Spinoza, ‘the best of the stoics’?
Inleiding!
2
Kennismaking met de stoïcijnen!
3
De kwalijke emoties!
5
Waar Spinoza zich van de stoïcijnen afzet!
7
De conatus!
10
Emoties volgens Spinoza!
11
Hoe moeten we de emoties behandelen?!
12
De emotie begrijpen, tot slot!
15
1
Inleiding In het derde deel van de Ethica spreekt Spinoza over de oorsprong en aard van emoties. Spinoza formuleert definities van handelen en voelen en hij bespreekt hoe deze tot elkaar in verhouding staan. Hoe wordt een emotie gevormd? En in hoeverre kan men de emoties sturen of in bedwang houden? Spinoza baseert dit onderzoek naar emoties onder andere op ondervindingen zoals hij die heeft geformuleerd in de eerste twee delen van de Ethica. ‘De oorsprong van de geest’ (De Natura et Origine Mentis) en ‘over God’ (De Deo). Een emotie of passie is bij Spinoza een aandoening, deze aandoening is verbonden met een voorstelling. Wanneer we een bepaalde voorstelling hebben dan resulteert deze voorstelling in een bepaald gevoel. Emoties beïnvloeden via die weg ons handelen. Het onderzoek dat Spinoza verricht is te omschrijven als een onderzoek naar de relatie tussen de voorstelling en de aandoening. De mens heeft geen vrije wil volgens Spinoza. Het is dus schijnbaar niet mijn schuld dat ik een bepaalde emotie van nature heb. Angst of een dergelijke emotie is te begrijpen als een natuurlijke reactie op een voorstelling. Maar in de latere hoofdstukken van de Ethica lijkt Spinoza toch een ‘therapie’ voor te schrijven die ons hulp kan bieden in het omgaan met emoties. Deze therapie is gebaseerd op het hebben van een goed begrip van de wereld en van de natuur. Leren in te zien wat adequate kennis is. Toch, is dit ingewikkeld. Hoe biedt Spinoza precies ruimte voor deze mogelijkheid om negatieve emoties te bestrijden? Als een bepaalde emotie te zien is als een bijna reflexmatige reactie op een bepaalde voorstelling, waar is dan de ruimte om iets aan dit ‘reflex’ te doen? In het aankomende betoog wil ik onderzoeken hoe deze twee schijnbaar tegenstrijdige punten zich tot elkaar verhouden. Hebben we de emoties in de hand? En zo ja, op welke manier en in welke mate? Emoties staan doorgaans in contrast met rede. ‘Overmand door emoties’, staat dan ook vaak gelijk aan ‘niet vatbaar voor rede’. Het waren de stoïcijnen die dit contrast voor het eerst echt uitgebreid hebben behandelt. Volgens de stoïcijnse filosofie zijn emoties als storingen in het verstand, het verstand dat de werkelijke gids naar geluk en de deugd is. Emoties hebben de neiging om de ‘sfeer’ in je ziel te overheersen, daarmee zijn zij dus niet gewenst. Het is de taak om de emoties uit te bannen. Pas als je het verstand goed gebruikt, zul je begrijpen dat de invloeden van buitenaf die aanzetten tot emoties geen invloed op je zouden mogen hebben. Blijf je bij je echte eigen aard, bij je verstand, dan ben je echt vrij volgens de stoïcijnen. Spinoza bouwt zonder meer voort op de ideeën van de stoïcijnen. Waaronder ook op ideeën over emoties. Toch, zoals gezegd, ziet Spinoza de emoties ook als een natuurlijke reactie op de voorstellingen die wij als mensen hebben. Hij heeft op dit punt kritiek op de stoïcijnse filosofie. Deze kritiek is in mijn ogen niet alleen correct het is ook van belang om de 2
gevolgen van deze kritiek te begrijpen om het verdere (politieke) werk van Spinoza op waarde te kunnen schatten. Voor Spinoza zijn er beperkingen aan de ‘therapie’ tegen emoties die te Stoïcijnen voorschrijven. Dit inzicht van Spinoza resulteert in een ander soort ‘therapie’, deze therapie zal ik verder in het betoog verduidelijken. In het eerste deel van mijn betoog wil ik echter eerst omschrijven wat de stoïcijnen precies zeggen over de emoties, en daarbij verduidelijken uit welke beginselen deze theorie over de emoties bij de Stoa voortvloeit. Dit zal verder in het betoog relevant blijken als we zullen zien dat Spinoza in grote lijnen dezelfde fysica als de Stoïcijnen onderschrijft. Geen doctrine is zo omstreden als de leerstelling van de Stoa ten aanzien van de emoties. Zoals gezegd zijn emoties voor de Stoa een storing binnen de ziel, deze dienen uitgebannen te worden. Deze stelling heeft tot veel kritiek en onbegrip geleid bij commentatoren door de eeuwen heen. Veel van de kritiek is echter gebaseerd op een verkeerd begrip van de theorie over de emoties bij de Stoa. Is de kritiek van Spinoza ook gebaseerd op een verkeerd begrip? Om die vraag goed te beantwoorden verdient de Stoïcijnse filosofie enige ruimte in dit betoog.
