INDUSTRIËLE STRIJKROLLEN
ROLDIAMETER 350, 500 mm STRIJKROLLEN MET ROLLENGTE: 1400 mm 1600 mm 2000 mm 2500 mm 3200 mm STRIJKROLLEN MET BEIDERZIJDSE UITVOER MET LENGTEVOUWER OF ZONDER LENGTEVOUWER MET ROLLENGTE: 2000 mm 2500 mm 3200 mm
OORSPRONKELIJKE INSTALLATIE-, ONDERHOUDS- EN BEDIENINGSHANDLEIDING 513233 I Uitgave datum: 8.4.2010
GEBRUIKSAANWIJYINGEN VOOR DE MACHINE 1. INHOUD 1. INHOUD......................................................................................................................... 1 2. WAARSCHUWINGEN EN MACHINEPLAATJES.......................................................... 2 2.1. MACHINEPLAATJES................................................................................................................................2 2.2. INSTRUCTIES VOOR HET MANGELEN ...............................................................................................3 2.3. ONJUIST GEBRUIK VAN DE MACHINE......................................................................................................3 2.4. AANWIJZINGEN VOOR ONDERHOUD, INSTELLING EN VEILIGHEID VAN PERSONEN ................4
3. SYMBOLEN OP HET BEDIENIGSPANEEL ................................................................. 5 4. BEDRIJFSINSTRUCTIES ............................................................................................. 6 4.1. STARTEN..................................................................................................................................................6 4.2. INSCHAKELING VAN VOEDING.................................................................................................................6 4.3. KEUZE VAN PROGRAMMA .......................................................................................................................6 4.4. STARTEN VAN STRIJKEN .........................................................................................................................6 4.5. VERWARMINGSPROCES..........................................................................................................................6 4.6. STRIJKEN .................................................................................................................................................6 4.7. PLOOIEN...................................................................................................................................................7 4.8. VERANDERING VAN HET PROGRAMMA TIJDENS STRIJKEN...................................................................7 4.9. BEËINDIGING VAN STRIJKEN ...................................................................................................................7 4.10. WAT MOET U BIJ FOUTMELDINGEN DOEN .....................................................................................7 4.11. NOODSTOP VAN DE MACHINE..........................................................................................................8 4.12. UITNEMEN VAN VASTGEZETEN WASGOED....................................................................................8 4.13. ONDERBREKING VAN LEVERING VAN ELEKTRISCHE ENERGIIE.................................................8
5. OVERZICHT VAN DE FOUTKODES, FOUTMELDINGEN EN VERWIJDERING VAN STORINGEN ..................................................................................................................... 9 5.1. VERWIJDERING VAN STORINGEN......................................................................................................9 5.2. FOUTMELDINGEN .................................................................................................................................9 5.3. OPLOSSING VAN FOUTMELDINGEN ..................................................................................................9 5.4. OVERZICHT VAN DE FOUTMELDINGEN.............................................................................................9 5.5. TOELICHTING VAN FOUTMELDINGEN ...............................................................................................9
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
1
2. WAARSCHUWINGEN EN MACHINEPLAATJES OM HET GEVAAR VAN BRAND, ONGEVAL DOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN, ZWARE VERWONDINGEN VAN MENSEN OF MATERIËLE SCHADEN TE VERMINDEREN, IS HET VAN UITERST BELANG DAT DE HIERNA VOLGENDE INSTRUCTIES GRONDIG WORDEN GELEZEN EN GEVOLGD:
– Deze versie van het manuaal is vertaald uit de originele Engelse versie. Zonder de originele versie zijn deze instructies niet kompleet. – Vóór de installatie, inbedrijfname en onderhoud van de machine leest u zorgvuldig de complete handleidingen, d.w.z. deze „Installatie-, onderhouds- en gebruikershandleiding“, „Programmeerhandleiding“ en „Catalogus van vervangstukken“. De programmeerhandleiding en het catalogus van vervangstukken worden niet standaard met de machine geleverd. Verzoek uw leverancier/producent om de programmeerhandleiding en het catalogus van vervangstukken. – Werk overeenkomstig de aanwijzingen die in de handleidingen vermeld staan, en bewaar de handleidingen nabij de machine t.b.v. later gebruik. – Het is niet aangeraden om de veiligheidsvoorschriften vermeld in deze handleiding en de waarschuwingen op machineplaatjes te negeren. Volg alle geldige veiligheidsmaatregelen en wetten. – Deze machine mag niet door kinderen bediend worden. Voor de machine aangezet wordt, dient men te controleren dat geen mensen (kinderen) of dieren in of rond de machine zijn verstopt. Gebruik de machine niet indien een of andere onderdelen kapot zijn of ontbreken of indien de afdekkingen open zijn. Manipuleer niet met de bedieningsfuncties van de machine tenzij nodig. Machineversie OPL (zonder muntmachine) hoeft door gekwalificeerd personeel bediend te worden. – Tijdens het mangelen dient men zijn losse kleding, stropdassen, kettingen, armbanden en lange haren vast te binden. – Laad in de machine geen stoffen die brandbare of explosieve middelen bevatten. Bewaar geen brandbare materialen vlak bij de machine. Zorg dat de buitenkant van de machine schoon en zonder brandbare materialen blijft. Haal een keer per dag het stof af, dat op het filter van afzuiging ligt. De dampen geproduceerd door de machine moeten effectief vanuit de werkkamer naar buiten afgezogen worden. – Mangel nooit indien de veiligheidsstrip kapot is. Deze veiligheidsstrip is bestemd voor het beschermen van de fingers. – Start de machine nooit met de slinger als hij op de handaandrijving aangekoppeld is. – Gebruik altijd handschoenen tijdens het behandelen van het warme gemangelde wasgoed. – Tijdens het mangelen produceert de machine een gelijkwaardig geluidsniveau dat op de plaats van het bedieningspersoneel onder 70 dB (A) blijft. VOOR DE VERSIE MET GASVERWARMING – Indien men ontdekt, dat ergens in de machine gas lekt, dient men onmiddelijk de hoofdgaskraan af te sluiten, de lucht verversen, geen elektrische apparaten aanzetten, niet roken, geen open vuur gebruiken en de onderhoudsdienst bellen. – U mag de instelling niet veranderen van onderdrukschakelaar(s), veiligheidsthermostaat, ventilatie van primair lucht en alle toestellen die in het produktiebedrijf ingesteld werden. VOOR DE VERSIE MET STOOMVERWARMING – Indien men ontdekt, dat ergens in de machine stoom lekt, dient men onmiddelijk de hoofdstoomkraan af te sluiten en de onderhoudsdienst bellen. OPGELET! Onderbreek altijd de stroom van de machine voor het onderhoud. De wasmachine staat niet onder spanning als de hoofdstekker is uitgetrokken of wanneer de stroom onderbroken is. Indien de hoofdschakelaar uitgeschakeld is, staan de toevoerklemmen van de hoofdschakelaar onder spanning!
2.1. MACHINEPLAATJES Druk op deze knop in gevaar Let op, gevaarlijke elektrische spanning, elektrische installatie.
Deze oppervlakte niet aanraken, nadat de machina verwarmd is. Deze ruimte met de hand niet overtreden tijdens het. behandelen van wasgoed
Onjuiste en juiste manier van het verspreiden van wasgoed op de invoerband van de mangelmachine:
Strijkmachine, Strijkmachine met beiderzijdse uitgang zonder plooimachine
2
Strijkmachine met beiderzijdigse uitgang met plooimachine
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
2.2. INSTRUCTIES VOOR HET MANGELEN De machine is bestemd alleen voor het mangelen van plat wasgoed (zoals b.v. linnengoed, tafellakens, theedoeken, handdoeken, zakdoeken en andere soorten van klein plat wasgoed) gemaakt van linnen, katoen, wol, zijde, polyacryl of polyesther weefsels. Machines met beiderzijdse uitgangen en met een plooimachine zijn bovendien bestemd voor langwerpig plooien van het linnen waarvan de afmetingen tenminste één langwerpige plooi mogelijk maken. De machinefabrikant draagt geen verantwoording voor schade aan textiel die door een ongeschikte mangel-methode veroorzaakt is. De machine is niet bedoeld voor strijken van wasgoed dat delen uit metaal, kunststof, glasvezels of schuimgummi inhoudt. In de strijkmachine kan wasgoed ingelegd worden met optimale restvochtigheid van 40±10%. De strijkmachine droogt het wasgoed. Wasgoed met hogere restvochtigheid moet gecentrifugeerd of voorgedroogd worden. Maak te droog wasgoed voor strijken een beetje nat, anders kan bij machines met beiderzijdse uitgang met plooimachine het overdroogde wasgoed op strijkbanden en strijkcilinders blijven plakken. Als u deze conditie niet opvolgt, veroorzaakt u het vergelen van het wasgoed, event. vastzetten van resten van wasmiddelen en onreinheiden. Het wasgoed moet naar type en gekozen strijktemperatuur verdeeld worden. U maakt de zakken leeg, verwijdert vreemde objecten zoals spijkers, spelden, schroeven, etc. die de machine zouden kunnen beschadigen. Een keer per dag reinigt u het stoffilter. – U opent het deksel(s) van stoffilter(s) en neemt het filter uit. U controleert de stoestand van het stoffilter en verwijdert het vastgezeten stof. Dan geeft u het filter terug en sluit het deksel. U plaatst het wasgoed gelijkmatig aan beide kanten op de transportband, zodat de cylinder gelijkmatig belast is bij het afgeven van warmte. Waarschuwing voor versie met beiderzijdse uitgang met plooimachine: er wordt alleen wasgoed geplooid dat door het midden van de strijkcilinder gaat. Wasgoed met knopen plaatst u met de knopen naar boven. Bij het strijken van synthetische stoffen moet u oppassen dat ze niet aan de cylinder blijven kleven. U laat het wasgoed nooit in de machine! Minimale veranderingen van temperatuur kan goed geschoold personeel beïnvloeden dat de ingestelde temperatuur en strijksnelheid op het bedieningspaneel verandert in afhankelijkheid van het wasgoedtype en zijn restvochtigheid. Om het maximale vermogen van de strijkmachine te bereiken, wordt er geadviseerd: – dalen van temperatuur door juist strijken te voorkomen – continuïteit van strijken te verzekeren – de tijden te verminderen, wanneer men niet bij de machine met arbeidstemperatuur strijkt – wasgoed naar type of restvochtigheid te verdelen – snelheid en temperatuur aan specifieke behoeften van elk strijken aan te passen
2.3. ONJUIST GEBRUIK VAN DE MACHINE ! WAARSCHUWING ! DEZE MACHINE IS GECONSTRUEERD VOOR INDUSTRIEEL STRIJKEN EN DROGEN, EVENT. OOK PLOOIEN VAN RECHT WASGOED, GEWASSEN IN WATER. ELK ANDER GEBRUIK DAT VAN HET BOVENGENOEMDE VERSCHILT, IS ZONDER SCHRIFTELIJKE TOELATING VAN DE PRODUCENT ALS ONJUIST GEBRUIK BESCHOUWD.
