Themarapport
Voortgezet onderwijs
2
NR
Gezonde Leefstijl
april 2008
De Jeugdmonitor Zeeland is een samenwerkingsverband van de Provincie Zeeland, de 13 Zeeuwse gemeenten en verschillende instellingen die op het gebied van jeugd werkzaam zijn. De Jeugdmonitor Zeeland brengt de leefwereld van de Zeeuwse jeugd in kaart door gegevens te verzamelen over kinderen en jongeren van 0 tot en met 23 jaar. De primaire doelstelling van de Jeugdmonitor is het voorzien in gegevens en informatie ter ondersteuning van (jeugd- en onderwijs)beleid van gemeenten, provincie en jeugdmonitorpartners. Hoofdverantwoordelijke voor de uitvoering van de Jeugdmonitor Zeeland is Scoop, Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling. Scoop werkt voor de uitvoering van dit project samen met verschillende partijen, waaronder GGD Zeeland, de Regiopolitie Zeeland, het Regionaal Pedagogisch Centrum Zeeland, Bureau Jeugdzorg Zeeland, SportZeeland en de Regionale Meld- en Coördinatiefuncties op het gebied van voortijdig schoolverlaten. Een belangrijk kanaal voor het bekend maken van de verzamelde informatie is de website www.jeugdmonitorzeeland.nl. Een ander initiatief is het uitbrengen van korte themarapporten. Dit is een themarapport in de serie themarapporten op basis van de ‘Enquête Jeugdmonitor Zeeland - Klas 3 Voortgezet Onderwijs 2007’. Aan de enquête werd deelgenomen door 3.970 Zeeuwse leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs, vooral 14 en 15-jarigen. Alle scholen voor voortgezet onderwijs in Zeeland, en enkele daarbuiten hebben deelgenomen aan het onderzoek, evenals scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (met uitzondering van zmlk-leerlingen), de OPDC’s en twee praktijkscholen. De invullers vertegenwoordigen naar schatting 82% van het totaal aantal Zeeuwse jongeren in klas 3 van het voortgezet onderwijs.
Inleiding De GGD Zeeland heeft een grote rol gespeeld in dit onderzoek onder derdeklassers, zowel bij het ontwikkelen van de vragenlijst, als bij het benaderen van de scholen en het analyseren van de thema’s gezondheid en gezonde leefstijl. Dit themarapport is dan ook een gezamenlijk resultaat. Dit themarapport besteedt aandacht aan genotmiddelengebruik (roken, alcohol en drugs), voeding, seksualiteit en lichamelijke activiteit van Zeeuwse derdeklassers. Voor alcoholgebruik wordt de samenhang beschreven met rookgedrag, drugsgebruik en het voedings- en bewegingspatroon. Daarnaast is gekeken naar verschillen tussen jongens en meisjes en naar onderwijstype. Ook is systematisch onderzocht of er verschillen zijn tussen gemeenten of regio’s. Waar mogelijk is een vergelijking gemaakt met landelijke/regionale referentiegegevens. Bijzonderheden en specifieke problemen voor Zeeland worden nader toegelicht. Helaas kunnen we maar beperkt een vergelijking maken met gegevens uit eenzelfde onderzoek uit 2004, omdat de vraagstelling is aangepast aan de inmiddels beschikbare standaardvragen uit de landelijke monitor jeugdgezondheid.
Roken Bijna de helft (48%) van de derdeklassers heeft ooit wel eens gerookt. Vier jaar geleden waren er meer derdeklassers die ooit wel eens gerookt hadden (58%). Ongeveer één op de zeven Zeeuwse derdeklassers (14%) rookt iedere dag. Landelijk gezien heeft net als in Zeeland 49% van de 15- jarigen ooit wel eens gerookt en 15% rookt dagelijks. Hieruit kan geconcludeerd worden dat Zeeuwse derdeklassers voor wat dat betreft niet verschillen van Nederlandse. Onder leerlingen van het vso en vmbo wordt meer gerookt (19% en 20% rookt dagelijks) dan onder havo- en vwo-leerlingen (8% en 5% rookt dagelijks). De landelijke cijfers in dit themarapport komen – tenzij anders vermeld - uit het rapport HBSC 2005: Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland (Van Dorsselaer e.a., 2007) 1
Themarapport
2
Voortgezet
Als men de gemeenten in Zeeland onderling vergelijkt dan valt op dat in de gemeente Tholen meer jongeren wel eens gerookt hebben (59%) en in de gemeenten Terneuzen (44%) en Goes (42%) juist minder. Het dagelijks roken blijkt niet te verschillen tussen gemeenten.
