The paradox of intragroup conflict: a meta-analysis Abstract In dit artikel werd een meta-analyse uitgevoerd van 116 empirische studies van intra-groep conflict en de relatie hiervan met ‘groepsresultaten’ (Group outcomes). Ook werden er tal van modererende variabelen onderzocht. Er werden stabiele negatieve relaties gevonden tussen relatie- en process conflicten en groepsresultaten .(In tegenstelling tot De Dreu en Weingart)Werd er geen sterke en negatieve associatie gevonden tussen taakconflict en groepperformantie. Taakconflict en groepperformantie waren meer positief gerelateerd in studies waar: - de associatie tussen taak- en relatieconflicten relatief zwak was - Sprake was van Top-management teams -Performantie was gemeten in termen van financiële performantie of beslissingskwaliteit. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Meer en meer onderzoek naar de gevolgen van intragroep conflicten voor ‘group outcomes’. Definitie: Intragroup conflict: Het proces dat voortkomt uit waargenomen onverenigbaarheden of verschillen onder de groepsleden ( the process emerging from perceived incompatibilities of differences among Group members). Eerst: Taak- en relatieconflicten Later ook nog: procesconflicten
Relatieconflicten: onenigheid onder de groepsleden over interpersoonlijke kwesties (bv: verschillen in persoonlijkheid, normen, waarden…)
Taakconflicten: onenigheid onder de groepsleden over de inhoud en de afloop/resultaten van de taak die wordt uitgevoerd.
Procesconflicten: onenigheid onder de groepsleden betreft de logistiek (coördinatie/ planning) van de taakvervulling (bv: delegeren van de taken en de verantwoordelijkheden).
Doel van deze meta-analyse: De impact van relatie-, taak- en procesconflicten op proximale en distale ‘group outcomes’ onderzoeken als gemodereerd door verschillen tussen de studies in termen van context ( taaktype of culturele context) en methodologie ( de manier waarop performantie is gemeten). Proximale Group outcomes: - emergent states: de motivationele, cognitieve en affectieve toestand van de groep: bv cohesie en vertrouwen binnen de groep. - Group viability (groepslevensvatbaarheid): gedragsintenties: bv tevredenheid en inzet van de groepsleden, de intentie om te blijven werken in de groep.
Distale Group outcomes: - Groepperformantie: innovatie, productiviteit en effectiviteit Fig. 1 Deze meta-analyse breidt eerdere onderzoeken uit op 6 manieren: -
Het aantal studies dat erbij is betrokken is veel groter ( 116 <-> 30 bij Weingart)
-
Een bredere waaier van mogelijke moderatoren onderzoeken
-
Voeren ook een gewogen kleinste kwadraten meervoudige regressieanalyse uit
-
We gaan ook kijken naar procesconflict
-
We maken gebruik van MASEM : meta-analytische structurele modeling om de relaties te testen tussen relatie-, taak- en procesconflicten te testen met Group outcomes.
-
Bredere waaier van proximale Group outcomes onderzoeken.
Het effect van intragroepconflict op Group outcomes Verwachting: We suggereren dat de relatie tussen conflict en beide types van proximale uitkomsten gelijkwaardig is en in het algemeen meer negatief dan de relatie tussen conflict en distale Group outcomes. Task conflict -
Theorieën en onderzoek in het verleden suggereerden dat taakconflict positief kan zijn voor verschillende Group outcomes.
-
Hoewel er ook veel onderzoek is dat vond dat taakconflict zowel proximale als distale outcomes belemmert.
-
De negatieve effecten van taakconflict op proximale uitkomsten (tevredenheid) kan verklaard worden door de self-verification theorie (= groepsleden worden ontevreden wanneer andere groepsleden hun standpunten gaan uitdagen en ze dit gaan interpreteren als een negatieve beoordeling/evaluatie van hun eigen mogelijkheden en competenties).
