Jaarboek Sport & Strategie Publicaties editie 2014/2015
Sportbeleid en -regelgeving Hoofdstuk 2 Hugo van der Poel
In het sportbeleidsonderzoek was er veel aandacht voor de instrumentele inzet voor andere doeleinden, meer in het bijzonder beleidsdoelstellingen in het gezondheids- en in het sociale domein. Begrijpelijk, gezien de gezondheidsopgaven waar ons land voor staat en de decentralisaties die per 1 januari 2015 in dit domein zijn doorgevoerd. Nationaal De instrumentele inzet van sport in het sociale domein vinden we onder meer terug in Centraal op het middenveld? De mogelijkheden van sport voor gemeentelijke
sociale opgaven van Hermens et al. (2014). Deze publicatie geeft een overzicht van de mogelijke bijdragen van sport en bewegen aan het bereiken van sociale doelstellingen, waarvoor de gemeenten met de decentralisaties op de terreinen zorg, jeugd en participatie verantwoordelijk zijn geworden. Hoewel de rapportage is uitgebracht als WMO Essay 18 is het geen beschouwelijk, visierijk of polemisch stuk, maar het verslag van een quickscan van de literatuur en interventiedatabases,
28
II Publicaties 29
FOTO: JAN KRUIJDENBERG
Jaarboek Sport & Strategie Publicaties editie 2014/2015
waarin is gezocht naar sport- en beweeginterventies die instrumenteel (kunnen) zijn voor het bereiken van doelstellingen in het (lokale) sociale domein. Dit naar aanleiding van een vraag van de gemeente Amsterdam, die wilde weten wat de mogelijke maatschappelijke effecten van sport zijn. Achtereenvolgens passeren de mogelijke bijdragen van sport en bewegen aan het (gemeentelijke) gezondheids-, participatie-, jeugd- en onderwijs- en leefbaarheidsbeleid de revue, en wordt gemeld of er interventies zijn gevonden die specifiek op het verbeteren van gezondheid, et cetera gericht zijn. Het slothoofdstuk concludeert dat er sprake is van een positieve invloed van sport en bewegen op de fysieke gezondheid van mensen. Voor de andere beleidsdoelstellingen geldt dat “deze relatie minder eenduidig is” of, anders gezegd: contextafhankelijk (“onder de juiste sociale condities”). Het rapport sluit af met enkele concrete aanbevelingen. Een groot deel van deze rapportage is ook terug te vinden op de website van NISB, onder de titel Sport en bewegen als middel. Het is zonneklaar dat de overheid graag een gedragsverandering ziet richting meer sporten en bewegen. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), adviesraad voor regering en parlement inzake participatie en maatschappelijke vraagstukken, heeft zich in De verleiding weerstaan gebogen over de vraag of er ook grenzen zijn aan beïnvloeding van gedrag door de overheid (RMO, 2014). Aanleiding tot deze vraag zijn “nieuwe inzichten uit de psychologie en de gedrags economie”, waaruit zou blijken dat menselijk gedrag door meer wordt beïnvloed dan door het prijsmechanisme. De vraag is of de overheid aan gedragsbeïnvloeding mag doen door mensen kleine duwtjes te geven in de richting van gewenst gedrag (nudging). Veelgenoemd voorbeeld is ‘de vlieg in het urinoir’, maar als het om sport en bewegen gaat valt ook te denken aan ‘het centraal plaatsen van de trap’ in plaats van ‘de roltrap als toegang tot een hogere verdieping’. Opvallend is dat de RMO met een grote boog heen loopt om de vraag wat het bedrijfsleven doet met de nieuwe inzichten in gedragsbeïnvloeding. Bij de bespreking van nudging worden termen als paternalisme, manipulatie en technocratie gebruikt, maar over de marketing waarmee het bedrijfsleven de burger bestookt, wordt met geen woord gerept. Die terminologie sluit wel aan bij de vraaggestuurde aanpak die het Topteam Sport (Hagedoorn & Kronenburg, red., 2015) voorstaat in de Kennis- en innovatie-
agenda sport 2015-2020. Deze kennis- en innovatieagenda wordt voorgesteld als een “gedegen plan, gedragen door visionair en sterk leiderschap” hoe in Nederland sportinnovaties te stimuleren. De aanpak is geïnspireerd door het ‘topsectorenbeleid’, waarbij wordt ingezet op een grote rol en (financiële) betrokkenheid van het bedrijfsleven. De agenda kondigt de komst van een ‘Orkestratieteam’ aan, de ontwikkeling van een Sport Data Valley en een call for proposals. De toekomst zal moeten uitwijzen wat deze top-downbenadering de sport gaat brengen.
