STAAT VAN DE INSTELLING MBO Instituut Schoevers BV
Plaats BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : :
Houten 24GP 276035 11 november 2014 26 januari 2015
Pagina 2 van 26
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2
CONCLUSIE EN VERVOLGTOEZICHT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
2.1 2.2 3
Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Vervolgtoezicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 INSTELLINGSBREDE RESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.1
Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.2
Risico’s op relevante indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
4 4.1
RESULTATEN PER OPLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Secretariële beroepen (Directiesecretaresse/managementassistent) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
5
BIJLAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Bijlage II Beoordeling aspecten en indicatoren kwaliteitsborging instellingsbreed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Bijlage III Beoordeling aspecten en indicatoren opleiding . . . . . . . . . . 25 Secretariële beroepen (Directiesecretaresse/managementassistent) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Pagina 3 van 26
Pagina 4 van 26
1
INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs voerde in oktober en november 2014 een onderzoek naar de Staat van de instelling uit bij Instituut Schoevers BV. Dit onderzoek heeft betrekking op het middelbaar beroepsonderwijs. Instituut Schoevers BV is een nbi met 6 vestigingsplaatsen. De instelling verzorgt ook erkende hbo-opleidingen en opleidingen zonder formele overheidserkenning. Het onderzoek heeft tot doel om de stand van de kwaliteitsborging van de instelling te bepalen en om de risico's voor de onderwijskwaliteit in te schatten. De Staat van de instelling wordt elke drie jaar opgemaakt en bestaat uit een analyse van gegevens, een instellingsbreed onderzoek en een kwaliteitsonderzoek bij een of meer opleidingen. De informatie over de instelling die bij de inspectie aanwezig is, zoals het jaarverslag, opbrengstgegevens, uitkomsten tevredenheidonderzoek en signalen, is geanalyseerd en is aangevuld met onderzoeken op de instelling. Tijdens het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met studenten, vertegenwoordigers van de studentenraad, docenten en management. Daarnaast hebben we documenten onderzocht en onderwijsactiviteiten geobserveerd. Ook maakte een gesprek met de directie deel uit van het onderzoek. De volgende opleiding is onderzocht: Gebied Opbrengsten
crebocode 95391
Gebied Onderwijsproces, Kwaliteitsborging en Wettelijke vereisten
Gebied Examinering en diplomering
Leerweg, niveau, locatie
95391, Secretariële beroepen (Directiesecretaresse/ managementassistent)
95391, Secretariële beroepen (Directiesecretaresse/ managementassistent)
leerweg bol, niveau 4, locatie Karel Doormanstraat 331, Rotterdam
Pagina 5 van 26
De resultaten van het onderzoek naar kwaliteitsborging leiden, in combinatie met geconstateerde risico’s en de resultaten van de kwaliteitsonderzoeken, tot een risicobepaling voor uw instelling. De omvang van de risico's bepaalt mede het vervolgtoezicht. De inspectie heeft zich bij het onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader bve 2012. Dit is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. De normering is als bijlage I toegevoegd aan dit rapport. In hoofdstuk 2 leest u de conclusie waaronder ook het vervolgtoezicht voor de instelling. De resultaten van het instellingsbrede onderzoek naar kwaliteitsborging en de resultaten van de analyse kunt u lezen in hoofdstuk 3. De resultaten van de kwaliteitsonderzoeken van de onderzochte opleiding vindt u in hoofdstuk 4.
Pagina 6 van 26
2
CONCLUSIE EN VERVOLGTOEZICHT In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusie we trekken uit het onderzoek naar de Staat van de instelling en wat het vervolgtoezicht voor u inhoudt. Het vervolgtoezicht is bepaald op basis van het onderzoek naar kwaliteitsborging, het kwaliteitsonderzoek en de analyse van risico’s. In het onderzoek naar de Staat van de instelling geven we aan in welke mate er risico’s zijn geconstateerd. Daarbij gebruiken we een driedeling: geen risico’s, enkele risico’s of veel risico’s. Voorts geven we een oordeel over de kwaliteitsborging. We gebruiken daarbij een vierdeling: goed, voldoende, onvoldoende of slecht. In de hoofdstukken 3 en 4 volgt een nadere onderbouwing van de oordelen.
