis van Maassluis in oorlogstijd (1940-1945) maakte de vele aanwezigen wijzer over het wel en wee van de Poortershaven. In 1872 kwam de Nieuwe Waterweg gereed en werd Rotterdam een belangrijke havenstad annex industriegebied. Johannes Josephus de Poorter zag daar mogelijkheden in en in 1902 liet hij, gebruikmakend van de natuurlijke afwatering van het Amersgat (een vliet) naast de Waterweg een particulier haventje aanleggen voor ertsoverslag. De Poortershaven was een insteekhaven van ongeveer 350 m lang en 30 m breed. Het had een 100 m brede verbinding met de Nieuwe Waterweg. De haven had aan de buitenzijde nog een paar extra aanlegplaatsen. Twee grote loopkranen zorgden voor de ertsoverslag van binnenschepen op zeeschepen en andersom. Later kwam daar nog een torenkraan bij. Een nadeel van de haven was, dat er vaak gebaggerd moest worden omdat hij door het getij en de stromingen in de Waterweg voortdurend dichtslibde. Nabij de haven
stonden 12 woningen, die bewoond werden door ca. 100 werknemers van de ertsoverslag. Ook was er een quarantainebarak voor zieke zeelui, een kruidenierswinkeltje, een kantoortje en nog een paar kleine gebouwtjes. De trein van Schiedam naar Hoek van Holland stopte er. Halte Poortershaven werd geopend op 1 oktober 1904. De NS had wel als voorwaarde gesteld, dat De Poorter in geval van onrendabele exploitatie de tekorten zou aanvullen. Wanneer hij in gebreke bleef, zou de halte per direct worden opgeheven. De spoorverbinding was noodzakelijk want er was naar de Poortershaven geen fatsoenlijke verharde verbindingsweg. Als De Poorter in 1934 overlijdt, gaat het al minder met het bedrijf. Uitstel van betaling wordt aangevraagd en gekregen. Dat uitstel wordt enkele malen verlengd, maar uiteindelijk wordt in 1940 het faillissement uitgesproken. Twee jaar daarvoor was de haven al verkocht aan een Rotterdams havenbedrijf, dat het complex vrijwel direct overdraagt aan de Koninklijke Marine. De Marine wil het complex gebruiken als mijnenopslagplaats en laat een grote bunker neerzetten. In 1940 komt de haven in Duitse handen en wordt de naam veranderd in Wiederstandsnest (WN) Poortershafen. Wat er in de 2e WO in de Poortershaven gebeurt, leest u in de volgende brief. Cruise door de Cariben (vervolg) Na alle plichtplegingen vertrekken we rond 17.00 uur uit San Diego richting Puerto Vallarta, de eerste Mexicaanse stop. Dat betekent twee dagen op zee. Je kunt die tijd lekker acclimatiseren bijvoorbeeld door een plekje in de zon te zoeken bij een van de twee zwembaden. Wij kiezen voor het zwembad bij het achterdek, dat is minder rumoerig en je ligt lekker in de volle zon. Daar moet je natuurlijk wel mee oppassen want je komt uit een koud kikkerland met een huid zo blank als het papier waarop je schrijft. Dus dat is insmeren geblazen! Ondertussen zien we om het schip dolfijnen en kleine dwergwalvissen zwemmen. En iets verder op zee een familie grote blauwe walvissen. Dat is een specta5
culair gezicht! Ze maken grote sprongen en klappen hard op het water. De kust van California staat bekend om de grote populatie walvissen in de winter. Het klimaat is dan aangenaam en de dieren maken zich op voor de trek naar de Noordpool. Na twee dagen varen komen we aan in Puerto Vallarta. De stad bestaat uit drie delen. Het oude deel waar veel toeristen komen en waar o.a. Elisabeth Taylor en Richard Burton een appartement hadden. En twee nieuw ontwikkelde gebieden waar zowel nieuwe hotels en appartementencomplexen als shoppingmalls worden gecreëerd. Kijk maar eens op Google bij puerto vallarta mexico , een echte aanrader! Na inklaring door de autoriteiten (dit gebeurt in iedere haven ongeacht of je in een land diverse havens aandoet) wordt het schip vrijgegeven en kan iedereen van boord. De meesten gaan met een door de maatschappij georganiseerde excursie mee. Als je slecht ter been bent of niet meer de behoefte hebt om zelf te avonturieren is dat een goed maar soms wel kostbaar alternatief. (wordt vervolgd)
Vraagraak is het eerste aanspreekpunt voor inwoners die behoefte hebben aan advies, hulp of concrete zorg. De hulp is gratis. Vraagraak houdt spreekuur in De Vloot en op diverse andere plaatsen in de stad. Adres: De Vloot 63, 3144 PC Maassluis (telefoon 010 590 00 45 ). Geopend: dinsdag t/m donderdag van 9.00 tot 13.00 uur. Ook in De Vliet, De Voedselbank, De Hooftzaak, Wijkvereniging de Flat en bij Dukdalf houden ze spreekuur. Bel met Vraagraak in De Vloot om te horen wanneer u waar terecht kunt of kijk op de website. (www.vraagraakmaassluis.nl ). Een andere mogelijkheid is uw vraag op de site stellen U hebt dan binnen twee werkdagen antwoord. Ledenadministratie
Wilt u mutaties en problemen betreffende het lidmaatschap alleen doorgeven aan Elly Middelburg van onze afdelingsadministratie. Tel. 010-5915306 of e-mail: eamiddelburg@gmail com . Nieuwe leden: Mevr. W.C.L. Hoogvliet-Le Rutte Mevr. J. van Aalen Mevr. M. Kok Graag nodigen wij onze leden uit om op een contact / koffieochtend te komen kennismaken. Ze worden elke 2e woensdagochtend van de maand gehouden. Het is niet alleen een interessant maar ook gezellig samenzijn, waarbij het programma wordt bepaald door wat leden en bestuur ter sprake brengen. Locatie en data staan hieronder. AGENDA Contact/Koffieochtenden in de Vloot adres: De Vloot 66, bij de binnentuin). Aanvang 10 uur op woensdag 13 mei en 10 juni a.s. ANBO Bestuursvergadering in de Westhoek op dinsdag 12 mei a.s. om 9.45 uur. Samenstelling Bestuur: Voorzitter: André Storm. Tel. 591 77 08;
[email protected] Secretariaat: Ank Schonenberg Tel. 591 53 39; e-mail:
[email protected] Ledenadministratie: Elly Middelburg Tel. 591 53 06;
[email protected] Penningmeester: Guus Scholte: Tel. 010 591 52 23 e-mail:
[email protected] Lief en Leed: Lidy Westerhuis; Tel. 592 70 38; e-mail:
[email protected] Website: Nanny Voois; Tel. 591 83 03; e-mail:
[email protected] Algemeen Bestuurslid: Pim Schonenberg; Tel. 591 53 39;
[email protected]
Uitzwaaier van de maand: “Het beste recept tegen een saai leven is nieuwsgierigheid.“ Walt Disney 6