SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht Rapportage over het 2' en 3* kwartaal 2006
Versie: 1.1
Status: Bespreken / Kennisnemen In opdracht van: Wethouder J.W. Spigt Ambtelijk opdrachtgever: José Manshanden Projectleider/procesmanager: Jannie Storm Datum: 28 november 2006
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
1
Inleiding
7.1 SMS-Kinderfonds Het SMS-Kinderfonds (School -Muziek-Sport Kinderfonds) is begin 2006 van start gegaan. Het fonds vormt een onderdeel van het armoedebeleid van de gemeente Dordrecht en heeft tot doel de maatschappelijke participatie van kinderen uit arme gezinnen te vergroten. Opgroeien in een arm gezin Heeft aanzienlijke gevolgen voor kinderen. Beperkte maatschappelijke participatie is één van die gevolgen. De gemeente Dordrecht hecht eraan dat kinderen en jongeren zich kunnen ontwikkelen en vindt (het bevorderen van) participatie daarom essentieel. Met het SMS-Kinderfonds wil de gemeente Dordrecht kinderen uit arme gezinnen een kans geven te participeren. Dit doet zij door middelen besc hikbaar te stellen zodat kinderen uit arme gezinnen kunnen deelnemen aan allerlei activiteiten. Met een bijdrage uit het fonds kunnen kinderen deelnemen aan activiteiten van de school (schoolreisjes, schoolkamp), deelnemen aan zwemles, lid worden bij een s portctub, vereniging of kunstzinnige vorming, maar ook de benodigde (sport)materialen aanschaffen. Kinderen en jongeren tot 18 jaar, woonachtig in Dordrecht in een armoedesituatie komen in aanmerking voor het SMS-Kinderfonds. Als grens wordt 120% van het w ettelijke sociaal minimum (WSM) gerekend. Voor de uitvoering van het SMS -Kinderfonds werkt de gemeente samen met de Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds Zuid-Holland. De middelen uit het SMSKinderfonds worden pas ingezet als voorliggende voorzienin gen (bijzondere bijstand, kinderbijslag, kindertoeslag, tegemoetkoming studiekosten etc.) zijn benut. Een beoogd neveneffect van het SMS-Kinderfonds dient dus een betere benutting van de bestaande voorzieningen te zijn.
7.2 Rapportagesystematiek en leeswijzer Bij de start van het SMS-Kinderfonds is afgesproken om per kwartaal over de uitvoering aan het College te rapporteren. Na een eerste rapportage in juni 2006 (betreffende het 1" kwartaal) wordt in voorliggende notitie gerapporteerd over het 2 " en 3* kwartaal 2006. In deze rapportage zijn de gegevens verwerkt die door Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds conform artikel 3 van de uitvoeringsovereenkomst aan de afdeling Zorg van de Sociale Dienst zijn gerapporteerd (zie paragraaf 4). Om de resultaten van kwartaal 2 en 3 op een juiste wijze te kunnen interpreteren is het gewenst om ook zicht te hebben op de eerste resultaten van kwartaal 1. Vandaar dat we deze rapportage beginnen met een samenvatting van die resultaten (zie paragraaf 2). Verder wordt in voorliggende rapportage ingegaan op de door het Sociaal Geografisch Bureau (SGB) uitgevoerde O-meting naar de mate van participatie van kinderen tot 18 jaar en het gebruik van de voorzieningen onder deze groep (zie paragraaf 3). De publicatie van het SGB treft u aan als bijlage bij deze rapportage.
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
2 2.1
De start en de eerste resultaten De start
Eind januari 2006 is het SMS-kinderfonds gestart via een presentatie in de media. Tegelijkertijd zijn per brief alle betrokken organisaties (scholen, welzijn - en zorgsinstellingen, etc) geïnformeerd. De Stichting Leergeld en Jeugdsportfonds zijn in februari 2006 begonnen met het behandelen van aanvragen. Leergeld maakt, op basis van meldingen van intermediairs en organisaties, afspraken voor een huisbezoek. De aanvragen voor het Jeugdsportfonds lope n via de intermediairs {onder meer schoolmaatschappelijk werkers en gezinsvoogden) van Bureau Jeugdzorg. Om dubbele aanvragen en dubbel werk te voorkomen is afgesproken dat Leergeld en Jeugdsportfonds de aanvragen met elkaar afstemmen.
2.2
Resumé resultaten 7* kwartaal 2006
Op 8 juni 2006 is er door het College per informatiebrief voor het eerst aan de Raad gerapporteerd over de performance van het SMS -Kinderfonds. Destijds werd onder meer geconstateerd dat de start van het fonds gepaard ging met enkele onduidelijkheden. Zo was in de eerste maanden na de start nog niet bij alle aanvragende organisaties duidelijk dat men bepaalde activiteiten voor kinderen niet meer via de Dordtpas kreeg gesubsidieerd maar dat dit voortaan via het SMS-Kinderfonds diende te gebeuren. Verder werd geconstateerd dat de aanmelding via leerkrachten en/of decanen op scholen nog niet goed liep. Een dergelijke praktijk bleek tot gevolg te hebben dat dat ouders zelf ook aanmelders werden. Dit strookt niet met de uitgangspunten en werkwijze die voor het fonds gekozen zijn. Aangegeven is dan ook dat uitvoerder Leergeld in de volgende kwartalen meer aandacht zou besteden aan het goed informeren van de scholen over de werkwijze van het fonds. Tot slot bleek in het 1 e kwartaal dat de uitvoerder Stichting Leergeld moeilijk te bereiken was. Dit probleem is met Leergeld besproken en afgesproken werd dat de bereikbaarheid van de coördinator verbeterd diende te worden (dmv uitbreiding van het secretariaat met vrijwilligers en het uitbrengen van een folder waardoor aanvragen ook schriftelijk ingediend kunnen worden). De rapportage over het 1 e kwartaal eindigde met de verwachting dat de inmiddels geconstateerde toename van het aantal aanmeldingen in het 2 ' kwartaal gestaag door zou zetten in de rest van het jaar.
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
3
SMS Kinderfonds: een passend instrument
3.1 O-meting bevestigt belang SMS Kinderfonds Voor de Sociale Dienst is het belangrijk om te weten in hoeverre het SMS-Kinderfonds effectief wordt ingezet. Daarom is bij de start van het fonds afgesproken dat zij na vier jaar een evaluatie zal uitvoeren. Om inzicht te hebben in de uitgangssituatie heeft het Sociaal Geografisch Bureau bij de start van het SMS -Kinderfonds de opdracht gekregen om een-g-meting jj'^te-voereru. Door middel van een schriftelijke-enquête-onder,ruim 500 Dordtse gezinnen met kinderen tot 18 jaar is de participatie van kinderen en het gebruik van voorzieningen in kaart gebracht. Daarbij is onderscheid gemaakt naar gezinnen met een inkomen tot 120% van het Wettelijk Sociaal Minimum (de doelgroep van het SMS-Kinderfonds) en gezinnen met een inkomen boven 120% WSM. De resultaten van de meting zijn in mei 2006 gepubliceerd. Enkele bevindingen uit die publicatie: Financiële situatie Een behoorlijk gedeelte van de gezinnen in Dordrecht met een inkomen tot 720% WSM heeft moeite met rondkomen. Bijna de helft zegt schulden te moeten maken en volgens vier op de tien is er onvoldoende geld om dagelijks groente en fruit te consumeren. Ruim de helft heeft niet genoeg geld om de schoolkosten van de kinderen te betalen en de ruime meerderheid kan zich geen nieuwe kleren of uitstapjes met het gezin permitteren. Participatie kinderen De ongunstige financiële situatie van gezinnen met een inkomen tot 120% WSM vertaalt zich ook in een mindere participatie van de kinderen aan activiteiten. Ruim de helft van de kinderen (4 tot 18 jaar) uit arme gezinnen participeren niet al het gaat om schoolreisjes en sporten bij een club. Het onderzoek onderstreept het belang van het bestaan van een kinderfonds. Zo gaan kinderen uit arme gezinnen slechts in de helft van de gevallen mee op schoolreisje, van kinderen uit een gezin met een inkomen boven de 120% WSM is dit in 8 op de 10 keer het geval. Verder sport slechts een kwart van de kinderen uit arme gezinnen bij een sportclub terwijl de 'beter bedeelde' kinderen vaker wel dan niet lid zijn van een sportclub. Het SMS-kinderfonds kan bijdragen aan het rechttrekken van deze ongewenste ongelijkheid. De gehele rapportage inzake de O-meting is als separate bijlage bijgevoegd. 3.2 Voorliggende voorzieningen Behalve vanuit het oogpunt van de bevordering van participatie blijkt ook dat het SMS Kinderfonds ten aanzien van de bekendheid en het gebruik van beschikbare voorzieningen - één van haar subdoelstellingen - een passend instrument kan zijn Tijdens de huisbezoeken komen meer zaken aan de orde dan die strikt noodzakelijk zijn voor het invullen van een aanvraag in het kader van het SMS-Kinderfonds. Daar waar dat mogelijk is wordt door de intermediairs gewezen op het bestaan van overige voorzieningen in het kader van het minimabeleid. Deze inspanningen leiden samen met andere initiatieven van de Sociale Dienst Dordrecht (uitbrengen van het boekje 'Voorzieningen die u verder helpen', realisatie van een artikelenserie op de gemeentepagina en organisatie van een intermediairenbijeenkomst met voorlichting over
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
bestaande minimaregelingen) tot het verbeteren van het bereik van de voorliggende voorzieningen. In 2007 worden dergelijke initiatieven voortgezet en uitgebreid. Zo zal het voorlichten en trainen van intermediairs worden geïntensiveerd en zal, nog meer dan nu het geval, worden samengewerkt en afgestemd met de sector MO van de gemeente. De werkwijze van het SMS-Kinderfonds sluit goed aan bij een veranderende visie rond het minimabeleid in Dordrecht. Naast de traditionele curatieve aanpak (die noodzakelijk blijft) wordt steeds meer aandacht ingeruimd voor een meer preventieve en integrale aanpak met meerdere partners (de sector MO, Jeugdzorg, onderwijsinstellingen, etc,). Het bevorderen van participatie bij kinderen voorkomt problemen in de toekomst. De samenwerking met genoemde partners zorgt voor een beter zicht op de diverse door de gemeente gedifferentieerde doelgroepen (verminderde maatschappelijke participatie, problematische schulden, etc..). Door informatie uit te wisselen met elkaar en gebruik te maken van eikaars netwerken is het mogelijk om, zeker op het terrein van het ondersteunen van gezinnen met kinderen, een meer effectieve inzet van middelen te realiseren.
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
2e en 3e kwartaal 2006: de resultaten
4 4.1
Begrippen
Om de nu volgende cijfers op een juiste wijze te kunnen interpreteren dient men notie te nemen van het feit dat: in één aangemeld gezin voor meerdere kinderen een aanvraag kan worden ingediend en het bovendien mogelijk is om per kind meerdere aanvragen in te dienen.