2.1
Conclusie Op basis van de resultaten uit het onderzoek naar de Staat van de instelling concluderen we dat er geen risico’s zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Daarnaast concluderen we dat de kwaliteitsborging bij Instituut Schoevers BV voldoende is. We gaan er op basis van deze conclusie vanuit, dat de instelling voldoende zicht heeft op de onderwijskwaliteit en in staat is om ook in de toekomst de risico’s voor de onderwijskwaliteit te voorkomen, danwel vroegtijdig te signaleren en te verhelpen. Voor het onderzoek naar de Staat van de instelling hebben we één opleiding onderzocht. Bij deze opleiding hebben we alles voldoende beoordeeld. In paragraaf 2.2 is het vervolg beschreven.
2.2
Vervolgtoezicht Op grond van de bevinidingen met betrekking tot de kwaliteitsborging, en op grond van het kwaliteitsonderzoek bij de steekproefopleidng is er voor de inspectie geen aanleiding voor vervolgonderzoek.
Pagina 7 van 26
Pagina 8 van 26
3
INSTELLINGSBREDE RESULTATEN In dit hoofdstuk geven we de oordelen over de kwaliteitsborging op instellingsniveau weer. Tevens bespreken we op basis waarvan is bepaald in welke mate er risico’s zijn bij de instelling.
3.1
Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau Het onderzoek naar kwaliteitsborging heeft geleid tot het volgende oordeel:
24GP - Instituut Schoevers BV Kwaliteitsgebied 4
Kwaliteitsborging
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
•
Hieronder geven we het oordeel van de aspecten van het kwaliteitsgebied kwaliteitsborging weer. Een detaillering van het oordeel vindt u in bijlage II. Daarin is de beoordeling van de onderliggende indicatoren per aspect opgenomen. Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Voldoende Onvoldoende
• • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing De kwaliteitsborging binnen Schoevers is in het algemeen voldoende. De instelling kent een duidelijke jaarlijkse planningscyclus, zorgt voor een regelmatige beoordeling van de gerealiseerde kwaliteit en onderneemt gerichte actie bij gebleken tekortkomingen of risico’s. Daarbij zorgt de instelling voor een actieve dialoog met haar omgeving zodat de onderwijsinhoud aansluit bij nieuwe ontwikkelingen. De gehele aanpak van de kwaliteitsborging is vastgelegd in het Kwaliteitshandhoek, waarin de aansturing en het kwaliteitstoezicht zijn beschreven aan de hand van de pdca-cylus. De verschillende documenten in de planningscyclus waaronder het centrale jaarplan, het managementcontract en het vestigingsplan zorgen voor een goede inkadering van de activiteiten op opleidingsniveau. Er is voorzien in een regelmatig overleg tussen de verschillende lagen binnen de organisatie om toe te zien op de voortgang van de
Pagina 9 van 26
uitvoering van overeengekomen activiteiten. Speciale vermelding verdient het jaarlijks op te stellen vestigingsplan. Dit instrument is recent geïntroduceerd. Het vormt de vertaling van centrale beleidsvoornemens naar de situatie op de verschillende vestigingsplaatsen. In de vestigingsplannen wordt ook een duidelijke link gelegd naar de uitkomsten van monitoringsonderzoeken op vestigingsniveau (deze worden in de regel niet verder verbijzonderd naar opleidingsniveau). Het plan vormt daarmee een belangrijke link in de keten van planvorming naar uitvoering waarin rekening gehouden wordt met specifieke plaatselijke omstandigheden en knelpunten. Van belang voor een goede sturing is dat er voorzien wordt in voldoende continuïteit in de bezetting van spilfuncties binnen de organisatie. De wijze waarop Schoevers recent potentiële risico’s op dit punt heeft aangepakt bevestigt dat de instelling zorg draagt voor de noodzakelijke continuïteit. Bij de beoordeling van de kwaliteit is een belangrijke rol weggelegd voor diverse tevredenheidonderzoeken onder studenten. Doelstellingen van Schoevers zijn waar mogelijk vertaald in beoogde tevredenheidsscores. Naast onderzoek onder studenten vindt ook tevredenheidsonderzoek plaats onder stagebedrijven. Voor de beoordeling