TESTAMENT VAN ADRIANUS WILLEMSZ VAN DASHORST
TESTAMENT VAN ADRIANUS WILLEMSZ VAN DASHORST In nomine Dei, Amen! Bij dezen jegenwoordige openbare instrumente zij kennelijk eenen iegelijk en openbaar, dat : In den jare, na de geboorte onzes Heeren, duijzend vijfhonderd een ende zeventig, de 14 indictie, op den derden dag der maand Februarij, in ’t zesde jaar des pausdom onzes vaders in goede heere heere Pius, door de Goddelijke voorzienigheid, vijfde Paus van dien name; regeerende die alre Christelijke en onverwinnelijke Prince en Heere heere Philippus Koninck van Spaniën en Secilië onzen alre genadigsten heer in het zestiende jaar zijner Majesteits Krooning, compareerde voor mij, openbaar Notaris bij den Hove van Utrecht geadmiteerd en de getuigen onderschreven, die eerzame en discrete Adriaan Willemsz van Dashorst, Burger van Utrecht, gezond van lichaam, met ons gaande staande, zijns verstands redenen ende memorie, door Gods gratie wel magtig, al soo men opentlijk mogt aanschouwen en bemerken;- Ende achtervolgende zekere opene brieven van Octroij, bij Koninclijke Majesteits Rade verordoneerd over die Stad, Steden en Landen van Utrecht, hem Comparant verleend in dato den 2 september 1563, door mij, Notaris ende getuigen onderschreven, af gebleken is, dat heeft hij geordonneert ende gemaakt, ordonneert en maakt, mits dezen, zijn Testament ende Uitersten Wille in maniere navolgende: In den eersten betaalt hij Testateur, God-Almagtig ende Maria zijne gebenedijde Moeder ende alle Gods lieve heiligen zijne ziele als die van lichaam scheiden zal, en zijn lichaam der gewijde aarde; komende voorts tot depositie van zijne Tijdelijke goederen, hem van God-Almachtig verleend, heeft hij Testateur genomineerd, gesteld ende geinstitueerd, nomineert, stelt en institueert mits deze, zijne universeele Erfgenamen Jan Claasz (alias) Luchting en Marijke zijn zuster, beide wonende te Amersfoort, als komende van zijns vaders zijde, beide inne de eene helft; en Willen Janssen, Slotemaker, wonende te Utrecht, inde Hamburgerstraat, of zijne Kinderen, die in de plaats van hem geregtigd zijn, als komende van zijns moeders zijde, in die andere helft van al de goederen, die hij, Testateur, na zijn overlijden, boven Schuld, Testament en Uitvaart metter dood ruimen en achterlaten zal. Voorts heeft hij Testateur gelegateerd, ende legateert, mits deze, jaarlijks, om Goodtswille aan de regte arme Gildebroeders van Sint Eloij of het Smedegild tot twijntig personen toe, in zooverre er twijntig in ’t voornoemd Gild zijn, die zulks gebreken hebben en indien daar geen twintig Gildebroeders en zijn, die zulks gebreken hebben, zal men andere arme luijden daartoe nemen, op alle zulke conditiën en voorwaarden en verband als hier na volgen zal; alle alzulke erfenissen en versterfenissen Geld, Goud, Zilver, Gemunt en Ongemunt, Land, Zand, Huizinge, Hofsteden, Renten en alles anders, niet uitgezonderd, als hem, Testateur, eenigszins aangekomen en aanbestorven mag wezen, als Erfgename ab intestato van zaliger Cornelis Willemsz v. Dashorst, zijns Testateurs broeder, zoo dezelve goederen, hierna breder gespecificeerd ende breder verklaard staan in zekeren inventaris of Boedelcedulle bij de Weduwe van voornoemde Cornelis Willemsz, der Geregte van Utrecht geëxhibeert, op den 8e Augustus Anno 1568 Ten eerste de huizinge en hofstede met zijn toebehooren, staande en gelegen bij de Reguliers-brug (alias Weesbrug) aan de oostzijde der gracht, daar een steegje (de Reguliers steeg) zuidwaarts en Hendrik de Roij, brouwer, noordwaarts naast gelegen zijn;-
