Bijlage A.
Tweede Kamer. (Stuatsbegrooting voor het dienstjaar 1801.
V.
13.)
13
W a t d e n ondergeteekende van dien burgemeester bekend is, geeft hem geeiie aanleiding 'smaos ontslag voor te dragen.
(2.
Uitvoering van art 0G, tweede lid, der Grondwet. Een ontwerp van wet tot uitvoering van bedoeld grondwetsartikel is In voorbereiding; het tijdstip der indiening kan niet met zekerheid worden bepaald.
13.)
MEMORIE VAN ANTWOORD.
Naar aanleiding van het Voorloopig Verslag over het ontwerp van wet tot vaststelling van hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1891, heeft de ondergeteekende de eer het volgende aan de aandacht der Tweede Kamer van de Staten-Generaal te onderwerpen. Indruk der begrootiug. Gelijk uit het overzicht op bladz. 1 der Memorie van Toelichting blijkt, zou het eindcijfer der tegenwoordige begrooting weinig verschillen met dat der loopende beg r o o t i n g , indien thans niet moest gerekend worden op 'ie meerdere uitgaven, die door de laatste herzieniug der wet op het lager onderwijs noodzakelijk zijn geworden. Wel is die gunstige uitkomst een gevolg van het feit, •lat o. a. voor de volkstelling een bedrag van f 181 000 minder is uitgetrokken dan voor 1890 geranmd werd, doch ook de begrooting voor 1891 is met afloopenle uitgaven bezwaard. En al ware dit niet het g e v a l , dan nog mogen, zoodra de dienst eene hoogere of nieuwe uitgaaf gebiedend vordert of deze ter uitvoering van wetten wordt geëischt, de daarvoor noodige aanvragen niet ter wille van een laag eindcijfer uit de begrootiug worden weggelaten. Dat de ondergeteekende al te gereedelijk zou hebben toegegeven aan aanvragen tot verhooging, moet hij tegenspreken; het tegendeel zou blijken, iudieu de begrooting een overzicht van gevraagde doch door de Regeering niet noodig geachte verhoogde of nieuwe uitgaven behelsde. W a r e bij de begrooting aan alle aanvragen gehoor verleend, dan zou het eindcijfer beduidend hooger zijn. Een gelijk resultaat zou verkregen worden indien aan de in het Voorloopig Verslag uitgedrukte wenscben, waarvan het nut in het algemeen niet wordt betwist, gevolg werd gegeven. Wat de »bezuinigingspolitiek" betreft, te dien aanzien wordt verwezen naar de Memorie van Antwoord op hoofdstuk I dezer begrooting. En wat »de verdere plannen" aangaat, deze kunnen in eene begrootingswet slechts ter sprake k o m e n , voor zoover zij aanleiding geven tot vermeerdering of vermindering van uitgaven. Ook schijnt bezwaarlijk te kunnen worden ontkend, dat deze begrooting geen blijk geeft van het streven naar gewenschte hervormingen. De belangrijke verhooging, die het gevolg is van de hervorming van het volksonderwijs, wordt daarbij over het hoofd gezien. Benoeming en handhaving van burgemeesters. Sinds het optreden vau den ondergeteekende hebben in 12 gemeenten ingezetenen voor de betrekking van burgemeester gesolliciteerd en werden in 7 gemeenten ingezetenen tot burgemeester benoemd. Noode, en alleen in het belang der gemeente past de i ndergeteekende hel tweede lid van art. Gl der gemeentewet toe; en nimmer zonder nauwgezette overweging, of niet bet eerste lid van dat wetsartikel in acht genomen kan worden. Zoowel hij de handhaving als bij de benoeming van burgemeesters wordt in de eerste en voornaamste plaats gelet op het belang der gemeente. Klachten over benoemingen kwamen der Regeering niet ter oore; wel klachten over niet-benoemingen; de billijkheid van deze werd tot dusverre, ook in het Voorloopig Verslag, niet aangetoond. De inmenging van den burgemeester van Vries in het financieel beheer dier gemeente, was niet in overeeastemiain°- met de w e t , doch geschiedde met medeweten van den raad om haar voor grooter financieel nadeel te behoeden en dus in het belang der gemeente.
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1890—1891.
Wjjziging der wet betreffende den verkoop vau nterken drank. Van de noodzakelijkheid om art. 2 der diankwet te wijzigen is de ondergeteekende niet overtuigd. De daarin aan Gedeputeerde Staten opgedragen bevoegdheid te binden aan een juist geforinuleerden regel, schijnt niet weldoenlijk ; haar Lij het centraalhestuur over te brengen komt niet weuschelijk voor. Prostitutie. Veel meer dan vau wettelijke maatregelen betreffende dit onderwerp, althans voor zooverre die van zijn Departement zouden kunnen uitgaan, verwacht de ondergeteekende van de verhelling vnn het zedelijk bewustzijn de3 volks op dat punt. Ten aanzien van het bezwaar van den Nederlandschen vrouwen hond tegen sommige bepalingen in plaatselijke verordeningen , wij.-,t de ondergeteekende op het Koninklijk besluit van 20 September 188J (Staatsblad n°. 124), ten blijke dat wanneer plaatselijke verordeningen in strijd zijn met de w e t , de Regeering niet achterblijft hare vernietiging te bevorderen. Behartiging landbouwbelangen. Na de ten vorigen jare bij de behandeling van hoofdstuk IX der Staatsbegrooting (Handelingen blz. 736 v.v.) gevoerde discussie o<er het beheer van zaken den landbouw betreffende, door meer d u een departement van algemeen bestuur , hebben zich geene omstandigheden voorgedaan , die die den ondergeteekende aanleiding zouden kunnen geven ten deze op voorziening bedacht te zijn. Invoer van spek in Duitscliland. Aan den uitvoer van vee en vleeso'iwaren uit Nederland naar het buitenland wordt in den regel de voorwaarde verbonden dat ambtelijke gezondheidsattesten of verklaringen van herkomst (o. a. wat betreft den invoer v»r\ varkens en varkensvleesdi in Duitschland volgens besluit van den Bondsraad van 11 April 1883 ; wat betreft den invoer van schapen in BelgiO volgens ministerieel besluit van 24 Januari lö89) moeteu overgelegd worden. Reeds in Maart jl. was er aanleiding aan de burgemeesters te herinneren, van hoe groot gewicht het is, dat zij, voor zoover dit in hunne macht s t a a t , zoo nauwkeurig mcgelijk toezien , dat worde voldaan aan de voorwaarden door de buitenlandscue autoriteiten voor den invoer uit Nederland gestell. Uepanl lelijk ten opzichte van bovenbedoelden uitvoer naar Duitschland werd gewezen op het wenschelijke, dat de burgemeesters, voor zooveel doenlijk, zich overtuigen vau de herkomst van de uit te voeren varkens en het vsrkeosvleesch , en van den omvang en den aard der handelszaak van dengene die een bewijs van oorsproDg v r a a g t , en dut zij zoo mcgelijk maatregelen nemen, dat van het certificaat vau oorsprong geen misbruik worde gemaakt. Bij de Regeering zijn tal van adressen ingekomen van belanghebbenden om door merking van uit het buitenland aangevoerde spek-en vleeschwaren te verhinderen , dat deze als Hollandscne waren worden in den handel gebracht of naar het buitenland uitgevoerd. Ernstige overweging na
aandachtig onderzoek heeft de Begeering genoopt van dit denkbeeld af te zien. Als maatregel van sanitaire politie kan zoodanige merking niet worden voorgeschreven, daar zij niet ka:: geacht worden noodig te zijn voor het b e houd van den reestapel en voor de gezondheid der ingezetenen (zie a r t 15 van de wet van 20 Juli 1870, (Staatsblad n°. 131); zij wordt dan ook alleen gevraagd tot bescherming van handelsbelangen. Bij het Departement van W a t e r s t a a t , Handelen Nijverheid worden pogingen aangewend om eene regeling te treffen, waardoor h e t , met medewerking van belanghebbenden bij den uitvoer van echt Nederlandsen spek naar Duitschland, mogelijk zal zijn door het geveu van een kenteeken aan het Nederlandsch product, de burgemeesters
(Staatsbegrooting voor liet dienstjaar 1891.
14
in de gelegenheid te stellen , zieli bij het afgeven van certificaten van oorsprong meer zekerheid te verschaffen omtrent do herkomst van het uit to voeren product. Uitkomsten volkstelling. De uitkomsten der laatste volkstelling zijn voor alle provinciën, behalve Noordholland, in deBtaattoovrantgepubliceerd. De publicatie van de uitkomsten in genoemde provincie zal nog vóór het einde van dit jaar kunnen geschieden. Bij de eerstvolgende periodieke verkiezingen voor gemeenteraadsleden, na bedoelde publicatie van de uitkomsten deivolkstelling , zal op die uitkomsten in verblind met art. 4 der gemeentewet moeten worden gelet ter bepaling van het aantal te verkiezen raadsleden. Verzekering tegen ongelukken bjj aanbestedingen door het Departement van Bmnenlandsehe Zaken. Omtrent eene aan de aannemers van Rijkswerken op te leggen verplichting tot bet verzekeren hunner werklieden tegen ongelukken zijn overwegingen aanhangig. Jurisprudentie van den Hoogen Raad ten opzichte van art. 625 Burgerlijk Wetboek. Of wettelijke voorziening in het belang der volksgezondheid naar aanleiding van de jurisprudentie van den Hoogen Raad ten aanzien van art. 625 van het Burgerlijk Wetboek noodig zal zijn , maakt een punt van onderzoek uit. Jurisprudentie van den Hooien Kaad ten opziehte der invordering van plaatselijke belastingen. Bij de behandeling van het wetsontwerp tot herziening van ae regelen betreflende de plaatselijke belastingen zal dit vraagpunt opzettelijk worden besproken. Iste AFDEELING.
Kosteii tan het
Departement.
Traktementsvcrhooging van ambtenaren b(j het Departement. Art. 2. De aangevraagde sommen strekken zoowel tot verhooging van jaarwedden als tot kwijting der jaarwedden van nieuwe ambtenaren wier aanstelling noodig is ten gevolge van de meerdere werkzaamheden die het noodzakelijk gevolg zijn van de laatste wijziging der wet op het lager onderwijs. Voor uitbreiding van personeel zullen dus niet opnieuw gelden meer worden aangevraagd. De gevraagde verhooging voor verbetering van de jaarwedde van sommige ambtenaren wordt, naar het oordeel van de Regeering , zoowel door de belangen van den dienst als door de billijkheid gevorderd Wil men bekwame ambtenaren in dienst stellen en voor den dienst behouden, dan behoort men bij de bezoldiging rekening te houden mei de diensten die men van die ambtenaren vergt en die van de meesten veire van gering zijn. Eene mededeeling voor welke ambtenaren de traktementsverhooging wordt gevraagd wordt in navolging van vroeger niet overgelegd, omdat anders door de b e g r o t i n g s cijfers lichtelijk bij bepaalde personen verwachtingen zouden worden o p g e w e k t , hetgeen niet wenschelijk is. Slechts kan worden medegedeeld , dat geene verhooging zal worden toegekend , dan binnen de grenzen vastgesteld bij Koninklijk besluit van 31 December 187-i {Staatsblad n°. 231). Hde Al'DEELIXG. a.
Kosten van het bestuur der
provineiln.
Leges- en expeditiegelden der provinciale gril'liën. De zaak zal bij de w e t , bedoeld in het 2de lid van art. 136 der Grondwet, worden geregeld. Bezoldiging provinciale ambtenaren. Aanvankelijk had de ondergeteekende het voornemen om , althans ten deele , gevolg te geven aan de voordracht van de Staten van sommige provinciën om den post voor de jaarwedden van de ambtenaren en bedienden ter griffie en voor de schrijfloonen te verhoogen; doch de beslissing daaromtrent kon niet worden genomen vóór de
V.
13.)
indiening der begrooting, omdat te dier zake nog inlichtingen «verden vereischt welke aan Gedeputeerde Staten wjiien gevraagd Na ontvangst dier inlichtingen schijnt het noodig voor enkele provinoiBn bovengenoemde posten te verhoogen. Voor zooverre die verhooging gepaard zou moeten gaan met eene hersiening van bot* Koninklijk besluit van 11 .Maar», 1875 {Staatsblad n°. 27) kan hij echter daarin niet bewilligen, daar die herziening wenschelijk voorkomt.
thans
niet
Ter toelichting van de verhoogingen, in de overgelegde .Nota van Wijzigiugen voorgesteld, diens het volgende: Voor Gelderland ia de som voor jaarwedden der ambtenaren en bedienden gebracht op bot bedrag , dat thans WOldt uitgekeerd , en de som voor schrijfloonen, wegens de geblekene behoefte aan meer hulp voor het kopie- en expeditiewerk , met f (130 vermeerderd. Voor Zuidholland is het bedrag voor de jaarwedden der ambtenaren niet f 1000 vermeerderd wegens de vermeerdering van arbeid. Voor Noordholland is dat bedrag met f 1500 verhoogd ten einde de vermeerdering van het personeel met twee ambtenaren mogelijk te maken , hetgeen blijkens de verstrekte inlichtingen wenschelijk schijnt. Do verhooging voor Zeeluid dient tot verbetering der wedden en die voor Utrecht vindt hare toelichting in het Voorloopig Verslag. In Limburg zijn verscheidene ambtenaren dio door langdurigen dienst aanspraak kunnen maken op verhooging van jaarwedde. Om dit mogelijk te maken wordt de post d&arvoor verhoogd met f 1060, terwijl, wegens vermeerdering voor copie-en expeditiewerk, de schrijfloonen met f 200 worden vermeerderd. NOOUDIIOLLAN'D.
Waarvoor verhooging ? Art. 18. De aanleg der drink- en brandwaterleiding met slangen en toebehooren en met inbegrip van abonnement en meterhuur is geraamd op f 2013. Het overige is bestemd tot verbetering van een schoorsteen. FRIESLAND.
