Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Ruimtelijke identiteit: een kritische beschouwing
Ruimtelijke identiteit: een kritische beschouwing
P. 84
Stefan Metaal
Van boven: De buitenwijk in het groen gelegen, Buurtbewoners voetballen in het Oosterpark, Onderscheidend in de stedelijke leefomgeving
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Achtergrond: Stefan Metaal
P. 85
Achtergrond
In ruimtelijk onderzoek en beleid heeft het begrip identiteit zelden een neutrale betekenis. Buitenwijken krijgen veel kritiek: monotoon, huisje boompje beestje, weinig onderscheidende culturele kenmerken. De principes van steden en dorpen, met veelal positieve verwijzingen, worden vervolgens gepresenteerd als het antwoord op veel ruimtelijke vraagstukken. Het hanteren van het begrip identiteit kan op die manier stigmatiserend werken. De kritiek blijkt bij een kritische beschouwing afkomstig te zijn van een groep mensen met veel cultureel kapitaal. Deze groep tracht zich ter onderscheiding van andere groepen in de steden en dorpen te vestigen. Die andere groep, die in de buitenwijken woont, heeft zelf veelal een ander beeld en herkent zich niet of amper in de kritiek op de buitenwijk.
In de vakwereld van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en stedenbouw draaien de discussies steeds meer om identiteit. Bij nieuwbouw wordt gewerkt met een thematische aandacht voor identiteit: nieuwe dorpen, een seniorenstad, een woonwijk als vesting. Bij stedelijke vernieuwing worden historische of sociale identiteiten benut om de wijken meer cachet te geven. Identiteit is een kernbegrip geworden. Maar wat betekent het eigenlijk? Identiteit wordt vaak voorgesteld als particularistisch: elke plaats heeft een eigen identiteit. Toch wordt het begrip in de praktijk in een categorische betekenis gehanteerd. Het wordt gebruikt in de vorm van positieve referenties aan plaatsen die een sterke identiteit zouden bezitten: steden en dorpen met een verleden en
een eigen karakter. Daartegenover staan buitenwijken, groeikernen en nieuwbouwwijken, plekken van recentere datum die worden genoemd als negatieve voorbeelden. Het negatief refereren aan buitenwijken en het positief refereren aan steden en dorpen is wijdverbreid. Het zijn geen neutrale beoordelingen. Hoe dit categorische gebruik van het begrip heeft kunnen ontstaan, heeft te maken met veranderingen in de onderzoekspraktijk. Ruimtelijke identiteit kreeg weinig aandacht vanuit de kwantitatief-verklarende traditie die lange tijd het terrein van het ruimtelijk onderzoek heeft gedomineerd. In de kwantitatief-verklarende traditie stonden robuuste factoren als leeftijd, huishouden en inkomen centraal. Identiteit, milieu of leefstijl werden beschouwd als moeilijk te onderzoeken kwalitatieve begrippen en werden liever buiten beschouwing gela-
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Ruimtelijke identiteit: een kritische beschouwing
ten, zelfs toen de vraag vanuit het beleid naar duiding en onderzoekvan deze begrippen toenam (Meier & Reijndorp, 2010; Nio, 2011). Commerciële bureaus hebben in hoge mate geprofiteerd van de lacune die op deze wijze ontstond. Zij worden door beleidsmakers geregeld ingeschakeld voor onderzoek naar leefstijl, woonmilieu en identiteit. Deze bureaus hebben verschillende innovatieve werkwijzen ontwikkeld die een toevoeging vormen op de sociaal-wetenschappelijke onderzoekspraktijk. De theoretische en kritische onderbouwing laat echter te wensen over (Van Diepen & Musterd, 2001; Pinkster & Van Kempen, 2002). De wens om de verschijnselen sociologisch te verklaren, een wens die in het kwantitatief-verklarende onderzoek nog impliciet aanwezig was, speelt in het commerciële onderzoek meestal geen serieuze rol. Het is vanuit dat oogpunt nuttig om ruimtelijke identiteit te benaderen vanuit het perspectief waarin relaties en praktijken centraal staan, zoals door Giddens en Bourdieu en andere zogenaamde theorists of the practice turn is ontwikkeld (Reckwitz, 2002; Schatzki, 2005). Voor mijn proefschrift Identiteit in stad, dorp en buitenwijk (Metaal, 2011) zijn voorbeelden uitgekozen van drie typen plaatsen die het ruimtelijk debat domineren: een stad, een dorp en een buitenwijk. Centraal in het proefschrift staat de vraag door welke factoren ruimtelijke identiteit wordt beïnvloed. Dit artikel behandelt enkele fundamentele meer theoretische kwesties die bij het begrip ruimtelijke identiteit komen kijken en in het debat vaak over het hoofd worden gezien.
