Toekomst van de Nederlandse brei-industrie. Anke Klein Snakenborg, Fashion & Management
SAMENVATTING. Deze scriptie is geschreven ter afronding van de opleiding Fashion & Management aan het Amsterdam Fashion Institute. In het onderzoek en eindproduct zal antwoordt gegeven worden op de volgende onderzoeksvraag: Wat is de toekomst van de Nederlandse brei-industrie? Breien is een werkwijze waarbij van één draad of meerdere draden een elastisch weefsel gemaakt wordt. Met behulp van twee of meerdere naalden. Deze werkwijze is al eeuwenoud. Het eerste tastbare bewijs van gebreide beenkleding werd gevonden in de 4e tot 6e eeuw na Christus. In 1590 werd de eerste breimachine door William Lee uitgevonden. Hij ontwikkelde een met de hand te bedienen vlakbreimachine. Omstreek 1851 en 1868 werd door William Cotton een vlakbreimachine ontworpen waarmee werkelijk machinaal gebreid kon worden. Vanaf dat moment werd een industriële aanpak mogelijk. De komst van rayon in de jaren ’20 en polyamide in de jaren ’30 zorgen voor een enorme revolutie in de breitechniek. In 1667 – 1708 werd de breimachine in Nederland geïntroduceerd. Met de hand breien was al tijden bekend maar de komst van
breimachines zorgde voor een nieuwe start. De industriële ontwikkeling in Nederland kwam pas laat op gang, waardoor de tricotage-industrie pas in 1874 werkelijk op gang kwam. De productie in Nederland vond plaats op rondbreimachines en later ook op vlakbrei machines. In 1910 waren er in Nederland totaal zestien tricotfabrieken gevestigd. De kwaliteit van de gebreide producten in Nederland was aan het begin nog van matige kwaliteit. De komst van rayon zorgde in Nederland voor nieuwe ontwikkelingen en nog betere kwaliteit van de producten. De tricotage-industrie maakte in de jaren ’30 een grote bloei mee. In de jaren ’40 werd dit weer minder, mede dankzij de tweede wereldoorlog. Na de tweede wereldoorlog was er veel behoefte aan nieuwe spullen. De enorme behoefte kon op dat moment niet vervuld worden waardoor er flinke schaarste ontstond. In de jaren ’50 maakte de tricotage-industrie dankzij deze schaarste een grote bloei mee. Eind jaren ’50 werd er een EEG-verband gesloten. De Europese Economische Gemeenschap had als doel om de Europese samenwerking te versterken. Het vrije verkeer tussen personen, goederen en diensten werd bevorderd. Gevolg hiervan was dat er een einde kwam aan het invoerbeperkende beleid. Het openen van de grenzen had een zeer negatieve invloed op de afzet van Nederlandse artikelen. De export steeg weliswaar, maar men was op dat moment erg slecht voorbereid op de concurrentieslag die in Nederland losbarstte. Na de jaren ’70 is onder druk van de
toenemende concurrentie de positie van de sector op deze markt snel afgebrokkeld. Veel bedrijven gingen failliet, verplaatsten de productie naar lagere lonenlanden of gingen zich specialiseren binnen bepaalde niches in de markt. Na onderzoek blijkt dat er tegenwoordig veertig breiproducenten actief zijn op de Nederlandse markt. Van deze bedrijven produceren er eenentwintig bedrijven de productie geheel of gedeeltelijk in Nederland. In 1990 waren er nog drieënvijftig bedrijven in Nederland actief. Deze drieënvijftig bedrijven beschikten over meer dan tien werknemers en zij produceerden al hun gebreide producten in Nederland. Vergeleken met 1990 is dit een daling van 60,4 procent. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat tegenwoordig veel bedrijven verschillende niches zijn gaan zoeken in de markt. In Nederland worden veel uiteenlopende producten geproduceerd. De productengroepen zijn opgedeeld in vier verschillende segmenten. Het eerste segment, modische kleding. Hier valt de productie van dames-, heren-, en kindermode onder. In totaal zijn er negentien bedrijven in Nederland actief die als hoofdproduct gebreide modische kleding produceren. Onder het tweede segment valt de productie van ondermode, lingerie en badmode. In dit segment zijn op dit moment vier bedrijven actief. De productie van technisch en medisch textiel is het derde segment. Er zijn in totaal negen bedrijven actief die deze producten als hoofdproduct produceren. Het vierde segment bestaat uit de productie van