– Teruggang alleen gebruiken voor het uitnemen van een vastgehouden object. – Zulk wasgoed niet strijken dat geen vochtigheid kan inhouden. – Altijd zo strijken dat beide kanten van het strijkvlak afwisselend bedekt zijn. – Toevoer van elektrische stroom niet uitschakelen als de temperatuur van de machine hoger is dan 80°C, met uitzondering van noodgeval – Bij kleine stukken geen grote vrije ruimte langs de hele breedte van de cylinder laten. – De machine niet op maximale snelheid laten lopen tijdens opwarmen en afkoelen. – De machine niet stoppen als de strijkbanden niet helemaal droog zijn. Bij lagere temperaturen dan 80°C niet strijken, want het kan oxydatie op de cylinder veroorzaken. – Zulk wasgoed niet strijken dat harde componenten inhoudt die de cylinder of de banden zouden kunnen beschadigen. – Synthetische stoffen niet bij hoge temperaturen strijken.
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
3
2.4. AANWIJZINGEN VOOR ONDERHOUD, INSTELLING EN VEILIGHEID VAN PERSONEN De volgende aanwijzingen zijn in deze " Gebruiksaanwijzing van de machine " niet aangevoerd. U zoekt alstublieft deze aanwijzingen in het handboek "Handboek voor installatie en onderhoud", dat met de machine geleverd wordt. Verwijzingen naar de " Aanwijzing voor installatie en onderhoud " volgens de norm EN ISO 10472-1 (-5): 1. Informaties over de aanlevering van de gebruiksaanwijzing 2. Gebruiksomvang van de machine en beperkingen 3. Onderhoud en instelling 4. Luchten 5. Panelen 6. Gebrekken, zuiveren, onderhoud 7. Thermorisico´s 8. Afzuigen 9. Manipulatie, installatie 10. Uitwisseling van de bobijn 11. Plaatsen voor het binnentrekken, bevestigen
4
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
3. SYMBOLEN OP HET BEDIENIGSPANEEL
Bedieningspaneel van strijkmachine
Bedieningspaneel van strijkmachine met beiderzijdse uitgang met plooimachine Afb. 3.A. Bedieningspanelen
Bedieningspaneel van strijkmachine met beiderzijdse uitgang zonder plooimachine
A = Bovendisplay – bij de versie OPL signaleert het programmanummer, bij de versie met muntmachine signaleert de resterende tijd B = Benedendisplay – duidt aan : temperatuur, snelheid en bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang met plooimachine nog aantal plooien of plooibreedte C = inschuifetiket– zie „Programmeermanuaal“ START – voor starten van strijkmachine
TEMPERATUUR (alleen OPL) – voor afbeelding / instelling van temperatuur
KEUZE VAN PROGRAMMA (alleen OPL) – voor keuze van strijkprogramma, bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang met plooimachine ook voor de keuze van plooien
SNELHEID (alleen OPL) – voor afbeelding / instelling van snelheid
TERUGGANG (alleen OPL) – voor stoppen van strijkmachine – voor starten van teruggang AUTOMATISCH EIND VAN STRIJKEN – versie OPL: voor afkoeling en automatisch stoppen – versie met muntmachine: voor stoppen van transprotbanden en uitschakeling van verwarming – voor bevestiging van foutmeldingen
PLUS, MÍNUS (alleen OPL) – voor verhoging / verlaging van waarde
OPSLAAN VAN PROGRAMMA (alleen OPL) – voor opslaan van ingestelde parameters in het geheugen
STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG MET PLOOIMACHINE HEEFT NOG DEZE EXTRA DRUKNOPPEN: PLOOIEN OP VAST AANTAL VAN PLOOIEN – voor keuze van plooien op vast aantal van plooien – voor ingeven van het aantal van plooien
PLOOIEN JA/NEEN – voor inschakeling / uitschakeling van plooien
PLOOIEN OP VASTE PLOOIBREEDTE – voor plooien op vaste plooibreedte – voor ingeven van de plooibreedte
RICHTING VAN BALANCEREN – voor keuze van de richting van uitbalanceren, geldt ook voor strijkmachine met beiderzijdse uitgang zonder plooimachine
Afb. 3.B. Symbolen op het bedieningspaneel
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
5
4. BEDRIJFSINSTRUCTIES 4.1. STARTEN Voor het eerste starten moet u controleren of de machine juist geïnstaleerd is – zie „Manuaal voor installatie en onderhoud”. U controleert de toestand van stoffilter en andere machinedelen volgens het „Manuaal voor installatie en onderhoud“.
4.2. INSCHAKELING VAN VOEDING U schakelt de hoofdschakelaar aan de achterkant van de linkerstander in de positie„ I “ – display begint te schijnen.
4.3. KEUZE VAN PROGRAMMA Versie OPL: u drukt „SELECT“ voor keuze van programma. Dan kunt u het programmanummer op de bovendisplay verhogen met „SELECT“ of „+“en verlagen met „-“. Gekozen programma zal uit het geheugen opgeroepen worden eerste over 2s na het laatste drukken van één van de bovengenoemde drukknoppen (dat verhindert b.v. onverwachte veranderingen van snelheid bij keuze van programma tijdens machineomloop). Versie met muntmachine: keuze van programma is niet ter beschikking, machine werkt alleen met één programma. Arbeidstemperatuur kiest u naar het type van gestreken wasgoed volgens deze tabel: TEMPERATUUR (°C) 85 110 135 170 170 175
MATERIAAL Polyacryl, Polyamid Polyester, Cellulose Zijde Wol Katoen Linnen
4.4. STARTEN VAN STRIJKEN Versie OPL: u drukt „START“ – de machine wordt gestart, dwz. cylinderaandrijving, ventilator(en), verwarming en koppeling van aandrijving van inlegbanden (als de machine van een koppeling voorzien is) worden gestart. Versie met muntmachine: u gooit in de muntmachine het nodige aantal van munten (op de display wordt de betaalde strijktijd in minuten afgebeeld) en drukt „START“ – cylinderaandrijving, ventilator(en) en verwarming worden gestart, maar niet de koppeling van aandrijving van inlegbanden.
4.5. VERWARMINGSPROCES Na het starten van de machine moet u wachten tot de strijkcylinder op de nodige temperatuur verwarmt. Voordat de verwarming gestart wordt, worden ook de onderdrukschakelaars gecontroleerd. Versie OPL: het verwarmingsproces kunt u op de benedendisplay volgen na het drukken van de drukknop voor temperatuur. Versie met muntbediening: beëindiging van het verwarmingsproces wordt door een onderbroken alarmsignaal gesignaleerd. In dit ogenblik begint de betaalde strijktijd afgeteld te worden. WAARSCHUWING: als het de klant probeert voor de beëindiging van het verwarmingsproces te strijken (door het inschuiven van het wasgoed onder de veiligheidslijst), begint de betaalde strijktijd onmiddelijk afgeteld te worden en de sirene te luiden.