Alcohol
Acht van de tien (80%) leerlingen in klas 3 heeft wel eens alcohol gedronken. Dit geldt zowel voor jongens als voor meisjes. Jongens drinken vaker bier en sterke drank, terwijl meisjes vaker breezers, mixdrankjes of wijn drinken. Deze cijfers komen overeen met landelijke cijfers (Stichting Alcoholpreventie, 2006). Meer leerlingen op vmbo en havo drinken alcohol (84% en 81% heeft wel eens alcohol gedronken) dan leerlingen op het vso en vwo (73% en 70%). In Zeeuws-Vlaanderen hebben meer jongeren wel eens alcohol gedronken dan in Walcheren (83% en 79%). Het cijfer voor de Oosterschelderegio (80%) zit daar tussenin. Worden de gemeenten onderling vergeleken dan valt op dat meer jongeren in de gemeente Hulst wel eens alcohol hebben gedronken (86%) dan gemiddeld in Zeeland en in de gemeente Goes juist minder (73%). In de vier weken voor het onderzoek heeft tweederde van de derdeklassers (65%) één keer of vaker alcohol gedronken. Landelijk gezien lijken wat meer 15-jarigen in de afgelopen vier weken alcohol te hebben gedronken (69%) in vergelijking met de Zeeuwse 15-jarigen (65%). Van de Zeeuwse 14-15 jarigen die ooit wel eens alcohol gedronken hebben, heeft 81% in de voorgaande vier weken gedronken. Wat meer jongens dan meisjes dronken alcohol in de voorgaande vier weken (83% en 79%). Jongeren geven aan meestal thuis met anderen te drinken of bij anderen thuis te drinken (zie grafiek). Ongeveer drie op de tien jongeren, die wel eens alcohol drinken, drinkt alcohol op een doordeweekse dag (31%), maar meestal gebeurt dit in het weekend (88%). Iets minder dan één op de tien van deze jongeren (8%) drinkt alledrie de weekenddagen (vrijdag-zondag), maar de meesten (32%) drinken gemiddeld één dag in het weekend.
Als je alcohol drinkt, waar drink je dan meestal, klas 3 vo, 2007 (%) Thuis, met anderen Bij anderen thuis Café, bar, snackbar of terras Discotheek Buiten Thuis, alleen Schoolfeest Sportkantine of vereniging Restaurant Ergens anders 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Scoop, Jeugdmonitor Zeeland, april 2008
onderwijs Binge drinken
Een landelijke maat voor bovenmatig en schadelijk alcoholgebruik is het zogenaamde ‘binge drinken’. Dit staat voor het drinken van een bepaald aantal glazen in korte tijd. Eerst gaan we in op het drinken van vijf of meer alcoholhoudende drankjes bij een gelegenheid en vervolgens op elf glazen of meer op weekenddagen.
Binge- drinken naar gemeente, klas 3 vo, 2007 (%) Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Noord-Beveland Reimerswaal Schouwen-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
meer dan 2 keer minimaal 5 glazen of meer in afgelopen 4 weken 11 glazen of meer op 1 of meer weekenddagen in afgelopn 4 weken Van alle derdeklassers heeft iets minder dan de helft (45%) in de afgelopen 4 weken wel eens meer dan 5 glazen alcohol per gelegenheid gedronken2. Bijna een op de vijf (19%) Zeeuwse derdeklassers is zich de voorgaande vier weken zelfs meer dan tweekeer te buiten gegaan aan deze vorm van ‘binge drinken’. Meer jongens dan meisjes deden dit meer dan twee keer, respectievelijk 23% en 16%. Onder vmbo- leerlingen is dit een kwart (25%) van alle leerlingen, wat hoger is dan onder havo- en vwo- leerlingen (14% en 8%) en vergelijkbaar met vso-leeringen (21%). In de gemeente Veere komt deze vorm van binge drinken significant vaker voor: een op de drie derdeklassers (32%) heeft dit meer dan twee keer gedaan in de voorgaande vier weken. In de gemeenten Kapelle (10%) en Goes (14%) komt dat wat minder voor dan gemiddeld in Zeeland. Bijna één op de tien derdeklassers (9%), drinkt meestal 11 of meer glazen op een weekenddag. Jongens doen dit vaker dan meisjes (respectievelijk 12% en 5%). Van de groep jongeren die 11 of meer glazen op een weekenddag drinkt, drinkt 39% alle drie de weekenddagen en 42% twee