Stagescriptie De ziekte van Kawasaki: ik krijg het aan mijn hart
Opleiding: office management Afstudeerrichting: medical management Assistant Academiejaar: 2009-2010 Semester: 6 Stagementoren: Griet Bogaert, Martine Velghe Stagebegeleiders: mevrouw Ann Dumon, mevrouw Ilse Mestdagh Student: Delphine Saelens
Stagescriptie
In première In module 6MMA/1 Stage binnenland kregen wij, de laatste jaarstudenten Medical Management Assistant, de opdracht om twee stageplaatsen te zoeken. De ene stageplaats moest in een ziekenhuis zijn, de tweede in een privépraktijk. Het was de bedoeling om aan de lijve te ondervinden welke verschillen zich voordeden tussen beide stageplaatsen. Als eerste stageplaats koos ik voor de MKA-praktijk dr. Allewaert – dr. Combes in de Blinde Rodenbachstraat 90 te Rumbeke-Roeselare. De dienst bestaat uit twee stomatologen en één Medical Management Assistant. In de privépraktijk houden de artsen raadplegingen en voeren er ook kleine ingrepen uit. Martine Velghe, mijn stagementor, leidt er alles in goede banen. De dienst cardiochirurgie in het Heilig Hartziekenhuis Roeselare koos ik als tweede stageplaats. Het team bestaat uit twee cardiochirurgen, dr. Schroeijers en dr. de Worm, en uit één Medical Management Assistant, Griet Bogaert. Patiënten komen meestal vooraf op preoperatieve consultatie om alle mogelijke risico‟s verbonden aan de ingreep te bespreken. Ook eventuele ANTECEDENTEN worden op deze consultatie besproken. Naast de opdracht om twee stageplaatsen te zoeken, kregen wij nog een bijkomende opdracht namelijk een stagescriptie schrijven. De stagescriptie omvat informatie over de stageplaatsen zoals de motivatie van mijn keuze, de historiek van de organisatie, een korte beschrijving van de dienst met onderzoeken en ingrepen en tot slot een functieomschrijving van beide stagementoren. Naast het onderdeel over de stageplaatsen handelt het tweede hoofdstuk over een medisch item. De studenten kozen zelf het onderwerp en de stagebegeleiders gaven al dan niet hun goedkeuring. Ik koos voor het onderwerp de ziekte van Kawasaki, een relatief ongekende aandoening bij kinderen jonger dan vijf jaar, gekenmerkt door een algemene VASCULITIS. In dit hoofdstuk ontdekt u wat de ziekte precies inhoudt, wat de symptomen zijn, de prognose, de behandeling, een casus en zo meer. De derde grote pijler van deze stagescriptie beschrijft de evolutie van de competenties die ik al dan niet verbeterde gedurende de beide stageperiodes. Dankzij de opleiding verwierf ik er al heel wat. Voor deze opdracht kozen wij er een zestal uit, waar wij verder wilden aan werken. In dit hoofdstuk beschrijf ik twee competenties die ik verbeterde, en één waarin ik niet slaagde die te verbeteren. Het vierde en laatste hoofdstuk handelt over mijn persoonlijke conclusies en aanbevelingen. U kunt er lezen wat ik vind over de opleiding. Graag wil nog meedelen dat er misschien wat verwarring kan ontstaan over de naam van cardiochirurg dr. Schroeijers. In mijn stagescriptie schrijf ik de naam met een „ij‟, maar als u de documenten bekijkt in bijlage, zal u zien dat de naam geschreven wordt met „y‟. Op de officiële papieren van dr. Schroeijers zoals paspoort en rijbewijs staat zijn naam met een „ij‟ geschreven. In het ziekenhuis gebruiken zij een „y‟ voor het gemak.
Stagescriptie
In mijn stagescriptie zal u vaak de afkorting MMA tegenkomen. MMA staat voor Medical Management Assistant. Een andere afkorting die ik vaak gebruik is MKA, de afkorting van mond- kaak- en aangezichtschirurgie. Tot slot wil nog enkele belangrijke personen bedanken. Mijn stagementors, Martine Velghe en Griet Bogaert, voor de toffe stagetijd; de begeleiding en de ondersteuning. Mijn stagebegeleiders, mevrouw Dumon en mevrouw Mestdagh, voor de coaching, begeleiding en gouden tips die zij mij gaven gedurende de hele opleiding. De artsen van de MKA-praktijk dr. Allewaert – dr. Combes en de cardiochirurgen dr. Schroeijers en dr. de Worm, omdat zij mij de kans gaven stage bij hen te lopen en mij te helpen met specifieke vragen rond onderzoeken en ingrepen.
Stagescriptie
Kort en bondig
Deze stagescriptie is onderverdeeld in vier grote hoofdstukken. De inleiding staat als eerste in de rij en bevat een algemene beschrijving van de opdracht, het doel van de opdracht en de verschillende hoofdstukken staan er ook uitgeschreven. In datzelfde hoofdstuk kunt u lezen waarom ik voor beide stageplaatsen koos, hoe de praktijk is ontstaan, specifieke onderzoeken en ingrepen en tot slot het functieprofiel van mijn stagementor. Als eerste stageplaats koos ik voor MKA-praktijk dr. Allewaert - dr. Combes. De dienst cardiochirurgie in het Heilig Hartziekenhuis Roeselare onder leiding van dr. Schroeijers en dr. de Worm werd mijn tweede stageplaats. Het tweede hoofdstuk handelt over een medisch item. Ik koos voor het thema „de ziekte van Kawasaki‟, een zeldzame aandoening gekenmerkt door een algemene vasculitis die voorkomt bij kinderen jonger dan vijf jaar. Onder dit hoofdstuk staan achtereenvolgende zaken beschreven: de definitie, de oorzaak, de risicogroepen, de symptomen, de onderzoeken, de complicaties, de behandeling en prognose. Bijkomend vindt u ook een korte uitleg over de ontdekker van de ziekte, de Japanse arts Tomisaku Kawasaki. Het derde hoofdstuk in deze stagescriptie handelt over mijn persoonlijk ontwikkelingsplan of kortweg POP. Gedurende de opleiding verwierf ik heel wat competenties, enkele konden nog verder ontwikkeld worden. De POP is een werkdocument die ruimte gaf tot verandering. Vooraf beschreef ik welke doelstellingen ik wou halen en hoe ik dat wou doen. Tijdens de stage bleek dat niet elke doelstelling haalbaar was en een aanpassing van het werkdocument nodig was. In dit hoofdstuk kunt u in een lopende tekst lezen welke competenties al dan niet verworven zijn en hoe dat komt. Tot slot kunt u in het vierde hoofdstuk lezen wat mijn bevindingen zijn over de driejarige opleiding. Uiteraard staan er zowel positieve als negatieve conclusies in te lezen. Bij de negatieve conclusies geef ik een eventuele oplossing hoe het anders kan.
Stagescriptie
Verklaar u nader! ACETYLSALICYLZUUR
ALVEOLAIRE
ANEMIE ANEURYSMATA ANNULUS ANTECEDENTEN AORTA ASCENDENS APEXRESECTIES
ARTERIITIS ARTHRALGIE ARTRITIS ASEPTISCHE MENINGITIS BACTERIOLOGIE
BSE CARDIOPLEGIE CATHLAB
CHORODAE TENDINEAE CONJUNCTIVITIS CORONAROGRAFIE
CRP
DESQUAMATIE DUPLEXONDERZOEK
Een geneesmiddel dat een pijnstillend, koortswerend en ontstekingsremmend effect heeft. Met betrekking tot holten. Bloedarmoede door een tekort aan hemoglobine of aan rode bloedcellen. Een verwijding van een slagader meestal ten gevolge van slagaderverkalking. De weefselring waar de hartklep in vastzit. Een voorafgaand feit m.b.t. de ingreep (cholesterol, erfelijke belasting…). Het stijgend deel van de aorta. Verwijderen van een tandwortel. Ontsteking van een slagaderwand. Pijn in de gewrichten. Onsteking van de gewrichten. Ziektekiemvrije hersenvliesontsteking. Leer van de bacteriën. De bezinkingssnelheid van de erythrocyten. Kunstmatig stilzetten van het hart, bijvoorbeeld bij een operatie aan het hart Een katheterisatie labo in een ziekenhuis waar inwendige onderzoeken van het hart gebeuren. Peesdraden van de spieren in hart lopend naar de kleppen tussen boezem en kamer. Ontsteking van het oogslijmvlies. Een inwendig onderzoek om de pathologie van de coronairen op een film te zetten. Dit onderzoek gebeurt in een cathlab. C-reactieve proteïne; de lever produceert dit eiwit na het optreden van een ontsteking in het lichaam en geeft het af in de bloedbaan. Afschilfering. Een combinatieonderzoek van een echografie van de bloedvaten en een meting van de stroomsnelheid van het bloed.
Stagescriptie
EXTRA CORPORELE MEMBRAAN OXYGENATOR
EXTRACTIES GEÏMPACTEERDE HARTKLEPPROLAPS HEALING ABUTMENT
HYDROPS IMMUNOGLOBULINEN
INCIDENTIE
INFLAMMATIE INTEGRATIEPERIODE INVASIEF
IRRITABILITEIT LAD LEUKOCYTOSE
LIQUOR
LYMFADENOPATHIE MEDAR MISCELLANIOUS
MITRALISKLEP MORBIDITEIT
Een speciale procedure die toelaat dat een ziek of gekwetst hart of longen kunnen rusten en beter worden. Het is een variant van de hart-longmachine. De opstelling is echter speciaal ontworpen om de patiënt voor langere tijd te ondersteunen. Uittrekken van tanden. Vastzitten in het bot. Een verzakking of uitzakking van een hartklep. Een bevestigingsschroef in het implantaat. Abnormale vochtophoping in een lichaamsholte, syn. oedeem. Syn. antilichamen, zijn eiwitten die door de mens worden geproduceerd als reactie op het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen of cellen in het lichaam. Het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde ziekte in een omschreven populatie gedurende een omschreven periode. Ontsteking. De tijd dat een implantaat nodig heeft om vast te groeien in het bot. Ingrijpend. Prikkelbaarheid. Left Anterior Descending of linker coronaire arterie. Toename van het aantal witte bloedcellen in het perifere bloed door pathologische oorzaken. Vocht. Afwijkingen van de lymfeklieren. Een softwareprogramma waar men via intranet gegevens uit verschillende disciplines kan opvragen van een patiënt. Een operatie waarbij meerdere ingrepen gecombineerd worden. Voorbeeld: hartklepvervaging + bypass. De hartklep gelegen tussen de linkerboezem en de linkerhartkamer. Een frequentie van één bepaalde ziekte in een totale bevolking.