4.6. STRIJKEN Versie OPL: strijken kan beginnen zodra de actuele temperatuur die waarde bereikt die nabij de gewenste temperatuur ligt. U controleert of het stof gestreken mag worden en bij welke temperatuur. Naar behoefte kunt u de temperatuur en snelheid tijdens het strijken veranderen – zie „Programmeermanuaal“. Versie met muntmachine: strijken kan beginnen zodra de sirene luidt – u start de transportbanden door het treden op het pedaal. Tijdens het strijken kunt u de betaalde strijktijd altijd verlengen doordat u nieuwe munten in de muntmachine gooit. Één minuut voor de afloop van de betaalde tijd begint de sirene te luiden (10 sec lang) om de bediening over het toenaderende einde van de betaalde tijd te informeren. Voor het juiste inleggen van het wasgoed kunt u de transportbanden, afb. 4.6.A, pos. 3 stoppen en starten door het treden op het pedaal, pos. 2. Als u het wasgoed onjuist inlegt, gebruik de teruggang voor zijn uitnemen. DEZE OPERATIE KAN ALLEEN VOOR DIE TIJD DOORGEVOERD WORDEN DIE VOOR HET UITNEMEN VAN HET WASGEOD NODIG IS! Afb. 4.6.A
Versie OPL: door het drukken van de drukknop voor teruggang kunt u de machine stoppen en door het tweede drukken het draaien van cylinder in omgekeerde richting voor onbegrensde tijd starten. Door 6
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
herhaald drukken van de drukknop kunt u de tijd van teruggang verlengen. Versie met muntmachine: teruggang wordt gestart door het drukken op de veiligheidslijst, afb. 4.6.A, pos.1. Droog en gestreken wasgoed wordt in de goot teruggegeven, afb. 4.6.A, pos.5 en kan onmiddelijk geplooid worden. VERSIE OPL: LANG GENOEG VOOR DE ONDERBREKING VAN HET INLEGGEN VAN HET WASGOED IN DE MACHINE BIJ STRIJKEN , DRUKT U DE DRUKKNOP VOOR AUTOMATISCHE BEËINDIGING VAN HET STRIJKEN ZODAT DE CYLINDER NIET OVERVERHIT. Afb. 4.6.B ! WAARSCHUWING (ALLEEN VERSIE OPL)! ALS ER GEVAAR IS VOOR KWETSUUR VAN PERSONEN, STOPT U DE MACHINE DOOR HET DRUKKEN VAN CENTRAALSTOP OF DE VEILIGHEIDSLIJST.
4.7. PLOOIEN Geldt ook voor strijkmachine met beiderzijdse uitgang met plooimachine. Geplooid wordt op grond van de parametres van het programma en de gemeten lengte van het voorafgaande wasgoed. Het eerste gestreken stuk kan na de inschakeling van de machine of na de verandering van het programma slecht geplooid worden of moet helemaal niet geplooid worden. Om goede resultaten van plooien te bereiken, wordt er geadviseerd het wasgoed voor het strijken naar grootte te verdelen. Voor de juiste functie van de plooimachine moet u bij het inleggen van het wasgoed in de machine tussen de afzonderlijke stukken een ruimte van min. 15÷20 cm laten (afhankelijk van de strijksnelheid), anders worden meer stukken op elkaar geplooid. Bij het strijken van wasgoed dat smaller is dan de cylinderbreedte moet u het wasgoed afwisselend op de linker- en rechterkant leggen zodat de kanten van de strijkcylinder niet oververhitten. Als het wasgoed smaller is dan de helft van de machinebreedte, zal het niet geplooid worden!
4.8. VERANDERING VAN HET PROGRAMMA TIJDENS STRIJKEN Wordt op dezelfde manier doorgevoerd als voor het starten van strijken – zie kapittel 4.3 (alleen versie OPL).
4.9. BEËINDIGING VAN STRIJKEN Versie OPL: met drukknop voor automatische beëindiging van strijken. Na zijn drukken wordt de verwarming uitgeschakeld en de LED-indicator naast deze drukknop begint te flikkeren. Zodra de temperatuur onder 80°C daalt, stopt de machine volledig. Alleen het stuursysteem blijft onder spanning. U schakelt de machine met de hoofdschakelaar volledig uit. Cylinder koelt sneller af als u een paar stukken wasgoed strijkt van welke de vochtigheid hoger is dan 50%. ! WAARSCHUWING! ALS DE TEMPERATUUR VAN DE STRIJKCYLINDER HOGER IS DAN 80°C, SCHAKEL DE MACHINE NOOIT UIT MET HOOFDSCHAKELAAR OF CENTRAALSTOP OF VEILIGHEIDSLIJST! DE STRIJKBANDEN ZOUDEN KUNNEN BESCHADIGD WORDEN! Versie met muntmachine: na uitlopen van betaalde tijd wordt de verwarming uitgeschakeld en de machine schakelt in het regime van afkoeling over. Zodra de temperatuur onder 80°C daalt, stopt de machine volledig. Tijdens afkoeling kunt u nieuwe munten in de machine gooien en door het drukken van Start begint u opnieuw te strijken (zie 4.4. Starten van strijken).
4.10. WAT MOET U BIJ FOUTMELDINGEN DOEN Foutmelding verschijnt op de benedendisplay in vorm van een nummer (001 tot 999), op de bovendisplay verschijnt „Er“, in sommige gevallen begint bovendien sirene te luiden. Als het mogelijk is, werkt de strijkmachine ook bij het voorkomen van een foutmelding verder, maat met uitgeschakelde verwarming. ! WAARSCHUWING! ALS DE STRIJKMACHINE STOPT BIJ DE TEMPERATUUR DIE HOGER IS DAN 80°C, MOET U VOOR AFKOELING VAN DE STRIJKCYLINDER ZORGEN MIDDELS NAT WASGOED EN MANUELE ZWENGEL.
De foutmelding kunt u uitwissen en sirene stoppen doordat u de drukknop voor automatische beëindiging van het strijken drukt, bij de versie met muntmachine ook door drukken van „START“. Maar als de fouttoestand blijft bestaan, verschijnt de foutmelding opnieuw na 30s. Voor meer informatie – zie „Programmeermanuaal“.
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
7
4.11. NOODSTOP VAN DE MACHINE Alleen versie OPL. Als de veiligheid of gezondheid van het personeel in gevaar is, kunt u de machine stoppen door drukken van centraalstop, afb. 4.11. op de standers van de strijkmachine of door drukken van de veiligheidslijst, afb. 4.6.A, pos. 1.
Afb. 4.11.
! WAARSCHUWING! ONMIDDELIJK NA VERWIJDERING VAN OORZAKEN VAN NOODSTOP NEEMT U HET WASGEOD UIT DE MACHINE EN KOELT DE CYLINDER ONDER 80°C AF (MET MANUELE ZWENGEL OF DOOR MACHINEOMLOOP). GEVAAR VAN BRAND !
4.12. UITNEMEN VAN VASTGEZETEN WASGOED In het geval dat het wasgoed in de machine vastzit, schakelt u de machine met hoofdschakelaar uit en gebruikt voor het uitnemen van het wasgoed de zwengel die op de rechterstander van de machine geplaatst is. U klapt de zwengel neer en drukt hem in de opening. Bij het draaien drukt u hem tegen de stander. Na het uitnemen van het wasgoed maakt u de zwengel los en klapt hem terug in de oorspronkelijke positie. Afb. 4.12.A WAARSCHUWING! ! DE ZWENGEL KAN VERWONDINGEN VEROORZAKEN, ALS HIJ GEDRUKT IS EN DE CYLINDER DRAAIT IN DE TERUGGANG.
4.13. ONDERBREKING VAN LEVERING VAN ELEKTRISCHE ENERGIIE ! WAARSCHUWING! ALS DE TEMPERATUUR VAN CYLINDER HOGER IS DAN 80°C, MOET U DE MACHINE AFKOELEN DOOR HET DRAAIEN VAN CYLINDER (MET MANUELE ZWENGEL OF DOOR MACHINEOMLOOP). GEVAAR VAN BRAND!
U gebruikt de zwengel volgens het kapittel 4.12. Na hernieuwing van de levering van elektrische energie kunt u de machine onmiddellijk starten. Versie met muntmachine: als na hernieuwing van levering van elektrische energie de temperatuur van cylinder hoger is dan 80°C, moet u „Start“ drukken – daardoor wordt de aandrijving van strijkcylinder gestart, wat beschadiging van strijkbanden voorkomt (u moet daarbij geen munten ingooien). Als de temperatuur onder 80°C daalt, wordt de machine automatisch gestopt.
8
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
5. OVERZICHT VAN DE FOUTKODES, FOUTMELDINGEN EN VERWIJDERING VAN STORINGEN 5.1. VERWIJDERING VAN STORINGEN Het stuursysteem van de machine verzekert al het sturen van de strijkmachine. Als er een storing voorkomt, gaat de machine automatisch om in de veiligheidstoestand.
5.2. FOUTMELDINGEN Als een storing voorkomt, beeldt het stuursysteem op de display de foutmelding af en in sommige gevallen zal de sirene onderbroken klinken.
5.3. OPLOSSING VAN FOUTMELDINGEN U zoekt in de manual de passende foutmelding. De foutmelding kan gewist worden door het drukken van drukknop voor automatische beëindiging van strijken.
