Ruth Vier bijeenkomsten voor ‘jongerennevendienst’ Idee en samenstelling: Marga Haas en Leendert-Jan Parlevliet
Over de serie Vier weken lang gaan we bezig met het boek Ruth. Dat bestaat uit vier hoofdstukken. Wat we gaan doen, is Noömi’s kastje vullen. Dat kastje treft ze aan in haar huis als ze na jaren in Moab gewoond te hebben, terugkomt in Bethlehem. Het is het enige dat nog in haar oude huis staat. Daar komen de spullen in die zij en Ruth hebben meegenomen uit Moab (week 1) en elke week komen daar spullen bij, tot aan een babyuitzet toe (week 4). We hebben ons hierbij laten inspireren door een nieuwe werkwijze om kinderen de bijbelverhalen te laten ervaren. Die werkwijze heet Godly Play. Om een beeld te krijgen van hoe dat werkt en wat wij ongeveer voor ogen hebben, is het handig om even je licht op te steken op YouTube. Daar zijn verschillende filmpjes te vinden over Godly Play en waarin Godly Play wordt uitgevoerd. Kijk bijvoorbeeld naar de gelijkenis van het mosterzaadje (6:30 minuten): http://www.youtube.com/watch?v=UMqGcJOnTzc Een introductie zie je hier (5:30 minuten): http://www.youtube.com/watch?v=Aw_mrzZJx00 Let op het gebruik van de woorden ‘I wonder...’ (‘Ik vraag me af...’). En: de Godly Player kijkt (net als de kinderen) alleen naar wat er gebeurt op de vloer en wat er uit de doos komt. Oogcontact tussen verteller en kinderen haalt de kinderen uit hun eigen beleving! Achtergrond Noömi (‘De Lieflijke’) is opgegroeid in Bethlehem (letterlijk: Huis van brood), is daar getrouwd met Elimelech en heeft met hem twee zoons gekregen: Machlon en Kiljon (‘De Zieke’ en ‘De Zwakke’). In Bethlehem breekt hongersnood uit en Elimelech en zijn gezin trekken naar Moab: vijandig land, maar nu toevluchtsoord. De hongersnood houdt aan en het gezin woont jaren en jaren in Moab. Elimelech sterft. De zoons groeien op en trouwen beiden een Moabitisch meisje. De ene heet Orpa, de andere Ruth. Ook beide zoons sterven. Als de hongersnood in Bethlehem voorbij is, besluit Noömi om terug te keren naar haar geboortegrond. Orpa en Ruth gaan mee, maar halverwege stuurt Noömi ze terug. Orpa gaat terug, Ruth weigert Noömi alleen te laten gaan. ‘Waar u gaat, zal ik gaan. Uw God is mijn God. Waar u sterft, zal ik sterven.’ (Ruth 1:16 en 17) Ruth en Noömi reizen samen verder en komen terug in Bethlehem aan het begin van de gersteoogst. Noömi keert terug naar haar oude huis. Dat staat er nog, maar het is wel leeggehaald, op een oud en door houtworm aangevreten kastje na. Dat kastje is het enige dat ze nog heeft van haar ‘oude’ leven.
In de komende vier weken komen er steeds meer spulletjes in dat kastje terecht. Eerst de spullen die Ruth en Noömi hebben meegenomen (week 1), dan (week 2) de geschenken die Boaz aan Ruth geeft, dan (week 3) de sieraden die Boaz Ruth geeft en uiteindelijk (week 4) een babyuitzet. Lees vooral de vier hoofdstukken van het boek Ruth, dan zien jullie meteen wat het bijbelverhaal vertelt en wat wij verzonnen hebben. ;-) Wij zorgen ervoor dat er in de hal een kastje staat. En elke week zorgen wij voor een koffer of iets anders met nieuwe spullen erin om mee te werken in de Zoekgroep. Die spullen mogen jullie met elkaar uiteindelijk in de kast plaatsen.