30
Vlaanderen In opdracht van de Vlaamse overheid is in 2015 door het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport een breed opgezette studie uitgebracht naar de aansturing en ondersteuning van sportfederaties door de overheden van tien Europese landen, Canada en Australië (Scheerder et al., 2015). Het eerste deel bevat overzichten en goede voorbeelden, in het tweede deel zijn twaalf landenprofielen opgenomen, waarin de beschrijving van de aansturing telkens op vergelijkbare wijze is ingekaderd in een beschrijving van het landelijke sportbeleid. Er is een profiel opgenomen van Nederland, dat bijvoorbeeld in sportopleidingen kan worden gebruikt als handzaam overzicht van de situatie in Nederland, al dan niet in aanvulling op het hoofdstuk over het sportbeleid in Nederland van de afgelopen vijf jaar, dat is opgenomen Wanneer er nagedacht gaat worden over nieuw sportbeleid kan ook inspiratie worden geput uit de publicatie Sportief (en) innovatief in een veranderende samen-
leving van Scheerder et al. (2014). De opdracht die aan deze studie ten grondslag ligt, lijkt op de Nederlandse aandacht voor transities in de sport en de ‘open club’: verken de maatschappelijke ontwikkelingen en beschouw die op hun betekenis voor de sport, in het bijzonder de verenigingssport. Scheerder et al. hebben zich daarbij gericht op het identificeren van kansen, goede voorbeelden en bronnen van inspiratie. Bij de uitwerking van hun opdracht starten de auteurs met een beschrijving van de ‘bewegingen in het sportlandschap’ die doet denken aan de beschouwingen van Crum over de ‘versporting van de samenleving’ (uit 1991). Ingebed in dit sociologisch perspectief komen de auteurs tot de beschrijving van een zevental goede voorbeelden van innovatieve sportprogramma’s en een aanzet tot een conceptueel kader voor innovatie in de sportwereld. De Vlaamse studie heeft oog voor (sociale) innovaties die zich in de sportwereld voltrekken en zoekt naar mogelijkheden voor de ‘clubsport’ om mee te bewegen met de maatschappelijke ontwikkelingen. Lokaal Het afgelopen jaar zijn er weer nieuwe gemeentelijke sportnota’s aangeboden (zie bijvoorbeeld Gemeente Weert 2014 en Den Haag 2015) en monitoren verschenen (zoals de Monitor Sportplan Brabant 2016, 1-meting (Hover et al., 2014)). Binnen de aangehaalde tendens naar verdergaande instrumentalisering van de sport past dat op lokaal niveau wordt geëxperimenteerd met de inzet van sport en bewegen voor sociale doelstellingen. In Experimenteren met een netwerkaanpak Wmo en
Sport trekken Postma-de Groot en Duijvestijn lessen uit drie proeftuinen in NoordHolland. De drie projecten in Heerhugowaard, Opmeer en Medemblik zijn opgezet met ondersteuning van de Provincie Noord-Holland en Sportservice Noord-Holland, en waren bedoeld om ervaringen op te doen met de inzet van sport voor Wmo-
31
II Publicaties
in de Rapportage Sport 2014 (zie hoofdstuk 3).