accessoires; sokken, kousen, shawls, mutsen, handschoenen, boorden en manchetten. In Nederland zijn er acht bedrijven die deze uiteenlopende producten produceren. Van alle gebreide producten wordt 47,5 procent van de productie uitbesteed aan het buitenland. Dit percentage is in vergelijking met 1990, met 35,5 procent toegenomen. De meeste producten worden nog wel in Nederland geproduceerd. Na Nederland zijn China en Bangladesh populaire landen waar de gebreide producten worden geproduceerd. Gevolgd door Turkije, Polen en India. Uit onderzoek in 2008 is dan ook gebleken dat het grootste productieland van gebreide kleding na Nederland, China is. Volgend zijn de landen Duitsland en Bangladesh. Dit is in die jaren duidelijk nog niet veel veranderd. Zij zorgden samen voor 54 procent van de totale invoer van gebreide kleding. De producenten die op dit moment nog in Nederland produceren zijn hoofdzakelijk bedrijven die al een lange tijd mee gaan in deze branche. Zij hebben zich in al die jaren gespecialiseerd binnen bepaalde niches in de markt. De producenten die hoofdzakelijk in het buitenland produceren zijn producenten die zijn gespecialiseerd in de productie van modische kleding en ondermode. Nederland heeft na de landen Duitsland, Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk en Spanje de grootste kledingmarkt binnen de Europese Unie. Dit zal de aankomende jaren waarschijnlijk alleen maar groeien. In de jaren 2004 tot 2008 is de jaarlijkse consumptie in Nederland met 1,7 procent gestegen. De vraag is of dit de komende
jaren zal stijgen in verband met de recessie waar Nederland zich op dit moment in bevindt. De bevolkingsgroei zal als pluspunt in de aankomende jaren naar verwachting wel blijven groeien. In tien jaar tijd is de bevolking in Nederland met 3,7 procent gestegen. Meer dan de helft van de Nederlandse bevolking bestaat uit het vrouwelijke geslacht. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat het segment van gebreide bovenkleding voor dames de meest toonaangevende sector in binnen de EU-markten. De invoer van gebreide bovenkleding is in de afgelopen jaren flink gestegen. Van 2004 tot 2008 is het in totaal met 17,7 procent gestegen. In alle verschillende segmenten is er een stijging te zien. Met uitzondering van het segment sportkleding. De export van gebreide kleding is in de afgelopen jaren in tonnen afgenomen. Het aantal in miljoenen euro’s is integendeel wel toegenomen. Dit is positief te noemen, in totaal is de export met 5,9 procent gestegen. Onder de export valt ook de wederuitvoer. Wederuitvoer zijn ingevoerde producten die vervolgens worden geëxporteerd naar andere (voornamelijk) EU landen. In Nederland wordt ruim 45 procent van de gebreide bovenkleding wederuitgevoerd. De komst van steeds meer retailbedrijven naar Nederland is een bedreiging voor de Nederlandse breiproducenten die leveren aan de Nederlandse markt. Veel bedrijven die in het buitenland erg populair zijn komen naar Nederland om hier nieuwe winkels te openen. Zij worden een steeds sterkere concurrentie voor de Nederlandse modebedrijven. De Nederlandse bedrijven moeten
vechten tegen de buitenlandse retailbedrijven, die vaak erg lage prijzen hanteren. Zij produceren op een zo goedkoop mogelijke manier de kleding in goedkope productielanden. Dit is iets waar de Nederlandse mode-industrie tegenop gewassen moet zijn. De productie van gebreide producten is een ingewikkeld proces. Zo zijn er verschillende brei- en productiemethodes. Bij de productie van gebreide kleding zijn er verschillen soorten structuren waar producenten gebruik van maken. De verschillende soorten zijn CMT producenten, FOB producenten, private label producenten en own brand producenten. Zijn hebben een eigen structuur van productie, dat past bij een bepaalde organisatiestructuur binnen een modebedrijf. Bij de productie van gebreide producten heb je te maken met twee verschillende soorten breisels. Een inslagbreisel en een kettingbreisel. Inslagbreisels zijn de meest voorkomende breisels. Een inslagbreisel is te herkennen aan, in de breedte naast elkaar liggende steken, die uit dezelfde draad zijn gebreid. Met een inslag breisel worden voornamelijk fully fashioned truien, vesten en shirts gemaakt. Een kettingbreisel kan herkend worden door de rechte steken aan de goed kant van het werk en de leggingen (zigzag lopende draden) aan de achterkant. Met een kettingbreisel worden voornamelijk cut & sew stoffen gemaakt. Hierbij valt te denken aan shirts (korte en lange mouw), polo’s en truien.
