VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
THEMA’S: • Transformatie • Renovatie
Nr. 7/8 • Jaargang 1 • juli/augustus 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
Inhoud
6
30
Transformatie 6 Transformatie vraagt goede samenwerking en scope 10 Veilig vluchten bij transformatie en renovatie van woongebouwen 13 Transformatie, Wet geluid hinder en goed ruimtelijk ordenen
Renovatie 23 Een nieuw Haags winkelpaleis 26 Terug naar de fabriek 27 Renovatie in ‘De Stijl’ 28 Productnieuws 30 Gapend gat werd kloppend hart 33 Octrooi
En verder 5 Column 16 Ontruiming en Bouwbesluit 20 De woonbootbewoner als illegaal (2) 34 Vraag en antwoord 36 Bouwrecht 38 Nieuws 40 NEN Nieuws 45 Verenigingsnieuws VBWTN
VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
Voorpagina
Col ofon HOOFDREDACTIE Ing. Frank de Groot Katja van Roosmalen REDACTIE Wico Ankersmit (directeur Vereniging BWT Nederland) Mr.drs. Hans Damen (Rho adviseurs voor leefruimte) Drs. Bart Dunsbergen (Ministerie BZK, Wonen en Bouwen) Ir. Hajé van Egmond (Instituut voor Bouwkwaliteit) Ir. Annet van der Horn (NEN Bouw) Ing. Gert-Jan van Leeuwen (Instituut voor Bouwkwaliteit) Drs. ing. Harry Nieman (Instituut voor Bouwkwaliteit) Dr. ir. C.C.A.M. (Caspar) van den Thillart (adviseur CE-markering en industrieel bouwen) Alle bijdragen worden op persoonlijke titel geschreven. UITGEVER Marcel Jille (
[email protected])
Leden van de Vereniging BWT Nederland dienen met betrekking tot wijzigingen/opzegging lidmaatschap contact op te nemen met de ledenadministratie van de Vereniging BWT Nederland tel. 0318-438340.
VORMGEVING De Opmaakredactie, Wehl ABONNEMENTEN BIM Media Klantenservice, Postbus 16262, 2500 BG Den Haag, tel (070) 304 67 77;
[email protected] Abonnementen: € 203,- (excl. btw), losse nummers € 27,50 (excl. btw) Verschijnt 10 maal per jaar. Een abonnement geldt steeds voor een jaar en kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Het abonnement wordt automatisch met een jaar verlengd, tenzij uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het abonnementsjaar schriftelijk wordt opgezegd bij BIM Media Klantenservice. Vanwege de aard van de uitgave, gaat BIM Media uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht.
Ontwerp: V8
• Transformatie • Renovatieproducten
Architects Sleets kantoorgebouw
ADVERTENTIE-ACQUISITIE Rob Koppenol (
[email protected]), 070- 399 00 00
wordt monument voor
www.omgevingindepraktijk.nl | www.nbd-online.nl
De ornamenten
Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements) overeenkomst en om u van informatie te voorzien over BIM Media bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Als u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij BIM Media Klantenservice, postbus 16262, 2500 BG Den Haag. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.bimmedia.nl/leveringsvoorwaarden. ISSN: 1382-4937
EINDREDACTIE Ingrid de Zwart-Schaap (
[email protected])
Sijthoff Den Haag THEMA’S:
© BIM Media 2015 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De bij toepassing van art. 16b en 17 Auteurswet wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 10. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken op grond van art. 16 Auteurswet dient men zich te wenden tot de Stichting PRO, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 09. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. Aangeleverde artikelen kunnen worden hergebruikt voor elektronische doeleinden.
de stad. dragen daaraan bij. Nr. 7/8 • Jaargang 1 • juli/augustus 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
Adverteerdersindex Burgerhout2 Faay4 LP Building Products 47 Nelskamp Dakpannen 32 NEN42 Reynaers48
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 3
Faay Prefab Units, totale ontzorging in élke situatie Badkamers, toiletten en keukens bepalen in hoge mate de uitstraling van zorginstellingen, hotels, bedrijfspanden en scholen. Een prefab unit van Faay geeft een uitstraling die niet van traditionele bouw is te onderscheiden! Faay Prefab Products bouwt kanten-klare units die geheel volgens uw wensen worden ingericht. De compleet afgewerkte units worden als ‘Legoblokjes’ inclusief alle technische voorzieningen, als een geheel in de (ruw)bouw geplaatst. Dankzij dit ‘plug-and-play’-principe is elke unit direct gebruiksklaar. Ideaal dus voor transformatie- en renovatieprojecten. Neem contact op met Faay Prefab Products voor alle mogelijkheden. Want wat u bedenkt, kunnen wij maken!
Waarom Faay Prefab Units? • • • • • • • • •
geheel volgens klantspecificatie consistente topkwaliteit desgewenst integratie van domotica onbegrensde vrijheid in transformatie, renovatie, nieuwbouw duurzame productie, ecologische materialen 10 jaar garantie ‘plug-and-play’-principe niet van traditionele bouw te onderscheiden 1 aanspreekpunt
Faay Prefab Products B.V. • Mijlweg 3 • postbus 116 • 4130 EC Vianen • T 0347 - 37 66 24 •
[email protected] • www.faayprefabproducts.nl
Column
Zorg-en-de stad In deze enerverende tijd, waarin de verandering de constante is geworden, gaan vele heilige huisjes op de schop. Afgelopen week werd ik geïnterviewd door een studente van de universiteit Maastricht in het kader van haar eindwerk. Het betrof het thema centrummanagement. Recent ben ik voorzitter geworden van de coöperatie centrummanagement Sittard. Jawel, een coöperatie en geen stichting. Leden denken mee, doen mee en beslissen mee. De schreeuwcultuur rondom een stichting zonder dat de schreeuwers verantwoordelijkheid nemen leek ons niet opportuun!
D
e eerste vraag van de studente was hoe het moge lijk is dat, terwijl in veel steden het dalende aantal bezoekers lijkt te worden veroorzaakt door een toename van de leegstand, in Maastricht juist het aantal bezoekers toeneemt, terwijl ook daar sprake is van een toenemende leegstand. Hoe zit dat? Nou, dat zit zo: daar waar de relatie tussen de bezoekers van de stad en het retailaanbod ooit zeer innig was, blijkt een trendbreuk realiteit. Het winkelaanbod bepaalde de bezoekersaantallen, de diversiteit in het aanbod bepaalde de diversiteit der bezoekers. Dit alles vanwege het simpele feit dat de consument slechts via het monopolie van de winkel aan goederen kon komen. Een enkel postorder bedrijf daargelaten. In de huidige tijd is het monopolie echter volledig doorbro ken en is retail overal! Thuis, op het werk, in de kroeg, in de auto, op het station, via je mobiel, op de pc enzovoort. De huidige consument kan kopen waar en wanneer hij wil en het centrum van de stad zal daarom transformeren.
Imago De afname van bezoekers in veel steden hangt vooral samen met twee factoren: de marginalisering van het concept winkel als verkoopkanaal voor producten én de belevingswaarde van diezelfde stad om het verblijf aldaar te maken tot een onvergetelijke ervaring. En daar komt Maastricht, net als andere historische steden, boven drijven. Maastricht is steeds meer een stad die vanwege haar imago als mooie, authentieke, historische, culinaire, bijna buitenlandse stad bezocht wordt. En niet omdat het winkelaanbod nou zo bijzonder is… Het bovenstaande betekent ook dat voor beide typen
steden andere invullingen voor de leegkomende gebouwen moeten worden ontwikkeld. De historische binnenstad heeft een decor dat belevingswaarde en emotie ademt. Het vertrekpunt voor een ontwikkelingsavontuur dat moet leiden tot een zintuiglijke ervaring die mensen steeds weer opnieuw verrast. Denk bijvoorbeeld aan het herintroduce ren van de maakindustrie in het centrum. Eten en drinken, bekijken en bekeken worden. En een culturele smeltkroes van evenementen. Heerlijk. De moderne binnensteden die een dergelijk decor ont beren moeten op zoek naar functionaliteit en gemak, een faciliterende omgeving voor een lang en gelukkig leven met alle voorzieningen op loopafstand. Een plek ook om functioneel werken te combineren met wonen. Werken en wonen in, onder en boven, (voormalige) winkels. Met veel ruimte om te ademen. Herintroductie van groene ruimte, en goed bereikbaar met alle soorten van vervoer. Een plek ook voor alle leeftijden. Denk bijvoorbeeld aan het integreren van zorghuizen of ziekenhuizen in het centrum van een dergelijke stad. Een bijzonder ‘stedelijk gezond worden gebied’, als functionele tegenhanger van de historische zus, samen een hechte stedenfamilie smedend. En zodoende kwamen we in een enerverend gesprek niet verder dan één vraag. De rest doen we een andere keer…
Joop Petit Community Innovator
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 5
Transformatie vraagt goede samenwerking en scope Transformatie van gebouwen wordt steeds belangrijker, maar het bevoegd gezag heeft bij veel gemeenten nog moeite met de juiste interpretatie van het Bouwbesluit op dit gebied. Ook kunnen rigide bestemmingsplannen of commerciële belangen van private en publieke partijen roet in het eten gooien. Verder is de economische haalbaarheid soms een struikelblok. Daar staat tegenover dat transformatieprojecten die wel de eindstreep halen fraaie parels aan de gebouwde omgeving toevoegen. Bouwkwaliteit in de praktijk sprak met drie specialisten op dit gebied: drs. Robin Dijkgraaf en Reinier Hartman van HD Projectrealisatie B.V. en Gerben van Dijk, procesmanager Vernieuwing Bouw en voorzitter van het Herbestemmingsteam. Tekst ing. Frank de Groot
6 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Transformatie
‘T
ransformatie is een middel om tot een nieuwe functie in een gebouw te komen met het economisch hoogst haalbare kwaliteitsniveau. Herbestemming kan nooit een doel op zich zijn’, zegt drs. Robin Dijkgraaf. Hij is directeur van HD Projectrealisatie BV. Dit Rotterdamse bedrijf houdt zich bezig met advies, ontwikkeling en realisatie ten aanzien van bedrijfshuisvesting, herontwikkeling, transformatie en zorg. Het 25-jarige bureau is al vier jaar bezig met de transformatie van het monumentale gevangeniscomplex De Noordsingel in het Oude Noorden van Rotterdam. Samen met BAM Woningbouw ZuidWest is daartoe de risicodragende ontwikkelcombinatie Tuin van Noord opgezet.
Gevangeniscomplex Geen wonder dat de afspraak plaatsvindt in het nu nog goeddeels leegstaande complex, dat vooral opvalt door de vier cellenvleugels die centraal samenkomen bij een negenhoekige kern. Verder bevat het enorme complex onder meer een gerechtsgebouw, directievilla’s, notarieel archief, huis van bewaring, kapel, hofpoort met directieruimten en een vrouwenvleugel. En uiteraard ontbreekt een kolossale muur niet die het complex omsluit. In de ruimte waarin we zitten ontbreekt het plafond. Ontwikkelingsmanager Reinier Hartman van HD ziet onze vragende blik: waar is het plafond gebleven? ‘Helaas lag het monumentale plafond op een ochtend ineens op de vloer. Door lekkages waren de oude nagels weggeroest. Tja, dat kom je dus ook tegen bij transformatieprojecten.’
de website van het H-team. ‘De huidige toenemende aandacht voor transformatie heeft vooral te maken met een toegenomen leegstand van met name kantoorgebouwen, scholen, kerken, gevangenissen en zorginstellingen. Voor de crisis was er tekort aan alles, dus werd er weinig over transformatie nagedacht. Nu is er vastgoed te veel en moet je goed kijken welk programma er in een gebouw past’, aldus Van Dijk. Robin Dijkgraaf vult aan: ‘Transformatie werd voor de crisis gedreven door een behoefte om leegstaande monumentale gebouwen te behouden voor ons nageslacht. Het betrof dan vooral gebouwen die vanwege hun indeling en bouwkundige staat niet meer economisch verantwoord een functie konden vervullen. Nu zie je dat economische drijfveren belangrijker worden dan maatschappelijk sociale motieven. Banken zijn ook veel terughoudender geworden in het verstrekken van leningen. Natuurlijk, duurzaamheid, waardebehoud en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn tegenwoordig extra factoren, maar ze zijn niet doorslaggevend. Je kijkt vooral vanuit de locatie wat de mogelijkheden zijn. Je moet eerst een vraag hebben, anders transformeer je voor nieuwe leegstand.’ Reinier Hartman wijst op de rol die vastgoed eigenaren hierin spelen: ‘Het is een kille rekensom. Een transformatie moet economisch rendabel zijn. Bij monumentale gebouwen spelen maatschappelijke factoren ook een rol, evenals de uitstraling van een bedrijf dat in zo’n prachtig oud gebouw zit. Dat vertegenwoordigt ook een waarde. Maar een jaren zeventig kantoorpand dat leegstaat is nog steeds een lastig verhaal. En dan heb
je nog de verborgen leegstand, waarbij een pand weliswaar leegstaat, maar de huurder nog doorbetaalt tot het einde van zijn huurcontract. Vooral bij grote bedrijven met een buitenlandse investeerder is zo’n pand slechts een nummer in de excelsheet. Men gaat op een gegeven moment liever naar een nieuw pand, terwijl het huurcontract bij het oude pand nog doorloopt. Leegstand mag, als de rest maar goed gaat. De verhuurder van dat pand gaat dan echt nog niet investeren in transformatie, als hij nog maandelijks geld vangt en geen zicht heeft op nieuwe huurders.’
Bouwregelgeving Het succes van transformatieprojecten hangt af van de bouwregelgeving en bestemmingsplannen. Met de komst van Bouwbesluit 2012 deed het ‘rechtens verkregen niveau’ zijn intrede. Het rechtens verkregen niveau kan worden gedefinieerd als het kwaliteitsniveau dat bij een rechtmatig gebouwd gebouw feitelijk aanwezig is voordat de verbouwing wordt uitgevoerd (het actuele kwaliteitsniveau), dat naar onderen is begrensd door het niveau van bestaande bouw en naar boven is begrensd door het niveau voor nieuwbouw. Voor veel aspecten van het Bouwbesluit wordt voor verbouw het rechtens verkregen niveau door Bouwbesluit 2012 als eisenniveau aangewezen. Bij herbestemming zal het actuele kwaliteitsniveau in veel gevallen erg laag zijn of ontbreken, waardoor de ondergrens van het rechtens verkregen niveau (bestaande bouw) van toepassing is. ‘Voor een verbouwing met herbestemming zou dit dus tot een laag minimumniveau vanuit het
Gerben van Dijk kijkt met grote interesse rond; als Rotterdammer komt hij nu voor het eerst binnen de poorten. Hij werkt als procesmanager bij de BouwCampus. Dit is een netwerk van overheden, bedrijven en (kennis)instellingen rond het thema vernieuwing in de bouwsector. Vanaf 2015 is dit netwerk aangesloten bij De Bouwcampus (TU Delft). Verder is hij voorzitter van het door minister Blok geïnstalleerde Herbestemmingsteam, kortweg H-team. Dat is een aanjaagteam met ervaringsdeskundigen dat dilemma’s op het gebied van herbestemming en leegstand agendeert en met betrokkenen in gesprek gaat.
Economische haalbaarheid ‘Niet het bestaan en het bezit van een gebouw vertegenwoordigen een waarde: het is vooral het gebruik dat de waarde geeft. Dat biedt kansen voor herbestemming’, lezen we op | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 7
→
Bouwbesluit moeten leiden’, zegt Hartman. Maar de praktijk blijkt anders: ‘Veel BWT-medewerkers hebben moeite om deze wijziging van de regelgeving juist te interpreteren. In de praktijk leidt dit vaak tot de afweging of het nieuwbouwniveau bij herbestemming wel of niet gehaald kan worden, in plaats van het rechtens verkregen niveau aan te houden. Hierdoor moeten we veel bouwdelen alsnog op nieuwbouwniveau brengen. Maar dat kan toch nooit de bedoeling zijn van Bouwbesluit 2012?’ Gerben van Dijk verbaast zich ook over deze ervaringen: ‘Ik heb een wethouder horen zeggen: mijn ambtenarenapparaat is niet klaar voor transformatieprojecten. Het kan toch niet zo zijn dat we door een gebrek aan kennis van de bouwregelgeving maar hogere eisen gaan stellen? Daar is Bouwbesluit 2012 helemaal niet voor bedoeld. Wel is het natuurlijk aan te bevelen om hoger te gaan zitten dan het rechtens verkregen niveau, omdat huurders en kopers een bepaald minimaal kwaliteitsniveau willen.’ Van Dijk constateert daarnaast dat gemeenten vaak niet vlot meewerken, doordat ze er meer belang bij hebben dat bedrijven verhuizen naar nieuwe gebouwen op dure, braakliggende terreinen met een bedrijfsbestemming. ‘Een bestemmingsplanwijziging kan dan ineens heel lang gaan duren.’
Transformatie De Noordsingel Het gesprek verlegt zich naar de transformatie van het gevangeniscomplex (zie uitgebreide toelichting in het kader) waarin we ons bevinden. Interessant is vooral de transformatie van
de cellenvleugels naar zeer ruime woningen. Hartman leidt ons rond door de gevangenis, die nu nog helemaal in oorspronkelijke staat is. Vooral het centrale panopticum waar de vier cellenvleugels op uitkomen is een prachtige ruimte met veel licht en fraaie balkons die op enige hoogte de vleugels direct verbinden. Voor sentimenten is echter geen plaats bij een miljoenen vergende transformatie als deze. Hartman legt uit: ‘We hebben nog gedacht aan studentenwoningen in de cellenblokken – die we dan samenvoegen – waardoor je de centrale open ruimte met stalen galerijen en trappen zou kunnen behouden. Maar de gemeente wil studenten concentreren in andere gebieden in de stad en hier ruimte geven aan jonge starters en gezinnen. Om dan fatsoenlijke woningen te creëren heb je niet genoeg aan de 4 meter diepe cellen. We hebben daarom gekozen voor rug-aan-rug woningen met de woningscheidende wand midden in de centrale gang en een woningbreedte van twee cellen. Iedere woning grenst dus aan één buitengevel. De woningen krijgen maar liefst vier lagen, omdat we geen bovenwoningen kunnen ontsluiten zonder de monumentale uitstraling aan de buitenzijde geweld aan te doen. Er zijn ook XXL kopwoningen op de kopse kanten, die zelfs aan drie gevels grenzen en een oppervlak hebben van 260 m2. Deze woningen omvatten twee cellen aan weerszijden van de voormalige gang en dan het oppervlak van die oude gang zelf ook nog. Een vide zorgt voor een prachtig zicht op de monumentale ramen in de kopse gevel.’