Gouvernementsgebouw te Leeuwarden. Art. 3 1 , t. Meermalen , inzonderheid in de Voorloopige Verslagen omtrent de twee vorige S t a a t s b e g r o t i n g e n , rezen klachten uit de Kamer over het ontbreken van Btatenzalen en andere lokalen in de provinciën Zuidholland , Utrecht en Friesland. Vooral ten aanzien dezer laatste provincie. Men gelieve na te gaan hoe uitvoerig in het Voorloopig Verslag over Hoofdstuk V voor 1889 die zaken ter sprake kwamen en al wat de Regeering- daarop heeft geantwoord. Evenzoo bij de behandeling der Staatsbegroting voor 1890. Het zij veroorloofd daarheen te verwijzen , ten einde die uitvoerige schriftelijke gedachtenwisseling thans niet geheel af te schrijven. Zij geeft blijk dat de Regeering, die thans voor de verbouwing en uitbreiding van het Gouvernementsgebouw te Leeuwarden de noodige gelden aanvraagt, geheel in overeenstemming handelt met de meermalen uitgesproken wenschen der Kamer, welke overigens met hare overtuig i n g strooken, ten aanzien van den tegenwoordigen toestand, die dringend voorziening eischt. De Regeering heeft gemeend niet te mogen toegeven aan den aandrang om te dezer zake kostbare aangrenzende perceelen van particulieren aan te koopen. Door overneming van een paar kleine, aan de provincie behoorcnde perceelen , tusschen en naast de Rijksgebouwen gelegen, en het herhaaldelijk bestudeeren en omwerken van de plannen is het gelukt op veel minder kostbare wijze en nagenoeg geheel op het oude Rijksterrein den bouw der noodige lokalen te ontwerpen. Deze uitkomst kon eerst verkregen worden na jarenlange onderhandelingen met de provincie Friesland en met de opvolgende Ministers van Justitie, die er grooten prijs op stelden dat het gerechtshof, waarin tot groot ongerief der rechterlijke macht dusver de Staten vergaderden en archief en bibliotheek geborgen zijn, onbelemmerd ten gebruike van de justitie werd bestemd en derhalve aan het Rijk in eigendom werd overgedragen. Het is niet twijfelachtig dat de overeenkomst met de
(Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1891. V. 13.) provincie gesloten voor Let Kijk voordeelijf
is. Immers
dientengevolge worden de eigendomsrechten vim het Kijk op de Gouvernementsgebouweii niet langer betwist, verkrijgt het Rijk in eigendom en ongestoord gebruik liet door de provincie gestichte gerechtshof, en erlangt het de gelegenheid om zijne oude archieven behoorlijk te bergen. Do provincie erlangt 6606 behoorlijke vergaderzaal cum a n n e x i s , iets waarvoor het Rijk te zorgen heeft. Het eciiige voordeel dat Je provincie bekomt, zonder dat zij daarop aanspraak kon maken , is dat hare boekerij zal opgenomen worden bij 's Rijks archieven, hetgeen voor de wetenschap gemak en voordeel is. De notulen van het verhandelde in de jongste zomerzitting der Staten van Friesland, waarin ook het contract is opgenomen, worden hierbij overgelegd. 1) De kosten der inrichting tot archiefgebouw van de kanselarij , thans nog bij Justitie in gebruik als huis vau bewaring , konden nog niet becijferd worden. OVERIJSSEL.
Nieuwe woning voor den Commissaris des Konings te Zwolle. Art. 35, i. De Kegeering heeft geen reden oin te verwachten dat de medegedeelde raming van f 60 000 voor de stichting van eeno nieuwe woning van 's Koning! Commissaris te Zwolle zal overschreden worden. De aanbesteding is bepaald op 28 November 1890. De terreinafsluiting is ouder gemelde raming niet begrepen geweest. Wellicht echter zal zij te zijner tijd blijken uit de gemelde s o m , althans vooreen gedeelte, te kunnen betaald worden. DRENTHE.
Hooge kosten voor onderhoud enz. van gebouwen. Art. 43, f. De som uitgetrokken voor onderhoud , h u u r en schoonhouden van de gebouwen te Assen is dezelfde als die van het vorige jaar en eene lagere dan die voor 1888 en 1889 toegestaan, toen f4375 en f4275 was uittrokken. Ten vorigen jare zijn buitengewone voorzieningen noodig geweest aan de woning van 's Konings Commissaris. b.
Armwezen.
Werking der wet tot regeling van liet armbestuur. Ter beantwoording van de opmerkingen betreffende de werking der wet op het armbestuur veroorlooft zich de ondergeteekende te verwijzen naar het Verslag aangaande het armbestuur over 1888, dat reeds volgens art. 193 der Grondwet, aan de Staten-Generaal is aangeboden eo waarin op verschillende vragen , die in het Voorloopig Verslag zijn gedaan , het antwoord zal kunnen worden gevonden. Behoeftige krankzinnigen. Art. 50. De ondergeteekende ziet niet in hoe men door eene wettelijke regeling de provinciën zal kunnen beletten , aan het verstrekken van eene bijdrage ten behoeve van de verpleging vau behoeftige krankzinnigen de voorwaarde te verbinden , dat de krankzinnige verzorgd worde in een provinciaal gesticht, tenzij men de provincie te dier zake beperke in de beschikking over haar eigen geldmiddelen , wat zeker wel niet bedoeld zal zijn. Vereeniging voor de statistiek. Art. 54. De oprichting van een centraal bureau voor de statistiek maakt een punt van onderzoek uit. Het belang van goede statistiek wordt niet ontkend. Eene doeltreffende inrichting der ambtelijke statistiek schijnt— ook blijkens de ervaring in andere landen — te vorderen, dat do verzameling en de bewerking van het materiaal onder leiding sta van een centraal b u r e a u , dat voor een deel die verzameling en bewerking ook zelf ter hand kan nemen. Leiden de resultaten van het bovenbedoeld onderzoek daartoe, dan zal te zijner tijl in dien zin een voorstel aan de Staten-Generaal worden gedaan. Volkstelling. Art. 55. Alles wordt beproefd om, zoo eenigszius mogelijk , met de aangevraagde f 25 000 te volstaan. Daaromtrent bestaat goede verwachting. 1) Deze stukken zijn ter griffie nedergelegd.
15
Da bij de volkstelling gegeven voorschriften en gevolgde methode zijn proefhouaend gebleken;de uitkomsten zullen — voor zoover zich nu reeds doet voorzien — in verhouding staan tot de aangewende moeite en do uitgegeven sommen. Over het algemeen kun men over het door de verschillende besturen geleverd werk tevreden zijn , behoudens uitzonderingen, waarvan evenwel de nadeelige gevolgen , voor zooveel doenlijk, afgewend worden door de niet groot e, kra 'htsinspaiining streng volgehouden controle aan hot departement van Binnenlandsche Zaken. Dat het gebruik van individueele telkaarten meer zekerhei 1 aanbie It bij de bewerking der uitkomsten dan het gebruik vau gezinslijsten , kan beschouwd worden bewezen te zijn. De resultaten zulleu zoo spoedig mogelijk openbaar g e maakt worden. Weldra zal een gedeelte ter perse gaan. Alvorens bal allerlaatste cijfer gedrukt is, zal uit den aard der zaak nog wel eenige tijd verloopen. De Regeering heeft geen last gegeven om bij de bewerking van de uitkomsten der volkstelling de hierbedoelde afwijkende invullingen onder de rubriek te brengen van de Nederduitsche Gereformeerde kerken , die men , sprekende, van » de Uoleerende kerk", waarschijnlijk bedoelt. Tegen belooning van burgemeesters voor de door heu bij de volkstelling verrichte diensten bestaat geen bezwaar indien die belooning uitsluitend uit de te dezer zake verstrekte Rijkstoelage wordt gekweten , en de burgemeester dus nocli direct noch indirect iets geniete vau de gelden, die eventueel boven het bedrag der Rgkstoelage van g meentewege voor de volkstelling beschikbaar zijn gesteld. Medailles voor menselilicvoiide daden.
Art. 58. In den regel wor.lt de medaille uitsluitend toegekend aan hem , wier.s leven bij de redding gevaar liep; elke aanvrage wordt op zich zelf onderzocht en daarop beslist. Het is niet noodzakelijk dat h i j , die meer t eene menschlievende daad verricht te hebben, zelf zich tot het verkrijgen van eene medaille aanmelde. Ondersteuning aan behoeftige gemeenten. Art. 61. De verhooging ia voorges'eld omdat de ervaring leerde dat de behoeft- aan subsidiën toeneemt; maar voor welke gemeenten, en tot welk bedrag voor elke, de verhooging bestemd is kan uit den anrd der zaak nog niet gezegd worden. Wanneer eene gemeente behoefte heeft aan subsidie en deze haar wordt toegekend , dan acht de ondergeteekende het wenschelijk, dat ook de provincie der gemeente te hulp kome en wel, in den regel althans, met even groot bedrag. l i l d e AfDEEI.IXG.
Nationale
militie en
schutterijen.
Subsidiën voor schietwedstrijden. Art. 6 4 / . De Regeering erkent het nut van schietwedstrijden, inzonderheid als daaraan wordt deelgenomen door hen die, behoorende tot de zee- of landmacht, in tijden vau gevaar de onafhankelijkheid des lands helpen verdedigen. Uit dien hoofde is voor die schietwedstrijden desverlangd van Rijkswege munitie verstrekt; in eukele gevallen bovendien eene geldelijke ondersteuning bij wijze van subsidie tot aankoop ven schietprijzen. Aan die schietwedstrijden wordt ook deelgenomen door leden vau schietvereenigingen met of zonder titel van Scherpschuttersvereeuiging of Vereeniging tot bevordering van 's lands weerbaarijeid. Voorzeker had dit kunnen medewerken om oefening in het schieten tot eene volkszaak te maken, hetgeen ten goede zou komen aan de nationale weerbaarheid. Doch tot dusver is dit gevolg niet bereikt. Het aantal leden dier vereenigingen, wier bestaan grooteudeels dagteekent van 1866, is niet groot meer. Vele vroeger bloeiende vereenigingen zijn, ongeacht het houden van schietwedstrijden, óf reeds opgeheven, óf in kwijnenden toestand geraakt. In vergelijking met vroeger nemen in de laatste jaren veel minder leden dier vereenigingen aan schietwedstrijden deel.
10
(Staatsbcgrootiiig voor bet dienstjaar ltt'.M. V. 13.)
Oj) deze gronden wordt hol niet raadzaam geoordeeld voor subaidien. \niir scbietwedstrijden Beu boogor cijfer uit te trekken dun bij de ontwerp-begrooting is geraamd. liet feit dat eene vereaniging ali rechtspersoon is erkend, mag geen reilen zijn tot bezwaar van de Staatebegrooting. IVde AniKRi.iNo. Mediiche
poliiU.
Lijkverbranding. De ondergeteekende deelt in de beswaren , die bij zijn ambtsvoorganger bestonden tegen de lijkverbranding. De beginselen der vrijheid schijnen in deze cjuaestie weinig te zijn betrokken. Tot overleg daaromtrent met den Minister van .Justitie bettond geen aanleiding. Vaccine. De bier aangevoerde bezwaren zullen ter sprake komen bij de behandeling van liet wetsontwerp tot gedeeltelijke herziening der wet op de besmettelijke! ziekten. Krankzinnigen.
Art. J 2 9 der provinciale wet geeft het middel a a n , waarmede de Regeering den noodigen aandrang kan uitoefenen . wanneer het bestuur eener provincie in gebreke blijft uitvoering te geven aan art. 11 der wet van 27 April 1884 (Staatsblad ii°. 96). Br bestaat intussehen tot dusver geen enkele reden ora tot het bezigen van dat middel over te gaan. De provinciale besturen houden, naar men mag vertrouwen, hunne aandacht op de saaie geie.-ti^d. Bij de berekening van de toeneming van het aantal krankzinnigen moet met de toeneming der bevolking gerekend worden. Verontreiniging van water. Verontreiniging van rivieren e:i andere wateren komt nu en dan in zulke mate voor, dat ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt. Heeds lang houdt dit onderwerp de aandacht van het geneeskundig Staatstoezicht gaande. Meestal hangt verbetering van hierbedoelde anti-hygiëni-
sehe toestanden at' van den goeden wil van machtheobecde besturen, en kun de iJegeenng niet anders dan ndviseere'id optreden, üf wettelijke voorziening hier noodig en nuttig kim zijn , zal eeu punt van onderzoek uitmaken.
Distriets-veeartsaa. Het veeartaenijkundig Staatstoezicht is, volgens art. 2 der wet van 20 Juli 1870 {StaatlNai 11°. K i l ) , onderden Minister van Binnenlan lsche Zaken opgedragen aan distriets-veeartsen. Een diatricts-veearts, die niet krachtig g e n o e g o p t r e e l t , wordt dus door den Minister tot zijn plicht geroepen. Is afsluiting van besmette hoevan of weiden noodig, dan zal
de districts-veearta dit niet krachtens art.29 der genoemde wet tegenhouden. Het vee te Vaals, dat aan mond- en klauwzeer leed, kon niet worden afgemaakt, omdat het Koninklijk besluit van 27 Maart 188Ö {Staatsblad iA f>7) dien maatregel niet voorschrijft. Wering van veeziekte. Reeds herhaaldelijk bestond er voor de Regeering aanleiding hare aan lacht te schenken aan de beswaren die de grensbewoners ondervinden van het verbod van invoer van vee en mest. Afwijking van dit verbod ten behoeve van de beweiding, beakkering en bemesting van hunne landerijen kan hun in gewone tijden door den Commissaris des Koninga onder streng.) voorzorgen tegen overbrenging van besmetting worden toegestaan. Dit veroorzaakt kosten voor de belanghebbenden. Vermindering dier kosten zou wellicht mogelijk zijn door omtrent deze zaak eene algemeene regeling te maken , waarbij — behoudens buitengewone omstandigheden — bovenbedoelde invoer onder zekere algemeen voor te schrijven voorwaarden wordt toegestaan , zoodar. belanghebbenden nie' telkens de kosten eener bijzondere vergunning hebben te dragen. Dit zul overwogen worden.
T inklem"iitsverhouding geneeskundig inspecteur.