4.2
Verstrekkingen aan kinderen via Stichting Leergeld
Cijfers In de maanden april tot en met september (het 2 * en 3" kwartaal) zijn er 195 gezinnen aangemeld (was in het 1" kwartaal 72) die voor één of meer kinderen één of meerdere aanvragen wenste in te dienen. Door de coördinator en de intermediairs zijn in deze periode 193 huisbezoeken afgelegd (was in het 1' kwartaal 38) waarbij aanvraagformulieren zijn ingevuld. Door de beoordelingscommissie (Coördinator en bestuursleden) zijn er in dit half jaar 241 aanvragen gehonoreerd (was in het 1 ' kwartaal 27) voor een bedrag van € 30.894,33 (was in het 1 " kwartaal € 1.124,50). Er zijn 37 aanvragen afgewezen (was in het 1 e kwartaal 7). De 241 gehonoreerde aanvragen in het 2° en 3B kwartaal samen betreffen 70 keer lidmaatschap van een sportvereniging, 32 keer het volgen van zwemlessen, 71 keer de kosten van een schoolreis of schoolfonds, 25 keer het verstrekken van een fiets, 32 keer het verstrekken van sportbenodigdheden en 11 keer het volgen van een muziekcursus. Kwartaal 1 2 3
Totaal
Aantal gezinnen aangemeld
Gezinnen bezocht
72 117 78 267
38 100 93 231
Aantal aanvragen ingediend 38 251 308 597
Aanvragen gehonoreerd 27 84 157 268
Totaal gehonoreerd bedrag € 1.124,50 € 15.037,33 € 15.857,00 € 32.018,83
Aantal geholpen kinderen 13 63 119 195
Aanvragen afgewezen
Aanvragen nog in behandeling per einde kwartaal
7 15 22 44
Enkele opmerkingen ten aanzien van de resultaten van Stichting Leergeld: • Het aantal met middelen van het SMS-Kinderfonds ondersteunde kinderen zal in 2006 nog fors oplopen. Want behalve de reeds 312 afgehandelende aanvragen (goed voor 195 geholpen kinderen) zijn er op 1 oktober 2006 nog 285 aanvragen in behandeling. Er vanuit gaande dat ook van deze aanvragen 85% wordt gehonoreerd zal het aantal geholpen kinderen over het jaar 2006 rond 350 uitkomen. Dit is conform de doelstelling zoals bij de start van het SMS Kinderfonds geformuleerd.
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
4 156 285
nvt
Dat het aantal nog in behandeling zijnde aanvragen {en daarmee het aantal nog te helpen kinderen) relatief fors is {285} valt eenvoudig te verklaren. Voor een groot aantal aanvragen geldt dat nog ontbrekende bewijsstukken (deelnamebewijs sport, recreatie, etc.) moeten worden verzameld. Het completeren van een aanvraag kost gewoon tijd. Daarnaast is het zo dat er relatief veel nieuwe aanvragen in het derde kwartaal zijn ingediend. Deze aanvragen worden voor een aanzienlijk gedeelte pas in het 4e kwartaal door de beoordelingscommissie getoetst en beoordeeld. In dat verband is het de verwachting dat het voor 2006 aan Stichting Leergeld per beschikking beschikbaar gestelde budget van € 87.406,- in het geheel zal worden benut. In het 2° kwartaal werd Leergeld geconfronteerd met een forse toename van het aantal aanvragen. Het aantal intermediairs bleek ontoereikend. Een achttal nieuwe kandidaten voor een intermediairsfunctie is inmiddels geworven en in de periode augustus/oktober opgeleid. Deze intermediairs gaan in 4 ' kwartaal aan de slag. Leergeld heeft de site www.leeraelddordrecht.nl gelanceerd. Op deze site is informatie te vinden over de stichting en er kan door elk individu een aanvraag worden aangemeld. Daarmee draagt de site bij aan de zichtbaarheid en de bereikbaarheid van Leergeld. In het 2° kwartaal werd geconstateerd dat het aantal aanmeldingen vanuit scholen opvallend laag te noemen was. In het 3 ° kwartaal zijn bijna alle directies van scholen voor VO voorzien van folders voor aanmeldingen. Een klein deel moet nog een mondelinge toelichting ontvangen. Leergeld geeft aan dat het, kijkend naar de aanvragen en verstrekkingen, opvalt dat er veel uitbetalingen op het terrein van sport liggen, terwijl het Jeugdsportfonds hiervoor de middelen ontvangt {voor een specifieke doelgroep weliswaar). Leergeld acht het van belang dat op basis van ervaringscijfers met Jeugdsportfonds en de gemeente overlegd wordt over deze constatering. In het 2" kwartaal heeft de serviceclub de Kiwani's de opbrengst van een golftoernooi geschonken aan Leergeld Dordrecht. Het ging om een bedrag van € 10.000,= euro. Er zijn door de stichting in kwartaal 3 afspraken gemaakt met enkele bedrijven. Zo is het mogelijk om een fiets of bijvoorbeeld sportbenodigdheden te krijgen via inlevering van een door de Stichting beschikbaar gestelde cheque. In het 3* kwartaal constateert Leergeld dat er bij de huisbezoeken meer zaken op tafel komen dan van belang voor het invullen van een aanvraag (multi problematiek). De stichting geeft aan dat het van belang is om deze ontwikkeling goed te volgen en in overleg te bepalen waar de grenzen van Leergeld zich bevinden.
4.3
Verstrekkingen aan kinderen via het Jeugdsportfonds
Cijfers In de maanden april tot en met september { 2 e en 3* kwartaal) zijn er via het Jeugdsportfonds 17 aanvragen gehonoreerd (was in 1 e kwartaal 13). Het betreft in alle gevallen de kosten voor deelname aan sport. Het totaal van de toegekende aanvragen in het 2' en 3° kwartaal bedraagt € 3.280,80 (was in het 1° kwartaal € 2.636,50).
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 OQ ni-ilinmhnr "J<~\r\R 28 november 2006
Enkele opmerkingen ten aanzien van de resultaten van het Jeugd sport fonds: • In een toelichting op de realisatiecijfers geeft het Jeugdsportfonds aan dat het in het 'Plan van aanpak SMS-Kinderfonds' opgenomen aantal kinderen waaraan een bijdrage om te sporten dient te worden gegeven niet zal worden bereikt. In de eerste drie kwartalen van 2006 blijft de teller steken op 30 gehonoreerde aanvragen. • In dat verband is het de verwachting dat het voor 2006 aan Stichting Jeugdsportfonds per beschikking beschikbaar gestelde budget van € 66.250,niet in het geheel zal worden benut. • In een analyse van het Jeugdsportfonds geeft de organisatie aan dat de oorzaak van het verschil tussen verwachtingen en realisatie gelegen is in het feit van (deels) onjuiste vooronderstellingen bij de start van het SMS-Kinderfonds. Zo constateert het Jeugdsportfonds na het verstrijken van kwartaal 3, anders dan verondersteld: o medewerkers van Bureau Jeugdzorg nog onvoldoende bekend zijn met het Jeugdsportfonds / SMS kinderfonds; o er met uitzondering van de thu iszorg in Dordrecht geen contact is met de instellingen binnen het Dordtse. Andere wijzen van aanmeldingen dienen onderzocht te worden. Jeugdsportfonds stelt voor om de geconstateerde knelpunten op korte termijn weg te nemen. Daarbij neemt het Jeugdsportfonds zelf de lead. Daar waar de gemeente Dordrecht een bijdrage kan leveren aan h et wegnemen van de knelpunten zal zij dat vanzelfsprekend doen.
4.3
Tot slot
Toename gebruik zet door; bereik neemt toe Er wordt door gezinnen met een inkomen tot 120% WSM volop en steeds meer gebruik gemaakt van de middelen uit het SMS Kinderfonds. Niet alleen de aanmeldingen zijn ten opzichte van het 1 * kwartaal toegenomen maar bovendien is het de verwachting dat als gevolg van het vertragingseffect (tussen aanvraag en toekenni ng zit nu eenmaal tijd) in het 4* kwartaal het aantal toekenningen nog fors zal toenemen. Mede omdat Stichting Leergeld inmiddels over meer intermediairs beschikt die op huisbezoek bij de gezinnen kunnen gaan. Optimaliseren bekendheid SMS-Kinderfonds Er wordt door zowel het Jeugdsportfonds als door de Stichting Leergeld serieus aandacht besteed aan het wegnemen van knelpunten, waaronder de nog relatieve onbekendheid van het fonds bij intermediairs en de doelgroep zelf. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de Stichting Leergeld reeds diverse verbeteracties heeft doorgevoerd (proactief benaderen van scholen en overige intermediairs) en dat het Jeugdsportfonds vooralsnog alleen knelpunten heeft geïnventariseerd. Nog wisselende performance uitvoerders De volumegroei van het aantal aanvragen, het aantal toekenningen en het gebruik van de middelen uit het SMS Kinderfonds is volledig toe te schrijven aan de werkzaamheden van de Stichting Leergeld. De aanvragen bij het Jeugdsportfonds nemen in omvang zelfs iets af. De Stichting Leergeld is tot op heden beter dan het Jeugdsportfonds in staat gebleken om de doelgroep te bereiken (zelfs waar het gaat om bijdrage aan contributie voor sportverenigingen).