Ruth 1 (Cursieve tekst zijn aanwijzingen; rechte tekst is om voor te lezen (of na te vertellen)) Controleer vooraf of alles er is. Wat je voor deze bijeenkomst nodig hebt: - kaars - reiskoffer met inhoud - klein doosje met een hartje erin - wellicht papier, potloden etc. Begin de bijeenkomst met het aansteken van de kaars. Pak het kleine doosje. Open het en haal het stenen hartje eruit. Leg het bij de kaars in het midden van de kring. Vandaag gaat het over je hart verpanden. Je hart aan iemand geven. Over veel van iemand houden. Als je je hart aan iemand geeft, dan verbind je je aan diegene en dan laat je die ander niet zomaar weer los. Is er iemand in je leven met wie jij een hartsverbondenheid hebt? Van wie jij zoveel houdt, dat je diegene niet zomaar zal laten vallen? Niet zomaar zal loslaten? Geef de Zoekgroepers even de tijd om daarover na te denken en deel eventueel met elkaar wat je gedachten zijn, aan wie je denkt en wat je voor die ander zou overhebben. Pas dit vooral aan aan je eigen ideeën en bedenk van tevoren wat jij zou kunnen inbrengen. We gaan kijken naar het verhaal van vandaag. Haal het hartje weg, doe het weer in het doosje, doe het doosje weer dicht en leg het weg. Zet de koffer op de tafel. Kijk ernaar. ‘Bewonder’ en ‘onderzoek’ hem. Ik vraag me af van wie deze koffer is. Van een man of van een vrouw? Of misschien van meer dan één persoon? Wie ging op reis met deze koffer? En waarheen ging diegene? En waarom? Voor de lol, om op vakantie te gaan? Voor werk, misschien? Of was er een andere reden? De koffer is stevig, die kan wel een stootje hebben. Ik ben benieuwd wat er in zit, wat er beschermd moet worden door die stevige koffer. Open de koffer en haal er de drie kleden uit. Kijk, doeken. Een gele, een rode en een gekleurde. Ik vraag me af waarvoor die gebruikt worden. Zet de koffer op een stoel naast je. Vouw de rode doek uit tot een mooi formaat (de helft of een kwart) voor op de tafel. Leg de gele doek daar gevouwen op. Vouw de gekleurde doek helemaal uit.
Grote doeken. Versierd met franje. Niet van een man, die gebruiken deze doeken niet. Dit is iets van een vrouw. Of van meerdere vrouwen. Ik vraag me af of deze doeken gebruikt worden om je mee te kleden. Een hoofddoek? Omslagdoek? Vouw de gekleurde doek op en leg hem op de gele doek. Eens kijken wat er verder in de koffer zit. Haal het witte stoffen geldbuideltje eruit. Houd het vast, bekijk het van alle kanten, voel eraan. Hé, kijk eens. Een zakje. Ook dit is duidelijk niet van een man! Kijk, rinkelbelletjes. En versierd met een bloemetje. Ik vraag me af wat erin zit. Ik denk eigenlijk dat ik het al weet als ik het zo voel. (Open het zakje.) Ja hoor, het is geld. Alleen muntjes, maar wel veel muntjes. Je hebt ook wel iets nodig als je onderweg bent. Leg het geldbuideltje op de rode doek. Eens kijken wat er verder in de koffer zit. Haal de twee bekers uit de koffer. Die zitten gevouwen in een oranje-wit geblokte doek. Vouw de doek voorzichtig uit en zet de bekers neer op de rode doek. Kijk eens aan. Twee bekers. Twéé. Ik denk dat ik het weet. Deze koffer is van twee vrouwen die op reis gingen. En als ik denk aan twee vrouwen die samen op reis gingen, dan denk ik