van de kwaliteit wordt verder gebruik gemaakt van lesobservaties door de vestigingsmanagers. Bij elkaar levert dit een zorgvuldig beeld op van de feitelijke kwaliteit. De inspectie plaatst daarbij twee kanttekeningen. De huidige werkwijze genereert vooral instellingsbrede beelden per opleiding of vestigingsbrede beelden, niet gespecificeerd naar opleiding. Een geïntegreerd beeld van de kwaliteit van een specifieke opleiding op een specifieke vestigingsplaats is niet standaard beschikbaar. Toch is dat de kwaliteit die voor de student (maar ook voor andere betrokkenen) het meest relevant is: de kwaliteit van de door hem of haar gevolgd opleiding X op vestigingsplaats A. Een tweede opmerking betreft de inzet van onafhankelijke deskundigen. Hoewel Schoevers wel gebruikt maakt van onafhankelijke deskundigen bij de beoordeling van haar hbo-opleidingen, gebeurt dat niet bij de mbo-opleidingen, hoewel de wet dat wel voorschrijft. De instelling heeft erkend dat hier sprake is van een omissie en heef aangegeven met de branche-organisatie te zoeken naar een oplossing hiervoor. De inspectie hecht er sterk aan dat deze omissie snel wordt opgevuld en heeft daarom aangegeven hierover voor de zomervakantie 2015 geïnformeerd te willen worden. Vooralsnog is deze tekortkoming binnen het geheel van de kwaliteitsborging niet van zo’n groot gewicht beoordeeld dat dit zou moeten leiden tot een negatief oordeel over het aspect “Beoordeling”. Voor de verbetering en verankering is vooral van belang dat geconstateerde tekorten snel en doeltreffend worden opgepakt. Er wordt daarbij toegezien op voortgang en effect van verbetermaatregelen door respectievelijk de
Pagina 10 van 26
vestigingsmanager en de centrale directie. Ook daarvoor bieden het Kwaliteitshandboek en de overlegstructuren voldoende handvatten. Recent is de instelling bovendien gaan werken met gerichte verbeterplannen. Laatstgenoemd instrument geeft ons inziens nog meer richting en urgentie aan de activiteiten om geconstateerde tekorten aan te pakken. De inspectie kijkt in het kader van de kwaliteitsborging tot slot naar de wijze waarop de dialoog met de omgeving en de interne dialoog is georganiseerd. Voor de dialoog met het werkveld is een centrale klankbordgroep ingesteld. Vastgesteld is dat deze naar behoren functioneert. Belangrijk is verder dat door het dienstenpakket van de instelling er sowieso sprake is van een zeer intensieve relatie van de instelling met alle actoren in het werkveld en dat daarmee langs niet geformaliseerde weg permanent signalen binnenkomen over ontwikkelingen in het werkveld en waardering van afgestudeerden. Voor de interne dialoog zijn vooral de regelmatige gesprekken met klassevertegenwoordigers van belang. Verder geldt ook hier dat omvang en werkwijze van de instelling leiden tot een regelmatige stroom van informele signalen. Tijdens het onderzoek is gebleken dat ook deze signalen door de instelling serieus worden genomen. 3.2
Risico’s op relevante indicatoren Bij het bepalen van de risico’s in de zin van het toezichtkader hebben we, in samenhang met de toezichthistorie, gekeken naar de kwaliteit van onderwijs en examinering, de opbrengsten, de tevredenheid van studenten, medewerkers en werkgevers en de stabiliteit van organisatie en management. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende risicobepaling: Geen Enkele Veel 0
Mate van risico's
•
Kwaliteit onderwijs De risico’s met betrekking tot de kwaliteit van de kwaliteit van het onderwijs zijn gering. Het steekproefonderzoek heeft uitgewezen dat bij de onderzochte opleiding alleen het maatwerk als onvoldoende moet worden beschouwd. Door de werkwijze waarop binnen de instelling de inhoud en uitvoering van de onderwijsprogramma’s en de inrichting en uitvoering examinering centraal worden vastgesteld is er sprake van standaardisatie. Wij gaan er daarom van uit dat er zich bij de andere opleidingen en bij de andere vestigingsplaatsen geen sterke afwijkingen voordoen van ons beeld uit de steekproef.