Stagescriptie
MORTALITEIT
MYOCARDDYSFUNCTIE NEUTROFIELE GRANULOCYTEN OBLIGATE ONCOLOGISCHE OPG ORTHOGNATIE OSTEOSYNTHESEMATERIAAL
PARSONNET
PERFUSIONIST
PREPROTHETISCHE
PYURIE RASH
RUBELLA
SCARLATINA
SEQUELLEN SEROLOGIE SKELETSCINTIGRAFIE
STENOSE
Het aantal overleden personen in een omschreven populatie. Verstoring van de normale werking van de hartspier. Een witte bloedcel met korrels in het cytoplasma die zorgen voor de fagocytose. Noodzakelijk, verplicht. m.b.t. kanker. Orthopantomografie; een radiologische opname van het gebit Gezichtsvorm waarbij kin en jukbeenderen weinig of niet vooruitsteken. Hechtingsmateriaal (bouten en schroeven) dat wordt gebruikt om botten te fixeren. Predictive score for acquired adult heart surgery; een scoresysteem dat wordt gebruikt om het risicopercentage te bepalen. De leeftijd, familiale en medische anamnese spelen hierbij een rol. De persoon die zorgt voor de perfusie (=bediening van de hart-longmachine) tijdens een hartoperatie. Behandeling die nodig is voor het gebruik van een tandprothese. Etter in de urine. Huiduitslag. Syn. rodehond; een besmettelijke ziekte die vooral optreedt bij kinderen en wordt gekenmerkt met huiduitslag. Syn. roodvonk; acute, zeer besmettelijke ziekte met roodverkleuring van de huid die optreedt bij kinderen van twee tot tien jaar en wordt veroorzaakt door een bacterie, de streptokok groep A. Restletsels De leer van de eigenschappen en reacties van het bloedserum. Een beeldvormende techniek waarbij een afbeelding gemaakt wordt van het skelet door dit eerst 'op te laden' met een radio-actieve isotoop. Een vernauwing van een bloedvat.
Stagescriptie
SUBCUTIS
THROMBOCYTOSE THROMBOSE TRICUSPIDALISKLEP UVEITIS ANTERIOR
VASCULITIS VENE
VENTRICULAR ASSIST DEVICE VRIJLEGGEN
Onderhuidse bindweefsellaag. Verhoogd aantal bloedplaatjes. Vorming van een bloedklonter in een ader, slagader of het hart. De hartklep die de verbinding vormt tussen de rechterboezem en de rechterkamer. Ontsteking van het achterste deel van de pigmentlaag van het regenboogvlies. Ontsteking van de bloedvaten. Een bloedvat. Een bloedpomp die via een slagader in het hart gepositioneerd kan worden. Een fijn laagje tandvlees weghalen om zo tot bij het afdekschroefje te komen.
Stagescriptie
Inhoudsopgave 1
Het werk is in zicht ............................................................................. 11
1.1
Stageplaats 1: MKA-praktijk ....................................................................... 12
1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.1.5 1.1.6
1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 1.2.6
De reden ........................................................................................................ 12 Hoe het allemaal begon ................................................................................... 12 Het reilen en zeilen ......................................................................................... 13 Onderzoeken .................................................................................................. 13 Ingrepen ........................................................................................................ 14 Wie is mijn stagementor? ................................................................................ 17
Stageplaats 2: cardiochirurgie .................................................................... 18 De reden ........................................................................................................ 18 Hoe het allemaal begon ................................................................................... 18 Het reilen en zeilen ......................................................................................... 20 Onderzoeken .................................................................................................. 22 Ingrepen ........................................................................................................ 23 Wie is mijn stagementor? ................................................................................ 26
2
Medisch item ...................................................................................... 27
2.1
Inleiding medisch item .............................................................................. 27
2.2
Dr. Tomisaku Kawasaki ............................................................................. 28
2.2.1 2.2.2
Wie is hij? ...................................................................................................... 28 Wanneer ontdekte hij de ziekte van Kawasaki? .................................................. 28
2.3
Wat is de ziekte van Kawasaki? .................................................................. 28
2.4
Oorzaak .................................................................................................... 29
2.5
Risicogroepen ........................................................................................... 29
2.6
Symptomen .............................................................................................. 29
2.7
Soorten .................................................................................................... 30
2.8
Casus ....................................................................................................... 31
2.9
Onderzoeken ............................................................................................ 32
2.9.1 2.9.2 2.9.3 2.9.4 2.9.5
Spleetlamponderzoek ...................................................................................... 32 Labo-onderzoek .............................................................................................. 32 Angiografie ..................................................................................................... 32 Echocardiografie ............................................................................................. 33 Complicaties ................................................................................................... 33
Stagescriptie
2.10 Behandeling .............................................................................................. 33 2.11 Prognose .................................................................................................. 34 3
POP ..................................................................................................... 35
4
Wilt u weten wat ik er van vond? ...................................................... 37
Literatuurlijst .............................................................................................. 38 Webpagina‟s ...................................................................................................... 38 Boeken .............................................................................................................. 39 E-mail40 Cursussen .......................................................................................................... 40 Woordenboeken ................................................................................................. 40 Bijlagen ....................................................................................................... 41 Colofon ........................................................................................................ 50 Voor akkoord verklaring ............................................................................. 51
Inleiding
1
11
Het werk is in zicht
Wij kregen de opdracht, als onderdeel van onze stage, een stagescriptie te schrijven. Deze scriptie handelt niet enkel over onze twee stageplaatsen, maar ook mijn medisch item dat de ziekte van Kawasaki beschrijft, alsook mijn persoonlijk ontwikkelingsplan. Deze opdracht handelt in het kader van de module 6MMA/1 Stage. De begeleidende lectoren, voor de binnenlandse stage, zijn mevrouw Dumon, mevrouw Mestdagh, mevrouw Verstraete en mevrouw Willaert. Een opleiding is een must om als Medical Management Assistant aan de slag te kunnen. Maar zoals het spreekwoord zegt: „praktijk is de beste leerschool‟. Stage lopen is van heel groot belang om ervaring op te doen. Ook om competenties verder te ontwikkelen is een stage onmisbaar. Dit alles is terug te vinden in deze stagescriptie. In het eerste hoofdstuk van de scriptie kunt u een beschrijving van mijn eerste stageplaats lezen. De eerste stageperiode liep ik stage bij MKA-praktijk dr. Allewaert – dr. Combes. De praktijk bevindt zich in de Blinde Rodenbachstraat 90 te Rumbeke. U vindt naast het reilen en zeilen van de praktijk, ook mijn keuzemotivatie, de historiek van de organisatie, een korte beschrijving van de praktijk en tot slot een functieomschrijving van mijn stagementor. Een tweede hoofdstuk handelt over mijn tweede stageplaats, de dienst cardiochirurgie in het Heilig Hartziekenhuis Roeselare. Ook hier vindt u het reilen en zeilen van de praktijk, mijn keuzemotivatie, de historiek van de organisatie, een korte beschrijving van de praktijk en een functieomschrijving van mijn stagementor. Vervolgens beschrijf ik mijn medisch item over de ziekte van Kawasaki. De ziekte is nog steeds bij weinig mensen gekend en het opzoekingswerk verliep dan ook moeizaam. Ik ging te rade bij kinderarts dr. Matthijs in het Heilig Hartziekenhuis en ook dr. de Worm, cardiochirurg, hielp mij bij dit thema. Voor de vragen rond de behandeling van de ziekte kon ik tercht bij mijn toekomstige werkgever, meneer Declerck directeur van het klinisch labo Termote-Declerck. Tot slot bevat deze stagescriptie een hoofdstuk over mijn persoonlijk ontwikkelingsplan. Gedurende de opleiding verwierf ik heel wat competenties, waarvan ik enkele verder uitwerkte tijdens mijn beide stageperiodes. Voor de eigenlijke stage begon, maakte ik een tabel op met enkele competenties die ik wou verder ontwikkelen. In die tabel stond de aanpak, het gewenste resultaat en de benodigheden om deze competenties verder uit te werken. Tijdens een coachingmoment met mevrouw Mestdagh bleek dat er toch nog het een en het ander moest bijgeschaafd worden aan de tabel. Na die coaching had ik een veel beter inzicht in de opdracht en kon ik aan de slag om de competenties te verbeteren. Aan het eind van de rit heb ik de tabel met competenties samengebracht tot een lopende tekst, met de verworven en niet verworven competenties.
Stageplaats 1: MKA-praktijk
1.1
Stageplaats 1: MKA-praktijk
1.1.1
De reden
12
Als eerste stageplaats koos ik voor een privépraktijk gespecialiseerd in stomatologie. De reden waarom ik voor een dergelijke praktijk koos, is omdat ik het belangrijk vind om een goede mondhygiëne en mondverzorging te hebben. Heel vaak moeten mensen een tandheelkundige ingreep ondergaan, door gebrek aan mondhygiëne. Ook in de privépraktijk gebeuren kleine ingrepen. Ik wou graag een dergelijke ingreep van dichtbij volgen. Toen ik naar de praktijk ging met de vraag of ik er stage mocht doen, werd ik heel vriendelijk onthaald in een heel familiale sfeer.
1.1.2
Hoe het allemaal begon In 1992 startte dokter Allewaert zijn privépraktijk in de Rumbeeksesteenweg in Roeselare. Patiënten konden er op consultatie gaan en de ingrepen deed dokter Allewaert in het Stedelijk Ziekenhuis in Roeselare. In 1997 trok dokter Allewaert naar de Blinde Rodenbachstraat in Rumbeke, waar de praktijk nu nog steeds gevestigd is. Toen waren de voornaamste ingrepen: EXTRACTIES van meerdere tanden, chirurgisch verwijderen van GEÏMPACTEERDE wijsheidstanden en APEXRESECTIES.
Later kwam er een nieuwe oplossing voor patiënten bij wie enkele tanden ontbraken: de implantaten. In het beginstadium was er maar Figuur 1: één soort beschikbaar. Door het onverwachte succes kwamen al vlug Dr. J. Allewaert vele soorten en modellen op de markt. Ook de vraag van patiënten steeg, wat er toe leidde dat dokter Allewaert dit niet allemaal alleen kon blijven doen. In 2005 kreeg hij de hulp van dokter Combes. In september van 2006 traden beiden artsen in associatie met de Sint-Jozefskliniek in Izegem. Patiënten konden er vanaf dan ook op consultatie en er gebeuren ook ingrepen. Met de komst van dokter Combes waren er heel wat nieuwe ingrepen mogelijk. Zo is dokter Combes gespecialiseerd in ONCOLOGISCHE-, ORTHOGNATISCHE- en esthetische aangezichtschirurgie. Dokter Combes plaatst eveneens implantaten en behandelt alle ALVEOLAIRE problemen. Patiënten kunnen nu ook bij beide artsen terecht voor speekselklier pathologieën en PREPROTHETISCHE chirurgie. Figuur 2: Dr. F. Combes
Stageplaats 1: MKA-praktijk
13
Volgens de artsen is er een duidelijke evolutie te merken op het vlak van ingrepen. Vroeger waren er meer fracturen van het aangezicht, maar dit is heel wat verminderd door het gebruik van de autogordel, de airbags en het dragen van een valhelm op de fiets. Er is wel een duidelijke stijging te merken in het uitvoeren van correcties van de aangezichtbotten. De reden daarvoor is een stijging van het aantal orthodontisten alsook een stijging van het aantal patiënten die een orthodontist raadplegen.