Reinier Hartman (links), Gerben van Dijk (midden) en Robin Dijkgraaf (rechts) proeven de sfeer in een nog ingerichte cel in een van de cellenvleugels. Na de transformatie is deze cel onderdeel van een woning. 8 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Doe-het-zelf-woningen De woningen worden zogenoemde ‘Do-ItYourself’ woningen voor doe-het-zelvers, waardoor de kosten laag kunnen blijven. Hartman: ‘Dak, buitengevels en fundering maken wij in orde en brengen we onder in een VvE. Daarbinnen kunnen de bewoners zelf aan de slag gaan. Wel zijn er natuurlijk restricties om bijvoorbeeld brandveiligheid en constructieve veiligheid te waarborgen. Zo moet er van tevoren per verdieping een keuze worden gemaakt uit een aantal varianten waarbij de dragende muur tussen twee cellen intact blijft, wordt doorbroken of zelfs geheel wordt weggehaald.’ Elders in het complex is men soms al verder. Zo zijn de twee directievilla’s in 2014 getransformeerd naar kantoorvilla’s. Twee panden aan de Bergstraat bieden nu ruimte aan studentenwoningen. Het ‘nieuwe’ Huis van Bewaring (rond 1900), dat was verbonden met de arrondissementsrechtbank, heeft inmiddels een zeer brede bestemming gekregen: wonen, maatschappelijk, bedrijfs onroerend goed, zorg, kleinschalige horeca en detailhandel. In het Gerechtsgebouw bevinden zich nu kantoorruimten, een bedrijfsverzamelgebouw en een poliklinisch revalidatiecentrum. In het Notarieel Archief met enorme dragende stalen stellages komt een horecabedrijf. De kapel tot slot, krijgt een multifunctionele bestemming. . ‘Een enorme uitdaging’, verzucht Hartman. ‘Maar ook één van de grootste transformatieprojecten in binnenstedelijk gebied. Het laat zien welke kansen er liggen om een binnenstedelijk gebied een geheel nieuwe toekomst te geven. Maar de kans van slagen is afhankelijk van een goede samenwerking met gemeenten en Monumentencommissies. Na overleg met de gemeente Rotterdam is een aantal spelregels uit het bidbook dan ook versoepeld, zoals de keuze voor kluswoningen in plaats van studentenwoningen. Ook hebben we veel moeite moeten doen om alle tekeningen van de gebouwen te krijgen, omdat de gevangenis tot 2012 nog in gebruik was. Het duurt dan vaak nog lange tijd voordat alle tekeningen vrijgegeven worden. Dan ontdek je ineens op het laatste moment dat de stadsverwarming onder één van de vleugels doorloopt. Bij transformatieprojecten moet je dus ook heel geduldig en heel flexibel zijn.’
Transformatie Transformatie De Noordsingel De oude strafgevangenis De Noordsingel in Rotterdam is straks een fijne plek om te wonen, werken en recreëren. De buitenruimten worden ontdaan van latere opstallen en maken plaats voor openbare tuinen. Daartoe worden er doorbraken gemaakt in de enorme muur die nu nog om het complex ligt. Het verleden De Noordsingel is één van de oudste justitiële complexen van Nederland. Het bestaat uit twee gebouwen: de Strafgevangenis uit 1872 en het Gerechtsgebouw uit 1899. Het was de eerste gevangenis in Nederland met eenpersoons cellen. Gevangenis architect Allard C. Pierson baseerde het stervormige ontwerp, met vier cellenvleugels, een administratievleugel en een centrale negenkantige kern, op de Berlijnse gevangenis. De vleugelgevangenis bood ruimte aan in totaal 340 cellen, verdeeld over vier vleugels van elk drie verdiepingen hoog. Vanuit de kern, het zogenaamde panopticum, waren alle cellenvleugels te overzien. Er waren drie vleugels voor mannen en één voor vrouwen. Elke cel is 2,50 meter breed en 4 meter lang en was voorzien van een tralievenster, stromend water, centrale verwar ming en een toilet. Verder beschikte het complex over een ziekenafdeling en een kapel. Voor de directeur, de adjunct-direc teur en de gevangenisarts werden twee directievilla’s gebouwd, pal aan de Noordsingel. De cipierswoningen werden strategisch op de noord- en oosthoek van het terrein gezet. Oorspronkelijk lag de Strafgevangenis in een kaal polderland schap, maar inmiddels is het complex volledig ingebouwd door de stad. Het Rotterdamse Gerechtsgebouw is een goed voorbeeld van de negentiende-eeuwse overheidsarchitectuur. Tot 1996 zetelde hier de arrondissementsrechtbank en het kantongerecht. Sinds 1998 heeft het de status van rijksmonument. De Strafgevan genis is tot oktober 2012 in gebruik gebleven als penitentiaire inrichting. De toekomst De ontwikkelcombinatie Tuin van Noord (HD Projectrealisatie BV en BAM Woningbouw ZuidWest) creëert met behoud van alle cultuurhistorische waarde een compleet nieuw stukje Rotterdam. De meeste gebouwdelen blijven bestaan en krijgen een nieuwe bestemming. Denk aan koopwoningen, studentenhuisvesting, horeca, woonwerkeenheden, kantoorruimte, (woon)zorg en tal van andere maatschappelijke functies. Een aantal niet oorspronke lijke delen van het complex wordt gesloopt om ruimte te maken
voor groen en nieuwbouw. Wonen wordt één van de belangrijkste functies in de Tuin van Noord. In de bestaande gebouwen en ook in de nieuwbouw komen verschillende individuele maar ook collectieve woonvor men voor verschillende doelgroepen. Zo komen er aantrekkelijk geprijsde Do-It-Yourself woningen en appartementen in de cellenvleugels. Hiertoe worden er cellen samengevoegd. Hiermee kunnen zowel compacte woningen als ruimere woningen voor bijvoorbeeld gezinnen met kinderen ontstaan. Naar verwachting start in 2016 de verkoop van de woningen. Behalve wonen gaat de Tuin van Noord ook tal van andere publieke en maatschappelijke functies herbergen. Het Gerechts gebouw behoudt zijn grandeur en wordt gebruikt als bedrijfsver zamelgebouw op basis van de bestaande indeling. In het Notarieel Archief komt een innovatief culinair concept. Eén van de drie cellenvleugels wordt misschien zelfs ingericht als hotel. En de kapel kan dienst doen als multifunctionele ruimte voor ontmoe ting, cultuur en educatie. De tuin van het complex wordt een park. De vijf meter hoge gevangenismuren worden op een aantal plekken doorbroken, waardoor de tuin open staat voor iedereen. In januari 2014 is er gestart (gefaseerd) met de sloop- en bouwwerkzaamheden. Verwachte oplevering is 2016. Voor een aantal planonderdelen worden nog exploitanten gezocht. Meer weten? Kijk op www.tuinvannoord.nl.
←
Plattegronden van vier woonlagen van een Do-It-Yourself-woning in de cellenvleugel.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 9
Veilig vluchten bij trans formatie en renovatie van woongebouwen De bouwopgave verschuift van nieuwbouw naar renovatie en/of transformatie van bestaande gebouwen. Hierbij is er veel aandacht voor beperking van energiegebruik en verhogen van het comfort. Voor veel oude gebouwen geldt echter dat een ander onderbelicht aspect juist van levensbelang kan zijn: de brandveiligheid, en vooral het veilig vluchten. Wat zijn de eisen voor het vluchten uit bestaande woongebouwen en met welke eisen ten aanzien van veilig vluchten moet rekening worden gehouden bij transformatie? Wat is het rechtens verkregen niveau en is dit wel voldoende veilig? Tekst Ir. Roy Hendriks
10 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Transformatie
H
et vroegtijdig stellen van vragen leidt tot een integrale oplossing, waarbij de brandveiligheid onderdeel uitmaakt van het ontwerp. Maar wie is er verantwoordelijk voor de brandveiligheid in een woongebouw? Om antwoord te krijgen op de vragen wordt allereerst ingegaan op het wettelijke kader volgens het Bouwbesluit. Vervolgens wordt de theorie toegelicht door middel van een tweetal praktijkvoorbeelden. Afsluitend wordt de afweging gemaakt welk niveau noodzakelijk is en wie welke verantwoordelijkheid hierin dient te nemen.
Wettelijk kader veilig vluchten, bestaande bouw Als functionele eis wordt in het Bouwbesluit gesteld dat een bestaand bouwwerk zodanige vluchtroutes moet hebben dat bij brand een veilige plaats kan worden bereikt. Als prestatie-eis wordt aanvullend gesteld dat de vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en van daaruit de openbare weg. Vluchten naar een plat dak dat 30 minuten brandwerend is, om vervolgens de brandweer af te wachten, mag niet meer. Deze eisen gelden overigens ook voor nieuwbouw. Voor een bestaand woongebouw is onder de volgende voorwaarden één vluchtroute toegestaan: • vluchtroute is een beschermde route indien de daarop aangewezen gebruiksoppervlakte van een woonfunctie minder dan 500 m2 bedraagt, of • vluchtroute is een extra beschermde vluchtroute indien de daarop aangewezen gebruiksoppervlakte van een woonfunctie meer dan 500 m2, maar minder dan 1.500 m2 bedraagt, of • vluchtroute is een veiligheidsroute indien de daarop aangewezen gebruiksoppervlakte van een woonfunctie meer dan 1.500 m2 bedraagt. Indien niet aan bovenstaande voorwaarden kan worden voldaan, zijn twee onafhankelijke vluchtroutes vereist.
Praktijkcase 1, bestaand woongebouw In figuur 1 is een woongebouw weergegeven met dertien bouwlagen. Per bouwlaag komen vier woningen uit op het centrale trappenhuis. Op de begane grond zijn bergingen aanwezig. De totale gebruiksoppervlakte aan woonfuncties dat is aangewezen op het vluchttrappenhuis bedraagt 3.700 m2. Elke woning heeft ter plaatse van het balkon een tweede vluchtmogelijkheid door middel van een stalen vluchtluik in de balkonvloer met daaronder klimijzers langs de gevel. De klimijzers komen op de begane grond in de bergingen uit. Vanuit de bergingen kan via een luik het aangrenzende terrein worden bereikt. In theorie zijn er dus meerdere vluchtroutes aanwezig. Echter, de vluchtmogelijkheid via de klim ijzers is geen vluchtroute over een trap zoals bedoeld in het Bouwbesluit, artikel 1.1 lid 1, omdat de klimijzers niet als trap beschouwd mogen worden. Volgens het Bouwbesluit is er dus maar één vluchtroute beschikbaar. Aangezien op het trappenhuis meer dan 1.500 m2 gebruiksoppervlakte aan woonfuncties is aangewezen dient het trappenhuis als veiligheidsroute uitgevoerd te worden. Echter, een veiligheidsroute moet per definitie via een
Definities Bouwbesluit • B eschermde route: buiten het subbrandcompartiment gelegen gedeelte van een vluchtroute. • Extra beschermde vluchtroute: buiten een brandcompartiment gelegen gedeelte van een beschermde vluchtroute. • Veiligheidsroute: extra beschermde vluchtroute die uitsluitend via een niet-besloten ruimte (buitenlucht) kan worden bereikt.
niet-besloten ruimte (buitenruimte) toegankelijk zijn. Aan deze voorwaarde wordt in de praktijkcase niet voldaan. Om het woongebouw weer in overeenstemming te brengen met het Bouwbesluit kan gebruik worden gemaakt van gelijkwaardigheid op basis van artikel 1.3 van het Bouwbesluit. Om een gelijkwaardig niveau van ontvluchting mogelijk te maken kan de volgende combinatie van maatregelen toegepast worden: • een overdrukinstallatie in het centrale trappenhuis conform de NEN-EN 12.101-6 en de NPR6095-1:2012;
Figuur 1, bestaand woongebouw. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 11
→
• v rijloopdeurdrangers aangestuurd op een brandmeldinstallatie conform NEN 2535; • het vluchttrappenhuis wordt uitgevoerd als een extra beschermde vluchtroute, waarbij de materialisering moet voldoen aan brandklasse B en rookklasse s2. Overdruksystemen worden in Nederland regelmatig toegepast om rookverspreiding te voorkomen. Overdruksystemen blijken in de praktijk goed te functioneren, maar verdienen wel de nodige aandacht bij ontwerp, uitvoering en onderhoud.
Wettelijk kader veilig vluchten, rechtens verkregen niveau Bij transformatie van een gebouw is sprake van de wijziging van de gebruiksfunctie van bijvoorbeeld een kantoorfunctie naar een woonfunctie. In beginsel dient volgens het Bouwbesluit deze nieuwe functie getoetst te worden aan de eisen voor bestaande bouw. Indien aan deze eisen wordt voldaan zijn er geen verdere aanpassingen noodzakelijk. Indien niet aan de eisen voor bestaande bouw kan worden voldaan moeten de betreffende onderdelen verbouwd worden en is sprake van het veranderen van een bouwwerk. Op het veranderen van een bouwwerk zijn voor wat betreft hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit de voorschriften voor nieuwbouw van toepassing, tenzij in de desbetreffende afdeling voor
een voorschrift anders is aangegeven. In deze hoofdstukken is bij de meeste afdelingen een apart artikel voor verbouw opgenomen, waarmee het vereiste minimum verbouwniveau is aangegeven. In de meeste gevallen wordt verwezen naar het rechtens verkregen niveau. Hierbij is het bestaande niveau conform Bouwbesluit het absolute minimum, waaraan een bouwwerk moet voldoen.
Praktijkcase 2, transformatie naar woongebouw In figuur 2 is een het resultaat van een transformatie van een kantoor- naar een woonfunctie weergegeven. Het gebouw omvat 1.450 m2 gebruiksoppervlakte en is voorzien van een parkeerkelder. De transformatie is destijds onder het regime van Bouwbesluit 2003 uitgevoerd. Hierbij werd voor verbouw het nieuwbouwniveau gehanteerd en werd mogelijk ontheffing verleend voor een lager niveau. Voor de brandveiligheid werd destijds geen ontheffing verleend. Consequentie voor dit gebouw was het toepassen van een overdrukinstallatie vergelijkbaar met de installatie in de eerder genoemde praktijkcase. Indien de transformatie beschouwd wordt onder het regime van het huidige Bouwbesluit 2012 kan worden volstaan met het uitvoeren van het centrale trappenhuis als een extra beschermde vluchtroute en dus geen overdruk-
installatie. Dit is soms een verarming van het veiligheidsniveau die zeker bij transformatie niet gewenst is, maar die strikt genomen wel is toegestaan.
Verantwoordelijkheid Veel bestaande woongebouwen voldoen heden ten dage niet aan de eisen voor wat betreft de brandveiligheid. Gemeentes zijn verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving, maar veelal liggen de prioriteiten bij andere gebruiksfuncties, zoals hotels, ziekenhuizen en industrie. Juridisch gezien is de eigenaar echter verantwoordelijk op basis van zijn zorgplicht, maar geen enkele gemeente wil in het nieuws komen met calamiteiten waarbij slachtoffers zijn gevallen. Het Bouwbesluit geeft het minimale niveau aan waaraan een gebouw moet voldoen. Door de regelgeving wordt vooral gestuurd op het veilig vluchten en het beschermen van het buurperceel. Het is duidelijk dat daarmee geen garanties voor het veilig ontvluchten van een woongebouw bij brand gegeven kunnen worden. Al te vaak wordt er bij een calamiteit gesteld dat er werd voldaan aan de regels, maar toch vallen er helaas slachtoffers. Uiteindelijk is het vaak een economische afweging welk veiligheidsniveau wordt nagestreefd. Door vroegtijdig na te denken over brandveiligheid bij transformaties en renovaties kunnen goede brandveilige oplossingen integraal verwerkt worden in het ontwerp. Hierbij moeten zowel de ontwerper, de adviseur als de gebouweigenaar hun verantwoording te ← nemen.
↘ Informatie over de auteur Figuur 2, transformatie van kantoor- naar woongebouw. 12 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Ir. Roy Hendriks is senior adviseur bouwfysica & brandveiligheid bij Alcedo bv
Transformatie
Transformatie, Wet geluidhinder en goed ruimtelijk ordenen Bedrijfsgebouwen kunnen op allerlei locaties gevestigd zijn. Bijvoorbeeld op een rustig bedrijvenpark, maar soms ook in een drukke stedelijke omgeving of op een industrieterrein. Elke omgeving kent zijn eigen dynamiek en daarmee ook zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. Zeker als een bedrijfsgebouw door leegstand getransformeerd wordt tot een woongebouw. Om de ontwikkeling in goede banen te leiden, is een breed scala aan wetten en regels gedefinieerd. Tekst ing. Erik Willighagen
D
e Wet geluidhinder beoogt bescherming te bieden aan mensen. Daarvoor wordt het principe van zones rondom notoire lawaaiproducenten gehanteerd. Deze producenten betreffen wegen, spoorlijnen en industrieterreinen. Als woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een dergelijke zone worden gerealiseerd, gelden er beperkingen ten aanzien van de geluidsbelastingen op gevels hiervan. Zo is bijvoorbeeld voor wegverkeerslawaai een geluidsbelasting tot de zogenaamde voorkeursgrenswaarde van 48 dB altijd toegestaan. Als de geluidsbelasting hoger is, kunnen Burgemeester en Wethouders een ontheffing geven. Ook daaraan zit weer een plafond. Afhankelijk van de situatie kunnen ontheffingen gegeven worden tot ten hoogste 68 dB.
Er wordt niet zomaar een ontheffing verleend. De initiatiefnemer moet altijd aantonen dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om de geluidsbelasting terug te brengen. Ook dient de geluidsisolatie van de gevels zodanig te zijn dat in de verblijfsruimten een aanvaardbaar klimaat is gegarandeerd. Dit klinkt allemaal logisch. Toch zitten er de nodige haken en ogen aan de Wet geluidhinder. Met name in relatie tot het bestemmingsplan en het Bouwbesluit.
Bestemmingsplan Als een gebouw wordt getransformeerd van een niet geluidsgevoelige naar een wel geluidsgevoelige bestemming kan sprake zijn van verschillende situaties: 1. De transformatie is in overeenstemming
met het bestemmingsplan. 2. De transformatie is in srtijd met het bestemmingsplan. 3. Voor de transformatie moet al dan niet tijdelijk worden afgeweken van het bestemmingsplan.
In overeenstemming met bestemmingsplan Als een transformatie in overeenstemming is met het bestemmingsplan, vindt er géén toetsing plaats aan de Wet geluidhinder en aan een goede ruimtelijke ordening. Strijd met bestemmingsplan Als het bestemmingsplan (al dan niet op grond van een wijzigingsbevoegdheid) moet worden veranderd om de transformatie | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 13
→
Chapeau
toetsing plaats aan de Wet geluidhinder. Dit zou immers destijds, bij het vaststellen van het bestemmingsplan, al moeten zijn gedaan. Bij een buitenplanse afwijking vindt er wel een toetsing plaats, mits er permanent (langer dan tien jaar) wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Voor situaties waarbij niet langer dan tien jaar wordt afgeweken van het bestemmingsplan (Besluit omgevingsrecht, bijlage II, artikel 4, lid 11) is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Bij het gebruiken van de afwijkingsmogelijkheden zal echter altijd een belangenafweging plaatsvinden, waarbij ook het aspect geluid een rol kan spelen.
Kop
mogelijk te maken, moet worden getoetst of de geluidssituatie voldoet aan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder. Als deze wordt overschreden, kan de gemeente een ontheffing geven, waarbij zij eisen kan stellen aan de geluidswering van de gevels. Dit is een procedure die separaat van, maar wel gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen. Bovendien vindt er een integrale toetsing aan een goede ruimtelijke ordening plaats.