Pagina 11 van 26
Ook binnen de standaardisatie waarvoor is gekozen zou naar onze opvatting meer ruimte kunnen worden geboden voor afstemming van het onderwijs op verschillen in mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften van studenten per vestiging. De wijze van aansturing leidt er wel toe dat meer nadruk wordt gelegd op de kwaliteit van de afzonderlijke programmaonderdelen en de relatie van die programmaonderdelen met het kwalificatiedossier. De onderlinge afstemming tussen de programmaonderdelen krijgt weinig of geen speciefieke aanadacht. Kwaliteit van de examinering De risico’s met betrekking tot de kwaliteit van de examinering zijn gering. Zeker bij de examinering is sprake van een duidelijk gecentraliseerde aansturing die moet zorgen voor een zorgvuldige gang van zaken. Jaarlijks stelt de examencommissie een evaluatieverslag op waarin zij verslag doet en verantwoording aflegt van haar werkzaamheden. Het steekproefonderzoek heeft uitgewezen dat aan de overeengekomen procedures goed de hand wordt gehouden. Er is één element dat nog verdere aandacht behoeft. Dat is de operationalisering van het vier-ogen principe: het principe dat ervoor zorg moeten dragen dat oordelen van examinatoren gecheckt worden door een tweede deskundige. Zeker daar waar de beoordeling van werkzaamheden op de bpv-plaats een formele plek krijgt binnen de examinering is het van groot belang dat het oordeel van de praktijkbegeleider op enigerlei wijze wordt geverifieerd (op zijn minst steekproefsgewijs). Daarin is nu niet voor alle onderdelen op een structurele wijze voorzien. Opbrengsten Op het gebied van de opbrengsten zijn er geen risico’s bij Schoevers. De opbrengsten bij de mbo-opleidingen liggen bij de instelling in de buurt van de 80% (dat is inclusief diplomering met vertraging). Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de inspectienorm. Schoevers hanteert zelf overigens een hogere norm hanteert dan de inspectie. Die hogere norm wordt nog niet in alle gevallen gerealiseerd. Tevredenheid Op het gebied van de gemeten tevredenheid onder studenten, medewerkers en werkgevers zien we weinig risico’s. Schoevers kent zeer veel waarde toe aan uitkomsten van tevredenheidsmetingen onder studenten. Op verschillende momenten tijdens de studie wordt die tevredenheid in beeld gebracht. De instelling heeft ten aanzien van de uitkomsten normen vastgesteld. Over het algemeen is de tevredenheid
Pagina 12 van 26
van studenten hoog. Op specifieke onderdelen zijn er wel lagere scores. Deze hebben vooral betrekking op de gebouwen en kantinefaciliteiten. Op sommige vestigingsplaatsen heeft ook de informatievoorziening een duidelijk mindere waardering gekregen. Samenvattend blijkt dat over het geheel genomen de tevredenheid op een meer dan aanvaardbaar niveau ligt. Dat beeld is ons bevestigd in de gesprekken die wij voerden met studenten. De tevredenheid onder stagebiedende bedrijven wordt regelmatig in beeld gebracht. Dat gebeurt vooral bij de bezoeken die bij deze bedrijven plaatsvinden. Juist op dit punt was nog wel enige aanscherping mogelijk. Het verbeterplan 2013-2014 heeft de contacten met de stagebedrijven als prioritiet benoemd. Door vastlegging van aangescherpte afspraken op dit punt in en stageprotocol is een belangrijke stap voorwaarts gezet. Er vinden niet regelmatig medewerkerstevredenheidsonderzoeken plaats. Wel is binnen de interne procedures voorzien in een ruime mate van betrokkenheid van docenten in ieder geval op onderwijskundig gebied. Uit de gesprekken is ons gebleken dat de meeste docenten en andere medewerkers een grote mate van loyaliteit koesteren ten opzichte van de instelling. Stabiliteit van de organisatie Wij zien geen risico’s op het gebied van de stabiliteit van de organisatie. De positie van Schievers op de markt dwingt de instelling om regelmatig haar positie en aanbodpakket kritisch onder de loep te nemen. Ontwikkelingen op technisch gebied maar ook op het gebied van inrichting van werkorganisaties hebben grote gevolgen voor de vraag naar diensten van Schoevers. Dat heeft ook zijn betekenis voor de interne organisatie en procedures van Schoevers. Voor zover de onderwijsinspectie daar een oordeel over kan hebben zijn wij van oordeel dat de instelling in staat is om onder die omstandigheden de stabiliteit van haar organisatie te waarborgen. Natuurlijk zijn er ook bij Schoevers regelmatig externe en interne omstandigheden die een risico kunnen vormen voor de continuïteit. Wij hebben kunnen waarnemen dat het bedrijf in staat is daar snel en adequaat een antwoord op te formuleren.
Pagina 13 van 26
Pagina 14 van 26
4
RESULTATEN PER OPLEIDING In dit hoofdstuk vermelden we van de onderzochte steekproefopleiding de oordelen over de onderzochte kwaliteitsgebieden. Tevens geven we een nadere beschouwing bij de gegeven oordelen.