Art. <>.">. Wanneer twee betrekkingen, een met f3500, de andere mot f3000 'sjaarsbezoldigd,vereenigd worden, dan kan het tocli wel i.iet afgekeurd worden, dat hij, die mei de aldus samengevoegde werkzaamheden dier betrekkingen belast wordt, met f 4 0 0 0 's jaars bezoldigd wordt. Met de vereenvoudiging-, zooals zij in het personeel voor
bet geneeskundig Staatstoezicht voor Frieslanden Groningen ia gebracht, wenacbl de ondergeteekeude, voor zoover de belangen van dezen tak van dienst het toelaten, voort te gaan. Hok in Zuidholland is — na het. samenstellen der begrooting — de betrekking van adjunct-inspecteur opgeheven. Dientengevolge zijn er nu twee inspecteurs (Friesland en Groningen, en Zuidholland) op eene jaarwedde van f 4000 elk , vijf inspecteurs (Noordbrabant en L i m b u r g ; Gelderland en Utrecht; Noordholland; Zeeland; Overijssel en Drenthe) op eene jaarwedde van f 13000 e l k , en twee adjunct-inspecteurs (Gelderland-Utrecbt, en Noordholland,) op eene jaarwedde van f3000 elk. De betrekking van adjutK.'tinspectcur voor Noordbrabant en Limburg (jaarwedde f Ö000) is nog vacant. liet totaal dezer jaarwedden is f 114 500. Ten einde de raogelykheid te behouden o m , wanneer buitengewone omstandigheden dit mochten vereischen, krachtens het laatste lid van art. 2 der wet van 1 Juni 1805 (Staatsblad n°. 58) voor Benig onderdeed van liet geneeskkndig Staatstoezicht tijdelijk bijzondere inspecteurs aan te stellen , is het niet gewenscht dezen begrootingspost op minder dan f 36 500 te ramen. Het ligt in het voornemen van den ondergeteekende uit de drie provinciën Zeeland, Noordbrabant en Limburg twee inspectiën te vormen (namelijk Zeeland en Westelijk Noordbrabant, en Limburg met Oostelijk Noordbrabant). In elke dezer beide inspectiën zaleenambtenaarvoldoer.de zijn. De betrekking van adjunct-inspecteur voor Noordbrabant en Limburg komt dan te vervallen. Vermindering van kosten zal hiervan weder het gevolg zijn. Eerst zal evenwel daartoe eene wijziging moeten worden gebracht in de wet vau 1 Juni 1SG5 (Staatsblad n°. 58), waarvan art. 10 bepaalt, dat een geneeskundige inspecteur wordt aangesteld voor eene of meer provinciën (dus geen deelen van provinciën) te zamen. Een voorstel daaromlrent is spoedig te verwachten. Dat in den uitgewerktsn en toelichtenden staat voor vijf adjunct-inspecteurs, ;ï f 3000 e l k , jaarwedden waren uitgetrokken en niet slechts voor vier, zooals er tijdens de samenstelling der begrooting in functie waren , is het gevolg hiervan, dat reeds sinds eenigo jaren (zie Uaudelhiiji'ii van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1887—1888, blads. 437) een; som van f3000 op dezen post voorkwam om te voorzien in het geneeskundig Staatstoezicht voor Zeeland, voor welke provincie thans een inspecteur is aangesteld, toen de adjunct-inspecteur vcor Zuidholhm.1, die de inspectie van Zeeland tijdelijk waarnam , tot inspecteur vior Zuidholland werd benoemd. Toelagen aan geneeskundigen en vroedvrouwen. Art. ï)\). Dat op dit artikel zooveel meer wordt aangevraagd dan vooralsnog werkelijk wordt uitgegeven aan toelagen voor geneeskundigen en vroedvrouwen, is het gevolg hiervan , dat het aan vele gemeentebesturen aan wie toelagen zijn toegezegd (en met die toezegging wordt rekening gehouden bij de samenstelling der begrooting) nog niet gelukt is , de vacante plaatsen vau geneesheer of vroedvrouw vervuld te krijgen, niettegenstaande in de oproeping van sollicitanten van de toezegging van Rijksen provinciale toelagen werd melding gemaakt. Kweekschool voor vroedvrouwen. Art. 72. Ten aanzien vau bet alhier opgemerkte mag verwezen worden naar de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag- betrelfende het ontwerp tot veihoogin^r. van art. 7:j van hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 18SKI. Om de aldaar medegedeelde reilen is deze begrootingspost — in het vertrouwen dat de noodigo gelden voor de aanstelling van een le.eriar in de verloskunde '/uilen worden toegestaan — alsnog op f 400 lager geraamd , om lat in dat geval do belooning aan de vroedvrouw in liet Binnengasthuis vervalt.
Bijlage A.
Tweede Kamer, (Staatsbegrooting voor bet dienstjaar 1891. V. 13.)
17
Staatstoezicht op taaakslanlg—. Art. 74. I)at één Inspecteur voldoende /.'JU zijn voor bet Staatstcesicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten , heeft de ervaring nog niet aangeto Wat in bet Voorloopig Verslag bedoeld wordt met «omslachtig maar weinig voldoend" en met • scherper maar minder omslachtig" toezichl , is niet recht duidelijk.
aan sekere aisehen van bekwaamheid te voldoen. Behalve de mogelijkheid o n aan 's Rijks VeeartseoHsobool als toehoorder hét onderwijs in de kennis van den hoef en het boefbeslag ie volgen, bestaat e r , volgens eene door den Minister van Oorlog vastgestelde regeling (laatstelijk van 14 September lc89), jaarlijks, behalve »Oor enkele miliciens, ook voor een vijftiental burgerjongelieden , hoefsmid De inspecteurs geven bij voortduring blijk van een Knerp van beroep, gelegenheid, om zich, zoowel practisch als toezicht, zoowel op de verpleging van krankzinnigen M theoretisch in het hoefsmi Isvnk te bekwamen aan de rijgestichten als builen gestichte en hoefsmid school te Amersfoort, hij de detachementen veld-artillerie te Amersfoort en te Breda, en bij de Koninklijke .Militaire Academie te Breda. Aankoop enz. der gebouwen te Mcdeinblik. Voldoen de uitkomsten van deze cursussen over het Art. 11b. Zooals reeds ten vorige jare werd opgemerkt (zie Memorie VU Antwoord op het Voorloopig Verslag algemeen, tegen uitbreiding van de bemjeiingen van het betreffend* de be^rooting voor 1890), is het niet geraden Departement van Oorlog te dezen aanzien bestaan evenwel zoolang de inrichting •• an het Rrjksknnkainnigengeatiobt bezwaren ontleend aan de belangen van den dienst, aan niet in allen deele afgewerkt i s , en de noodige verbete- gebrekkige of minder gunstige localiteit. Uit den aard ringen niet zijn aangebracht, voor » aanbouw van en onder- der zaak kunnen deze wijzen van opleiding slechts in houd en lasten der g e h o u w e n " minder dan f 18 000 te beperkten kring hare voordeden doen gevoelen. Vour het ramen» Dat die som reeds gedurende enkele jaren telkens volgen van het onderwijs in de ke-.;nis van den hoef en tot hetzelfde bedrag terugkeert, is daaraan te d a n k e n , het boefbeslag aan 's Hijks veeartsenijschool moet per dat men de uitgaven met onset tot dat bedrag beperkt om hal f jarigen cursus f 5 betaald worden. Voor het bijwonen niet te veel van de nog- te doene herstellingen en vernieu- van een cursus (ten hoogste zes maanden durende) aan wingen op één dienstjaar te doen drukken. In die som ia een der genoemde militaire inrichtingen moet aan den militairen hoefsmid, met de opleiding belast, per leerling begrepen het ber.oodigde voor gewoon dagelijlcsch onder houd , met inbegrip van witten en schoonmaken der ge- en per werkdag f 0,20 worden betaald, als vergoeding voor het door het onderricht veroorzaakte tijdverlies en als bouwen. Daarenboven moeten elf vermolmde kozijnen in de wasscherij vernieuwd worden ; iseene hevelleiding noodig .schadeloosstelling voor net gebruik van steenkolen en geom het water in de regenbakken der mannenafdeeling naar reedschappen. Langs dezen weg kunnen slechts weinigen de keuken over te brengen; moeten brandmuren aange- gevormd worden die wonen in de buurt van de plaats bracht worden tusschen werkplaatsen, waar zeegras, stroo, wa r de cursussen gegeven worden, daar anderen nog hout en andere licht ontbrandende stoften aanwezig zijn; tijdelijke huisvestii R in die plaatsen zouden moeten bezullen privaten gemaakt worden hij twee zalen, ter voor- kostigen en bovendien nog zes maanden hun arbeidsloon zien: gevoelde behoefte; moet overgegaan zouden moeten derven. Wil men eene doeltreffende regeling, dan moet men het worden tot uitbouwmg van twee zalen der vrouwenaf leeling voor eene noodwendige verbetering der ziekenzaal en onderricht kosteloos, of althans voor zoo weinig kosten inrichting eener waakkamer; komen ten laste van den mogelijk voor de leerling-hoefsmeden verstrekken. Moedigt men bet volgen van het onderricht daardoor dienst 1891 de laatste betalingstermijnen van het in aanbouw zijnde gebouw voor besmettelijke zieken, en de in- niet a a n , dan zal het bezoek der lessen in ons l a n d , waar richting van dit gebouw; evenzou van de nieuwe single- bet beroep van hoefsmid geheel vrij m a g uitgeoefend rooms. Ook maakt -afdoende voorzie: ir:g in drinkwater, worden. de moeiten en de kosten niet loonen. Dat nu daardoor de paardenhoeven een nieuwe omvangdat thans per schuit van Amsterdam wordt aangevoerd, rijke en kostbare tak van Staatszorg zouden worden, bebij voortduring een punt van overweging uit. Zooals ook reeds bij de vorige begrooting werd opge- hoeft niet gevreesd te worden. De bedoeling is eenvoudig m e r k t , streeft men er n a a r , de uitgaven en de ontvangsten om personen — die zich reeds eenige vaardigheid in het van .het gesticht te eeniger tijd tegen elkander te doen hocfsmidsvak, maar ook niet meer dan bij eiken smid is opwegen, en is het daarbij geraden, onvermijdelijken aan- te leeren, hebben moeten eigen gemaakt — in korten tijd bouw of herstellingen niet langer dan noodig is uit te datgene te leeren wat voor de praktijk bet meeste waarde stellttn en dus de raming v;.n de hier besproken som van heeft. Voor iederen cursus wordt, naar bet voorbeeld van België, waar dergelijke cursussen met goed gevolg gegef 18 000 ts behouden. ven worden, een twaalftal lessen, elk van ongeveer twee Bezoldiging ilistricts-veeartsen. u u r , voldoende geacht. De kosten van eiken cursus worArt. 78. Met de f 2 0 0 0 , die vroeger op dezen post voor- den geraamd als volgt : kwamen voor buitengewone toelagen aan dlstricts-veeartsen , maar verleden jaar bestemd werden voor definitieve vera. Vergoeding voor den veearts . die ook heeft te zorhooging van de bezoldiging van sommigen dier ambte- gen voor de bij het onderwijs noodige anatomische praenaren, zijn de jaarwedden van de district.s veeartsen te paraten en modelijzers f 100.00 H a a r l e m , Leeuwarden , Utrecht en ' s G r a v e n h a g e , elk met b. Vergoeding aan een bekwamen smid voor f 500 verhoogd. 50,0*) Na nauwgezette overweging werden deze titularissen het practisch onderricht
geacht het eerst voor traktements verhooging in aanmerking
te komen. Zooals t e r e c h t is opgemerkt, moet in nool 12 op bladz. 33 van den uitgeweikten en toelichtenden staat voor ^ art. 8 5 " gelezen worden »art. 84". Cursussen in boefbeslag.
Art. 82. Aangenaam was het den ondergeteekende, de toejuiching te vernemen die dezen post ten deel viel. Het is niet te verwachten dat met de thans reeds bestaande middelen tot uitbreiding van de kennis van het boefbeslag op den duur kan worden voorzien in de zich openbarende behoefte aan bekwame hoefsmeden. Het is van onmiskenbaar belang voor den landbouw en den paardenhandel om zooveel mogelijk gelegenheid te geven tot de vorming van degelijke hoefsmeden , bekend met de e'.schen van een goed boefbeslag. Het ontbreken van o ie gelegenheid doet zich , zooals in de toelichting reeds werd g e zegd , zeer voelen. In enkele landen is de uitoefening van het beroep van hoefsmid zelfs niet geoorloofd zonder dat men getoond heeft Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 18:0-1*91.
c.
Vergoeding voor het gebruik eener smidse
en gereedschappen il.
20,00
Steenkolen, ijzer en hoefnagels . . . .
e. Vergoeding voor het gebruik van paarden en het aanschaften van hoeven voor de practische oefeningen f.
Andere of onvoorziene uitgaven . . . . Totaal
20,00
15,00 25,00 f 230,00
j Voor de geraamde som op dezen begrootingspost, ad i f 700, zouden dus drie cursussen gegeven kunnen worden, of, indien de raming, die niet gemakkelijk vooruit te maken j is, tegenvalt, althans twee cursussen. Elk dezer cursussen, in verschillende deelen van Limburg te geven, zal, naar men zich voorstelt, door eeu ! zestal leerling-hoefsmeden gevolp-d kunnen worden.
18
(Staatsbegroting voor bet dienstjaar 1801 • V. 18.)