Afwijken van het bestemmingsplan In de Wabo, artikel 2.12, lid 1 onder a, zijn drie soorten afwijkingen benoemd die relevant zijn in relatie tot geluid: 1. Binnenplanse afwijking (art. 2.12, lid 1 onder a sub 1). 2. Buitenplanse afwijking (kruimelgevallen) (art. 2.12, lid 1 onder a sub 2). 3. Buitenplanse afwijking (Wabo-project besluit) (art. 2.12, lid 1 onder a sub 3). Bij een binnenplanse afwijking vindt er géén
Industrieterreinen Bij bedrijfsgebouwen op industrieterreinen is sprake van een bijzondere situatie. Daarbij is het goed om te weten dat er twee typen industrieterreinen zijn: 1. Gezoneerde industrieterreinen. 2. Niet-gezoneerde industrieterreinen. Gezoneerde industrieterreinen Gezoneerde industrieterreinen zijn voorzien van een geluidszone. Deze zone ligt om het industrieterrein heen. Woningen binnen deze zone worden beschermd tegen het geluid van de bedrijven. Woningen op het industrieterrein zelf worden niet beschermd. Als een bedrijfsgebouw op het industrieterrein transformeert naar woningen, genieten deze woningen dus geen bescherming. Hoewel de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer hier geen bescherming bieden, is er al snel sprake van strijdigheid met ‘een goede ruimtelijke ordening’.
14 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Toch zijn er wel mogelijkheden om transformaties uit te voeren. Dan moeten wel duidelijk regels worden ingebouwd waarmee een goed woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd. Niet-gezoneerde industrieterreinen Op niet-gezoneerde industrieterreinen worden woningen wel beschermd. Hiermee moet rekening worden gehouden bij transformaties. De transformatie kan er namelijk voor zorgen dat waar een naastgelegen bedrijf eerder geen beperkingen ondervond van het bedrijfsgebouw, er na de transformatie ineens beschermde woningen naast zijn bedrijf staan. Woningen die een belemmering kunnen vormen voor zijn bedrijfsvoering. Bij een transformatie dient dus vooraf in beeld te zijn of er sprake is van belemmeringen en hoe deze kunnen worden opgelost.
Het blijkt dat de Wet geluidhinder lang niet altijd van toepassing is bij transformaties. Met uitzondering van situaties waarbij het plan al in overeenstemming is met het bestemmingsplan, moet de gemeente echter altijd een belangenafweging uitvoeren. Bij deze afweging worden vaak de grenswaarden volgens de Wet geluidhinder gebruikt. De Wet geluidhinder is weliswaar niet van toepassing, maar in het kader van de belangenafweging wordt toch een soortgelijke beoordeling uitgevoerd.
Beleid Bij het vaststellen of afwijken van een bestemmingsplan en bij het verlenen van ontheffingen volgens de Wet geluidhinder moeten natuurlijk de wettelijke grenswaarden worden gerespecteerd. Daarnaast heeft de gemeente de mogelijkheid om zelf criteria te hanteren. Bijvoorbeeld voor het beoordelen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening of als voorwaarden bij een ontheffing. Dit betreft criteria en voorwaarden die niet zijn gebaseerd op een wettelijke verplichting maar op een streven naar een beter woon- en leefklimaat. Vaak zijn deze voorwaarden vastgelegd in gemeentelijk geluidsbeleid, maar er kunnen ook maatwerkvoorwaarden worden opgelegd. Veel gemeenten stellen als voorwaarde dat elke woning moet worden voorzien van een geluidsluwe gevel. Ook kan de gemeente dit middel gebruiken om (strengere) eisen te stellen aan de geluidsisolatie. Elke gemeente maakt zijn eigen afwegingen. Een voorwaarde die in de ene gemeente gebruikelijk is, hoeft dus in een andere gemeente helemaal niet aan de orde te zijn. Alleen als er helemaal géén bestemmingsplanprocedure nodig is, zijn er voor een gemeente géén mogelijkheden om aanvullende voorwaarden of criteria te hanteren. Bouwbesluit Met een transformatie gaat vaak een verbouwing gepaard. Voor verbouw zijn in het
Transformatie
Overzicht In de volgende tabel is het afwegingskader gegeven. Toets geluidsbelasting
Eis geluidswering gevels of binnenniveau
Vangnet
Voldoet aan bestemmingsplan
Nee
Nee
Rechtens verkregen niveau
In strijd met bestemmingsplan1)
Ja, op grond van Wgh2) en goed ruimtelijk ordenen
Ja, voorwaarde als ontheffing op grond van Wgh nodig is
Rechtens verkregen niveau
Binnenplanse afwijking
Niet op grond van Wgh, wel belangenafweging
Wellicht, op grond van belangenafweging
Rechtens verkregen niveau
Buitenplanse afwijking ≤ 10 jaar
Niet op grond van Wgh, wel belangenafweging
Wellicht, op grond van belangenafweging
Rechtens verkregen niveau
Buitenplanse afwijking > 10 jaar
Ja, op grond van Wgh2) en goed ruimtelijk ordenen
Ja, voorwaarde als ontheffing op grond van Wgh nodig is
Rechtens verkregen niveau
1)
Nieuw bestemmingsplan voor het gehele of een deel van het plangebied of binnenplanse wijzigingsbevoegdheid nodig
Bouwbesluit specifieke eisen opgenomen. Voor de meeste aspecten, waaronder het van buiten komend geluid, geldt daarbij het zogenaamde ‘rechtens verkregen niveau’. Dit is voor het aspect geluid meestal het actuele niveau waarin het bouwwerk verkeert. Voor het onderdeel geluid houdt dit in dat er vaak géén eisen gelden ten aanzien van de geluidswering van de gevels en het binnenniveau in de verblijfsruimten. Ook niet als de transformatie inhoudt dat er een geluidsgevoelige bestemming wordt gecreëerd. Alleen voor kantoren die zijn gebouwd onder het regime van het oude Besluit geluidwering kantoorgebouwen of Bouwbesluit 2003, mag worden verondersteld dat het rechtens verkregen niveau in de verblijfsruimten niet hoger zal zijn dan 40 dB. Het Bouwbesluit biedt dus maar beperkt mogelijkheden om een acceptabel akoes-
tisch woon- en leefklimaat te garanderen bij verbouw en transformaties. In de praktijk blijkt dat gemeenten daarom in het kader van de belangenafweging bij bestemmingsplanprocedures alsnog eisen stellen aan de geluidswering van de gevels. Als er echter geen bestemmingsplanprocedure nodig is, heeft de gemeente geen mogelijkheden om eisen te stellen. Als in het kader van goede ruimtelijke ordening aanvullende eisen worden gesteld, kan dit grote gevolgen hebben voor het succes van het plan. Het betreft immers bestaande panden waaraan niet altijd optimale maatregelen getroffen kunnen worden.
Conclusie Bij transformaties is de Wet geluidhinder vaak niet van toepassing. Ook het Bouw
2)
Wet geluidhinder
besluit vraagt veelal niet om aandacht voor de geluidswering. Daarmee lijkt het uitvoeren van een transformatie (voor zover het de geluidsaspecten betreft) relatief eenvoudig te zijn. Toch is dat bijna nooit het geval. Bij geluidsbelaste locaties moet altijd rekening worden gehouden met een goed woon- en leefklimaat. Als de initiatiefnemer dat zelf niet doet, zal hij hiertoe meestal in het kader van de bestemmingsplanprocedures toe worden gedwongen. Het is dus verstandig om al tijdens de initiatieffase van de planontwikkeling goed na te denken over de (on)mogelijkheden in relatie tot de geluidsaspecten.
↘ Informatie over de auteur
Ing. Erik Willighagen is senior adviseur geluid en gerechtelijk deskundige bij Alcedo.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 15
←
Ontruiming en Bouwbesluit 2012
De Arbowet ziet primair op de veiligheid van werknemers. Op grond waarvan geldt de verplichting om in een verpleeg- of ziekenhuis de patiënten op tijd buiten te krijgen bij brand? Tot voor kort was dit een lacune in de wet. Sinds 1 juli 2015 is dit geregeld via het nieuwe artikel 7.11a van Bouwbesluit 2012. Dit artikel wordt in twee delen onder de loep genomen. In dit eerste deel staat de achtergrond van het nieuwe voorschrift centraal. Tekst ir. H.C.M. van Egmond en mr. ing. J.C. Huijzer
16 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Brandveiligheid
H
et klinkt zo logisch: in geval van brand zorgen de BHV-ers ervoor dat iedereen op tijd buiten is. Maar toch gaf dit – met name als het juridische discussies en handhaving betrof – in de praktijk discussie. Waar stáát dan dat een kroegbaas of ziekenhuisdirectie ervoor moet zorgen dat zijn klanten en patiënten tijdig in veiligheid worden gebracht? Tot voor kort nergens expliciet. De Arbo-wetgeving ziet immers primair op de relatie werkgever-werknemer, en daar is in genoemde voorbeelden geen sprake van. Bouwbesluit 2012 bevatte tot voor kort in artikel 6.23 lid 6 slechts het voorschrift dat er een ontruimingsplan aanwezig diende te zijn, indien er een ontruimingsalarminstallatie aanwezig is. Over de inhoud van dit ontruimingsplan en de relatie met de BHV-ers stelde Bouwbesluit 2012 echter geen eisen. De enige mogelijkheid om dit enigszins te regelen was door het opnemen van een voorschrift in een omgevingsvergunning brandveilig gebruik, of een voorwaarde na een gebruiksmelding. Daar werd echter nauwelijks of geen gebruik van gemaakt. Om dit juridisch goed te regelen kwam de regering – mede naar aanleiding van de Schipholbrand in 2005 – met het voornemen om een AMvB Basishulpverlening op te stellen. Met deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur), op te stellen door de ministeries van WVS, BZK en Veiligheid en Justitie, zou de basishulpverlening – de opvolger van de BHV
– worden geregeld. Deze basishulpverlening zou het volgende omvatten: het bieden van eerste hulp, het bestrijden van brand en het evacueren van aanwezige personen in nood situaties voordat professionele hulpdiensten ter plaatse zijn.1 In de jaren volgend op de aankondiging van het Besluit Basishulpverlening is door de drie ministeries veelvuldig overlegd over de inhoud hiervan. Tevens is bij diverse gelegenheden – als er vanuit de Tweede Kamer vragen gesteld werden over de brandveiligheid van een bepaalde sector – verwezen naar de komst van deze AMvB.2 Vijf jaar na het beleidsvoornemen zag de regering echter alsnog af van het Besluit Basishulpverlening. Uit consultatie van diverse betrokken partijen bleek er geen overeenstemming te zijn over de inhoud van de regeling. Daarnaast gaf een AMvB gebaseerd op drie wetten te veel discussie over afstemming, handhaving, bevoegd gezag en met name de kosten die hiermee samenvielen. Tot slot bestond bij de bouwpraktijk (het OPB) de angst dat niet alleen ontruiming bij brand, maar ook andere delen van de basishulpverlening opeens op het bordje van de gebouweigenaar of exploitant zou komen te liggen.
Exit Besluit Basishulpverlening Het Besluit Basishulpverlening werd afgeblazen en de verschillende ministeries zouden het ‘gat’ dat in 2008 was geconstateerd zelf dichten. In de Arbowet wordt de reikwijdte
Besluit brandveilig gebruik overige plaatsen Het Besluit brandveilig gebruik overige plaatsen is de vervanging van de gemeentelijke brandbeveiligingsverordeningen, en ziet op het brandveilig gebruik van alle plaatsen die niet als ‘bouwwerk’ kunnen worden aangemerkt. Dit is onder meer relevant voor evenementen en jachthavens. In deze AMvB worden voorschriften gegeven voor onder meer de beperking van uitbreiding van brand en vluchtveiligheid voor niet-bouwwerken. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij
de systematiek van het Bouwbesluit. In de brief van 8 april 2014 gaf de Minister aan te verwachten dat het Besluit brandveilig gebruik overige plaatsen voorjaar 2014 aangeboden zou worden voor internetconsultatie. Tot op heden is dit echter nog niet gebeurd. Het is dus nog niet bekend wanneer er invulling gegeven zal worden aan deze AMvB. Evenmin is bekend of deze een plek zal krijgen in het Besluit bouwwerken leefomgeving, dat in 2018 het Bouwbesluit zal vervangen.
(werkgevers-werknemersrelatie) verder verduidelijkt. De regels voor gebouwen worden verwerkt in Bouwbesluit 2012 en de regels voor niet-gebouwen worden opgenomen in de aangekondigde AMvB ‘brandveilig gebruik overige plaatsen’, zo was de strekking van de brief van 8 april 2014.3 De regels in Bouwbesluit 2012 en het (nog niet verschenen) Besluit brandveilig gebruik overige plaatsen zouden daarbij zo veel mogelijk aansluiten bij de systematiek zoals die in de Arbowet wordt gehanteerd.
Hulp bij ontruiming in bouwregel geving Per 1 juli 2015 is een aantal wijzigingen van Bouwbesluit 2012 in werking getreden, waaronder het nieuwe artikel 7.11a. Dit nieuwe voorschrift, het alternatief voor het Besluit Basishulpverlening in de bouwregelgeving, is functioneel geredigeerd en luidt als volgt: 1. In een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20, in een bouwwerk met een vergunning voor brandveilig gebruik en in een bouwwerk waarvoor een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 1.18 is gedaan zijn voldoende personen aangewezen om de ontruiming bij brand voldoende snel te laten verlopen. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een woonfunctie voor zorg met zorg op afspraak of met zorg op afroep, als bedoeld in bijlage I. In de toelichting op het artikel wordt kort geschetst wat de achtergrond van het artikel is en op welke wijze aan de nieuwe voorschriften kan worden voldaan. In basis komt het erop neer dat een gebruiker van een bouwwerk op een vergelijkbare wijze als in het kader van de Arbo-wetgeving een analyse moet maken van de mogelijke risico’s (een RI&E) en vervolgens passende maatregelen moet treffen. Verschil met de Arbo-wetgeving is dat op grond van het nieuwe voorschrift alle in het pand aanwezige personen nadrukkelijker moeten worden meegenomen in de RI&E. Zowel personeel als
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 17
→
gasten als overige personen moeten met hulp van de basishulpverlening tijdig buiten zijn.
Voor wie gaan de regels gelden? Via tabel 7.11 van Bouwbesluit 2012 worden de gebruiksfuncties aangewezen waarvoor dit nieuwe voorschrift gaat gelden. Uitgangspunt daarbij is de verplichte aanwezigheid van een brandmeld- en alarminstallatie. Daarnaast geldt dit voor de aangewezen gebruiksfuncties waarvoor een omgevingsvergunning brandveilig gebruik of een gebruiksmelding is vereist. Opvallende ‘afwezige’ in de lijst is de woonfunctie voor zorg met zorg op afroep; het tweede lid van artikel 7.11a zondert deze woonfunctie voor zorg uit. Deze vorm van wonen en zorg – waarbij vaak meerdere gebouwen worden ondersteund vanuit één zusterpost – is dus uitgesloten van plicht om een basishulpverlening op te zetten die ook bewoners helpt bij vluchten. Nu zal als gevolg van het scheiden van wonen en zorg in de meeste gevallen alleen nog sprake zijn van 24-uurs zorg in verzorgings- en verpleeghuizen, maar toch lijkt dit ten opzichte van de huidige praktijk een verlichting van de regels. En omdat vluchten bij brand – ook volgens de toelichting op Bouwbesluit 2012 – een essentieel kenmerk is van de woonfunctie voor zorg is het de vraag wat het effect zal zijn van deze uitzondering op de keuze van de gebruiks-
18 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
functie. Het ‘gat’ (lees: het verschil in kosten) tussen 24-uurs zorg en zorg op afroep wordt hierdoor wel erg groot.
Relatie met technische voorschriften In de toelichting op artikel 7.11a wordt benadrukt dat door extra technische maatregelen (zoals sprinklers) het aantal personen dat nodig is voor hulpverlening kan worden beperkt. Hieruit volgt dat er een relatie bestaat tussen enerzijds de bouwkundige of installatietechnische voorzieningen en anderzijds het aantal vereiste BHV-ers. Bouwbesluit 2012 kent een niveau bestaande bouw en een niveau nieuwbouw. De voorschriften voor niveau bestaande bouw vormen de absolute ondergrens waar een bouwwerk aan moet voldoen, ongeacht wat er ooit is vergund. Bij de introductie van de voorschriften voor bestaande bouw was in de toelichting op Bouwbesluit 1992 aangegeven dat het niet onmogelijk was dat een gebouw weliswaar exact aan de voorschriften van niveau bestaande bouw voldeed, maar dat er toch sprake was van een (brand)onveilige situatie. Hierbij werd opgemerkt dat er in die gevallen een beperking in het gebruik opgelegd zou kunnen worden wat betreft het aantal personen, zodat per saldo een aanvaardbare situatie wordt gecreëerd.4 Tegenwoordig is het met de verbouwsystematiek van Bouwbesluit
2012 in sommige situaties toegestaan om een verbouwing uit te voeren op een niveau dat overeenkomt met Bouwbesluit 2012 niveau bestaande bouw. Het niveau bestaande bouw lijkt daarmee een ‘stevigere’ status te hebben gekregen dan dit bij de introductie in 1992 was beoogd. De toevoeging van artikel 7.11a aan Bouwbesluit 2012 roept tegen deze achtergrond een aantal vragen op. Heeft de introductie van dit voorschrift nu tot gevolg dat er meer BHV-ers geëist kunnen worden op het moment dat een bestaand gebouw niet aan de nieuwbouwvoorschriften voldoet? Kan met andere woorden het bevoegd gezag afdwingen dat een dergelijk ‘gebrek’ aan bouwkundige voorzieningen moet worden gecompenseerd met extra BHV-ers? Consequentie van het onderbrengen van dit voorschrift in Bouwbesluit 2012 is dat het toezicht op de naleving van dit voorschrift niet langer door de arbeidsinspectie uitgevoerd zal worden, maar door gemeenten en de brandweer. Hebben zij met dit artikel een extra instrument in handen gekregen om het doorgaans door hen als ongewenst bestempelde niveau bestaande bouw te ‘compenseren’, zoals dit reeds mogelijk was met een gebruiksbeperking in het aantal personen? En kan met behulp van dit artikel de facto extra bouwkundige voorzieningen worden afgedwongen, bijvoorbeeld deurdrangers op deuren waarvoor dit volgens Bouwbesluit 2012 niet is vereist? Dit alles ligt echter niet voor de hand. Uit de toelichting op artikel 7.11a valt niet op te maken dat er wat dit betreft een fundamentele wijziging is beoogd. Er is daarentegen wél aangegeven dat een BHV-organisatie die voldoet aan de eisen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet ook wordt voldaan aan het nieuwe voorschrift, en dat dit voor de meeste bouwwerken niet tot feitelijke veranderingen in de hulpverlening bij brand zal leiden. Evenwel is artikel 7.11a slechts functioneel geredigeerd, wat tot gevolg heeft dat het bevoegd gezag beoordelingsvrijheid heeft bij het geven van invulling hieraan. Het was daarom naar onze mening vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid beter geweest als er meer concrete handvatten gegeven waren over het aantal noodzakelijke ‘ontruimers’ in relatie tot de verschillende niveaus van voorschriften. Nu dit niet is gebeurd zal de praktijk uit gaan wijzen op welke wijze partijen hiermee omgaan. Het ontstaan van ‘pseudowetgeving’ in de vorm van richtlijnen of gemeentelijk beleid ligt voor de hand.