4.1
Secretariële beroepen (Directiesecretaresse/managementassistent) Het kwaliteitsonderzoek bij Secretariële beroepen (Directiesecretaresse/ managementassistent), 24GP|95391, niveau 4, locatie Rotterdam heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1
Onderwijsproces
2
Examinering en diplomering
3
Opbrengsten
4
Kwaliteitsborging
Kwaliteitsgebied 5
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
Naleving wettelijke vereisten
Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van de vijf kwaliteitsgebieden weer. In bijlage III is de beoordeling van de onderliggende indicatoren van de betreffende aspecten per kwaliteitsgebied opgenomen. Gebied 1: Onderwijsproces
Voldoende Onvoldoende
Programma 1.1
Samenhang
1.2
Maatwerk
• •
Leren in de onderwijsinstelling 1.3
Didactisch handelen*
1.4
Leertijd
1.5
Leeromgeving
• • •
Begeleiding 1.6
Intake & plaatsing
1.7
Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
• • •
Leren in de beroepspraktijk 1.9
Beroepspraktijkvorming*
•
Pagina 15 van 26
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1
Exameninstrumentarium*
2.2
Afname en beoordeling*
2.3
Diplomering*
Gebied 3: Opbrengsten 3.1
Rendement
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1
Naleving wettelijke vereisten
Voldoende Onvoldoende
• • • Voldoende Onvoldoende
• Voldoende Onvoldoende
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing De opleiding Directiesecretaresse/managementassistent van instituut Schoevers in Rotterdam wordt verzorgd door een ervaren en betrokken team dat de studenten weet te bereiken. Dit gebeurt in een prettig werkklimaat waarin de student zich gekend en gestimuleerd weet. Kenmerkend voor de opleiding is dat er een gestructureerd, degelijk onderwijsprogramma is ontwikkeld, gericht op doorstroom naar de arbeidsmarkt of naar een hbo-opleiding van Schoevers. Er heerst binnen de opleiding een open cultuur waarin de studenten worden aangesproken op hun, toekomstige, professionaliteit. Onderwijsproces Het onderwijsproces beoordelen we als voldoende. Alle aspecten, uitgezonderd maatwerk, worden als voldoende beoordeeld. Wij zien echter nog wel verbeterpunten. Op het terrein van samenhang en bij de beroepspraktijkvorming is winst te behalen. De samenhang is voldoende. De opleidingsstructuur is afgestemd op het kwalificatiedossier en op de doelgroep en kent een heldere structuur waardoor de studenten in staat worden gesteld hun opleiding in één jaar af te ronden. Het onderwijsprogramma is ingericht met tussentijdse beoordelingsmomenten waardoor de inhoud van het onderwijs goed aansluit op de examinering. De samenhang binnen het onderwijsprogramma kan versterkt worden. Op dit moment merken we op dat de beroepspraktijkvorming en het onderwijs op
Pagina 16 van 26
school nadrukkelijk van elkaar zijn gescheiden. Er zijn binnen het onderwijsprogramma geen momenten geprogrammeerd om op de opgedane leerervaringen tijdens de beroepspraktijkvorming te reflecteren. Het aspect maatwerk beoordelen we als onvoldoende omdat de instelling in het onderwijsprogramma onvoldoende rekening houdt met de verschillen tussen de studenten. Ondanks hun onderlinge verschillen volgen alle studenten hetzelfde programma in hetzelfde tempo. Ruimte voor versnelling of vertraging en een echt verrijking- of verdiepingsprogramma zijn er niet. De instelling heeft wel tutoruren geprogrammeerd waarbij extra ondersteuning voor bijvoorbeeld avoonderdelen wordt aangeboden. Het didactisch handelen is voldoende. De leeractiviteiten zijn voldoende gestructureerd en afgestemd op de doelgroep. De studenten zijn bekend met het doel van de lessen door onder andere de studiewijzers. Studenten weten daardoor wat ze moeten doen en wanneer onderdelen af moeten zijn. De interactie en feedback tussen docent en student is adequaat. Er is voldoende gelegenheid tot het stellen van vragen en er wordt zinvolle feedback gegeven op gemaakte toetsen en opdrachten. De studieloopbaanbegeleiding is voldoende en biedt structuur aan studenten. Mede door het kleine aantal studenten zijn de lijnen kort en is er aandacht voor de begeleiding en ontwikkeling van de student. De studenten zijn op de hoogte van hun studievoortgang die regelmatig wordt besproken met de mentor. Deze gesprekken worden vastgelegd in het digitale leerlingvolgsysteem. Steeds wordt daarbij teruggegrepen op de vorige gesprekken, vooruit gekeken en afspraken gemaakt voor het volgende gesprek. De beroepspraktijkvorming is voldoende. Studenten gaan aan het einde van de opleiding, nadat bijna alle kwalificerende toetsen zijn afgenomen, op beroepspraktijkvorming. De studenten worden door een carriere-coach voorbereid op de arbeidsmarkt en daaraan gekoppeld de stage. De begeleider van Schoevers bezoekt de studenten tijdens de bpv-periode één keer en heeft minimaal twee keer telefonisch contact met de begeleider van het leerbedrijf. In de tussentijd houden de studenten wekelijks een logboek en een takenlijst bij waarin zij reflecteren op de uitgevoerde werkzaamheden. De begeleider van Schoevers monitort de logboeken en is zodoende op de hoogte van de vorderingen tijdens de bpv. Hierdoor kan de opleiding snel ingrijpen als dat noodzakelijk is.