Kennismaking met de stoïcijnen Als wij verliefd zijn, vreselijk naar iets verlangen of verstijfd zijn van angst, lijkt het of die emotionele staat vat krijgt op het handelen. Van een man die schreeuwend zijn computer uit het raam gooit omdat hij zojuist ontslag heeft gekregen, willen we nog wel eens zeggen: ‘hij was zichzelf niet meer’. De Stoïcijnse filosofen wijzen dit soort verklaringen van onmacht over je handelen af. De Stoa was ervan overtuigd dat we onze emoties in de hand kunnen hebben. De mens kan een bewuste goedkeuring of instemming geven aan een emotie. Want, zo stelde de Stoa, de ziel is een controleerbaar geheel. Dus een onredelijke handeling of gevoel vindt zijn oorsprong in een zieke, onredelijke ziel en niet slechts in een tegenwerkend onderdeel van de ziel.1 De ziel is een geheel maar heeft wel verschillende functies. De Stoïcijnen spreken over de ziel met als leidende functie een redelijk beginsel. Om te begrijpen waar dit redelijke beginsel vandaan komt is het van belang om te begrijpen hoe de Stoa dachten over de natuur en de rol van God in de
1
Plato zou bijvoorbeeld in tegenstelling tot de stoïcijnen spreken over verschillende, in potentie, tegenwerkende delen van de ziel. Een beeld dat duidelijk wordt uit de metafoor met de paardenmenner in Pheadrus (246a- 253c) Waarin de paardemenner (logistikon, redelijke deel van de ziel) de twee paarden (thumoeides passionele deel en puur strevende deel, epithumetikon, ) moet beheersen. 3
wereld. Ik zal nu zo kort mogelijk ingaan op de fysica van de Stoa.2 Voor de Stoïcijnen is de wereld uitputtend redelijk. God is de maker van een redelijke wereld, en hij heeft de wereld op een zo goed mogelijke manier gemaakt. Verder gaat de Stoa ervan uit dat God tegelijk ook immanent in de wereld aanwezig is, zelfs gelijk is aan de wereld (panentheisme)3 . God is aanwezig in de wereld (natuur) die uitputtend redelijk is. God staat gelijk aan de rede en gelijk aan de natuur. De kosmos is doortrokken van rede door het actieve beginsel God. Dit actieve beginsel, de natuur, openbaart zich in de oermaterie vuur. God is (verantwoordelijk voor) zowel dit vuur, als de manier waarop dit ‘vuur’ zich ontwikkelt. In het ontstaansproces vermengt dit vuur zich met lucht en ontstaat er een constant bewegende adem (pneuma). De pneuma is daarmee ook redelijk, het is dat deel van de wereld waar God actief aanwezig is. By mixing with the whole world it (pneuma) exercises control over everything. It is the vehicle of (perhaps more strictly, it is identical with) God’s providence. As the active ingredient in all things in the world, pneuma is responsible for the ‘tension’ that holds all the world and everything in it together.4 De wereld, doordrongen van rede, is als een goddelijk plan. Een onveranderlijke keten van oorzaak en gevolg, het lot (fatum)5 , bestaande als een spanningsveld van pneuma. Samenvattend: via de pneuma is God overal aanwezig. Deze aanwezigheid in alles, maakt dat alles redelijke en natuurlijke wetten volgt. Dat betekende dat alles te verklaren is en daarmee te voorzien is. Er ontvouwd zich een uitputtend redelijke wereld voor onze ogen. Wij mensen hebben geen vat op de de wereld en op de manier waarop hij aan ons voorbij gaat. Er is een allesbeheersende voorzienigheid (pronoia), een immanente God in een redelijke wereld. Hiermee doet een strikt determinisme, misschien wel voor het eerste in de geschiedenis, zijn intrede in het denken over de kosmos6. Het is aan de mens om te 2
Voor een uitgebreide behandeling van de fysica van de Stoa zie (Furley, 1999) Cambridge History of Hellenistic Philosophy, hfst 12 3
The Stoic view is that God is the maker of the world, and made it to be as good as possible; but this God is at the same time immanent in the world – indeed is sometimes said to be identical with the world. (Furley, (1999), 448) 4
Furley, (1999), 440
5
Het fatum is een belangrijk begrip voor de Stoa, het wijst erop dat de Stoa deterministisch waren.
6
The providence of God is another way of describing the course of nature itself. ‘The cosmos is a living being, rational, ensouled, thinking.’ This is asserted by Chrysippus in the first book of On Providence, Apollodorus in his Natural Philosophy, and by Posidonius. (Furley, (1999), 450) 4
leven in overeenstemming met deze natuur. Het voorgaande zo zal straks blijken is als een beginsel waarop Spinoza verder bouwt, of sterker het beeld van God van de stoïcijnen is praktisch identiek aan het beeld dat Spinoza schetst. Vaak wordt echter gesteld dat Spinoza toch een radicaal ander beeld van God heeft. Spinoza zou volgens sommige interpretaties atheïstische zijn en de Stoa zouden dit dan niet zijn. Een lezing die ik graag aanhoud omschrijft de Stoïcijnen reeds als ‘semi-atheïsten’ dit zal ook onproblematische zijn voor die punten die voor mij relevant zijn. Immers de Stoïcijnen waren deterministisch op dezelfde manier als Spinoza en het ‘godsbeeld’ dat zij hadden betreft net als Spinoza een transcendent godsbeeld. Met andere woorden, als we Spinoza een atheïst noemen dan ontkomen we er bijna niet aan om de Stoïcijnen ook niet minstens bijna atheïstisch te noemen.7 Duidelijk moet namelijk zijn dat zowel de Stoïcijnen als Spinoza de natuur zagen als de aanwezigheid van God, en zelfs gelijk aan god. Nogmaals het is aan de mens om in overeenstemming te leven met de natuur. Het motto van de Stoïcijnen is vivere secundum naturam, ‘leven volgens de natuur’, waarbij met de natuur de universele Ratio word bedoeld