Voor de meening, dat paardenartssn van een ^aniizoi-n streken niet ver van de grenzen hoofdzakelijk onder het geschikter zijn voor het hit ir bedoelde onderricht dan ge i rundvee voorkwam. Deze geruchten zijn echter gelogenwone veeartsen, is geen voldoende grond. Beiden tooh stntli door de laatstelijk uitgekomen ofncieele bulletins be hebben dezelfde opleiding ontvangen. treffende da besmettelijke veeziekten in Belgifl, die van dia De vraag is gedaan, waarom de voorgestelde cursus juist
gevallen niets vermelden. Bn zoo zou moeten verondersteld
aan de provincie Limburg alleen ten goede moet komen. Het geldt hier eene proef; daarvoor il Limburg gekosen,
worden dat de besmetting van uit Pruism heeft plaats
gegrepen , waar het mond- en klauwzeer in het derde niet alleen omdat het hoofdbestuur van de Maatschappij kwartaal dezes jaars is voorgekomen op negen plaatsen van van landbouw in Limburg de Hegeering uitdrukkelijk op vijf Kr.'ise van het Kegierungsbezirk Aken, en wel op 51 de behoefte aan cursussen in hoef beslag wees, maar OOK boeven meteen gezamenlrjken veestapel van 624 runderen. omdat Gedeputeerde Staten en vele gemeentebesturen in i Niet altijd kan verbod van invoer van vee Lnsleeplngeener die provincie daarop sterk aandrongen. ziekte beletten, daar ook door liet personenverkeer smetGelukt die proef, dan zal dit later aan alle provinciën stof kan worden overgebracht. ten goede komen. Op 7 November jl. heeft de dis'rrtsveearts al de aan Zooals reeds uit het bovenstaande zal gebleken zijn , wordt ; mond- en klauwzeer geleden hebl ••■ de dieren verklaard te met de in den uitgewerkten en toelichtenden staat ge zijn hersteld. In het geheel zijn aangetast geweest bij één noemde >belooning van een veearts" niet bedoeld eene veehouder 14 van zijne 28 runderen benevens een zijner belooning van den districtsveearts voor zijn toezicht bij den varkens; bij een ander veehouder, wiens stal met de hoeve cursus. Of de districtsveearts voor het toezicht op het hier i van den eenen één erf uitmaakte en wiens vee met dat van bedoelde onderwijs wel de meest geschikte persoon is, be dezen in aanraking was geweest, diens twee runderen. hoeft niet betwijfeld te worden. De genomen maatregelen van voorzorg tot voorkoming Deze begrootingspost is in de afdeeling » Medische Politie" van uitbreiding der nekte zijn die welke voorgeschreven opgenomen , ter wille van eene in de administratie g e - zijn in bet Koninklijk besluit van 27 Maart 1888 (Staatswenschte orde. Immers, de kennis van den hoef en het hoef- blad n°. 67), namelijk het plaatsen van ken teekenen, af beslag behoort volgens art. 2 van de wet van 8 Juli 1874 zondering der zieke en verdachte dieren, verbod van ver (Staatsblad n°. 99) tot het veeartsenijkundig onderwijs, de voer daarvan , afsluiting van besmette hoeven of weiden , het merken van bet vee i oiitsmettmg, ook van de personen kosten van welk onderwijs tot deze afdeeling behooren. die met bet vee in aanraking k w a m e n , enz. De besmetverklaarde hoeven en weiden zijn onder eene Mond- en klauwzeer te Vaals Art. 84. Is reeds de herkomst van het vee zelf niet altijd militaire bewaking, acht man infanterie onder bevel van gemakkelijk ua te gaan , het is dikwijls nog moeilijker een sergeant, afgesloten geweest. Dal met de Belgische Hegeering niet, evenals sinds 1874 de herkomst op te sporen van de microben die het vee mei de Duitsche, eene regeling bestaat omtrent het over besmetten. Een gestreng onderzoek , reeds dadelijk na het waarnemen van het mond- en klauwzeer te Vaals naarde en weder kennis geven van het voorkomen van besmetteoorzaken daarvan ingesteld, heeft d a n ook niets zekers aan lijke veeziekten in de grensstreken, is eene leemte tot wegneming waarvan de ondergeteekende overleg zal plegen het licht doen koineu. In de laatste drie a vier maanden was geen nieuw vee aangevoerd op de hoeve waar de ziekte met zijnen ambtgenoot voor Buitenlandsehe Zaken. uitbrak ; het laatst bijgekomen rund was aangekocht op Wat betreft de inlichtingen omtrent de kans . dat Enge de markt te Valkenburg. land weder spoedig voorden invoer van ons vee zal worden Nu en dan werd de hoeve bezocht door v ekoopen uit opengesteld , verwijst de ondergeteekende naar hoofdstuk III België. Vijf a zes dagen vóór het uitbreken der Kiekte was «Ier Staatsbegrooting, in het Voorloopig Verslag over welk een te Geramenich , nabij de grenzen in België, wonende hoofdstuk dezelfde vraa^- is gedaan. veekooper geweest hij de later ziek geworden koeien, die i hij bevoeld en betast had , zooals veekoopers plegen te doen. Yltkziekte der varkens. Men was geneigd hieraan de oorzaak der besmetting totIn het volgende overzicht wordt het aantal gevallen van te schrijven, omdat het mond- en klauwzeer gezegd werd de besmettelijke vlekziekte der varkens, voorgekomen in in België nabij de Limburgsche grenzen voor te komen. Mei, J u n i , J u l i , Augustus en September 1889, vergele De districtsveearts hatl vernomen dat het mond-en klauw ken met het aantal gevallen voorgekomen in diezelfde zeer sedert ongeveer vier weken heerschte in het gehucht maanden van het jaar 1890. Zooals bekend i s , komt de Gulken van de Belgische gemeente Dolhain en in die om ziekte het meest m de zomermaanden voor.
1890.
1889. P R O V I N C I Ë N .
D «/. 3
'S
5
's
~5
1-5
•
1
3
38
.
< 12
797 1030
4—
V 0Q
41
O
'55 Pi
63
6
49 20
28
105
7
38
148
33
229
14
111
561
81
1
7
8
10
1
1
12
39
78
39
767 26 169
4
3
13
7
27
10
4
12
9
36
6
ö
1
2
17
2
2
3
7
294
922
57
298
44
1880
3
>
2
•49
500
133
784
G
7
27
15
13
68
103
1521
389
74
2161
7
6
198
746
190
1146
30
405
60
2G
521
255
137
41 33
81
103
72
16
560
»
23
14
133
3
28
2123
1220
G
25
97
31
128
4477 3492
870
9197
11
10
255
11
»
■ "o Et
es
19
56
2
t-s
3 -3
fcC 3
14
16
>
5
5
•
3
.
3
■
.5 E ■ c. oG
3
•4-»
8
>
Het Rijk .
10
te
m
£
•
1 3 ! >
>
30
96
244 1592
(Staatabegrooting voor bet dienstjaar 1891. V. Deze cijfers geren «en bemoedigenden Indruk. Hoewel men niet zou mogen concludeeren, dai de gunstige toe» stand van dit jaar het gevolg is alleen van
13.)
10
Wat den wensen tot beperking der leerstoelen betreft zij herinnerd , dat een niet onaanzieulijk verschil tuascben de liijks-univer iteiteii is blijven bestaan, in dien d n , (lat
: geenszins aan elke Universiteit voor alle vakken leerstoelen (Staatsblad n . '57) in liet leren geroepen voorschriften j worden aanzet rollen. De ondergeteekende zal slechts noode van de 'iij het Koninklijk J
besluit van 27 .Maart 1888
tegen de vlekziukte der varkens, zoo mag uien tocli aan- | nemen, dat eene doeltreflende toepassing dier ▼oorschriften 1; ook baar nut heeft gehad , til ware het slechts door da aandacht te vestigen op de siwhen van eene goede ver zorging der varkens en op de middelen om de dieren tegen ! besmetting te vrijwaren. | Üe middelen die , behalve de bestaande wetteUjke voor ; schriften , tegen de ziekte worden aanbevolen , houden bij I voortduring de belangstelling der Kegeering gaande. Het middel, aangegeven op bladz. 39 van het Verslag van bet I veeartsenijkundig Staatstoezicht over 1 8 s 9 , bedoelt een j maatregel van geen geringen o m v a n g , namelijk: algemeene ontsmetting van alle varkeushokken , gevolgd door afmaking van de alsdan nog voorkomende zieke of ver dachte varkens. Reeds nu kan worden Opgemerkt, d a t , wanneer men tot onteigening en afmaking van aan vlak* ziekte lijdende varkens overgaat, 'net einde misschien niet te overzien i s , d a a r , volgens deskundigen, de vlekziekte niet eenvoudig eene infectieziekte, maar voor een deel ook eene bodemziekte is. Vooralsnog komt het U-ter voor . om , de thans bestaande wettelijke voorschriften tegen de varkensziekte in sta'id houdende , ten einde de ervaring daarover uitspraak te laten doen , tevens te streven naar het verkrijgen van meer zekerheid omtrent de waarde der t^gen de ziekte aanbe volen inenting. Daarom heeft de ondergeteekende, naar
aanleiding van een adres van bet hoofdbestuur der Friesche Maatschappij van landbouw, dezen zomer in de gemeenten Oost- en West-Dongeraleel, eene proefneming met die inenting op uitgebreide schaal doen plaats hebben , onder leiding en toezicht van den districtsveearts te Leeuwarden. Omtrent de gedane inentingen en daarop gevolgde controleproeven , en de resultaten daarvan, zal de districtsveearts een uitvoerig rapport uitbrengen, dat eerstdaags verwacht wordt. -Nadat tot deze proefneming van Uegeeringswege was besloten, verzochten eenige veeartsen, laartoe gecommit teerd door de Maatschappij tot bevordering der veeartsenijkunde, een Rijkssubsidie voor het nemen van proeven met de inenting tegen de varkensziekte. De ondergeteekende heeft gemeend dat verzoek van de hand te moeten wijzen , in afwachting van de resultaten van de van Begeeringswege te nemen proeven. Vde
besluiten tot uitbreiding van personeel en materieel , en hierna zal nog blijken dat hij ook aan den in het Voor-
loopig Verslag geoefenden aandrang in die richting weet weerstand te hielen Wat aangaat, de gebouwen , mag hij niet nalaten op te merken dal in de laatste jaren menig goed gemotiveerd en voorbereid plan, op grond van tinandeele bezwaren , tor zijde werd gelegd en dat dientengevolge in de eerstvolgende jaren voor stichtii g van nieuween voor uitbreiding van beslaande lokalen onvermijdelijk niet onaanzienlijke kredieten zullen moeten werden aangevraagd. Persoonlijk onderzoek leerde den ondergeteekende, dat
sommige lokalen zelfs aan de meest bescheiden eiscbeu niet
voldoen. Voor de te verwachten hoogere uitgaven een aequivalent te zoeken in 'Ie invoering van evenredige college gelden , komt den ondergeteekende niet aanbevelenswaar dig voor. Voorstander van evenredige sohoolgeldheSlng op de lagere school acht hij dat zoowel de a a r ! van bet onderwijs als de uiteenloopende bestemming en de herkomst van de jonge lieden , die er van gebruik m a k e n , i eletten om dit stelsel
in de wet op het hooger onderwijs op te nemen Met over bodig schijnt het hierbij in herinnerii g te Droegen, dat
bij de gedeeltelijke herziening van de wet op het lager onderwijs herhaaldelijk er op is gewezen, dat de beginselen, die bij dien t a k van onder w|js op den voorgrond staan, voor hooger en middelbaar onderwijs niet kunnen gelden. !<et hooger onderwys met name beoogt niet uit sluitend de opleiding van studeerenden en er kan derhalve niet aan gedacht worden voor het genot van dit onder wij* eene tegemoetkoming te eischen , welke ook maar eenigermate verband zou houden met de voor het Wijk aan de instandhouding der Rijks universiteiten verbonden uitgaven. Men bedenke voorts dat voor de studie in sommige faculteiten , zooals die der geneeskunde en der wis- en n a t u u r k u n d e , een langere leertijd wordt gevorderd en dat de uitgaven voor de in die vakken studeerenden aanzien lijk hooger zijn dan bijv. voor de studenten in de rechten. Kn we lerom zullen de jongelieden , die tot de studie in laatstgemelde faculteit overgaan , in den regel beter dan anderen in staat zijn eene niet te geringe bijdrage! in de kosten van het door hun genoten oiHerwijs te storten. Met de leden die tegen het aangeprezen denkbeeld gestemd waren is de ondergeteekende van gevoelen, dat een billijke maatstaf' voor eene evenredige ' efüng niet kan worden aangewezen.
AI'DKEI.ING.
Onderwijt. Hooger
o n d e r w ij s.
Examina. Wijziging van art. !S van bet Academisch Statuut (Koninklijk besluit van 27 April 1&77 , Staatsblad n°. 8 7 ) ,
betreflende do tijdstippen voor het afleggen der examens,
schijnt vooralsnog niet noodig. Bij de vaststelling van be doeld voorschrift waren de rechtsgeleerde faculteiten een stemmig van gevoelen d a t , wanneer het candidaats-examen midden in den cursus werd afgelegd, ook de doctoraalstudiën midden in den cursus aanvingen en dientengevolge van den aanvang af opeen gebrekkiger grondslag rustten. De vrijheid om het candidaatsexamen gedurende den geheelen cursus te kunnen afleggen is dienovereenkomstig beperkt. En toen later eene enkele maal op wijziging van het Academisch Statuut op het bedoelde punt werd aan gedrongen , geschiedde dit niet in den zin , aangegeven in het Voorloopig Verslag, doch integendeel om cok de candidaats-examens in de godgeleerdheid te beperken tot ze^ weken vóór en vier weken na de zomervacantie. Wordt voor alle examens te allen tijde gelegenheid gegeven , dan werkt dit storend op het bezoeken van de colleges en vooral op geregelde voortzetting der studiën van de hoogleeraren , niet minder dan op die van de studeerende jongelingschap.
0|xlrüvinjjr van uitgaven. Tegenover de klacht wegens opdrijving der kosten van het honger onderwijs kan de ondergeteekende de verzekering stellen, dat de geraamde uitgaven tot het strikt noodzake lijke beperkt zijn. Hij poogt, met inachtneming van spaar zaamheid , in de behoefte van het onderwijs behoorlijk te voorzien. Bvenals zijn ambtsvoorganger, bij de behandeling der Btaatsbagrootiog voor bet loopende dienstjaar, zou ook hij kunnen wijzen op menig door curatoren der Rijks universiteiten aanbevolen voorstel dat niet is overgenomen. Elke aanvrage wordt zorgvuldig onderzocht. Met name is dit geschied voor den nieuwen post tot aanstelling van een adsistent bij het mineralogisch-geologisch kabinet aan de Rijks-uuiversiteit te Groningen. De overweging van dezen post gaf den ondergeteekende aanleiding aan curatoren de vraag te stellen, of niet dcor de aanstelling van een amanuensis in de behoefte kon worden voorzien. Door het antwoord van curatoren werden zijne bezwaren opgeheven. Duidelijk werd de behoefte aan Ophei'ting van Universiteiten. getoond aan den bijstand van een wetenschappelijk ge Bij de schriftelijke en mondelinge! behandeling van vormd persoon , zoowel voor het determineeren en rang schikken der verzameling als om de studenten bij de hoofdstuk der Staatsbegrooting in de laatste jaren is practi.-che oefeningen met de methoden van onderzoek en noegzaam gebleken dat een voorstel tot verandering i het getal Rijks-universiteiten of tot het samentrekken liet gebruik der toestellen bekend te maken.
dit ge van van
*->()
(Staatsbegrootiug voor bet dienstjaar 1801. V. 13.)