Pagina 17 van 26
Examinering en diplomering De examinering en diplomering beoordelen we als voldoende. Het exameninstrumentarium beoordelen voldoet aan de eisen. Het zelfontwikkelde exameninstrumentarium is, ook in de uitvoering, dekkend in relatie tot de diploma-eisen uit het kwalificatiedossier en voldoet aan de toetstechnische eisen. Binnen de beroepsgerichte examinering zijn de avo-vakken passend geïntegreerd. De afname en beoordeling is als voldoende beoordeeld. De afname en beoordeling verlopen voldoende deugdelijk. Er wordt gebruik gemaakt van een methodemix waardoor de betrouwbaarheid van afname en beoordeling geborgd is. Een klein deel van de kwalificerende examinering van de kerntaken en werkprocessen vindt plaats in de beroepspraktijkvorming waarbij sprake is van een authentieke afname. Als aandachtspunt zien wij, bij de examinering tijdens de bpv, dat de examencommissie het gewenste 4-ogen principe en de daaraan gekoppelde verantwoording door de beoordelaars moet aanscherpen om zo de betrouwbaarheid van het oordeel te versterken. De diplomering is voldoende deugdelijk en geborgd. De examencommissie vergewist zich in voldoende mate van de afname en beoordeling van het examen alsmede de juistheid en volledigheid van de examendossiers van de studenten. Via steekproeven van examendossiers, bijwoningen van praktijkexamendagen en resultatenanalyses van afgenomen examens heeft de examencommissie zicht en grip op de kwaliteit van de examinering. Evaluatie en analyse van de geconstateerde bevindingen worden meegenomen in mogelijke aanpassingen van het proces van examinering. Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging beoordelen we als voldoende. Er is sprake van een adequate sturing. Vanaf het centrale niveau vindt sturing plaats door middel van een Jaarplan Schoevers. Dat plan vormt de basis van het vestigingsplan en de voortgangsgesprekken tussen de centrale directie en de vestigingsmanager. Naast deze aansturingslijn is een belangrijke rol weggelegd voor de sturing via het hoofd Onderwijs en Ontwikkeling en de landelijke vakgroepvoorzitters. Via deze lijn wordt de onderwijsprogrammatische sturing vormgegeven. Beide lijnen gezamenlijk zorgen voor een gerichte aansturing van de activiteiten op vestigingsniveau, waarbij intensief gebruik wordt gemaakt van beschikbare sturingsinformatie. We hebben kunnen vaststellen dat de interne sturingsmechanismen er toe bijdragen dat de sturing op vestigingsniveau wordt gemonitord en dat waar nodig corrigerende acties worden ingezet.