5.4. OVERZICHT VAN DE FOUTMELDINGEN nr.
Foutmelding
Werking van de machine
001*
De temperatuur van de strijkcylinder is hoger dan 200°C
002*
De temperatuur van de strijkcylinder is hoger dan 80°C en de cylinder draait niet
003
De overbelasting van de motor(en) van de ventilator(en)
004
Kortsluiting van de temperatuursensor
005
Onderbreking van de temperatuursensor
006
011
Storing van de aandrijving De lage druk - schakelaars schakelen niet (alleen de gasverwarming) De brander steekt niet aan (alleen de gasverwarming) De kruk voor het manuele draaien van de cylinder is ingeduwd Goot is opgeheven (allen strijkmachines met beiderzijdse uitgang) Fout van onderdrukschakelaars
255
Zie fout 005
007 008 009 010
De machine werkt normaal, de verwarming is uitgeschakeld De machine staat stil, u kunt hem starten door het drukken van de drukknop „Start“ De machine gaat over in het regime van de automatische beëindiging van het strijken De machine werkt verder, de verwarming is uitgeschakeld. U kunt de machine alleen met de hoofdschakelaar uitschakelen. De machine werkt verder, de verwarming is uitgeschakeld. U kunt de machine alleen met de hoofdschakelaar uitschakelen. De machine staat stil De machine loopt, de verwarming is uitgeschakeld De machine loopt, de verwarming is uitgeschakeld De machine staat stil De machine werkt verder, richting van uitbalanceren is naar voren omgeschakeld, snelheid is minimaal De machine werkt, de verwarming is uit
* = de melding wordt begeleid door het onderbroken geluid van de sirene
5.5. TOELICHTING VAN FOUTMELDINGEN BELANGRIJK! TECHNISCHE INGREPEN IN DE STRIJKMACHINE KUNNEN ALLEEN TECHNICI MET VOLDOENDE KENNISSEN OVER DE MACHINE DOORVOEREN.
FOUT 1: TEMPERATUUR VAN DE STRIJKCYLINDER IS HOGER DAN 200°C De fout wordt door de temperatuursensor geidentificeerd. Voor de hogere veiligheid is de machine bovendien voorzien van een separate veiligheidsthermostaat die de verwarming bij de temperatuuroverterding van 210°C uitschakelt. OORZAAK: 1. Onderbreking van het strijken bij hoge temperatuur van de strijkcylinder (180°C)
2. Storing van de elektroinstallatie 3. Onderbreking van de temperatuursensor (de temperatuur van 255°C is afgebeeld)
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
Wacht tot de machine afkoelt of koel hem af door het strijken van nat wasgoed (gebruik oud wasgoed, want het zou door de hoge temperatuur beschaadigd kunnen worden). Vakonderhoud is nodig. Wissel de temperatuursensor uit, controleer de sensoraansluiting.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
9
FOUT 2: TEMPERATUUR VAN DE STRIJKCYLINDER IS HOGER DAN 80°C EN DE CYLINDER DRAAIT NIET Het draaien van de strijkcylinder wordt geevalueerd op grond van het signaal van de frequentietransformator. Als de cylinder stopt van welke oorzaak dan ook (d.w.z. of opzettelijk, b.v. met de drukknop voor de teruggang, door het drukken van de kruk of de beveiligingslijst, of vanwege een storing), begint na 5s de sirene te luiden die op de gevaarlijke toestand attent maakt – er dreigt verbranding van de strijkstrepen. OORZAAK: 1. De drukknop voor de teruggang is gedrukt 2. De kruk voor het manuele draaien van de cylinder is gedrukt
3. De beveiligingslijst is gedrukt 4. Storing van de aandrijving
U drukt de drukknop opnieuw voor het starten van de teruggang of u start opnieuw de normale gang met de drukknop „Start“. U start opnieuw de normale gang met de drukknop „Start“. Als het niet gaat, moet u controleren, of de kruk in de geschoven positie niet ingevallen is, event. of de mikroschakelaar op de kruk (binnen de machine) niet ingevallen is. U start opnieuw de normale gang met de drukknop „Start“. U schakelt de machine uit en in. Als u hem ook dan niet kunt opstarten, koelt u hem tijdens het draaien van de kruk af met nat wasgoed en na de afkoeling onder 80°C repareert u de aandrijving.
FOUT 3: OVERBELASTING VAN DE MOTOR(EN) VAN DE VENTILATOR(EN) De machine is voorzien van één en bij de lengten van 250 en 320 cm van twee ventilatoren voor het wegzuigen van de verdampte vochtigheid, event. van de verbrandingsprodukten van de gasbrander. In de winding van de motor van elke ventilator is bimetaal geplaatst dat de oververhitting van de winding vaststellt. OORZAAK: 1. Mechanische storing van de ventilator 2. Verstopping van de wegzuigleiding
U controleert de ventilator(en). U controleert en reinigt de wegzuigleiding.
FOUTEN 4 EN 5: KORTSLUITING / ONDERBREKING VAN DE TEMPERATUURSENSOR De temperatuursensor van de strijkcylinder is gedrukt op de cylinder ongeveer in 1/3 van zijn lengte en is voorzien van een kabel met siliconeisolatie die zonder problemen hoge temperaturen van de strijkcylinder verdraagt. Bij de storing moet u de sensor uitwisselen (u kunt hem niet repareren).
FOUT 6: STORING VAN DE AANDRIJVING Storing van de aandrijving wordt geevalueerd op grond van het signaal van de frequentietransformator. OORZAAK: 1. Kort uitvallen van de functie van de transformator 2. Foutmelding van de frequentietransformator
Als u de foutmelding bevestigt, werkt de machine normaal verder. U probeert de machine uit en in te schakelen, event. laat u de transformator afkoelen; als het niet helpt, zoekt u de fout in de separate aanwijzing voor de transformator.
FOUT 7: DE LAGE DRUK - SCHAKELAARS SCHAKELEN NIET (ALLEEN DE GASVERWARMING) 1 tot 2 (naar de lengte van de machine) lage druk – schakelaars signaleren de juiste functie van het wegzuigen van ¨de verbrandingsprodukten. Als het wegzuigen zwak is en er verbreiding van de verbrandingsprodukten in de ruimte rondom de strijkmachine dreigt, worden de lage druk – schakelaars geopend en daardoor wordt het gasventiel gesloten en de brander gaat uit. OORZAAK: 1. De wegzuigleiding of de ventilatorbladen zijn verstopt e.d. 2. De ventilator draait helemaal niet
10
U controleert en reinigt de hele wegzuigleiding. U controleert de motor van de ventilator en de elektroinstallatie, zie ook de fout 003.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
FOUT 8: DE BRANDER STEEKT NIET AAN (ALLEEN DE GASVERWARMING 50 HZ) De strijkmachine is voorzien van een automatisch elektronisch systeem voor de aansteking van de brander en voor de bewaking van de vlam. Als het niet lukt de vlam aan te steken, geeft het systeem een foutmelding. Na de bevestiging van deze melding met de drukknop voor de automatische beëindiging van het strijken zal het systeem opnieuw proberen de brander aan te steken. OORZAAK 1. De gasleiding is gesloten 2. Het gasventiel is defect (in het gestel van de strijkmachine) 3. Onjuiste functie van de menger
4. Onjuiste positie van de gloeielektrode 5. Defecte gloeielektrode
U opent het ventiel dat op de gasleiding van de strijkmachine geïnstalleerd is. U controleert het ventiel. Als het ventiel inschakelt, kunt u een klik horen. U neemt de zeef van de menger af en controleert of de sproeier niet verstopt is en of de fitting boven de sproeier in de juiste hoogte is (zie de onderhoudmanual). U controleert of de elektrode bij het branden van de brander met de vlam bedekt is. U controleert of de elektrode gloeit.
FOUT 9: DE KRUK VOOR HET MANUELE DRAAIEN VAN DE CYLINDER IS INGEDUWD Om een ongeluk bij het induwen van de kruk tijdens de teruggang van de machine te vermijden, is de kruk van een schakelaar voorzien die de machine stopt, als de kruk ingeduwd wordt. Op de display verschijnt dan deze foutmelding. OORZAAK: 1. De kruk is ingeduwd 2. De mikroschakelaar op de kruk is geschakeld gebleven
U schuift de kruk naar buiten en start de machine met de drukknop „Start“ of „Teruggang“. U controleert de juiste functie van de mikroschakelaar.
FOUT 10: GOOT IS OPGEHEVEN (ALLEEN MACHINES MET BEIDERZIJDSE UITGANG) Om de toegang tot de binnenruimte van de machine tijdens de werking te verhinderen, wordt de positie van de goot gecontroleerd. Als de goot tijdens de werking van de machine open gaat, verschijnt deze foutmelding en de machine gaat in de veiligheidstoestand over (de richting van uitbalanceren naar voren omschakelen, minimale snelheid). Na het dichtdoen van de goot verdwijnt de foutmelding en de oorspronkelijke snelheid en richting van uitbalanceren worden hersteld. OORZAAK: 1. Goot opheffen 2. Beschadigde microschakelaar in de positie van goot
Goot dichtdoen. Controleer de juiste functie van de microschakelaar.