weekenddagen. Dit is vergeleken met de groep jongeren die minder dan 11 glazen op een weekenddag drinken veel vaker: 5% drinkt op alledrie de dagen en 26% op twee weekenddagen. In de Oosterschelderegio drinken minder jongeren 11 glazen of meer op een weekenddag (6%) dan in Zeeuws-Vlaanderen (9%) en Walcheren (11%). Vooral in de gemeente Veere doen meer jongeren dit (17%) en in de gemeente Goes (5%), Reimerswaal (5%) en Kapelle (2%) juist minder jongeren. Van alle derdeklassers zegt iets meer dan de helft (53%) ooit wel eens dronken of aangeschoten te zijn geweest. In vergelijking met landelijke cijfers (43% van de 15-jarigen) zijn Zeeuwse 15-jarigen wat vaker ooit dronken geweest (54%). In de regio Zeeuws-Vlaanderen geven meer derdeklassers aan wel eens dronken te zijn geweest (58%) en in de Oosterschelderegio (50%) en Walcheren (51%) juist minder. Er is een duidelijk verband met het onderwijstype. Meer jongeren van het vmbo (59%) geven aan ooit dronken geweest te zijn dan jongeren van de havo (50%), die dat weer meer aangeven dan dan jongeren van het vwo (37%). 2
Het drinken van 5 glazen of meer drinken bij 1 gelegenheid komt in Zeeland ongeveer even vaak voor als landelijk. 67% van
de Zeeuwse 15-jaren die de afgelopen maand alcohol hebben gedronken hebben dat 1 of meer keer gedaan de afgelopen maand, landelijk is dat 69%.
Themarapport
2
Voortgezet
Iets meer dan een kwart (27%) van alle derdeklassers zegt in de voorgaande vier weken dronken of aangeschoten zijn geweest. Meer jongens (30%) dan meisjes (26%) zijn in die periode dronken geweest. In de gemeente Hulst (38%) komt het vaker voor dat jongeren aangeven dronken te zijn geweest in de voorliggende periode en in de gemeente Goes (20%) en Noord-Beveland (16%) juist minder. Ook hier geldt dat er een duidelijk verband is met het onderwijstype. Meer vmbo-leerlingen (36%) zijn de voorgaande vier weken dronken geweest, dan havo- en vwo-leerlingen (24% en 18%), Van de alcohol drinkende derdeklassers is twee derde (66%) niet dronken geweest in de voorgaande vier weken. 15% is één keer dronken of aangeschoten geweest en 19% twee keer of vaker.
Drugs
Eén op de vijf derdeklassers (20%) heeft ooit wel eens hasj of wiet gebruikt en 10% geeft aan dit in de afgelopen vier weken te hebben gedaan. Drie op de tien jongeren krijgt wel eens hasj of wiet aangeboden (31%). Als dit gebeurt dan is het in de helft van de gevallen op straat (48%), daarna gevolgd door disco/café/feest/concert en op school (beide 31%). Landelijk lijkt het gebruik van softdrugs bij 15- jarigen iets hoger te liggen dan in Zeeland (In Nederland heeft 24% ooit cannabis gebruikt en 13% in de voorgaande maand ; in Zeeland 21% en 11% van de 15- jarigen). Het gebruik van hasj of wiet komt vaker voor bij jongens (12%) dan bij meisjes (8%), en ook wat vaker bij leerlingen van vmbo (12%) en vso (11%) dan bij havo- (8%) en vwo-leerlingen (7%). De mate van hasj- of wietgebruik onder derdeklassers verschilt niet naar gemeente of regio. Het gebruik van harddrugs (XTC, cocaïne, hallucinogene paddestoeltjes, amfetamine en heroïne) komt overeen met landelijke cijfers (Peilstationonderzoek Trimbos-instituut, 2003). Iets meer dan één op de twintig (6%) leerlingen heeft ooit wel eens harddrugs gebruikt en iets minder dan één op de tien (8%) heeft het wel eens aangeboden gekregen. Harddrugs wordt vooral aangeboden op straat (42%) en in een disco of café (40%). Onder leerlingen van het vmbo komt gebruik van harddrugs wat vaker voor (7%) dan bij havo- (4%) en vwo- leerlingen (4%). Van de leerlingen die ooit wel eens harddrugs hebben gebruikt, heeft bijna tweederde (63%) in de afgelopen vier weken één keer of vaker harddrugs gebruikt. Van alle derdeklassers in Zeeland is dat 4%. In de regio ZeeuwsVlaanderen gebeurt dit vaker (4%) en in de Oosterschelderegio juist minder vaak (2%).