-
De negatieve effecten van taakconflict op meer distale uitkomsten (groepperformantie), ondersteunt de information-processing perspective ( = Taakconflict doet de cognitieve last toenemen en hindert de effectieve cognitieve processen wat dan kan resulteren in zwart-wit denken en wat op zijn beurt dan de distale groepsuitkomsten belemmert (groepeffectiviteit, creativiteit, beslissingen maken…)
-
Taakconflict kan ook positief zijn voor distale uitkomsten: het kan het begrijpen van de taak doen toenemen en een meer kritische evaluatie van mekaars ideeën teweegbrengen. Op deze manier kan taakconflict ervoor zorgen dat men de confirmatieve bias (informatie
prefereren die overeenkomt met jou hypotheses en overtuigingen) overwint bij het maken van beslissingen in groep en kan men innovatie verbeteren. -
Taakconflict kan ook positief zijn voor proximale uitkomsten: want het maakt het makkelijker voor groepsleden om hun eigen mening te delen met betrekking tot de taak, wat dus goed kan zijn voor de tevredenheid en de inzet.
Relatieconflict -
Voor relatieconflict heeft men in het algemeen gevonden dat het grote negatieve effecten heeft op zowel proximale als distale uitkomsten.
-
Onenigheid over persoonlijke kwesties -> (‘member anxiety’ +) representeert vaak bedreigingen van ego (want kwesties zijn vaak verweven met het zelfconcept) -> vijandigheid onder de teamleden neemt toe -> moeilijk om deze conflicten te controleren + meer waarschijnlijk een negatieve impact te hebben op de proximale Groep uitkomsten (vertrouwen, identificatie, inzet…)
-
Ook heeft dit soort conflict een negatieve impact op distale uitkomsten (creativitiet, performanite): relatieconflicten -> vermindering van collaboratieve probleemoplossing -> hindert performantie. De tijd gespendeerd aan deze niet-taak gerelateerde conflicten kon beter gespendeerd worden aan taakverwezenlijking.
-
Onderzoek heeft wel gesuggereerd dat de negatieve effecten van deze conflicten op zowel proximale als distale groepsuitkomsten gereduceerd kan worden onder bepaalde condities (bv: door het gebruiken van effectieve conflict management strategieën).
Procesconflict -
Meer en meer onderzoek toont een overwegend negatieve associatie tussen procesconflict en zowel proximale als distale groepsuitkomsten aan.
-
Negatieve invloed omdat de kernkwesties bij procesconflicten, zoals delegatie, vaak persoonlijke connotaties dragen in termen van respect in de groep, veronderstelde capaciteiten… Dus wanneer teamleden taken krijgen toebedeeld waar ze niet mee akkoord zijn omdat ze vinden dat de taak te gemakkelijk is voor hun, kunnen ze de taakverdeling zien als een persoonlijke belediging -> procesconflict kan heel persoonlijk worden en kan daardoor negatieve lange termijn effecten hebben op het groepsfunctioneren
-
Toch is er reden om te geloven dat procesconflicten onder bepaalde omstandigheden minder waarschijnlijk zijn groepperformantie te hinderen: wanneer leden hun procesconflicten effectief kunnen oplossen of wanneer leden het procesconflict waarnemen als dat het gaat over het effectief verbeteren van het proces en dat het niet gaat over leden die hun proberen te hinderen.
-
Procesconflict kan misschien meer voordelig zijn bij de start van het project (wanneer de groep nog kan profiteren van het bekijken van verschillende alternatieve om de taak de verwezenlijken).
Verschillen tussen conflict types en groepuitkomsten -
Taakconflicten hangen minder nauw samen met negatieve emoties dan de andere conflicttypes en hebben ook de neiging minder persoonlijke connotaties met zich mee te brengen. In vergelijking met relatie- en procesconflicten, blijkt dat taakconflicten minder negatief gerelateerd zijn met proximale groepsuitkomsten (bv de stemming gedeeld door de groepsleden -> affectieve klimaat in de groep; tevredenheid en intenties om in de groep te blijven).