FOUT 11: FOUT VAN ONDERDRUKSCHAKELAARS Tijdens de werking van de machine wordt de juiste functie van de onderdrukschakelaars gecontroleerd. Voordat het programma d.m.v. de START-knop gestart wordt, moeten de schakelaars uitgeschakeld zijn en na de start moeten ze binnen 10s ingeschakeld worden. Zie ook de fout 007. OORZAAK: 1. Fout in de aansluiting 2. Beschadigde onderdrukschakelaar
Controleer de juiste aansluiting van de schakelaars. Controleer de juiste functie van de schakelaar.
FOUT 12: ONJUISTE FUNCTIE VAN DE BEVEILIGINGSLAT Nadat de machine ingeschakeld wordt, wordt de juiste functie van de beveiligingslat gecontroleerd. Indien de functie niet juist is, wordt de storing 012 weergegeven, de bediening van de machine geblokkeerd en kan de machine slechts uitgeschakeld worden en de storing verwijderd worden. OORZAAK: 1. Vastgelopen lat of schakelaar 2. Beschaadigde schakelaar 3. Onjuiste aansluiting
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
Maak de lat of schakelaar los. Controleer de juiste functie van de schakelaar. Controleer de juiste aansluiting van de schakelaar.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE 11
4. Onjuiste versie van software of het bedieningsapparaat
Bij de machines die tot juni 2005 geproduceerd werden, dient de software-versie 1.40 of lager gebruikt te worden, bij de later geproduceerde machines de software-versie 1.42 of hoger en het bedieningsapparaat versie E en hoger.
FOUT 13: DEFECTE SNELHEIDSSENSOR Tijdens de werking van de machine wordt de juiste functie van de snelheidssensor gecontroleerd. Indien de functie niet juist is, wordt de storing 013 weergegeven. OORZAAK: 1. Defecte sensor 2. Onjuiste instelling van de sensor
Controleer de juiste functie van de sensor. Stel de afstand tussen de sensor en het roterende scherm met tanden zo in dat het licht op de sensor tijdens de roterende beweging flikkert. Indien het licht voortdurend schijnt, maak de afstand groter, indien het licht niet schijnt, maak de afstand kleiner. Indien deze instelling niet helpt, dient de sensor uitgewisseld te worden.
Andere problemen en de oplossing ervan - zie „Installatie- en onderhoudshandleiding“.
12
GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD 1. INHOUD 1. INHOUD......................................................................................................................... 1 2. WAARSCHUWINGEN EN MACHINEPLAATJES.......................................................... 3 2.1. SYMBOLEN OP DE MACHINE ...............................................................................................................4
3. TECHNISCHE SPECIFICATIES.................................................................................... 5 3.1. GEBRUIK VAN DE MACHINE.................................................................................................................5 3.2. UITVOERINGEN VAN DE MACHINE .....................................................................................................5 3.3. PLAATSING VAN HET TYPEPLAATJE ..................................................................................................5 3.4. MACHINE MET DE MANGELROL VAN 35 CM......................................................................................6 3.5. MACHINE MET DE MANGELROL VAN 50 CM....................................................................................10 3.6. STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG.............................................................................14
4. INSTALLATIE VAN DE MACHINE ............................................................................. 18 4.1. HET VERPLAATSEN EN UITPAKKEN VAN DE MACHINE.................................................................18 4.2. WERKOMSTANDIGHEDEN VOOR DE MACHINE ..............................................................................20 4.3. HET PLAATSEN VAN DE MACHINE OP DE WERKVLOER ...............................................................22 4.4. ELEKTRISCHE AANSLUITING.............................................................................................................23 4.5. AFVOER VAN SCHADELIJKE AFVALPRODUKTEN...........................................................................29 4.6. HET AANSLUITEN VAN STOOM VOOR DE STOOMVERWARMING ................................................31 4.7. HET AANSLUITEN VAN GAS VOOR DE GASVERWARMING ...........................................................33 4.8. HET OVERGAAN OP EEN ANDER GAS .............................................................................................36 4.9. HET VOORBEREIDEN VAN DE MACHINE OP WERKING .................................................................36
5. ONDERHOUD EN BIJSTELLEN................................................................................. 37 5.1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR ONDERHOUD.....................................................................37 5.2. MANGELROL ........................................................................................................................................37 5.3. AFPLAKBAND .......................................................................................................................................38 5.4. STRIJKBANDEN....................................................................................................................................38 5.5. TRANSPORTBANDEN / INGANGSTAFEL...........................................................................................40 5.6. OMGEWIKKELDE BAND VAN DE DRUKROL .....................................................................................42 5.7. LINTJES.................................................................................................................................................42 5.8. LAGERS ................................................................................................................................................42 5.9. RIEMAANDRIJVING..............................................................................................................................42 5.10. OVERBRENGING VAN MANUELE AANDRIJVING ...........................................................................43 5.11. OVERBRENGINGEN (AFB. 5.11.A)....................................................................................................43 5.12. FILTERS ..............................................................................................................................................45 5.13. INDUCTIEOPNEMER VAN TOEREN .................................................................................................46 5.14. UITGANGSSYSTEEM .........................................................................................................................46 5.15. ELEKTRO-INSTALLATIE EN ONDERHOUD .....................................................................................48 5.16. ZEKERINGEN......................................................................................................................................48 5.17. VEILIGHEIDSTHERMOSTAAT ...........................................................................................................49 5.18. FREQUENTIEOMZETTER ..................................................................................................................49 5.19. ONDERHOUD VAN DE GASINSTALLATIE........................................................................................49 5.20. ONDERDRUKSCHAKELAAR - GASVERWARMING .........................................................................49 5.21. VEILIGHEIDSSCHAKELAAR VAN DE WASSERIJ ............................................................................51
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
1
5.22. AFZETTEN VAN DE STRIJKER ......................................................................................................... 51
6. PROBLEMEN EN DEFECTEN ....................................................................................52 6.1. VERWIJDERING VAN STORINGEN .................................................................................................... 52 6.2. DEFECTEN VAN DE MACHINE MET DE GASVERWARMING........................................................... 52
7. TEKENINGEN, LIJSTEN EN DIAGRAMMEN VOOR HET ONDERHOUD .................53 7.1. VOOR DE VERSIE MET DE GASVERWARMING ............................................................................... 53 7.2. LIJST VAN DE AANBEVOLEN ONDERDELEN ................................................................................... 54 7.3. AANTEKENINGEN OVER CONTROLES EN SCHOONMAAKBEURTEN........................................... 55
8. HET UITSCHAKELEN VAN DE MACHINE .................................................................56 8.1. HET UITSCHAKELEN VAN DE MACHINE...........................................................................................56 8.2. LIQUIDATIE VAN DE MACHINE........................................................................................................... 56 8.2.1. MOGELIJKE LIQUIDATIE VAN DE MACHINE DOOR EEN VAKKUNDIGE FIRMA………………56 8.2.2. MOGELIJKE LIQUIDATIE VAN DE MACHINE OP EIGENE KRACHTEN………………………….56
2
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