1.1.3
Het reilen en zeilen
Elke morgen start de werkdag met het beluisteren van het antwoordapparaat en de dossiers klaarleggen voor de volgende dag. Ondertussen zijn er patiënten binnengekomen, die de MMA inschrijft. Bij de meeste patiënten moet een OPG-opname gemaakt worden, dat is tevens ook de taak van de MMA. Tussendoor even het medisch materiaal uit de behandelingskamer halen en steriliseren is ook een routinetaak. In tussentijd staat de telefoon al roodgloeiend, patiënten die een afspraak willen maken, sta je vriendelijk te woord. Aan het eind van de dag brengen artsen hun dictaten, die de MMA dan binnen een zo kort mogelijke termijn probeert te verwerken.
1.1.4
Onderzoeken
OPG-opname Het meest voorkomend onderzoek is de OPG-opname. Dat is een radiologische opname van het volledig gebit. Het gevormde beeld is een 2D-opname, waarop de stomatologen de tanden, de vullingen en de tandwortels zien. Vooral voor extracties en voor implantaten te plaatsen is er een OPG of orthopantomografie nodig. De MMA neemt de OPG-opnames en via een daarvoor voorzien programma wordt het beeld automatisch naar de computer gestuurd. Artsen kunnen dit beeld, zowel in Izegem als in Roeselare, opvragen.
Figuur 3: een OPG-opname voor het de implanting van implantaten.
Stageplaats 1: MKA-praktijk
14
Dental CT-scan Een dental CT-scan wordt gebruikt als preoperatief onderzoek bij implantaten en osteotomieën. Op een dergelijke scan is het mogelijk om een compleet beeld van de beenderstructuren van het gezicht weer te geven. Deze onderzoekstechniek lijkt heel erg op de originele RX-opname die wij allemaal kennen. Toch zijn er enkele verschillen; de dental CT-scan toont een meer gedetailleerd beeld en nog belangrijker, de scan toont het beeld in 3D. Met een speciaal softwareprogramma is het mogelijk om het 3D-beeld in alle mogelijke richtingen te draaien. Het softwareprogramma kan ook worden gekoppeld aan een creatieprogramma. Zo is het mogelijk om het gemaakte 3D-beeld rechtstreeks om te zetten tot een kalkafdruk van het gebit. Dit maakt de voorbereiding op de ingreep eenvoudiger voor de stomatologen.
1.1.5
Ingrepen
Botankers
Figuur 4: een botanker bevestigd in de bovenkaak.
Belgische makelij.
Een botanker is een titaniumplaatje dat met schroeven aan het jukbeen wordt bevestigd. Deze methode creëert meer „plaats‟ in het gebit. Waar men vroeger in de orthodontie gebruik maakte van „elastieken‟ om de bovenste snijtanden naar achteren te plaatsen, gebruiken zij nu steeds meer de techniek van het botanker. Het systeem van de elastieken heeft als nadeel dat niet enkel de voorste snijtanden naar achteren werden geplaatst, maar dat ook de achterste tanden vaak naar voor kwamen. Dat is nu verleden tijd met de techniek van de botankers. De uitvinding van de botankers is van
Implantaten
Figuur 5: verschillende lengtes en breedtes van implantaten.
Een implantaat is een kunstwortel, vervaardigd uit titanium, die de bestaande tandwortel vervangt. Het implantaat ziet er uit als een schroef en heeft een doorsnede tussen de drie en de vijf millimeter, afhankelijk van de grootte van de oorspronkelijke wortel. Ook de lengte is afhankelijk van uw gebit. De lengte varieert tussen de zes en de zestien millimeter, wat vergelijkbaar is met de lengte van een natuurlijke tandwortel.
Stageplaats 1: MKA-praktijk
Het spreekt voor zich dat de natuurlijke tandwortel eerst moet worden verwijderd alvorens het implantaat in te planten. Na de extractie van één of meerdere tandwortels duurt het een viertal weken vooraleer het bot genezen is. Vanaf dan kan de stomatoloog de implantaten inplanten. Deze ingreep gebeurt meestal onder lokale verdoving.
15
Figuur 6: twee implantaten bevestigd in de bovenkaak.
Bij het inbrengen is het implantaat voorzien van een afdekschroefje. De INTEGRATIEPERIODE duurt vier tot zes maanden in de bovenkaak en twee tot drie maanden in de onderkaak. Na deze integratieperiode is het noodzakelijk een controle OPG te maken om te zien of er een goede integratie van het implantaat is. Als dat zo is, kan het implantaat worden vrijgelegd. Bij het VRIJLEGGEN verwijdert de chirurg het afdekschroefje en brengt hij een HEALING ABUTMENT in. Een week later kan de patiënt langsgaan bij de gewone tandarts om een prothese te laten maken. De tandarts kan deze healing abutment losschroeven bij het vervaardigen van de definitieve prothese. Als de prothetische verzorging is afgewerkt, heeft nog de patiënt noch de tandarts deze healing abutment nog nodig. De tandarts of de patiënt bezorgt dit terug aan de stomatologen. De MMA steriliseert deze en kunnen dan opnieuw worden gebruikt. Osteotomie Een osteotomie is een chirurgische ingreep die stomatologen uitvoeren om een correctie uit te voeren van de stand van de boven- en onderkaak. Als de onder- en/of bovenkaak een ernstige afwijking vertoont, is een orthodontische behandeling onvoldoende en is een chirurgische ingreep noodzakelijk. De afwijking is niet enkel om esthetische redenen noodzakelijk te behandelen, maar patiënten hebben vaak ook last om te eten omdat de tanden niet perfect op elkaar passen. De ingreep gebeurt onder algemene narcose en afhankelijk van de afwijkstand wordt de respectievelijke kaak geopereerd. Als het om een osteotomie van de onderkaak gaat, is het noodzakelijk dat de onderste wijsheidstanden drie maanden voor de ingreep werden verwijderd. Zo heeft de chirurg meer ruimte om te operen en is het bot al voldoende genezen om een nieuwe operatie te ondergaan. De chirurg maakt een incisie in de huid en breekt het bot dat moet worden verplaatst. Hij plaatst het bot in de gewenste richting en zet het vast met OSTEOSYNTHESEMATERIAAL. De huid wordt terug dichtgenaaid en het bot is na een zestal weken volledig genezen. Figuur 7: osteotomie van de onderkaak waarbij de onderkaak meer naar voren werd geplaatst en vastgezet met osteosynthesemateriaal.
Stageplaats 1: MKA-praktijk
16
Na de operatie is het noodzakelijk om het bot en ook het kaakgewricht wat te „sparen‟. De eerste dag na de ingreep mag de mond nog niet worden gespoeld met mondspoeling. Het bloed rondom de wonde moet voldoende tijd krijgen om te stollen. Vanaf de tweede dag mag de patiënt de tanden poetsen met een zachte tandenborstel, maar moet afstand houden van de wonde. Ook is het noodzakelijk om het voedsel aan te passen. Patiënten kunnen de eerste week beter zuivel- en koolzuurhoudende producten vermijden, omdat deze de slijmproductie stimuleren. Thee heeft dan weer de eigenschap om de slijmproductie te verminderen. De eerste twee weken is zacht voedsel, zoals pasta aangeraden. Plaatsen van een ‘smile distractor’ Een smile distractor heeft als doel het gehemelte te verbreden. Tijdens een kleine ingreep plaatst de MKA-chirurg een titaniumstaafje in het gehemelte, een distractor. Aan het eind van de operatie bevestigt de chirurg een kleine blokkeerschroef aan één van de zijkanten van de distractor wat het staafje onbeweeglijk maakt.
Figuur 8: een distractor bevestigd in het gehemelte.
Een week na de ingreep is een consultatie bij de stomatoloog vereist. De arts verwijdert het blokkeerschroefje en de distractor is klaar voor gebruik. Patiënten krijgen ook een blauwe sleutel, ook shilliday-sleutel genaamd, mee naar huis. Deze sleutel dient om de distractor te activeren.
Het is de bedoeling dat de patiënt zelf twee maal per dag de distractor met een kwartdraai activeert. De distractor is voorzien van vier gaatjes, één per kwartdraai. Een kwartdraai stemt overeen met een opening van een 0,25 millimeter. In bijlage vindt u een formulier dat patiënten meekrijgen ter illustratie hoe zij de distractor dienen te gebruiken. Na ongeveer tien dagen is er een verbreding van vijf millimeter tussen de twee voortanden waar te nemen. Meestal is deze afstand voldoende voor de orthodontist om verder te kunnen werken. Om daar zeker van te zijn, is het aangeraden om na twee weken de chirurg en de orthodontist te raadplegen. Als de gewenste verbreding bereikt is, wordt het blokkeerschroefje terug bevestigd en dat maakt de distractor onbeweeglijk. Het staafje dient drie tot vijf maand Figuur 9: een shilliday-sleutel. onbeweeglijk in de mond te blijven zitten, zodat het bot zich kan aanpassen aan de nieuwe situatie.
Stageplaats 1: MKA-praktijk
1.1.6
17
Wie is mijn stagementor?
Martine Velghe startte haar loopbaan als verpleegster in de Sint-Jozefskliniek in Izegem. Na een tiental jaar te hebben gewerkt als verpleegster, kreeg Martine rugklachten. Zij besloot om haar om te scholen tot medisch secretaresse. In 1998 kreeg Martine de kans om het secretariaat van dr. Allewaert verder uit te bouwen. In diezelfde periode besloot dr. Allewaert om alle administratie te digitaliseren. Gezien Martine er vanaf de digitalisering bij was, heeft zij haar eigen stempel kunnen drukken bij de digitalisering en organisatie van de praktijk. Door het feit dat Martine de enige MMA is in de praktijk, regelt zij zo goed al alles. Martine is binnen de organisatie eigenlijk het manusje-van-alles. Vooral dr. Allewaert doet vaak beroep op de hulp van Martine.
Stageplaats 2: cardiochirurgie
1.2
Stageplaats 2: cardiochirurgie
1.2.1
De reden
18
De reden waarom ik voor deze stageplaats koos, is vooral omdat deze dienst gelinkt is aan mijn eerste stageplaats. Bij hartoperaties is het noodzakelijk om eerst alle tanden die een infectiegevaar vertonen, te laten verwijderen. Wat ook meespeelde in mijn keuze is dat mijn grootmoeder een hartklepoperatie heeft ondergaan en ik wou graag eens weten hoe een dergelijke operatie in zijn werk ging. Tot slot ben ik erg begaan met oudere mensen en wil ik helpen om hen op hun gemak te stellen.