aan Noömi en Ruth. Haal het brood uit de koffer. (Een brood van zoutdeeg.) Dat zit in een witte doek, met een touwtje eromheen. Houd het even zo vast, nog ingepakt. Het verhaal begint bij Noömi. Die woonde in Bethlehem. Dat betekent: Huis van brood. Haal het brood uit de doek, vouw de doek op, leg die op de rode doek met het brood er bovenop. Bethlehem: Huis van brood. Maar in Bethlehem waren de oogsten mislukt, de voorraden waren op en er was geen brood meer. Geen leven. Noömi en haar man en haar twee zoons gingen weg uit Bethlehem. Ze gingen wonen in Moab. Daar was wel genoeg voedsel om te leven. In Moab stierf de man van Noömi. Ze was verdrietig, maar ze had haar twee zoons tenminste nog! Die groeiden op en trouwden in Moab. Allebei met een meisje van dáár. Moabitische meisjes. De ene heette Orpa, de andere Ruth. Maar opnieuw trof het lot Noömi. Beide zoons stierven. Nu had Noömi niemand meer. Op een goede dag hoorde Noömi dat de oogsten in Bethlehem weer goed waren, dat de hongersnood voorbij was. Ze besloot om terug te keren naar haar vaderland. Haar twee schoondochters, Orpa en Ruth, gingen mee, want die hoorden volgens de wet bij haar. Maar halverwege zei Noömi tegen hen: ‘Gaan jullie maar terug. Jullie horen hier, in Moab. Ga
maar terug.’ Orpa deed dat, maar Ruth wilde van geen wijken weten. ‘Ik hoor bij u. Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God. Vraag me niet terug te keren.’ Zo trok Noömi verder terug naar Bethlehem, samen met haar schoondochter Ruth. Toen ze in Bethlehem aankwamen, waren de inwoners net bezig met het binnenhalen van de gersteoogst. Ik vraag me af: zou ik meegaan met degene van wie ik hou? Aan wie ik mijn hart verpand heb? Zou ik werkelijk meegaan op reis? Naar een onbekend land? Een onbekend volk? Waar ze een onbekende taal spreken? Een land, waar ik de weg niet ken? Laat even een stilte vallen, zodat iedereen deze vraag kan overwegen. Ik vraag me af wat Noömi en Ruth nog meer meenamen op reis. Haal één voor één de rest van de voorwerpen uit de koffer en bespreek met elkaar waarom die in de koffer zouden zitten. Verzin er een verhaal omheen. Zet ze daarna, voorwerp per voorwerp, op de rode doek. In de koffer tref je nog aan: - Potje om eten te koken - Houten kom om uit te eten - Grote houten lepel - Metalen doosje met daarin twee kettingen - Bruin doosje, met bloemetjes versierd, met daarin twee lakzegelstempels. (Aandenken aan Elimelech en aan de man van Ruth) Als je alle voorwerpen hebt bekeken, vertel je: Toen Noömi in Bethlehem terugkwam, bleek dat haar oude huis er nog stond en onbewoond was. Het was wel helemaal leeggehaald. Alles was weg. Op één ding na. Een oud kastje, dat ze gekregen had bij haar huwelijk. Het was nog van haar grootvader geweest. Het was stoffig en er zat houtworm in, maar Noömi poetste het op en legde haar spullen en die van Ruth erin. Kom, dan gaan we deze spullen in Noömi’s kastje leggen. Pak alle spullen zorgvuldig weer in de koffer en ga met zijn allen naar de kast. Zet alles mooi neer en de koffer er mooi naast. Kijk even (samen) van een afstandje of het er mooi, sfeervol uitziet. Zo niet, even herschikken. Als er nog tijd over is, kun je ze nog laten tekenen.