Alleen door het inrichten eener speciale kliniek scheen de drie Bijles-universiteiten totééne Bijles-universiteit te Amsterdam, wellicht liet eenig aidoeml middel tot verbetering aan de gei.oeuide l.e/.wnren te kunnen worden te gemoet van den toestand bij 'stands Vertegenwoordiging geen gekomen. In den loop van dit jaar kwamen curatoren en gunstig onthaal zou ontmoeten. de geneeskundige faculteil op de taak terug. Zij toonden Na de [ntrekkiug door den Ueer SOHAIPM&M van de door meer in het bijzonder aan , dat de betrekking van lector hem voorgestelde motie vau orde (zitting van BHei 1881, evenmin in voldoende mate tijd laat voor het onderwijs Handelingen 1883/84, bis. 1302), kwam dit onderwerp ' als invloed geeft op de leerlingen. Zal het onderwijs m dan ook niet meer in bet bijzonder tor .sprake. Met innen psychiatrie nan ten minste één Universiteit op voldoende ambtsvoorganger en op de door desa op blad/.. 8 en 9 der i wijze worden gegeven, dan werd daartoe, naiir het een Memorie van antwoord op hoofdstuk V' der Brsatsbegrooting stemmig oordeel van curatoren en faculteit, de aanstelling voor 1800 ontwikkelde gronden, \t de ondergeteekende van een hnogleeraar vereisebt. Gok het bestuur van het van gevoelen dal er voor dese Begeering geene aanleiding gesticht voor krankzinnigen heeft onlangs op de instelling bestaat om het bierbedoelde vraagstuk opnieuw aanbangig van een professoraat aangedrongen en zien bereid verklaard aan diens onderwijs het gesticht, zooveel mogelijk , onder te maken. voorbehoud van nadere regeling, bevorderlijk te doen zijn. Uit het medegedeelde blijkt , wat ten bate van het verOphefltag van ïacultciten. Te recht wor.lt opgemerkt, «lat de bezuiniging, die van i langde onderwijs geschiedt; waarom dat onderwijs niet opheffing van faculteiten aan een of meer noogescholen door eenen bekwamen lector gegeven kan worden, wordt liet gevolg zou zijn, vergelijkenderwijs zeer gering is; zij niet ingezien. Wordt voortdurend over opdrijving van kosten geklaagd, v e e g t , naar het oordeel der Begeering, niet op tegen het nadeel d a t , in meerdere of mindere mate , altijd aan zulk j dan behoort eer op benoeming van lectoren in plaats van hoogleeraren , dan op het omgekeerde te worden aange eene opheffing verbonden is. drongen. Opheffing dei theologische faculteit. Hypnotische hrilSBflnHng van zieken. Met verklaarbare belangstelling nam de ondergeteekende Horaoeopathie. kennis van het op 30 April ji. door den geiiieentera.il van Eene bijzondere behandelingswijze van zieken wettigt Amsterdam aan Zijne Majesteit den Koning gericht ver zoekschrift om de wet op het honger onderwijs te wijzigen, niet bet oprichten van een leerstoel. Afzonderlijke leerstoe in dier voege, dal de faculteit der godgeleerdheid zal o p len kunnen alleen voor afzonderlijke vakken in het leven houden een noodzakelijk bestanddeel van het openbaar worden geroepen. universitair onderwijs te zijn. De strekking van dit verzoek hangt nauw samen met hel in de afdeelingen aanbevolen Uijks-v.iüvrrxiicit te Ledden. denkbeeld der opheffing van de theologische faculteit bij staten betreffende bet Academisch ziekenhuis te Li [den. bet openbaar h'ioger onderwijs in het algemeen. De over Het was den ondergeteekende aangenaam te ontwaren, weging van dit gewichtig vraagstuk door de Begeering is nog niet zoover gevorderd, dat te dien aanzien door dat de staten betreffende het ziekenhuis te Leiden,welke haar reeds thans eene bepaalde toezegging kan worden ge in de laatste acht jaren geregeld jaarlijks als bijlagen aan daan. Voorloopig bepaalt zij zich tot de verklaring, dat ook de Memorie van Toelichting bij hoofdstuk V der Staatsbegrooting zijn gevoegd , dit jaar de belangstelling der naar hare meening de faculteit der godgeleerdheid geen integreerend deel van bet onderwijs aan de Bijles-universi Kamer hebben opgewekt. De Begeering kan dergelijke staten betreffende het Rijks- , provinciaal en gemeentelijk teiten behoort uit te maken. ziekenhuis te Groningen niet overleggen , omdat het Kijk bij diT inrichting slechts voor een deel betrokken is. BoGebrek aan setttaadige stadie. vendien is vergelijking hier zeer moeilijk , omdat de aard Te aden tijde werden aan de Bijks-universiteiton jonge dezer ziekenhuizen verschilt. Dat te Leiden is eene in lieden aangetroffen wier arbeid zich, hetzij m e t , hetzij stelling , bijzonder ingericht voor de belangen van het on zónder cullegebezook, uitsluitend beperkte tot cxa,men- derwijs ; dat te Groningen eene inrichting waarbij meer stu lie. Of die beperkte opvatting al dan niet is toege ziekenverpleging ter wille van de zieken op den voorgrond nomen , kan de Begeering niet beoordeelen. staat. Over het algemeen luidt het oordeel der hoogleeraren met betrekking tot de uitkomsten van hei onderwijs in da laatste jaren niet ongunstig. Aanneming van bet beginsel ESthBOgisphiscb museum. neergelegd in art, 71 van het wetsontwerp van den Minister Art. 8 8 , a. Voorziening in den inderdaad geheel onhoudGKKHTSKUA . ingediend den loden Januari 1874 , zou , naar bareu toestand van 's Rijks Bthnographisch Museum is de meeniug der üegeering, leiden tot breedere opvatting alleen mogelijk door stichting van een g e b o u w , ter ver van universitaire studie. vanging van de vier woonhuizen waarin de kostbare ver zamelingen tot dusver opgestapeld zijn. W a t de kosten Adres van du ïuediselie faculteit. betreft, is het onverschillig of dit gebouw te Leiden dan wel Rij eventueele wijziging van de wet van '2b December elders verrijst. De uitbreiding der verzamelingen beperken 1878 {Staatsblad u°. 222) zal gelat worden op het adres zou den toestand niet verbeteren , daargelaten dat eene van de geneeskundige faculteiten, voor zoover dit met de koloniale mogendheid , zooals Nederland , uit een weten beginselen van liet geven van honger onderwijs aan u n i schappelijk oogpunt niet mag nalaten haar Ethnographisch versiteiten , volgens de NeJerlandsche w e t , kanovereenge Museum te verrijken althans met de voorwerpen welke de bracht worden. beschaving van de verschillende baar onderworpen u i t beemsche gewesten voor ethnographiscbe studie oplevert, en bet is er nog verre af dat dit doel bereikt zou zijn. Hooglecraar in psychiatrie. Van onderschei Jen volken van den Indischen Archipel is In Augustus 1881 kwam eene overeenkomst tot stand tusschen den Staat en huismeester en regenten van het te Leiden nog niets of nagenoeg niets aanwezig. geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Utrecht, Dat ondoordacht alles wat aangeboden wordt in het waarbij een lokaal in liet gesticht, een voldoend aantal j museum wordt opgenomen, is, zooals te recht wordt opge lijders en de noodige hulpmiddelen, tegen eene jaarlijksche i merkt , niet juist. bijdrage van f 1000, werden beschikbaar gesteld voor het on lerwijs in de psychiatrie aan de Kijks-universiteit aldaar. ■ Rijki-universitdt te Utrecht. Het geven van bedoeld onderwijs is opgedragen aan een ! Tweede adsiatent bij de heelkunde. lector. In hun jaarverslag van den cursus 1887/88 gaven Art. 9 1 , ft Uitbreiding van het getal beambten m e t e e n curatoren te kennen , dat de lector bij het onderwijs met moeilijkheden te kamp-n had. Wel stelde het gesticht ; tweeden adatstont bij de heelkunde is noodig gebleken. Wil de hoogleeraar in de heelkunde, bij de groote ver het materiaal met groota welwillendheid tot zijne beschik- ! k i n g , doch de studenten hebben geen toegang tot de j meerdering van het getal d<-r medische studenten, in staat ziekenzalen en loeren derhalve niet den loop der Ziekt • en zijn de practische oefeningen van allen te leiden , dan moet hij over meer h u l p , dan thans het geval i s , kunnen de behandeling in verschillende stadia kennen.
B|)lage A.
Tweede Kamer. (Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1891. V. 13.)
beschikken. Daargelaten nog dat liet één arts niet wel mogelijk is Steeds iluri inspannenden dienst in de operatie kamer , in de ziekenzalen en inde polikliniek te vervullen, vordert bovendien de toestand der patiënten na groote operatiën de voortdurende aanwezigheid van een bevoegden a r t s , die geheel op da hoogte van liet ziektegeval is. Werd tot dusverre met dezen eisch niet genoegzaam rekening gehouden, de aanatelliug van een tweeden adsistent vu\ in die leemte voorzien. Daar bij de bestaan Ie loealiteit van het ziekenhuis ge legenheid voor zijne inwoning ontbreekt, is de bezoldiging op f 500 uitgetrokken. Mitsdien wordt onderdeel c, en biermede het bedrag van artikel 91 , met f 500 verhoogd. Hij ks-nuiversiteit
te
Groningen,
Lector practisehe bacteriologie en medicina forensis. Art 9 4 , a, 3. De aanstelling van den lector in de practische bacteriologie en de luedicinae forensis werd ten vorigen jare op de begrootin;? gebracht, omdat de taak van den hooglt-eraar, o a. belast met het onderwijs in deze vakken , te zwaar werd geacht. Bij nader onderzoek is gebleken, dat die taak niet zwaarder was dan die der hoogleeraren , welke in deïelfde vakken te Leiden en Utrecht onderwijs geven. Zonder te kort te willen doen aan den ijver en de toe wijding van (ien Groningschen hoogleeraar, heeft de ondergeteekende gemeend , dat er onder die omstandigheden geen voldoende grond was om tot de aanstelling van een lector over te gaan. Hoogleeraren nieuwe talen en letterkunde. 5. De vraag of het doel dat de wetgever , met betrekking tot het onderwijs in de F r a n s c h e , de Engelsche en de Hoogduitsche taal en letterkunde, zich in artikel 4 3 van de wet op het hooger onderwijs heeft gesteld , met de vestiging der leerstoelen te Groningen werd bereikt is ook door den ondergeteekende in den laatsten tijd overwogen. Hij pleegde te dier zake overleg niet curatoren van de Rijks-universiteit te Groningen. Na ontvangst van hun antwoord zal hij overwegen wat geschieden kan om het bedoelde onderwijs beter aan het doel te doen beantwoorden. Natuurkundig laboratorium. Art 95 , b De f 16 000 voor meubilair ten behoeve va r . het nieuwe natuurkundig laboratorium zijn niet op de ontwerp-begrooting gebracht dan nadat met zorg was nagegaan , dat bij de raming gewenschte zuinigheid was betracht. Deze post houdt geen verband met het bedrag van f 5000, als eerste termijn voor den aankoop van in strumenten — dat is voor hulpmiddelen bij het onderwijs — uitgetrokken. Verdere uitgaten betrekkelijk
het hooger
onderwijs.
Gymnasium te Winschoten. Art. 106 Tot het onthouden van goedkeuring aan de benoeming van een leeraar bij het gesubsidieerde g y m nasium te Winschoten, is de ondergeteekende door de overweging geleid d a t , zoo artikel 16 der wet op het hooger oaderwijs aanstelling van candidaten bij wijze van uitzondering toelaat, daarin toch de benoeming van doc toren als regel is aangenomen. In casu bevond zich onder de sollicitanten één doctor, die reeds meer dan 15 jaar als rector fungeerde en steeds zich als een bruikbaar docent had doen kennen , terwijl over twee der mededingende doctorandi de berichten bij zonder gunstig luidden en één hunner daarenboven met vrucht als leeraar werkzaam was geweest. Door gebrek aan goede sollicitanten derhalve liet zich niet verklaren , dat de keuze gevallen was op een jeugdig candidaat, van wien het onzeker mocht hectcn of hij de bedrevenheid zou hebben, welke ouderen bleken reeds te bezitten, en die, ■wijl hij zelf nog bewijzen zijner kennis had af te leggen , den tijd buiten de lesuren eerder besteden zou ter voorbe reiding tot zijn doctoraal examen dan tot het door hem te geven onderwijs, — een optreden , wat allerminst aan de belangen der leerlingen bevorderlijk ware te achten. Bovendien waren ter verklaring van het feit, dat twee sollicitanten bij de stemming in den raad n i e t , althans
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1890—1891.
21
bijna niet in aanmerking kwamen , door burgemeester en wethouders eenige mededeelingen gedaan , welker sober heid de Rflgeering een nader onderzoek deed instellen. Ook dit onderzoek versterkte haar in de meening , d a t e r g e e n e voldoende redenen waren om van den bovenbedoelden regel af te wijken. Mitsdien meende de Regeeriug door het ont houden barer goedkeuring den raad in de gelegenheid te moeten brengen andermaal eene keuze te doen en een persoon aan te stellen wiens optreden bevorderlijk te achten ware aan de belangen van het gymnasiaal onderwijs. De gemeenteraad heeft zich gehaast van die gelegenheid gebruik te maken. Middelbaar
Onderwijs.
Herziening middelbaar onderwijs. Het groot belang eener bevredigende organisatie van ons middelbaar onderwijs wordt door den ondergeteekende geenszins gering geschat. De ervaring heeft genoegzaam aangetoond dat dit onder wijs, zooals het thans is geregeld, niet voldoet aan de daarvan destijds gekoesterde verwachtingen. In menig opzicht zal op de bestaande organisatie kunnen worden bezuinigd door inkrimping van het aanzienlijk getal kost bare Rijksscholen; doch in afwachting eener wijziging van de wet van 1863, acht de ondergeteekende verkieslijk niet tot sluiting der minder bezochte scholen over te gaan. Bij eene wetswijziging zal ook de regeling der eindexamens niet onveranderd blijven. Kosteloos toelaten van leerlingen. De ondergeteekende wenscht in verband met den tegenwoordigen toestand van het middelbaar onderwijs eene regeling van dit onderwerp niet ter hand te nemen. Ambaehtsscholen. De Regeering deelt geheel in het gevoelen dat de ambaehts scholen voor den handwerksman van zeer groot nut zijn. Daaruit volgt echter geenszins, dat het daar gegeven onderwijs van Regeeringswege behoort te worden geregeld. Maar wel rijst de v r a a g , of hetgeen door particuliere krachten, met subsidiën van gemeente en provincie in het leven geroepen wordt niet ook van Staatswege be hoort te worden gesteund. Dit zal evenwel niet zouder groote uitgaven mogelijk zijn. De zaak is bij de Regeering in ernstige overweging. Tuinbouw-onderwüs Naar aanleiding van de door sommige leden gemaakte opmerking, d a t , terwijl de Staat eene landbouwschool onderhoudt, er niets wordt gedaan ten behoeve van den tuinbouw, veroorlooft de ondergeteekende zich in herinne ring te brengen, dat in hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1886 door de toenmalige Regeering de noodige gelden werden aangevraagd en door de Vertegen woordiging toegestaan voor een subsidie aan de Vereeniging » Tuiubouwschool Amsterdam" ten behoeve van eene door haar onderhouden school. Het nader met voornoemde vereeniging gepleegd overleg gaf der Regeering geeoe vrijheid tot de toekenning van het subsidie mede te werken. Na;cr aanleiding van een adres van het hoofdbestuurder Nederlandsche Maatschappij voor Tuin- en Plantkunde wordt thans opnieuw overwogen, of het wenschelijk is dat de Regeering, evenals zij tot nogtoe bij de landbouwvakscholen deed, het particulier initiatief ondersteunt, waar dit in het belang van het tuinbouwonderwijs werkzaam is , dan wel of bet meer aanbeveling verdient, dat de Staat hier rechtstreeks handelt, door bijv. eene tuinbouwkundige afdeeling aan de Rijkslandbouwschool te verbinden. Handelwijze van een inspecteur van bet middelbaar onderwijs tegenover een leeraar aan eene R(jks hoogere burgerschool. In Maart jl. kwam der Regeering ter oore, dat door een leeraar aan eene Rijks hoogere burgerschool in eene der noordelijke provinciën voortdurend lezingen en voordrachten werden gehouden buiten de g e m e e n t e , en dat hij niet zelden eerst den volgenden ochtend terugkeerde om zijne lessen onmiddellijk na aankomst aan te vangen. Door den inspecteur van bet middelbaar onderwijs werd , op last van den ondergeteekende, dienaangaande een onder-
22
(Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1891. V. 13.)