Brandveiligheid
Welke maatregelen moet je treffen? Allereerst geldt dit voorschrift nadrukkelijk voor de gebruiker. Aangezien de Woningwet in artikel 1b het voldoen aan het Bouwbesluit aan alle betrokken partijen oplegt, zal het niet aangewezen zijn van voldoende personen door het bevoegd gezag, ook de eigenaar aan te rekenen zijn. Dit geldt ook als deze slechts de verhuurder is. Deze kan immers ook zorgen dat aan de regels wordt voldaan, in het uiterste geval door het stopzetten van het – strijdige – gebruik, en heeft het op deze wijze in zijn macht een overtreding te beëindigen; dat wordt door de bestuursrechter als criterium gehanteerd om een verhuurder als ‘overtreder’ aan te kunnen wijzen.5 Van een verhuurder wordt gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik van zijn gebouw door derden. Het ligt daarom op de weg van de eigenaar van een pand om te controleren of de voorschriften uit het Bouwbesluit worden nageleefd.6 Daarbij is de noodzakelijke inzet van de personen die bij een ontruiming moeten helpen mede afhankelijk van het gebouw en van de technische voorziening in het gebouw. Naarmate de bouwkundige en installatietechnische veiligheid van een gebouw toeneemt zal de inzet van de deze personen beperkter kunnen zijn. Het aanwijzen van ‘voldoende’ personen voor de ontruiming is maatwerk. Directe prestatie-eisen worden niet door de wetgever gegeven en dus zal de gebruiker zelf moeten laten zien dat aan de functionele eisen wordt voldaan. Essentiële punten daarbij zijn de
tijd dat vluchtwegen beschikbaar zijn voor vluchten en ontruimen, de aanwezigheid van veilige plaatsen in het gebouw en – uiteindelijk – de tijd die beschikbaar is om in geval van brand het gebouw te ontruimen. Voor al deze aspecten zijn geen normen of aangewezen bepalingsmethoden aanwezig. Voor eenvoudige bouwwerken, zoals een niet al te grote horecagelegenheid, zal op basis van de capaciteit van vluchtwegen eenvoudig aangetoond kunnen worden dat het gebouw snel leeg is na detectie van de brand. Maar bij een complexer bouwwerk – een ziekenhuis of een woonzorgcomplex – zal dit lastiger zijn. Het opstellen van een goede analyse en een goed ontruimingsplan is hier noodzakelijk. Er zal daarbij wel oog moeten zijn voor het beginsel van verworven rechten, en het uitgangspunt van Bouwbesluit 2012 dat in zijn algemeenheid voor bestaande gebouwen een langere ontruimingstijd acceptabel is. De formulering van artikel 7.11a geeft hiervoor ook ruimte; er staat immers dat een ontruiming ‘voldoende snel’ moet verlopen. Door middel van oefenen zal door de gebruiker moeten worden onderzocht of een en ander ook haalbaar is.
Aanwijzen van personen Opvallend is dat artikel 7.11a spreekt over het aanwijzen van personen, en niet over de aanwezigheid van personen. De huidige praktijk in veel bedrijven is dat er voldoende personen als BHV-er zijn opgeleid en aangewezen, maar dat deze personen niet altijd aanwezig zijn. Artikel 7.11a lijkt geen directe basis te bieden
om dat knelpunt op te lossen, alhoewel ook hierop grond van een RI&E logischerwijs invulling aan gegeven moet worden. Verder is opvallend dat een expliciete koppeling met het ontruimingsplan in artikel 6.23 lid 6 van Bouwbesluit 2012 ontbreekt; dat was wel logisch geweest, al is de relatie tussen de ‘ontruimers’ en het ontruimingsplan ook zonder verwijzing voor de hand liggend. Tot slot is opvallend dat er geen kwaliteitseisen aan deze personen worden gesteld, in termen van gediplomeerde BHV-ers. In ziekenhuizen is het voorstelbaar dat bijvoorbeeld verpleegkundigen prima in staat zijn om patiënten in geval van brand te ontruimen, zonder dat zij daarvoor een uitgebreide BHV-opleiding hebben gehad. Ook wat dit betreft is dus – weer op basis van een goede RI&E – maatwerk mogelijk. Met de introductie van artikel 7.11a is een lacune in de wet ingevuld. Het is wel een gemis dat de wetgever niet heeft aangegeven hoe dit artikel zich verhoudt tot de verschillende niveaus aan regelgeving. Desondanks is deze regeling vanuit het oogpunt van veiligheid naar onze mening absoluut een verbetering ten opzichte van het stelsel zoals dit in het verleden was. 1 Kamerstukken II 2012/13, 26 956, nr. 168, p. 6. 2 Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2012/13, 32 757, nr. 48, p. 4. 3 Kamerstukken II 2013/14, 25 883 en 25 353, nr. 238. 4 Stb. 1991, 680 en Stc. 1992, 104. 5 Zie bijvoorbeeld ABRS 21 maart 2012, zaanummer 201107782/1/A1, ECLI:NL:RVS:2012:BV9506, r.o. 2.3.1. 6 Zie bijvoorbeeld ABRS 5 augustus 2012, zaaknr.201109431/1/A1, ECLI:NL:RVS:2012:BX6504, r.o. 5.1.
Dit artikel is de eerste in een serie artikelen waarin wordt ingegaan op de kansen en bedreigingen die de aanpassing van het Bouwbesluit op het gebied van tijdig ontruimen biedt. In een volgende bijdrage beschrijven wij een aantal handvatten die kunnen helpen om te komen tot goede en op elkaar afgestemde BIO-maatregelen (bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen).
↘ Informatie over de auteur
Hajé van Egmond is adviseur bij Geregeld BV,
[email protected], Tel. 06-24230136, www.geregeld.eu Jacco Huijzer is juridisch adviseur bij Niemand Raad gevende Ingenieurs B.V.,
[email protected], Tel. 030-241 34 27, www.nieman.nl
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 19
←
De woonbootbewoner als illegaal (2) ↘ Bouwrecht Tekst Wim Mulder
In Bouwkwaliteit in de praktijk nr. 4 2015 beschreef ik hoe de regering er steeds voor terugdeinsde om woonboten onder de werking van de Woningwet te brengen. In mei 2015 verscheen een voorontwerp van een wijziging van de Woningwet, waarin de definitie van het begrip bouwwerk wordt vastgelegd. Hierdoor komen woonboten en andere drijvende bouwsels onder de werking van deze wet te vallen. Voor de bestaande drijvende bouwsels wordt een overgangsrecht gecreëerd. Die krijgen een omgevingsvergunning van rechtswege en hoeven niet aan de technische voorschriften van Bouwbesluit 2012 te voldoen. Opvallend is dat in het voorstel geen regeling is opgenomen voor het opheffen of verplaatsen van ligplaatsen.
20 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Bouwrecht
B
ij de gedeeltelijke intrekking van de Wet op Woonwagens en Woonschepen vond de regering het niet in de rede liggen dat met betrekking tot de inrichting van woonschepen op landelijk niveau regels werden gesteld. Eén van de argumenten was dat het moeilijk is uniforme eisen te formuleren. ‘Voor woonarken is dit eventueel nog wel mogelijk, maar voor de grote verscheidenheid aan omgebouwde binnenschepen en andere vaartuigen is dat ondoenlijk’, aldus de regering.1 Dit argument staat nog steeds overeind, aangezien het nieuwe voorontwerp alle bestaande drijvende bouwwerken ongemoeid laat. Ook bestaande schepen die in de toekomst permanent worden afgemeerd, vallen onder het overgangsrecht. Wel is de algemene zorgplicht van toepassing, die aan de eigenaar/gebruiker de opdracht geeft ervoor te zorgen, dat er geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid aanwezig is. Een goede en reële regeling, al vraag ik me wel af waarom er niet voor is gekozen om een aantal concrete bouwkundige en installatie-eisen uit de gemeentelijke brandbeveiligingsverordeningen van toepassing te verklaren (die gelden voor alle ‘niet-bouwwerken’). Dat geeft toch een iets concretere invulling van de algemeen geformuleerde zorgplicht.
Verdere uitbreiding werkingssfeer BB 2012? De praktijk van het bouw- en woningtoezicht gaat meestal uit van het Romeinsrechtelijke adagium: ‘De wetten kennen, betekent niet de woorden ervan machtig zijn, maar hun kracht en strekking.’ Zo wordt een geleiderail langs een verkeersweg niet als bouwwerk aangemerkt als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet. Immers, een bouwwerk moet voldoende bestand zijn tegen de daarop werkende krachten (Bouwbesluit 2012, art. 2.1), terwijl dat gelet op de functie bij een geleiderail juist niet de bedoeling is. De geleiderail heeft de functie om de snelheid van de botsende auto af te remmen en de auto te geleiden. Zij moet juist bij het opvangen van de botsing geheel of gedeeltelijk bezwijken. Zoals vermeld, heeft de wetgever van de huidige Woningwet met opzet van een definitie afgezien en de strekking van de wet vooropgesteld. Er zijn tal van andere objecten te noemen, die voldoen aan de voorgestelde de-
finitie, maar die kijkend naar de strekking van Woningwet en Bouwbesluit 2012 in de praktijk beter niet kunnen worden aangemerkt als bouwwerk. Naast de geleiderail denk ik aan hulpconstructies, machines en ondergrondse kabels en leidingen. Door de voorgestelde definitie van het begrip bouwwerk in de Woningwet wordt het moeilijker om uit te gaan van de strekking van de wet. Zoals de negentiende-eeuwse rechtsgeleerde Justinus Cornelis Voorduin in zijn beschouwingen over de ruimte voor wets interpretatie door rechters al concludeerde: ‘Wanneer echter de woorden eener wet eenen zoo duidelijken zin hebben, dat de onderstelde meening zich op geenerlei wijze met die woorden kan laten overeen brengen, staat het den regter niet vrij, op grond dezer meening, en nog veel minder, op grond eener denkbeeldige billijkheid, tegen de duidelijke letter der wet, uitspraak te doen.’2 De definitie in de wet kan bij een al te letterlijke uitleg leiden tot een verdere (onbedoelde) uitbreiding van de werkingssfeer van Woningwet en Bouwbesluit 2012.
Opheffen of verplaatsen ligplaatsen Het stelsel van publiek bouwrecht stelt vanuit het maatschappelijk belang beperkingen aan het eigendomsrecht van gronden en opstallen. Tegelijkertijd kenmerkt dit stelsel zich door nadrukkelijk gewilde waarborgen voor de eigenaar of zakelijk gerechtigde tegen al te grote inbreuken op het eigendomsrecht. Zo waarborgt het limitatief-imperatieve stelsel van de omgevingsvergunning voor het bouwen dat alleen strijd met de geldende materiële voorschriften kan leiden tot een weigering van de vergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.10). De omgevingsvergunning voor het bouwen is eigenlijk geen ‘gunning’, maar een bevestiging van een al aanwezig recht van de eigenaar om een bouwwerk in overeenstemming met de voorschriften te mogen bouwen en in stand te houden. Aan dat recht mag de gemeente ook niet via het privaatrecht, zoals erfpachtvoorwaarden, afbreuk doen (Woningwet art. 122). Is het bouwwerk eenmaal voltooid, dan kan de omgevingsvergunningvergunning voor het bouwen niet meer worden ingetrokken, ook al veranderen de inzichten van de overheid (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht art.
2.33). Wanneer door veranderde inzichten de bouwregels wijzigen, heeft dit geen gevolgen voor bestaande bouwwerken. In een nieuw bestemmingsplan moet de overheid ten aanzien van bestaande bouwwerken en ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik een ruim geformuleerd overgangsrecht in acht nemen (Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.2.1 en 3.2.2). De enige weg voor de overheid om in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling of de bouwkwaliteit een bestaand bouwwerk tegen de wil van de eigenaar te verwijderen is onteigening tegen een vooraf verzekerde schadeloosstelling (Onteigeningswet artikel 77). Bij dit alles moet in aanmerking worden genomen, dat de wettelijke bepalingen over de bouwkwaliteit, de ruimtelijke ordening en de onteigening door de wetgever zijn ontworpen als één samenhangend wettelijk systeem. De gemeenteraden, waterschappen en Rijkswaterstaat zijn bevoegd om los van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het bouwen bepalingen vast te stellen over de plaats, door drijvende bouwsels in te nemen. Maar deze bepalingen hebben van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het bouwen te onderscheiden doelen. Zij kunnen er niet toe leiden, dat het recht van de eigenaar om een bouwwerk op een bepaalde plaats te hebben, ophoudt te bestaan.
Waarborging recht vrij gebruik openbare ruimte De regulering van de begrenzingen van het recht van een ieder om vrij gebruik te maken van de openbare ruimte of openbaar water is een onderwerp dat de openbare orde of de huishouding van de gemeente betreft. Het gaat hier, anders dan in het stelsel van ruimtelijke ordening, niet om regulering van het gebruik van gronden krachtens enig zakelijk recht, maar om regulering van het recht van een ieder om de openbare ruimte te gebruiken. De gemeentelijke verordeningen over de openbare ruimte hebben het doel om inbreuken op de publieke functie van die ruimte tegen te gaan. Zo kan de Algemene plaatselijke verordening bepalen dat de gemeente bevoegd is aan de eigenaar van een vaartuig aanwijzingen te geven met betrekking tot veranderen van een ligplaats in het openbaar water. Dit kan nodig zijn in het belang van de | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 21
→
openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. Die bevoegdheid houdt, gelet op de aard van de omgevingsvergunning voor het bouwen, bij vergunde bouwsels op te bestaan.
Vreemde eend in de bijt Een drijvend bouwwerk is een vreemde eend in de bijt van de wettelijke bepalingen over de bouwkwaliteit, de ruimtelijke ordening en de onteigening. Dat komt door het feit dat de eigenaar van een woonboot of een ander vaartuig in de meeste gevallen niet de eigenaar van de ligplaats is. Het stelsel is sterk vanuit het perspectief van de perceelseigenaar of zakelijk gerechtigde opgebouwd. Bovendien ligt het drijvende bouwwerk meestal in openbaar water waarvan de publieke functie bij voortduring bescherming van de overheid behoeft. De jurisprudentie is dan ook verwarrend. Enerzijds kwalificeert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1331) alle woonboten als bouwwerk. Anderzijds kan volgens de Hoge Raad (15 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9136) een woonboot niet als een onroerende zaak worden aangemerkt. Daarom is volgens de Afdeling (31 januari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ7408) onteigening in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling niet mogelijk. Ook kan een woonschip volgens de Afdeling (14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:32) om die reden 22 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
geen object van planschade zijn. ‘Anders dan een onroerende zaak’, zo luidt het oordeel van de Afdeling in de laatstgenoemde zaak, ‘kan een roerende zaak, zoals een woonschip, buiten de invloedssfeer van de planologische ontwikkeling worden verplaatst, zodat die ontwikkeling geen betekenis meer heeft voor de waarde van de betrokken roerende zaak.’ Ook dit roept de vraag op of het überhaupt wel verstandig is om drijvende bouwwerken via het instrument van de omgevingsvergunning voor het bouwen zo sterk te koppelen aan het publieke bouwrecht, dat kennelijk zo slecht is toegesneden op bouwwerken die ‘buiten de invloedssfeer van de planologische ontwikkeling’ kunnen worden verplaatst.
doen. Een sluitende regeling kan mede, omdat woonboten niet kunnen worden onteigend, in het belang van het ruimtelijk beleid niet worden gemist. Mocht dat denkwerk niet tot resultaat leiden, dan is er nog altijd de ook door de opstellers van het voorontwerp overwogen mogelijkheid om de Woningwet niet van toepassing te verklaren op drijvende bouwwerken.
Conclusie Mijn conclusie is dat het voorontwerp voor het gedeelte waar het de technische voorschriften betreft een verstandige regeling is. Zij houdt rekening met de omstandigheid dat het stellen van uitgewerkte uniforme voorschriften voor de bestaande voorraad niet mogelijk is. Ook het voornemen om bestaande schepen die in de toekomst permanent worden afgemeerd onder het overgangsrecht te laten vallen, voorkomt veel problemen. De nieuwbouweisen kunnen zo worden toegesneden op woonarken en watervilla’s die veel lijken op woningen op de vaste wal. Rond het opheffen of verplaatsen van ligplaatsen is nog wel het nodige denkwerk te
1 Wijziging van diverse wetten in verband met vereenvou-
Voorontwerp wijziging Woningwet, mei 2015: Overheid.nl, Consultatie Wijziging Woningwet in verband met definitie bouwwerk 2015, https://www.internetconsultatie.nl/woningwet_definitie_bouwwerk laatst bijgewerkt op 14 mei 2015.
diging van regelgeving en vergroting van gemeentelijke en provinciale beleidsvrijheid, Kamerstuk Tweede Kamer 1989-1990 kamerstuknummer 21437 ondernummer 6 1990. 2 Geciteerd bij Viola Victoria Rafaëla van Bogaert, De rechter beoordeeld: over aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid in civiel- en staatsrechtelijk perspektief (Antwerpen 2005), blz. 72.
↘ Informatie over de auteur
Op persoonlijke titel, Wim Mulder, Adviseur Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
←
Project
Een nieuw Haags winkelpaleis Onder leiding van V8 Architects onderging een sleets kantoorgebouw uit de jaren tachtig een metamorfose tot eigentijds kooppaleis. Het nieuwe Sijthoff in Den Haag opende eind 2014 haar deuren. Door de direct in het oog springende gevel kreeg de naastgelegen Bijenkorf een waardige buurman.
→
Tekst Katja van Roosmalen | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 23
Project Overall projectmanagement: Colliers International Projectmanagement: Impact Vastgoedrealisme Architect: V8 Architects Constructeur: Zonneveld Ingenieurs Aannemer: J.P. van Eesteren Bronzen ornament: Koninklijke Eijsbouts in samenwerking met Jikke van Loon Retail: 4.750 m2 Kantoren: 6.300 m2
H
et getransformeerde gebouw telt twee winkelverdiepingen. De bovenste vier lagen zijn in gebruik als kantoorruimte. Deze kantoren liggen rondom een groene daktuin waardoor veel zonlicht het gebouw binnentreedt. Door de duidelijke en uitnodigende entree heeft Sijthoff op de winkellagen een open relatie met de straat en vloeit de voorname buitenruimte door in het gebouw. ‘Het enige dat van het oude kantoorpand uit de jaren tachtig resteert is het betonnen skelet. En zelfs dat is aangepast, want we hebben er één verdieping uitgehaald om een hoogte te creëren op de winkelverdiepingen. Daardoor is ook de daktuin een verdieping hoger komen te liggen’, vertelt architect Rudolph Eilander.