Pagina 18 van 26
De beoordeling van de kwaliteit is eveneens adequaat. Centraal gestuurd vinden tal van onderzoeken plaats naar de tevredenheid van studenten en van bpvbedrijven. Verder wordt informatie verkregen uit de lesbezoeken van de vestigingsdirecteur. Door de instelling worden ook interne audits uitgevoerd. Deze hebben betrekking op aspecten van het examineringsproces en van bijvoorbeeld de toepassing van het verzuimprotocol. De audits zijn nog niet gericht op waardering van het onderwijsproces; de kwaliteit daarvan wordt primair via enquetes in beeld gebracht. Op vestigingsniveau wordt de informatie in het vestigingsplan nader geanalyseerd en worden hieraan conclusies verbonden voor verbeteracties. Om per vestiging een beter beeld te krijgen van elke opleiding zou ook specifiek op dat niveau informatie verzameld en geanalyseerd moeten worden. Wat in het proces van monitoring en evaluatie nog ontbreekt, is de inschakeling van onafhankelijke deskundigen, zoals wettelijk voorgeschreven. Deze onafhankelijke deskundigen zouden de diepgang en betrouwbaarheid van de evaluatie kunnen vergroten. De verbeteraanpak en verankering zijn voldoende. Dit wordt verzekerd door de inzet van instrumenten als het kwaliteitshandboek, het vestigingsplan en het managementcontract. Ook de procedures bij de vaststelling van onderwijsprogramma’s dragen ertoe bij dat verantwoordelijkheden duidelijk zijn belegd, overeengekomen acties ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd en dat op de naleving wordt toegezien. Recent is ook ervaring opgedaan met de inzet van een verbeterplan. Ook dit instrument draagt bij aan de borging van veranderprocessen en is een welkome aanvulling op het overige instrumentarium. Daarvoor werden direcct vanuit de uitkomst van de enquetes verbeteracties geinitieerd. zonder een expiciete samenhang en/of prioritering aan te brengen. Tot slot: ook de dialoog en verantwoording zijn voldoende. Er is een centrale klankbordgroep met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven. De klankbordgroep komt twee maal per jaar bijeen. Gespreksonderwerpen daarbij zijn onder andere het curriculum en de relatie met de beroepspraktijk. De interne dialoog is voldoende, maar kan volgens ons beter. In de vestiging Rotterdam worden , intern, op allerlei niveaus gesprekken gevoerd en er vindt uitwisseling van informatie plaats. Ook wordt er regelmatig met klassevertegenwoordigers gesproken over het onderwijs en de voorzieningen. De kwaliteit van de dialoog met studenten zou kunnen worden vergroot door hen intensiever te informeren over de uitkomsten van tevredenheidsonderzoeken.
Pagina 19 van 26
Pagina 20 van 26
5
BIJLAGEN Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden De normen Op basis van het onderzoek spreekt de inspectie oordelen uit waarvoor zij gebruik maakt van een normering. Deze bestaat uit: 1.
Een normering per indicator: wanneer wordt voldaan aan de indicator? Hiervoor gebruikt de inspectie portretten: de aangetroffen situatie voldoet aan de indicator indien deze over het geheel genomen voldoet aan de beschrijving in het portret. Het gaat hier om een weging van het geheel met hantering van toleranties. Een normering per aspect. Een normering per kwaliteitsgebied.
2. 3.
Voor de normering van het gebied Onderwijsproces zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn: aspect 1.3 Didactisch handelen, aspect 1.7 Studieloopbaanbegeleiding en aspect 1.9 Beroepspraktijkvorming. Normering Onderwijsproces Goed
• • •
Voldoende
• • •
•
Aan acht van de negen aspecten is voldaan. Aan alle kernaspecten is voldaan; daarbij is tevens aan alle indicatoren voldaan. De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. Aan zeven van de negen aspecten is voldaan. Aan alle kernaspecten is voldaan. Voor elk aspect aan alle indicatoren is voldaan, daarbij mag 1 indicator onvoldoende zijn als een aspect meer dan 2 indicatoren omvat. Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen.
Onvoldoende
• •
Aan één of meer kernaspecten is niet voldaan. Aan drie, vier of vijf aspecten is niet voldaan.
Slecht
• •
Aan geen van de kernaspecten is voldaan. Aan zes of meer aspecten is niet voldaan.
[bij bekostigde instellingen] Voor de beoordeling van de opbrengsten is gebruik gemaakt van onderstaande norm. Voor een oordeel voldoende moet ten minste aan één van de twee normen zijn voldaan.
Pagina 21 van 26
Niveau
Jaarresultaat
Diplomaresultaat
1
60,7
45,1
2
56,5
45,2
3
65,3
67,3
4
64,2
67,3
[bij nbi] Voor de beoordeling van de rendementen is gebruik gemaakt van de volgende normen. Doelgroep
Norm
< 23 jaar
65
> 23 jaar
67
Bij het gebied Examinering en diplomering zijn alle aspecten als kernaspect aangegeven. Normering Examinering en diplomering Goed
• •
Aan alle standaarden is voldaan. De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd.
Voldoende
• •
Aan alle standaarden is voldaan. Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen.
Onvoldoende
•
Aan één standaard is niet voldaan.
Slecht
•
Aan twee of drie standaarden is niet voldaan.
Voor de normering van het gebied Kwaliteitsborging zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn 4.1 Sturing, 4.2 Beoordeling en 4.3 Verbetering en verankering. Deze kernaspecten moeten alle drie voldoende zijn om een voldoende beoordeling te krijgen. Bij één of meer onvoldoende kernaspecten is de kwaliteitsborging onvoldoende. Normering Kwaliteitsborging Goed
• • •
Aan alle aspecten is voldaan. Aan alle indicatoren is voldaan. De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd.