Ruth 2 De gedeelten die voorgelezen kunnen worden staan cursief. Neem een voorwerp mee dat voor jou hoort bij iemand die veel betekent voor andere mensen of die veel heeft betekend voor jou. (Je kunt ook een krantenbericht of iets uit de geschiedenis nemen dat jou aanspreekt.) Steek de kaars aan. Leg het voorwerp (of de foto) in het midden en vertel het verhaal erbij. Besluit het verhaal met: Ik ben benieuwd of jullie ook zo iemand kennen. Er hoeft niet gereageerd te worden. Het is niet de bedoeling dat er gesprek ontstaat, maar dat er verbinding kan worden gemaakt met het verhaal dat nu volgt. Vandaag gaat het verhaal over Boaz. Boaz is een rijke boer. Dit is zijn zondagse das, en dit is zijn dasspeld. Leg de voorwerpen uit het koffertje neer. Boaz is rijk en Boaz is eenzaam. Door zijn rijkdom is iedereen aardig tegen hem, maar niemand is zijn vriend. Mensen zijn teveel onder de indruk van zijn welvaart, buigen voor hem en praten hem naar de mond. Of mensen zijn jaloers op hem. Boaz vraagt zich vaak af: zal ik al mijn bezit weggeven? Dan ben ik ook gewoon net als de andere mannen en dan doen ze gewoon tegen mij. Zal ik al dat geld gewoon weggeven? Leg de munt neer en laat het even stil zijn. Boaz vertelt: “Ik probeer mijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik probeer goed te leven. Ik bedenk elke ochtend: Wat zou God van me willen? Het is niet makkelijk om het goede te doen.” Leg het kompas neer en laat het even stil zijn. Boaz vertelt verder: “Gisteren hoorde ik een prachtig verhaal. Een oudtante van me is terug gekomen uit het buitenland. Zij was er met mijn oudoom Elimelech 20 jaar geleden heen gegaan. Mijn oudoom is er gestorven. Hun zonen zijn er gestorven. En nu komt ze terug naar Bethlehem. Zij is samen gekomen met haar schoondochter. Die schoondochter heeft haar niet in de steek gelaten. Stel je voor: je laat je land, je familie, je toekomst achter, omdat je het niet over je hart kunt verkrijgen om haar alleen te laten gaan. Dat is wat ik het goede noem.” Die ochtend moet Boaz naar zijn land buiten het dorp. Er wordt geoogst. De eerste gerst van het seizoen is rijp. Het is een prachtige dag. Het graan ruist. De leeuwerik zingt. De zon schijnt. In de verte hoort hij het geluid van mensen die aan het werk zijn. Zijn maaiers en de meiden en knechten daarachter die het graan opbinden tot schoven. Er wordt gekletst en gelachen. Leg de rode doek neer en vouw hem uit.
Hé, wat is dat daar achteraan?, denkt Boaz bij zichzelf. Wat heeft die vrouw een vreemde doek om. En wat doet zij op mijn land? Boaz roept zijn voorman, de baas van zijn knechten. “Zeg, wie is die vrouw daar?” “Die met die vreemde doek en die rare slippers?” vraagt de voorman. “Ze kwam vanochtend vragen of ze de gevallen aren mocht verzamelen. Wie haar dat verteld heeft? Het is een recht van de armen, maar dat doe je toch niet. Dus ik heb tegen haar gezegd dat ze dan ook echt alleen de gevallen aren mag verzamelen. Als ze te dichtbij komt, jaag ik haar weg. Maar goed, we hebben geen last van haar. Ze schijnt die vrouw uit Moab te zijn die met die Naomi is meegekomen.” Tot verbazing van zijn voorman loopt Boaz naar de vrouw met de rode doek toe en begint een heel gesprek. Even laten komt hij teruglopen en zegt tegen de voorman: “Ik heb haar gezegd dat zij hier welkom is en dat ze best een beetje dichterbij mag komen. Ze heet Ruth overigens. Niet vergeten. Vanmiddag eet ze met jullie mee en jij zorgt dat ze te drinken krijgt. Laat maar wat extra liggen voor haar. Ik kom straks terug om te kijken hoe het gaat. Ruth heet ze, geen meissie.” Doe de spullen van Boaz weer in het koffertje. Zet de koperen schaal neer. Die avond komt Ruth thuis. Zij vertelt aan Noömi: “Ik was op het veld van een zekere Boaz. Hij was de eerste die me niet behandelde als een vreemde – hij behandelde mij als een mens. Ik mocht aren rapen en ik mocht mee-eten met zijn knechten. En iedereen wist opeens hoe ik heette. En we hebben gepraat over het verschil tussen Moab en Israël. En ’s avonds toen we naar huis gingen, kwam Boaz opnieuw naar het veld. Hij gaf me deze schaal. Hij zei dat die van Elimelech is geweest.” Pak het zakje met graan en giet het in de schaal “En kijk hoeveel graan ik heb verzameld. Het is misschien wel genoeg voor drie broden.” Pak het brood en pak het uit. “Morgen ga ik weer. En de rest van de week ook. Misschien ga ik me nog wel thuis voelen hier.” Ik vraag me af: Ging Ruth met Noömi mee omdat ze goed wilde zijn? Ik vraag me af: Hoe zouden de knechten van Boaz naar Ruth hebben gekeken? Ik vraag me af: Wat zou Noömi denken over Boaz?