en indirect de menselijke natuur: de rede, het verstand. De kwalijke emoties De afkeurende houding van de Stoïcijnen tegenover de emoties bestaat uit het feit dat binnen de theorie van de Stoa, de emoties als onredelijk worden beschouwd. Zoals we hebben gezien is de wereld redelijk, een goed begrip van deze redelijke wereld is natuurlijk en belangrijk. Emoties zijn niet redelijk, ze worden binnen de theorie van de Stoa gezien als een foute en irrationele beoordeling van een gebeurtenis. Met deze gedachten komen we bij een speerpunt van de Stoïcijnse filosofie. We vinden deze gedachten overal in het werk van de Stoa. De Stoïcijnse filosoof Arius Didymus 8 verwoordt het duidelijk: ‘An emotion (pathos), they (stoics) say, is an impulse which is excessive and disobedient to reason which is dictating; or a movement in the soul contrary to nature...9
7
Voor een verdere verduidelijking van deze discussie zie: How the stoics became atheists (Brooke, 2006) 8
Veel bronnen, die we nodig hebben voor een volledig beeld van de stoïcijnse filosofie, komen niet direct van de Stoïsche filosofen maar van overleveringen van o.a. Diogenes Laertius, Johannes Stobaeus, Andronicus, Galen, Plutarch, Sextus Empiricus en Cicero. 9
Arius Didymus, Epitome of Stoic Ethics, 65a 5
Het is belangrijk om een aantal onderdelen van dit citaat te verhelderen. Allereerst het woord ‘pathos’. Voorgaand is dat woord telkens vertaald als ‘emotie’. Juist door deze vertaling is erbij zoveel commentaren onbegrip over de theorie van de Stoa ontstaan. De Stoa spreekt wel degelijk over een uitbanning van de emoties, maar ze spreken ook over ‘goede emoties’ , deze zijn voor de vorming van de theorie van de Stoa niet cruciaal en ze worden meestal zijdelings genoemd. Maar het bestaan van ‘goede’ emoties bij de Stoïcijnen maakt wel duidelijk dat het van belang is dat we een gedegen literatuur onderzoek naar de bronteksten doen. Wat is het onderscheid tussen natuurlijke gevoelens en overdreven emoties. De meeste commentaren behandelen dan ook de vertaling van het woord ‘pathos’.10 ‘What Stoics signified by the term apatheia, meaning impassivity, was not every mental state that we today would call a feeling or emotion.... Their recommended impassivity is a mind-set that is free from types of emotion (pathos) falling under the following four headings: two of them prospecting - longing (epithumia) and fear (phobos) - and the other two pertaining to one’s present mental state - intense pleasure (hēdonē) and grief (lupē). From now on, I shall call these inappropriate emotions passions.11
10
J.E. Annas in haar boek Hellenistic Philosophy of Mind spreekt ook over het belang van een goed begrip van het woord ‘pathos’: Pathos does not mean ‘emotion’; it is a more general term which can cover a wide range of what one ‘suffers’ or what is done to one (pathein). However, what the Stoics are discussing is clearly, from the key examples and key theses, emotions such as anger, fear, and joy. (Annas (1999), 103, voetnoot 1) Nogmaals in het boek over de Stoa van Sandbach: It is sometimes said that the Stoics wished to eradicate the emotions; and this, it is argued, is as undesirable as it is impracticable, for without emotions man would lose the mainspring of action. This criticism is at best a half-truth. What the Stoics wished to abolish was not emotion but ‘passion’ (pathos) or, as Cicero translated the word, ‘mental disturbance’. (Sandbach (1994) 59-3) 11
Long (2006), 380-3 6
Long eindigt zijn citaat met het voornemen de incorrecte emoties ‘passions’ te noemen. Een goede Nederlandse vertaling voor ‘pathos’ is een ‘heftige emotie’.12 Dit onderscheidt tussen emotie en heftige emotie lijkt misschien ten overvloede, maar in mijn ogen maakt het de leer van de Stoicijnen iets milder. We kunnen de vraag uit het begin van dit betoog nu nog een keer stellen: Is de kritiek van Spinoza gebaseerd op een verkeerd begrip van de stoïcijnse filosofie? Een vraag die misschien beter geherformuleerd kan worden naar: Is Spinoza te zien als een stoïcijn als we een mildere lezing van de stoïcijnse filosofie aanhouden? Is zijn kritiek per ongeluk ongegrond en zijn de twee ideeën over emoties eigenlijk praktische gelijk? Nee, zal het antwoord blijken.
Waar Spinoza zich van de stoïcijnen afzet Een tweede onderdeel uit het citaat van Arius verdient verheldering.13 Een hartstocht wordt een bovenmatige of overdreven impuls of aandrang genoemd (pleonazousa hormè). De stoïcijnse filosofen menen dat wij verantwoordelijkheid zijn voor onze handelingen, zij claimen dat we de hartstochten in de hand kunnen houden. Met andere woorden, we kunnen zelf bepalen of wij een hartstocht toelaten en ‘ermee instemmen’ (sunkatathesis). Dit is een zeer belangrijk punt waarover veel te zeggen is. Het is belangrijk om te begrijpen ‘waarmee’ men instemt en ‘wat’ het precies is dat ergens mee instemt. Er wordt ingestemd en dus een oordeel gegeven over een ‘mentale impressie’ (phantasia) door het leidend beginsel van de ziel (hègemonikon). Het hègemonikon is verantwoordelijk voor het bereiken van de ideale situatie waarin de mens zich niet meer van de wijs laat brengen door de hartstochten. Het is een staat vrij van emotionele storing (apatheia). Het hègemonikon staat voor de Stoïcijnen op een voetstuk, het is datgene in de mens dat deel heeft aan de structuur van de wereld. Want hoe sterker zijn begrip van zijn hègemonikon is, des te beter zal hij begrijpen dat de wereld op een redelijke manier in elkaar steekt.