1.2.2
Hoe het allemaal begon Het Heilig Hartziekenhuis is een fusieziekenhuis dat bestaat uit drie campussen. Er bevinden zich twee campussen in Roeselare namelijk campus Wilgenstraat en campus Westlaan en één in Menen namelijk campus Rijselstraat. Het Heilig Hartziekenhuis is een supraregionaal ziekenhuis en beschikt momenteel over 883 ziekenhuisbedden en 55 rust- en verzorgingstehuis bedden. Het ziekenhuis wenst een kwaliteitsvolle medische en verpleegkundige zorg aan te bieden1.
Figuur 10: Heilig Hartziekenhuis Roeselare campus Wilgenstraat.
In 1992 werden twee cardiochirurgen aangeworven nl: dr. Van der Mast en dr. Martens. Zij werkten toen nog onder de dienst algemene heelkunde.
Dr. Van der Mast werd in 2003 vervangen door dr. Schroeijers. Dr. Schoeijers is afkomstig uit Vlaams Brabant, maar woont momenteel in Doornik. Dr. Schroeyers was niet bereid om te werken onder de dienst algemene heelkunde en besloot om een afzonderlijke dienst op te starten namelijk: cardiochirurgie. In 2009 verliet dr. Martens het kabinet en Dr. Schroeijers stond er vanaf dan alleen voor. Soms kreeg hij hulp van bevriende Gentse collega-cardiochirurgen, maar veelal kwam alles bij hem terecht. Deze situatie was niet langer houdbaar en er werd gezocht naar een tweede cardiochirurg. In januari 2010 werd het kabinet terug bijgestaan door een tweede cardiochirurg namelijk: Dr. de Worm. Hij is afkomstig van Mechelen en werkte enkele jaren in het Middelheim ziekenhuis in Antwerpen.
1
http://www.hhr.be/ziekenhuis/algemeen
Stageplaats 2: cardiochirurgie
19
Jaarlijks voert de dienst Cardiochirurgie van het H.-Hartziekenhuis zo‟n 400 hartoperaties uit, waarvan 65% coronaire heelkundige ingrepen, 30% hartkleppenchirurgie en 5% MISCELLANIOUS. Van de coronaire chirurgie wordt 80% uitgevoerd op kloppend hart, de rest op stilstaand hart met hart-longmachine. Naast de cardiochirurgen bestaat het gespecialiseerde team uit vijf cardioanesthesisten en twee perfusionisten voor de bediening van de hart-longmachine. De beschikbare infrastructuur bestaat onder meer uit één exclusief voor cardiochirurgie voorbehouden operatiekamer, drie hart-longmachines, vier ballonpompen, één VAD (VENTRICULAR ASSIST DEVICE) en ECMOtoestellen (EXTRA CORPORELE MEMBRAAN OXYGENATOR). Net als in andere takken van de heelkunde is de trend in de cardiochirurgie duidelijk om steeds minder INVASIEF te werk te gaan. Zo worden kleppen steeds vaker hersteld in plaats van vervangen, hetgeen niet alleen op MORTALITEIT, maar ook op MORBIDITEIT een gunstig effect heeft. Minimal Access coronaire chirurgie (MIDCAB) wordt dan via beperkte THORACOTOMIE uitgevoerd. Aorta-, mitralis- en tricuspiedklepchirurgie worden via sleutelgatprocedure uitgevoerd. In het voorjaar 2003 zorgde dr. Schroeijers voor een Belgische medische primeur in het Heilig Hartziekenhuis door een Figuur 11: illustratie van het coronaire overbrugging te realiseren op kloppend hart, met hart. gesloten borstkast onder lokale verdoving. Diezelfde cardiochirurg zorgde in 2007 voor nog een andere medische primeur. Voor de eerste keer in de Benelux voerde hij een openhartoperatie uit, waarbij een 71-jarige patiënt niet onder volledige narcose gebracht werd. Bij de drie uur durende ingreep werd enkel de borstkas verdoofd om een nieuwe aortaklep te plaatsen2.
2
http://www.hhr.be/zorgaanbod/diensten/dienst/6
Stageplaats 2: cardiochirurgie
1.2.3
20
Het reilen en zeilen
Zoals hierboven vermeld, beschikt de dienst cardiochirurgie over twee cardiochirurgen. Griet Bogaert leidt het secretariaat in goede banen. Als MMA op de dienst cardiochirurgie is het belangrijk om heel wat empathie te tonen naar patiënten en familie. Patiënten die op consultatie komen, weten dat hen een serieuze ingreep staat te wachten. De meeste onder hen zijn heel angstig en/of zenuwachtig. Dat gevoel wordt nog wat aangesterkt door de „cowboy‟-verhalen die zij te horen krijgen van buren, kennissen… De cardiochirurgen zelf zijn ook heel empathisch, zij beseffen dat wat voor hen alledaagse kost is, voor patiënten een heel ingrijpende gebeurtenis is. Zij proberen zo goed en kwaad mogelijk de patiënten, in mensentaal, in te lichten en op hun gemak te stellen. Maar het is wel zo dat de artsen altijd eerlijk en open spreken over de risico‟s verbonden aan de ingreep. Toch komen patiënten en hun familie komen vaak uit het kabinet van de dokter met vragen. Het is dan de taak van de MMA om mensen te informeren en te kalmeren. Patiënten en hun familie kunnen altijd telefonisch contact opnemen met het secretariaat en dat zowel in de periode voor de operatie als tijdens de operatie. De MMA informeert dan in de operatiezaal hoe de stand van zaken is. Daarnaast bestaat het werk van de MMA uit: opstellen van de operatielijst, afspraken maken en plannen, patiënten inschrijven, operatie- en consultatieverslagen typen, ontslagbrieven opmaken en beheer van het medisch dossier. Opstellen van de operatielijst Elke morgen maakt de MMA een lijst op met de te opereren patiënten. Op die lijst staat, van zelfsprekend, de naam en geboortedatum van de patiënt; de geplande ingreep; de naam van de huisarts en cardioloog en eventueel bijkomende bijzonderheden, bijvoorbeeld „Getuige van Jehova‟. Deze informatie is van belang voor artsen en anesthesisten. Getuigen van Jehova willen geen bloed krijgen van de bloedbank. Afspraken maken en plannen Meestal maakt de cardioloog zelf een afspraak voor zijn patiënt. Almaar meer cardiologen sturen hun patiënten op preoperatieve controle. Zij kunnen dan de risico‟s verbonden aan de ingreep bespreken met de chirurg. Dr. Schroeijers heeft raadpleging op woensdagvoormiddag van 09.00 - 11.00 uur en dr. de Worm heeft raadpleging op donderdagnamiddag van 09.00 – 11.00 uur.
Figuur 12: illustratie agendabeheer
Stageplaats 2: cardiochirurgie
21
Soms heeft de patiënt te lang gewacht om een cardioloog te raadplegen en is een onmiddellijke ingreep noodzakelijk. Heel wat interne en externe cardiologen komen naar het CATHLAB in Heilig Hartziekenhuis Roeselare. Doordat zij interne onderzoeken van het hart en de bloedvaten uitvoeren, komen heel wat problemen aan het licht. Deze patiënten moeten veelal dringend tot met spoed geopereerd worden. Bij het ontslag van de patiënt is het de taak van de MMA om de ontslagbrief uit te typen. Een dienst naar de patiënt toe is dat de MMA een afspraak maakt bij de cardioloog en de cardiochirurg. Dit alles wordt meegegeven aan de patiënt. Patiënten inschrijven Patiënten die een afspraak hebben met de chirurg moeten zich eerst aanmelden op het secretariaat. Hun SIS-kaart wordt ingelezen, dat bestaat uit het controleren van adresgegevens; navraag wie de huisarts is en controleren op het telefoonnummer nog hetzelfde is. Op de dienst cardiochirurgie dienen patiënten vooraf hun consultatie te betalen. Operatie- en consultatieverslagen typen Op de dienst cardiochirurgie werken de chirurgen meestal met standaardformulieren voor operatie- en consultatieverslagen. Het standaardformulier voor een consultatie, zie bijlage, is onderverdeeld in alinea‟s. Diezelfde alinea‟s zijn telkens terug te vinden in het softwareprogramma waar de definitieve brief in wordt getypt. Een heel eenvoudig systeem dat zowel voor de arts als voor de MMA eenvoudig is in gebruik. De arts hoeft enkel de eventuele complicaties, de hartslag en de medicatie in te vullen. 95 % van de ingrepen zijn routine-ingrepen waar weinig tot niets afwijkt van de normale procedure. Het operatieverslag, zie bijlage, bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een schematische voorstelling van de ingreep. De chirurg duidt op de tekening aan welke ader hij heeft overbrugd of welke hartklep hij heeft vervangen. Het tweede blad beschrijft de totale procedure. De tekst begint met “klassiek afdekken van de patiënt…” en eindigt met “sluiten van het borstbeen en de SUBCUTIS…”. Op dit blad hoeft de arts enkel in te vullen welke Figuur 13: illustratie consultatiebezoek coronairen hij heeft opgezocht, welke graad van vernauwing deze vertonen en welke hechtingsdraad hij heeft gebruikt. 5 % van de ingrepen zijn een speciale ingreep of kennen een rare wending. In een dergelijke situatie dicteert de chirurg de ingreep op een audiocassette, die dan via de dictafoon wordt verwerkt.
Stageplaats 2: cardiochirurgie
22
Ontslagbrieven opmaken Elke ochtend belt de MMA naar de verpleegafdeling om te vragen welke patiënten het ziekenhuis mogen verlaten. De MMA gaat naar de verpleegafdeling en haalt de dossiers op van deze patiënten. Terug op het secretariaat stelt de Medical Management Assistant het voorlopig operatieverslag op. Het eerste stuk van de brief is de actuele problematiek. Hierin staat de toestand van de patiënt voor de operatie en de keuze van ingreep. Het tweede stuk bestaat uit de preoperatieve onderzoeken. Deze onderzoeken bestaan uit een CORONAROGRAFIE en een PARSONNET (Beide documenten vindt u terug in bijlage). De gegevens van beide onderzoeken zijn terug te vinden in MEDAR. Een volgend stuk bevat het operatieverslag dat al in het bestand zit. Ook de medicatie die de patiënt thuis verder moet innemen staat in de brief vermeld. Als dienst naar de patiënt toe, maakt de MMA een controleconsultatie bij de cardioloog en de cardiochirurg. Beide data staan eveneens vermeld in de brief. De voorlopige ontslagbrief is nu klaar. Deze brief wordt naar de arts gebracht en de MMA bespreekt met de arts de medicatie en het postoperatieve verloop op de intensieve zorgeenheid en op de afdeling. De Medical Management Assistant vult deze bijkomende gegevens aan in de voorlopige brief. De definitieve ontslagbrief wordt in drievoud afgedrukt. De huisarts en cardioloog krijgen een brief en de derde brief steekt in het dossier. Beheer van het medisch dossier Het medisch dossier is op het secretariaat cardiochirurgie nog niet gedigitaliseerd. Voor de consultatie of ingreep controleert de MMA of alle preoperatieve onderzoeken in het dossier zitten. Na de controleconsultatie komen patiënten zelden nog terug op de raadpleging. De dossiers zijn geklasseerd in het archief, volgens omgekeerde geboortedatum met de eerste twee cijfers van het geboortejaar voorop (19/38 09 10).