Bij het breien van kleding zijn er verschillende productiemethodes mogelijk. De cut & sew methode is de meest voorkomende methode bij de productie van platte gebreide kledingstukken. Hierbij worden de panelen gebreid in een rechthoekige vorm waarna later de juiste vorm uit de stof wordt gesneden. Na dit proces worden de afzonderlijke gebreide panelen aan elkaar gestikt. Bij de fully fashion methode worden de verschillende panden afzonderlijk in de juiste vorm door de breimachine gebreid. Hier komt weinig tot geen snijwerk aan te pas. De panden worden later aan elkaar gelinkt en/ of gestikt. Bij de integral methode worden alle panden maar ook de zakken, knoopsgaten en andere accessoires direct gebreid. Met deze techniek wordt er zo min mogelijk gebruik gemaakt van snijden en stikken. Bij de complete garment methode wordt het kledingstuk zo gebreid in de machine dat het kledingstuk er volledig uitkomt. Er wordt een volledig eindproduct geproduceerd. Hier wordt geen gebruik gemaakt snijden en/of aan elkaar stikken van de panelen. Uit het onderzoek is gebleken dat de Nederlandse brei-industrie bestaande uit veertig producenten, erg gering is. De industrie is in de afgelopen jaren flink afgebrokkeld. Toch betreft het een veelzijdige markt waar veel verschillende producten worden geproduceerd. De productie van gebreide producten is in de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Het is een product geworden dat niet meer weg te denken is uit het hedendaagse straatbeeld.
Het eindproduct betreft een advies voor de producenten van het modische segment. Om een duidelijk en goed advies op te stellen is er gekozen voor de grootste groep producenten. Het advies is opgesteld om de plek die zij nu in de markt innemen nog meer uit te kunnen bereiden en/ of de plek die zij nu innemen vast te houden. Dit omdat de toekomst erg onzeker is en de afgelopen jaren de brei-industrie in Nederland sterk is verkleind. Het advies kan voor bedrijven een nieuwe kijk op het proces binnen het bedrijf bieden en hen kansen geven die zij daarvoor niet zagen. Het advies wordt opgesteld met enerzijds de slow fashion en anderzijds de fast fashion gedachte. Dit zijn twee soorten gedachtes die in de afgelopen jaren steeds belangrijker zijn geworden. Fast fashion; de snelle en modische productie van kleding. Slow fashion; productie van kleding waarbij kwaliteit centraal staat. Vanuit deze gedachtes zullen de adviezen worden opgesteld. Gekeken vanuit deze gedachtes is er tijdens het opstellen van het advies gekeken naar punten die belangrijk zijn voor de productie van dit soort kleding. Aan de hand van de punten kwaliteit, productie, relatie, styling, duurzaamheid en ontwikkelingen is het advies opgesteld. Uit het advies voor de brei-producenten binnen het modische segment kan worden opgemaakt dat er zeker nog een toekomst perspectief is. De producent zal alleen binnen de slow en fast fashion benadering zich echt ervoor moeten inzetten. De producent zal doormiddel van goed geschoold personeel en een goede sfeer binnen het bedrijf bepaalde keuzes moeten maken. Zo
zal de producent en het personeel veel tijd in de onderlinge relaties met de klant en de productie-units moeten steken. Er moet open worden gestaan voor nieuwe ontwikkelingen en hier moet ook zeker naar op zoek worden gegaan. Het is belangrijk om de productie zo goed mogelijk en georganiseerd te laten verlopen. Ook moet er goed worden gekeken naar partners voor de productie van slow en fast fashion kleding. Het is belangrijk continue op zoek te gaan naar goede partners en nieuwe trends te signaleren op welk gebied dan ook want de markt blijft in beweging.