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
Verbeteracties Jeugdsportfonds Op basis van de 2* en 3 e kwartaalrapportage heeft contact plaatsgevonden met beide uitvoerders. Het Jeugdsportfonds heeft inmiddels aangegeven dat meer dan voorheen zal worden ingezet op het groepsgewijs aanmelden van kinderen, op het beter informeren van het maatschappelijk werk over de mogelijkheden die het SMSKinderfonds biedt en op een betere samenwerking tussen Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds. Inmiddels zijn hierover ook afspraken gemaakt met beide partijen. Verder is vanaf 2007 ook bij het Jeugdsportfonds in een mogelijkheid tot digitaal aanmelden voorzien. De genoemde verbeterpunten geven voldoende vertrouwen in het Jeugdsportfonds als uitvoerder van het SMS -Kinderfonds in de komende jaren. Verwachting realisatie 2006 Op grond van de nu beschikbare gegevens over de perf ormance in 2006 is het de verwachting dat de Stichting Leergeld haar doelstellingen 2006 realiseert. Dat wil zeggen; een bereik van 350 kinderen en benutting van het beschikbare budget (€ 87.406,-)- Dat geldt niet voor het Jeugdsportfonds. Het ligt niet in de verwachting dat de in gang gezette verbeteracties nog dit jaar alsnog zullen leiden tot een bereik van 250 kinderen en benutting van de toegekende € 66.250,-. Vooruitblik 2007
In de begroting voor het SMS-Kinderfonds 2007 wordt uitgegaan van een te realiseren bereik van 718 kinderen (2 x 359) en een beschikbaar budget van € 179.746,- (2 x € 89.873,-). Mede gezien de recente groei van het totale aantal aanmeldingen en gegeven de verwachting dat de nog te nemen maatregelen bij beide uitvoerders hè t gewenste effect zullen sorteren, is er ondanks de 'trage start' geen reden om deze begroting voor het SMS-Kinderfonds als geheel bij te stellen. Wel zal er in 2007 een herverdeling van de taakstelling tussen de twee uitvoerders - Leergeld en het Jeugdsportfonds - plaatsvinden. Zo is inmiddels met het Jeugdsportfonds afgesproken dat men in 2007 als gevolg van voortschrijdend inzicht niet 3 59 maar 100 kinderen dient te bereiken. Deze reductie van de taakstelling wordt gecompenseerd door het uitbreiden van de taakstelling van Leergeld (van 359 naar 700 aanvragen). De voor 2007 af te geven subsidiebeschikkingen z ijn in overleg met de uitvoerders inmiddels aangepast in lijn met de herverdeling van de taakstelling. Regionalisering Het SMS-Kinderfonds {School-Muziek-Sport Kinderfonds) is in 2006 van start gegaan als een gemeentelijke voorziening voor kinderen uit arme gezinnen binnen de gemeente Dordrecht. Omdat Dordrecht en de overige Drechtstedengemeenten Albasserdam, Hendrik-ldo-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht voornemens zijn om vanaf 1 januari 2008 één geharmoniseerd minimabeleid te voeren (zie ook het 'Harmonisatievoorstel minimabeleid') ligt het in de lijn der verwachting dat ook het SMS Kinderfonds geregionaliseerd zal worden. Nadere uitwerking van deze regionalisering kan plaatsvinden in 2007.
Rapportage SMS-Kinderfonds gemeente Dordrecht - versie 1.1 28 november 2006
O-meting SMS-Kinderfonds
Sociaal Geografisch Bureau gemeente Dordrecht drs. J.M. Schiff mei 2006
Colofon Opdrachtgever Tekst Drukwerk Informatie
Sociale Dienst gemeente Dordrecht Sociaal Geografisch Bureau Stadsdrukkerij Gemeente Dordrecht Sociaal Geografisch Bureau (SGB) Postbus 8 3300 AA DORDRECHT telefoon: (078) 639 64 65 w w w. sociaalgeograf ischbureau. nl
Het overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van duidelijke bronvermelding
Inhoud Samenvatting
5
7 7 7 7
2.5
Bekendheid en pebruik voorzieninoen
Bijlage 1 Berekening aantal Dordtse kinderen in huishoudens tot 120% WSM Bijlage 2 Tabellen Bijlage 3 Vragenlijst
9 9 9 10 11 13
Samenvatting Hat SMS-Kinderfonds (School-Muziek-Sport Kinderfonds) heeft tot doel de maatschappelijke participatie van kinderen uh arme gezinnen in Dordrecht te vergroten. Tevens beoogt het fonds een betere benutting van de bestaande voorzieningen voor huishoudens met een laag inkomen. Om de stand van zaken op deze terreinen bij de start van het fonds in kaart te brengen heeft hot Sociaal Geografisch Bureau in opdracht van de Sociale Dienst een O-meting uitgevoerd. De resultaten onderstrepen het belang van het SMSKinderfonds. Kinderen uit gezinnen met een laag Inkomen participeren veel minder in activiteiten, omdat de financiële positie van de oudera daartoe geen ruimte biedt. BovencKen worden de - deels specifiek voor hen bedoelde - voorzieningen door gezinnen met een laag Inkomen verre van optimaal benut.
Door middel van een schriftelijke enquête onder ruim 500 Dordtse gezinnen met kinderen tot 18 jaar hebben we de participatie van kinderen en het gebruik van voorzieningen in kaart gebracht. We hebben daarbij een onderscheid gemaakt naar gezinnen met een inkomen tot 120% van het wetteKjk sociaal minimum (WSM) en gezinnen met een inkomen boven 120% WSM. De eerste behoren tot de doelgroep van het SMS-Kinderfonds. De belangrijkste resultaten van de 0meting leest u in deze samenvatting.
Omvang doelgroep Op basis van gegevens uit het Stadspanel, een representatieve steekproef van de Dordtse bevolking, hebben we een schatting gemaakt van het aantal kinderen in arme gezinnen. Zo'n 6.900 kinderen in 4.900 huishoudens in Dordrecht groeien op in een gezin met een inkomen tot 12O% WSM. Het betreft een kwart van de Dordtse huishoudens met kinderen. De helft hiervan leeft op of onder het sociaal minimum.
Achtergrond onderzoeksgroep Zes op de tien gezinnen in de onderzoeksgroep zijn tweeoudergezinnen. Bij vier op de tien betreft het eenoudergezinnen, vrijwel allemaal met een vrouw aan het hoofd. In de tweeoudergezinnen werkt driekwart van de ouders (alleen of beide). Drie op de tien alleenstaande ouders werkt. Als beide ouders werken is het inkomen vrijwel altijd hoger dan 120% WSM. Werkt één ouder dan heeft tweederde van de tweeoudergezinnen en een kwart van de eenoudergezinnen een inkomen boven 120% WSM. Werken de ouder(s) niet, dan is het inkomen vrijwel altijd lagerdan 120% WSM.
Rnanciële situatie Een behoorlijk aandeel gezinnen met een inkomen tot 120% WSM heeft moeite met rondkomen. Bijna de helft zegt schulden te moeten maken en volgens vier op de tien is er onvoldoende geld om dagelijks groente en fruit te consumeren. Ruim de helft heeft niet genoeg geld om de school kost en van de kinderen te betalen en de ruime meerderheid kan zich geen nieuwe kleren of uitstapjes met het gezin permitteren. Dit treft naar onze inschatting dus tussen de 2.700 (niet dagelijks groente en fruit) en 6.300 (geen gezinsuitstapjes) Dordtse kinderen uit arme gezinnen. De financiële situatie van gezinnen met een inkomen tot 120% WSM steekt ongunstig af tegen die van de gezinnen met een inkomen boven 120% WSM én tegen het gemiddelde van Dordtse gezinnen met kinderen.
Participatie kinderen De ongunstige financiële situatie van gezinnen met een inkomen tof 720% WSM vertaalt zich ook in een mindere participatie van de kinderen aan activiteiten. Ruim de helft van de kinderen (4 tot 18 jaar) gaat mee op schoolreisjes en een kwart sport bij een club. Zo'n 2.400 en 4.100 Dordtse kinderen (4 tot 18 jaar) uit arme gezinnen participeren dus niet als het gaat om schoolreisjes en sporten bij
O-meting SMS-Kinderfonds
een club. Van de kinderen uit een gezin met een inkomen boven 120% WSM nemen respectievelijk ruim acht op de tien en ruim de helft deel aan schoolreisjes en sport in clubverband. Kinderen uit een gezin tot 120% WSM doen wel wat vaker mee aan activiteiten in het buurtcentrum. Het feit dat deze activiteiten weinig of geen geld kosten zijn daar zeer waarschijnlijk de reden voor. Tot slot neemt ruim één op vijf kinderen uit een gezin tot 120% WSM aan geen enkele activiteit deel. In Dordrecht participeren dus naar schatting 1.200 kinderen (4 tot 18 jaar) uit arme gezinnen op geen enkele manier. Het gaat vaak om kinderen in een gezin met een kwetsbare sociaaj-econpm[sche positie (geen werk, inkomen op het sociaal minimum en niet
Volgens driekwart van de gezinnen met een inkomen tot 120% WSM kunnen (een deel van) de kinderen aan óón of meer activiteiten niet meedoen vanwege financiële redenen. Bij 38% van de gezinnen met een inkomen boven 120% WSM kunnen (sommige) kinderen niet deelnemen aan één of meer activiteiten omdat de financiën dat niet toelaten. Ook het aanschaffen van materiaal voor activiteiten van de kinderen -zoals sportkleding - levert voor de meeste gezinnen met een inkomen tot 120% WSM in meerdere of mindere mate problemen op. De helft kan deze spullen helemaal niet betalen en voor bijna vier op de tien kost het moeite de spullen aan te schaffen. Slechts één op de tien gezinnen tot 120% WSM heeft hier dus geen moeite mee. Van de gezinnen boven 120% WSM kan tweederde de spullen zonder moeite aanschaffen.
De aanzienlijk mindere participatie van kinderen uit arme gezinnen benadrukt het belang van het SMSKinderfonds. Bovendien laten de uitkomsten zien dat de doelgroep van het SMS-Kinderfonds aanzien/i/k is. In brede zin gaat het om circa 4.1OO kinderen die niet sporten in clubverband en 2.4OO kinderen die niet meegaan op schoolreisjes. En er is een kerngroep van 1.200 kinderen uit arme gezinnen die helemaal niet participeren.
Bekendheid en gebruik voorzieningen Landelijke voorzieningen zoals kindenbijslag, kindertoeslag en alleenstaande oudertoeslag zijn bij de meeste gezinnen bekend. Van de gemeentelijke voorzieningen zijn de gezinnen minder goed op de hoogte, alleen de kwijtschelding van belastingen is bij de meerderheid bekend. Opvallend is dat de voorzieningen nauwelijks meer bekend zijn bij de gezinnen met een inkomen tot 120% WSM dan bij de gezinnen boven 120% WSM. Het gebruik van de meeste voorzieningen is bij gezinnen met een inkomen tof 720% WSM wel hoger dan bij de gezinnen boven 12O% WSM. Toch maakt een groot deel van deze gezinnen geen gebruik van met name de gemeentelijke voorzieningen. Het feit dat een deel van de groep tot 120% WSM (tussen 10O% en 120% WSM} wellicht niet in aanmerking komt voor deze voorzieningen verklaart het relatieve lage gebruik niet. Gezinnen met een inkomen tot 100% WSM maken nauwelijks meer gebruik van de voorzieningen dan de groep tussen 100% en 120% WSM.
Het ondergebruik van vooral gemeentelijke voorzieningen is een aandachtspunt, aangezien deze voorzieningen juist bedoeld zijn als steuntje in de rug voor lagere inkomens. In het onderhavige onderzoek en uit landelijk onderzoek vinden we geen aanwijzingen dat het specifieke kwetsbare groepen betreft die onbekend zijn met de bestaande voorzieningen.