Scoop, Jeugdmonitor Zeeland, april 2008
onderwijs Voeding
Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor in het ontstaan van overgewicht, (chronische) aandoeningen en kanker. Elke dag ontbijten en voldoende eten van groente en fruit hoort bij een gezond voedingspatroon. Een kwart (23%) van de derdeklassers in Zeeland ontbijt niet dagelijks (minder dan vijf keer per week). Landelijk ontbijt bijna eenderde (30%) van de 15jarigen door de week niet elke dag. Zeeuwse meisjes slaan het ontbijt wat vaker over dan jongens (26% en 20%). Leerlingen van het vmbo en vso ontbijten minder vaak (ongeveer 29% ontbijt minder dan vijf keer per week) dan leerlingen van vwo en havo (respectievelijk 12% en 19% ontbijt minder dan vijf keer per week). In de gemeente Kapelle ontbijten minder jongeren onvoldoende (13%) dan gemiddeld in Zeeland en in de gemeenten Schouwen-Duiveland (30%) en Vlissingen (30%) juist meer.
Niet ontbijten en het eten van onvoldoende fruit en groente naar geslacht, klas 3 vo, 2007 (%) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 jongens Ontbijt niet (bijna) dagelijks
meisjes Eet onvoldoende fruit
Eet niet dagelijks groenten
Ruim driekwart van de derdeklassers (78%) eet onvoldoende fruit (minder dan twee stuks per dag) en tweederde (64%) eet niet dagelijks groenten. Zeeland lijkt wat betreft het eten van groente en fruit niet te verschillen van Nederland. Jongens eten minder vaak groente en fruit dan meisjes. Leerlingen op het vwo eten vaker groente en fruit dan de leerlingen op de andere onderwijstypes. In de gemeente Kapelle (69%) en Goes (73%) eten minder jongeren onvoldoende fruit en in de gemeente Terneuzen juist meer (83%). Daarnaast eten minder jongeren in Goes niet elke dag groenten (58%). Dit geldt ook zo voor de gemeente Sluis (60%), maar in de gemeente Tholen eten juist meer jongeren niet elke dag groenten (75%). Een kwart van de derdeklassers (25%) heeft in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek (serieus) gelijnd. Meisjes blijken veel vaker te lijnen dan jongens (37% en 13%). De meest genoemde methoden om af te vallen zijn ‘minder eten en niet snoepen’ en ‘extra bewegen of sporten’. Op de vraag of de leerlingen in de afgelopen twee weken een vreetbui hebben gehad, antwoordt 15% dat ze drie keer of vaker een vreetbui hebben gehad.
Themarapport
2
Voortgezet
Lichamelijke activiteit
De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) stelt dat jongeren tot 18 jaar dagelijks minimaal een uur matig intensieve lichamelijke activiteit moeten verrichten. In Nederland voldoet driekwart (74%) van de 12-17 jarigen niet aan deze norm (CBS, 2006). De Zeeuwse derdeklassers is gevraagd naar het aantal dagen dat zij minimaal één uur besteden aan lopen of fietsen naar school, gymen op school, sporten bij een vereniging en andere lichamelijke activiteiten zoals buiten spelen of lichamelijk werk. Van deze derdeklassers sport en/of beweegt ook driekwart (76%) minder dan zeven dagen per week minimaal één uur per dag. Ongeveer een derde (34%) beweegt vijf a zes dagen minimaal één uur (semi-actief), een vijfde (19%) drie à vier dagen (semi-inactief) en ongeveer een kwart (23%) twee dagen of minder (inactief). In de gemeente Reimerswaal voldoen minder jongeren aan de Norm Gezond Bewegen (12%) dan gemiddeld in Zeeland (24%). Er zijn geen significante verschillen naar schoolsoort of geslacht als het gaat om het al dan niet halen van de norm. Wel vallen wat meer vso- en vmbo-leerlingen (35% en 25%) in de categorie inactief dan leerlingen van havo (20%) en vwo (19%).