Afname territoriale binding
Een manier om het bevooroordeelde, categorisch gebruik van het begrip te omzeilen, is het begrip nadrukkelijker te onderzoeken in de particularistische betekenis. De importantie van ruimtelijke identiteit in particularistische zin staat centraal in literatuur over place attachment en sense of place. Ook van deze literatuur is echter bekend dat de eigenschappen van plaatsen worden uitgedrukt in termen van vergelijk-
P. 86
bare plaatsen, zoals stad, dorp of buitenwijk (Hummon, 1990). Mensen nemen beelden van bepaalde typen plaatsen van elkaar over. Die beelden gaan in zekere zin een eigen leven leiden en hebben niet alleen met die ene plaats te maken. De betekenis van de typen plaatsen (in het bijzonder stad, dorp en buitenwijk) wordt onderschat en daarmee de manier waarop beelden, als ruimtelijke referenties, tussen mensen worden uitgewisseld. De gedachte dat ruimtelijke identiteit belangrijker is geworden in particularistische zin, kan worden geproblematiseerd. Ontwikkelingen op lange termijn wijzen in omgekeerde richting. Modernisering hield in dat sociale relaties en collectieve bindingen losser zijn komen te staan van ruimtelijke nabijheid. Woonwijken werden meer en meer een ijle zone waarin de relaties tussen nabije individuen ondergeschikt waren aan de secundaire, sociale relaties van de moderne samenleving (Van Engelsdorp Gastelaars, 1980). Een van de belangrijkste kenmerken van modernisering is dat traditionele, territoriale gezagsbronnen, als familie, buurt of geloofsgemeenschap, minder belangrijk werden. Dat werd mogelijk door de gelijktijdige uitbreiding van plaats-overspannende instituties, collectieve verzorgingsarrangementen en nationale media (Giddens, 1991). Identiteit is daarbij op een steeds hoger schaalniveau komen te liggen: het schaalniveau van de maatschappij. Dat viel niet noodzakelijk samen met de natie; het ging ook om vormen van solidariteit die voortvloeien uit de sociale positie of culturele achtergronden (Schuyt & Taverne, 2000). Ruimtelijk speelde het moderne leven zich enerzijds af in de gespecialiseerde ruimtes van het kantoor en andere institutionele omgevingen, zoals klaslokalen, supermarkten of wachtruimtes en anderzijds binnenshuis, waar men zelf de levensbepalende beslissingen nam, in een eigen omgeving met nieuwe huishoudelijke apparatuur, nationale media en een zorgvuldige administratie als voornaamste contact met de buitenwereld. De omgeving rond de woning werd daarbij meer en meer publiek, niet een ruimte van
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Achtergrond: Stefan Metaal
een lokale gemeenschap, maar een ruimte waarin zich mensen bewogen met wie men zich niet persoonlijk maar maatschappelijk verhield. Intussen verspreidde het persoonlijke netwerk van familie, schoolvrienden, collega’s en medeverenigingsleden zich over een groter gebied. Meer en meer onttrok het persoonlijke sociale leven zich aan de publieke ruimte (Laermans, 1991; Boomkens, 1998).