-
Taakconflicten in vergelijking met de andere types conflicten, zijn het minst geneigd om distale groepsuitkomsten negatief te beïnvloeden. Omdat deze conflicten het meest direct gerelateerd zijn met de uit te voeren taak.
-
Taakconficten hebben grotere kans om een cruciale reëvaluatie van de initiële standpunten te vergemakkelijken. Het potentieel voor conflicten om minder negatief en zelfs positief te zijn voor distale groepsuitkomsten is sterker voor taakconflicten dan voor de proces- en relatieconflicten.
Een contingency approach in het begrijpen van de effecten van intragroep conflicten 2 categorieën geïdentificeerd van kritische modererende variabelen: - Contextuele karakteristieken (Zie onderstaande 4 variabelen: A,B,C,D) -Methodologische karakteristieken (Zie Methode) Het samen voorkomen/optreden van conflicttypes (A) -
Taakconflict wordt verondersteld meer positief gerelateerd te zijn met groepsuitkomsten wanneer het niet samen voorkomt met relatieconflicten.
-
In contrast: wanneer taakconflicten wel samen voorkomen met relatieconflicten, kunnen de ‘vijandigheden’ die relatieconflicten karakteriseren enig positief effect van taakconflict verhinderen.
-
We verwachten ook dat taakconflict meer negatief gerelateerd is met groepsuitkomsten wanneer deze samen voorkomt met procesconflicten. Hoogstwaarschijnlijk worden de negatieve effecten van procesconflict versterkt wanneer men gelijktijdig taakconflicten ervaart.
Taaktype (B) -
We veronderstellen dat structurele aspecten van de groepscontext (bv de specifieke taak) misschien de mate van verstoring bepaalt van het type conflict (in het bijzonder taakconflict) voor groepsuitkomsten.
-
4 type taken: * Creativiteitstaken: ideëenproductie, innovatie, onderzoek en/of ontwikkeling van nieuwe ideëen, diensten of producten. * ‘Beslissingen maken’ (-taken): er is geen echt correct antwoord, teamleden moeten het eens geraken over een oplossing. * Productietaken: individuen streven ernaar om bepaalde standaarden te bereiken, overte fysieke en/of intellectuele taakuitvoering nodig, routinetaken. * Projecttaken: probleem oplossen en het plannen maken.
-
De mate van onenigheid zou moeten matchen aan het type taak -> Wanneer een taak goed begrepen is en relatief eenvoudig, dan zal debatteren over de taak of specifieke processen contraproductief zijn en interfereren met het groepsfunctioneren en daardoor dus ook met de distale groepsuitkomsten interfereren. We veronderstellen dus dat groepen minder waarschijnlijk profiteren van taakconflicten wanneer ze aan productietaken aan het werken zijn. (<-> creatieve, beslissingen maken, projecttaken).
-
We verwachten ook dat, in vergelijking met productietaken, taakconflicten minder negatief gerelateerd is met proximale uitkomsten bij creatieve, beslissing-maken en projecttaken.
-
We veronderstellen dat het modererende effect van taaktype op groepsuitkomsten beperkt is tot taakconflict.
-
Ongeacht de specifieke taak verwachten we dat relatie- en procesconflicten interfereren met het groepsfunctioneren en negatief gerelateerd zijn met zowel proximale als distale uitkomsten.
Organisatielevel (C) -
DEF: verwijst naar de positie van een groep in de context van de bredere organisationele hiërarchie.
-
Onderzoek heeft suggereerd dat groepen die verschillen in organisatielevel misschien verschillen in hun conflictdynamiek (mensen hoger op in de organisatie zijn waarschijnlijk beter in het omgaan met interpersoonlijke situaties zoals conflicten). Daarom verwachten we dat studies waar groepen die in het algemeen hogerop in de organisatiehiërarchie staan, minder negatieve effecten van alle vormen van conflict op proximale uitkomsten vertonen en misschien zelfs positieve effecten van taakconflict op distale groepsuitkomsten vertonen.