1.2.4
Onderzoeken Alle preoperatieve onderzoeken gebeuren door een cardioloog en moeten zijn uitgevoerd vooraleer de patiënt kan worden geopereerd. Zo is het nodig een coronarografie, een DUPLEX halsvaten en onderste ledematen en een echo abdomen te maken bij de te opereren patiënt. Al deze onderzoeken zijn nodig om de chirurg een idee te geven hoe de patiënt er aan toe is en in welke staat de venen zijn om een bypassoperatie te kunnen uitvoeren.
Figuur 14: een vergrootglas die verwijst naar onderzoeken
Stageplaats 2: cardiochirurgie
23
Drie weken na het ontslag uit het ziekenhuis moet de patiënt langsgaan bij de cardioloog. Hij neemt opnieuw een elektrocardiogram en bekijkt of de medicatie moet worden aangepast. De bevindingen van de cardioloog worden meegedeeld aan de cardiochirurg. Zes weken na het ontslag uit het ziekenhuis moet de patiënt langskomen bij de cardiochirurg op postoperatieve controle. De chirurg bekijkt dan de wonde, meet de bloeddruk en de hartslag. Ondertussen heeft de chirurg ook al de bevindingen van de cardioloog bekeken. Eventuele complicaties en therapieën worden besproken met de patiënt.
1.2.5
Ingrepen
Bypassoperatie Een bypassoperatie is een ingreep waarbij een verkalkte kransslagader wordt „overbrugd‟ door een VENE uit het been. De chirurg bevestigt de vene boven de vernauwing en hecht die terug vast onder de vernauwing. Een dergelijke operatie gebeurt meestal bij patiënten die een ongezonde levensstijl hebben en/of erfelijk belast zijn. Dat zorgt vaak ook dat de venen in de aders meestal getroffen zijn door de zwaartekracht. Daarmee bedoel ik dat de patiënt last heeft van spataders. Spataders kunnen artsen natuurlijk niet gebruiken om een „overbrugging‟ te maken. Daarom gebruiken zij alsmaar meer de borstslagaders. Deze slagaders zijn meestal nog niet erg getroffen door de ongezonde levensstijl. Er bestaan momenteel drie operatiemethodes bij een bypassoperatie. De eerste methode is de coronary artery bypass grafting, afgekort CABG. Bij deze ingreep wordt de hartfunctie overgenomen door een hart-longmachine. Dat maakt het werken eenvoudiger voor de chirurg. De PERFUSIONIST verbindt twee katheters op de aorta ascendens en twee katheters op de aorta descendens. Zo wordt zuurstofrijkbloed aangevoerd en zuurstofarmbloed afgevoerd. De chirurg spuit een koude cardioplegievloeistof in het hart, zodat het hart ophoudt met pompen en de hart-longmachine de hartfunctie kan overnemen. Na de bypass wordt het hart terug van de machine gehaald en het hart wordt gestimuleerd om te pompen met een warme CARDIOPLEGIEvloeistof. Figuur 15: een bypass graft van de aorta op een kransslagader.
Stageplaats 2: cardiochirurgie
24
De tweede operatiemethode is de meest gebruikte en de minst invasieve methode, namelijk de off pump coronary artery bypass of OPCAB. Bij deze methode is het niet nodig om gebruik te maken van een hart-longmachine. Het te opereren deel van het hart wordt stilgelegd door middel van een klem met zuignappen. De rest van het hart blijft gewoon doorpompen en ook de longen blijven in werking. Tot slot is er nog de „Minimal access‟ coronaire bypassoperatie (MIDCAB) met minithoracotomie of ministernotomie. Kenmerkend voor deze techniek is het feit dat artsen slechts een kleine incisie hoeven te maken tussen twee ribben net onder de rechter tepel en dat het hart kan blijven pompen tijdens de ingreep. Deze ingreep wordt nog niet heel vaak uitgevoerd, omdat er aan enkele voorwaarden moet worden voldaan. Zo moet de vernauwing zich op de LAD bevinden omdat de chirurg deze coronair het best kan benaderen. Daarnaast zijn er nog enkele risico‟s verbonden aan de ingreep. Bij complicaties beslist de chirurg of er al dan niet een klassieke sternotomie wordt uitgevoerd. Hartklepplastie Er zijn heel wat aandoeningen van de hartkleppen die kunnen voorkomen. Er kan een HARTKLEPPROLAPS zijn, een STENOSE van de hartklep en de ANNULUS kan zijn uitgerekt. Al deze aandoeningen leiden er toe dat de hartklep onvoldoende opent of sluit. De hartklep is dus insufficiënt. Als het letsel niet al te groot is, kan de hartklep hersteld worden. Een hartklepplastie, of herstellen van de eigen hartklep, wordt meestal uitgevoerd bij de MITRALISKLEP en TRICUSPIDALISKLEP. De chirurg probeert hierbij de klep zo goed mogelijk in de oorspronkelijke vorm terug te brengen. Eventuele verkalkingen op de klep worden verwijderd en dit omdat de klep beter zou sluiten of openen. Ook de CHORDAE TENDINEAE worden opgetrokken en vastgezet met hechtingen. Als de annulus uitgerekt is, kan dit tot een normale grootte worden teruggebracht met behulp van een klepring. De ring wordt ingehecht op de oorspronkelijke plaats van de annulus. Hartklepvervanging Veelal is het niet mogelijk om de bestaande hartklep te herstellen door een te groot kleplijden, dan kiest de chirurg om de hartklep te vervangen. Er zijn twee mogelijkheden, ofwel wordt er gekozen voor een mechanische of biologische hartklep. Een mechanische klep wordt vervaardigd uit synthetische stoffen, een biologische hartklep is meestal afkomstig van een varken. Aan beide kleppen zijn voor- en nadelen verbonden. Hieronder volgt een kleine vergelijking.
Stageplaats 2: cardiochirurgie
25
MECHANISCHE HARTKLEP Het openen en sluiten is duidelijk hoorbaar. Is heel duurzaam en wordt daarom vaak geplaatst bij jongere patiënten. Vereist een levenslange bloedcontrole en behandeling met anticoagulantia om het bloed minder vlug te laten stollen.
BIOLOGISCHE HARTKLEP Het geluid is niet uitwendig waar te nemen. De werking kan achteruitgaan meestal na tien tot vijftien jaar. Weinig tot geen aanleiding tot klontervorming en het gebruik van anticoagulantia is vaak dan ook niet nodig.
Figuur 16: een mechanische hartklep.
Figuur 17: een biologische hartklep.
Bentall-operaties Bij een Bentall-operatie vervangt de chirurg zowel de aortaklep (tussen linker ventrikel en aorta) als de AORTA ASCENDENS. Eerst maakt de chirurg de kransslagaders los van het te vervangen deel van de aorta. Daarna vervangt hij de aorta ascendens door een Dacron greffe, dat is een buisvormig geribbeld stuk vervaardigd uit kunststof. De aortaklep vervangt hij door een biologische of mechanische klep en bevestigt deze aan de greffe. Ook de kransslagaders bevestigt hij terug aan de greffe. De indicatie voor een Bental-operatie is meestal een aorta-aneurysma.
Figuur 18: een Bentall-operatie waar onderaan de aortaklep en een kransslagader zijn bevestigd. Het wit geribbeld stuk is de Dacron greffe.
Stageplaats 2: cardiochirurgie
26
Tirone David procedure (aortawortel remodeling) Een Tirone David procedure is een vrij ingewikkelde ingreep, en is een afgeleide vorm van de Bentall-operatie. Het verschil is dat een Tirone David procedure een aortaklepsparende ingreep is. Aortaboogchirurgie Bij deze ingreep wordt vaak het stuk van de aortaboog vervangen waar de drie arteriën, de truncus brachiocephalicus, de arteria carotis communis en de arteria subclavia zijn aan verbonden. De chirurg vervangt het „zieke‟ deel aortaboog door een prothese. Deze prothese is voorzien van deze drie „uitsteeksels‟. Zoals bij veel hartoperaties, wordt bij deze ingreep gebruik gemaakt van een hart-longmachine. Omdat de arteria carotis communis zuurstofrijk bloed naar de hersenen pompt, gebruikt men bij deze ingreep nog een tweede pomp die de hersenen voortdurend van bloed voorzien. Video-assisted Port-access Wat deze ingreep zo kenmerkend maakt is dat de procedure wordt uitgevoerd via een kijkoperatie. Er zijn heel wat risico‟s verbonden aan deze ingreep doordat de chirurg weinig plaats heeft om te bewegen met zijn instrumenten is de kans dus groter is dat hij een coronair raakt. Als dat gebeurt, moet de chirurg toch een klassieke thoracotomie uitvoeren.
1.2.6
Wie is mijn stagementor?
Griet Bogaert, mijn stagementor, startte haar loopbaan aan het onthaal in het Heilig Hartziekenhuis te Roeselare. Gedurende vijf jaar deed zij dit werk met hart en ziel. Weekendwerk schrikte haar niet af en haar vriendelijkheid kon heel wat patiënten en bezoekers bekoren. Toch vond zij dat dit werk niet echt was wat zij zocht. Zij had het gevoel dat al haar medische kennis verloren ging. Zij had drie jaar gestudeerd voor Medical Management Assistant en wou meer. Een zevental jaar terug kreeg zij te horen dat de dienst cardiochirurgie zich zou afsplitsen van de dienst heelkunde. Zij trok haar stoute schoenen aan en ging solliciteren. Door haar motivatie en haar kennis van het ziekenhuis twijfelden de artsen geen moment om Griet aan te werven. Tot op vandaag werkt Griet nog steeds op de dienst cardiochirurgie en doet dat nog steeds vol overgave. Zij is zo wat de draaiende motor van de dienst. Zij kent de collega‟s op de verpleegafdeling, in de operatiezaal en van de omliggende secretariaten. Door haar grote netwerk krijgt zij veel van de collega‟s gedaan. Omgekeerd kunnen collega‟s altijd op Griet rekenen.