Modernisering en identiteit
Juist doordat mensen los komen van noodzakelijke bindingen met een plaats, kunnen zij deze vanuit een meer open benadering aanschouwen en beoordelen. Waar het om gaat is dat de eigenschappen die men ervaart, waarmee uiteindelijk de identiteit van die plaats collectief gestalte krijgt, steeds minder hun betekenis krijgen toegekend vanuit de lokale karakteristieken en steeds meer vanuit een breder referentiekader. Veranderingen in ruimtelijke identiteit als gevolg van modernisering zijn op deze manier verwoord door Giddens (1990; 1991). Dat het leven lang niet zo lokaal meer is, komt volgens Giddens niet alleen door het toenemen van fysieke mobiliteit, zoals verhuizingen of dagelijkse verplaatsingen, maar vooral door het uitbreiden van de instituties van de moderne samenleving. Het onderwijs, de gezondheidszorg, de supermarkt of de televisiezenders hebben een veel groter ruimtelijk bereik dan onze lokale ervaring. Giddens spreekt in verband met dit effect over instituties als disembedded, als losgekomen van plaats. Om die reden is plaats ook niet de primaire bron voor het aangaan van gevoelsmatige bindingen. Giddens maakt duidelijk dat de identiteit van een plaats niet meer in die plaats zelf wordt bepaald, maar in veel bredere sociale relaties. Zelfs de ogenschijnlijk zo authentieke buurtwinkel betrekt zijn waar op veilingen waar producten uit de hele wereld worden verkocht. “What structures the locale is not simply that which is present at the scene, the ‘visible form’ of the locale conceals the distanciated relations which define its nature” (Giddens, 1990, p. 19). Wat er gebeurt, is niet eenvoudigweg dat lokale invloeden verdwijnen
P. 87
in abstracte en onpersoonlijke relaties. We zijn niet ontworteld geraakt, in de zin dat plaats geen rol meer speelt. Integendeel, het lokale blijft van uitermate groot belang; de interacties die ons maken tot wat we zijn spelen zich ergens af, op bepaalde plekken, waar mensen samenkomen om bijvoorbeeld te werken of te recreëren. Ruimtelijke ervaringen komen ter plekke tot stand. Het punt is dat die ruimtelijke ervaringen, en de eigenschappen van de mensen die op de plek aanwezig zijn, ook door invloeden van veraf worden gemaakt tot wat ze zijn. In zekere zin wordt door mensen gezamenlijk een discussie over plaatsen gevoerd. Er zijn globalised communities of shared experience. Dingen die ooit ver weg waren komen dichtbij; ervaringen die vroeger niet aan elkaar gerelateerd waren komen samen in een breed soort van maatschappelijke discussie (Giddens, 1990). In die discussie spelen de media een belangrijke rol. Beelden van plaatsen komen terug in het nieuws, speelfilms, documentaires en soaps. Ook toerisme beïnvloedt onze beelden van plaatsen. Iedereen heeft een beeld van New York of Parijs en die beelden zijn weer referenties voor ervaringen elders. Modernisering heeft van ruimtelijke identiteit juist niet een lokale aangelegenheid gemaakt. Gevoelens van ergens thuishoren of het idee van een plaats die bij je past, draaien niet alleen om eigen ervaringen, maar ook om gedeelde referentiebeelden. Mensen die graag zeggen dat zij een gevoelsmatige binding met een stad hebben, zijn niet alleen op basis van persoonlijke ervaringen tot die conclusie gekomen.
Plaatservaring en referenties
Ruimtelijke identiteit staat ook in moderne tijden niet los van plaatsen (want hoe zou dat moeten) en wordt in veel opzichten bepaald door de manier waarop mensen zelf met die plaatsen omgaan. Dat geschiedt zowel in termen van afstand als nabijheid. Aan de ene kant gaan beelden over plaatsen rond, zonder dat deze op de plaats zelf zijn geconcipieerd. Dit aspect kan worden omschreven als ruimtelijke referenties. Aan de andere kant is juist de nabijheid van bepaalde categorieën
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Ruimtelijke identiteit: een kritische beschouwing
plaatsen van belang, in de vorm van blootstelling van individuen aan bepaalde milieus. Dit aspect kan omschreven worden als plaatservaring. Ruimtelijke referenties zijn een heel alledaags verschijnsel. In dagelijkse gesprekken doen mensen voortdurend spontane uitspraken over plaatsen, die in hoge mate overeenkomen met wat sommige andere mensen zeggen. Net als stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten hanteert men referenties aan bestaande plaatsen, al gaat het in het dagelijks leven minder over morfologische kenmerken. Een voorbeeld van een positieve referentie aan de stad: “... het is ook de vrijheid die je in Amsterdam hebt. Je hebt hier veel mogelijkheden, alle vrijheid om gewoon lekker je gang te gaan, om dingen te doen die je wil” (Metaal, 2011, p. 408). Een corresponderend voorbeeld van een negatieve referentie aan de buitenwijk: “...een zee van nieuwbouwwoningen. Er valt daar echt helemaal niets te beleven. Je kan hooguit in je tuintje zitten en kijken hoe de kinderen spelen. Huisje boompje beestje” (Metaal, 2011, p. 406). Ruimtelijke referenties zijn tot op zekere hoogte te beschouwen als culturele constructen die op een bepaalde manier losgeweekt zijn van de ruimtelijke context, die deels los staan van plaatsen zelf. Identiteit is cultureel en laat zich tot op zekere hoogte typeren als beelden en verhalen die in de samenleving rondgaan. Dergelijke culturele constructen krijgen veel aandacht in sociale theorie. Cultuur wordt belangrijker en veelzijdiger in de ogen van auteurs die tot de cultural turn worden gerekend. Toch vormen die culturele constructies niet het hele verhaal. Identiteit bestaat uit meer dan losstaande beelden en verhalen en is onderdeel van de praktijk van dagelijks handelen. Auteurs als Giddens en Bourdieu, die tot de practice turn worden gerekend, verschillen in dit opzicht van de cultural turn. Wat mensen doen wordt belangrijk geacht; in het bijzonder hun gewone, alledaagse verrichtingen. Tegenover ruimtelijke referenties staat de opgebouwde ervaringen met plaatsen door individuele mensen.