Jaarboek Sport & Strategie Publicaties editie 2014/2015
doelen. Lukt het om verbindingen te leggen tussen professionals en vrijwilligers uit de werelden van sport en bewegen enerzijds en zorg en welzijn anderzijds, en zo te komen tot lokale en structurele netwerken? Kunnen dergelijke netwerken met de inzet van sport en bewegen succesvol bijdragen aan de bevordering van de eigen kracht, zelfredzaamheid en participatie van kwetsbare doelgroepen? Het rapport (de ‘handreiking’) beschrijft de drie projecten naar doelen, opzet, procesverloop, resultaten en inzichten en sluit af met ‘lessen voor de toekomst’. Die lessen sluiten vrij goed aan op de aanbevelingen uit het al aangehaalde rapport Centraal op het
middenveld. De communicatie en ‘het samenspel’ tussen zorg en sport kunnen beter – hier ligt een duidelijke taak voor de gemeente om de aansturing en regie te verbeteren. Daarnaast is het zaak dat er wordt gezorgd voor meer passend sporten beweegaanbod, dat aansluit op de wensen en mogelijkheden van de doelgroepen. Het Verwey-Jonker Instituut heeft een uitgebreide samenvatting uitgebracht van de tussentijdse evaluatie van het Uitvoeringsplan Sport Rotterdam 2011-2014 (De Meere & Hermens, 2014), die afsluit met vier heldere aanbevelingen. Opvallend is dat bij de eerste aanbeveling wordt gesteld dat het Uitvoeringsplan Sport “te veel doelstellingen” kent en dat de aanbeveling luidt het te houden bij de doelstellingen om de sportparticipatie te verhogen en het sportimago van de stad te verbeteren. Vervolgens staat bij de tweede aanbeveling dat sportdeelname meer gezien dient te worden als “vrijetijdbesteding van mensen”. Sport kan prima ingezet worden als middel om “sociaal-maatschappelijke collegedoelstellingen” te bereiken, maar dan moet de sportinzet wel “aangestuurd worden door de betreffende sectoren”. ‘De sport’ zou zich dus vooral moeten inzetten om meer mensen aan het sporten en bewegen te krijgen. Sectoren als zorg en welzijn kunnen sport en bewegen vervolgens goed inzetten voor het bereiken van hun sociaal-maatschappelijke doelstellingen, al treedt dat effect niet vanzelf op bij meer sportdeelname (maar alleen onder bepaalde condities). Er is sprake van toenemende zorgen met betrekking tot de financiering van de sport op lokaal niveau (Hoekman & Van der Bol, 2014; Hoekman & Straatmeijer, 2014). Maar hoewel veel collegeprogramma’s teruglopende middelen voor de sport aankondigen, is in de statistieken hiervan nog niet veel terug te vinden. De paragraaf gewijd aan sport en groen in Maten voor gemeenten 2014. Prestaties en uit-
gaven van de lokale overheid in de periode 2007-2012 (Pommer et al., 2015) maakt zichtbaar dat in de periode 2008-2012 per saldo een stijging heeft plaatsgevonden van de gemeentelijke uitgaven aan sport van 100 miljoen euro (930 miljoen in 2012 tegen 830 miljoen in 2008).
32
Blik vooruit Het wekt bevreemding dat studies enerzijds spreken van bezuinigingen op sport, maar dat hiervan anderzijds in statistieken niet altijd iets is terug te vinden. Om nader licht te werpen op deze paradox wordt in 2015 door het Mulier Instituut een poging gedaan om diepergaand inzicht te krijgen in de lokale jaarrekeningen van 2013 en 2014 en de begrotingen voor 2015. Enerzijds om versneld inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de actuele gemeentelijke uitgaven voor sport, en anderzijds om na te gaan wat er zichtbaar wordt als de cijfers meer in detail worden uitgesplitst. Deze aandacht voor de ontwikkeling van gemeentelijke begrotingen is onderdeel van het bredere vraagstuk van de betaalbaarheid van de sport, waarbij ook ontwikkelingen in de btw-sfeer, de doorwerking van de Wet Markt en Overheid
Publicaties -- Gemeente Den Haag (2015). Den Haag sportief in beweging. Sport maakt Den
Haag sterker. Lange termijn visie 2015-2030, met ambities voor 2015-2018. Den Haag: Gemeente Den Haag. -- Gemeente Weert (2014). Sport- en beweegbeleid 2.0. Weert in beweging. Weert: Gemeente Weert. -- Hagedoorn, N. & Kronenburg, J. (red.) (2015). Kennis- en innovatieagenda sport
2015-2020. Z.pl.: Sportinnovator. -- Hermens, N., Meere, F.B.J. de & Los, V. (2014). Centraal op het middenveld? De
mogelijkheden van sport voor gemeentelijke sociale opgaven. Utrecht: VerweyJonker Instituut. -- Hoekman, R. & Bol, P. van der (2014). Sport in collegeprogramma’s 2014. Van
armoedebeleid tot zelfredzaamheid. Utrecht: Mulier Instituut. -- Hoekman, R., Straatmeijer, J. & Breedveld, K. (2014). Voorstudie financiële aspec-
ten van sport. Utrecht: Mulier Instituut. -- Hover, P., Reijgersberg, N. & Poel, H. van der (2014). Monitor Sportplan Brabant
2016. 1-meting. Utrecht: Mulier Instituut. -- Kingma, E. & Lucassen, J.M.H. (2014). Sportbeleid binnen provincies. Een onder-
zoek naar de relatie tussen betrokken partijen en de invloed van de veranderde omgeving op het bestuur. Utrecht: Mulier Instituut. -- Meere, F. de & Hermens, N. (2014). Doeltreffend werken aan sportparticipatie.