Medisch item
2
Medisch item
2.1
Inleiding medisch item
27
Mijn medisch item „de ziekte van Kawasaki‟ is een hartafwijking die voorkomt bij kinderen tot vijf jaar. Deze aandoening wordt ook wel eens mucocutaan lymfekliersyndroom (MCLS of MLNS) genoemd. De reden daarvoor is dat de huid, de slijmvliezen en de lymfeklieren bij kinderen met deze ziekte zijn aangetast. Mucocutaan verwijst naar de huid en slijmvliezen en lymfeklieren vanzelfsprekend naar de lymfeklieren in ons lichaam. Bij patiënten met de ziekte van Kawasaki ontsteken de bloedvaten in het hele lichaam. Hoe men de ziekte krijgt, weten artsen nog steeds niet. Zij vermoeden wel dat een virus ermee te maken heeft. Daar de ziekte vaker voorkomt in Aziatische landen, denken artsen dat een genetische factor mee bepalend is. Er zijn weliswaar nog steeds geen bewijzen die dat kunnen bevestigen. Vaak worden de symptomen van de ziekte van Kawasaki verward met de symptomen van RUBELLA. Dat is natuurlijk gevaarlijk, want het is heel belangrijk om zo vlug mogelijk de juiste behandeling te starten bij de ziekte van Kawasaki. Daarom wil ik graag dit thema uitwerken om duidelijk te weten te komen hoe deze ziekte in elkaar zit. De ziekte van Kawasaki kan je onderbrengen binnen twee specialiteiten nl. pediatrie en cardiochirurgie. Meestal worden deze kinderen behandeld door een kindercardioloog op de dienst pediatrie, maar in heel uitzonderlijke gevallen moeten patiëntjes een hartoperatie ondergaan. Zo kan ik dit medisch item linken aan mijn stageplaats. De ziekte werd in 1967 voor het eerst in het Japans beschreven door Dr. Tomisaku Kawasaki. In 1974 werd zijn werk in het Engels vertaald3. Kinderen van alle nationaliteiten kunnen deze ziekte krijgen, maar toch zien artsen een grote risicogroep in Japan. In Japan lijdt 1 op de 1.000 kinderen aan de ziekte van Kawasaki en elk jaar worden 6.000 nieuwe gevallen gerapporteerd4. Door het grote aantal patiënten in Japan denkt men toch dat genetische aanleg een heel belangrijke rol speelt bij het al dan niet krijgen van de ziekte van Kawasaki. Ik vind het thema „de ziekte van Kawasaki‟ een interessante keuze. In de les pathologie hebben wij deze ziekte even aangehaald en toen ik thuis kwam, vertelde ik over deze ziekte. Zo kwam ik te weten dat mijn buurjongen deze ziekte nog heeft gehad als kind. Dit maakt het thema alleen nog maar interessanter.
3 2
,
http://www.euronet.nl/users/icu03439/feiten.html
Medisch item
2.2
Dr. Tomisaku Kawasaki
2.2.1
Wie is hij?
28
Tomisaku Kawasaki, geboren in 1925 in Tokio, is de jongste van zeven kinderen. Hij was als kind heel erg geïnteresseerd in plant- en fruitsoorten en wilde later mutaties bestuderen. Zijn moeder wou echter dat hij dokter werd. Hij studeerde aan de Chiba Universiteit in Japan. Hij volgde stage op de kinderafdeling van het „Red Cross Hospital‟ in Hiroo, Tokio. Later werd hij er directeur en dat voor 40 jaar. In tussentijd zat Dr. Kawasaki niet stil, hij richtte onder andere het „Japan Kawasaki Disease Research Center‟ op, in 1990.
Figuur 19: dr. Kawasaki.
2.2.2
Zoals de naam al doet vermoeden, is de ziekte van Kawasaki genoemd naar Dr. Kawasaki. Hij was het die als eerste een verband zag tussen vele kinderen met dezelfde symptomen.
Wanneer ontdekte hij de ziekte van Kawasaki?
In 1961 zag Dr. Kawasaki een vierjarig jongetje met hoge koorts en huiduitslag over het hele lichaam. Dokter Kawasaki kon geen diagnose stellen bij deze ongewone ziekte. Hij vond ook in geen enkel medisch boek een beschrijving. Een jaar later zag hij weer een patiëntje met dezelfde symptomen en weer kon hij geen diagnose stellen. Dat zette hem aan om zelf te gaan onderzoeken wat het verband was tussen deze twee patiëntjes. Hij bestudeerde patiënten met dezelfde symptomen van de ziekte van 1961 tot in 1967. In 1967 publiceerde hij een omschrijving van de ziekte in het Japans, die hij later, in 1974, vertaalde naar het Engels. De ziekte bestond natuurlijk al veel langer, sommige bronnen spreken zelfs van kinderen met dergelijke symptomen in de jaren „20. Dokter Kawasaki‟s bevindingen werden in 1992 opgenomen in Nelson, het pediatrisch standaard boek in de Verenigde Staten. Sindsdien is de ziekte internationaal bekend en worden er bijna jaarlijks hierover symposia georganiseerd.
2.3
Wat is de ziekte van Kawasaki?
De ziekte van Kawasaki of mucocutaan lymfekliersyndroom (MCLS of MLNS), is een hartaandoening die meestal voorkomt bij kinderen tot vijf jaar. De meeste kinderen krijgen deze aandoening op de leeftijd van twee jaar. Kenmerkend voor de ziekte is een veralgemeende vasculitis van de huid, ogen, lymfeknopen, gewrichten… Naast deze uitwendig zichtbare afwijkingen, kan er ook een ontsteking ter hoogte van het hart optreden. En meer bepaald ter hoogte van de coronairen, deze kunnen hierdoor lokaal uitzetten.
Medisch item
2.4
29
Oorzaak
De oorzaak van de ziekte van Kawasaki is nog steeds niet gekend. Wat artsen wel weten, is dat de ziekte niet erfelijk en niet besmettelijk is. De aandoening komt wel vaker voor in perioden van verminderde weerstand daarom denken artsen dat een virus aan de basis zou liggen, maar dat is nog niet bewezen. Uit onderzoek blijkt ook dat zelden bij twee of meer kinderen binnen een familie deze aandoening voorkomt.
2.5
Risicogroepen
Hoewel de oorzaak nog steeds niet is gekend, ontwikkelen jongens deze ziekte tweemaal zo vaak als meisjes. Ook jonge zuigelingen, jonger dan een jaar, zijn vatbaarder voor deze aandoening omdat hun immuunsysteem nog niet volledig is ontwikkeld. De jonge zuigelingen hebben ook meer kans op het later ontwikkelen van aneurysmata en andere schade aan het hart.
2.6
Symptomen
De eerste tekenen van de ziekte zijn koorts en overgevoeligheid. Over het algemeen schommelt de koorts gemiddeld tussen 38 °C en 39,5 °C, maar die kan oplopen tot ver boven de 40 °C. De koorts treedt in aanvallen op, met perioden van normale lichaamstemperatuur tot perioden van hoge koorts. Deze aanvallen kunnen zich voordoen tot drie weken na het uitbreken van de ziekte. Daarnaast zijn de lymfeklieren in de nek erg gezwollen en kan een RASH optreden. Een rash verschijnt als kleine, rode vlekjes op de rug, borst of buik. Bij kleine kinderen kan deze rash ook voorkomen in de hoofdkruin en in sommige gevallen de ook in het gezicht. Deze symptomen manifesteren zich heel vroeg in het ziekteverloop.
aardbeientong
DESQUAMATIE
rode conjunctiva
Figuur 20: enkele symptomen bij de ziekte van Kawasaki.
peri-anale eruptie
Medisch item
30
Verder hebben deze kinderen ook een roodverkleuring van de ogen en zijn de ogen gevoelig voor licht. Wat ook een typisch kenmerk is voor de ziekte is de „aardbeientong‟. De tong is gezwollen en bedekt met een laagje die sterk lijkt op het oppervlak van een aardbei. De lippen zijn rood, droog en gesprongen. Ook aan de binnenkant van de mond is een sterke rode verkleuring waar te nemen. De handpalmen, de voetzolen, de gewrichten zoals de knieën, de heupen en de enkels zijn rood en gezwollen en kunnen pijn veroorzaken. Al deze symptomen van roodheid en zwelling zijn te wijten aan de vasculitis die de ziekte veroorzaakt. De ARTHRALGIE treedt meestal op nadat de andere symptomen zijn verdwenen. Kinderen met deze aandoening klagen ook soms over een stijve nek, buikpijn of diarree. Wat ook een vreemd symptoom is, is dat na een drietal weken de huid rond de vinger- en teennagels pijnloos en zonder moeite afpelt. Er bestaat geen enkele labotest die de diagnose kan bevestigen. Vaak vindt men een verhoogd CRP-gehalte en een TROMBOCYTOSE in het bloed, terwijl BACTERIOLOGIE en SEROLOGIE niets opleveren. De ziekte van Kawasaki is moeilijk te onderscheiden van bacteriële en virale infecties die met exantheem gepaard gaan zoals rubella of SCARLATINA. Doch is het heel belangrijk om vlug de juiste diagnose te stellen. Een belangrijke en ernstige complicatie van de ziekte van Kawasaki is het ontwikkelen van aneurysmata van de coronairen. Deze ontwikkeling gebeurt vaak heel traag en zonder klachten. In de meeste gevallen worden de aneurysmata pas jaren later ontdekt door myocardinfarct.
2.7
Soorten
Er zijn twee vormen bij de ziekte van Kawasaki, de complete en incomplete of atypische vorm. De complete vorm is het best op te sporen omdat artsen alle symptomen, die beschreven staan in de medische literatuur, kunnen waarnemen en zo hun diagnose kunnen stellen. Bij 10 % van de patiënten is er echter een atypische dan wel incomplete manifestatie van het ziektebeeld. Hierbij kan de patiënt behalve aan het OBLIGATE koortscriterium slechts aan één additief criterium voldoen. Herkenning van deze atypische presentatie blijkt in de praktijk moeilijk. De meeste patiënten die zich atypisch presenteren zijn jonger dan één jaar en juist bij deze groep komt een hogere INCIDENTIE van cardiale complicaties voor (aneurysmata van de coronairvaten)5. Ter verduidelijking van de atypische vorm, heb ik onderstaande tabel bijgevoegd. Op die tabel vindt u een overzichtelijk beeld terug die u een wat meer schematisch inzicht geeft van de atypische vorm.
5
http://www.ntvg.nl/publicatie/aanhoudend-onbegrepen-koorts-bij-twee-zuigelingen-door-de-atypische-vormvan-de-ziekte-v-0/volledig
Medisch item
31
Figuur 21: een schematische voorstelling van de atypische vorm van Kawasaki
2.8
Casus
Zoals ik al eerder vermeldde, is het niet evident om de ziekte van Kawasaki te diagnosticeren en al zeker de atypische vorm niet. Ook onderstaande casus bewijst dat nog eens.
„Onlangs werd een jongen op de leeftijd van 3,5 maand gepresenteerd met sinds vijf dagen bestaande koorts tot 39,0 °C. Lichamelijk onderzoek toonde een niet-meningeaal geprikkelde, matig zieke zuigeling met een temperatuur van 38,0 °C. Bij lichamelijk onderzoek kon geen focus voor de koorts worden gevonden. Er was geen exantheem, conjunctivale roodheid of cervicale lymfadenopathie en er waren geen afwijkingen van de orale mucosa. Laboratoriumonderzoek liet een verhoogde concentratie van C-reactieve proteïne zien (CRP) (213 mg/l; normaal < 5), een verhoogde BSE (65 mm/1e uur) en een verhoogd trombocytengetal (maximaal 947 × 109/l). De hemoglobineconcentratie bedroeg 6,5 mmol/l. Het leukocytengetal (14,6 × 109/l), evenals de verdeling van de leukocyten, was niet afwijkend. Na afname van materiaal voor bacteriologische kweken van urine, bloed en LIQUOR werd SEPSISTHERAPIE met amoxicilline-clavulaanzuur (160 mg 4 dd) ingesteld. In verband met aanhoudende koorts, een verhoogde concentratie CRP (111 mg/l) en negatieve bacteriologische kweken werd aanvullend onderzoek verricht (röntgenonderzoek van de thorax, echografisch onderzoek van urinewegen, SKELETSCINTIGRAFIE), hetgeen niet afwijkend was. Gezien de duur van de onverklaarde koorts werd gedacht aan een incomplete presentatie van de ziekte van Kawasaki.