2. WAARSCHUWINGEN EN MACHINEPLAATJES OM HET GEVAAR VAN BRAND, ONGEVAL DOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN, ZWARE VERWONDINGEN VAN MENSEN OF MATERIËLE SCHADEN TE VERMINDEREN, IS HET VAN UITERST BELANG DAT DE HIERNA VOLGENDE INSTRUCTIES GRONDIG WORDEN GELEZEN EN GEVOLGD:
– Deze versie van de handleiding is een vertaling van de originele engelse versie. Zonder de originele versie zijn deze instructies niet compleet – Vóór de installatie, inbedrijfname en onderhoud van de machine leest u zorgvuldig de complete handleidingen, d.w.z. deze „Installatie-, onderhouds- en gebruikershandleiding“, „Programmeerhandleiding“ en „Catalogus van vervangstukken“. De programmeerhandleiding en het catalogus van vervangstukken worden niet standaard met de machine geleverd. Verzoek uw leverancier/producent om de programmeerhandleiding en het catalogus van vervangstukken. – Werk overeenkomstig de aanwijzingen die in de handleidingen vermeld staan, en bewaar de handleidingen nabij de machine t.b.v. later gebruik. – In geval van eventuële problemen of vragen over bepaal-de standen, die onduidelijk zijn, neem dan altijd contact op met de leverancier, service ingenieur of fabrikant. – Het is niet aangeraden om de veiligheidsvoorschriften vermeld in de handleiding en de waarschuwingen op machineplaatjes te negeren. – Volg alle geldige veiligheidsmaatregelen en wetten. – De machine moet op het elektrische net door een vaste toevoerkabel aangesloten worden. – De machine moet aangesloten zijn bij de elektrische bron, aarding, water, ventilatie en stoomleiding volgens het Installatiemanuaal in overeensteming met de plaatselijke normen en de aansluiting moet door gekwalificeerde personen met een toebehorende en geldige vergunning doorgevoerd worden. Bij de aansluiting bij het plaatselijke elektrische net (TT / TN / IT, ...) moeten geldige voorschriften in acht genomen worden. – Als uw machine van een frequentietransformator voorzien is, verandert u niet de instelling van de parameters van de transformator. Er kunnen anders ernste verwondingen, brand, beschadiging van de machine enz. veroorzaakt worden. – Elke verandering in de installatie van de machine, vergeleken met deze handleiding, moet door de leveran-cier / fabrikant goedgekeurd worden. Andersom is de leverancier / fabrikant niet verantwoordelijk voor eventu-ële verwondingen van mensen of materiële schaden. – De machine mag niet gebruikt worden indien een of meerdere onderdelen kapot zijn of ontbreken of indien de afdekkingen open zijn. – Het is niet toegestaan om met de functies van de machine te manipuleren. In zo een geval weigerd de fabrikant elke verantwoordelijkheid. – Manipuleer niet met de bedieningsfuncties van de machine tenzij nodig. – Bewaar en spuit geen brandstoffen in de buurt van de machine. – Zorg dat de buitenkant van de machine schoon en zonder brandbare materialen blijft. Haal een keer per dag het stof af, dat op het filter van afzuiging ligt. – Controleer regelmatig de technische toestand van aarding en de functie van de afzuiging, veiligheidsstrip en "CENTRAALSTOP" drukknop. – Het repareren en instellen van de ketting- of riemaandrijvingen is niet toegestaan, indien de machine aanstaat. Zet de hoofdschakelaar uit. – De instructies en waarschuwingen, die in deze handleiding voorkomen, bevatten niet alle mogelijke omstandigheden en situaties, die tijdens de installatie van de machine kunnen ontstaan. Zij moeten in het algemeen begrepen worden. Voorzichtigheid en zorgvuldigheid zijn twee factoren, die door de constructie van de machine niet opgelost kunnen worden. Deze factoren moeten begrepen worden als de voorwaarde van bevoegdheid van de personen, die de machine installeren, bedienen of onderhouden. VOOR DE VERSIE MET GASVERWARMING – Indien men ontdekt, dat ergens in de machine gas lekt, dient men onmiddelijk de hoofdgaskraan af te sluiten, de lucht verversen, geen elektrische apparaten aanzetten, niet roken, geen open vuur gebruiken en de onderhoudsdienst bellen. – De instelling van de onderdrukschakelaar, veiligheidsthermostaten, het inzuigsysteem van de primaire lucht en van alle andere apparaten, die in de fabriek ingesteld zijn, mag niet uitgeschakeld nog veranderd worden. – Verwissel nooit de onderdelen, die vermeld zijn in de "Lijst van de originele onverwisselbare onderdelen" . – Verzeker minimale ventilatie van de ruimte aanbevolen door de producent. VOOR DE VERSIE MET STOOMVERWARMING – Indien men ontdekt, dat ergens in de machine stoom lekt, dient men onmiddelijk de hoofdstoomkraan af te sluiten en de onderhoudsdienst bellen. VOOR ALLE VERSIES DE INSTALLATIE EN HET ONDERHOUD VAN DE MACHINE MAG GEDAAN WORDEN ALLEEN DOOR EEN SERVICE FIRMA, DIE DE JUISTE VERGUNNING VAN DE FABRIKANT HEEFT. INDIEN DE INSTRUCTIES VERMELD IN DEZE HANDLEIDING NIET GEVOLGD WORDEN, KAN DE GARANTIE VERVALLEN.
OPGELET! Onderbreek altijd de stroom van de machine voor het onderhoud. De machine staat niet onder spanning als de hoofdstekker is uitgetrokken of wanneer de stroom onderbroken is. Indien de hoofdschakelaar uitgeschakeld is, staan de toevoerklemmen van de hoofdschakelaar onder spanning!
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
3
! OPGELET! ALS VERVANGSTUKKEN VOOR DEZE MACHINE MOETEN DE ORIGINELE OF GELIJKE STUKKEN GEBRUIKT WORDEN. NA DE REPARATIE PLAATST U ALLE PANELEN OP HUN PLAATS EN VERZEKERT HEN ZOALS VOORDIEN. NIET OPVOLGEN VAN DE INSTRUCTIES IN DE MANUAL KAN LEIDEN TOT INCORRECT GEBRUIK VAN DE WASMACHINE, EN KAN RESULTEREN IN VERWONDINGEN OF DOOD EN/OF SCHADE AAN HET WASSALON EN/OF DE WASMACHINE.
TRANSPORTEREN EN BEWAREN ! WAARSCHUWING ! HET IS NIET TOEGESTAAN OM TIJDENS HET TRANSPORTEREN EN BEWAREN VAN DE MACHINE AAN DE ONDERDELEN, DIE AAN DE MACHINE UITSTEKEN (STUURELEMENTEN, DEURSLOTEN, DRUKKNOPPEN VAN CENTRAALSTOP, MANUELE ZWENGEL, HOOFDSCHAKELAAR ENZ.). TE DRUKKEN OF TREKKEN. CONTROLEER OF DEZE ONDERDELEN GOED BEVEILIGD ZIJN OP ZO EEN MANIER, DAT DE BESCHADIGINGEN TIJDENS HET VERPLAATSEN EN INSTALLEREN VAN DE MACHINE VOORKOMEN KUNNEN WORDEN.
Indien het transport van de machine door de afnemer geregeld wordt, is het noodzakelijk om de instructies voor het transporteren, verplaatsen en bewaren van de machine te volgen, die de fabrikant voorschrijft. In zulke gevallen is de fabrikant niet verantwoordelijk voor eventuële beschadigingen van de machine tijdens het transport. De temperatuur voor het transporteren en bewaren van de machine mag niet lager dan -25°C en hoger dan +55°C zijn. De relatieve vochtigheid van de omgeving tijdens het transporteren en bewaren mag niet de 50% overschrijden. Indien de machine buiten in de open lucht bewaard wordt, is het noodzakelijk om de machine te beschermen tegen mechanische beschadigingen en tegen de invloed van weersomstandigheden. Indien mogelijk, laat dan de machine in de transportverpakking of op zijn eigen houten pallets tot de tijd, dat de machine op de fundering in de wasserij geinstalleerd wordt. De manier van het verplaatsen van de machine is beschreven in hoofdstuk „4.1. Manipulatie en uitpakken“
2.1. SYMBOLEN OP DE MACHINE Zie – Gebruikershandleiding.
4
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
3. TECHNISCHE SPECIFICATIES 3.1. GEBRUIK VAN DE MACHINE
De machine is bestemd voor het mangelen van plat wasgoed in wasserijen (zoals b.v. linnengoed, tafellakens, theedoeken, handdoeken, zakdoeken en andere soorten van klein plat wasgoed). Machine met de plooimachine dient bovendien tot langwerpig plooien van het wasgoed. ! WAARSCHUWING ! DE MACHINE IS NIET BESTEMD VOOR HET MANGELEN VAN HET WASGOED, DAT BEPAALDE ONDERDELEN VAN METAAL, KUNSTSTOF, GLASVEZEL OF SCHUIMRUBBER BEVAT. DE MACHINE IS BESTEMD ALLEEN VOOR HET MANGELEN VAN HET WASGOED, DAT GEMAAKT IS VAN LINNEN, KATOEN, WOL, ZIJDE, POLYACRYL OF POLYESTHER WEEFSELS. HET WASGOED, DAT IN DE MANGELMACHINE GAAT, MAG DE OPTIMALE RESTERENDE VOCHTIGHEID VAN 40 ± 10 % HEBBEN. DE MACHINE ZORGT, DAT HET WASGOED COMPLEET GEDROOGD WORDT. HET WASGOED MET EEN HOGERE RESTERENDE VOCHTIGHEID MOET EERST GECENTRIFUGEERD OF VOORGEDROOGD WORDEN.
3.2. UITVOERINGEN VAN DE MACHINE DEZE HANDLEIDING GELDT VOOR STANDAARDSTRIJKMACHINES MET CILINDERDOORSNEE 350, 500 MM (VERDER STRIJKMACHINE GENOEMD) EN STRIJKMACHINES MET BEIDERZIJDSE UITGANG MET PLOOIMACHINE, OF ZONDER PLOOIMACHINE (VERDER STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG GENOEMD) MET CILINDERDOORSNEE 500MM. DE ONDERSCHEDEN ZIJN IN DE TEKST BESCHREVEN. De inlegbreedte van de machine is 1400, 1600, 2000, 2500 en 3200 mm en is afhankelijk van het type. De machines worden manueel bediend middels de bedieningstoetsen op het toetsenbord (verder alleen OPL) door het gekwalificeerde personeel of door de muntmachine bij zelfbedieningwasserijen. De machines worden verwarmt door elektriciteit (E), stoom (S) of specifiek gas (G). De temperatuur van de strijkcylinder kunt u middels het toetsenbord instellen. De strijksnelheid kunt u naar de vochtigheidsgraad van het wasgoed instellen. De lijst van gaskategorien voor welke de machine is toegelaten:
VOOR DE VERSIE MET GASVERWARMING ! WAARSCHUWING ! SOMMIGE ONDERDELEN VAN DE "G-VERSIE" ZIJN BESTEMD VOOR EEN SPECIFIEK GAS EN KUNNEN NIET VERWISSELD WORDEN. DEZE ONDERDELEN ZIJN VERMELD IN HOOFDSTUK "LIJST VAN DE ORIGINELE ONVERWISSELBARE ONDERDELEN" ! WAARSCHUWING ! TOLERANTIE VAN GASDRUK IS 5%. OVERSCHRIJDING VAN DE TOLERANTIE BEINVLOEDT DE JUISTE VERWARMINGSFUNCTIE.