Culturele context (D) -
Culturele context wordt verondersteld een belangrijke rol te spelen op de effecten van de 3 conflicttypes op zowel proximale als distale uitkomsten.
-
Kijken naar verschillen in culturele dimensies zoals (Hofstede): * machtsafstand: acceptatie van de ongelijke verdeling van macht, kan er misschien voor zorgen dat procesconflicten niet escaleren. * onzekerheidsvermijding: tolerant ten opzichte van anderen hun mening * individualisme <-> collectivisme: Amerikanen (competitieve stijl) <-> Koreanen en Chinezen * lange termijn <-> korte termijn: wanneer men belang hecht aan het behouden van goede relaties * mannelijkheid <-> vrouwelijkheid: assertief, star, minder rekening houden met anderen <-> coöperatief
Method Literatuuronderzoek Hoe ze de verschillende artikels en studies hebben gezocht (lijkt mij niet belangrijk, maar kan je altijd eens doorlezen). Toelatingscriteria Studies werden meegerekend wanneer: 1) relatie-, taak- en/of procesconflict werd gemeten. 2) Proximale en/of distale groepsuitkomsten werden gemeten. 3) Studies voldoende statistische informatie gaven om ‘effect sizes’ te berekenen. -
Beslissingskwaliteit, effectiviteit, financiële performantie, innovativiteit, algemene performantie -> indicators van groepperformantie (distale uitkomsten)
-
2 emergent states (= vertrouwen en cohesie) + 6 indicators voor Group viability ( tevredenheid, inzet, identificatie met de groep, organisational citizenship behavior (OCB), controproductief werkgedrag en positief affect) -> Proximale uitkomsten
Dataset en het coderen van studies De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bij deze meta-analyse was hoog. De onderzoekers (/codeurs) verzamelden informatie over de steekproefgrootte en de statische artefact informatie. Ze verzamelden ook informatie over de 4 theoretische moderatoren: de associatie tussen taak, relatie en processconflict; groeptaak; organisatielevel en culturele context.
Er is ook informatie verzameld over methodologische aspecten die misschien een invloed hebben gehad op of conflict positief of negatief gerelateerd was aan groepsuitkomsten. Dit zijn de onderzochte methodologische moderatoren: -
Gemiddeld level van intragroep conflict.
-
Omgeving (field en nonfield).
-
Subjecten ( professionals, studenten en postgraduaten).
-
Conflictschaal (Jehnschaal <-> nonJehnschaal).
-
Operationalisatie van groepperformantie.
-
De meting van performantie
-
Publicatie status
Tabel 1 Meta-analytische procedures/ Moderator Analyse In het kort uitgelegd, lijkt mij opnieuw niet relevant. Gebruikte methoden/technieken: -
De ‘effect sizes’ werden eerst gecorrigeerd voor steekproeffouten.
-
Daarna een correctie uitgevoerd voor de meetfout in de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen (adhv benadering door Hunter en Schmidt).
-
Interne consistentie coëfficiënten gebruikt
-
Gebruikte betrouwbaarheidscoëfficiënt van 1.00
-
De formule voor samenstellingen van Hunter en Schmidt
-
Analyse advh Schimdt-Le programma
-
Procedures van Viechtbauer en Cheung gebruikt
-
90% Betrouwbaarheidsintervallen
-
Gewogen kleinste kwadraten regressie analyse
-
Wilson’s (2005) SPSS
Results (Zie ander document) Zie in artikel tabellen: 2,3,4,5,6,7 en figuur: 2
Discussie ( vanaf hier is het veel herhaling van wat al in de resultaten staat) -
Globaal genomen vonden we dat de 3 types conflict meer negatief gerelateerd zijn met proximale Group outcomes, dan met distal Group outcomes.
-
Voor verschillende proximale Group outcomes ( tevredenheid en cohesie) vonden we dat de relaties minder negatief zijn voor taakconflict in vergelijking met proces- en relatieconflict.