Geen monument Het oude Sijthoff City was allesbehalve monumentaal. ‘Het bevatte een veelheid aan hoekjes en knikjes. Daarnaast was er een grote versnippering aan plaatmaterialen, lijnen, inkepingen en naden in de gevel. Het gebouw was volledig dichtgeslibd, sleets en onleesbaar. Het had geen identiteit.’ Tal van ingrepen waren noodzakelijk. ‘Allereerst brachten we in het gebouw een ruimtelijke overmaat tot stand. Het verwijderen van een verdiepingsvloer leverde een dubbelhoge eerste verdieping op, passend bij de gewenste winkelbeleving. Daarnaast kreeg het hoekpand een statige uitstraling door de hoeken af te ronden. Deze ronde straatwanden sluiten aan bij de elegantie van de openbare ruimte.’ Jurk Sijthoff is geen gebouw om zomaar langs te lopen. ‘De grandeur van de Haagse architectuur met rijke ornamentiek daagde ons uit om iets bij24 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
zonders te realiseren.’ Wat direct opvalt is de gevel: het gebouw draagt als het ware een witte, geplooide jurk van composiet. ‘Dit gevelontwerp met een sterke verticale geleding en wisselende raambreedtes creëert niet alleen een monumentale uitstraling. Als je langs het gebouw wandelt, lijkt de gevel boven gesloten, daardoor worden de winkels geaccentueerd. Tegelijk is het gevelbeeld voor het oog ook ‘luchtig’ door de schaduwen.’ Die gelaagdheid in de gevel is volgens de architect van groot belang. ‘Het is altijd waardevol om iets te maken dat groter is dan de huurders van het gebouw. Sijthoff is herkenbaarheid. Haar identiteit overstijgt de identiteit van de afzonderlijke huurders. Tegelijk wilden we op een abstracte manier aansluiten bij de traditie van grote, chique gebouwen in Den Haag, zoals de Passage, de Bijenkorf en het Berlagegebouw. Maar het associeert ook met de gevelgeleding van grootse internationale warenhuizen, zoals Harrods en Galeries Lafayette.’ De twaalf ooievaars aan de gevel spreken de taal van Den Haag. ‘Ze zijn het symbool van de hofstad en refereren aan de ornamententraditie.’
Omgeving ondergaat metamorfose Niet alleen het gebouw ondergaat een metamorfose, ook de Grote Marktstraat wordt gerenoveerd. ‘De gemeente Den Haag sprak de ambitie uit om de Grote Marktstraat uit te laten groeien tot de toekomstige hoofdwinkelstraat. Daartoe verandert de straat de komende tijd in een chique en autoluwe winkelboulevard.’ De eerste stappen zijn gezet: de bestrating en het meubilair in de openbare ruimte zijn volledig vernieuwd en bestaan uit hoogwaardige materialen en bijzondere patronen. Daarnaast krijgen vier belangrijke panden een gedaanteverandering. ‘De Markies, Amadeus, de Nieuwe Haagse Passage en Sijthoff
Project
Ooievaars Twaalf bronzen ooievaars aan de gevel verlevendigen het pand. Eilander: ‘De ooievaar is geen klassiek gevelornament geworden, maar maakt wezenlijk onderdeel uit van de architectuur van het gebouw. Wij werkten hiervoor samen met kunstenares Jikke van Loon en Koninklijke Eijsbouts, de bekende klokkengieterij. De hoofdvorm is door ons ontworpen en sluit aan bij de Haagse ornamentiek.’ De beelden zijn een abstracte en geometrische weergave van een ooievaar waarbij de maatvoering flink opgeschaald is, passend bij de afmetingen en verhoudingen van het gebouw. ‘Door de vogels relateert het gebouw aan de menselijke maat. Zelfs de allerkleinste schaal van de mensenhand, doordat in bronzen materiaal de vingerafdrukken zicht- en voelbaar zijn.’
zijn aangewezen als belangrijke bouwstenen op weg naar de nieuwe toekomst van de Grote Marktstraat.’
Bouwproces Op de bouwplaats werden alle bouwstromen zoveel mogelijk in elkaar geschoven. ‘Alle fasen van het project vonden nagenoeg tegelijk plaats. Dit maakte het bouwproces tot een multidimensionale uitvoeringspuz-
zel die bestaat uit stukjes ruimte, tijd en geld. Terwijl de montage van de kozijnen en gevelplaten aan de Grote Marktzijde plaatsvond, werd aan de achterzijde nog volop gesloopt. Dit zijn de uitdagingen bij een binnenstedelijke herbestemming.’ Voor Sijthoff pakte het goed uit en leidde het tot een doorlooptijd van voorlopig ontwerp tot oplevering in drie jaar.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 25
←
Uitgelicht Renovatie
Terug naar de fabriek De kazerne in Emerlo werd tot op het bot gestript, hier en daar voorzien van een nieuwe muur en het gebouw kreeg een heel nieuw interieur. De renovatie van de kazerne was in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Rijksoverheid kiest altijd voor duurzame materialen die in de toekomst hergebruikt kunnen worden en waarvan de CO2-uitstoot minimaal is. De negenduizend vierkante meter nieuw plafond is geleverd door Armstrong.
Cradle-to-Cradle In de kazerne is vervolgens de Perla OP 0.95 toegepast. Dit plafond is Cradle-to-Cradle Silver gecertificeerd. ‘Een misvatting bij Cradle-to-Cradle is wel eens dat men denkt dat het uitsluitend om recycling gaat’, licht Kreemers toe. ‘Dat is niet zo. Alle bedrijfsprocessen worden tegen het licht gehouden. Het gebruik van veilige en gezonde materialen, de herbruikbaarheid van water, hernieuwbaarheid van energie en het maatschappelijk ondernemen met oog voor mens en milieu.’
Tekst Katja van Roosmalen
‘Het pand is aangepast aan de eisen van de huidige tijd. Omdat de dienst vastgoed van de overheid tien tot twintig procent van haar bouwactiviteiten wil verduurzamen, zette zij in op ons Plafond Recyclingprogramma’, vertelt Han Kreemers, Salesmanager bij Armstrong. ‘Dit programma biedt een totaaloplossing. De oude plafondtegels worden door Armstrong opgehaald en verwerkt tot nieuwe plafondtegels. ‘Hierdoor heeft de eindgebruiker ook minder kosten. We hebben de oude tegels kosteloos opgehaald en er ligt op deze manier ook geen afval op de vuilnisbelt. Alles wordt gerecycled tot nieuwe plafonds.’
Nieuwe plafonds Het nieuwe plafond Perla OP 0.95 is Cradle to Cradle® Silver gecertificeerd. Zij heeft de volgende eigenschappen: - Geluidsabsorptie: 0.95 αw - Lichtreflectie: 85 % - ISO 5 cleanroom classificatie - Laagste rating van de emissie van de vluchtige organische stoffen van A + - 53% hergebruikt materiaal - 100% recyclebaar
26 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Meerdere doelen Vraag aan Kreemers is: welke voordelen biedt het Armstrong Plafond Recyclingprogramma de opdrachtgever? ‘In dit project diende het meerdere doelen. Naast dat het milieuvriendelijker is, leverde het een flinke financiële besparing op. Je hebt geen stortkosten en met 9.000 m2 plafond levert dat een fikse besparing op. Daarnaast was voor Defensie het sociale aspect van belang. Mensen van de sociale werkplaats Frion hebben de oude plafonds uit het pand gesloopt en verzendklaar gemaakt.’
Uitgelicht Renovatie
Renovatie in ‘De Stijl’ World Forum in Den Haag krijgt haar oude glans terug. Geen sensationele transformatie met een nieuwe gevel, maar een facelift voor het congresgebouw. Olivier Graeven, architect bij Braaksma & Roos Architectenbureau, toonde respect voor de originele architectuur van J.J.P. Oud. Het gebouw is in oude luister hersteld met nieuwe aluminium deuren en ramen die voldoen aan de huidige energetische eisen. Tekst Katja van Roosmalen
J.J.P. Oud ontwierp het Congresgebouw in Den Haag, zoals World Forum vroeger heette. ‘Kenmerkend voor zijn architectuur is het gebruik van primaire kleuren en de strakke lijnen én het functionele ontwerp. Geheel volgend de kunststroming “De Stijl” waar ook Piet Mondriaan toe behoorde’, verduidelijkt Graeven. ‘Alleen daarom al is het gebouw van grote waarde. Maar het is ook een icoon voor de stad Den Haag. Miles Davis en tal van
CS 24-SL is een aluminium raam- en deursysteem geschikt voor toepassing in nieuwbouw en renovatie, zowel woningbouw als utiliteitsgebouwen. Het systeem combineert design, slankheid, stabiliteit en isolatie. Het aluminium raam- en deursysteem heeft naar buiten draaiende ramen en naar buiten draaiende deuren als vaste elementen. In het slanke uiterlijk kunnen zelfs verborgen scharnieren toegepast worden. De detaillering is gelijk aan die van een slank stalen raamprofiel. Door de dubbele isolator van 23 mm heeft het een goed isolerende werking. De inbouwdiepte van 85 mm garandeert een grote mate van stijfheid. Uniek is dat het slanke systeem voldoet aan de weerstandsklasse voor nieuwbouw, WK II.
andere grote artiesten traden hier op en in 2014 was Barack Obama nog te gast. Dit culturele monument in de internationale zone, verdiende het om een facelift te krijgen waardoor het weer kwaliteit uitstraalt.’
Detaillering Een punt van aandacht waren de glaspartijen. ‘De originele aluminium profielen bevatten dubbelglas van de eerste generatie, zeer dun dus. Bovendien waren de kozijnen erg slank. Voor de façade van het gebouw en de profilering was het belangrijk dat die elegantie behouden bleef. De oplossing werd gevonden door het Reynaers CS 24-SL-systeem toe te passen. De kozijnen zijn weliswaar dieper en er zit driedubbel glas in, maar de uitstraling van de gevel bleef intact. Ook van de deuren! Die zijn nauwelijks van de oude te onderscheiden. Dat komt omdat de sterkte die voor vluchtdeuren vereist is, gehaald kon worden uit het onderste (blinde) deel van de deur.’ Als nieuw ‘Het gebouw ziet er weer uit zoals het oorspronkelijk bedoeld was’, vult Henc Bastiaans, accountmanager bij Reynaers aan. ‘Een vluchtige voorbijganger zou de nieuwe ramen en deuren niet van de oude kunnen onderscheiden. CS 24-SL heeft dezelfde detaillering als de originele profielen uit de jaren ’50 en combineert dat met stabiliteit en isolatie, waardoor het helemaal voldoet aan de eisen anno 2015. Speciaal voor het World Forum maakten we ze op maat. De gebruikte profielen zijn namelijk iets breder dan de standaardmaten die wij voeren. Maar voor het uiteindelijke resultaat verdient De Groot en Visser ook een pluim. Door het vakmanschap dat zij toonden, door de nauwkeurigheid van de verwerking en afwerking is de handtekening van J.J.P. Oud tot in de details bewaard gebleven.’
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 27
Productnieuws Renovatie Nieuw gevelisolatiesysteem Het nieuwe gevelisolatiesysteem FoamLime combineert de eigenschappen van FOAMGLAS®-isolatie met die van natuurlijke hydraulische kalk. FoamLime biedt ontwerpvrijheid, heeft een lange levensduur en is bovendien vochtongevoelig, onbrandbaar en 100% mineraal, dus ecologisch. FOAMGLAS® lost condensatie- en schimmelproblemen eenvoudig op. Het materiaal heeft een isolatielaag en vochtwering in één. Daardoor wordt dampdiffusie van binnen naar buiten en dus het risico op inwendige condensatie in de isolatielaag voorkomen. Dit resulteert in een blijvende isolatiewaarde en aangenaam woonklimaat; een gebouwleven lang. www.foamglas.nl
Binnenwand verbetert luchtkwaliteit De HV70 of BinnenKlimaatwand is verkrijgbaar als scheidingswand of voorzetwand. De HV70 draagt bij aan de verbetering van de binnenluchtkwaliteit, het thermisch comfort en het geluidscomfort. De HV70 bestaat uit een paneel met een drager van houtvezelplaat. Daarop kan een natuurlijke, ademende afwerklaag naar keuze worden aangebracht. www.faay.nl
Nieuwe vloer voor havenbedrijf Voor de renovatie van het Innovatie Centrum Duurzaam Bouwen in de Rotterdamse haven zijn gipsvezel vloerelementen van Fermacell toegepast. Havenbedrijf Rotterdam wilde het 100 jaar oude pand zo duurzaam mogelijk maken. De gipsvezel vloerelementen bestaan uit natuurlijk, recyclebaar materiaal en zijn een duurzaam en ecologisch verantwoord product. www.fermacell.nl
Nieuwe bekleding voor appartementen complex In Sittard staat het appartementencomplex Molenbeek. Een nieuwbouwcomplex dat ongeveer 80 appartementen en een aantal winkels op de begane grond telt. Uniek aan dit gebouw is dat er niet traditioneel gemetseld is, maar dat de gevels bekleed zijn met het E-board systeem. De gekozen E-board samenstelling is bij dit project een 26 cm dikke isolatie laag waar bakstenen strippen tegen bevestigd worden. E-board panelen zijn gemaakt van EPS-HR dat voor 94% uit lucht bestaat. De isolerende lucht wordt vastgehouden in de gesloten cellenstructuur. De isolatiedikte is min. 4 cm en max. 30 cm. De steenstrips zijn handvormgevelstenen van 2 cm dikte. www.vandersandengroup.nl
Snel tegelen met panelen De tegelpanelen van Fibo Trespo zijn voorzien van een handige klikverbinding en hebben een 100% waterdichte HPL toplaag en backing. In de toplaag is een tegelmotief gefreesd. De wanden zijn na plaatsing dus direct afgewerkt en niet van een traditionele badkamer te onderscheiden. Er zijn verschillende decors beschikbaar waarmee iedere gewenste stijl gecreëerd kan worden. Bovendien zijn de tegelpanelen direct – droog en schoon – te plaatsen op de draagconstructie. www.fibo-trespo.nl 28 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
De redactie van dit blad aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de op deze pagina’s aangegeven eigenschappen van de besproken producten.
Een sterke verbinding De Thor Helical muurankers 12 mm zijn zeer geschikt voor het opnieuw verbinden van muren en het versterken van metselwerk, zonder gebruik van cement, lijmen, harsen of mortels. De muurankers zijn lange spiraalvormige bevestigingen, en zijn een doorontwikkeling op de TH Air-twist renovatie spouwankers die wereldmarktleider is in zijn segment. De muurankers zijn langer en zwaarder ontwikkeld en hebben een diameter van 12 mm en een doorsnede van 28 mm2; dat is het dubbele van andere RVS spiraalvormige producten. De producten zijn verkrijgbaar in de lengtes van 610 mm, 760 mm en 910 mm. Het muurankers-connectiesysteem heeft vele voordelen ten opzichte van haar mortel gebonden voorgangers, zoals veelzijdigheid, compatibiliteit, betrouwbaarheid, snelheid en kosteneffectiviteit. www.thorhelical.nl
N D nieuwsB brieven Op de hoo gte
blijven va productnie n al het uws kan o ok via de nieuwsbri themaeven van NBD-onlin thema’s va e. De n komend e maand: 3 septemb er 2015 Plafonds 8 septem ber 2015 Duurzaam heid
Slimme renovatie oplossing voor de woningbouw De Nederlandse stijl Akotherm introduceert een volledige systeemserie verdiepte kozijnen in de klassieke Nederlandse stijl. Na uitvoerig onderzoek naar de behoeften voor de Nederlandse kozijnenmarkt is een nieuwe systeemserie ontwikkeld met verdiepte profielen. Deze profielset is geschikt voor nieuwbouw en renovatie van woningbouwprojecten in de klassieke Nederlandse stijl. www.merford.com
Van kantoor naar thuis
Het rookgasafvoersysteem van Burgerhout biedt mogelijkheden om bestaande bouwkundige of metalen rookgasafvoersystemen te renoveren. Het populaire MiniFlex-systeem maakt deel uit van de Flex-familie. Het MiniFlex systeem vervangt op eenvoudige wijze het bestaande rookgasafvoerkanaal en voorkomt bouwkundige aanpassingen. De kunststof slang wordt als een voering door de schoorsteen of het bestaande rookgasafvoerkanaal getrokken en brengt zo de rookgassen naar buiten. De wit gelakte schachtaansluitingen zorgen voor een luchtdichte en brandveilige aansluiting van de schacht. MiniFlex is vooral geschikt om per ketelaansluiting in één keer het rookgasafvoersysteem te vervangen. www.burgerhout.nl
Dubbele ophangnok
Tijdelijk luxe en comfortabel wonen in een voormalig kantoorgebouw. Dat is het idee achter de Hub, een modulaire unit voor de natte ruimtes en elektra, waarmee David Hess van architectenbureau Kraaijvanger de prijsvraag Wonen in de Toekomst van woningcorporatie Havensteder won. De Hub is een demontabel, modulair systeem met alle woonvoorzieningen op het gebied van elektriciteit, water, eventueel gas, kabel en wifi, de afvoer van afval en vuil water, en een regelbare temperatuur. De units worden via de lift of een venster het gebouw ingebracht. In combinatie met woningscheidende wanden en een verhoogde vloer kan een kantoorverdieping relatief eenvoudig worden omgebouwd tot een verdieping met luxe appartementen. Cruciaal in het plan is de bewoner veel ruimte te geven. Zo ontstaan luxe appartementen in plaats van studentenwoningen. www.kraaijvanger.nl
Het model H-15 van Nelskamp staat voor een OVH-model met circa 15 pannen per m2. Het heeft een traditionele uitstraling maar is helemaal niet traditioneel opgebouwd. Een belangrijk argument om deze OVH toe te passen, is de dubbele ophangnok die uniek is voor een OVH-pan. Hierdoor ligt de pan stabiel en door de variabele latafstand en speling in de breedte kan deze pan snel en mooi worden weggelegd. Bij renovatie kunnen de latten blijven zitten; de latafstand is namelijk altijd over te nemen met 327 - 363 mm. De OVH H-15 is ook beschikbaar in de Hollands blauw gesmoorde uitvoering en zal op de beurs ook te zien zijn in nieuwe gereduceerde kleurstellingen. www.nelskamp.nl | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 29
Gapend gat werd kloppend hart Lineaire blokken en een rigide stedenbouwkundige structuur kenmerkten herstructureringswijk Heuvel in Breda. Centraal in de wijk lag het Dr. Struyckenplein, een anonieme ruimte waar het predicaat ‘gapend gat’ beter op paste dan de term ‘verbinding’. MIX architectuur en architectenburo JMW gaven de wijk een nieuw hart. Tekst Katja van Roosmalen
‘De stedenbouwkundige structuur van architect Peutz (1896-1974) is bijna monumentaal’, legt Reinier Ubels van MIX architectuur uit. ‘Op de luchtfoto’s zijn de grote lineaire blokken zichtbaar die zo kenmerkend zijn voor de wederopbouwperiode. Toen ons werd gevraagd een nieuw kloppend hart voor de Heuvel te creëren was het direct duidelijk dat het een samenhangende ontwikkeling van gebouwen en openbare ruimte moest zijn.’
Gebiedstransformatie De transformatie van het plein is de eerste fase van de gebiedstransformatie en dient als motor voor de volgende stappen. Door een gevarieerd aanbod aan woningen en winkels spreekt de woonomgeving nu veel mensen aan. Daarnaast werd het openbare gebied door de Gemeente Breda opnieuw ingericht. Ondanks de differentiatie wilde Ubels de bestaande structuur van de wijk niet doorbreken. ‘Het plein was te groot en de commerciële plint te ondiep, maar het nieuwe centrum moest wel in de wijk passen. Door uitsluitend de bouwvolumes te verdiepen en te vergroten zou het te lomp worden. Wij zochten naar uniformiteit en heldere massa’s.’ Draagvlak Het winkelblok (van architectenburo JMW) kreeg een diepe plint met ruimte voor supermarkten en andere commerciële activiteiten. ‘De parkeergarage voor bewoners bevindt zich op de eerste etage. Daarboven verrezen twee bouwvolumes die evenwijdig staan aan de andere bebouwing. Tussen de woongebouwen ligt de daktuin met volwaardige bomen in het middengebied’, aldus Jeroen Wouters van JMW. ‘Om draagvlak te creëren in de wijk zochten we aansluiting met de bestaande bebouwing in kleur, textuur en uitstraling. Daarnaast kozen we bewust voor trappenhuizen en liften aan de binnenzijde, wat een fraaie alzijdige uitstraling aan de gevelzijde oplevert.’