12
Martha Nussbaum in haar boek Therapy of Desire bespreekt tevens het ‘verschil’ tussen emotions en passions; In what follows, I shall use these two words more or less interchangeably, making no salient distiction between them. “Emotions” is the more common modern generic term, while “passions” is both etymologically closer to the most common Greek and Latin terms and more firmly entrenched in the Western philosophical tradition. In any case, what I mean to designate by these terms is a genus of which experiences such as fear, love, grief, anger, envy jealousy, and other relatives- but not bodily appetites such as anger and thirst- are the species. (Nussbaum (1994) 319, voetnoot 4) Hieruit wordt nogmaals duidelijk dat we de originele betekenis niet uit het oog moeten verliezen, en niet moeten denken aan ons begrip van emotie als zijnde gevoelens. 13
Zie het citaat bij voetnoot 9 7
Het idee van ‘de redelijke wereld’ weerklinkt in alle aspecten van het stoïsche denken, zo ook klaarblijkelijk in hun ideeën over hartstochten. An emotion (pathos), they say, is an impulse which is excessive and disobedient to reason. (Arius) Het leidende beginsel van de mens is het hègemonikon. Het zal geen verrassing zijn dat het hègemonikon een vorm van de pneuma is. Twee begrippen die allebei verwijzen naar de Goddelijke redelijkheid. Het hègemonikon als vorm van de pneuma maakt het mogelijk de redelijke natuur te begrijpen, waarvan wij deel zijn. Het maakt dat je door zelfinzicht kennis verwerft van de wereld en van de universele rede. Zoals eerder genoemd is het de taak van het hègemonikon om indrukken te ‘beoordelen’. Een hartstocht geldt als een heftige en foute beoordeling. Wanneer een vos een haas ziet en dus volgens de Stoa een mentale impressie (phantasia) van de haas heeft dan zal direct daarna de aandrang (hormè) volgen om achter het dier aan te gaan. Voor de mens is deze aandrang pas aanwezig na een moment van instemming (sunkatathesis). Maar de aandrang kan wel degelijk onredelijk zijn (wanneer men verkeerd instemt met een indruk). In dat geval spreken de Stoa over een ‘heftige emotie’, een storing binnen de ziel. Deze storing kan vier vormen aannemen; angst, verlangen, (mentale) pijn en (mentaal) genot14 . Distress (pijn) is an irrational contraction, or a fresh opinion that something bad is present, at which people think it right to be contracted (i.e. depressed). Fear (angst) is an irrational shrinking (aversion), or avoidance of an expected danger. Appetite (verlangen) is an irrational stretching (desire), or pursuit of an expected good. Pleasure (genot) is an irrational swelling, or a fresh opinion that something good is present, at which people think it right to be swollen15
‘Irrational contraction’, ‘irrational shrinking’, ‘irrational stretching’, ‘irrational swelling’, met andere woorden de gevoelens zijn ongehoorzaam aan rede (hègemonikon). Angst (phobos) is een samentrekking van de ziel die ontstaat door de overtuiging dat er iets slechts nadert. Het verlangen (epithumia) is de overtuiging dat iets goeds moet worden nagestreefd. Beide rusten op een onjuiste overtuiging en hebben betrekking op dingen in het vooruitzicht. Deze gevoelens zijn onjuist omdat zij gebaseerd zijn op verkeerde opvattingen van wat goed en slecht is. We zouden een onverschilligen houding moeten 14
Voor verschillende vertalingen en behandelingen van de vier irrationele emoties zie o.a. A.A. Long, From Epicturus to Epictetus, 381; F. H. Sandbach, The Stoics, 61; A.C Lloyd, The StoicsRist, 234; M.C. Nussbaum, Therapy of Desire, 386 15
Sedley/Long (1989), 411-b 8
hebben ten aanzien van de dingen waarvoor wij doorgaans angst kennen, bijvoorbeeld voor de dood. Angst ontstaat omdat mensen denken dat zij door het object van hun angst in hun wezen worden aangetast. De dood kan het wezen van de mens niet kwetsen, nog sterker de dood is onderdeel van het lot, Gods allesomvattende voorzienigheid. Het wezen van de mens bestaat eruit te leven in overeenstemming met dit plan, in overeenstemming met het natuurlijke. Voor mentale pijn (lupē) en genot (hēdonē) geldt hetzelfde: ze zijn gebaseerd op de overtuiging dat er iets slechts of respectievelijk goeds aanwezig is. Maar de zaken die worden nagestreefd voor bijvoorbeeld het bereiken van een gevoel van genot worden bij een heftige emotie overgewaardeerd.16 Nogmaals: als wij een emotie hebben dan komt dit door een verkeerde interpretatie. Sommige geleerden noemen dit de meest controversiële theorie van de Stoa17 . De hartstocht volgt na een verkeerde analyse door het hègemonikon van de indrukken. We moeten er voor kiezen een ander gevoel bij de indruk te hebben, hartstochten zijn slechts overtuigingen (doxai). We zijn dan nu bij het punt aangekomen waar Spinoza het niet meer eens kan zijn met de Stoïcijnen. In het voorgaande heb ik veel termen onvertaald gelaten om nu juist in dezelfde termen het onderscheidt aan te kunnen geven tussen de Stoa en Spinoza. Het hègemonikon moet na de waarneming van een mentale impressie (phantasia) instemmend of afkeurend zijn ten aanzien van deze specifieke waarneming. Dit is volgens Spinoza onmogelijk, er is geen ruimte voor de mens om zo’n sterke invloed uit te oefenen op de causale keten waardoor overtuiging en ervaring met elkaar verbonden zijn. De stoïsche filosofie schrijft voor dat er een koevoet tussen de zintuigelijke waarneming en in het innerlijke gevoel moet worden geplaatst. Deze figuurlijke koevoet, de instemming met een impressie, vindt letterlijk geen steun bij Spinoza.