Voorts eene huizinge met zijn toebehooren, staande en gelegen tusschen de Hamburger brug en Gaardbrug, aan de oostzijde der gracht, daar de erfgenamen van zaliger Jan de Cretser zuidwaarts, en Jufvrouw Fruijteins erfgenamen noordwaarts, naast gelegen zijn;Nog een derde deel eener huizinge en hofstede met de brouwerij en kameren of woningen daaraan vast, die Heindrick Aerts, brouwer, met ter dood geruimd en achtergelaten heeft, gelegen tusschen de Smeebrug en Reguliersbrug aan de Oostzijde der gracht, daar een steegje zuidwaarts en voor aan de straat Herman de Roij met zijn huis ende achter den uitganck van de afterans huizinge noordwaarts , naast gelegen zijn, en Herman de Roij nu ter tijd inne woont, en hem zijn quote mede af competeert;Nog zes morgen lands en omtrent acht roeden, gelegen in het Goij, en bij Jan Cornelisz van Schaijck nu gebruijckt; Nog veertien Keisers -guldens ’s jaars losrenten, den penninck achttien bevestigd uit en op vier mergen landts, gelegen in ’t nedereinde van Jutphaas, gemeen der voren in lands van negen mergen, streckkende uit de Jutphaser Wetering tot in de Wijckersloot toe, daar Lubbert van Groenewoude boven en Cornelis Ottens beneden naast gelegen zijn, ende de erfgenamen of nakomelingen van Govert Aerts, ’s jaarlijks te geven, schuldig zijn volgens zegel en brieven daarvan zijnde, in dato den 5 April Anno 1504; Nog elf Carolus-Guldens ’s jaars losrenten, losbaar met Tweehonderd Carolus Guldens, ende de weduwe en nakomelingen van Bruin Ottensz van Leijenburg schuldig zijn, vermogens zegel ende brieven daarvan zijnde in dato 12 Mei Anno 1503;Nog drie gouden Rijnguldens ’s jaars tegen den penninck achttien in ’t jaar, elke goudgulden tot acht en twintig stuivers berekend , gepasseerd en bekend bij Jacob Jacobszn ende nu betaald wordende door Stephania, weduwe van zaliger Antonie Beyers van Vreeswijck, weesende diezelfde brief van dato 1512, op Sinte Catharina’s avond (24 November). Nog het regte vierendeel van drie Philippus gulden en drie oort van dezelve Philippus gulden; mitsgaders nog een derde deel van dezelve van een vierde deel van de geheele renten, dezelve renten in vieren gerekend;Nog zijn inboedel, volgens de voorschreven inboedelscedulle: alle welke goederen wil hij Testateur dat terstond na doode van Marijke, weduwe van Cornelis Willemszn Van Dashorst, zijn broeder zaliger (die dezelve in lijftogt bezit) in ’t openbaar verkoft zullen worden, omme tot den meesten prijs van dien te geraken, immers diegene, die openbaar verkoft zijn.-Ende de penningen daarvan komende, zal men terstond wederom beleggen op losrenten, den penninck twintig ’s jaars; ende zoo wanneer daar eenige penningen gelost worden, zal men dezelfde wederom beleggen als boven, en dit alles op goed goed; willende hij Testateur dat men met de weduwe van voorschreven Cornelis Willems zal geen accoord en make , deze goederen aangaande , dan dat men dezelve verkoopen zal , zooals voorgeschreven is tot der Armen profijt.- Van deze jaarlijksche renten wil Testateur dat men deijlen zal, om Godts wille voor het St Eloijen Altaar, in de Buurkerke binnen Utrecht, alle zondagen, onder de Hoogmis, ten eeuwigen dage, tot twijntig personen, zoals hiervoren beschreven staat, elken persoon een halve stuivers brood en een halve stuiver aan goed daarin; onder deze twijntig personen, die deze distributie genieten zullen, niet en gecomprehendeerd zijn de armen, die in ’t St. Eloijen Gasthuis zijn; wel verstaande nogtans, zoo wat er van de voornoemde goederen overlopen zal, boven de wekelijksche distributie voorschreven, dat men hetzelfde emploijeren zal ten
behoef der voornoemde arme personen, die in ’t Sint Eloijen Gasthuis zijn, oftewel van andere arme personen, als aan zijne Executeuren, nader benoemd, goeddunken en gelieven zal.Voorts verklaart hij Testateur zijne meeninge en uiterste wille te wezen dat deze jaarlijksche renten voorschreven ontvangen ende de aalmoesen gedeijld zullen worden bij zijne twee Executeuren, nader benoemd, ende de huismeesters van het meergemelde Gasthuis indertijd, ofte een van deze vier of die zij luijden daartoe deputeren zullen of verkiezen, en anders niemand; en zullen hiervan onder malkander alle jaren goede pertinente rekeningen en bewijs doen;Nog wil hij Testateur en beveelt tot wat tijde een van zijne twee Executeuren zal komen te sterven, dat de andere in leven zijnde, terstond weder een ander zal kiezen in de plaats van den overledene, denzelven autoriserende bij deze daartoe, zonder dat zij zullen mogen kiezen een anderen Executeur uit het voorschreven Smedegild dan de voorschreven huismeesters in der tijd, hetwelk hij expresselijk uit ordineert. Item wil hij Testateur dat zijne twee Excecuteuren en de twee Huismeesters voorschreven de een zonder den andere niet zullen mogen