zoek ingesteld, en toen uit de verkregen inlichtingen bleek dat het medegedeelde juist w a s , is aan den daarbij betrokken leernar te kennen gegeven , dat zijne wijze van handelen op den duur schadelijken invloed moest uitoefenen op zijn onderwijs , en dat hij, ook gedurende de schooluren , zooveel mogelijk ter beschikking van den directeur behoort te zijn, ten einde bij afwezigheid van een ander leeraar te kunnen invallen. Pogingen om den bedoelden leeraar van het houden van politieke lezingen te weerhouden zijn niet gedaan. Secundaire driehoeksmeting. Art. 111. Omtrent de voorziening in de behoefte aan lokalen voor de Rijks-commissie 7oor graadmeting en waterpassing hebben deze commissie, de directeur der Polytechnische school en de Rijksbouwkundige voor de gebouwen van onderwijs met elkander overleg gepleegd. Dit overleg is nog niet ver genoeg gevorderd, urn te dezer zake een post op de begrooting te kunnen brengen. Landbouwschool. Art. 114. De wenschelijkheid om de Rijkslandbouwschool meer dienstbaar te maken voor inlandschen landbouw, wordt door de Regeering beaamd. Worden de voorstellen van de bij Koninklijk besluit van 18 September 1886 n°. 28 ingestelde Landbouw-commissie ten uitvoer gebracht, dan zal daardoor vanzelf de gelegenheid worden geopend voor hen , die in het bezit zijn van het einddiploma der afdeeling B dier school, om hier te lande een werkkring te vinden. Zoo is een oud-leerling der school dezen zomer opgetreden als directeur van de door de Maatschappij van Weldadigheid opgerichte landbouwvakschool te Willemsoord, en uit den aard der zaak zal bij benoemingen van dien aard in het vervolg in de eerste plaats de aandacht zijn gevestigd op oud-leerlingen der Rijkslandbouwschool. In onderzoek is de v r a a g , in hoeverre het wenschelijk is de inrichting van het onderwijs aan de Rijkslandbouwschool te veranderen , en wel in verband met de voorstellen dienaangaande door de Landbouw-commissie gedaan in haar advies betreffende tiet landbouwvakonderwijs (TgL aldaar bladz. 6 en vlg.). Het instellen van beurzen schijnt vooralsnog niet noodzakelijk. Bedlende b\j de Rijkslandbouwschool. De onder n ' . 23 van dit artikel in den uitgewerkten en toelichtenden staat voorkomende bediende, die reeds van de opening der Rijkslandbouwschool in 1876 als tijdelijk bediende aldaar is werkzaam geweest, heeft, in verband met zijn aantal dienstjaren, verzocht in het genot te worden gesteld van eene hoogere jaarwedde. Op grond van de omtrent den ijver en de plichtsbetrachting van dien persoon ingewonnen berichten, komt het den ondergeteekende voor, dat er termen zijn om op zijn verzoek in te gaan. Mitsdien wordt dit artikel alsnog met f 50 verhoogd.
de Memorie van Toelichting minder volledig1 weergegeven. De lieer VAN RIJCKKVOKSKL stelt zich n.1. niet alleen voor verbeterde inrichtingen voor zuivelbereiding in het leven te roepen , maar hij wensclit tevens aan die inrichtingen de gelegenhed te openen voor jonge boerinnen tot het aanleeren der zuivelbereiding naar een verbeterd systeem. Het verzoek van het Genootschap ter bevordering van den landbouw iu Drenthe om eene Rijksbijdrage voor een landbouwconsulent, wordt nader overwogen , ook in verband met het voornemen om tot de aanstelling van twee nieuwe lamlbouwleeraren over te gaan. Landbouwleeraren. Art. 118. Omtrent het ambtsgebied van de nieuw aan te stellen landbouwleeraren is nog geene beslissing genomen. Het maakt alsnog een punt \an overweging uit of bij de bepaling der landbouwleer.oars-listricten eene provinciale indeeling zal worden gevolgd dan wel eene splitsing naar gelang van het landbouwbedrijf. Wat de werkzaamheden van den landbouwleeraar aangaat , deze zijn tweeledig, n.1. eenerzijds het met raad en daad bijstaan van den landbouwer in zijn bedrijf, anderzijds het dienen van advies aan de Regeering over hetgeen binnen zijn ambtsgebied in het belang van den landbouw kan worden gedaan en het indienen van voorstellen dienaangaande. Ook is hij gehouden de Ministers van Biunenlandsche Zaken en van Waterstaat, Handel en Nijverheid , de Commissarissen des Konings en de burgemeesters binnen zijn ambtsgebied, van advies te dienen omtrent alle onderwerpen , den landbouw betreffende, waaromtrent deze autoriteiten zijne voorlichting verlangen. Gelijke verplichting is hem opgelegd tegenover de bij Koninklijk besluit van 18 September 1884 n°. 28 ingestelJe Landbouwcommissie. Hem is voorts opgedragen vóór 1 Februari van ieder jaar een verslag in te zenden aangaande den toestand van den laudbouw in zijn ambtsgebied gedurende het afgeloopen jaar. Gebreken en behoeften die aan het licht zijn gekomen , moeten daarin worden opgenoemd en zooveel mogelijk maatregelen worden aangewezen, die ter verbetering van die toestanden of ter voorziening in die behoeften kunnen leiden. Tot zijne taak behoort voorts het houden van landbouwkundige voordrachten in zijn ambtsgebied. Jaarlijks onderwerpt hij aan de goe.lkeuring van den Minister een plan van de te houden voordrachten over een geheel jaar met vermelding van plaats en onderwerp. De aanleg en de exploitatie van proefvelden zal in volgende jaren onder zijne leiding staan. In overleg met de landbouwmaatscbappijen zullen van hem hieromtrent voorstellen kunnen uitgaan, waarbij dan rekening moet worden gehouden met het door hem te geven onderwijs. De opgetreden landbouwleeraar dr. PRINS maakt gebruik van de hem door den ondergeteekende verleende vergunning om tot 1 Mei van het volgende jaar in zijne tegenwoordige woonplaats te verblijven. Het is niet wel mogelijk thans reeds een overzicht te geven van de door hem verrichte werkzaamheden. Het door hem in den aanvang van het volgende jaar in te dienen verslag zal deze doen kennen.
Subsidie aan de gemeenteiykr hoogere burgerschool te Brielle. Art. 1 1 6 , a , b . Met i!e meening van enkele leden, dat het voorgedragen verhoogd subsidie door de aangevoerde motieven niet is gerechtvaardigd, kan de Regeering zich niet vereenigeu. W a a r aan den eenen kant het voortbestaan der school ten gevolge van den minder gunstigen finanZeeraartkundig onderwijs. Art. 120. Het oordeel van sommige leden, dat door de cieelen toestand der gemeente ernstig bedreigd en aan den anderen kant deze inrichting zoowel door de inwoners van Regeering met al te groote voortvarendheid werd te werk don Briel zelf als door de oewoners van de omliggende gegaan in zake het zeevaartkundig onderwijs, komt niet gemeenten ten zeerste op prijs wordt gesteld, schijnen er gegrond voor. Het is w a a r , dat voor het verleenen van subsidiën op genoegzaam termen aanwezig te zijn om tot eene verhooging van het Rijkssubsidie te besluiten ; te meer nu twee de begrooting van 1889 een bedrag van slechts f 10 000 Regeeringsmaatregelen , die iu 's lands belang noodig waren , werd uitgetrokken ; doch in de Memorie van Toelichting de opheffing van de rechtbank en de verplaatsing van het bij hoofdstuk V der Staatsbegrooting van dat jaar (zie loodswezen, de gemeente financieel zeer hebben getroffen. Ook bladz 11 dier Memorie) heeft de Regeering er op gewezen , mag niet worden voorbijgezien dat de levensvatbaarheid dat het te wachten w a s , dat de behoefte voor volgende der school, door het aantal leerlingen dat haar jaarlijks jaren grooter zou zijn. Voor het streven der Regeering bezoekt, is bewezen , en dat deze school de eenige inrich- om de begrooting zoo min mogelijk te bezwaren met uitting van middelbaar onderw.js op de Zuidhollandsche gaven , omtrent wier noodzakelijkheid geene volkomeu zekerheid bestaat, is de geleidelijke verhooging van dezen eilanden is. post derhalve een bewijs. De som van f 7850 voor nog toe kennen verhooging Landbouwvakonderwijs. van subsidiön of het verleenen van nieuwe subsidiën is Art. 117. De inhoud van het adres van den voorzitter zeer matig wanneer men let op de in de Memorie van der Noordbrabantsche Maatschappij van Landbouw is in
(Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1891. V. 13.)
23
Toelichting vermelde aanvragen, welke nog in onderzoek of ondersteuningen uls boven bedoeld worden verstrekt kan zijn. Daarbij is er op gerekend, dat in geen geval het niet worden medegedeeld, doch de ondergeteekende is gaarne volle bedrag der .subsidiën ten laste van <\en dienst van liereid dienaangaande een onderzoek te doen instellen. 1891 zal behoeven te komen. Het besluit van den gemeenteraad van Vianen betrof eene Het bestuur van de zeevaartkuirlige school, gehouden oproeping van candidaten voor een hoofd der bijzondere in het Zeemanshuis te Amsterdam , heeft uit eigen beweging gesubsidieerde school voor jongens en wel op de volgende voor de reorganisatie dier school een Rijks-uibsidie g e voorwaarden: vrije woning in het gebouw der school, een vraagd van f 7000. Na onderzoek verklaarde de Regeering subsidie van f 400 per jaar en eene jaarlijksche bijdrage zich bereid te bevorderen, dat een subsidie van ten hoogste van f 400 in de jaarwedde voor een hulponderwijzer. f 6000 worde verleend, nadat de reorganisatie zal zijn tot De Regeering beeft gemeend in dit raadsbesluit niet te stand gebracht. Dit aanbod werd door het bestuur aanvaard. mogen berusten. De school, welke sedert 1859 bestaat., werd gedurende De bedoelde inrichting van lager onderwijs kan niet 1887 bezocht door 45 leerlingen, in welk jaar 9 leerlingen worden aangemerkt aU eene bijzondere school, krachtens een diploma verkregen ; gedurende 1888 door 59 leerlingen, art. 3 , derde lid, der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsvan wie 22 een diploma verkregen; gedurende 1889 door blad n°. 127). Immers er was geen subsidie verleend aan 58 leerlingen terwijl in dat jaar 27 een diploma behaal ien. het hoofd eener school, wat ook niet kon geschieden , aan Deze gunstige uitkomsten geven voor de toekomst grond gezien er geene school onafhankelijk van en buiten het voor goede verwachtingen. Na de reorganisatie zal aan (ie gemeentebestuur om bestond. De aanstelling toch van den school — behalve klassen voor stuurlieden en adspirant- onderwijzer ging uit van den raad. En de slotsom was stuurlieden om zich te bekwamen voor een examen voor derhalve, dat de inrichting moest worden beschouwd als l s t e - , 2de- of 3de-stuurman bij de zeil- of stoomvaart eene openbare school met eene bijzondere, dat is onwettige, (Programma A en B) — een tweejarige cursus verbonden zijn inrichting. voor jongelieden, die het varen bij de koopvaardij tot hun ! Met de bezwaren der Regeering in kennis g e s t e l d , t r o k beroep kiezen op een leeftijd, waarop zij niet meer tot de j de gemeenteraad , blijkens mededeeling van Gedeputeerde kweekschool voor de zeevaart te Amsterdam worden toege- I Staten van Zuidholland , zijn besluit in. laten , dat is boven den veertienjarigen leeftijd. Op de be Bij Koninklijk besluit van 3 April 1890 (Staatsblad n». 34) hoefte, welke er is aan g.>ede inrichtingen vooropleiding zijn ter uitvoering van art 12, 3de lid, sub 2 ° . , der wet van hen , die op ouderen leeftijd voor de beroepskeuzen staan, op het lager onderwijs de regelen en voorwaarden vastge werd reeds gewezen in de Momorie van Toelichting bij ■ steld , volgens welke eene Rijksbijdrage kan worden ver hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1889 (bladz. 10). leend aan normaallessen en aan hoofden van scholen, voor De omvang van het onderwijs aan de school te Am elk der door ben opgeleide personen, d i e d e a k t o , bedoeld sterdam zal overeenkomen met dien aan de Zeevaartschool in art. 5 6 , onder a , hebben verkregen. Het in art. 1 van dit besluit vastgesteld maximum van f 500 kan zeker in te Rotterdam , zooals deze instelling thans is ingericht. Üe ondergeteekende brengt in herinnering d a t , blijkens ] elk geval voldoende heeten , doch schijnt niet te hoog. de bovenaangebaalde Memorie van Toelichting bij de be- j Naar gelang van den aard en den duur der opleiding zal grooting van 1889, bet feit, dat bij de examens voor een lager bedrag kunnen worden uitgekeerd. Het moge stuurlieden de comtnissiën , ten aanzien van de theoretische vergund zijn overigens te verwijzen naar bet Koninklijk kennis zich in den regel maar al te zeer meteen minimum besluit van 16 April jl. n° 2 8 , opgenomen in de Staatsvan eischen moesten tevreden stellen , niet een gevolg is courant ii°. 91 , waarin de bedragen zijn vermeld te vervan het onverplichte der examens , doch hiervau , dat reke- , leenen voor elk der in 1890 ter o p l e i i b g aangenomen per ning moest gehouden worden met de gebrekkige hulp- ; sonen , nadat deze in 1892 of later de akte van onderwijzer middelen , waarover de meeste candidaten tot dusver heb- ! zullen hebben verkregen. ben beschikt. Met betrekking tot de verder gemaakte opmerkingen, Beschikbaarstelling van lokalen voor bijzondere scholen. betreffende bet verplichtend stellen der examens voor ma Gedeputeerde Staten in eene der provinciën hebben on chinisten en stuurlieden en bet afgeven van bewijzen van I langs geweigerd hunne goedkeuring te verleenen aan het afmonstering, veroorlooft de ondergeteekende zich , te ver- j besluit van een gemeenteraad , waarbij een gedeelte van wijzen naar de Memorie van Antwoord op het Voorloopig een schoolgebouw ten behoeve van het bijzonder onlerwijs Verslag omtrent hoofdstuk IX derStaatsbegro jting voor 1891. is verhuunl. Aangezien de raad van dit besluit in hooger beroep is gekomen , meent de on lergeteekende op de te nemen Koninklijke beslissing niet te moeten vooruitloopen. Akten teekenonderwjjs. Art. 122. Alhoewel door de veranderde wijze van afnemen der akte-examens voor lager en middelbaar onderwijs tee kenen eene niet onaanzienlijke besparing van kosten is ver kregen , schijnt het tuch niet raadzaam dezen post tot een lager bedrag uit te trekken, daar uit dit artikel ook de kosten moeten worden gevonden voor de examencommissie, die in het vervolg belast zal zijn met het afnemen der exameus , genoem 1 onder p van art. 65 der gewijzigde wet op het lager onderwijs. De ondergeteekende heeft kennis genomen van de in de verslagen der opvolgende commissiën voor de akten-examens in te teekenen geuite wensch om over te gaan tot eene splitsing van de akte voor rechtlijnig teekenen , zoomede van een te dier zake ingekomen a Irea van de Nederlandsche Vereeniging voor teekeno:.derwijs. De wenschelijkbeid van deze wijziging wordt door hem overwogen. Lager
onderwijs.