16
Vele gevoelens vallen binnen de vier heftige en slechte hartstochten, bijvoorbeeld jaloezie en afgunst zijn een vorm van een mentale pijn. The following are classified under appetite: anger and its species... intense sexual desires, cravings and yearnings, love of pleasure and riches and honours, and the like. Under pleasure: rejoicing at another’s misfortunes, self -gratification, trickery and the like. Under fear: hesitancy, anguish, astonishment, shame confusion, superstition, dread and terror. Under distress: malice, envy, jealousy, pity, grief, worry, sorrow, annoyance, mental pain, vexation. (Sedley/ Long (1989), 412-e,) 17The
most controversial feature, (of the theory of the stoics): emotions are beliefs (doxai) or judgements (kriseis). (Annas (1994), 108-2) Among the most notorious an paradoxical theses in the history op philosophy is Chrysippus’ thesis that the passions are forms of false judgements or false beliefs. (M.C. Nussbaum, Therapy of Desire, 366-4) 9
De conatus Ieder ding tracht zooveel als het kan in zijn bestaan te volharden.18 Voor Spinoza was God net als bij de Stoicijnen de oorzaak van alles, de natuur, energie en ook de directe oorzaak van al het menselijk handelen. Het menselijk handelen, dat is gericht op zelfbehoud, is een manifestatie van de natuur, van God. Alles dat wij mensen het streven of vermijden waard vinden, is verbonden met de conatus, drift tot zelfbehoud. Deze drift is geen persoonlijke beslissende kracht, geen wil, het is slechts een uiting van de ‘wil’ van God, de natuur. Het bestaan van dit zelfbehoud is voor Spinoza overduidelijk. Een stoïcijn zou zeggen: “de dood kan een mens niet kwetsen, ook de dood moet gezien worden als de natuurlijke wil, het lot, het fatum”. Spinoza zou hier dus zeker iets tegenin brengen. De natuur volgt inderdaad onverbiddelijke wetmatigheden, we leven in een getermineerde wereld. Wij mensen zijn in tegenstelling tot de natuur eindige modi, we kunnen dood gaan. Maar deze dood kwetst ons. Het druist in tegen alles dat wij hebben, onze streving, drift, ons zelfbehoud. Toch, doet de conatus denken aan de horme (aandrang) van de Stoa. Beide refereren naar een fundamenteel verlangen. Een verlangen dat op zijn beurt zowel bij de Stoa als bij Spinoza moet buigen voor een wereld die getermineerd is.19 Het essentiële voor beide theorieën is herkennen dat geluk niet afhangt van controle over de natuur. Dat Spinoza vasthoudt aan verschillende Stoïsche idealen is duidelijk. Dit zal straks nog eens naar voren komen. Maar over de natuur voegt Spinoza juist op dit punt iets belangrijks toe. Zelfbehoud is onze natuur, het is zelfs het wezen van de mens,20 de conatus dwingt zich op aan de mens. De mens is bij Spinoza niet vrij om te morren aan deze drift. De Stoïcijn kan een bepaalde hormè (aandrang) controleren. Spinoza zegt dat wij niks in de natuur kunnen controleren. Er gebeurt niets in de natuur, dat haar tot een gebrek kan gerekend worden; want de natuur is steeds dezelfde en overal één, en hare deugd is dezelfde als haar vermogen om te handelen, dat is de wetten en regels der natuur, .... Dus volgen de hartstogten van haat, 18
Ethica deel 3, st. 6 (Ik heb gebruik gemaakt van de gedigitaliseerde vertaling van de Ethica, deze is tot stand gekomen in samenwerking met het Spinozahuis en is gebaseerd op de vertaling van Dionijs Burger (1860). Een andere redelijk authentieke vertaling is die van Nico van Suchtelen.) 19
Voorzoover zij leert, hoe wij ons ten opzigte van de dingen der fortuin, of die niet in onze magt zijn, dat is, ten opzigte van de dingen, die uit onze natuur niet volgen, ons behooren te gedragen; namelijk beiderlei fortuin met een kalm gemoed te verwachten en te verdragen dewijl toch alle uit het eeuwige besluit van God met dezelfde noodzakelijkheid volgt, als uit de wezenheid van eenen driehoek volgt, dat zijne drie hoeken gelijk zijn aan twee regte. Ethica deel 2, appendix 2 20
Etica deel 3 st. 7 en nogmaals: Etica deel 4 st. 22, toegift 10
toorn, nijd enz. op zichzelven beschouwd uit dezelfde noodzakelijkheid en deugd der natuur als de overige enkelvoudige dingen, ..... Dus zal ik van de natuur en de kracht der hartstogten en van de magt van den geest over hen op dezelfde wijs handelen als ik in het vorige van God en den geest heb gehandeld, en de menschelijke handelingen en neigingen evenzoo beschouwen alsof er spraak ware van lijnen, vlakken en ligchamen.21 Emoties zijn net zo goed te begrijpen als dé natuurlijke wetmatigheden, we kunnen over emoties spreken met dezelfde analytische termen die we gebruiken in de meetkunde. Hartstochten zijn geen doxai zoals Chrysippus zou stellen. Op dit punt kunnen we tevens vast stellen dat Spinoza en de stoïcijnen het over dezelfde zaken hebben als ze spreken over emoties. Ik heb in het deel over de stoïcijnen een nadruk gelegd op de vertaling van het woord emoties.