Medisch item
32
Bij echografie van het hart werd een coronair microaneurysma (4,0 mm diameter aan de linker coronairarterie) gevonden, hetgeen de diagnose „ziekte van Kawasaki‟ bevestigde. Hierop werden op de 10e dag eenmalig intraveneus immuunglobulinen (2 g/kg in 1 dosis) toegediend en werd acetylsalicylzuur (80 mg/kg/dag in 4 doses) gegeven. Op de 14e dag van opname werden minimale vervellingen aan de vingertoppen van beide handen zichtbaar6.‟
2.9
Onderzoeken
2.9.1
Spleetlamponderzoek Een spleetlamponderzoek is een pijnloos onderzoek van de ogen waarbij met een speciale lamp naar het voorste deel van het oog wordt gekeken. Bij de meeste kinderen met de ziekte van Kawasaki treedt een CONJUNCTIVITIS op. Een spleetlamponderzoek kan deze diagnose bevestigen en vindt bij 2/3 van de patiënten een UVEITIS ANTERIOR.
Figuur 22: spleetlamponderzoek
2.9.2
Labo-onderzoek
Een labo-onderzoek bij deze aandoening gebeurt door middel van een bloedonderzoek. De resultaten zijn echter niet specifiek. Vaak vindt ment een verhoogd CRP en BSE, alsook een thrombocytose terug in het bloed. Een milde anemie, LEUKOCYTOSE en pyurie kunnen eveneens voorkomen. Verder zijn vaak antilichamen tegen NEUTROFIELE GRANULOCYTEN gevonden in het bloed, wat kenmerkend is bij de ziekte van Kawasaki.
2.9.3
Angiografie Bij kinderen met vermoeden van de ziekte van Kawasaki neemt de arts een angiografie van de middelgrote bloedvaten. Bij een angiografie spuit de arts een contraststof in de bloedvaten. Deze vloeistof maakt de bloedvaten zichtbaar bij een radiologisch onderzoek. Op deze RX is te zien dat de bloedvaten ter hoogte van het hart gedilateerd zijn, wat kan wijzen op de ziekte van Kawasaki. Figuur 23: angriografie van de middelgrote bloedvaten t.h.v. het hart
6
http://www.ntvg.nl/publicatie/aanhoudend-onbegrepen-koorts-bij-twee-zuigelingen-door-de-atypische-vormvan-de-ziekte-va/volledig
Medisch item
2.9.4
33
Echocardiografie
Een echocardiografie is een onderzoek met behulp van geluidsgolven. Een apparaatje dat lijkt op een microfoon zendt geluidsgolven uit, die voor de mens onhoorbaar zijn. Het hart kaatst de uitgezonden geluidsgolven terug en het apparaatje ontvangt zij weer. Een computer zet de teruggekaatste geluidsgolven om in een televisiebeeld. Om analyse achteraf mogelijk te maken wordt het beeld ook vastgelegd op een videoband7. Cardiologen kunnen aan de hand van een echocardiografie zien of de coronairen en andere Figuur 24: echocardiografie delen van het hart zijn aangetast.
2.9.5
Complicaties
Een kind met de ziekte van Kawasaki heeft één kans op vijf om later hartaandoeningen of aandoeningen van de bloedvaten te ontwikkelen. De complicaties van deze aandoening zijn vooral gesitueerd ter hoogte van de hartbloedvaten en het hart. De meest ernstige complicatie is een aneurysma van de coronairen. Dat is een verwijding van de kransslagaders van het hart. Die verwijding kan scheuren door de druk die het bloed geeft wanneer het door de bloedvaten wordt gepompt. Gelukkig komt deze complicatie heel weinig voor. Daarnaast zijn er nog complicaties die frequenter voorkomen, maar die zonder tijdige en correcte medische behandeling ook levensbedreigend kunnen zijn.
THROMBOSE; Infarct; MYOCARDDYSFUNCTIE; Hartfalen; Myo-, pericarditis; ARTERIITIS; Kleplijden.
2.10 Behandeling De behandeling van de ziekte van Kawasaki bestaat uit de toediening van intraveneuze IMMUNOGLOBULINEN in combinatie met ACETYLSALICYLZUUR in de eerste tien dagen van het ontstaan van de ziekte. Deze gaan de infectie tegen. De reden daarvoor is dat na het toedienen van de immunoglobulinen het lichaam geen lichaamseigen antistoffen meer zal produceren. Het lichaam „weet‟ dat er zijn voldoende antistoffen in het bloed aanwezig zijn en maak zelf geen meer aan. Daardoor valt het lichaam onze hartspier niet meer aan. Een tweede gunstig effect van immunoglobulinen is dat, als deze binnen de twee weken na het optreden van de eerste ziekteverschijnselen worden toegediend, er een sterke daling is waar te nemen van de cardiale complicaties zoals aneurysmata en ontsteking van de hartspier. Het acetylsalicylzuur wordt gegeven als ontstekingsremmer voor de vasculitiden en moet 7
http://www.hartcentrumfriesland.nl/Home/Onderzoeken/Echocardiogram/
Medisch item
34
ingenomen worden tot de koorts is verdwenen. Soms is het aangewezen om acetylsalicylzuur voor een langere tijd (zes tot acht weken) in te nemen vanwege de antitrombotische werking. Antibiotica en corticosteroïden zijn bij deze aandoening niet effectief en zelfs gecontraïndiceerd8. Antibiotica hebben geen effect omdat de ziekte niet veroorzaakt wordt door een bacterie. Corticosteroïden hebben wel een ontstekingsremmende eigenschap, maar bij kinderen is de botontwikkeling volop aan de gang en corticosteroïden zorgen voor een afbraak van het bot.
2.11 Prognose Bij het verloop van de ziekte is het belangrijk om na te gaan of er al dan niet aantasting van de coronairen is. Als er geen aantasting is van de coronairen, dan geneest het kind zonder SEQUELLEN. Bij een coronaire aantasting is er 20 % kans op een stenose van de coronairen en eventueel een infarct. Deze patiënten staan onder nauw toezicht van een pediater en een kindercardioloog. En krijgen gedurende een lange tijd antitrombotische middelen toegediend om de kans op een infarct terug te dringen. Heel zelden, maar het gebeurt, overlijdt een kind aan de ziekte door acute hartdood. De prognose van de incomplete vorm is minder gunstig. Artsen weten nog steeds niet of kinderen met de ziekte van Kawasaki op volwassen leeftijd vatbaarder zijn voor aandoeningen van de coronairen.
8
http://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/ktxt/Kawasaki.htm
Persoonlijk ontwikkelingsplan
3
35
POP
Tijdens de driejarige opleiding heb ik heel wat competenties verworven of verbeterd. Enkele van deze competenties zijn: discretie, correct gebruik van softwarepakketten, stressbestendigheid… De competentie „eigen werk controleren en de voortgang van processen opvolgen in tijd‟ wou ik graag verbeteren op mijn eerste stageplaats, MKA-praktijk dr. Allewaert - dr. Combes. Volgende zaken had ik nodig om deze competentie verder te kunnen ontwikkelen: maken van OPG-opnames; verzorgen van telefonie (zowel uitgaande als inkomende gesprekken); medische correspondentie verzorgen. Deze drie taken zijn de belangrijkste binnen de MKA-praktijk. Het is dus belangrijk te weten welke taak voorrang heeft op een andere. Hierbij is het belangrijk het inzicht te hebben welke taak voorrang te verlenen. Natuurlijk is de hulp van de stagementor hier onmisbaar. De ervaring leert soms dat niet alles volgens het boekje kan verlopen. Vooraleer ik aan het grote werk kon beginnen, had ik de instructies en uitleg van mijn stagementor nodig. De handleiding van het RX-toestel, de telefoon en de computer waren van essentieel belang om correct te kunnen werken. Met deze competentie wou ik vooral patiënten en artsen zo vlug mogelijk en correct verder helpen. Iedereen wordt graag snel en correct geholpen. Na de uitleg komt het echte werk. Niets zo vervelend als het gerinkel van een telefoon. Voor mijn stage koos ik resoluut voor het beantwoorden van de telefoon als belangrijkste taak. Op mijn stage ondervond ik dat een onderzoek voorrang heeft. De arts wil het resultaat van het onderzoek zo vlug mogelijk in zijn bezit hebben, om te kunnen verder werken. De medische correspondentie kwam op de laatste plaats binnen het rijtje van belangrijke taken. Als er een hele dag consultaties zijn, is het onmogelijk om nog even tussendoor wat typwerk te verrichten. Toch probeerde ik binnen de twee dagen, na operatie of consultatie, de brief te versturen. Het is een teken van beleefdheid naar de collega-artsen. Figuur 25: illustratie groeien als mens
Op mijn tweede stageplaats, de dienst cardiochirurgie, wou ik vooral de competentie „communicatie in twee vreemde talen’ verbeteren. Dr. Schroeijers is een Franstalige arts en alle communicatie gebeurt in het Frans. Door de fusie met de campus in Menen en het feit dat dokter Schroeijers Franstalig is, komen heel wat Franstalige patiënten op consultatie. Met deze competentie wou ik mijn communicatie in het Frans verbeteren.
Persoonlijk ontwikkelingsplan
36
Dr. Schroeijers en de Franstalige patiënten waren heel begripvol als er een woord was dat ik niet wist. Zij hielpen mij om het woord te vinden. Toch ben ik aangenaam verrast door het feit dat ik redelijk zelfstandig de dokter en de patiënten heb kunnen verder helpen. De competentie „organiseert de werkplek om tijd en ruimte te besparen‟ heb ik niet kunnen verbeteren. Daar er maar één draagbare telefoon, nietjesmachine, opzoekingsboek… was, moesten ik en mijn stagementor wat heen en weer lopen als wij iets nodig hadden. De ene keer lag het gerief op mijn bureau, de andere keer op het bureau van mijn stagementor. De reden dat er geen meervoudige artikelen waren op de stageplaats, is dat mijn stagementor alleen zit op het secretariaat.
Wilt u weten wat er ik van vond?
4
37
Wilt u weten wat ik er van vond?