Uitgebreide samenvatting van de tussenevaluatie van het Uitvoeringsplan Sport Rotterdam 2011-2014. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
33
II Publicaties
en liberalisering van de gokmarkt een rol spelen.
Jaarboek Sport & Strategie Publicaties editie 2014/2015
-- Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), Verwey-Jonker Instituut, Gemeente Amsterdam (2014). Sport en bewegen als middel. Ede/Utrecht/ Amsterdam: NISB/Verwey-Jonker Instituut/Gemeente Amsterdam. -- Pommer, E., Ooms, I. & Jansen, S. (2015). Maten voor gemeenten 2014. Prestaties
en uitgaven van de lokale overheid in de periode 2007-2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). -- Postma-de Groot, M. & Duijvestijn, P. (2014). Experimenteren met een net-
werkaanpak Wmo en Sport. Lessen en ervaringen van drie proeftuinen. Evaluatierapport. Amsterdam: DSP-groep. -- Provincie Noord-Brabant (2014). Sportplan Brabant. Factsheet. ’s-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant. -- Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) (2014). De verleiding weer-
staan. Grenzen aan beïnvloeding van gedrag door de overheid. Den Haag: RMO. -- Scheerder, J., Claes, E. & Vanreusel, B. (2014). Sportief (en) innovatief in een ver-
anderende samenleving. Een verkennende analyse van good practices als inspiratie voor de clubsport van de toekomst. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. -- Scheerder, J. & Vandermeerschen, H. (2014). Beweging in beleid/beleid in bewe-
ging. Het publieke beheer van de sport- en bewegingssector. 3e herziene uitgave. Gent: Academia Press. -- Scheerder, J., Willem, A., Claes, E. & Billiet, S. (2015). International study on the
organisation of sport in twelve countries and their policy towards sport federations. Country profiles (volume 2). Leuven/Gent: KU Leuven - Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid/Universiteit Gent - Team Sportmanagement.
Masterscripties -- Barvelink, B. (2014). ‘Hippische’ aansprakelijkheid op het verkeerde been? Een
verkenning van het aansprakelijkheidsparcours bij door paarden toegebrachte schade. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, Nederlands Recht. -- Brounen, R. (2014). Doe-democratie op zoek naar een nieuwe balans. Een explo-
rerend onderzoek naar de betekenis die betrokkenen actief binnen de lokale sport(beleids)omgeving, geven aan de ideaaltypische rolomkering. Utrecht: Universiteit Utrecht, Sportbeleid en Sportmanagement. -- Claassen, S. (2015). Social Return on Investment. Ontwerpstudie naar finan-
cieringsarrangementen voor duurzaam lokaal sportbeleid. Groningen: Wagner Group, Sport Management Institute, EMBA Sport Management.
34
-- Hahn, G.A. (2014). De gevolgen van de Wet werk en zekerheid voor het Neder-
lands betaald voetbal. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam, Sport & Recht, Privaatrecht. -- Hornman, M.J. (2014). De cultuur van het bezuinigen. Een kwalitatief onderzoek
naar de betekenisgeving van medewerkers van gemeentelijke ondersteuningsorganisaties in de sport aan de terugloop in financiële bronnen. Utrecht: Universiteit Utrecht, Sportbeleid en Sportmanagement. -- Mees, R.A. (2014). Gevolgen van het insolventierecht voor het Nederlandse
betaald voetbal. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam, Rechtsgeleerdheid. -- Poorten, D.A. (2014). De rechtsgeldigheid van bijzondere bedingen in spelers-
contracten van voetballers. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Privaat-- Ramlakhan, R. (2014). Third party ownership. De noodzaak tot een striktere
regulering. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Rechten. -- Santvoort, M. van (2014). Het balletje kan raar rollen. Scriptie over verenigings-
rechtelijke aanpak van matchfixing in de voetbalsport. Tilburg: Tilburg University, Ondernemingsrecht. -- Sieverink, L. (2014). Opzet in artikel 7:629 lid 2 onder a BW. Het opzettelijk
veroorzaken van ziekte door de werknemer. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Arbeidsrecht. -- Verkennis, B. (2014). Van Bosman tot Bahmane. Een onderzoek naar de toelaat-
baarheid en de totstandkoming van de FIFA Regulations omtrent eenzijdige contractbreuk. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Arbeidsrecht.
35
II Publicaties
recht: Privaatrechtelijke rechtspraktijk.