O-meting SMS-Kindsrfonds
1
Inleiding
Om de maatschappelijke participatie van kinderen uit arme gezinnen te bevorderen heeft de gemeente Dordrecht het SMS-Kinderfonds (School-Muziek-Sport Kinderfonds) opgericht. Tevens heeft het fonds een betere benutting van de bestaande voorzieningen als doel. Het Sociaal Geografisch Bureau heeft bij de start van het fond* een O-meting uitgevoerd om de uitgangssituatie wat betreft de participatie van kinderen en voorzieningengebruik door de oudere inzichteGjk te maken.
1.1
Aanleiding
Opgroeien in een arm gezin heeft aanzienlijke gevolgen voor kinderen. Minder maatschappelijke participatie is daar een van. Arme kinderen doen minder vaak mee aan schoolse activiteiten, zijn minder vaak lid van een club en maken minder vaak uitstapjes met het gezin. Dit heeft gevolgen voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen.' De gemeente Dordrecht hecht eraan dat kinderen en jongeren zich kunnen ontwikkelen en vindt participatie daarom essentieel. Met het SMS-Kinderfonds wil de gemeente Dordrecht kinderen uit arme gezinnen een kans geven te participeren. Het SMS-Kinderfonds is begin 2006 in het leven geroepen. Het fonds is een onderdeel van het armoedebeleid van de gemeente Dordrecht en heeft tot doel de maatschappelijke participatie van kinderen uit arme gezinnen te vergroten.2 Dit doet zij door middelen beschikbaar te stellen zodat kinderen uit arme gezinnen kunnen deelnemen aan allerlei activiteiten. Met een bijdrage uit het fonds kunnen kinderen deelnemen aan activiteiten van de school (schoolreisjes, schoolkamp), deelnemen aan zwemles, lid worden bij een sportclub, vereniging of kunstzinnige vorming, maar ook de benodigde (sport) materialen aanschaffen. Kinderen en jongeren tot 18 jaar, woonachtig in Dordrecht in een armoedesituatie komen in aanmerking voor het SMSKinderfonds. Als grens wordt 120% van het wettelijke sociaal minimum (WSM} gerekend. Dat is een bredere definitie van armoede dan doorgaans wordt gehanteerd.3 Spreken we in dit rapport van arme gezinnen, dan doelen we op deze brede doelgroep tot 120% WSM. Voor de uitvoering van het SMS-Kinderfonds werkt de gemeente samen met de Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds. De signalering en aanmelding van de kinderen gebeurt door MDT's, scholen en andere partijen (zoals GGD en Jeugdzorg). Het streven is om middelen uit het SMS-Kinderfonds pas in te zetten als voorliggende voorzieningen {bijzondere bijstand, kinderbijslag, kindertoeslag, tegemoetkoming studiekosten etc.) zijn benut. Op dit moment is er sprake van onderbenutting van deze voorzieningen. De aanpak van Stichting Leergeld is zoda-
O-meting SMS-Kindörfonds
nig dat voorzieningengebruik bij een aanvraag systematisch wordt meegenomen; Stichting Jeugdsportfonds heeft een andere aanpak en besteedt niet expliciet aandacht aan voorzieningengebruik. De Sociale Dienst wil dit ondervangen door gerichte voorlichting over deze voorzieningen. Een beoogd neveneffect van het SMS-Kinderfonds is dus betere benutting van de bestaande voorzieningen. Voor de Sociale Dienst is het belangrijk te weten in hoeverre het SMS-Kinderfonds effectief wordt ingezet. Daarom wil zij na vier jaar een evaluatie uitvoeren. Om inzicht te hebben in de uitgangssituatie heeft het Sociaal Geografisch Bureau bij de start van het SMS-Kinderfonds een O-meting uitgevoerd.
1.2
Vraagstelling
De O-meting heeft tot doel de situatie bij de start van het SMS-Kinderfonds in beeld te brengen. Het is van belang inzicht te verkrijgen in: 1. Omvang doelgroep: Wat is de omvang van de doelgroep? Hoeveel huishoudens en kinderen met een inkomen tot 120% wettelijk sociaal minimum (WSM) zijn er in Dordrecht? 2. Participatie van doelgroep: In hoeverre participeren kinderen uit gezinnen met een laag inkomen als het gaat om sport, hobbyclubs en schoolactiviteiten? Hoe is dit in vergelijking met kinderen uit gezinnen met een hoger inkomen? 3. Bekendheid met en gebruik van regelingen en voorzieningen: In hoeverre zijn ouders uit arme gezinnen bekend met de mogelijkheden van de bijzondere bijstand en andere bestaande voorzieningen? En in hoeverre maken zij daarvan gebruik?
1.3
Onderzoeksopzet
Voor de beantwoording van vraagstelling 1 hebben we een berekening gemaakt aan de hand van inkomensgegevens uit het Stadspanel (mei 2005). Daarnaast hebben we een schriftelijke enquête
gehouden onder Dordtse gezinnen met kinderen tot 18 jaar, wat ons inzicht geeft in vraagstelling 2 en 3. De ouders is gevraagd naar de participatie van de kinderen en naar de bekendheid en het gebruik van regelingen en voorzieningen. We hebben gebruik gemaakt van een steekproef uit het Bevolkingsbestand, aangevuld met een steekproef van een bestand van mensen die kwijtschelding hebben gevraagd voor Gemeentelijke Belastingen. ln_totaal hebben we 1200 tnworïërVaangescnreven. De "aanvullende" steekproef diende ervoor te zorgen dat gezinnen met lage inkomens voldoende vertegenwoordigd zijn. Bovendien zijn bij de steekproeftrekking urt het bevolkingsbestand vooral wijken benaderd waarin huishoudens met een laag inkomen relatief veel voorkomen. Om tot een goede respons te komen hebben we een rappel verstuurd. In totaal hebben 522 respondenten de enquête inge-
1
2 3
vuld (van 14 respondenten is de inkomenssituatie niet bekend), een respons van 44%. Op basis van de inkomensgegevens kunnen we de volgende verdeling maken: • •
304 huishoudens tot 120% WSM, met kinderen tot 18 jaar 204 huishoudens boven 120% WSM, met kinderen tot 18 jaar
Tot slot zijn in de rapportage gegevens uit de Sociale Staat 2005 meegenomen. De gegevens dienen als achtergrondinformatie wat betreft de financiële situatie van Dordtse gezinnen met kinderen en de mate waarin zij voldoende geld hebben voor dagelijkse behoeften en participatie van de kinderen.
Snel, E., T. van der Hoek en T. Chessa (2001). Kinderen in armoede. Opgroeien in de marge van Nederland. Van Gorcum Plan van Aanpak School-Muzie k-Spon Kinderfonds (SMS-Kinderfonds), Sociale Dienst, september 2005. De doelgroep van het SMS-Kinderfonds is breder gedefinieerd dan de zogeheten 'beleidsmatige grens van armoede' die op 105% van het wettelijk sociaal minimum ligt, opdat ook gezinnen met een kleine WAO- of WWuitkering of een laag betaalde baan binnen de doelgroep vallen, (zie ook Vrooman, C., H.J.Dirven, A.Soede, R. Trimp (2005). Armoedemonitor 2005; SCP: Den Haag)
O-meting SMS-Kinderfonds
2
Resultaten
De O-meting heeft tot doel de stand van zaken bij de start van hel SMS-Kinderfonds in kaart te brengen. De uitkomsten leest u in dit hoofdstuk. We berekenen allereerst de omvang van de doelgroep. Vervolgens besteden we aandacht aan de achtergrond en de financiële situatie van de ondervraagde gezinnen en de participatie van de kinderen. We sluiten af met de bekendheid met en het gebruik van voorzieningen.
2.1
Omvang doelgroep
Het SMS-Kinderfonds rekent Dordtse kinderen (O tot 18 jaar} in een huishouden met een inkomen tot 120% van het wettelijk sociaal minimum (WSM} tot haar doelgroep. Tot op heden was de omvang van de doelgroep echter niet bekend. Op basis van het Stadspanel hebben we een schatting gemaakt van deze omvang (tabel 1 en bijlage 2). Van de eenoudergezinnen in het Stadspanel heeft de helft een inkomen tot 120% WSM, bij de tweeoudergezinnen bedraagt dit aandeel 15%,1 Samen zijn dit zo'n 4900 huishoudens, 26% van alle huishoudens met kinderen in Dordrecht. De helft hiervan heeft een inkomen op of onder 100% WSM. Hieruit volgt dat naar schatting 6.900 kinderen in Dordrecht opgroeien in een huishouden met een inkomen tot 120% WSM, waarvan de helft tot 100% WSM.
Tabel 1 !
Omvang groep tot 120% wettelijk sociaal minimum in Dordrecht aandeel tot 120% aantal eenoudergezinnen' 50% 3.0OO tweeoudergezinnen 15% 1.900
totaal gezinnen 26% 4.900 met kinderen totaal kinderen 26% 6.900 (Otot 18 /aar} Bron: Stadspanel mei 2005, gegevens gewogen naar huishoudens *De berekening voor de eenoudergezinnen is gebaseerd op een klein aantal respondenten.
arbeid. De respondentengroep bestaat voor 60% uit gezinnen met twee ouders en 39% uit eenoudergezinnen. In het laatste geval betreft het vrijwel altijd een vrouw met kinderen (94%). Een kleine groep {1%} heeft een andere huishoudensituatie, zoals de grootouders die bij het gezin inwonen. Het merendeel van de respondenten heeft een (36%) of twee (41 %) thuiswonende kinderen onder de 18 jaar. In 17% van de gezinnen zijn er drie kinderen jonger dan 18 jaar, bij 6% zijn dat er vier of meer. In bijna driekwart van de tweeoudergezinnen werkt één (36%) of twee (37%) van de ouders. Bij de overige 28% werkt geen van beide ouders. In drie op de tien eenoudergezinnen werkt de ouder, in 70% van de eenoudergezinnen werkt de ouder niet. De inkomenssituatie van de respondenten is als volgt. Ruim een op de drie (38%) heeft een inkomen lager dan € 1000 netto per maand. Dit betreft voor het merendeel eenoudergezinnen. Bijna een kwart van de gezinnen heeft een maandelijks netto inkomen van tussen de € 1000 en € 1299. Een inkomen tussen € 1300 en €1999 heeft 14% en tot slot heeft een kwart een inkomen van € 2000 netto of hoger (figuur 1). De laatste categorie betreft vrijwel uitsluitend tweeoudergezinnen.