Ruth 3 Begin met iets dat jongeren in staat stelt zich te verbinden met het verhaal van Ruth en Boaz op de dorsvloer. Misschien is het hebben van een geheim en het respecteren van een geheim wel een mooie invalshoek. Geheimen van relaties, zijn net als het geheim van het geloof iets wat niet overdraagbaar is. Neem bijvoorbeeld een heel mooi doosje, een sieradenkistje, mee. En gebruik dat als beeld. Wij (Margreet Parlevliet en Jasmijn Verbeek) hebben twee verhaalstukjes geschreven vanuit de perspectieven van Ruth en Boaz. (Met een beetje eigen fantasie!) Ruth Niemand zal ooit weten wat er precies gebeurd is. Het gaat niemand iets aan. Het is een geheim dat ik deel met Boaz. Boaz ken ik sinds ik hier ben komen wonen met Noömi. Hij was een van de eerste mensen die echt vriendelijk tegen mij was. Het maakte hem niet uit dat ik uit een ander land kwam, het leek soms of hij dat juist wel interessant vond. Toch schrok ik er wel van hoor, toen Noömi tegen mij zei dat ik na moest denken over een toekomst samen met Boaz. Natuurlijk had ik dat stilletjes wel eens bedacht, maar het leek me nooit realistisch. Ik ben een weduwe, een vreemde uit een andere cultuur. Toch volgde ik Noömi’s raad op. Ik wist dat Boaz die avond op de dorstvloer zou slapen. Dat deden ze wel vaker ik de oogsttijd. Ze sliepen bij een bij een kampvuur. Tenminste de werknemers van Boaz, want Boaz zelf sliep liever bij de graanopslag om die in de gaten te houden. Van Noömi kreeg ik een nieuwe omslagdoek. Blauw met bloemetjes. Leg de omslagdoek op tafel. Hij was prachtig. Ik deed die avond mijn allermooiste sieraden om. Om mijn enkels bond ik rinkelende bandjes en zelfs mijn tenen versierde ik met ringen. Leg de sieraden op tafel. Ik schraapte al mijn moed bij elkaar en toen ik zeker wist dat het hele dorp in diepe rust was, ging ik naar hem toe. In het begin liep ik nog heel langzaam, maar toen ik terugdacht aan alle middagen op de dorsvloer en aan de manier waarop Boaz met mij omging, was ik er zeker van. Hij was mijn toekomst. Hij zou mij deze avond niet wegsturen. Ik liep sneller en de bandjes rond mijn enkels rinkelden vrolijk. Aangekomen bij de dorsvloer vond ik de slapende Boaz al snel. Langzaam opende hij zijn ogen.. Elke week bak ik brood voor de sabbat. Het is een mooi gevlochten brood. Leg het brood op tafel. Altijd denk ik dan stiekem terug aan het geheim dat ik deel met Boaz. Het geheim van onze liefde.