Seksualiteit
Ongeveer een kwart van de derdeklassers (26%) heeft wel eens geslachtsgemeenschap met iemand gehad en 12% heeft regelmatig seks. Nu zijn er wat meer jongeren die regelmatig vrijen dan vier jaar geleden (in 2004 was dit nog 10%). In vergelijking met Nederland zijn de jongeren in Zeeland vergelijkbaar seksueel actief: één op de vier (27%) 15- jarigen in Nederland heeft wel eens geslachtsgemeenschap met iemand gehad. Tussen Zeeuwse jongens en meisjes is geen verschil, maar jongens hebben vaker op jongere leeftijd geslachtsgemeenschap. In vergelijking met vier jaar geleden zijn er nu wat meer derdeklassers die met twaalf jaar of jonger voor het eerst hebben gevreeen: in 2007 is dat 6% van alle derdeklassers en in 2004 was dat 4%. Van de leerlingen van het vso heeft 35% wel eens geslachtsgemeenschap gehad. Bij het vmbo is dat 32%, havo 21% en vwo 10%. In de Oosterschelderegio hebben minder jongeren wel eens geslachtsgemeenschap gehad (21%), in vergelijking met Zeeuws-Vlaanderen (30%) en Walcheren (26%). Worden gemeenten onderling vergeleken dan valt op dat derdeklassers in de gemeenten Kapelle en Reimerswaal minder vaak geslachtsgemeenschap hebben gehad (13% en 16%). In de gemeente Hulst (33%), Vlissingen (31%), Sluis (31%) en Terneuzen (28%) hebben meer jongeren dit ooit gehad. Ongeveer één op de zes derdeklassers (17%) die seksueel actief zijn, vrijt nooit met condoom en iets meer dan de helft (55%) vrijt altijd met condoom. Leerlingen van vwo (27%) en havo (25%) geven vaker aan nooit een condoom te gebruiken dan leerlingen van vmbo (14%). Jongens (19%) geven vaker aan nooit een condoom te gebruiken dan meisjes (13%). Bij de laatste keer geslachtsgemeenschap heeft echter 59% van de meisjes geen condoom gebruikt, in vergelijking met 36% van de jongens. De jongens (20%) geven echter vaker dan de meisjes (8%) aan dat ze niet meer weten of ze een condoom hebben gebruikt de laatste keer. Landelijk gezien hebben meer 15- jarigen bij de laatste keer geslachtsgemeenschap een condoom gebruikt: 81% heeft een condoom gebruikt bij de laatste keer geslachtsgemeenschap. Bij dit landelijke onderzoek is echter niet alleen naar condoomgebruik gevraagd maar ook naar andere voorbehoedsmiddelen. Bovendien was daarin geen categorie ‘weet ik niet meer’ opgenomen. De vraag ‘heb je wel eens tegen je zin een seksuele ervaring met iemand gehad?’ beantwoordt 18% van de Zeeuwse derdeklassers met ‘ja’. Iets meer meisjes (20%) dan jongens (17%) hebben wel eens een seksuele ervaring tegen de zin gehad. Het hoogste percentage leerlingen met een seksuele ervaring tegen de zin is te vinden op het vmbo (21%) en het laagste op het vwo (13%). In vergelijking met vier jaar geleden zijn er nu meer jongeren die een seksuele ervaring tegen hun zin hebben meegemaakt (15% in 2004).
Scoop, Jeugdmonitor Zeeland, april 2008
onderwijs Samenhang met alcoholgebruik
Alcohol hangt onder andere samen met roken, drugs en voeding. Van de derdeklassers die wel eens alcohol drinken, rookt 17% dagelijks, heeft 12% in de afgelopen vier weken hasj of wiet gebruikt, ontbijt 24% niet (bijna) elke dag en eet 79% onvoldoende fruit. Ter vergelijking de derdeklassers die nooit alcohol gedronken hebben: 5% rookt dagelijks, 2% heeft hasj of wiet gebruikt in de afgelopen vier weken, 17% ontbijt niet (bijna) elke dag en 74% eet onvoldoende fruit. Vooral de derdeklassers die 11 glazen alcohol of meer hebben gedronken op een of meerdere weekenddagen roken dagelijks (56%), gebruikten vaker hasj of wiet in de afgelopen vier weken (39%) en ontbijten minder vaak (40%).