of kunnen doen; - en of er iets zulks geschiede, wil hij Testateur dat hetzelve als nul en van onwaarde geacht en gehouden zal worden; maar zullen zij met malkander der Armen profijt zoeken, zooals zij voor den regterstoel Christi verantwoorden zullen;Ook wil hij Testateur dat zijne Executeuren zullen doen maken in de Buurkerk, bij of omtrent het St. Eloijen-Autaar, een steenen memorietafel ende daarin laten houden voornoemde distributie der armen ter eeuwige memorie. Voorst wil hij Testateur en verklaart zijn uiterste meeninge te wezen, ware’t zake dat deze distributie in de Buurkerk eenigszins belet of behinderd zoude worden, ’t zij door de Kerkmeesters of iemands anders, dat alsdan dezelve deijling geschieden zal in de Sint Geertruida’s Kerk binnen Utrecht; en of dezelve distributie ook aldaar niet en geconsenteerd wierd of niet mogt geschieden, wil hij Testateur, expresselijk bevelende bij deze, dat voornoemde distributie, in zulken gevalle geschieden zal vóór St Eloijen GasthuisKerke op de straat, binnen Utrecht of elders, daar zijne twee nabeschreven Executeurs zulks het bekwaamst dunken te wezen. Nog verklaarde hij, Testateur zijn uitersten wil te wezen, ware ’t zake dat deze voorschreven distributie in voorwaarde als voorschreven niet en geschiedde, en al de poincten niet onderhouden en worden, alzoo dat dezelve Uitdeijling drie zonnedagen achter malkander verzuimd ofte vergeten worde, dat alsdan al de voorschreven goederen , niets uitgezonderd, wederom komen en devolveren zullen op zijne regte en naaste Erfgenamen dan indertijd wezende; begeerende voorts hij Testateur op de voornoemde huismeesters en zijn twee Executeuren hierna beschreven, dat zij dezen last zouden willen aanvaarden om Goodtswille ende uit Charitate der Armen; of dat zij zouden willen te vreden zijn met twee gulden jaarlijks voor hare moeite, of zoo veel te meer of te min als naar heur discretie ende consciëntie. En alle welke zijn testament en uitersten wille in maniere voorschreven alsoo te exequeren en te volbrengen, heeft hij, Testateur geëligeerd, gedeputeerd en genomineerd, eligeert, deputeert en nomineert, mits deze, den eerbaren, wijzen en discreten Cornelis van Leuven, ende Mr Jan van Coothwijk, beide Burgers van Utrecht, zijne excecuteuren, mannen fideles en fide commissarios; gevende denzelven vertrouwen, magt en authoriteit dezen, zijn uitersten Wille, alsoo te voldoen en te exequeren in vorm en maniere als voorschreven staat.Al’t welk voorschreven, verklaarde hij te wezen zijn testament en uiterste wille, dewelke hij begeert te substitueren, effect te sorteren ende onderhouden te
worden,’t zij bij maniere van testament, codecille ofte uitersten wille, zoo eenig testament ofte uiterste wille naar regt of costume, allerbest, vast en bundigst zou wezen, en bijzonder uit kracht van voornoemde brieven van Octroij, niettegenstaande alle solemniteiten naar regtsbehooren hier mogelijk niet geobserveerd en zijn; behoudende hij Testateur volkomen magt en authoriteit om dezen, zijn uiterste wille, ten allen tijde, als hem gelieven zal, te mogen wederroepen, veranderen, verminderen,vermeerderen naar zijn discretie en geliefte; van al het welk voornoemd de voorschr(even) Testateur aan mij Notaris voornoemd beveelt een of meer instrumenten in de allerbeste vormen gemaakt en hem geleverd te worden.Aldus gedaan te Utrecht, ter woonstede van mij Notaris voorschreven in den jare, indictie, maand, dag, pausdom en Koninckrijcke als boven, ter presentie van den Eerzamen en zeer discreten Heer Peter Wijnantsz ten Berge, vicarius van St. Jan binnen Utrecht, en Rochus vander Vorst in der tijd woonachtig tot Leijden, als geloofwaardige getuigen hiertoe geroepen en gebeden.Onderteijcken, Adriaan Willemsz. Van Dashorst, Peter Wijnandsz ten Berge, priester voornoemd, Rochus van der Vorst en Franck Rodius, Notaris publiek.- Ende wat onder stond geschreven aldus: pro copia ex protocollo meo Notarii desumpto; en was onderteijkend Franck Rodius Notaris Gecollationeerd deze Copij jegens zijn Principaal onderteijckend als boven en de naar voorgaande collatie daarmede accorderende, bevondende bij mij op den 30 Augusti 1603. Fr. Rodius. Notaris