Boaz Niemand zal ooit weten wat er precies gebeurd is. Het gaat niemand iets aan. Het is een geheim dat ik deel met Ruth. Natuurlijk heb ik aan mijn vrienden wel verteld over die nacht op de dorsvloer. Zo’n mooi meisje hou je niet voor je, dat wilden ze allemaal wel. Maar wat het echt met me gedaan heeft, heb ik hen niet verteld. Maar dat kan ik ook eigenlijk niet onder woorden brengen. Dat is iets bijzonders. Ik had natuurlijk al vanaf het begin, toen ze hier net met Noömi kwam wonen, gezien hoe knap ze was. Maar ik kreeg op den duur ook respect voor haar door de manier waarop ze voor haar schoonmoeder zorgde en hoe ze hier als vreemdeling haar leven hier weer probeerde op te bouwen. De eerste dag dat ze hier was, kwam ze bijvoorbeeld al alleen graan rapen. Daarom gaf ik mijn mannen de opdracht om wat extra graan te laten vallen. En daarom nodigde ik haar uit om bij mij te komen eten. Zo kwam ik er achter dat ze niet alleen maar ook lief en aardig was. Afgelopen tijd hebben wij vaker samen gegeten. Wat een geweldig meisje! Die bewuste nacht kon ik niet slapen. Onze gesprekken maalden door mijn hoofd. Zou ik haar tot vrouw nemen? Of zou ze niets van me moeten weten? Ik ben immers al wat ouder. Mijn twijfels verdwenen toen ik me bedacht hoe goed we elkaar aanvulden en hoe ze bij me past. Nee, toen wist ik het zeker, zij was het. Ik kon toen de slaap pas vatten, maar niet lang daarna werd ik weer wakker door het geluid van rinkelende belletjes. En daar stond ze voor me. Haar enkelbandjes heeft ze die nacht bij me achter gelaten. En als ik de belletjes hoor rinkelen, denk ik aan haar. En aan het geheim van onze liefde.
Ruth 4 Vooraf: Het ‘thema’ van het verhaal van deze zondag is iets als: het leven heeft weer zin. Heb jij zelf zo’n ervaring? Dat alles donker was en leeg? Zinloos? En dat er toch weer licht in je leven kwam? Dat je er weer zin in kreeg? Ben je ooit tot je grote opluchting van baan veranderd, bijvoorbeeld? Of ontmoette je iemand, waardoor je leven in een stroomversnelling kwam? Of misschien kun je vertellen wat de komst van je kind(eren) betekende voor jouw leven. Welke richting dat aan je leven gaf. Wat de komst van je kind jou gegeven heeft. En kun je ook een voorwerp, een symbool, daarbij bedenken? Kortom: de bedoeling is dat je met de Zoekgroepers iets deelt van jouw ervaring met ‘het leven heeft weer zin’ of ‘ik kreeg weer zin in het leven’ of ‘het gaat dóór’. (oranje tekst) Als je dit niet wilt, kun je er ook voor kiezen de kruik in de kruikzak te gebruiken. (blauwe tekst) Steek de kaars aan. Leg er jouw voorwerp naast. Vertel bij dat voorwerp waarom jij dat hebt meegenomen. Laat je verhaal even landen. Leg de kruik naast de kaars. Kijk er even samen naar. Haal de kruik uit de kruikzak en vraag de jongeren of ze weten wat het is. Het is een kruik. Als baby’s geboren worden, zijn ze meestal nog niet in staat zelf hun temperatuur op peil te houden. Daarom leg je een warme kruik naast ze in hun wieg. Als je er heet water in doet, is de kruik veel te heet om naast een baby’tje te leggen. Daarom doe je zo’n volle kruik in een zakje. Een baby is een nieuw begin. Natuurlijk allereerst voor de baby zelf: die staat aan het begin van zijn leven. Maar ook voor de ouders. Doe de kruik weer in de zak, knoop hem dicht en leg hem weer weg in de reiswieg. Haal je voorwerp/de kruik weg en zeg: In het oude Israël leefde eens een vrouw. Noömi. De