Resultaten gezonde leefstijl samengevat (significant hogere percentages zijn vet gedrukt) Jongens
Meisjes
Totaal
%
%
%
Heeft wel eens gerookt
50
47
48
Rookt dagelijks
15
14
14
Afgelopen 4 weken 11 glazen alcohol of meer gedronken op 1 of meer weekenddagen
12
5
9
Dronk in de afgelopen 4 weken meer dan 2 keer minimaal 5 glazen per keer
23
16
19
Afgelopen 4 weken dronken of aangeschoten geweest
30
26
27
Afgelopen 4 weken hasj of wiet gebruikt
12
8
10
Ontbijt niet (bijna) dagelijks
20
26
23
Eet onvoldoende fruit
80
76
78
Eet niet dagelijks groenten
67
62
64
Afgelopen 4 weken (serieus) gelijnd
13
37
25
Afgelopen 2 weken minstens 3 keer een vreetbui gehad
17
14
15
Doet minder dan 7 uur per week aan lichaamsbeweging
75
77
76
Gebruikt geen condooms bij geslachtsgemeenschap
19
13
17
Bij de laatste keer geslachtsgemeenschap geen condoom gebruikt
36
59
47
Heeft wel eens een seksuele ervaring tegen de zin gehad
17
20
18
Conclusies en aanbevelingen
In vergelijking met vier jaar geleden roken er minder Zeeuwse derdeklassers en dit percentage komt overeen met landelijke cijfers. Het gebruik van softdrugs ligt in Zeeland iets lager in vergelijking met Nederland. Zeeuwse derdeklassers scoren vergelijkbaar als het gaat om het percentage dat heeft gedronken in de voorgaande vier weken, maar lijken wel vaker ooit dronken te zijn geweest. Vier van de vijf Zeeuwse jongeren heeft wel eens alcohol gedronken en zij geven aan dit meestal thuis te doen met anderen of bij andere jongeren thuis. De meeste jongeren drinken in het weekend. Bijna de helft van de Zeeuwse derdeklassers is zich de afgelopen maand te buiten gegaan aan het ‘binge-drinken’ in de vorm van het drinken van 5 of meer glazen alcohol bij een gelegenheid. De grootste risico’s worden genomen in het weekend: bijna één op de tien (9%) derdeklassers drinkt dan meestal 11 glazen of meer. Het feit dat jongeren aangeven vooral thuis of bij anderen thuis te drinken, betekent dat er ook een grote rol is weggelegd voor ouders bij het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren. Het voedingsgedrag van Zeeuwse jongeren blijkt niet erg te verschillen van Nederlandse cijfers, maar toch blijft dit een punt van aandacht, omdat een groot deel de norm niet haalt. Een ongezond voedingspatroon is namelijk een belangrijke risicofactor voor overgewicht en andere chronische aandoeningen zoals diabetes en kanker. Driekwart van de Zeeuwse jongeren haalt de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen van 7 uur bewegen per week niet. Hoewel dit percentage vergelijkbaar is met Nederlandse cijfers, blijft ook dit een punt van aandacht. Lichamelijke inactiviteit is namelijk ook een belangrijke risicofactor voor overgewicht en andere chronische aandoeningen. Het rijksbeleid richt zich op het verhogen van het percentage jongeren dat de beweegnorm haalt naar 50% (De kracht van sport, VWS, 2007). Zeeuwse derdeklassers zijn nu seksueel actiever dan vier jaar geleden, maar lijken niet te verschillen van Nederlandse 15 jarigen. In vergelijking met vier jaar geleden hebben zij op jongere leeftijd voor het eerst geslachtsgemeenschap. Hier komt bij dat Zeeuwse jongeren minder vaak condooms lijken te gebruiken bij de geslachtsgemeenschap. Het gebruik van condooms bij geslachtsgemeenschap voorkomt zwangerschap en beschermt daarnaast tegen de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoeningen (soa). Omdat de leeftijd waarop men voor het eerst geslachtgemeenschap heeft steeds jonger wordt en het condoomgebruik in Zeeland lager lijkt, blijft goede voorlichting hierover een belangrijk punt van aandacht. Zoals hierboven beschreven wijkt de leefstijl van de Zeeuwse jongeren op de meeste punten niet af van Nederland. Door hun grote bereik spelen instellingen, waaronder de jeugdgezondheidszorg, hierbij een belangrijke rol. Maar ook voor ouders zijn er mogelijkheden. Een overzicht van beleidsmaatregelen en interventies wordt opgenomen in het Regionaal Kompas (www.regionaalkompas.nl) dat medio 2008 beschikbaar zal zijn. Voor vragen hierover of over de inhoud van dit themarapport kunt u contact opnemen met de GGD Zeeland, afdeling Beleidsadvisering en -ondersteuning.
Colofon Analyse & rapportage: Leonie de Bruijne, GGD Zeeland Ankie Smit, Scoop (eindredactie) Scoop, april 2008
www.jeugdmonitorzeeland.nl
Postbus 407 4330 AK Middelburg tel 0118 68 25 00 fax 0118 63 53 11
www.scoopzld.nl