P. 88
De voorkeuren en waarderingen met betrekking tot plaatsen ontwikkelen zich, op zijn minst gedeeltelijk, in de context van de eigen plaatservaring. Dit begripduidtop ervaringen met typen plaatsen, in het bijzonder steden, dorpen en buitenwijken. Plaatservaring kan in deze betekenis worden beschouwd als een uitbreiding van het in stedelijk onderzoek gangbare begrip woongeschiedenis of wooncarrière, waarbij ook gevraagd wordt naar sequenties van plekken voor werk, opleiding, recreatie, familie, vrienden en kennissen. Plaatservaring en ruimtelijke referenties zijn niet hetzelfde. Plaatservaring is praktisch, persoonsgebonden, niet direct uitwisselbaar met anderen en ontspruit alleen uit aanwezigheid op een specifieke plaats of vergelijkbare plaatsen. Ruimtelijke referenties zijn discursief, niet persoonsgebonden, overdraagbaar en kunnen in principe worden uitgewisseld zonder eigen ervaringen. Desondanks zijn ze in het bewustzijn van een persoon met elkaar verweven; onderdeel van dezelfde schema’s ter oriëntatie en waardering van plaatsen.
Sociale verschuivingen
Een ander belangrijk punt van verschil tussen de cultural turn en de practice turn is dat voor de auteurs van de practice turn het niet zozeer de beelden en verhalen zelf zijn die invloed uitoefenen op praktijken, als wel de sociale relaties waarbinnen mensen een positie hebben ten opzichte van elkaar. In de literatuur over ruimtelijke identiteit wordt weinig aandacht besteed aan sociale relaties. In navolging van Bourdieu kan ruimtelijke identiteit worden vergeleken met concepten als cultuur of mentaliteit, die niet op zichzelf staan maar verbonden zijn met de sociale verhoudingen. Twee typen sociale relaties zijn van specifiek belang voor ruimtelijke identiteit: sociale positie en huishouden. Het begrip klasse speelt een belangrijke rol in de stadssociologische en sociaal geografische literatuur. De term sociale positie, ontleend aan Bourdieu, behelst een precisering van het begrip klasse. Niet alleen het vermogen of beroep is van belang, of de vergaarde diploma’s en werkervaring, maar ook een set minder
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Achtergrond: Stefan Metaal
tastbare voorkeurs- en waarderingsschema’s die men oppikt gedurende het leven (Bourdieu, 1984). Bij de invloed van sociale relaties op ruimtelijke identiteit is ook het begrip huishouden van belang. In ruimtelijk onderzoek speelt het huishouden een belangrijke rol omdat dit de eenheid is die het wonen doet. Dit is onder andere beargumenteerd in een studie van Vijgen & Van Engelsdorp Gastelaars (1986). Zij wijzen op het belang van economische en tijdruimtelijke hulpbronnen. Onderdeel van het begrip huishouden is zowel de samenstelling ervan in termen van het geslacht, de leeftijd en de familierelaties van de personen die er deel van uitmaken, als naar de taak- of arbeidsverdeling binnen het huishouden. Sociale relaties zijn geen onveranderlijke raamwerken. Sociale verschuivingen, wijzigingen in de structuur van relaties, hebben uiteindelijk een impact op individuele geschiedenissen. Brede ontwikkelingen op sociaal-economisch gebied (bijvoorbeeld de opkomst of neergang van bepaalde sociale klassen, of uitbreiding of inkrimping van een economische sector) vertalen zich in het individuele traject van opleidingen en banen, net als brede ontwikkelingen op sociaal-demografisch gebied (denk aan gezinsgroei of huishoudenverdunning, uitbreiding van het huisvrouwenbestaan dan wel tweeverdienersschap) zich vertalen in het persoonlijke relatie- en gezinsverleden.