Categorie van machine, land van bestemming, gastypen en gasdrukken voor welke de machines goedgekeurd zijn, zijn vermeld in kapittel 4.7., (tab.4.7.A., tab.4.7.B) en gespecificeerd in bijlage 525185 (deze bijlage wordt slechts met machines met gasverwarming mee geleverd (G)).
3.3. PLAATSING VAN HET TYPEPLAATJE Het typeplaatje is geplaatst op de achterzijfde van het rechter zijpaneel van de machine (zie item 13 in afb. 3.4.A en 3.5.A, item 10 in afb. 3.6.A).
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
5
3.4. MACHINE MET DE MANGELROL VAN 35 CM PARAMETERS VAN DE MACHINE MET DE ELEKTRISCHE VERWARMING Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking: breedte diepte hoogte transportvolume A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
MACHINETYPE E mm mm mm mm m3 mm mm mm mm V, Hz
1400
1600
2000
Vermogen van de motor
kW
2290 2490 2890 970 970 970 1550 1550 1550 3,44 3,74 4,34 2 150 2 350 2 750 1 400 1 600 2 000 352 352 352 1 500 1 700 2 100 3+PE+N 380-415V/50-60Hz 3+PE 208-240V/50-60Hz 0,37
Vermogen van de ventilatormotor
kW
0,18 / 0,255
3
990
Capaciteit van de ventilatie
m /uur
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Mangelsnelheid
st. m/min
1
1 1,5 - 8
1
Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) kg/uur Maximum vermogen kW Gewicht: netto kg bruto kg Geluidsniveau dB(A) (1) ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit
50 17
60 25
65 29
560 710
610 780 67,6
680 880
Tab. 3.4.A Machine met de mangelrol van 35 cm, machinetype E
6
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
PARAMETERS VAN DE MACHINE MET DE STOOMVERWARMING MACHINETYPE S mm 1400 mm zie machinetype E
Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking:
1600
2000
zie machinetype E
zie machinetype E
A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
mm mm mm mm V, Hz
2 150 2 350 2 750 1 400 1 600 2 000 352 352 352 1 500 1 700 2 100 3+PE+N 380-415V/50-60Hz 3+PE 208-240V/50-60Hz 0,37
Vermogen van de motor
kW
Vermogen van de ventilatormotor Capaciteit van de ventilatie
kW m3/uur
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Mangelsnelheid
st. m/min
1
1 1,5 - 8
1
Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) Maximum vermogen Gewicht: netto bruto Stoomdruk Stoomverbruik - stoomdruk van 0,9 MPa Invoer van stoom Afvoer van condens
kg/uur kW
60 0,5
75 0,5
80 0,5
kg kg MPa kg/uur
570 720
620 790 0,8-1,0 32 G3/4“ G3/4“
690 890
0,18 / 0,255 990
27
67,6 Geluidsniveau dB(A) Max. toegelaten druk Mpa 1,0 Max. toegelaten temperatuur °C 185 Volume van gasvat = cilinder l (dm³) 123,1 141,3 Vloeistof / groep stoom / 1 Testdruk MPa 1,43 (1) ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.4.B Machine met de mangelrol van 35 cm, machinetype S
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
40
177,5
7
PARAMETERS VAN DE MACHINE MET DE GASVERWARMING Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking:
MACHINETYPE G mm 1400 mm zie machinetype E
1600
2000
zie machinetype E zie machinetype E
A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
mm mm mm mm V, Hz
Vermogen van de motor
kW
2 150 2 350 2 750 1 400 1 600 2 000 352 352 352 1 500 1 700 2 100 3+PE+N 380-415V / 50-60Hz 3+PE 208-240V / 50-60Hz 0,37
Vermogen van de ventilatormotor
kW
0,18 / 0,255
Capaciteit van de ventilatie
3
990
m /uur
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Mangelsnelheid
st. m/min
1
1 1,5 - 8
1
Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) Maximum vermogen Gewicht: netto bruto Geluidsniveau
kg/uur kW
50 0,7
60 0,7
65 0,7
kg kg dB(A)
580 730
670 840 67,6
700 900
3/4“
Invoer van gas
26,2 30 Vermogen van de gasverwarming kW ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.4.C Machine met de mangelrol van 35 cm, machinetype G
30
(1)
LEGENDE VOOR AFB. 3.4.A 1. Muntautomaat (alleen voor de versie met een muntautomaat) 2. Bedieningspaneel 3. Bovenafdekplaat 4. "Centraalstop"-drukknop 5. Handaandrijving van de cilinder 6. Mangelbanden 7. Afvoerventilatie (voor afmetingen zie hoofdstuk „4.5. Afvoer van schadelijke afvalprodukten“) 8. Pedaal voor het starten/stoppen van de beweging van banden (volgens de bestelling, alleen voor de OPL-versie) 9. Microschakelaar van het pedaal (alleen voor de OPL-versie) 10. Muntbakje (alleen voor de versie met een muntautomaat) 11. Invoerbanden/Invoertafel 12. Deksel van de filterzeef 13. Typeplaatje 14. Afvoer van condens G3/4" (alleen voor het type "S") 15. Hoofdschakelaar 16. Bovenbak 17. Invoer van stoom G3/4"(alleen voor het type "S") 18. Beschermende buitenklem 19. Onderbak 20. Schroeven van het zijdeksel 21. Aansluiting van de elektrische kabel 22. Invoer van gas G3/4" (alleen voor het type "G") 23. Toevoer van elektrische energie voor het verwarmingssysteem (slechts bij de u versie „E“) 8
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
MUNTMACHINE
OPL
MUNTMACHINE
MACHINETYPE S
MACHINETYPE E
MACHINETYPE G
Afb.3.4.A Plaatsing van componenten op de strijkmachine met cylinder 35 cm
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
9
3.5. MACHINE MET DE MANGELROL VAN 50 CM PARAMETERS VAN DE MACHINE MET DE ELEKTRISCHE VERWARMING Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking: breedte diepte hoogte transportvolume A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
MACHINETYPE E mm 1600 mm mm mm m3 mm mm mm mm V, Hz
Vermogen van de motor
kW
Vermogen van de ventilatormotor
kW
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Capaciteit van de ventilatie
st. m3/uur
Mangelsnelheid
m/min
2490 1100 1550 4,24 2 350 1 600 500 1 700
2000
2500
3200
2890 3490 1110 1110 1550 1550 4,97 6 2 750 3 350 2 000 2 500 500 500 2 100 2700 3+PE+N 380-415V/50-60Hz 3+PE 208-240V/50-60Hz 0,37 0,37
0,18 / 0,255 1
4090 1110 1550 7,03 3 950 3 200 500 3300
2x 0,18 / 0,255
1
2
990
2 2x990
1,5 - 8
65 80 95 120 kg/uur Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) 33 38 55 65 Maximum vermogen kW Gewicht: netto kg 890 1020 1260 1470 bruto kg 1090 1230 1480 1740 67,6 67,6 Geluidsniveau dB(A) (1) ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.5.A Machine met de mangelrol van 50 cm, machinetype E
10
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
PARAMETERS VAN DE MACHINE MET DE STOOMVERWARMING MACHINETYPE S mm 1600 zie mm
Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking:
2000
2500
3200
zie zie zie machinetype E machinetype E machinetype E machinetype E
A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
mm mm mm mm V, Hz
Vermogen van de motor
kW
Vermogen van de ventilatormotor
kW
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Capaciteit van de ventilatie Mangelsnelheid Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) Maximum vermogen Gewicht: netto bruto Geluidsniveau Steam consumption - press. 0.9 MPa
2 350 1 600 500 1 700
0,18 / 0,255
3
m /h pcs m/min kg/h kW kg kg MPa kg/h
2 750 3 350 2 000 2 500 500 500 2 100 2 700 3+PE+N 380-415V/50-60 Hz 3+PE 208-240V/50-60 Hz 0,37
2 x 0,18 / 0,255
990 1
3 950 3 200 500 3 300
2 x 990 1
2
2
115
145
0,9 1210
0,9 1330
68
88
455,5
562,3
1,5 - 8 80 0,7 840
95 0,7 1015
36
49
0,8 – 1
Steam supply Condense drain
G3/4“ G3/4“
Sound pressure level
dB (A)
67,6
Max. toegelaten druk Max. toegelaten temperatuur Volume van gasvat = cilinder
Mpa °C l (dm³)
1,0 185 277,6
348,7
Vloeistof / groep stoom / 1 Testdruk MPa 1,43 (1) ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.5.B Machine met de mangelrol van 50 cm, machinetype S
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
11