-
De globale associatie, bij taakconflict, met groepsperformantie is noch negatief noch positief, terwijl de algmene relatie van relatie- en procesconflict met groepperformantie meer gelijkmatig negatief is.
-
De relatie tussen taakconflict en groepperformantie hangt zwaar af van de aanwezigheid van verschillende moderators. Dit geldt ook voor de relatie tussen taakconflict en proximale Group outcomes (tevredenheid).
Theoretische implicaties -
De effecten van conflicten hangen af van het type conflict, de bestudeerde context en de gebruikte methoden.
-
Factoren zoals: het type conflict, het organisatorische level, type resultaat, correlatie tussen taak- en relatieconflict, hoe variabelen zijn geoperationaliseerd en werden gemeten, kunnen misschien verklaren wanneer conflicten meer negatief of positief gerelateerd zijn met Group outcomes.
Uitbreiding van De Dreu en Weingart (2003b) -
In deze studie is een breder bereik van mogelijke moderatoren en Group outcomes onderzocht.
-
Deze studie heeft ook een 1e meta-analyse gedaan van de effecten van procesconflict op Group outcomes.
-
Wij: gevonden dat taakconflict heeft een minder negatieve relatie met Group outcomes dan prcoes- en relatieconflict.
-
We hebben geen verschil gevonden tussen taaktypes wanneer we voor alle moderatoren tegelijkertijd hebben getest.
Theoretische moderatoren van de conflict-outcomes relatie.
Het samen voorkomen van conflicttypes: De relatie tussen relatieconflict en groepperformantie werd niet beïnvloed wanneer men controleerde voor de associatie tussen taakconflict en relatieconflict. Procesconflicten lijken negatief gerelateerd te zijn met groepperformantie ongeacht de mate waarin ze samen voorkomen met relatieconflict of taakconflict. Procesconflict bleek de meest negatieve vorm van conflict te zijn voor groepsperformantie.
Organisatorisch level: De relatie tussen taakconflict en performantie was duidelijk meer positief voor top management teams; mogelijke verklaringen: -> Zijn misschien meer in staat om ervoor te zorgen dat taakconflicten niet escaleren in relatieconflicten? -> Ze werken onder meer tijdsdruk en daarom is er een grotere behoefte om zich te blijven focussen op de taak?
Taaktype: Taaktype bleek geen moderator te zijn voor de relatie tussen taakconflict en Group outcomes. Relatieconflict was minder negatief gerelateerd met Group performance in studies waarin groepen aan projecttaken werkten. Mogelijke verklaring: groepsleden blijven maar voor een beperkte tijd samen en werken relatief gezien onafhankelijk van mekaar, dit kan ervoor zorgen dat conflicten niet escaleren of niet lang duren.
Culturele context: Bleek geen rol te spelen voor de relatie tussen intragroup conflicts en Group outcomes.
Methodologische implicaties De relatie tussen conflict en performantie hangt of van de manier waarop performantie was geoperationaliseerd. Limitations (kan je altijd nog eens doorlezen) -
Onze meta-analyse was uitgevoerd op een studie-level ,niet een groeplevel -> oppassen wanneer je wilt generaliseren.
-
We waren ook beperkt in de moderators die we konden onderzoeken in deze studie (wanneer er bv geen studies over waren of niet genoeg).
-
De effect sizes voor de relaties met Group performance zijn relatief gezien klein.
-
We konden het moderating effect van culturele context alleen indirect onderzoeken.
-
We hebben GEEN evidentie bekomen die toestaat om te spreken van causale relaties tussen moderators en outcomes.
Conclusion -
Taakconflicten zijn niet noodzakelijk hinderlijk voor Group outcomes. Er zijn condities waarin taakconflict zelfs positief gerelateerd zijn met groepsperformantie
-
Bv. : Taakconflict is meer positief gerelateerd met team performance wanneer taakconflict en relatieconflict zwak gecorreleerd zijn, wanneer het conflict voorkomt bij top management teams en wanneer performance geoperationaliseerd is in termen van financiële performantie of beslissingskwaliteit.