Pagina 22 van 26
Voldoende
• • •
Aan alle kernaspecten is voldaan. Aan alle indicatoren van deze aspecten is voldaan. Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen.
Onvoldoende
• •
Aan twee aspecten is niet voldaan. Aan één of twee kernaspecten is niet voldaan
Slecht
•
Aan drie of vier aspecten is niet voldaan.
Normering Naleving wettelijke vereisten: de instelling of opleiding voldoet niet aan de wettelijke bepalingen indien de inspectie vaststelt dat één van deze bepalingen niet wordt nageleefd. Bij sommige bepalingen vloeit de norm direct uit de wet voort. Voor enkele bepalingen zijn nadere operationaliseringen opgesteld (bijvoorbeeld onderwijstijd).
Pagina 23 van 26
Bijlage II Beoordeling aspecten en indicatoren kwaliteitsborging instellingsbreed Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.1.1
Plannen
4.1.2
Informatie
4.1.3
Continuïteit
4.2
Beoordeling *
4.2.1
Monitoring
4.2.2
Evaluatie
4.3
Verbetering en verankering *
4.3.1
Verbeteraanpak
4.3.2
Deskundigheidsbevordering
4.3.3
Verankering
4.4
Dialoog en verantwoording
4.4.1
Intern
4.4.2
Extern
Voldoende Onvoldoende
• • • • • • • • • • • • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage 1 voor normering per gebied.
Pagina 24 van 26
Bijlage III Beoordeling aspecten en indicatoren opleiding Secretariële beroepen (Directiesecretaresse/managementassistent) Gebied 1: Onderwijsproces
Voldoende Onvoldoende
Programma 1.1
Samenhang
1.1.1
Inhoud
1.1.2
Programmering
1.2
Maatwerk
1.2.1
Differentiatie
• • • • •
Leren in de onderwijsinstelling
• •
1.3
Didactisch handelen*
1.3.1
Interactie
1.3.2
Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten
•
1.3.3
Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten
•
1.4
Leertijd
1.4.1
Benutting
1.4.2
Werkdruk
1.5
Leeromgeving
1.5.1
Schoolklimaat
1.5.2
Materiële voorzieningen
• • • • • •
Begeleiding 1.6
Intake & plaatsing
1.6.1
Voorlichting
1.6.2
Intake en plaatsing
1.7
Studieloopbaanbegeleiding*
1.7.1
Informatievoorziening
1.7.2
Studieloopbaanbegeleiding
1.8
Zorg
1.8.1
Eerste- en tweedelijnszorg
• • • • • • • •
Leren in de beroepspraktijk 1.9
Beroepspraktijkvorming*
1.9.1
Voorbereiding studenten en bedrijven
1.9.2
Plaatsing
1.9.3
Begeleiding door leerbedrijf
1.9.4
Begeleiding door de opleiding
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1
Exameninstrumentarium*
• • • • • Voldoende Onvoldoende
•
Pagina 25 van 26
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1.1
Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering
2.1.2
Dekking van het kwalificatiedossier
2.1.3
Cesuur
2.1.4
Beoordelingswijze
2.1.5
Transparantie
2.2
Afname en beoordeling*
2.2.1
Authentieke afname
2.2.2
Betrouwbaarheid
2.3
Diplomering*
2.3.1
Besluitvorming diplomering
2.3.2
Verantwoordelijkheid examencommissie
Gebied 3: Opbrengsten 3.1
Rendement
3.1.1
Jaarresultaat en/of diplomaresultaat
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.1.1
Plannen
4.1.2
Informatie
4.1.3
Continuïteit
4.2
Beoordeling *
4.2.1
Monitoring
4.2.2
Evaluatie
4.3
Verbetering en verankering *
4.3.1
Verbeteraanpak
4.3.2
Deskundigheidsbevordering
4.3.3
Verankering
4.4
Dialoog en verantwoording
4.4.1
Intern
4.4.2
Extern
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1
Naleving wettelijke vereisten
5.1.1
Naleving wettelijke vereisten
Voldoende Onvoldoende
• • • • • • • • • • • Voldoende Onvoldoende
• • Voldoende Onvoldoende
• • • • • • • • • • • • • • Voldoet Voldoet niet
• •
De aspecten met een * zijn kernaspecten
Pagina 26 van 26