P. 89
keling is, leven groepen op verschillende manieren in het stedelijk veld (Grünfeld, 2010). Bovendien geldt dat sommige groepen de versnippering van voorzieningen eerder positief zien en door een materialistische of consumentistische houding deze trend verder versterken (Garreau, 1991). Vooral de omvangrijke economische middenklasse, die zonder een lang opleidingstraject op zoek gaat naar een functionele en comfortabele omgeving, voelt zich thuis in het versnipperde stedelijk landschap dat op deze manier ontstaat. Gentrification behelst vrijwel het tegengestelde: de oude kernen van steden en dorpen zijn bezig aan een sterke opmars op de woningmarkt. In de steden vindt een proces van herwaardering plaats, waarbij de oorspronkelijke arbeidersbevolking vertrekt ten faveure van de culturele middenklasse die een langer opleidingstraject heeft en over veel cultureel kapitaal beschikt.
Vertekend beeld
Stedelijk veld en gentrification
Sociale verschuivingen zijn van grote invloed op het nederzettingspatroon en de tendensen daarin. Daarbij kan gedacht worden aan ruimtelijke transformaties zoals de inmiddels klassieke processen van verstedelijking en suburbanisatie, die al sinds generaties als vanzelfsprekend en invloedrijk worden beschouwd. Op het ogenblik zijn twee heel verschillende ruimtelijke transformaties gaande: de opkomst van het stedelijk veld en gentrification.
Identiteit is niet een vanzelfsprekende of neutrale eigenschap die aan plaatsen kan worden afgelezen. Het gebruik van dit begrip in het ruimtelijk beleid kan een vertekend beeld opleveren. Uit mijn onderzoek (2011) komt naar voren dat ruimtelijke referenties niet alleen verschillen naar gelang de ervaring die mensen met bepaalde plaatsen hebben gehad, maar bovenal naar gelang de sociale positie van deze mensen: respondenten met relatief veel cultureel kapitaal doen vaak positieve uitspraken over steden en dorpen, terwijl respondenten met naar verhouding meer economisch kapitaal eerder het soort comfort en functionaliteit vooropstellen dat zij aantreffen in rustige buitenwijken met eengezinswoningen. Het huishouden lijkt op basis van mijn onderzoek weinig invloed te hebben op de variatie in ruimtelijke referenties, althans binnen de onderzoekslocaties, want tussen de onderzoekslocaties bestaan grote verschillen in de traditionaliteit van de huishoudens.
De opkomst van het stedelijk veld vindt vooral buiten de oude kernen van steden en dorpen plaats: het wonen, werken, verzorgen en recreëren vertrekt in toenemende mate richting de snelweg. Hoewel dit een brede ontwik-
Net als voor verstedelijking of suburbanisatie geldt voor de huidige ruimtelijke transformaties (de opkomst van het stedelijk veld en gentrification) dat zij sterk samenhangen met bepaalde sociale verschuivingen,
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Ruimtelijke identiteit: een kritische beschouwing
in het bijzonder in de sociaal-demografische en sociaal-economische samenstelling van de bevolking. Ten eerste is door de toenemende welvaart een grote middenklasse ontstaan die met het oog op gezinsvorming en maximaal comfort zich uitstekend kan vinden in de snel groeiende buitenwijken. Ten tweede groeit door informatisering en professionalisering het deel van de middenklasse met een groter belang bij cultureel kapitaal. Deze groep, die een sterke variatie aan huishoudens kent, vestigt zich bij voorkeur in steden en dorpen. Het stedelijk veld volgt de logica van het economisch kapitaal, gentrification de logica van het cultureel kapitaal.