Figuur 1
Inkomenssituatie respondenten, netto maandinkomen (%)
25% 38%
Landelijk groeit één op de acht kinderen op in een gezin met een inkomen tot 105% van het wettelijk sociaal minimum. Het betreft 430.000 kinderen. Hoeveel kinderen landelijk opgroeien in een gezin tot 120% WSM is niet bekend.2
2.2 Achtergrond onderzoeksgroep In deze paragraaf geven we een achtergrondschets van de onderzoeksgroep. We kijken naar hun situatie wat betreft huishouden, inkomen en
O-meting SMS-Kinderfonds
23%
< 999 euro 1000-129 9 euro 1300-1499 euro 1500-1999 euro > 2000 euro
Aan de hand van het inkomen en de gezinssituatie kunnen we de inkomensgroepen 'tot 120% WSM'en 'boven 120% WSM1 berekenen.3 Van de respondentengroep heeft 60% een huishoudinkomen tot 120% WSM {304 respondenten). Voor 40% van de respondenten geldt dat zij een huishoudinkomen boven 120% WSM hebben (204 respondenten). Deze verhoudjng is niet representatief voor de Dbrdtsè~ sltÜatiëT We Hebben immers "extra inzet gepleegd om gezinnen met lagere inkomens in het onderzoek te betrekken, zodat een goede vergelijking tussen de inkomensgroepen mogelijk was (zie ook inleiding). Op basis van het stadspanel zijn de Dordtse verhoudingen als volgt: 26% van de gezinnen heeft een inkomen tot 120% WSM. Driekwart heeft dus een inkomen dat boven 120% WSM ligt (zie ook paragraaf 2.1 en bijlage 2). De inkomenssituatie is deels afhankelijk van de huishoudensituatie. In een huishouden met één ouder zijn er immers minder mogelijkheden om een hoger inkomen te genereren dan in tweeoudergezinnen, waar twee ouders de kost kunnen verdienen. In figuur 2 is de verdeling van de inkomensgroepen over de huishoudensituatie weergegeven. Veruit de meeste eenoudergezinnen in dit onderzoek hebben een inkomen tot 120% WSM. Dit geldt voor vier op de tien tweeoudergezinnen (voor percentages zie tabel 1 in bijlage 2).
Figuur 2
Verdeling inkomensgroepen, splitst naar gezinssituatie (%)
Werkt één van beide ouders dan heeft 67% een inkomen boven 120% WSM. Alleenstaande ouders die werken hebben minder vaak een inkomen boven 120% WSM; dit geldt voor een kwart van hen.
Tabel 2
Verdeling inkomensgroepen, uitgesplitst naar gezms- en arbeidssituatie (%)
! [
tot 1201'.-, WSM
boven 120% \ WSM
tweooudergezinnan beide ouders werken 97 3 67 een ouder werkt 33 4 beide ouders werken 96 niet •anourfwgwafrinen ouder werkt 75 25 ouder werkt niet 2 98 Bron: Stadspanel mei 2OO5, gegevens gewogen naar huishoudens
2.3
Financiële situatie
De financiële situatie van de ondervraagde gezinnen staat in deze paragraaf centraal. We kijken naar de mate waarin men rond kan komen en of men voldoende geld heeft voor levensbehoeften en participatie van de kinderen. Figuur 3
Mate waarin men rond kan komen, uitgesplitst inkomensgroepen (%)
uitgetot 120% WSM
boven 120% WSM tweeouder gezinnen
Dordrecht*
eenouder gezinnen
0%
totaal 0%
20%
tot 120% WSM
4O%
60%
80%
100 %
;- boven 120% WSM
De mate waarin men een inkomen onder of boven de 120% WSM grens heeft, hangt ook samen met de arbeidssituatie (tabel 2). Gezinnen waarin de ouder(s) niet werken hebben vrijwel allemaal een inkomen tot 120% WSM. In tweeoudergezinnen waar beide ouders werken heeft 97% een inkomen boven 12O% WSM.
10
20% 40% 60% 80%
100
• schulden maken • spaargeld aanspreken • precies rondkomen ; kan geld overhouden "cijfers afkomstig uit Stadspanel mei' 2005 (gezinnen met thuiswonende kinderen)
Rondkomen De inkomenspositie is -logischerwijs- van grote invloed op de mate waarin huishoudens kunnen rondkomen (figuur 3 en tabel 2 in bijlage 2). Van de gezinnen met een inkomen tot 12O% WSM zegt bijna de helft dat zij schulden moeten maken om rond te komen. Dit
O-meting SMS-Kinderfonds
hoeft overigens niet te betekenen dat er sprake is van een problematische schuldensituatie. Nog eens 9% spreekt spaarmiddelen aan en 38% kan precies rondkomen. Slechts een klein deel (6%) kan geld overhouden. Bij de gezinnen boven 120% WSM liggen de verhoudingen anders. Respectievelijk 5% en 12% van hen zegt schulden te maken of spaarmiddelen aan te spreken. Ruim een derde kan precies rondkomen en de helft van deze inkomensgroep kan geld overhouden.
wijkt. Het zojuist geschetste beeld van de mate waarin gezinnen met een laag inkomen niet voldoende geld hebben voor bepaalde levensbehoeften en participatie van de kinderen komt redelijk overeen met landelijk onderzoek.4
Figuur 4
Voldoende geld voor levensbehoeften, uitgesplitst inkomensgroepen (%)
Kijken we naar de Dordtse bevolking, dan blijkt dat de financiële situatie van de groep met een inkomen boven 120% WSM overeenkomt met het Dordtse gemiddelde voor gezinnen met kinderen. Het is dus vooral de groep tot 120% WSM die in dit opzicht afwijkend is. Geld voor levensbehoeften en participatie In hoeverre hebben gezinnen voldoende geld voor levensbehoeften en participatie van de kinderen? Wat betreft het bekostigen van dagelijkse behoeften, zoals een warme maaltijd en groente en fruit, zijn de verschillen tussen de inkomensgroepen in verhouding het kleinst (figuur 4 en tabel 3 in bijlage 2). Toch zeggen vier op de tien gezinnen tot 120% WSM dat zij niet voldoende geld hebben om elke dag groente en fruit te consumeren. Omgerekend naar absolute aantallen betekent dit dat naar schatting 2.700 Dordtse kinderen uit arme gezinnen niet dagelijks groente en fruit consumeren vanwege de financiële situatie van de ouders. Dit geldt voor 5% van de inkomensgroep boven 120% WSM. Bij duurdere uitgavenposten worden de verschillen tussen de inkomensgroepen groter. Ruim de helft van de groep tot 120% WSM heeft niet voldoende geld om de schoolkosten van de kinderen te betalen. Het betreft omgerekend ongeveer 3.900 Dordtse kinderen uit arme gezinnen. Zeven op de tien gezinnen tot 120% WSM hebben niet voldoende geld om regelmatig nieuwe kleding voor de kinderen te kopen en 92% heeft geen geld voor gezinsuitstapjes. Respectievelijk zijn daar naar schatting zo'n 4.900 en 6.300 Dordtse kinderen uit arme gezinnen mee gemoeid. Bij de groep boven 120% WSM heeft één tiende tot één derde van de gezinnen onvoldoende geld om schoolkosten, kleding en uitstapjes te bekostigen. De mate waarin gezinnen boven 120% WSM voldoende geld hebben voor de genoemde zaken komt overeen met het gemiddelde van Dordtse gezinnen met kinderen. Het is dus wederom de groep tot 12O% WSM die af-
O-meting SMS-Kinderfonds
20
4O
60
100
80
m tot J20% WSM s boven 120% WSM m Dordrecht*
'cijfers afkomstig uit Stadspanel mei 2005 (gezinnen met thuiswonende kinderen)
Van de gezinnen tot 120% WSM geeft slechts 7% aan voor alle vijf categorieën voldoende geld te hebben. Ruim de helft (57%) van deze inkomensgroep zegt van minstens drie categorieën dat zij daar niet voldoende geld voor hebben. Hetzelfde zegt 8% van de huishoudens met een inkomen boven 120% WSM. Bijna tweederde (65%) van de gezinnen met een inkomen boven 120% WSM geeft aan voor alle vijf categorieën voldoende geld te hebben.
2.4
Participatie kinderen
Het hoofddoel van het SMS-Kinderfonds is om de maatschappelijke participatie van kinderen uit gezinnen met een laag inkomen te bevorderen. Deze paragraaf gaat in op de deelname van kinderen aan verschillende activiteiten in relatie tot de financiële positie van de ouders.
11
Tabel 3 geeft de participatie van kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën weer. De gegevens zijn op het niveau van het kind berekend (in tegenstelling tot de overige uitkomsten, die berekend zijn op huishoudenntveau). Kinderen t/m 3 jaar participeren nog weinig in activiteiten. Kinderen van 4 t/m 11 jaar en van 12 t/m 17 jaar participeren ongeveer in gelijke mate aan activiteiten ,_uitgezpnderd zwemles dat vooral Tn de leeftijd tussen 4 en 11 jaar wordt gevolgd. Vooral aan schoolreisjes nemen kinderen vaak deel, gevolgd door sportactiviteiten. Vergelijken we participatie van kinderen uit de twee inkomensgroepen, dan constateren we het volgende. De deelname aan activiteiten is bij kinderen uit een gezin met een inkomen tof 120% WSM lager dan bij kinderen uit een gezin boven f 20% WSM. De verschillen tussen de inkomensgroepen zijn het grootst als het gaat om schoolreisjes en sporten bij een sportclub. Ruim de helft van de kinderen (4 tot 18 jaar) uit een gezin tot 120% WSM gaat mee op schoolreisjes en minder dan een kwart sport in clubverband. Respectieve)ijk zo'n 2.400 en 4.100 Dordtse kinderen (4 tot 18 jaar) uit arme gezinnen participeren dus niet als het gaat om schoolreisjes en sporten bij een club. Van de kinderen uit een gezin boven 120% WSM gaan er ruim acht op de tien mee op schoolreis en sport ruim de helft bij een club. Ook volgen kinderen utt gezinnen tot 120% WSM minder vaak zwemles dan kinderen uit gezinnen boven 120% WSM (23% versus 43% van de kinderen van 4 t/m 11 jaar). Tot slot nemen kinderen uit een gezin tot 120% WSM wel wat vaker deel aan activiteiten in het buurtcentrum dan kinderen uit een gezin boven 120% WSM.
groepen. Omdat kinderen t/m 3 jaar nauwelijks deelnemen aan activiteiten worden deze hier buiten beschouwing gelaten. Van de gezinnen met een inkomen tof 720% WSM neemt ruim één op de vijf kinderen aan geen enkele activiteit deel. Omgerekend naar absolute aantallen participeren zo'n 1.200 Dordtse kinderen uit arme gezinnen tussen 4 en 18 jaar op geen enkele manier. Het betreft relatief vaker kinderen uit gezinnjMi jrietjjuders die niet werkejv met. een irikömëh" op of onder Het söcia~ar minimum, die schulden moeten maken om rond te komen en die onvoldoende geld hebben voor levensbehoeften en participatie (van de kinderen). Aan één activiteit neemt 41 % van de kinderen tof 720% WSM deel en 37% participeert in twee of meer activiteiten. Van de kinderen in gezinnen boven 120% WSM participeert 6% in geen enkele activiteit, doet 23% één activiteit en nemen zeven op de tien kinderen aan minstens twee activiteiten deel {figuur 5 en tabel 4 in bijlage 2).