30 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
In beeld
Opdrachtgever gebouwen: Ontwikkelingscombinatie Dr. Struyckenplein vof (een samenwerking tussen Nederlandse Bouw Unie bv te Etten Leur en WonenBreburg te Breda) Opdrachtgever en ontwerp openbare ruimte: Gemeente Breda.
Appartementen Aan de overkant van de weg creëerde MIX architectuur een woontoren, Teun. Deze woontoren herbergt 64 appartementen: 32 koop en 32 huur. Het staat aan de noordoostkant van het Dr. Struyckenplein en heeft een ondergrondse kelder met parkeerplaatsen en bergingen. De begane grond bestaat uit circa 320 m2 voor zakelijke dienstverlening. ‘De huur- en koopappartementen zijn om-en-om in de woontoren geplaatst en hebben diverse afmetingen. Daardoor was het een hele puzzel om een uniforme uitstraling te realiseren. Dat lukte mede door plaatsing van inpandige balkons.’ Door de balans die werd gevonden, de eenheid en afwisseling én het materiaalgebruik kreeg het plein een hoogwaardige uitstraling.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 31
Nieuwe OVH dakpan voor de Nederlandse markt. ✓ Perfecte kop- en zijsluitingen waardoor deze pan eenvoudig is in verwerking. ✓ Dubbele ophangnok, hetgeen uniek is voor een OVH, die zorgt voor een stabiele indekking en daardoor uitermate geschikt is voor gevelbekleding. Ligt ook beter bij aansluitingen bij kil- en hoekkeper. ✓ Voorziening om met de nieuwe Multi klikhaak 2 pannen tegelijk te bevestigen, dit biedt enorme voordelen bij gevelbekleding. ✓ Grote voordeel is de variabele latafstand waarbij (al vanzelfsprekend) een Nederlands model gevelpan wordt gemaakt die eveneens variabel is. ✓ Uitwisselbaar bij renovatie/vervanging van beton dakpannen doordat de latafstand nagenoeg gelijk is. Andere modellen die daar ook geschikt voor zijn: H-14, F-12U, R-13S en R-10. ✓ Modulaire dekkende breedte van 200 mm. geeft 27 hele pannen bij een beukmaat van 5400 mm. en 30 hele pannen voor de beukmaat van 6000 mm.
Technische gegevens H-15: Latafstand: ~ 322 mm. tot 342 mm. Aantal per m2: ~ 14,6 – 15,5 st/m2 Dekkende breedte: ~ 200 mm. Dakhellingsondergrens zonder aanpassingen: 22°
D A K PA N N E N
[email protected] | www.nelskamp.nl
1 maand gratis via omgevingindepraktijk.nl/gratis
Omgeving in de praktijk.nl
Renovatie
Traditioneel schuifraam krijgt onopvallende elektrische aandrijving ↘ Octrooi Tekst Joost Melten
Met speciaal ‘beslag’ kunnen traditionele, verticale schuiframen elektrisch bedienbaar worden uitgevoerd. Niet alleen bij nieuwbouw, maar ook bij renovatie van ramen in bestaande kozijnen. Via zijn bedrijf HM Veiligheidsbeslag levert Hans Musters van Timmerbedrijf Musters al jarenlang raambeslag voor verticale schuiframen, inclusief werktekeningen waarmee timmerfabrieken en renovatiebedrijven zijn versie kunnen maken van dit soort traditionele, houten schuiframen. Niet alleen voor toepassing in nieuwbouw maar ook voor renovatie van ramen in bestaande kozijnen. Het gaat om schuiframen die zijn uitgevoerd met zogeheten ‘balansveren’ die dienen als contragewicht.
Elektrische bediening Ondanks de balansveren kan het openen van schuiframen een probleem zijn, bijvoorbeeld als ze te zwaar zijn of te hoog geplaatst. ‘Als een schuifraam boven de 80 kilo komt en er zit een brede vensterbank voor, dan is het wel eens lastig om het vanuit die positie met je gestrekte armen op te lichten’, aldus Musters. ‘Vandaar dat ik op het idee gekomen ben om ook een elektrische uitvoering te maken. Ik ben ongeveer anderhalf jaar in mijn werkplaats bezig geweest met de ontwikkeling. Het is allemaal een kwestie van steeds maar weer dingen uitproberen.’ Voor het elektrisch bedienbare schuifraam zijn geen aanpassingen nodig in de bestaande, vaste kozijnen. De grootste verandering zit verborgen in de zijstijlen van het beweegbare raam. In elke stijl wordt een sponning uitgefreesd, die wordt verstevigd met een aluminium u-profiel dat is voorzien van afdichtings- en geleidingsmiddelen. In de stijl ontstaat zo ruimte voor een verticale spindel met een tweevoudige schroefdraad. Door deze keuze kan het raam bij gelijkblijvend motorvermogen sneller open en dicht dan bij een enkele schroefdraad. De schroefdraden van de linker spindel zijn tegengesteld aan die van de rechter. Beide spindels zijn via een verticale drijfstang en een tandwielkastje verbonden met de drijfstang van een elektromotor die zit gemonteerd tegen de bovendorpel van het kozijn. De bediening van de motor kan via een schakelaar op de muur, via een draadloze afstandsbediening of via een domoticasysteem. De octrooitekst noemt nog twee alternatieve aandrijfmogelijkheden voor de spindels, die ook op de tekeningen zijn te zien: een trekband, of een drijfstang met een zwengel.
Een elektrische motor (62) zorgt via spindels (42,52) in de raamstijlen (24,26) voor het traploos openen en sluiten (pijl) van het schuifraam (22). (tekening uit het besproken octrooi)
‘Die hebben we alleen opgenomen om te voorkomen dat anderen makkelijk inbreuk kunnen maken op het octrooi’, aldus Musters. ‘Wij leveren alleen de uitvoering met een motor.’ Het nieuwe beslag is momenteel verkrijgbaar voor ramen met een maximale breedte van 250 cm, terwijl de spindels tot 200 cm gaan. Belangrijker dan de afmetingen van het schuifraam is het gewicht, dat maximaal 175 kg mag bedragen. Het uiteindelijke gewicht van het raam is uiteraard afhankelijk van het gewicht van de gekozen beglazing.
Verkoop Het beslag voor het elektrisch bedienbare schuifraam is nu een half jaar in productie en zonder veel promotie heeft Musters ongeveer tachtig sets uitgeleverd aan leveranciers van hang- en sluitwerk. ‘Via elke leverancier kunnen timmerfabrieken en renovatiebedrijven sets bij ons laten bestellen. En de benodigde werktekeningen kunnen ze downloaden van www.hmveiligheidsbeslag.com. De reacties die we krijgen zijn positief, al hebben we tot nu toe weinig inzicht waar de ramen met ons product uiteindelijk zijn geplaatst. Ik ben meer een ontwikkelaar dan een verkoper. Misschien moet ik er een vertegenwoordiger opzetten die ook dat in de gaten kan houden.’ octrooinummer: NL2011272 houder: HM Veiligheidsbeslag, Bergen op Zoom uitvinder: H. Musters | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 33
Thermische isolatie dakkapel Om u een idee te geven van de vragen die bij de Helpdesk Bouwbesluit binnenkomen, wordt in elke uitgave van Bouwkwaliteit in de praktijk een telefonisch gestelde vraag en antwoord opgenomen. Vraag en antwoord zijn uiteraard geanonimiseerd.
↘ Vraag en antwoord Tekst Helpdesk Bouwbesluit
OMSCHRIJVING Thermische isolatie van een dakkapel. VRAAG Aan welke eisen ten aanzien van thermische isolatie moeten de uitwendige scheidingsconstructies van een te plaatsen dakkapel op een bestaande woning voldoen? antwoord Het plaatsen van een dakkapel valt onder de verbouwvoorschriften van Bouwbesluit 2012. In artikel 5.6 lid 2 wordt een dakkapel expliciet benoemd. In dit artikellid wordt verwezen naar de nieuwbouwvoorschriften voor thermische isolatie in artikel 5.3. Dit betekent dat het dak van de dakkapel, volgens artikel 5.3 lid 2, een Rc-waarde van ten minste 6 m²K/W moet hebben.
34 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
De ramen en kozijnen van de dakkapel moeten op grond van artikel 5.3 lid 6 elk een U-waarde van maximaal 2,2 W/m²K hebben. Het gaat dan om het samenstel van kozijn en glas. In lid 6 is ook aangegeven dat de gemiddelde U-waarde van de ramen, deuren en kozijnen van een bouwwerk maximaal 1,65 W/m²K mag bedragen. Dit geldt voor de activiteit die wordt uitgevoerd. Bij de dakkapel geldt dus dat de gemiddelde U-waarde van de ramen en kozijnen van de dakkapel maximaal 1,65 W/m²K mag bedragen. Dit gemiddelde moet worden berekend volgens artikel 3.4 van de Regeling Bouwbesluit 2012. De zijwangen van de dakkapel kunnen worden beschouwd als ‘met ramen, deuren, kozijnen gelijk te stellen constructieonderdelen’ zoals bedoeld in artikel 5.3 lid 7. In de toelichting bij dit artikellid wordt namelijk het volgende aangegeven: ‘Op grond van het zevende lid moeten met ramen, deuren en kozijnen gelijk te stellen constructieonderdelen wel ieder afzonderlijk een U-waarde van ten hoogste 1,65 W/ m².K hebben. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om in kozijnen opgenomen borstweringen (panelen) of de zijwangen van een dakkapel. Omdat in die elementen ruimte is om isolatiemateriaal aan te brengen, kan in dergelijke gevallen op een eenvoudige wijze voldaan worden aan deze zwaardere eis van 1,65 W/m².K.’
Vraag en antwoord
toepassing, en zijn de voorschriften van de artikelen 5.3, eerste tot en met
Aanvullende opmerking(en) - Ook voor bijbehorende bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht, gelden de nieuwbouweisen met betrekking tot thermische isolatie. Het gaat dan om allerlei soorten uitbreidingen van een woning, zoals aan- en uitbouwen en dakopbouwen. - Bij de bepaling van de gemiddelde U-waarde als bedoeld in artikel 5.3 lid 6 mogen ‘met ramen, deuren, kozijnen gelijk te stellen constructieonderdelen’ zoals bedoeld in artikel 5.3 lid 7, dus de zijwangen, niet worden meegerekend. - Dat bij verbouw van een bestaande woning in een aantal situaties moet worden voldaan aan de nieuwbouwvoorschriften voor thermische isolatie, is een nadrukkelijke politieke wens van de Tweede Kamer uit 2012. - De thermische isolatie-eisen voor de dakkapel en bijbehorende bouwwerken gelden ook als de bestaande woning/het bestaande dak niet of nauwelijks geïsoleerd is. - De thermische isolatie-eisen voor de dakkapel gelden alleen als onder de dakkapel een verblijfsgebied, toiletruimte of badruimte wordt gemaakt. Dit volgt uit artikel 5.3, waarin in de diverse artikelleden is aangegeven dat de isolatie-eisen gelden voor scheidingsconstructies van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte. Over het algemeen zal dit het geval zijn, aangezien een dakkapel meestal wordt geplaatst om de kwaliteit van de ruimte te verbeteren tot het niveau van een verblijfsruimte voor gebruik als slaapkamer of studeerkamer.
zevende lid, en 5.4 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het
Toelichting
waarin:
plaatsen van een dakkapel artikel 5.6, lid 2, Bouwbesluit 2012 In afwijking van het eerste lid zijn op het geheel oprichten of geheel vernieuwen van een dakkapel of van een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht de voorschriften van artikel 5.2 niet van
in artikel 5.4 aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau. (Dit artikellid is alleen aangestuurd voor woonfuncties.)
nieuwbouwvoorschriften voor thermische isolatie artikel 5.3, lid 2, 6 en 7, Bouwbesluit 2012 2. Een horizontale of schuine uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, heeft een volgens NEN 1068 bepaalde warmteweerstand van ten minste de in tabel 5.1 gegeven waarde. 6. Ramen, deuren en kozijnen in een in het eerste tot en met vijfde lid bedoelde scheidingsconstructie hebben een volgens NEN 1068 bepaalde warmtedoorgangscoëfficiënt van ten hoogste 2,2 W/m².K. De gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt van de ramen, deuren en kozijnen in de eerste tot en met vijfde lid bedoelde scheidingsconstructies van een bouwwerk is, bepaald volgens een bij ministeriële regeling gegeven bepalingsmethode, ten hoogste 1,65 W/m².K. 7. Met ramen, deuren, kozijnen gelijk te stellen constructieonderdelen in een in het eerste tot en met vijfde lid bedoelde scheidingsconstructie hebben een volgens NEN 1068 bepaalde warmtedoorgangscoëfficiënt van ten hoogste 1,65 W/m².K.
gemiddelde U-waarde artikel 3.4, Regeling Bouwbesluit 2012 De gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt als bedoeld in artikel 5.3, zesde lid, van het besluit wordt berekend door:
n=x
Ugem =
∑
n=1
(Un•An/ At)
x = het aantal ramen, deuren en kozijnen van een bouwwerk Un = de warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam, deur of kozijn bepaald volgens NEN 1068 A n = h et geprojecteerde oppervlak van een raam, deur of kozijn bepaald volgens NEN 1068 At = het totale geprojecteerde oppervlak van alle ramen, deuren, en kozijnen van een bouwwerk.
Indien mogelijk ontvangt u telefonisch direct een inhoudelijke reactie op uw vraag. Voor een uitgewerkte (schriftelijke) vastlegging zullen prijsafspraken worden gemaakt. Bel: (085) 489 88 89 Mail:
[email protected] Praktische hulp bij het nieuwe Bouwbesluit. Gratis voor u als abonnee! De technische voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen, zijn op 1 april 2012 veranderd met het nieuwe Bouwbesluit. Met al uw vragen hierover kunt u bij ons terecht. Speciaal voor u als abonnee is er professioneel advies door een uitgebreid team van experts beschikbaar gesteld. Deze experts zijn werkzaam bij de Nieman Groep en Geregeld BV. U kunt eenvoudig uw vraag stellen via (085) 489 88 89 of helpdeskbouwbesluit@ bimmedia.nl. Met een van de experts neemt u door wat uw vraag is.
www.omgevingindepraktijk.nl Alle gepubliceerde vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van Omgeving in de praktijk (www.omgevingindepraktijk.nl) en kunnen door de abonnementhouders van Omgeving in de praktijk worden geraadpleegd. Zie voor de voorwaarden www.cobouw.nl/ helpdeskbouwbesluit/ voorwaarden. Daar kunt u ook zien voor welke abonnementen van BIM Media deze service gratis is. Deze Vraag en antwoord is geschreven door Marjolein Berghuis (Nieman Groep), met medewerking van Hajé van Egmond (Geregeld BV). | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 35
Omgevingsvergunning: vergunning met beperkte houdbaarheidsdatum? ↘ Bouwrecht Tekst Mr. Anouk Scharff
Op 11 juni 2015 publiceerde het CBS cijfers waaruit blijkt dat in 2014 5.047 vergunningen voor de activiteit bouwen zijn ingetrokken. De reden is dat aannemers niet op tijd konden starten met de uitvoering van het bouwproject. Dit is een flinke toename ten opzichte van 2012, toen nog 3.270 vergunningen werden ingetrokken. Voor de (voormalig) vergunninghouder kan een dergelijke intrekking zeer ingrijpend zijn. Vaak is deze het met de intrekking niet eens. Intrekking betekent niet alleen dat de legeskosten verloren gaan, ook moet men eventueel een heel nieuw aanvraagtraject doorlopen, met een onzekere uitkomst.
H
et is voor een bouwgegadigde goed om bekend te zijn met de juridische regeling omtrent het intrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen (de voormalige bouwvergunning). Deze regeling is opgenomen in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het eerste lid van dit artikel noemt de gevallen waarin de gemeente verplicht is een omgevingsvergunning in te trekken. Bijvoorbeeld indien deze in strijd is met een internationaal of Europees verdrag. Het tweede lid van dit artikel noemt de gevallen waarin de gemeente kan besluiten om tot intrekking over te gaan. Voor de in dit lid genoemde gevallen geldt geen verplichting om tot intrekking over te gaan. Het gaat om een bevoegdheid. Op basis van sub a van dit tweede lid, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken voor zover ‘gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a [bouwen, red.] onderscheidenlijk b of g, gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.’
36 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Met andere woorden, indien een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verkregen (zoals geregeld in artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo), kan het bevoegd gezag na 26 weken of na een in de vergunning bepaalde termijn besluiten de vergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken, indien gedurende deze termijn geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van deze vergunning. Dit artikel ziet niet alleen op de situatie dat geheel geen gebruik wordt gemaakt van de verkregen vergunning, maar ook op de situatie dat een start is gemaakt met de bouwwerkzaamheden, maar deze werkzaamheden al ten minste 26 weken stil liggen. De bewijslast dat gedurende 26 weken geen gebruik is gemaakt van de vergunning, rust op de gemeente. Deze zal dit door middel van bijvoorbeeld controlerapporten aan moeten tonen.
Bevoegdheid Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling; bijvoorbeeld de uitspraak van 27 augustus 2014; ECLI:NL:RVS:2014:3227) is de intrekking van een omgevingsvergunning, zoals hiervoor al gezegd, geen verplichting, maar een bevoegd-
heid. Het is dan ook aan de gemeente om te bepalen of en zo ja in welke gevallen zij tot intrekking van een dergelijke vergunning wenst over te gaan. Een groot aantal gemeenten heeft daarom in een beleidsnota vastgesteld in welke gevallen tot intrekking van een omgevingsvergunning zal worden overgegaan. Voor vergunninghouders kan het dan ook belangrijk zijn om kennis te nemen van de inhoud van deze beleidsnota(‘s), om onaangename verrassingen te voorkomen. Tegen het besluit van de gemeente om tot intrekking van een vergunning over te gaan, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. De rechter toetst de beslissing van de gemeente om tot intrekking over te gaan zeer terughoudend. Hij beperkt zich tot de vraag of de gemeente ‘in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen’. Hierbij dient de gemeente in ieder geval alle relevante belangen te hebben geïnventariseerd en afgewogen. Onder relevante belangen behoren, blijkens de jurisprudentie, naast de belangen van de gemeente tevens de (financiële) belangen van de vergunninghouder. In dat kader moet tevens de vraag worden beantwoord of het niet tijdig gebruik maken van de vergunning aan de vergunninghouder is toe te rekenen.
Bouwrecht
[Rechtbank Gelderland, 28 mei 2015, zaaknummer AWB 15-137].