Dat heb ik gedaan om nu vast te kunnen stellen dat we in beide
theorieën verwijzen naar hartstochten, overdreven emoties of passies en niet naar gevoelens. Dit is belangrijk omdat de stoïcijnen net als Spinoza de gevoelens wel natuurlijk vinden. Als het nu zou blijken dat Spinoza spreekt over gevoelens dan is het moeilijk vast te stellen dat Spinoza geen ware stoïcijn is. Wat daarentegen wel mijn doelstelling is.
Emoties volgens Spinoza Humans are essentially embodied, and their passions are their experience of the way that their bodiesare acted on by external things.22 Een emotie die wij ervaren is een reactie op een ervaring of stimuli. Het lichaam van de mens is natuurlijk onderhevig aan invloeden van buitenaf. Het ondergaan van zo’n invloed noemt Spinoza een aandoening (affectio). Het is nu duidelijk dat wij niet vrij zijn om deze invloeden af te weren of te negeren. Deze aandoeningen, of invloeden van buitenaf hebben namelijk feitelijke gevolgen voor het succes dat de conatus heeft, het succes om te volharden in het bestaan. Wanneer wij zo’n externe impuls ondergaan levert dit een zintuigelijke beleving van lust of onlust. Wat als we terug denken aan de stoïcijnen gelijk is aan een irrational contraction’, ‘irrational shrinking’, ‘irrational stretching’, of ‘irrational swelling’. Het is op dit punt dus verstandiger om een strikt onderscheidt tussen de Stoa en Spinoza te maken. De mentale pijn (lupē) of het genot (hēdonē) is geen onredelijke instemming, het is een natuurlijke reactie. De manier waarop Spinoza emoties beschrijft 21
Ethica deel 3, voorrede
22
James (2009), 225-1 11
komt verbazend veel overéén met huidige (neuro)wetenschappelijk denkbeelden die we van emoties hebben.23 Een impuls die succesvol is voor zelfbehoud zal als prettig ervaren worden, we spreken van een prettige emotie. Al onze emoties komen voort uit dit oordelend vermogen, het vermogen dat de stoïcijnen zouden omschrijven als het hègemonikon. Bij Spinoza is dit vermogen om te oordelen ook zeker verbonden met de rede. Net zoals het hègemonikon de redelijke functie van de ziel vervuld. Spinoza zou het echter niet redelijk of onredelijk an sich noemen om een emotie te hebben. Hij behandelt dit oordelend vermogen op een andere manier, ik kom hier later nog op terug. Het is in ieder geval niet noodzakelijk onredelijk om een emotie te hebben: immers, het lichaam luistert naar de conatus. Het oordeel (en het vermogen) is causaal verbonden met het begrip van de invloed die het heeft op de conatus: Hieruit begrijpen wij duidelijk, wat liefde en wat haat is. Liefde toch is niets anders dan blijdschap verbonden met het denkbeeld eener uitwendige oorzaak; en haat niets anders, dan droefheid verbonden met het denkbeeld eener uitwendige oorzaak. Wij zien dus, dat hij, die liefheeft, noodzakelijk hetgeen hij liefheeft tracht bij zich te hebben en te behouden; en daarentegen tracht hij, die haat, hetgeen hij haat te verwijderen en te verdelgen.24 Het oordelend vermogen is (direct gerelateerd aan) de drang om te handelen. Er is geen moment in dit model van voorstelling en aandoening waartussen we een koevoet kunnen krijgen. Er is geen moment waarop we kunnen zeggen: ‘deze indrukken doen mij niks’. Er is geen vrije keuze met betrekking tot de sunkatathesis (moment van instemming). Spinoza is het niet met de stoïcijnen eens dat het van de eigen keuze afhangt zelf te bepalen hoe iemand denkt. Spinoza bedoelt: de geest is gewillig, maar het vlees is sterk.25 Hoe moeten we de emoties behandelen? De emoties zijn natuurlijke reacties op stimuli. Waarom zijn ze ook voor Spinoza slecht? Voor Spinoza behelst goed leven het vatten van de natuurlijke orde, het begrijpen van de menselijke mogelijkheden. Spinoza hanteert een relatieve betekenis van vrijheid. Vrij zijn is niet kunnen handelen naar eigen inzicht, maar impliceert het begrijpen van je beperkingen. Hiervoor moet de mens beschikken over rede. Emoties, zijn ook bij Spinoza,
Getuige het feit dat er een boek is geschreven door neuroloog Antonio Damasio dat als titel heeft: ‘Het gelijk van Spinoza’. 23
24
Ethica deel st. 13 opmerking
25
Reijen, (2008), (de geest is gewillig, maar het vlees is sterk is tevens de ondertitel van haar boek over Spinoza) 12