Figuur 5
Aantal activiteiten door kinderen 14 tot 18 jaar), uitgesplitst naar inkomensgroep
tot 120%
boven 120% 20%
40%
6O%
8O%
100%
\ O activiteiten \ 1 activiteit l 2-3 activiteiten 4 of meer activiteiten
Aantal activiteiten Niet alleen de deelname aan de soorten activiteiten, maar ook aan het aantal activiteiten verschilt tussen kinderen uit de twee inkomens-
Deelname activiteiten door kinderen, uitgesplitst naar leeftadscategorie en inkomensgroep (%j 0-3 jaar 4-11 jaar 12 17 jaar < J20% > 120% < 120% > 120% < 120% > 120% schootreisjes 2 2 54 56 85 82 7 23 9 7 zwemles W 43 sporten bij club 3 21 24 3 53 52 muziek of dansles 5 3 9 23 8 19 4 andere hobby bij vereniging 4 7 14 0 13 activiteiten buurtcentrum 9 21 5 14 16 12
Tabel 3
12
O-meting SM S-Kinderfonds
We hebben respondenten gevraagd in hoeverre (een deel van) hun kinderen niet mee kunnen doen aan activiteiten vanwege financiële redenen. Van de gezinnen met een inkomen tot 120% WSM zegt driekwart dat (een deel van) de kinderen aan één of meer activiteiten niet kunnen deelnemen vanwege de financiële situatie. Dit geldt voor 38% van de gezinnen met een inkomen dat boven 120% WSM ligt. Ook de mate waarin men spullen (zoals sportkleding) voor activiteiten van de kinderen kan aanschaffen, verschilt aanzienlijk tussen de inkomensgroepen (figuur 6 en tabel 5 in bijlage 2). De helft van de gezinnen met een inkomen tot 120% WSM zegt deze spullen niet aan te schaffen omdat zij dat niet kunnen betalen. Voor 38% van deze inkomensgroep kost het moeite, maar worden de spullen wel aangeschaft. Eén op de tien gezinnen met een inkomen tot 120% WSM kan de spullen betalen. Van de gezinnen boven 120% WSM heeft bijna tweederde geen moeite om spullen voor activiteiten van de kinderen te betalen. Bij één op de drie gezinnen kost het moeite, maar worden de spullen wel aangeschaft. Tot slot is er een kleine groep (3%) die de spullen niet kan betalen.
Figuur 6
Mate waarin men spullen voor activiteiten van kinderen kan betalen, uitgesplitst naar inkomensgroep (%)
tot 120%
boven 120%
0%
20%
40%
60%
80%
rOO%
m kunnen spulten betalen • kost moeite om spullen te betalen • kunnen spullen niet betalen
2.5
Bekendheid en gebruik voorzieningen
Naast een hogere deelname aan activiteiten door kinderen uit arme gezinnen, beoogt het SMSKinderfonds een betere benutting van voorliggende voorzieningen. Met name voor de gezinnen met een inkomen tot 120% WSM is de bekendheid met en het gebruik van voorzieningen van belang, omdat veel voorzieningen be-
O-meting SMS-Kinderfonds
doeld zijn voor gezinnen met een laag inkomen. We beschouwen eerst landelijke voorzieningen en vervolgens gemeentelijke voorzieningen. Landelijke voorzieningen Vrijwel alle ondervraagde ouders kennen de kinderbijslag en maken daar gebruik van. Ook is de meerderheid van de respondenten bekend met de kindertoeslag en heeft er gebruik van gemaakt. De tegemoetkoming van schoolkosten is bij ruim de helft tot tweederde van de respondenten bekend (tabel 4 op de volgende pagina). Hoewel het gebruik van de kindertoeslag en de tegemoetkoming schoolkosten bij gezinnen met een inkomen tot 120% WSM hoger is, zijn deze voorzieningen bij deze groep minder vaak bekend dan bij de groep met een inkomen boven 120% WSM. Daarnaast hebben we de respondenten gevraagd naar de bekendheid met en gebruik van de alleenstaande oudertoeslag. Vrijwel alle alleenstaande ouders (90%) zijn bekend met deze voorziening. Gerekend over de hele groep alleenstaande ouders maakt 71% momenteel gebruik van de toeslag en 9% deed dat in het verleden. Gemeentelijke voorzieningen Van de gemeentelijke voorzieningen zijn de respondenten het best bekend met kwijtschelding van belastingen, gevolgd door de bijzondere bijstand en Gratis peuteren. De Regeling Indirecte Studiekosten voor Kinderen (RISK) van de gemeente is maar bij een klein deel bekend (tabel 3). Ook met de gemeentelijke voorzieningen is de groep tot 120% WSM niet veel vaker bekend dan de groep boven 120% WSM. Slechts vier op de tien respondenten tot 120% WSM zegt de bijzondere bijstand te kennen en minder dan een vijfde heeft er gebruik van gemaakt. Dit geldt voor respectievelijk 64% en 40% van de respondenten wat betreft de kwijtschelding van gemeentelijke betastingen. Tot slot zijn ouders met een inkomen tot 120% WSM weinig bekend met Gratis peuteren en RISK. Een deel van de groep tot 120% WSM (tussen 100% en 120% WSM) komt wellicht niet in aanmerking voor deze voorzieningen, wat de relatief lage bekendheid en gebruik zou kunnen verklaren. Het blijkt echter dat gezinnen met een inkomen tot 100% WSM niet vaker bekend zijn met gemeentelijke voorzieningen dan de groep tussen 100% en 120% WSM. De groep tot 100% WSM heeft wel wat vaker gebruik gemaakt van gratis peuteren en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen (tabel 6 in bijlage 2).
13
Tabel 4
Bekendheid en gebruik voorzieningen, uftaesolHst naar inkomensgroep (%l < 120% WSM > 120% WSM bekend gebruik gebruik bekend gebruik gebruik nif verleden2 nif verleden* landefflco voorzieningen kinderbifsiag 98 16 89 7 81 99 kindertoeslag 84 66 55 7 13 81 37 tegemoetkoming schootkosten 52 7 14 4 65 gemeorrtefka voonkntngon gratis peuteren — -.. - _:__ ..— - - 23 .... J J 11 . t - 2 - 20 R/SK 9 1 15 2 9 0 5 bijzondere bijstand 40 13 0 5 36 kwytschekShg gem. belastingen1 64 17 2 2 23 51 1 Bekendheid alleen gepercenteerd over respondenten Bevolkingsbestand, omdat respondenten uit het bestand van de Gemeentelijke Belastingen daar uiteraard mee bekend zijn en er gebruik van maken. 1 Het gebruik van voorzieningen is gepercenteerd over de hele doelgroep.
Ntot-gebruik van voorzieningen
Voor de gemeente Dordrecht is het van belang te weten welke groepen niet bekend zijn met en dus geen gebruik van maken van haar voorzieningen. In onze onderzoeksgroep is geen duidelijke categorie aan te wijzen die onbekend is met de verschillende voorzieningen. Er bleek al geen duidelijk verschil tussen de inkomensgroepen te bestaan, maar ook de arbeidssituatie blijkt niet van invloed op het al dan niet kennen van voorzieningen. De bekendheid met gemeentelijke voorzieningen verschilt ook niet naar huishoudensituatie, behalve wat de bijzondere bijstand betreft. Ongeacht arbeidssituatie en inkomenssituatie zijn eenoudergezinnen iets vaker bekend met de bijzondere bijstand dan tweeoudergezinnen (46% versus 34%}. Uit landelijk onderzoek weten we het volgende. Recentelijk heeft het SCP de eerste resultaten gepubliceerd van een onderzoek onder 'rechthebbenden' (o.g.v. inkomen) op bepaalde voor-
1
2 3
4
5
6
zieningen waarin niet-gebruikers worden vergeleken met gebruikers van voorzieningen. Voorlopige conclusies luiden dat de niet-gebruikers jonger, hoger opgeleid en minder vaak alleenstaand zijn dan de wei-gebruikers. Naar etnische herkomst worden geen verschillen gevonden tussen niet- en wei-gebruikers.6 Als belangrijkste redenen van ntet-georuik van voorzieningen komen uit landelijk onderzoek naar voren: onbekendheid met de voorziening, het idee dat men niet in aanmerking komt voor de voorzieningen, de complexiteit van de aanvraagprocedure / formulieren, geen beroep willen doen vanwege trots of schaamte en de gedachte dat het weinig oplevert of niet nodig is. Om het niet-gebruik van voorzieningen terug te dringen wordt gepleit voor uitbreiding en verbetering van de voorlichting over de voorzieningen. Enerzijds door burgers beter bekend te maken met de voorzieningen, anderzijds door burgers beter voor te lichten over de criteria waaraan men moet voldoen om in aanmerking te komen.8
Het betreft in het stadspanel gezinnen met thuiswonende kinderen, de leeftijd van de kinderen is niet bekend. Mogelijk is een deel van de kinderen ouder dan 18 jaar. Vrooman, C., H.J.Dirven, A.Soede, R. Trimp (2005). Armoedemonitor 2005; SCP: Den Haag We hebben respondenten gevraagd naar het netto inkomen van het huishouden. De berekening is dan als volgt. Voor eenoudergezinnen ligt 120% WSM op €1186 netto. De antwoordcategorieën die daar het dichtst bij ligt hebben we gehanteerd voor de indeling in de twee groepen (respectievelijk 'tot € 1199' en '€ 1 200 en hoger') . Bij tweeoudergezinnen ligt 120% WSM op 1317 euro netto. De antwoordcategorieën die daar het dichtst bij ligt hebben we gehanteerd voor de indeling in de twee groepen (respectievelijk 'tot € 1299' en '€ 1300 en hoger'). Snel, E., T. van der Hoek en T. Chessa (2001). Kinderen in armoede. Opgroeien in de marge van Nederland. Van Gorcum De onbereikte minima. Niet-gebruik van inkomensafhankelijke regelingen, eerste resultaten, {werkdocument 123, SCP, april 2006» www.gemeenteloket.szw.nl; www.armoedebeleid.nl; Terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte (Rapport Cebeon, oktober 20O4); De onbereikte minima. Niet-gebruik van inkomensafhankelijke regelingen, eerste resultaten, (werkdocument 123, SCP, april 2006)
14
O-meting SMS-Kïnderfonds
Bijlagen
O meting SMS-Kinderfonds
15
Bijlage 1 Berekening aantal Dordtse kinderen in huishoudens tot 120% WSM Tabel 1
Berekening aandeel huishoudens met kinderen tot 120% wettelijk sociaal minimum fWSM) berekening
••••••••^•^••^•^^^••••MPJMl eenoudergezinnen tot €1000 (ÏOO% WSM)
25%
eenoudergezinnen €JOOO tot €1245 (100-120% WSM}
25%
jiandeei eenoudergezinnen tot 120% WSM tweeoudergezinnen tot €1154(100% WSMl
50% 8%
7% ^weeoudergezinnen €1154 tot €1385 (100-120% WSMt aandeel tweeoudergezinnen tot 120% WSAf 15% Bron: Stadspanel mei 2005, gegevens gewogen naar huishoudens
25% eenoudergezinnen zit in categorie Kt €1000 0,5 van de 49% m de categorie €10OO€1500 4% tweeoudergezinnen zit in categorie tot €1000 + 4% tot €1154 (0,3 van de 14% in de categorie €1OOO-€15OO} 0,5 van de 14% in de categorie €1000-1500
Tabel 2
Berekening aantallen huishoudens en kinderen tot 120% wettelijk sociaal minémum {WSM} totale omvang van groep in aandeel lot 120 /',. WSM aantal tot 12Q Dordrecht Eenoudergezinnen' 5.946 50% Jweeoudergezinnen 15% 12.507
totaal gezinnen met kinderen 18.453 26% Jotaal kinderen (O i/m 17Jaar) 26% 26.609 Bron: Stadspanel mei 20O5, gegevens gewogen naar huishoudens *De berekening voor de eenoudergezinnen is gebaseerd op een klein aantal respondenten.