P. 90
Literatuur Diepen, A. van&S. Musterd (2001) Stedelijke leefstijlen en woonmilieus in
Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Boomkens, R. (1998) Een drempelwereld. Moderne ervaring en stedelijke
openbaarheid, NAi Uitgevers, Rotterdam Bourdieu, P. (1984) Distinction. A social critique of the judgement of taste, Routledge&Kegan Paul [1979], Londen Engelsdorp Gastelaars, R. van (1980) Niet elke stadsbewoner is een
stedeling. Een typologische studie naar het ruimtegebruik van bewoners van Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Garreau, J. (1991) Edge city. Life on the new frontier, Doubleday, New York Giddens, A. (1990) The consequences of modernity, Stanford University Press, Stanford Giddens, A. (1991) Modernity and self-identity. Self and society in the late
De kritiek op de buitenwijk is vaak in eerste instantie een fysiek-deterministische. De planning en de stedenbouw hebben gefaald en identiteitloze woonmilieus opgeleverd. Opvallend is echter dat in de Verenigde Staten zeer vergelijkbare fysiek-deterministische kritiek wordt geleverd op een heel ander stedenbouwkundig landschap, dat van de eindeloze sprawl. De gebouwde vorm is vrijwel tegengesteld aan de Nederlandse buitenwijk, maar de kritiek komt op hetzelfde neer: monotoon, huisje boompje beestje, onvoldoende onderscheidende culturele kenmerken. De gezochte oplossing is ook vergelijkbaar: de terugkeer naar de principes van de oude steden en dorpen. Die overeenkomst bestaat niet doordat dezelfde planningsfouten zijn gemaakt, maar doordat de sociale verschuivingen vergelijkbaar zijn. De kritiek is afkomstig uit het deel van de middenklasse dat het moet hebben van cultureel kapitaal en dat zich, ter onderscheiding, steeds meer in de steden en dorpen tracht te vestigen. Het is in belangrijke mate een cultuurkritiek gericht op de materieel ingestelde middenklasse die tevens de vragende kracht is achter het stedelijk veld. In eerste instantie is de ruimtelijke ordeningspraktijk het doelwit, maar uiteindelijk gaat het om de sociale competitie.
modern age, Polity Press, Cambridge Grünfeld, J. (2010) De polycentrische stedeling centraal, een onderzoek naar het veranderende palet van plekken in een polycentrische stedelijke rego, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Hummon, D.M. (1990) Commonplaces: Community ideology and identity in
American culture, State University of New York Press, Albany Laermans, R. (1992) In de greep van 'de moderne tijd'. Modernisering en
verzuiling. Evoluties binnen de ACW-vormingsorganisaties, Garant, Leuven/ Apeldoorn Meier, S., & A.Reijndorp (2010) Themawijk. Wonen op een verzonnen plek, THOTH, Bussum Metaal, S. (2011) Identiteit van stad, dorp en buitenwijk. Consequenties van
de opkomst van het stedelijk veld en gentrification voor ruimtelijke identiteit, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Nio, I. (2011) ‘Van homogene woonvlekken tot geelgroene flats. De fragiele relatie tussen leefstijlen en woonmilieus’, A. Reijndorp& L. Reinders (Eds.),
De alledaagse stad en de geplande stad. Over identiteit, plek en thuis, Sun / Transity, Amsterdam, p. 120-139 Pinkster, F., & R. van Kempen (2002) Leefstijlen en woonmilieuvoorkeuren, URU, Universiteit Utrecht, Utrecht Reckwitz, A. (2002) ‘Toward a theory of social practices. A development in culturalist theorizing’,European Journal of Social Theory, jg.5, nr.2, p. 243-263 Schatzki, T.R. (2005) ‘The sites of the social’, Organization Studies, jg.26, nr. 3, p. 465-484
Stefan Metaal (
[email protected]) is stadssocioloog en werkt in opdracht
Schuyt, K., & E. Taverne (2000) 1950: Welvaart in zwart-wit, Sdu, Den Haag
voor onder andere gemeenten en corporaties aan onderzoek op het gebied
Vijgen, J., & R. van Engelsdorp Gastelaars (1986) Stedelijke
van stedelijke vernieuwing, gentrification en sociale ontwikkelingen in
bevolkingscategorieën in opkomst. Stijlen en strategieën in het alledaags
nieuwe steden.
bestaan, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 2 / 2012
Getijenveld-Lente, Geuzenveld-Zuid (foto: Antoin Buissink)
Achtergrond: Stefan Metaal
P. 91