afgelopen weken hebben we haar verhaal gezien en gehoord. Vandaag blikt zij terug. Leg neer: flesje olie/zalf Mijn naam is Noömi. De Lieflijke, betekent dat. Nou, mijn ouders hadden een goede naam voor mij verzonnen, want ik was heel lieflijk. Ik was mooi en aantrekkelijk en ik zorgde goed voor mezelf. Mijn vader had geen enkel probleem om een man voor mij te vinden. De onderhandelingen met de vader van de eerste kandidaat liepen meteen goed. En ik trouwde met Elimelech. Leg neer: zegel van Elimelech Hier, een van de weinige tastbare herinneringen aan mijn man. Zijn zegel. We waren gelukkig, Elimelech en ik. We kregen maar liefst twee zonen. Dat is pure rijkdom. Maar het
bleef niet goed gaan. Hongersnood brak uit in Bethlehem, waar ik mijn hele leven gewoond had. En we moesten vluchten. Niet netjes? De rest van het volk in de steek laten? Wat moesten we dan? Wij wilden dat onze zoons zouden opgroeien in gezondheid. We hadden ze niet ontvangen om ze weer te verliezen. Ach, mijn bittere lot … Leg neer: zegel van een van de zoons Een van de weinige tastbare herinneringen aan Kiljon, mijn jongste. Ach, gelukkig wisten we toen nog niet wat ons boven het hoofd hing. We verlieten Bethlehem en vonden toevlucht in Moab. Daar was voedsel genoeg om ook ons gezin te voorzien. Wat is dat lang geleden! Elimelech werd ziek en stierf. Je zou denken dat het gemis met de jaren zou slijten. Maar ik kan je vertellen: niets is minder waar. Het gat wordt alleen maar groter. Telkens als er iets groots gebeurt, is nog steeds mijn eerste gedachte: even aan Elimelech vertellen. Om dan tot de ontdekking te komen dat dat niet meer kan. En er zijn genoeg grote dingen gebeurd, intussen. Ik vond geschikte vrouwen voor onze zonen. Kiljon trouwde met Orpa en Machlon trouwde met Ruth. Ze leken allebei redelijk gelukkig. Alleen duurde het zo lang tot er kinderen kwamen! Het vaderschap is hen beiden niet gegund, helaas. Want beiden werden ziek en beiden vonden de dood. Ik heb ze naast hun vader begraven. In Moab, vreemd land. Mijn dagen werden grijs en dof. Mijn leven was zonder doel, zonder zin. Leg neer: graan Toen hoorde ik dat het beter ging in Bethlehem. De oogsten waren weer rijk. Ik besloot mijn boeltje te pakken en terug te keren. Ik nam afscheid van allen die me lief geworden waren, bezocht nog een laatste keer de graven van Elimelech en van onze zoons. En ik vertrok. De vrouwen van Machlon en Kiljon gingen met me mee. Ach, de trouwe zielen. We waren bij de grens en stonden op het punt om die over te gaan. Ik herinnerde me hoe ik me jaren eerder gevoeld had. Toen ik de grens van Juda naar Moab overstak. En zonder dat ik erover nadacht, draaide ik me om. Ik zei tegen Ruth en Orpa dat ze terug moesten gaan naar hun moeder. Dat ze hier hoorden, in Moab. En niet in dat vreemde land – voor hén vreemde land – waarnaar we op weg waren. Orpa luisterde naar me en keerde om. Maar Ruth klampte zich aan me vast en zwoer dat ze me niet zou verlaten. Op dat moment wist ik niet of dat nou goed was of niet. Wat moest zij met mij? De jonge Ruth, nog zo boordevol leven, zo boordevol mogelijkheden? Wat moest zij bij mij? Ik was al oud, ik voelde me leeg en doods. Ik had haar niets te bieden. Maar ze bleef. Leg neer: kistje met sieraden van Ruth (of een ketting daaruit) En nu, o, ik ben zo blij dat ze daartoe besloot! Maar ik hol vooruit. Laat ik eerst vertellen hoe het was om terug te