O-meting SMS-Kinderfonds
3.000
1.900 4.900 6.9OO
17
Bijlage 2 Tabellen
Tabel 1
Verdeiing inkomensgroepen, uitgesplitst naar gezinssituatie tot 120% WSM tweeoudergezinnen 39 eenoudergezinnen 91 totaal 60
boven 120% WSM 61 9 40
•••••^•^^•1
-iW&h£
Mólai>ra&&tAtèó^^liwAurti&^UliyeS&kl-tktat fAvinensgfOep
:
—
.
•
tot 120% WSM boven 120% WSM schulden maken 47 5 spaargeld aanspreken 9 12 precies rondkomen 38 34 kan gefd overhouden 6 49 'cffers afkomstig uit Stadspanel mei 20O5 (gezinnen met thuiswonende kinderen/
Tabel 3
.-•:..-•---
Dordrecht' 8 14 31 47
Voldoende geld voor levensbehoeften, uitgesplitst naar inkomensgroep tot 120% WSM
boven 120% WSM
Dordrecht*
dageffks warme maaftfd 78 94 96 dageüfcs groente / fruit 96 61 95 91 schoolkosten kinderen betalen 44 90 regelmatig nieuwe kleren kopen (voor de kinderen}** 75 29 86 72 uftstapfes met het gezin 8 66 'cijfers afkomstig uft Stadspanel mei 2OO5 (gezinnen met thuiswonende kinderen) * V/J het onderhavige onderzoek is gevraagd naar het kopen van kleren voor de kinderen; in het stadspanelonderzoek is gevraag naar het kopen van kleren in het algemeen
Tabel 4
Aantal activiteiten door kinderen (4 tot }8Jaarf,jUftgespfftst naar inkomensgroep tot 120% WSM O activiteiten 22 1 actfvfteft 41 2-3 activiteiten 35 4 activiteiten of meer
boven 120% WSM
23 60
11
Tabel 5
Mate waarin men spullen voor activiteiten van kinderen kan betalen, uitgesplitst naar inkomensgroep {%) boven 120% WSM tot 120% WSM kunnen spullen betalen 11 65 kost moeite om spullen te betalen 32 38 kunnen spullen niet betalen 51
Tabel 6
Bekendheiden gebruik voorzieningen, uitgesplitst naar inkomensgroep {%} < 700% WSM 100-120% WSM > 120% WSM bettend gebruik nu bekend gebruik nu , bekend gebruik nu of in verleof in verleof in verfeden* derf den' landt&c* voorzieningen kinderbijslag 98 94 94 96 99 99 kindertoeslag 82 62 76 71 86 81 tegemoetkoming schoolkosten 44 41 18 50 58 65 gomeente^ke voorzieningen gratis peuteren 3 30 25 23 12 20 RISK W 1 13 19 13 9 bijzondere bijstand 41 20 37 5 15 36 kwytschelding gem. belastingen' 47 4 67 59 26 51 1 Bekendheid alleen gepercenteerd over respondenten Bevolkingsbestand, omdat respondenten uit het bestand van de Gemeentelijke Belastingen daar uiteraard mee bekend zijn en er gebruik van maken. 2 Het gebruik van voorzieningen is gepercenteerd over de hele doelgroep.
18
O-meting SM S-Kinderfonds
Bijlage 3 Vragenlijst
ENQUÊTE ACTIVITEITEN KINDEREN
Sociaal Geografisch Bureau gemeente Dordrecht januari 2006
O-meting SMS-Kinderfonds
19
20
TOELICHTING BU DE VRAGENLIJST ENQUÊTE ACTIVITEITEN KINDEREN
Sociaal Geografisch Bureau Dordrecht
Omdat de vragenlijst automatisch verwerkt wordt, is het belangrijk dat u deze op de juiste manier invult. Wij vragen u daarom eerst deze instructie goed te lezen voor u begint met het invullen van de vragenlijst. .,..„...__._ •;;_ ^._'..:._. . "' " : _:-:-"—..._ *
Vult u de vragenlijst in met een blauwe of zwarte pen
*
Leest u elke vraag eerst goed door
*
Zet u alstublieft een kruisje midden in het hokje van uw antwoord, dus zo
D
en NIET zo
D
*
Kruis steeds één antwoord per vraag aan. Als u meer antwoorden aankruist dan bedoeld, kan uw antwoord niet worden verwerkt. Alleen als bij een vraag staat aangegeven dat u meer antwoorden mag aankruisen, kunt u dat doen.
*
Wanneer u per ongeluk een verkeerd hokje hebt aangekruist, kunt u dit herstellen door het juiste hokje helemaal blauw of zwart te maken zodat dit het donkerst gekleurde hokje is.
*
Let u goed op doorverwijzingen. Soms kunt u één of meer vragen overslaan als die niet voor u van toepassing zijn.
*
Soms kunt u bij een vraag een extra antwoord in een tekstvak opschrijven. Kruis het antwoord eerst aan en schrijf dan uw antwoord in het tekstvak. Blijft u daarbij BINNEN de lijnen van het vak.
*
Indien er bij een vraag een getal moet worden ingevuld, dan moet u in elk hokje 1 cijfer zetten.
Als u bij het invullen van het enquêteformulier nog vragen hebt, kunt u contact opnemen met het secretariaat van ons bureau, telefoonnummer 639 69 15.
Wij danken u alvast harte/ijk voor het invullen van de vragenlijst.
ÖOneting SMS-Kinderfonds
resp.nr.
Waarom deze enquête? Kinderen kunnen (buiten school om) meedoen aan allerlei activiteiten, zoals sporten bij een sportclub, muziek- of dansles volgen, zwemles volgen of een andere hobby uitoefenen. En kinderen die naar school gaan, kunnen wel eens gevraagd worden om mee te gaan met schoolreis of schoolkamp. De gemeente Dordrecht vindt het belangrijk dat kinderen aan activiteiten mee kunnen doen. Maar voor sommige ouders is het moeilijk de kosten van deze activiteiten te betalen. Om deze gezinnen in de toekomst te kunnen ondersteunen, wN de gemeente weten of Dordtse kinderen mee (kunnen) doen aan activiteiten. Wij stellen u daarom een aantal vragen over uw gezinssituatie, de activiteiten waaraan uw kinderen meedoen en of u bekend bent met regelingen van de overheid. Wilt u zo vriendelijk zijn de onderstaande vragen in te vullen? Ook als uw kinderen niet meedoen aan activiteiten vragen wij u de vragenlijst toch In te vullen, want ook dit is voor ons belangrijke informatie. Natuurlijk worden uw antwoorden anoniem verwerkt.
A.
1.
GEZINSSmJATIE
Wat is de samenstelling van uw huishouden? G 2 oudefs met kind(eren) D 1 ouder met kind(eren) D anders, namelijk:
Hoeveel thuiswonende kinderen van O t/m 17 jaar zijn er in uw gezin?
1
Aantal kinderen O t/m 17 Jr,:
n
2
3
4
5
D D D D
meer dan 5
D
Kunt u de leeftijden van de thuiswonende kinderen van O t/m 17 jaar aangeven? Begint u a. u. b. met het oudste kind en eindig met het jongste kind. Heeft u meer dan vijf kinderen, vul dan de leeftijden van de 1' vijf kinderen in.
Kind 1:
jaar
Kind 2:
jaar
Kind 3:
jaar
Kind 4:
laar
Kind 5:
jaar
O-meting SMS-Kinderfonds
21
4.
Wat is uw geslacht?
G man Q vrouw
5.
Welke van de volgende situaties is op uzelf het MEEST van toepassing? (a.u.b. één antwoord aankruisen) Q student of scholier D werkzaam voor eigen rekening (eigen bedrijf), freelance D werkzaam in loondienst D zonder werk, werkzoekend D huisvrouw of huisman Q gepensioneerd, rentenierend, AOW, VUT D arbeidsongeschikt, invalide D vrijwilligerswerk (onbetaald)
6.
Welke van de volgende situaties is op uw partner het MEEST van toepassing? (a.u.b. één antwoord aankruisen) O student of scholier D werkzaam voor eigen rekening (eigen bedrijf), freelance D werkzaam in loondienst D zonder werk, werkzoekend D huisvrouw of huisman D gepensioneerd, rentenierend, AOW, VUT D arbeidsongeschikt, invalide D vrijwilligerswerk (onbetaald) D ik heb geen partner
7.
Wat is het netto-inkomen per maand van uzelf en eventueel uw partner samen?
(va-
kantiegeld en kinderbijslag niet meerekenen) G € 999,- pw maand of minder D € 1000,- tot en met € 1099,- per maand D € 1100,-tot en met € 1199,-per maand Q € 1200,-- tot en met € 1299,- per maand G € 1300,- tot en met € 1399,- per maand D € 1400,- tot en met € 1499,- per maand D € 1500,- tot en met € 1999,-- per maand G € 2000,- tot en met € 2499,- per maand G € 2500,- of meer per maand 8.
Hoe is op dit moment de financiële situatie van uw gezin of huishouden? Q moet schulden maken G moet spaarmiddelen aanspreken Q kan precies rondkomen Q kan beetje geld overhouden Q kan veel geld overhouden
22
O meting SMS-Kinderfonds
9.
Heeft uw huishouden voldoende geld om: Ja
nee
n a
D
D D
D D
n
D
A. eenmaal per dag een warme maaltijd met vlees, kip, vis of een vegetarische maaltijd te betalen? B. regelmatig nieuwe kleren voor uw kinderen te kopen?