Jurisprudentie Met betrekking tot de vraag of de gemeente in redelijkheid tot zijn besluit tot (al dan niet gedeeltelijke) intrekking heeft kunnen komen, bestaat inmiddels de nodige jurisprudentie. Ik noem hierna een aantal punten. Het enkele feit dat de vergunninghouder grote financiële belangen heeft, is niet altijd genoeg om de belangenafweging in het voordeel van de vergunninghouder te laten doorslaan. Denk aan de gedane investeringen in manuren, onderzoeken, verwerving van gronden, betaling van leges, advieskosten en het mislopen van inkomsten door verkoop van de vergunde woningen. In een recente uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 28 mei 2015 (zaaknummer AWB 15-137) deed de betreffende gemeente ter onderbouwing van haar besluit een omgevingsvergunning voor de bouw van tien woningen gedeeltelijk in te trekken, een beroep op de omstandigheid dat als gevolg van de demografische ontwikkelingen ter uitvoering van de Regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020 de woningbouwcapaciteit moest worden teruggebracht. Dit om structurele leegstand en (verdere) verstoring van de woningmarkt te voorkomen. Met het oog daarop had de betreffende gemeente in 2012 de ‘Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen’ vastgesteld. Volgens deze beleidsregels wordt de vergunning voor de bouw van een woning ingetrokken als niet binnen 52 weken, na het onherroepelijk worden, van de vergunning gebruik wordt gemaakt. In de belangenafweging bij het besluit tot intrekking heeft de gemeente onder meer overwogen dat de gevolgen van de door de kredietcrisis veranderde marktomstandig heden voor rekening van de vergunninghouder blijven. Daarnaast stelde de gemeente dat het risico van niet-bouwen bij de vergunninghouder berust. De rechtbank gaat hier in mee en oordeelt dat niet gezegd kan worden dat de gemeente bij afweging van de betrokken, hiervoor genoemde belangen, niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot intrekking van
de omgevingsvergunning. Meer specifiek overweegt de rechtbank: ‘Gelet op de voornoemde belangen en in aanmerking genomen dat het hiervoor genoemde risico bij eiseres berust (zie bijv. de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1011), kan immers niet gezegd worden dat de nadelen voor eiseres onevenredig zijn in verhouding tot de met het bestreden besluit te dienen doelen. Dat inmiddels volgens eiseres de woningmarkt enigszins zou zijn gestabiliseerd en er geen sprake meer zou zijn van een verdere verstoring daarvan, alsmede dat de argumenten van de Regionale woonvisie gedateerd zouden zijn, is niet onderbouwd en kan aan het vorenstaande niet afdoen.’
Risico Nu het risico van niet bouwen alsmede het risico van de door de kredietcrisis veranderde marktomstandigheden voor rekening van de vergunninghouder komen, rijst de vraag: In welke gevallen wordt de intrekking van een vergunning door de gemeente onredelijk geacht? Dit wringt omdat de roep van provinciale overheden aan gemeenten om meer woningbouwprojecten te schrappen, steeds sterker wordt.
Tot slot wijzen we er op dat de intrekking van een omgevingsvergunning voor het bouwen tot gevolg heeft dat wat gebouwd is, moet worden geacht zonder vergunning te zijn opgericht. De intrekking heeft hiermee terugwerkende kracht. Zie in deze zin de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA3758, betreffende de intrekking van een bouwvergunning. De wetgever heeft met de inwerkingtreding van de Wabo niet beoogd hierin wijziging te brengen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat ook de intrekking van de omgevingsvergunning voor het bouwen terugwerkende kracht heeft. [Rechtbank Oost-Brabant, 24 april 2015, zaaknummer 14-4181].
↘ Informatie over de auteur
Mr. A.M. (Anouk) Scharff is advocaat bij Bierman Advocaten, Sectie Bouw en Vastgoed. Internet: www.bierman.nl.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 37
←
Nieuws
Evaluatie pilotproject BRL 5019 5006 Het Platform Voorbereiding Stelselherziening (PVS) heeft in de afgelopen maanden een aantal projecten uitgevoerd met BRL 5019 - 5006 (gecertificeerde toetsing en toezicht) als mogelijk instrument voor kwaliteitsborging in de bouw. Bij drie bouwprojecten is gekeken in hoeverre de beide BRL’s voldoen als het gaat om de uitgangspunten van de Wet kwaliteitsborging, werkbaarheid en eindresultaat. Namens iBK (Instituut voor Bouwkwaliteit) is het project gemonitord en is een rapportage opgesteld met de bevindingen tijdens de pilot. SKW-certificatie heeft namens het Platform de begeleiding van het project op zich genomen.
‘Beginnen met eenvoudige nieuwbouw en seriematige verbouw’ De Ministerraad stemde in met het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). De nieuwe regels worden stapsgewijs ingevoerd. De eerste stap leidde tot verwarring bij diverse partijen: om welk deel gaat het nu eigenlijk? Het nieuwsbericht van de overheid zegt hierover: ‘Begonnen wordt met eenvoudige nieuwbouw en seriematige verbouw.’ Onderstaande bouwwerken – vallend onder gevolgklasse 1 – vallen na invoering van de Wkb niet direct onder het nieuwe regime: • Verandering aan een bouwwerk indien de constructie wijzigt. Wijzigingen van de constructie in combinatie met een vergunningvrije activiteit – denk aan een doorbraak ten behoeve van een aanbouw – zijn en blijven overigens vergunningvrij. • Een verbouwing waarbij de indeling in brandcompartimenten wordt gewijzigd. • Het meerlaags bijbehorende bouwwerk. • Het bijbehorende bouwwerk hoger dan 5 meter. • Het niet op de grond staande bijbehorende bouwwerk (zoals een dakopbouw). Voor alle gevallen geldt dat ze onder het stelsel vallen indien sprake is van seriematige aanpak. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het op 4 maart 2015 gepubliceerde bericht ‘De onderkant van gevolgklasse 1’, waarin een en ander wordt toegelicht. U vindt deze toelichting op www.stichtingibk.nl, door op dit bericht (20 mei 2015) te klikken bij nieuws en vervolgens op de link in het bericht naar ‘De onderkant van gevolgklasse 1’.
38 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Naar aanleiding van de evaluatie zijn de volgende conclusies en aanbevelingen gerapporteerd: • BRL 5006 is ontwikkeld voor traditioneel bouwtoezicht en niet voor toezicht op het voldoen aan de voorschriften. De omzetting naar een instrument voor kwaliteitsborging lijkt dan ook niet passend voor dit instrument. • Door de combinatie van twee instrumenten is geen sprake van één eindverantwoordelijke coördinator. • De eerste twee punten leiden tot het advies om BRL 5006 te handhaven als instrument voor bouwtoezicht en BRL 5019 uit te breiden met een module toezicht. • De uit te voeren risicoanalyse komt – met name bij het toezicht – nog onvoldoende uit de verf. Geadviseerd wordt om hier nadrukkelijk een wettelijke ‘bodem’ neer te leggen als het gaat om wat minimaal noodzakelijk is. • In de kwaliteitsborging wordt geen rekening gehouden met het projectkwaliteitsplan van de aannemer. In het kader van proportionaliteit en het voorkomen van dubbel werk wordt geadviseerd dit nadrukkelijk mee te nemen in de risicoanalyse voorafgaand aan het project. • Betrokkenen constateren dat de kwaliteit van het eindresultaat te sterk afhankelijk is van de deskundigheid van de uitvoerende partij. Dit vraagt nadrukkelijk om wettelijke minimumeisen. • BRL 5006 neemt nadrukkelijk ook de privaatrechtelijke eisen mee in het toezicht. BRL 5019 doet dit bij toetsing niet. Naar aanleiding van de pilot wordt gesteld dat het wenselijk is om ook in de ontwerpfase al te toetsen aan andere eisen dan alleen het Bouwbesluit. Overigens zouden dit in het nieuwe stelsel ‘vrijwillige onderdelen’ van een instrument worden. Meer weten? Ga naar www.bwtinfo.nl, klik op nieuws en ga naar 26-5-2015.
Nieuws
Nieman en Tauw tekenen intentieverklaring samenwerking BREEAM-NL Op 2 juni tekenden Annemieke Nijhof, directeur van Tauw Group, en Judith Dessing, directeur van de Nieman Groep, op de PROVADA de intentieverklaring voor samenwerking op het gebied van BREEAM-NL. Om de duurzaamheid van gebouwen en hun omgeving te classificeren, hanteren Nieman en Tauw BREEAM-NL, de meest gebruikte duurzaamheidsmeetlat in Nederland. Op het gebied van BREEAM-NL hebben de partijen gezamenlijk alle benodigde kennis in huis. Zij kunnen de klant daarom volledig ontzorgen bij het vormgeven van zijn duurzaamheids ambities en de realisatie daarvan. De combinatie Nieman en Tauw vertaalt de duurzaamheidsambitie van de klant in concrete, meetbare doelstellingen. Als BREEAM-NL-expert stellen zij een maatregelenpakket samen, waarmee de doelen van de klant gerealiseerd worden. Ze begeleiden betrokken partijen bij de totstandkoming van bewijslast in de diverse credits.
Annemieke Nijhof (rechts), directeur van Tauw Group, en Judith Dessing (links), directeur van de Nieman Groep, hebben de intentieverklaring getekend.
Handreiking Bouwbesluit & woning Onlangs publiceerde Rijksoverheid.nl de Handreiking Bouwbesluit & woning. Deze handreiking leert de lezer om te gaan met het Bouwbesluit: welke voorschriften zijn voor een woningbouwproject van toepassing en welke niet? De handreiking geeft uitleg aan de bedoeling van de diverse voorschriften in het Bouwbesluit en maakt op een zeer overzichtelijke wijze duidelijk waarom een regel in het Bouwbesluit staat. Tevens bespreekt deze handreiking consequenties van de toepassing van de regels in de praktijk. De handreiking is opgesteld vanuit de gedachte dat wettelijke voorschriften voor een ieder toegankelijk moeten zijn. Besproken worden de technische voorschriften van het Bouwbesluit die van toepassing zijn op het bouwen en verbouwen van eengezinswoningen, ook wel ‘grondgebonden woningen’ genoemd. Het gaat om een vrijstaande woning, 2-onder-1-kap woning of rijtjeswoning. De handreiking is niet bedoeld ter vervanging van het Bouwbesluit. Het is raadzaam om de werkelijke tekst van het Bouwbesluit te lezen bij het maken van een bouwplan en bij de uitvoering ervan. Maar met de handreiking wordt het Bouwbesluit toegankelijker. De handreiking is geschreven voor een ieder die plannen heeft om een nieuwe woning te (laten) bouwen, zijn woning wil verbouwen of die wil weten of de huidige staat van zijn woning voldoet aan de voorschriften. Daarbij is specifiek gedacht aan woningeigenaren, particuliere bouwers, particuliere opdrachtgevers, technische inspecteurs, kleine aannemers, klusbedrijven en particuliere klussers. Handreiking downloaden? Ga naar www.rijksoverheid.nl en vul in het zoekveld ‘Handreiking Bouwbesluit & woning’ in. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 39
↘ NEN nieuws
Deze pagina’s komen tot stand
NEN
Tel. (015) 2 690 391
onder verantwoordelijkheid
Vlinderweg 6
www.nen.nl
van NEN.
2623 AX Delft
[email protected]
Europese norm voor bepaling emissie gevaarlijke stoffen uit bouwproducten CEN heeft normontwerp prEN 16516 ‘Construction products - Assessment of release of dangerous substances - Determination of emissions into indoor air’ opgesteld. De bepalingsmethode in deze norm is gebaseerd op de bekende ISO 16000-serie voor het meten van de binnenluchtkwaliteit en was eerder al gepubliceerd als CEN/TS 16516. Nederlandse belanghebbenden kunnen tot en met 15 september commentaar indienen op het normontwerp. De Europese Verordening Bouwproducten (Construction Products Regulation; CPR) stelt dat bouwproducten geschikt moeten zijn om bouwwerken te maken die voldoen aan een aantal fundamentele eisen. Naast eisen aan bijvoorbeeld de constructieve veiligheid en de energiezuinigheid zijn er ook eisen op het gebied van gezondheid en milieu (regulated dangerous substances, BWR 3). prEN 16516 beschrijft een methode om de emissie van gevaarlijke stoffen uit bouwproducten te bepalen. Vrijgekomen vluchtige stoffen kunnen gevaarlijk zijn voor de gezondheid en/of het milieu. De methode is ‘horizontaal’, dat wil zeggen dat die van toepassing is op alle bouwproducten die onder de CPR vallen (waarvoor een geharmoniseerde norm bestaat). Na publicatie van EN 16516 moet ook de prestatie op het gebied van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen naar de binnenlucht in de prestatieverklaring bij de CE-markering voor bouwproducten worden vermeld.
Commentaar indienen Commentaar indienen kan in het Engels met een commentaarformulier. Het formulier is te downloaden via
[email protected]. De aangeleverde commentaren worden door de NEN-schaduwgroep CEN/TC 351 ‘Construction products: Assessment of release of dangerous substances’ besproken
en, zo mogelijk, ingediend in het Europese normontwikkelingstraject. Na publicatie wordt EN 16516 overgenomen als Nederlandse (NEN-EN) norm.
NEN-schaduwgroep Vanuit de NEN-schaduwgroep is een aantal belanghebbende partijen uit het Nederlandse bedrijfsleven direct betrokken bij de internationale ontwikkeling van de normen op het gebied gevaarlijke stoffen uit bouwproducten. Via deze schaduwgroep wordt het Nederlandse commentaar op de Europese normontwerpen verzorgd. Belanghebbenden die willen meebeslissen of hieraan willen meewerken, kunnen hier lid van worden. Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over dit normontwerp of over het normalisatieproces: Hieke Reijnhoudt, consultant AgroFood & Consument, (015) 2 690 224 of
[email protected].
Herzienene norm voor brandmeldinstallaties NEN heeft de herziene NEN 2654-1 ’Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties – Deel 1: Brandmeldinstallaties’ gepubliceerd. Een brandmeldinstallatie in een gebouw functioneert alleen effectief als de betrokken beheerder ervoor zorgt dat het beheer, de controle en het onderhoud van de installatie op de juiste wijze plaatsvindt. NEN 2654-1 geeft de nodige aanwijzingen en eisen die in dit verband moeten worden aangehouden. De laatste uitgave van deze norm dateert uit 2002. Deze herziene uitgave is aangepast aan de inzichten en technologieën van deze tijd. De belangrijkste aanpassingen en wijzigingen zijn: • de definities uit NEN 2535 zijn verwijderd; • de taak van de beheerder is aangepast; • de uit te besteden taken van de beheerder zijn beter benoemd; • de taken van de onderhouder zijn als prestatie-eis omschreven; 40 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
• een model onderhoudsplan is toegevoegd; • een modelrapport van periodieke controle door de beheerder is toegevoegd; • een modelrapport van onderhoud door de onderhouder is toegevoegd; • er is een richtlijn opgenomen voor beheer, controle en onderhoud op afstand; • er is een richtlijn opgenomen voor maatregelen bij het uitschakelen van (delen van) de brandmeldinstallatie.
Meer informatie NEN 2654-1 ’Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties – Deel 1: Brandmeldinstallaties’ kan worden aangeschaft in de NEN Shop. Voor inhoudelijke informatie: ing. Marc Mergeay, Consultant Bouw & Installaties, (015) 2 690 367 of
[email protected].
nieuws
Onderhoudsplan NEN 2767 in BIM Meerjarig integraal beheer en onderhoud van gebouwen op basis van prestatiecontracten neemt snel in populariteit toe. Zeker met het oog op duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De norm daarvoor, NEN 2767, kan nu ook worden ingepast in BIM. In zo’n langjarig prestatiecontract wordt overeengekomen, dat één of meer bedrijven samen gedurende een bepaalde periode en tegen een vaste prijs, de conditie en prestaties van woningen en gebouwen, inclusief alle elektrotechniek, op een overeengekomen niveau houden.
Uitbesteden Behalve bij nieuwe en bestaande gebouwen wordt ook het onderhoud, beheer en zelfs de totale exploitatie van bestaande infrastructuur als openbare verlichting, verkeersregel- en informatiesystemen en civiele kunstwerken als bruggen, sluizen, gemalen en waterzuiveringen steeds vaker uitbesteed aan private partijen. Net als het beheer en onderhoud van de openbare verlichtings- en elektriciteitsnetten. Prestatiecontracten Al dit werk gebeurt op basis van prestatiecontracten op het gebied van ‘uptime’ en duurzaamheid, gebaseerd op de NEN 2767. De NEN 1010- en NEN 3140-verplichtingen, en eventueel de industriële en hoogspanningsnormen, worden hierbij in het kader van Bouw- en Arbowet- en regelgeving integraal meegenomen. Uitgangspunt bij zo’n overeenkomst is voor alle betrokken partijen een conditiemeting van alle bestaande techniek op basis van een objectieve en onafhankelijke norm. Dat is NEN 2767, die voor de elektrotechniek verwijst naar NEN 1010 en alle andere daaraan gerelateerde normen. In BIM Vooral in ons land werken steeds meer aannemers en ET-installateurs integraal samen binnen het Bouw Informatie Model (BIM). Niet alleen bij ontwerp en realisatie, ook tijdens de beheers- en onderhoudsfase daarna. Ook daar is BIM op ingericht. Een BIM-model omzetten in een meerjarig onderhoudsplan (MJOP) is echter nog altijd een tijdrovende klus. Toch wordt ook dat steeds vaker geëist door opdrachtgevers.
Informatiebijeenkomst norm voor integrale brandveiligheid parkeergarages NEN organiseert op 16 september een informatiebijeenkomst over de voorgenomen ontwikkeling van een norm voor de integrale brandveiligheid van parkeergarages. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze bijeenkomst wordt het verdere normontwikkeltraject ingezet. Een nog te benoemen projectgroep ‘Brandveilige parkeergarages’ zal het traject dit jaar nog opstarten. Belanghebbenden en geïnteresseerden kunnen zich aanmelden bij NEN.
Nieuwe software Daarom verschijnt er nieuwe software op de makt waarmee architecten, bouwers en installateurs via één druk op de knop een BIM-ontwerp kunnen omzetten in een MJOP. De staat van bestaande (gedeelten van) gebouwen en installaties wordt hierbij eerst in kaart gebracht volgens NEN 2767. Aan de hand van de bijbehorende NTA’s 8026 en 8027 kunnen de betrokken partijen samen de prestatiecontracten opstellen om het afgesproken conditieniveau te handhaven. Training & Advies Om bij deze marktontwikkeling aan te sluiten heeft NEN Training & Advies de nieuwe leergang ‘Conditiemeting NEN 2767’ ontwikkeld. De leergang is modulair van opbouw en sterk gericht op samenwerking. Want de betrokken functionarissen zullen de norm ieder vanuit hun eigen optiek gaan hanteren, en dat ook nog eens integraal over de verschillende technische vakdisciplines heen (werktuigkundige en elektrotechnische installaties, en bouw- en transporttechniek).
Het voornemen is om een genormaliseerde analysemethode te ontwikkelen die de werkelijke risico’s op het ontstaan en het zich verder ontwikkelen van brand in een parkeergarage op uniforme wijze in kaart kan brengen. Dit is in lijn met het door het Ministerie ingezette ‘risicodenken’.
Aanmelding en meer informatie Meer informatie over deze bijeenkomst en aanmelding kan via www.nen.nl/evenementen. Voor inhoudelijke informatie: Marc Mergeay, consultant Bouw & Installatie, (015) 2 690 297 of
[email protected].
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 41
6 oktober 2015 - Jaarbeurs Utrecht
CONGRES
De impact van de nieuwe ISO’s In 1 dag alles over ISO 9001:2015 en ISO 14001:2015 Uw dagvoorzitter: Ben Tiggelaar Bekend van ‘MBA in een dag’ en de boeken ‘Dromen Durven Doen’ en ‘Dit wordt jouw jaar!’