keren in mijn oude stad Bethlehem. Ach, wat een weerzien was dat. Hoe schrijnden alle wonden die ik had opgelopen in de tussentijd. Toen ik de stadsmuren zag, kwam het op me af. Ik zag mezelf ineens terug – zoals ik was toen we vertrokken. Zoals mijn leven was toen we vertrokken. Met zijn vieren. Vluchtend voor de hongersnood, maar zo boordevol leven. Boordevol toekomst. Toen ik vertrok had ik alles. Een man en twee zoons. En nu keerde ik met lege handen terug. De leegte en het verlies overspoelden me. Bij het passeren van de stadspoort werd ik herkend. Hé, Noömi!, werd er geroepen en gefluisterd. Maar op dat moment voelde ik dat die naam me niet meer paste. Noömi, de
Lieflijke. Nee, bitter was ik geworden. Want God had mijn lot zeer bitter gemaakt. Noem mij maar Mara, de Bittere. Leg neer: luier Maar nu heeft mijn lot zich wéér gekeerd. Zo donker en zo grijs als mijn leven was – nu is er weer licht! Er is weer leven! Ruth, de schoondochter die zich aan me vastklampte en me niet alleen wilde laten gaan – zij ontmoette Boaz en Boaz heeft haar tot vrouw genomen en nu hebben zij een zoon gekregen! Er is weer leven! Er is weer toekomst! Obed is geboren! God lof! Ik herinner het me nog goed, toen ik Obed voor het eerst zag. Ruth lag nog in het kraambed, moe van de bevalling. In haar armen lag een hoopje, in doeken gewikkeld. Ze overhandigde het kind aan mij. Ik zat neer en hield het kind vast. Ik klemde het aan mijn borst. En ik voelde: dit kind is óók míjn kind. Dit kind is ook van míj. Dit kind geeft ook mijn leven weer vreugde. Weer toekomst. Weer een doel. Ik huilde. Maar nu huilde ik tranen van blijdschap. Leg neer: kruik in kruikzak Wat was ik blij dat Ruth al snel opknapte. Ik heb haar weer op weg gestuurd, om op het veld te werken. ‘Ik zorg wel voor Obed’, zei ik. En nu zijn mijn dagen weer vol zonneschijn. Ik zorg voor mijn kleinzoon, mijn zoon, mijn toekomst. Ik voed hem, ik verschoon zijn luiers, ik was hem, ik zorg dat hij het niet te warm heeft, ik zorg dat hij het niet te koud heeft. Obed komt niets tekort. En ik ook niet, want Obed geeft mij weer zin in mijn leven. Neem de kruik met kruikzak in je handen. En Obed gaf niet alleen zin aan het leven van Noömi. Deze kruik zegt het al. Kijk maar eens goed wat erop staat. Een kroon. Obed is een koningskind. Of beter gezegd: een koningsvader. Want toen Obed groot was, verwekte hij Isaï. En toen Isaï groot was, verwekte hij David. Koning David. Obed gaf dus niet alleen toekomst aan het leven van Noömi, maar ook aan het leven van heel het volk Israël. Want hij werd de grootvader van koning David. Ik vraag me af: Noömi liet zich Mara, Bitter, noemen, omdat haar lot bitter was. Zou ze zich nu weer Noömi, de Lieflijke laten noemen, nu de zon weer voor haar schijnt? Ik vraag me af: Noömi zegt: God heeft mijn lot zeer bitter gemaakt. Is het inderdaad God zelf die Elimelech, Machlon en Kiljon deed sterven? Ik vraag me af: gebeurt dat ook nu nog, dat mensen, na een periode van donker en duister, weer toekomst zien? Ik vraag me af: kan dit verhaal hoop geven aan mensen van nu? Aan mensen die het gevoel hebben dat hun leven duister is? Laat het even stil zijn.
Leg nu alle spullen met elkaar in/bij het kastje van Noömi. Daarna ga je terug naar je eigen ruimte. Laat de jongeren op de een of andere manier een terugblik maken. Elfjes schrijven lijkt me een goede vorm, maar wie weet wat er bij jou opkomt!