C. uitstapjes te maken met het gezin, bijv. naar een pretpark? D. dagelijks groente en fruit te kunnen kopen? E. de schoolkosten van uw kinderen te betalen (schoolgeld, geld voor boeken en materiaal)?
B.
ACTtVFTEITEN VAN UW KINDEREN
Kinderen kunnen (buiten school om) meedoen aan allerlei activiteiten, zoals sporten bij een sportclub, muziek- of dansles volgen, zwemles of een andere hobby. En als uw kinderen naar school gaan, dan worden zij vast wel eens gevraagd om mee te gaan met schoolreis of schoolkamp. Over deze activiteiten gaan de volgende vragen. 10.
Aan welke activiteiten doen uw kind (eren) van O t/m 17 jaar mee? Kruis de activiteiten per kind aan. Begint u a.u.b. met het oudste kind en eindig met het jongste kind. Heeft u meer dan vijf kinderen, vul dan de teef tijden van de /* vi/f kinderen in. kind 1
kind 2
kind 3
kind 4kind 5
leeftijd: A. meegaan met schoolreisjes of schoolkamp
EU
LJ
LJ
LH
LJ
B. zwemles volgen
LJ
U
LJ
LJ
LJ
C. sporten bij een sportclub
LJ
LJ
LJ
LJ
LJ
D. muziek- of dansles volgen
O
(U
LJ
LJ
LJ
E. een andere hobby bij een vereniging
LJ
D
d
CD
O
F. activiteiten in het buurthuis / wijkcentrum
LJ
LJ
LJ
U
LJ
11. Vul het volgende rijtje in. (Een deel van) mijn klnd(eren) doet / doen niet mee aan de volgende activiteiten om financiële redenen:
j» D
nee
weet niet
A. meegaan met schoolreisjes of schoolkamp
D
B. zwemles volgen
LJ
LJ
C. sporten bij een sportclub
U
D
D. muziek- of dansles volgen
LJ
LJ
E. een andere hobby bij een vereniging
LJ
LJ
F. activiteiten in het buurthuis / wijkcentrum
LJ
LJ
D D D D D D
O-meting SMS-Kinderfonds
23
12.
Deelname van uw kind (ere n) aan activiteiten kosten ook geld vanwege de spullen (bijv. sportkleding en sportschoenen) die aangeschaft moeten worden. Kost het u moeite om de aanschaf van deze spullen voor uw kind (eren) te betalen? O nee, wij kunnen dat betalen
G ja, het kost ons moeite dat te betalen, maar wij schaffen de spullen wel aan O ja, wij kunnen die spullen niet betalen D weet niet
C.
REGELINGEN
Er zijn verschillende landelijke regelingen voor huishoudens met kinderen. De gemeente Dordrecht wil graag weten of inwoners deze regelingen kennen en of zij er gebruik van maken.
13. 14.
Bent u bekend met de volgende regelingen? Zo ja, maakt u nu gebruik van deze regelingen of heeft u er voorheen wel eens gebruik van gemaakt? bekend? nee A. Kinderbijslag
ja
nee
gebruik? ja, nu ja, voorheen
d
d -*
d
d
d
d
d ->•
d
d
d
B. Kindertoeslag (korting bij belastingen) C. Alleenstaande oudertoeslag (korting bij belastingen) D. Tegemoetkoming schoolkosten
d
d ->
d
d
d
d
d ->
d
d
d
Ook de gemeente Dordrecht heeft verschillende regelingen voor gezinnen.
15. 16.
Bent u bekend met de volgende regelingen? Zo ja, maakt u gebruik van deze regelingen of heeft u er wel eens gebruik van gemaakt? bekend? nee
ja
gebruik? nee ja, nu
ja,
voorheen A. Gratis Peuteren
d
d -+
d
d
d
d
d ->
d
d
d
d
d ->
d
d
d
d
d -»
d
d
d
B. RISK: Regeling Indirecte Studiekosten Kinderen (vergoeding voor bijv. sportkleding, kosten schootretsje) C. Bijzondere bijstand (bijv. voor inrichtingskosten, voor nieuwe apparaten) D. Kwijtschelding Gemeentelijke Belastingen (bijv. afvalstoffenheffing waterschapsbelasting)
24
O-meting SMS-Kinderfonds
Hebt u nog vragen of opmerkingen?
HARTELUK DANK VOOR UW MEDEWERKING
O-meting SMS-Kinderfonds
25
Publicaties van het Sociaal Geografisch Bureau Openbare orde en veVgheid Veiligheidsbeleving op school 2004 Evaluatie Stadswachten in de wijken Leefbaarheid en veiligheid in Dordrecht 2005 Leefbaarheid en Veiligheid in Sltedrecht 2005 Leefbaarheid en veiligheid in Alblasserdam Leefbaarheid en veiligheid Zwtjndrecht 2005
2004 2005 2005 2005 2005 2006
Verkeer en vervoer Parkeerregulering Groenedijk/Oranjelaan Evaluatie Wijkverkeersplannen
2003 2005
Sociaal-economisch beleid Monitor werk 2002 2003 Horecabezoek en beoordeling van de Dordtse horeca door de Dordtse bevolking anno 2004 2004 Monitor vraagzijde arbeidsmarkt havengebonden cluster Rijnmond 2004 Evaluatie vrijdagmiddagmarkt 2005 Koopgedrag, koopstromen en het functioneren van het aanbod in de sector dagelijkse artikelen 2005 Monitor Binnenstad Dordrecht 2004 2005 Passantenenquete Kemwinkalgebied 2004 2005 Onderwfs Integrale leeriingenprognose gemeente Dordrecht 2002-2018 ROC's Albeda College en Da Vinci College in de Hoeksche Waard Behoefte onderzoek kinderopvang Dordrecht Kiezen voor beroepsonderwijs Monitor Lokaal Onderwijs Dordrecht 2004/2005 Vr|« tjd, cultuur, sport en recreatie Boekenmarkt Dordrecht 2002 Kerstmarkt Dordrecht 2001 Publieksonderzoek Wantijpop/Rainbowpark 2002 Onderzoek Openbare Bibliotheek Dordrecht Publieksonderzoek Zomerkermis 2003 Dordtenaren over recreatie in het buitengebied Evaluatie Dordt in Stoom Evaluatie Rhythm & Blues Festival Gebruikers en deelnemers over gemeentelijke sportvoorzieningen Meningspeiling theatervoorziening in Dordrecht Toervaarders over Dordrecht Vrijwilligerswerk in Dordrecht 2003 Bereik en waardering RTV Dordrecht Internationaal Poppentheater Festival 2005 Cultuurbereik 2005 Sociale voorzieningen en maatschappelijk werk Behoefte-onderzoek Dubbeldam De Sociale Staat van Dordrecht 2003 Doelgroepenonderzoek Bureau SchuldhulpEvaluatie Gezondheidsmanagement Jongeren Dordrecht 2003 Monitor Sociaal Programma Oud-Krispijn Zuid-3 Onze buurt aan zat, tussenevaluatie verlening Dordrecht deel III Gewenst voorzieningenniveau Leerdam-West en West-west Jongeren en huiswerk Opinie buurtwerk Ouderenmonitor 2004 Tussenstand Route 23 Wijkpanel Staart Veilig Wijkpanel Veilig opgroeien in de Staart Factsheet Sociale Staat van Dordrecht 2005 Ruimtefijke ordening en volkshuisvesting Verslag Geschikt Wonen Evaluatie project dynamisch wonen
O-meting SMS-Kinderfonds
2003 2003 2004 2005 2005 2002 2002 2002 2003 2003 2004 2004 2004 2004 2004 2004 2004 2005 2005 2005 2004 2004 2004 2004 2004 2004 2004 2005 2005 2005 2005 2005 2005 2006 2006 2003 2004
Behoefte aanleunwoningen Sterrenburg Verhuisonderzoek Drechtsteden 2004 Woonmonitor Dordrecht 2005 Woonmonitor Drechtsteden 2005
2005 2005 2005 2005
Algemeen bestuur en maatschappelijke verkenningen Evaluatie tnspraakbelekl 2002 Bezoekersonderzoek Dag van Dordt 2003 Evaluatie Dualisme 1 e fase 2003 Feiten, belevingen en trends Papendrecht 2003 Drt is Dordt 2004 Vertrouwen in het bestuur en oordeel over raadscommunicatie 2004 Bekend maakt bemind Monitor Beeld van Dordrecht 2005 Evaluatie waarderingsgesprekken 2005 Het meetbaar maken van beleidsdoelstellingen uit de programmabegroting 2005 gem. Papendrecht 2005 Inventaristatie WMO Drechtsteden 2005 Wijkpanel Staart Imago 2005 Prognose plechtigheden op de Essenhof in Dordrecht 2005-2020 2006 MIBou Betevingswaardeonderzoek oppervlaktewater Ridderkerk 2003 Ruimte voor de rivier 2003 Belevingswaardeonderzoek oppervlaktewater Krimpenerwaard 2004 Evaluatie hondenbeleid 2004 Gebruik toegangssysteem ondergrondse containers 2004 Milieumonitor Dordrecht 2003 2004 Evaluatie proef mini-container papier 2005 Bevolking Huishoudenprognose 1998-2010 Bevolkingsprognose per wijk gemeente Dordrecht 2004-2020 Integratiemonitor Dordrecht 2005
1998 2004 2006
Klanttevredenheid Klanttevredenheidsonderzoek Wijklijn 2003 Klanttevredenheidsonderzoek WVG Zwijndrecht 2003 Basisscholen over Weizigt NMC 2004 Klanttevredenheidsonderzoek Groenvoorziening 2003 2004 Klanttevredenheidsonderzoek Maaltijdservice 2004 Klanttevredenheidsonderzoek Onderwijs en Welzijn 2004 Klanttevredenheidsonderzoek Personenalarmering 2004 Klanttevredenheidsonderzoek Stafdiensten 2004 Medewerkerstevredenheidsonderzoek Stafdiensten 2004 Bekendheid en wensen Ondernemersloket 2005 Medewerkerstevredenheidsonderzoek Aquapulca 2005 Medewerkerstevredenheidsonderzoek Gemeente Gorinchem 2005 Klanttevredenheidsonderzoek DrechtHopper 2006 Relatie casemanagers en reintegratiebedrijven: aanzet tot een monitor 2006 Bovenstaande lijst bevat een selectie van publicaties van het SGB Algemeen Dordt op z'n droogst jaarlijks Staat van de wijken meerjarig Tabellenboek Bedrijvenregister Dordrecht jaarlijks Meer cijfers en trends kunt u vinden op onze website www.sociaalgeografischbureau.nl Informatie/bestellen: telefoon: (078) 639 64 65 schriftelijk: Sociaal Geografisch Bureau Postbus 8 - 3300 AA DORDRECHT e-mail
[email protected] website w ww. sociaalgeograf ischbureau. nl fax 078 -639 80 80
27