Subsidiën voor inrichtingen van onderwijs Het bepaalde bij het derde lid van art. 3 der wet op het lager onderwijs laat niet toe dat eene instelling van wel dadigheid , bedoeld in art. 2 der armenwet sub ht. a—d, ingeval deze subsidie ontvangt uit de gemeentekas, of dat eene instelling, vermeld sub lit. a, ook zonder zoodanig sub sidie te ontvangen , geldelijke bijdragen of eenige andpre ondersteuning beschikbaar stelt voor bijzondere scholen of bijzondere inrichtingen in eerstgemeld wetsartikel bedoeld. Of door de instellingen van weldadigheid thans bijdragen
Onwettige voorwaarde gesteld bjj eene oproeping van solli citanten voor onderwjjzersplaats. Ue oproeping van sollicitanten vooreene onderwjjzersplaats te Pannerden berustte op een misverstand. Het gemeente bestuur heeft spoedig in meerdere bladen eene nieuwe op roeping doen plaatsen zonder de bedoelde bijvoeging. Regeeringszorg voor den omvang van het openbaar onderwijs. De uitlating, welke verscheiden leden in strijd achtten met de bepalingen der wet op het lager onderwijs en met die der Grondwet, namelijk dat de Regeering zich niet bad in te. laten met den omvang van het openbaar onderwijs, is niet gebezigd, ü e bedoelde woorden luiden a l d u s : » Én dat bet lager onderwijs door de nieuwe wet niet zal achteruitgaan, dat het eene legende is te meenen dat het de bedoeling i s , tietzij van dit Ministerie , hetzij van mij persoonlijk , om dat onderwijs te doen achteruit gaan , dat spreekt ook vanzelf. Of het openbaar onderwijs in omvang achteruit zal g a a n , daarmede heeft de Regee ring zich niet in te laten , maar dat het in deugdzaamheid niet zal achteruitgaan , daaromtrent durf ik verklaren , dat wat ik daaraan kan doen , ik dat niet zal nalaten ". Er moet overal voldoend openbaar onderwijs worden ge geven , doch indien de natie aan het bijzonder boven het openbaar onderwijs de voorkeur geeft, dan behoort de Re geering dat lijdelijk toe te zien. Dit is de blijkbare be doeling der aangehaalde zinsneden , die evenmin met de Grondwet als met de wet op het lager onderwijs in strijd zijn.
24
(Staatsbegrooting voor het dienstjaar 48(J1. V. 43.)
Vrijstelling van schoolgeldhefflng. De gevraagde opgave is als bijlage A bij deze Memorie gevoegd. Uitslag ondcrwUzersexaniens.. De meening, dat de uitslag der examens voor de akte van hoofdonderwijzer steeds ongunstiger w e r d , acht (ie ondergeteekende minder juist. In 1887 kwamen op 1254 adspiranten , van wie slaagden 3 2 9 , d. i. 26,2 p e t ; iu 1888: 1280 adspiranten , van wie slaagden 3 6 3 , d. i. 28,3 pet.; in 1889: 1390 adspiranten , van wie slaagden 4 2 5 , d. i. 30,5 p e t . ; in 1890: 1187 adspiranten, van wie slaagden 3 9 2 , d. i. 33 pet. Al wijzen deze cijfers op vooruitgang, de uitslag is nog ver van gunstig te noemen. De Regeering erkent de wenschelijkheid van wijziging der bestaande voorschriften , zoowel voor het examen voor de onderwijzers-akte als voor dat ter verkrijging van de hoofdonderwijzers-akte. Die wijziging is dan ook nog in dit jaar te verwachten. De ongunstige uitslag der examens is intusscheu voor bet grootste gedeelte nog steeds te wijten aan de licht vaardigheid , waarmede veio adspiranten zich aan liet examen onderwerpen. De verslagen der commissiën, in 1890 belast geweest met, het afnemen van het hoofdonderwijzers-examen — welke verslagen zoo spoedig mogelijk zullen worden openbaar gemaakt — leggen daarvan opnieuw getuigenis af. Organisatie van het schooltoezicht. Bij het mondeling overleg tusschen de Regeering en de Commissie van voorbereiding uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal, betreffende het ontwerp der wijzigingswet van 1889 , heeft de Regeeriug met betrekking tot het schooltoezicht verklaard, dat naar hare verwachting het bestaande personeel groot genoeg zou blijken om de nieuwe werkzaamheden behoorlijk te verrichten. > Mocht dit echter blijken niet het geval te zijn , dan zou er grond bestaan om uitbreiding of reorganisatie van dat toezicht voor te stellen." (1) De meerdere werkzaamheden welke uit de jongste wijziging der wet op het lager onderwijs voortvloeien, zullen zich voor het grootste gedeelte eerst in 1891 doen gevoelen. De ondervinding heeft dus in deze nog geeue uitspraak gedaan. Vormleer en gymnastiek. Het onderwijs in de voor aanstaande onderwijzers noodige kennis der vlakke figuren en lichamen maakt bij de tegenwoordige inrichting der Rijksnormnallessen een onderdeel van het onderwijs in de rekenkunde uit. Het oiderwijs in de gymnastiek is bij alle Rijksnormaallessen verplichtend gesteld. Aan de inspecteurs van het lager onderwijs is opgedragen na te gaan , wat de Regeering verder tot voorbereiding vau de invoering van het onderwijs in de vrije en orde-oefeningen van de gymnastiek heeft te doen. Arrondissements-schoolopzieners. Art. 127. Artikel 17 van het Koninklijk besluit van 22 Januari 1880 {Staatsblad n°. 5) heeft als regel gesteld, dat de arrondissements-schoolopziener zijne vaste woonplaats heeft binnen het arrondissement, tenzij hem door den Minister van Biunenlandsche Zaken vergund wordt elders gevestigd te zijn. De vergunning daartoe wordt alleen dan verleend, wanneer dit zonder schade voor den dienst kan geschieden. De verhooging van dezen post is een noodzakelijk g e volg van de jongste wetswijziging. De onbezoldigde arrondissements-schoolopzieners hebben aanspraak op eene billijke vergoeding hunner meerdere , daaruit voortvloeiende reis- , verblijf- en bureaukosten. Bevolking der Rijkskweekscholen. Art. 130. Het aantal kweekelingen bij de Rijkskweekscholen voor onderwijzers bedroeg op 1 November jl. 470, verdeeld als v o l g t :
(1) Zie het Verslag van genoemde Commissie, bladz. 10.
bij die te 's Hertogenbosch » » » Haarlem » > » Middelburg > * » Deventer > » » Groningen > » » Vaastricht
77 91 73 1H 74 77 Totaal . . .
470
Toepassing (jan art. 49 der wet op het lager onderwijs. Art. 140. Evenals in vorige jaren wordt een staat van de iu 1890 verleende subsidiën als bijlage B bij deze Memorie overgelegd. Ongemotiveerde verhooging. Art. 145 Ten onrechte meenen sommigeleden, dat de werkzaamheden van het bouwkundig personeel zullen verminderen. In tegendeel nemen zij gestadig toe: voortdurend toch worden gebouwen verbouwd, uitgebreid of gesticht, en daaronder zijn bouwwerken van grooten o m v a n g , die veel studie en voorbereiding en bij de uitvoering veel zorg vereischen. Zoo zijn op het oogenhlik in bewerking of in studie onder andere de volgende nieuwe gebouwen of uitbreidingen : te Groningen het natuurkundig laboratorium, te Assen een archiefgebouw, te Leeuwarden het gouvernement, te Zwolle het gouvernement, eene woning voor 's Konings Commissaris en een archiefgebouw, te Utrecht het anatomisch laboratorium, het physiologisch instituut, het natuurkundig laboratorium en het nieuw laboratorium voor anorganische scheikunde en gezondheidsleer, te Amsterdam de vroedvrouwenschool, te Medemblik de restauratie van het oud kasteel en het Rijkskrankzinnigengesticht, te Leiden eene uitbreiding van het ziekenhuis en het nieuw geologisch mineralogisch laboratorium, te Middelburg de archieflokalen , te Delft een gebouw voor de secundaire driehoeksmeting enz. Alles ongerekend talrijke kleine herstellingen en vernieuwingen en werken, vaak van speciaal techuischen aard . als ontsmettingsovens, distilleertoestellen, enz. Het aantal te behandelen zaken neemt dan ook geenszins af, maar voortdurend toe. liet is niet meer dan billijk zulks te erkennen en aan ambtenaren welke wegens hun ijver en bekwaamheid daartoe in aanmerking komen eene kleine trak te in ents ver betering toe te kennen. Verliest men dit uit het oog, dan loopt men gevaar de beste a m b t e naren te zien vertrekken om elders tegen betere r e n u m e ratie werkzaam te zijn, tot schade van 's Rijks dienst. Steeds meer werkzaamheden op te leggen, zonder de jaarwedden in evenredigheid te verbeteren, werkt verlammend op de onmisbare toewijding van het personeel aan zijne taak. Het aantal der opzichters en der klerken is niet meer afzonderlijk vermeld, omdat bij voorkomende noodzakelijkheid de opzichters met klerkenwerk en omgekeerd een klerk , die daartoe de vereischte geschiktheid heeft, met teekenwerk moeten belast kunnen worden. Zoo is dan ook in den loop van dit jaar een klerk als opzichter werkzaam gesteld, zoodat het aantal opzichters thans 14 en dat der klerken 1 bedraagt. Vermeerdering van het aantal opzichters ligt niet in de bedoeling. Vide
Kunsten
AFDKBLING.
en
wetenschappen.
Aankoop van kunstvoorwerpen voor het Rh'k. Alle aankoopen geschieden met machtiging of goedkeuring van den Minister , die daaromtrent adviezen van verschillende deskundigen inwint. Dat in den laatsten tijd herhaaldelijk minder gelukkige aankoopen zouden gedaan zijn, wordt door de twee aangevoerde gevallen nibt bevestigd. Het voor het Rijksmuseum aangekochte portret van den Delftschen secretarisCORNBLIS ABRNTSZ. VAN DEH DUSSKN
(1550) is niet als een aan JAN V. SCORKL toegeschreven werk aangeboden noch gekocht, en dan ock niet naderhand apocrief gebleken; alleen heeft een in het museum te Berlijn aanwezig duplicaat van dit portret de vraag doen rijzen of het eene herhaling dan wel eene oude kopie daarvan is. Wat het andere kunstvoorwerp betreft, zooals in het laatste verslag der Algemeene Rekenkamer is aangeteekend , werd h e t , toen omtrent de oudheid twijfel geopperd werd, te Parijs aan het oordeel van zeven deskundigen
Bijlage A.
Tweede Kamer. (Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1891.
onderworpen, van welke vijf zich vóór, tvree tegen de oudheid er van verkla arden. Hieruit blijkt dat liet wel eens bezwaarlijk is absolute zekerheid omtrent ouderdom BChtheid en waardu van een kunstvoorwerp te verkrijgen, zelfs daargelaten de gevallen van opzettelijke- vervalsching, waarop gowezen is. Intu^seheu kan niet worden ontkend, dat sinds kunst Regeering-i/aak is geworden, den Minister van Binnenlandscbo Zaken eene vaak moeilijk ie dragen verantwoorde lijkheid is opgelegd, inzonderheid zoo hij ook voor de bijzonderheden der administratie ter verantwoording wordt geroepen. Door de instelling eener commissie zou die ver antwoordelijkheid ietwat minder zwaar drukken. Doch men. zoeke daarin niet een afdoenden svaarborg tegen d w a l i n g e n Dat in België eene communie als hier bedoeld wordt, zou bestaan , is niet bekend. Wel heeft uien daar eenigen tijd voor aankoopen van schilderijen een »expert" en wel oen bezoldigden expert benoemd , doch dit heeft niet verhinderd d a t verschillende kostbare aankoopen aan hevige critiek hebben blootgestaan. Zorg voor oude schilderyen in de musea. De klacht omtrent liet bederven van oude schilderijen door het restaureeren daarvan is niet met vo >rbeeli!en gestaafd. Tot nog toe is geen enkel zoodaniggeval bekend geworden. De restauratiën gesc lieden na goedkeuring van den Minister O' der toezicht van den directeur der verzameling. Ongemotiveerde verhooging. Art. 147. Hetgeen boven in 't algemeen betreffen Ie traktementsverhouging gezegd is , geldt inzonderheid voor 's Rijks archieven, waar het van het grootste gewicht is de ambtenaren, die zich dagelijks meer op de hoogte stellen van de door hen bewerkte verzamelingen, te behouden Wil men voorkomen dat zij tot verbetering hunner positie bet archief verlaten en eene andere betrekking aan vaarden, dan kan eene billijke trakteinentsverhooging niet worden geweigerd, vooral niet, wanneer deze, zooals hier het geval is, reeds meermalen door den Algemeenen Rijks archivaris gevraagd is, op grond van de bijzondere be kwaamheid en den grooten ijver der ambtenaren. Waarom verhooging na vroeger votum der Kamer ? Art 149. De ondergeteekeiule mag zijnerzijds in herinne r i n g bre> gen , dat de voorsteller *au liet bier I edoelde a m e n d - m e n t , wel verre van zich tfgen verhooging van de jaarwed len van archief-ambtenaren te verzetten, uitdrukke lijk verklaarde, dat een door hem bepaald aangewezen archivaris »ongetwijfeld allereerst opgrond zijner in dviducde verdiensten voor verhooging in aanmerking kwam " en dat «wanneer de Minister eene verhooging van diens wedde nu of een ander jaar wegens bewezen uitnemende diensten voordroeg, de Minister hem daarmede persoonlijk genoegen zou
(IOPII.''