tegengesteld aan rede (begrip). Emoties worden dus gezien als obstakels voor Spinoza’s vrijheid, ze belemmeren begrip van de natuur. Het menschelijke onvermogen in het beheerschen en bedwingen der hartstogten noem ik dienstbaarheid. Een aan hartstogten onderhevig mensch toch is niet in zijne eigene magt maar in die der fortuin, in wier magt hij alzoo is, dat hij dikwijls gedwongen wordt, al ziet hij het voor hem betere, toch het slechtere te volgen.26 Voorzover de mens beschikt over de macht om iets van deze hartstochten te begrijpen, kan hij zich vrij noemen. Het begrijpen van de hartstochten moet dus verlichting brengen, niet het instemmen of negeren van de emoties, maar eerder een begrip van de werking ervan. Ik zal in het aankomende deel uitleggen wat de therapie van Spinoza ten aanzien van de emoties is. Duidelijk zal worden dat de therapie verschilt van die van de Stoïcijnen. De therapeutische vraag die de stoïcijn zichzelf stelt is: wat is in mijn macht om te doen? 27 Het instemmen met een mentale impressie is aan mij. De voorgeschreven therapie bestaat er vervolgens in dat we alle hartstochten moeten uitbannen. Ze zijn immers allen te begrijpen als een instemming met een onredelijke overdreven aandrang. Voor Spinoza is het tevens van belang om te begrijpen wat in ons macht ligt28. Alleen concludeert Spinoza dat het hebben van een emotie niet in onze macht ligt.29 Maar net als de stoïcijnen verbindt Spinoza wel de rede aan zijn versie van therapie. Hier zal ik dus over het vermogen der rede handelen, aan toonende, wat de rede zelve op de hartstogten vermag, en eindelijk, wat de vrijheid van den geest of de zaligheid is; waaruit wij zien zullen, hoeveel voortreffelijker de wijze is dan de onkundige.’30 26
Ethica 4, Voorrede, (Dienstbaarheid (servitus) moet hier begrepen worden als dienstbaar als zijnde een slaaf die dienstbaar is aan zijn meester, de hartstochten. 27
Het werk van Epictetus is bijzonder interessant wanneer we de stoïsche theorie met een therapie willen verbinden. Epictetus vraagt zich af: Wat is Eph’hemin (aan ons)? 28
maar daarom dewijl het noodig is zoowel het vermogen als het onvermogen van onze natuur te leeren kennen,opdat wij kunnen bepalen, wat de rede in het beheerschen der hartstogten vermag en wat zij niet vermag. Ethica 4, st. 17 29
In den geest is geen volstrekte of vrije wil, maar de geest wordt tot het willen van dit of dat bepaald door eene oorzaak, welke ook door eene andere bepaald is, en deze wederom door eene andere, en zóó in het oneindige. Ethica deel 2, st. 48 30
Ethica deel 5, voorrede 13
Als we echter de mogelijkheid moeten ontkennen om de wil te besturen. Moeten we dan niet eigenlijk ook de hoop laten varen om onze passies in de hand te kunnen houden? Spinoza zegt blijkbaar van niet. We kunnen het opwellen van emoties niet tegengaan door een instemming te weigeren. Maar het hebben van kennis over de oorzaak van de emotie bepaald wel degelijk hoe wij een emotie ervaren. Een aandoening (emotie) zal geen nare aandoening meer zijn als we ons een correct beeld hebben van de emotie. De hartstogt, die een lijdende toestand is, houdt op een lijdende toestand te zijn, zoodra als wij daarvan een helder en duidelijk begrip vormen.31 Er is geene aandoening des ligchaams, waarvan de geest niet eenig helder en duidelijk begrip kan vormen. Dus kan hij maken dat zij allen tot het denkbeeld van God worden teruggebragt.32 Voorgaande twee stelling beschrijven de manier waarop we emoties kunnen begrijpen, ze beschrijven wat het adequate kennen is. Het betekend dat iemand begrijpt dat alles wat gebeurt, alles wat mensen doen en ook alles wat iemand zelf doet niet anders had kunnen zijn dan het is. Het is niet louter denken over een incidentele voorstelling. Het is het begrijpen van de algehele natuurlijke causaliteit. Het voorstellen of begrijpen van de aard van de passies is als een hartstocht die de originele hartstocht (aandoening) vervangt. 33 Deze substitutie is in principe altijd mogelijk nogmaals: Er is geene aandoening des ligchaams, waarvan de geest niet eenig helder en duidelijk begrip kan vormen. Het adequate kennen is dus niet een puur wetenschappelijke kennen, niet een begrip dat emoties als onredelijk beschouwd. Het adequate kennen is als een verinnerlijkte hartstocht op zich zelf. Dit adequate kennen is uniek voor Spinoza, het is zijn ogen, een kracht van de geest die niet afhankelijk is van een causale relatie buiten de geest.34
31
Ethica deel 5, st. 3
32
Ethica deel 5, st. 14
33
Een hartstogt kan niet bedwongen noch weggenomen worden dan door eenen tegenstrijdigen, die sterker is dan de te bedwingen hartstogt. Ethica deel 4, st 7 34
the capacity to reason from one adequate idea to another is, in Spinoza’s view, a power of the mind that does not essentially depend on its causal relations with anything outside it. (James, 2009, 237-1) 14
De emotie begrijpen, tot slot Iedereen is in staat om zijn emotie te begrijpen, dit lijdt ertoe dat de emotie een andere vorm aanneemt. Deze vorm is prettiger en brengt de ziel tot rust. Een rust (die de stoïcijnen apatheia noemen) die niet impliceert dat we ons van de emotie moeten afzetten. We moeten deze begrijpen als onderdeel van onszelf. DeBrabander formuleert dit erg mooi: Virtue does not involve absolute control over the passions, but rather, the resignation that, seeing myself as part of nature, I must live with them always. 