De driejarige opleiding Medical Management Assistant heb ik zeer positief ervaren. De hogeschool West-Vlaanderen doet goed haar best om met de studenten te communiceren en de studenten bij zoveel mogelijk te betrekken. Er zijn ook tal van activiteiten waar de studenten konden aan deelnemen. Zowel directie als lectoren stonden steeds tot de dienst van de student. E-mails werden vlug en duidelijk beantwoord en ook na of tussen de lessen waren lectoren steeds bereid om op onze vragen te antwoorden. Wat voor mij een uitblinker is van de opleiding zijn de lange stageperiodes in semester 6. Na semester 5 zijn de examens definitief voorbij en kan de stage beginnen. De overgang tussen stage en in het werkveld stappen is miniem. Ook positief aan de opleiding vind ik het fictieve sollicitatiegesprek. Ik heb daaruit heel wat geleerd en dat maakt dat je voor een stuk zelfzekerder bent en overkomt tijdens een „echt” sollicitatiegesprek. Tijdens de opleiding had ik graag nog wat dieper ingegaan op lonen, barema‟s, extralegale voordelen,… Dat kwam tijdens de opleiding wel aan bod, maar naar mijn mening wat te weinig. Toen ik ging solliciteren had ik geen idee hoeveel loon ik mocht vragen of ging ontvangen. Ook de wetten en rechten van werkgevers en werknemers mochten wat meer besproken zijn. Ik weet niet of dit haalbaar is in de praktijk, maar in de lessen rond deze thema‟s misschien wat meer situatieschetsen gebruiken of naspelen. De vakken office management, zoals stressmanagement; vergadertechnieken; ergonomie… waren heel theoretisch, terwijl het examen gebaseerd was op situatieschetsen. De vakken op zich waren heel interessant, maar soms wel langdradig door de dikke cursussen. Ik zou bij dergelijke vakken de theorie combineren met de praktijk bijvoorbeeld door situaties naspelen of uit te lokken. Vanaf semester 1 krijgen wij de opdracht om een mentor te zoeken in het werkveld. De opdracht bestond er uit om enkele keren bij de mentor op bezoek te gaan en een vragenlijst bij te hebben. Op zich vond ik het eerste contact met het werkveld wel positief. Het enige nadeel vond ik dat wij de mentor moesten „lastig vallen‟ tijdens drukke momenten. Het werk op de afdeling bleef gewoon doorgaan. Een tip rond deze opdracht is om de student enkele dagen te laten mee volgen op de dienst met de mentor. En eventueel vragen stellen over taken die onduidelijk zijn, maar niet komen aandraven met een hele vragenlijst die bovendien nogal gericht was op de richting Management Assistant. Heel wat vragen waren niet van toepassing op de medische wereld en al zeker niet binnen een ziekenhuis.
Literatuurlijst
38
Literatuurlijst Webpagina’s AMERICAN HEART ASSOCIATION, Kawasaki disease, [on line], Learn and live, januari 2010. URL: http://www.americanheart.org/presenter.jhtml?indentifier=162 Geraadpleegd d.d. 27 januari 2010. AMERICAN HEART ASSOCIATION, Kawasaki disease, [on line], Learn and live, januari 2010. URL: http://www.americanheart.org/presenter.jhtml?indentifier=984 Geraadpleegd d.d. 27 januari 2010. Brogan, P.A., Bose, B., Burgner, D., Shingadia, D., Tulloh, R., Michie, C., Klein, N., Booy, R., Levin, M., Dillon, M.J., Kawasaki disease: an evidence based approach to diagnosis, treatment, and proposals for future research, [on line], 2002. URL: http://adc.bmj.com/cgi/content/full/86/4/286 Geraadpleegd d.d. 26 oktober 2009. GEZONDHEID, de ziekte van Kawasaki, [on line], ziekten en aandoeningen, februari 2004. URL: http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=1499 Geraadpleegd d.d. 18 oktober 2009. GOOSZEN, H.G., SIMMERMACHER, T.K.J., VAN DER GRAAF, Y., gerandomiseerd klinisch onderzoek: niet per se positieve ontvangst, redactiebureau NTvG, Amsterdam, juli 2004; 148 (31). HUIDZIEKTEN, ziekte van Kawasaki, [on line], december 2008. URL: http://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/ktxt/Kawasaki.htm Geraadpleegd d.d. 18 oktober 2009. KENRICK, V., Tomisaku Kawasaki, [on line], personality profile, mei 2007. URL: http://search.japantims.co.jp/cgi-bin/fl20070526ck.html Geraadpleegd d.d. 22 december 2009. NY Cardiothoracic Group, Bentall operation, [on line], Aortic Surgery. URL: http://www.aorticsurgery.org/pages/asc_bentalloperation.html Geraadpleegd op 20 mei 2010. SUNDEL, R., clinical manifestations and diagnosis of Kawasaki disease, [on line], 2009. URL: http://www.uptodate.com/home/store/index.do Geraadpleegd d.d. 27 oktober 2009.
Literatuurlijst
39
THE LANCET, volume 364,[on line], augustus, 2004. URL: http://www.thelancet.com Vol 364 August 7, 2004 Geraadpleegd d.d. 18 oktober 2009. THORA, D., De ziekte van Kawasaki, [on line], Vasculitis, Jongeren, november 2009. URL: http://www.cibliga.com/a_j_kawasaki.html Geraadpleegd d.d. 14 november 2009. VANHEULE, B., ziekte van Kawasaki, [on line], vasculitis bij kinderen, maart 2007. URL: http://www.hhr.be/pdf/VP1.pdf Geraadpleegd d.d. 14 november 2009.
Boeken BAKER, A., NETO, L., NEWBURGER, J., DEMASO, D., Psychosocial concerns in children with Kawasaki disease, Progress in Pediatric Cardiology, Elsevier, 2004; 19 (2004) 189– 194. BURNS, J.C., GLODÉ, M.P., Kawasaki syndrome, Lancet, 2004; 364: 533–44. CAMARO, C., FISELIER, T., reuma op kinderleeftijd, redactiebureau NTvG, Amsterdam, september 2002; 5 (3). CIMAZ, R., SUNDEL, R., atypical and incomplete Kawasaki disease, Best Practice & Research Clinical Rheumatology, Elsevier, 2009; 23 (2009) 689–697. DE RUIJTER, F.T.H., WOLFS, T.F.W., GEELEN, S.P.M., FABER, T.E., aanhoudend onbegrepen koorts bij twee zuigelingen door de atypische vorm van de ziekte van Kawasaki, Casuïstische mededelingen, redactiebureau NTvG, Amsterdam, mei 2004; 148 (18). DOMINGUEZ, S., FRIEDMAN, K., SEEWALD, R., ANDERSON, M., WILLIS, L., GLODÉ, M.P., Kawasaki Disease in a Pediatric Intensive Care Unit: A Case-Control Study, paediatrics, 2008; 22;e786-e790. FREEMAN, A., SHULMAN, S.T., Issues in the diagnosis of Kawasaki disease, Progress in Pediatric Cardiology, 2004; (2004) 123– 128. KUSHNERA, H., BURNSB, J., BASTIANC, J., TURNERD, C., The histories of Kawasaki disease, Progress in Pediatric Cardiology, Elsevier, 2004; 19 (2004) 91– 97. MAVROGENI, S., PAPADOPOULOS, G., KARANASIOS, E., COKKINOS, D., how to image Kawasaki disease: A validation of different imaging techniques, International Journal of Cardiology, 2008; 124 (2008) 27–31. PERRIN, L., LETIERCE, A., GUITTON, C., TRAN, T.A., LAMBERT, V., KONÉ-PAUT, I., Comparative study of complete versus incomplete Kawasaki disease in 59 pediatric patients, joint, bone, spine, Elsevier, oktober 2009; 76 (2009) 481–485.
Literatuurlijst
40
SCHROH, M., DOMÍNGUEZ, P., LAGHEZZA, L., MELONARI, P., OLGUÍN, M., MIATELLO, R., Kawasaki Disease: Heart Disease During Childhood, Schroh AM et al. Kawasaki Disease: Heart Disease During Childhood. SEVE, P., BUI-XUAN, C., CHARHON, A., BROUSSOLLE, C., La maladie de Kawasaki de l‟adulte, la revue de médicine interne, Elsevier, 2003 ; 24 (2003) 577–584. Tizard, E.Z., complications of Kawasaki disease, current paediatrics, Elsevier, 2005; 15, 62– 68. VANDEKERCKHOVE, K., VAN GYSEL, D., BRUYLANTS, B., het syndroom van kawasaki (mucocutaan lymfekliersyndroom), redactiebureau Tijdschrift voor geneeskunde, Gent, 2001; 57, nr. 3.
E-mail BAERT, B, (
[email protected]), “Informatie i.v.m. medisch onderwerp” [e-mail] voor SAELENS, D (
[email protected]) op dinsdag 27 oktober 2009 09:21. Gezien op d.d. 27 oktober 2009. MATTHIJS, I, (
[email protected]), “informatie over de ziekte van Kawasaki” [e-mail] voor SAELENS, D (
[email protected]) op maandag 26 oktober 2009 16:30. Gezien op 26 oktober 2009.
Cursussen HOGESCHOOL WEST-VLAANDEREN, DEPARTEMENT SIMON STEVIN, Chris Van Bergen, Het vademecum van het schriftelijk rapport, Brugge, 2009.
Woordenboeken JOCHEMS, A.A.F.,JOOSTEN, F.W.M.G., zakwoordenboek der geneeskunde, 28ste geheel herziene druk, Coëlho, Elsevier, Doetinchem, Gezondheidszorg, 2006.
Bijlagen
Bijlagen 1 Informatieblad over de Smile distractor 2 Consultatiebrief van dr. de Worm 3 Operatieverslag van dr. de Worm 4 Een coronarografisch verslag 5 Een ingevuld Parsonnet-formulier
41
Bijlagen
Bijlage 1: informatieblad over de Smile distractor
42
Bijlagen
Bijlage 2
Consultatiebrief van dr. de Worm
43
Bijlagen
Bijlage 3
Operatieverslag van dr. de Worm
44
Bijlagen
45
Bijlagen
46
Bijlagen
Bijlage 4
Een coronarografisch verslag
47
Bijlagen
Bijlage 5
Een ingevuld Parsonnet-formulier
48
Bijlagen
49
Colofon
50
Colofon Deze eerste versie van de stagescriptie werd uitgewerkt met behulp van: pc Intel® Core™ 2 duo Processor T7250; tekstverwerkingprogramma Word 2007. De lopende tekst is uitgewerkt in het lettertype Tahoma Standaard 11 pts; de kopjes van hoofdstukken en paragrafen zijn in het lettertype Tahoma Standaard Vet. De koptekst bevat het lettertype Tahoma Standaard 11 pts. De casus onder het kopje medisch item staat gedrukt in het lettertype Tahoma Cursief 11 pts.
Voor akkoord verklaring
Voor akkoord verklaring Datum van voltooiing: 07 juni 2010.
Voor akkoord verklaard
Martine Velghe Stagementor MKA-praktijk
Griet Bogaert Stagementor dienst cardiochirurgie
Ann Dumon
Ilse Mestdagh
Stagebegeleider 1
Stagebegeleider 2
51