De voorsteller constateerde venier, dat de strekking van zijn amendement geen andere was, dan bet oordeel deiKamer uit te lokken over het. beginsel, dat hij in de kredietaanvrage meende te ontwaren, om na een zeker aantal dienstjaren, ongerekend de bijzondere verdiensten van den ambtenaar of de duurte der levenswijze in de door hem bewoonde plaats, hein eene traktementsverhoog i n g toe te keunen. Het amendement en het votum der Knm^r hadden der halve allerminst de strekking om aanvragen af te wijzen zooals de tegenwoordige, welke ten doel heeft aan ambte naren , welke wegens bekwaamheid en ijver daarop a a n spraak mogen maken, eene billijke verbetering hunner jaar wedde te bezorgen. Historisolie gedcnktcekcncn. Art. 154. De verdeeling van het voor de restauratie van de Gronte of St. Bavokerk te Haarlem toegedacht subsidie voorziet na den aangevraagden termijn nog twee termijnen. Het aantal termijnen nog beuoodigd tut vol tooiing van de restauratie van de cathedraal te 's Herto gen hosuh is niet met zekerheid op te geven, wijl daartoe het oostelijk gedeelte zou behooreu omsteignrd, losgebroken en onderzocht te worden, hetgeen groots kosten zou veroorzaken. De voor de Bovenkerk te Kampen uitgetrok
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1890—1891.
V. 13.)
'25
ken termijn is de laatste van het t ISOS ondernomen her stellingswerk. Hierbij dient in herinnering gebracht te worden, dat de restauratie van dit monument geschiedt bij serieön van vijf termijnen, waarvan de eerste het choor, en de daarop ge volg Ie tegenwoordige serie den transept betreft; de voortzetiing en voltooiing van de restauratie der schepen zal a f b a n g m ook van de medewerking van de burgerlijke en kerkelijke gemeenten. Op gehjksoortigen voet wordt de restauiatie van de Hogelandsche kerk te Leiden u i t g e voerd, waarvoor na den anngevrnagden, nog '.i termijnen in het vooruitzicht zijn. Ter zake van de basilieken te Maastricht zijn, behoudens onvoorziene omstandigheden, res pectievelijk 2 en 7 termijnen te wachten ; wegens de Rouwansehe kerk te Susteren nog 2. De uitvoering van het in behandeling zijnde plan be treffende de restauratie der Groote kerk te Z u t p h e n , is berekend op nog 8 , die voor de Groote kerk te Zuolle op nog 2 termijnen. Bij de restauratie der Nederduitsch-Hervormde kerk van Brouwershaven, welke van het jaar 1293 dagteekent, is het gebleken dat bet metselwerk der vensters, dorpels en steunbeeren veel dieper ingewaterd was dan kon vermoed worden, ten gevolge waarvan de in 187(5 opgemaakte raming te laag is bevonden, e n e r nog eene som van f 2000 noodig is om de herstelling geheel te kunnen voltooien. Daar het kerkbestuur niet bij machte is dit bedrag geheel voor zijne rekening te nemen , komt het billijk voor van Rijkswege eene laatste onders'euning t e g e v t n v a n f 1 5 0 0 , zijnde iets minder dan de helft van de termijnen, welke jaarlijks, ten bedrage van f IM37, voor der estauratie van dit monument werden uitgekeerd. Daartoe is dit artikel met f 150!) verhoogd , terwijl in verban 1 hierme !o voorden dienst 1891 art. 15r> met gelijk bedrag verminlerd wordt. De restauratie der monumenten beeft ten g volge dat het gewoon onderhoud, waarvoor belanghebbende ■ steeds beuoorlijk zorg d r a g e n , gemakkehjker tsuuiuiderkostbaar is dan vóór de herstelling, zoodat, indien slechts aan het g«>w»ne onderhoud di band gehouden w r i t , • r vi ■ geen nieuwe herstelling sprake behoeft te zijn. Eene enkele maal is het voorgekomen dat op Benige onderhoudswerken moest aangedrongen worden, aan welken wenk terstond gevolg gegeven is. Slot Braderode. Art 155 a. Het uitgetrokken bedrag is onmisbaar onder an lere tot het openhouden tier grachten, het herstellen der bruggen en van een gedeelte van een instortenden muur ten gevolge van het inwerken van water en ijs. Gebouwen ten laste van twee Departementen. q en s. Zooals ree Is vro 'ger aan de Kamer is medege deeld zijn de hier bedoelde gebouwen bij Koninklijk b e sluit gerangschikt onder de historische monumenten, welke oudheidkundige waarde hebben, en zijn dan ook Steeds de gelden noodig voor de restauratie en de instandhouding d-zer gebouwen op het artikel voor de monumenten toe gestaan, waardoor de behandeling daarvan overeenkomstig hunne archaeologischeen geschiedkundige waarde verzekerd is. Ten laste van het Departement van Justitie komen alleen de kosten van het ameublement beuoodigd roor de kan tongerechten welke in deze monumenten zetel Het kasteel te Me leinbhk word vanouds naar RADBOUD genoemd omdat het staat ter plaatse waar deze Koning zijn slot bouwde. Dat zich in het thana aanwezig monu ment, hetwelk door graaf Kloris V herbouwd i s , geen enkele steen zou bevinden, uit, den tij I van Koi ing RADBOUD IS met zekerheid noch te bevestigen noch tegen t e spreken. Latere verhooging noodig. Art 1.".8 De verhooging waarop hier de aandacht ge vestigd wordt, lag in de bedoeling; zij is in de Nota van Wijziging begrepen. Rijksmuseum. Art. 1Ü4. Waaruit het streven wordt afgeleid, om den tij! bestemd tot het bezoek van 's Rijks Museum zooveel mogelijk in te korten is niet duidelijk. In den bestaanden toestand werd geene verandering gebracht. Het is niet
20
(Sttatsbegrooting voor het dienstjaar 1891. V. 13.)
raadzaam voorgekomen de zalen van 's Rijks Museum in «Ie maaud September na vier uur des namiddags open te steilen ; na dien tijd wordt liet licht te zwak zoowel om de kunstvoorwerpen goed te genieten , als om ze behoorlijk te bewaken. Subsidie ;un liet Koninklijk Instituut voor ingenieur». Art. 17o. Zooala reeds meermalen irard medegedeeld is er geen grond om het geringe uibaidie in te trekken dat sinds vele jaren is toegekend Mn het Koninklijk Instituut vun i i g e u i e u r s , hetwelk zich meermalenteer verdienstelijk tegenover de Begeering heeft betoond.
het Museum nog te voorzien in het afwerken en inrichten van een aantal voor tentoonstelling bestemde lokalen, in het aanmaken van toonkasten en meubelen en in do i n en uitwendige decoratie. Ten ein Ie de Staaubflg rooting niet te drukken is ver kieslijk geoordeeld deze werken over onderscheidene jaren te verdeelen, zoodat de uitgetrokken som nauwelijks voor de helft bestemd is voor de afwerking van het Museum. Bij sommige dier werken is men overigens uit hunnen aard afhankelijk van den tijd welken de kuiistei aars voor hunne studiën en de uitvoering 1 vereisehen. zoodat het niet mogelijk is deze laatste willekeurig te bespoedigen, In het loopend jaar is aanbesteed bet opstellen van groote oud-Ne lerlati Isehe bouwfragmenten ; een u u r werk in een der torens geplaatst; een aanvang g e maakt met het stellen van groote gipsafgietsels en het maken van too'kasten voor kleine in den westelijken binnenhof; op het daarvoor bestemde voetstuk in de ves tibule e u n beeld geplaatst, en wordt een gedeelte van de uitwendige decoratie van den zuidelijken geve] met tegels in lava en in gebakk.-n aarde uitgevoerd ; daarmede zal in het volgend jaar voortgegaan worden , terwijl tevens aan de inwendige decoratie gewerkt en de sousterrainverdieping ingensht zal wordeu voor hare bestemming, namelijk tentoonstelling hoofdzakelijk van grafmonumen ten en van bouwmaterialen uit vroegere eeuwen. Zooals bekend i s , werd deze verdieping gebouwd over eenkomstig de in ons land in de Xlde—XIII de eeuw ge stichte krochten. Wanneer het thans in uitvoering zijnde opstellen van groote, o.ide bouwfra|rmenten zal zijn voltooid, hetgeen zoo geschiedt dat daardoor tevens eenige lokalen verkregen kunnen worden, zal alleen nog te overwegen zijn bet aan brengen van eene kleine verbindingsgalerq tusschen deze en bet Uusenm. Het is niet te voorzien dat voor verdere lokalen sommen zullen worden aangevraagd. Het verschil in de raming voor de cartons en voor bet t gelwerk houdt verband met d-» contracten deswege te sluiten met den kunstenaar welke de ontwerpen levert en de fabrikanten welke vervolgens daarnaar de tegels beschilderen , bakken en plaatsen. De vermelding van den steeds uit. dezen post betaalden steker is toegelicht in den toelichtenden s t a a t , noot 3 , op art. 3. De hoogere raming voor verwarming, verlichting en waterverbruik is een gevolg van de ■-tijging en de onzekerheid in de prijzen van de steenkolen ; de ondervinding van het loopende jaar heeft aangetoond dat uit hoof ie dezer prijsfluctuatiSn de vroegere raming voor zichtigheidshalve nehoorde te worden verhoogd.
Uitgaven n u . voor oaderaeauagea van wetenschap rn kunst. Art. 171. i it dezen poet worden bekostigd de huur van di' werktafel in het laboratorium van professor DOHRN te Napels, en de vergoeding voor reis- en verblijf kosten aan de j e u g ii^e geleerden welke aldaar hunne studiën voort zetten ; de uitgaven van het woordenboek fier Ne lerlandsche taal en van het .Uiddel-Nederduitsch Woordenboek; de ondersteuningen verleend aan de dierkundige en aan de Untomologische vereenigingen; de uitgaven van de physiologiscbu onderzoekingen aan de Universiteit te U t r e c h t ; de ondersteuning van botanische onderzoekingen te Batavia en van geologische onderzoekingen in Nederland, en die welke toegekend worden aan jeugdige kunstenaren tot voltooiing hunner studiën,alsmedeeventuevleuitgaven ter zake van wetenschappelijke congressen , van wetenschap pelijke onderzoekingen in buitenlanasche archieven, voor Ne Ierland belangrijk. De bestaande regeling der wedstrijden aan 's Rijks Aca demie van Beeldende Kunsten levert in de practijk meer dere bezwaren, welke niet uit den weg t e ruimen schynen dan (ioor wijzigit st van de wet vun 20 Mei 1870 [Staaltblad n°. T8j en \ ;> M bel daarop gegrond organiek Koninklijk beslui' van 9 April 1873. Terwijl ile wet jaarlijks eigenlijk vier wedstrijden bedoelt, in do schiller—, de beeldhouw-, de graveer- eu
ii kans gezien ook slechts vnor eén dier vakken een wedstrijd te houden. In 1883 is voor het eerst beproefd een wedstrijd alleen in de schilderkunst te openen, doch deze ken niet doorgaan . zoadat de eerste feitelijk in lc!S4 plaats g r c p . Na dien tijd zijn afwisselend we Istrijden voor de schilder- en voor do beeld: onwkunst geopeid. Het houden van wedstrijden voor de bouwkunst is over wogen , doch wegens onderscheiden bezwaren nagelaten , als de inrichting - van de j u r y en de eischeu voor de toe lating ; volgens de tegenwoordige regeling zou ieder b e hooren toegelaten t - w o r J e n . d i e , indien hij aan bet weinig omvangrijk examen in art. 12 der wet van 26 Mei 1870 Vilde AFDEELING. (Staatsblad n°. 78) heeft voldaan , een bewijs van bekwaam heid kan vertoonen , afgegeven duor het bestuur eener bij Nederlaiidsrkc Staatscourant, Handflingen van de zondere vereeniging, zonder er ook eenige waarborg Stali'H-Ucacraal en Staatsblad. bestaat d a t zoo lanig bewijs niet zonder eenig voorbehoud afgegeven wordt aan ieder die er om vraagt. Statuten van naamlooze vennootschappen. Deze bezwaren hangen nauw samen met de omstandigheid De statuten van naamlooze vennootschappen worden in dat aan de Academie zelve, waarvan de wedstrijd behoort Staatscourant geplaatst in de volgorde uit te g a a n , in het vak waarover deze loopt, treen onder de Nedcrlamhclw wijs gegeven wordt. Zal zoodanige wedstrijd uitkomsten waarin zij door den directeur worden ontvangen. Die o p kunnen leveren geiwe'redigd aan de (laarvoor te maken neming geschiedt voorts zoo spoedig mogelijk. omkosten, dan in^et eene reorganisatie der Academie zelve Formaat der Staatscourant. daaraan voorafgaan. Dat bet formaat der Nedt'rlandsche Staatscourant zou verhinderen die courant te bewaren, kan niet worden toe Oefenschool voor tcekenonderwijzers. gegeven. Reeds meermalen is overwogen of wijziging vau Art. 171). Inderdaad bedreigt de thans uitgetrokken het formaat ook om andere redenen wenseheljjk w a s , doch twee e en laatste termijn voor den fa >uw der oefenschool de Regeering heeft steeds gemeend daartoe niet t e kuonen f 2 5 000 overeenkomstig de ten vorigeu jare medegedeelde overgaan , omdat o. a. wegens de statistische overzichten berekeirng die in de courant voorkomen, de kosten zoudeu vermeerderen. De regeuwaterbak wordt gemetseld in verband met de fundeering van het gebouw en heeft eene capaciteit van 375 .M3. D« aanleg daarvan geschiedt ten gevolge van een VlIIste AFDBKLING. verzoek van d n Minister na.ii O rlog om voortaan hij de stichting van Rijksgebouwen op het maken van dergelijke Pensioenen , toelagen , gratiflcaliën en wuchttjelden'. waterhonden belacht te zijn. Het brengen dezer uitgave ten laste van een ander Depar Verhoogini; noodig. tement zou geen enkel voordeel leveren, en is praktisch Art. 195. Mocht dit artikel ontoereikend blijken, dan onmogelijk , omdat , uit den aard der zaak, de waterbak zal het door overschrijving uit art. 197 worden aangevuld. moet gebouwd worden door denzelfden aannemer die de Verhooging van den post komt daarom niet noodig voor. school bouwt, wijl de twee bouwwerken technisch van elkaar onafscheidelijk zijn. Bij deze Memorie is eene Nota vau Wijziging gevoegd. Verschillende uitgaven voor het Rjjksmusenm. Art. 183. Gelijk vroeger reeds is medegedeeld was bij het in gebruik nemen van de allereerst geopende zalen van
De Minister
tan Iiianenlandsche
DE SAVORNIN LOHMAN.
Zaken,