• Wat is nieuw? Wat is veranderd? • Impact van implementatie • Effect op het certificatieproces • Veranderende rol van de KAM-manager • Transitie naar duurzaamheid • Koppeling strategie en operatie • Betekenis van leiderschap • Focus op risico’s en kansen • Klanten en andere stakeholders • Compliance als succesfactor Deelnemers aan dit congres ontvangen: • NEN-EN-ISO 9001:2015 (nl) • NEN-EN-ISO 14001:2015 (nl) • direct toepasbare tips en een concreet stappenplan
ticket € 545,-
NEN helpt u direct met de toepassing van (nieuwe) normen! Meer info en aanmelden: nieuweisocongres.nen.nl
nieuws
NTR installatiegeluid in woningen en woongebouwen gepubliceerd NEN en ISSO publiceerden samen de Nederlandse Technische Richtlijn (NTR) 5076 ‘Installatiegeluid in woningen en woongebouwen’. Deze NTR beschrijft maatregelen ter beperking van het geluid van installaties in woningen en woongebouwen. Het gaat om ventilatie, verwarming, garagedeuren, sanitair en tapwater (inclusief de apparaten en leidingen). Installateurs die volgens NTR 5076 werken, voldoen aan Bouwbesluit 2012. NTR 5076 benoemt per installatie de factoren die invloed hebben op het geluid. Bij een aantal veel voorkomende situaties staat hoe het geluid met bouwkundige en installatietechnische maatregelen kan worden verminderd. De gegeven oplossingen zijn niet merk- of productgebonden.
Ventilatie Mechanische ventilatiesystemen zijn een belangrijk onderdeel in de NTR. Hierbij wordt vooral gekeken naar het voldoen aan het Bouwbesluit. Eventueel kan worden berekend of ook in hogere standen aan de 30 dB geluidseis wordt voldaan.
beperking van het geluid. Warmteterugwinning krijgt daarbij speciale aandacht bij warmtepompen die met afgevoerde ventilatielucht werken.
Automatische parkeergaragedeuren In Bouwbesluit 2012 staan geen geluideisen voor automatische parkeer garagedeuren, maar deze kunnen veel geluidoverlast veroorzaken. Ook voor dit type geluidsbron worden aanwijzingen gegeven voor het realiseren van een geluidniveau van maximaal 30 dB. Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over deze NTR of over het normalisatieproces: ir. A. van der Horn (NEN), consultant Bouw & Installatie, (015) 2 690 286 of
[email protected]. ; drs. ing. A. Schrauwen (ISSO), (010) 2 065 969 of
[email protected].
Waterafvoersystemen Voor standleidingen kan met het computerprogramma SoundSpotSim Plus het geluid worden voorspeld. De NTR geeft aanwijzingen om met dit programma standleidingen en schachten te ontwerpen. Watertoevoer Bij watertoevoer gaat de aandacht uit naar het beperken van het geluid van waterdrukverhogingsinstallaties en het beperken van waterslag. Ook wordt gekeken naar de maatregelen die getroffen moeten worden om het geluid van stromend water door leidingen te beperken. Verwarming en warm water De opstelling van de ketel en het leidingsysteem hebben grote invloed op het geluid. Ook hiervoor beschrijft NTR 5076 maatregelen ter
Congres De impact van de nieuwe ISO’s Kom op 6 oktober naar de Jaarbeurs voor het NEN-congres over de nieuwe ISO 9001 en ISO 14001. Op deze dag voorzien we u van praktische handvatten om direct met de nieuwe normen aan de slag te gaan. Een breed scala aan managementinstrumenten komt aan bod: leiderschap, risicomanagement, compliance- en stakeholdermanagement, procesen verbetermanagement en management van mensen en middelen. Dagvoorzitter is Ben Tiggelaar. ISO 9001 en ISO 14001 zijn beide in een nieuw jasje gestoken: dat van de High Level Structure (HLS). Daardoor sluiten ze beter aan bij moderne inzichten om succesvol te ondernemen. De kracht van de HLS is dat alles in een compacte set van criteria is vertaald die de kern vormen van elke ISO-management-systeemnorm. Daarmee wordt de HLS het hart en de motor van goed geïntegreerde systemen.
Wat is de impact van de nieuwe ISO 9001 en ISO 14001 op uw organisatie? Wat betekenen deze nieuwe ISO 9001 en ISO 14001 voor het kwaliteitsen milieumanagementsysteem van uw organisatie? Wat is nieuw en
wat is gewijzigd? Welke impact heeft dit op de implementatie en het certificatieproces? En hoe stimuleren de nieuwe normen geïntegreerde managementsystemen en gecombineerde audits? Wat is de impact op u?
Cruciale rol voor KAM-manager Oriëntatie op de externe context en stakeholders (‘van buiten naar binnen denken’), leiderschap, visie en ambitie, risicomanagement en last but not least bewuste, competente en zich voortdurende ontwikkelende medewerkers zijn daarbij belangrijke ingrediënten. En de koppeling tussen strategie (‘de goede dingen doen’) en operatie (‘die dingen ook goed doen’), waarbij de kwaliteitsmanager een cruciale rol vervult wat betreft advies en communicatie. De kwaliteitsmanager als sparringpartner voor de directie, adviseur van het middenmanagement en vraagbaak voor de werkvloer. Programma en aanmelden Bekijk het uitgebreide programma: www.nieuweisocongres.nen.nl. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 43
↘ NEN nieuws
Overzicht normen 13.220.40 Brandgedrag/brandvoortplanting en ontvlambaarheid van materialen en producten NEN-EN 50582:2015 2e Ontw. en
Continuïteit signaalvoeding voor kleine optische vezelkabels onder brandbeproevingscriteria.
13.320 Alarm- en waarschuwingssystemen NEN-EN 50134-7:2015 Ontw. en
Alarmsystemen - Sociale alarmsystemen - Deel 7: Richtlijnen voor de toepassing
NEN-EN-IEC 62676-1-2:2014/ C11:2015 en
Videobewakingssystemen voor gebruik in beveiligingstoepassingen - Deel 1-2: Systeemeisen - Prestatie-eisen voor videotransmissie
91.060.10 Wanden. Scheidingswanden. Gevels NEN-EN 13830:2015 en
Vliesgevels - Productnorm
91.060.40 Schoorstenen, schachten, leidingen NEN-EN 1858:2015 Ontw. en
Schoorstenen - Onderdelen - Betonnen blokken voor schoorstenen
91.060.50 Deuren en ramen NEN-EN 12217:2015 en
Deuren - Bedieningskrachten - Eisen en classificatie
NEN-EN 13561:2015 en
Zonneschermen - Prestatie-eisen inclusief veiligheid
NEN-EN 13659:2015 en
Luiken - Prestatie-eisen inclusief veiligheid
91.100.10 Cement. Gips. Kalk. Mortel NEN-EN 459-1:2015 en
Bouwkalk - Deel 1: Definities, specificaties en conformiteitscriteria
NEN-EN 459-3:2015 en
Bouwkalk - Deel 3: Conformiteitsbeoordeling
91.100.15 Minerale materialen en producten NEN-EN 933-8:2012+A1:2015 en Beproevingsmethoden voor geometrische eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 8: Beoordeling van fijn materiaal - Zandequivalentbeproeving 91.100.60 Minerale materialen en producten NEN-EN 14303:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van minerale wol (MW) - Specificatie
NEN-EN 14304:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van flexibel elastomeerschuim (FEF) - Specificatie
NEN-EN 14305:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van cellulair glas (CG) - Specificatie
NEN-EN 14306:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van calciumsilicaat (CS) - Specificatie
NEN-EN 14307:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van geëxtrudeerd polystyreenschuim (XPS) - Specificatie
NEN-EN 14308:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) en polyisocyanuraatschuim (PIR) - Specificatie
NEN-EN 14309:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van geëxpandeerd polystyreenschuim (EPS) - Specificatie
NEN-EN 14313:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van polyethyleenschuim (PEF) - Specificatie
NEN-EN 14314:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig vervaardigde producten van fenolschuim (PF) - Specificatie
NEN-EN 15501:2015 Ontw. en
Materialen voor de thermische isolatie van gebouw- en industriële installaties - Fabrieksmatig geëxpandeerde perliet (EP) en geëxfolieerd vermiculiet (EV) producten - Specificatie
91.120.10 Warmte-isolatie van gebouwen NEN-EN 16798-5-1:2015 Ontw. en
Energieprestatie van gebouwen - Modules M5-6, M5-8, M6-5, M6-8, M7-5, M7-8 - Ventilatie van gebouwen - Berekeningsmethoden voor de energie-eisen van ventilatiesystemen - Deel 5-1: Distributie en opwekking - (revisie van EN 15241) - methode 1
91.120.20 Bouwakoestiek. Geluidisolatie NTR 5076:2015 nl
Installatiegeluid in woningen en woongebouwen. Hoe beperkt u installatiegeluid? Dat staat in de Nederlandse Technische Richtlijn (NTR) 5076 ‘Installatiegeluid in woningen en woongebouwen’. Met de installatie- en bouwtechnische maatregelen uit de NTR voldoet u bovendien aan de nieuwe eisen aan het geluid van woninginstallaties uit het Bouwbesluit 2012. De NTR 5076, die is gemaakt door NEN en ISSO, beschrijft hoe u de (karakteristieke) geluidniveaus van woningbouwinstallaties in verblijfsruimten terug kunt brengen naar de wettelijk (en soms privaatrechtelijk) vereiste niveaus. Aan de orde komen installaties van de eigen woning, installaties van buren en installaties die gebruikt worden door meerdere woningen.
91.140.10 Centrale verwarmingssystemen NEN-EN 26:2015 en
Met gas gestookte huishoudelijke warmwaterdoorstroomtoestellen voor de productie van heet water voor huishoudelijk gebruik
91.140.30 Ventilatie- en klimaatregeling NEN-EN 12309-2:2015 en
Met gas gestookte toestellen voor verwarming en/of koeling met een netto warmte input niet meer dan 70 kW - Deel 2: Veiligheid
91.140.50 Elektriciteitsvoorziening HD 60364-8-1:2015 en
Laagspanningsinstallaties - Deel 8-1: Energie-efficiëntie
NEN 3140:2011/A1:2015 nl
Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Laagspanning. NEN 3140:2011 vormt de Nederlandse implementatie van de Europese norm EN 50110-1:2005 voor laagspanning, aangevuld en aangepast naar de Nederlandse situatie zoals voorgeschreven door de ARBO-wetgeving. In 2013 is een nieuwe editie van betreffende Europese norm gepubliceerd, EN 50110-1:2013. Deze aanvulling bevat de nodige aanpassingen en toevoegingen aan NEN 3140:2011 waarmee de relevante wijzigingen in de nieuwe editie van de Europese norm in Nederland worden geïmplementeerd.
NEN 3140+A1:2015 nl
Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Laagspanning. NEN 3140+A1 geeft eisen voor een veilige bedrijfsvoering van elektrische installaties en van elektrische arbeidsmiddelen. Deze norm is van toepassing op elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen met een nominale spanning van ten hoogste 1 000 V wisselspanning en 1 500 V gelijkspanning.
NEN 3840:2011/A1:2015 nl
Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Hoogspanning. NEN 3840:2011 vormt de Nederlandse implementatie van de Europese norm EN 50110-1:2005 voor hoogspanning, aangevuld en aangepast naar de Nederlandse situatie zoals voorgeschreven door de ARBO-wetgeving. In 2013 is een nieuwe editie van betreffende Europese norm gepubliceerd, EN 50110-1:2013. Deze aanvulling bevat de nodige aanpassingen en toevoegingen aan NEN 3840:2011 waarmee de relevante wijzigingen in de nieuwe editie van de Europese norm in Nederland worden geïmplementeerd
NEN 3840+A1:2015 nl
Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Hoogspanning. NEN 3840+ A1 is van toepassing op alle bedrijfsvoering van en werkzaamheden aan, met of nabij elektrische installaties met een spanningsniveau groter dan 1 000 V wisselspanning of 1 500 V gelijkspanning.
91.140.65 Warmwaterinstallaties NEN-EN 13203-2:2015 en
Gasgestookte huishoudelijke warmwatertoestellen - Deel 2: Beoordeling van het energieverbruik
NEN-EN 89:2015 en
Met gas gestookte warmwatervoorraadtoestellen voor de productie van heet water voor huishoudelijk gebruik
44 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Opdracht: Het vernieuwen van het BWT logo
Het BWT logo krijgt een nieuw jasje. Dit betekend dat het oude logo hier en daar wordt aangepast, maar wel zijn herkenning moet blijven behouden. Het logo straalt een stevig, krachtig gevoel uit met een helder, goed te lezen lettertype welke als modern wordt ervaren. De verschillende vormen die gebruikt zijn, zijn te herkennen in het huidige logo alleen zijn ze meer betrokken bij de bouwmarkt. De vormen bestaan nu uit verschillende bouwelementen.
↘ Verenigingsnieuws VBWTN Deze pagina’s komen tot stand onder verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland. Kijkt u ook eens op www.bwtinfo.nl voor algemene berichtgeving over ons vakgebied en www.vereniging-bwt.nl met specifiek verenigingsnieuws.
Secretariaat VBWTN Het secretariaat is gevestigd bij de Vereniging Stadswerk Nederland.
Vereniging BWT Nederland Postbus 416 6710 BK Ede
Tel. 0318 – 43 83 40 www.bwtinfo.nl www.vereniging-bwt.nl
Regiodagen met duidelijke boodschap De maand juni stond voor de Vereniging BWT Nederland in het teken van de vijf regiodagen. De aftrap op 3 juni was op eenzame hoogte in het gebouw ‘De Rotterdam’ waar op de veertigste verdieping zo’n 60 deelnemers een zeer gevarieerd programma voorgeschoteld kregen. Na Rotterdam volgden Tilburg, Smallingerland en Hengelo om de regiodagen af te sluiten in Lelystad.
Veel interesse ging uit naar de presentatie over de laatste stand van zaken rond de private kwaliteitsborging. Goed was het om te merken dat de aanwezige BWT-ers steeds beter door krijgen wat dit voor hen en hun organisatie betekent. Ook werd duidelijk gemaakt dat met de invoering van de private
kwaliteitsborging er geen einde komt aan het Bouw- en Woningtoezicht. Nieuwe uitdagingen zijn er voldoende! Ook op het vlak van het Bouwbesluit blijft in de toekomst het Bouwen Woningtoezicht een belangrijke rol spelen. Wel gaat er een verdere verschuiving plaatsvinden van preventieve rol, naar een meer
repressieve rol. Het Bouw- en Woningtoezicht van de toekomst ziet meer toe op de minimale kwaliteit van de bestaande voorraad. En deze bestaande voorraad en hun eigenaren zullen deze aandacht ook zeker nodig hebben.
Regiodag in Rotterdam. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 7/8 juli/augustus 2015 | 45
→
Regiodag in Tilburg.
Wijzigingen Bouwbesluit Een ander onderwerp dat zeer goed werd ontvangen, was de presentatie over de wijzigingen in het Bouwbesluit die onlangs in werking traden. ‘Het was goed om alle wijzigingen van de afgelopen periode op een
rijtje te zien’, gaven enkele deelnemers aan. Vooral de aanscherping van de isolatiewaarden bleek bij een aantal deelnemers nog niet helemaal duidelijk op het netvlies te staan. Andere onderwerpen tijdens de regiodagen waren de Omgevingswet, de verordening VTH,
het verantwoord plaatsen van zonnecollectoren, de kruimelontheffingen en per regiodag afwijkende onderwerpen zoals extramuralisering van de zorg, bouwveiligheid, evenementenveiligheid en de uitdagingen van toezicht tijdens een complex bouwwerk.
Is BWT klaar voor de toekomst? Het thema ‘Is BWT klaar voor de toekomst?’ staat centraal tijdens het jaarcongres van de Vereniging BWT Nederland. Het jaarcon-
gres zal worden gehouden op donderdag 29 oktober in De Heerlickheijd van Ermelo. Ook dit jaar wordt er weer een programma
samengesteld dat zowel voor toetser, toezichthouder, jurist, beleidsmaker en manager zeer interessant is. Het programma bestaat uit een plenair ochtendprogramma en een middag met een keuzeprogramma, waarbij keuze is uit 20 verschillende workshops. Eén spreker die ons zal uitdagen om te gaan werken aan het thema van het congres, namelijk het voorbereiden op de toekomst, is de zeer bekende trendwatcher Adjiedj Bakas. Hij zal in een flitsende presentatie alle trends bespreken rond de fysieke leefomgeving, en hiermee de deelnemers voldoende stof meegeven om stevig te gaan nadenken over een gezonde toekomst van het vakgebied. Zet alvast 29 oktober in de agenda voor het jaarcongres. De inschrijving wordt begin september geopend.
46 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
←
Overal waar u LP® SolidStart® ziet, ziet u het CE-label.
LSL
LVL
LPI
Al onze producten zijn nu CE-gecertificeerd. Bij LP Building Products is kwaliteit van het grootste belang. Dat is de reden waarom onze LP® SolidStart® LSL- en LVL- en I-balken het CE-label dragen. U krijgt dus niet alleen langere, rechtere en sterkere materialen, u krijgt ook de garantie dat ze allemaal volledig conform zijn. Dat is nog maar eens een reden te meer om in alle vertrouwen met ons te bouwen: “Build With Us”. PEFC/29-31-102
Verdeeld door
© 2015 Louisiana-Pacific Corporation. Alle rechten voorbehouden. PEFC is een handelsmerk van het Programme for the Endorsement of Forest Certification. Sustainable Forestry Initiative is een geregistreerd handelsmerk van SFI Inc. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van Louisiana-Pacific Corporation.
LPCorp.com/EU
|
[email protected]
Fotograaf: Fotograaf: Hennie Hennie Raaymakers Raaymakers
TOGETHER TOGETHER FOR FOR BETTER BETTER
ramen, ramen, deuren, deuren, vliesgevels vliesgevels en en zonwering zonwering
Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking Reynaers ontwikkelt aluminium deur- en Een vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met opdrachtgevers, architecten raam-, en gevelbouwers. voorbeeld hiervan is de renovatie van met opdrachtgevers, architecten en gevelbouwers. Een voorbeeld hiervan is de renovatie van congrescentrum World Forum in Den Haag, een ontwerp van Braaksma & Roos Architectenbureau, congrescentrum World Forum in Den Haag, een ontwerp van Braaksma & Roos Architectenbureau, gerealiseerd door gevelbouwer De Groot & Visser. gerealiseerd door gevelbouwer De Groot & Visser. Het oorspronkelijke ontwerp van J.J.P. Oud is met respect voor de oude architectuur gerenoveerd met Het oorspronkelijke ontwerp J.J.P. Oud is metaan respect voor deenergetische oude architectuur nieuwe aluminium ramen envan deuren die voldoen de huidige eisen.gerenoveerd De kozijnen met zijn nieuwe aluminium en deuren die aan de huidige De kozijnen zijn weliswaar dieper enramen er zit driedubbel glas,voldoen maar de uitstraling vanenergetische de gevel bleefeisen. in tact. weliswaar dieper en er zit driedubbel glas, maar de uitstraling van de gevel bleef in tact. Interesse voor een prolering op maat? Neem contact op met de adviseurs van Reynaers. Interesse voor een prolering op maat? Neem contact op met de adviseurs van Reynaers.
Kijk op www.reynaers.nl of bel +31 (0)492 – 56 10 20 Kijk op www.reynaers.nl of bel +31 (0)492 – 56 10 20