35 Dit maakt de ‘therapie’ die Spinoza voorschrijft radicaal anders dan die van de Stoïcijnen. Ik ben niet bij machten om de emotie uit te bannen. Mijn kennis van de emotie ontstaat in mijn ervaring met de natuur, met de Goddelijke rede. Deze ontstaat dus tevens in mijn ervaring met andere mensen. Dit maakt dat de maatschappij en de indeling daarvan voor Spinoza van groot belang zijn. Juist het begrip van de therapeutische methode van Spinoza schenkt het inzicht dat Spinoza’s filosofie all the way down sociaal is. De rede schenkt mij de wijsheid dat ik onderdeel ben van de natuur, dezelfde rede leert mij dat ik onderdeel ben van de maatschappij. De stoïsche wijze is als een rots in de zee, een rots die de wonderen van de zee in zich op neemt, en er gematigd van geniet. Maar die daarentegen de zee niet nodig heeft om zichzelf deugdzaam te noemen. De stoïsche wijze is zelfvoorzienend in zijn deugdelijkheid. Hij heeft niemand nodig om tot redelijke rust te komen (apatheia).36 De filosoof van Spinoza is als een druppel in deze zee. We kunnen onszelf alleen begrijpen als onderdeel van de natuur, in die zin dat wij net als de natuur wetmatigheden volgen. We staan in contact met andere druppels en we moeten onszelf ook als zodanig begrijpen. We moeten niet ondanks onze aandoeningen sociaal zijn. Maar we zijn verplicht sociaal te zijn dankzij onze aandoeningen (emoties). Verschillende commentaren wijzen op de duidelijke overeenkomsten tussen de Stoïcijnen en Spinoza37 . Zelfs Leibniz noemde Spinoza de leider van de nieuwe stoïcijnen. Veel fundamentele stellingname van Spinoza zijn inderdaad stoïsch. Susan James noemt Spinoza ‘the best of the stoics’. In mijn betoog heb ik in eerste instantie willen aantonen dat Spinoza inderdaad stoïsche ideeën heeft. Maar ik heb in anderzijds vooral willen laten zien dat Spinoza op een punt zeker niet een stoïsche positie inneemt. Hij beperkt de 35
Brabander, (2007) 56-2
36
Ook de stoïcijnen stellen dat de deugdelijke wijze zich dienstbaar moet opstellen aan de mensen om hem heen, de stoïsche wijze is hiermee ook sociaal, maar zoals nu duidelijk is, op een andere manier. 37Susan
James (1993), Firmin de Brabander (2007), Miriam v Reijen (2008), Jon miller (2009), 15
vrijheid van de mens nog meer. We zijn niet in staat om de emoties volledig uit te bannen. Dit is zeker niet een triviaal moment in de filosofie van Spinoza. Op dit punt wordt namelijk precies duidelijk wat de aard van de mens is. Spinoza verbindt aan zijn begrip over emoties wat het is om deugd te bezitten en hoe men vrij kan zijn. Het is in dit licht ook niet verwonderlijk dat vrijheid van geest zoals we die hebben besproken in zekere mate parallel is aan een vrij burger zijn in een maatschappij.38 Het is mens-eigen om een emotie te hebben. Intuïtief voelt het problematisch om de emoties volledig uit te bannen. Emoties lijken ons te overkomen, dit bevestigd Spinoza. De cognitieve theorie van de aandoeningen die Spinoza levert spreekt mij persoonlijk erg aan. Het is in mijn ogen onmogelijk om een mentale impressie te weigeren, zoals modern neurowetenschap tevens onderkent. Een waarneming, en de bijpassende reactie hebben een functie en die functie is zelfbehoud. Ik benoem dit zelfbehoud, net als Spinoza, als essentie van de mens. Anderzijds ervaar ik het als gebrek aan controle, en dus als onprettig als ik heftig emotioneel wordt en daardoor niet meer redelijk kan handelen. In die zin begrijp wat de stoïcijnen voor ogen hadden. Spinoza lijkt deze twee kenmerken van emoties, die iedereen ervaart, met elkaar te verenigen, daarmee is zijn werk, nog steeds bijzonder relevant en uitermate interessant.
6607 woorden
38
In both cases, slavery consist in subjection to an arbitrary power (james, 2009) 241-1 Het artikel van Susan James, is op zich zelf al treffend en verheldert de parallel tussen de therapeutische behandeling van emoties en het belang van een correcte indeling van een maatschappij. 16
Bibliografie - J.E. Annas, Hellenistic Philosophy of Mind, University of California Press, 1994 - F. DeBrabander, Spinoza and the Stoics, Continuum, 2007 - C. Brooke, How the stoics became atheists, Cambridge University Press, 2006 - P. Donini, D. Furley, B. Inwood, e.a. Cambridge History of Hellenistic Philosophy, Cambridge University Press, 1999 - S. James, Spinoza the Stoic, The Rise of Modern Philosophy Oxford University Press, 1993 - S. James, Freedom, Slavery, and the Passions, The Cambridge Companion to Spinoza's Ethics, Cambridge University Press, 2009 - A.A. Long, From Epicurus to Epictetus, Oxford University Press, 2006 - J. Miller, Spinoza and the Stoics on Substance Monism, The Cambridge Companion to Spinoza's Ethics, Cambridge University Press, 2009 - M.C. Nussbaum, The Therapy of Desire, Princeton University Press, 1994 - D. Pereboom, Stoic Psychotherapy in Descartes and Spinoza, University Vermont, 1994 - J.M. Rist, A.C. Lloyd, The Stoics, University California Press, 1978 - F.H. Sandbach, The Stoics, Hackett Publishing, 1994 - D.N. Sedley, A.A. Long, The Hellenistic Philosophers: Vol 2, Cambridge University Press, 1989 - M.v. Reijen, Spinoza, Klement, 2008 - B. Spinoza, Ethica, Vertaling Dionijs Burger, 1860
17