PARAMETERS VAN DE MACHINE MET DE GASVERWARMING Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking:
MACHINETYPE G mm 1600 zie mm
A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
machinetype E
mm mm mm mm V, Hz
Vermogen van de motor
kW
Vermogen van de ventilatormotor
kW
2 350 1 600 500 1 700
2000
2500
3200
zie machinetype E
zie machinetype E
zie machinetype E
2 750 3 350 2 000 2 500 500 500 2 100 2 700 3+PE+N 380-415V/50-60Hz 3+PE 208-240V/50-60Hz 0,37
3 950 3 200 500 3 300
0,18 / 0,255
2 x 0,18 / 0,255
990
2 x 990
3
Capaciteit van de ventilatie
m /uur
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Mangelsnelheid
st. m/min
1
Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) Maximum vermogen Gewicht: netto bruto Geluidsniveau
kg/uur kW
65
kg kg dB(A)
920 1120
1
2
2
1,5 - 8 95
80 0,7
120
0,9 1150 1350
1290 1500
1590 1850
67,6 3/4“
Invoer van gas
30 36 52 Vermogen van de gasverwarming kW ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.5.C Machine met de mangelrol van 50 cm, machinetype G
66
(1)
LEGENDE VOOR AFB. 3.5.A 1. Muntautomaat (alleen voor de versie met een muntautomaat) 2. Bedieningspaneel 3. Bovenafdekplaat 4. "Centraalstop"-drukknop 5. Handaandrijving van de cilinder 6. Mangelbanden 7. Afvoerventilatie (voor afmetingen zie hoofdstuk 4.5.) 8. Pedaal voor het starten/stoppen van de beweging van banden (volgens de bestelling, alleen voor de OPL-versie) 9. Microschakelaar van het pedaal (alleen voor de OPL-versie) 10. Muntbakje (alleen voor de versie met een muntautomaat) 11. Invoerbanden/Invoertafel 12. Deksel van de filterzeef 13. Typeplaatje 14. Afvoer van condens G3/4"(alleen voor het type "S") 15. Hoofdschakelaar 16. Bovenbak 17. Invoer van stoom G3/4" (alleen voor het type "S") 18. Beschermende buitenklem 19. Onderbak 20. Schroeven van het zijdeksel 21. Aansluiting van de elektrische kabel 22. Invoer van gas G3/4"(alleen voor het type "G") 23. Toevoer van elektrische energie voor het verwarmingssysteem (slechts bij de u versie „E“)
12
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
MUNTMACHINE
OPL
MUNTMACHINE
MACHINETYPE S
MACHINETYPE E
MACHINETYPE G
Afb.3.5.A Plaatsing van componenten op de strijkmachine met cylinder 50 cm
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
13
3.6. STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG PARAMETERS VAN STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG MET ELEKTRISCHE VERWARMING Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking: breedte diepte hoogte transportvolume A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
MACHINETYPE E mm mm mm mm m3 mm mm mm mm V, Hz
Vermogen van de motor
kW
Vermogen van de ventilatormotor
kW
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Capaciteit van de ventilatie
st. m3/uur
2000
2500
3200
2976 3576 4176 1356 1356 1356 1900 1900 1900 7,66 9,21 10,75 2 750 3 350 3 950 2 000 2 500 3 200 500 500 500 2 100 2700 3300 3+PE+N 380-415V/50-60Hz 3+PE 208-240V/50-60Hz 0,37 0,37 0,18 / 0,255 1 990
2x 0,18 / 0,255 2
2 2x990
1,5 - 8 Mangelsnelheid m/min 80 95 Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) kg/uur 38 55 Maximum vermogen kW Gewicht: netto kg 1150 1430 bruto kg 1390 1680 67,6 67,6 Geluidsniveau dB(A) (1) ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.6.A Strijkmachine met beiderzijdse uitgang, model E
14
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
120 65 1590 1910
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
PARAMETERS VAN STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG MET STOOMVERWARMING MACHINETYPE S mm mm
Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking: A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
mm mm mm mm V, Hz
Vermogen van de motor
kW
Vermogen van de ventilatormotor
kW 3
2000
2500
3200
zie machinetype E
zie machinetype E
zie machinetype E
2 750 3 350 3 950 2 000 2 500 3 200 500 500 500 2 100 2 700 3 300 3+PE+N 380-415V/50-60 Hz 3+PE 208-240V/50-60 Hz 0,37 0,18 / 0,255
2 x 0,18 / 0,255
990
2 x 990
Aantal afvoeren van schadelijke stoffen
m /h
Capaciteit van de ventilatie Mangelsnelheid
pcs m/min
Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) Maximum vermogen Gewicht: netto bruto Geluidsniveau Steam consumption - press. 0.9 MPa
kg/h kW
95 0,7
kg kg MPa
1200 1430
kg/h
49
1
2
2
115 0,9
145 0,9
1430 1680 0,8 - 1
1620 1940
1,5 - 8
68
Steam supply
G3/4“
Condense drain
G3/4“
Sound pressure level Max. toegelaten druk Max. toegelaten temperatuur Volume van gasvat = cilinder
dB (A) Mpa °C l (dm³)
348,7
67,6 1,0 185 455,5
88
562,3
Vloeistof / groep stoom / 1 Testdruk MPa 1,43 (1) ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.6.B Strijkmachine met beiderzijdse uitgang, model S
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
15
PARAMETERS VAN STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG MET GASVERWARMING Invoerbreedte Afmetingen van de verpakking:
MACHINETYPE G mm 2000 zie machinetype E mm
A – Breedte van de machine B – Maximale inlegbreedte Diameter van de mangelrol Lengte van de mangelrol Elektrisch systeem van de machine
mm mm mm mm V, Hz
Vermogen van de motor
kW
Vermogen van de ventilatormotor
kW
Capaciteit van de ventilatie Aantal afvoeren van schadelijke stoffen Mangelsnelheid Maximum capaciteit van de mangelmachine (1) Maximum vermogen Gewicht: netto bruto Geluidsniveau Invoer van gas
3
2500
3200
zie machinetype E
zie machinetype E
2 750 3 350 3 950 2 000 2 500 3 200 500 500 500 2 100 2 700 3 300 3+PE+N 380-415V/50-60Hz 3+PE 208-240V/50-60Hz 0,37 0,18 / 0,255
m /uur st. m/min kg/uur kW
990 1
kg kg dB(A)
1290 1520
80 0,7
2 x 0,18 / 0,255 2 x 990 2 1,5 - 8 95
2 120 0,9
1440 1700 67,6 3/4“
36 52 Vermogen van de gasverwarming kW (1) ISO 9398-1, 100% gebruik van de strijkrol capaciteit Tab. 3.6.C Strijkmachine met beiderzijdse uitgang, model G
1680 2000
66
LEGENDE VOOR AFB. 3.6.A 1. Bedieningspaneel 2. Bovenafdekplaat 3. "Centraalstop"-drukknop 4. Manuele cylinderaandrijving 5. Afvoerventilatie (voor afmetingen zie hoofdstuk 4.5.) 6. Pedaal voor het starten/stoppen van de beweging van banden (volgens de bestelling, alleen voor de OPL-versie) 7. Microschakelaar van het pedaal (volgens de bestelling, alleen voor de OPL-versie) 8. Invoerbanden/Invoertafel 9. Deksel van de filterzeef 10. Typeplaatje 11. Afvoer van condens G3/4"(alleen voor het type "S") 12. Hoofdschakelaar 13. Bovenbak 14. Invoer van stoom G3/4" (alleen voor het type "S") 15. Beschermende buitenklem 16. Opklapbare tafel 17. Schroeven van het zijdeksel 18. Aansluiting van de elektrische kabel 19. Invoer van gas G3/4"(alleen voor het type "G") 20. Toevoer van elektrische energie voor het verwarmingssysteem (slechts bij de versie „E“) 21. Opklapbare tafel - achtertafel (volgens de bestelling) 22. Omklapbare uitgangsgoot – vooraan 23. Omklapbare uitgangsgoot - achteraan
16
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
OPL
MACHINETYPE S
MET PLOOIMACHINE
MACHINETYPE E
MACHINETYPE G
ZONDER PLOOIMACHINE
Afb. 3.6.A Opstelling van componenten op strijkmachine met beiderzijdse uitgang
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
17
4. INSTALLATIE VAN DE MACHINE ! WAARSCHUWING ! VOOR DE STORINGVRIJE WERKING VAN DE MACHINE IS HET VAN UITERST BELANG, DAT DE MACHINE OP DE JUISTE MANIER GEINSTALLEERD WORDT, VOLGENS DEZE VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD.ELKE VERANDERING IN DE INSTALLATIE VAN DE MACHINE, VERGELEKEN MET DEZE HANDLEIDING, MOET DOOR DE LEVERANCIER OF DIRECT DOOR DE FABRIKANT VAN DE MACHINE GOEDGEKEURD WORDEN.
TYPE VAN DE MACHINE Voor de machine geinstalleerd wordt, dient men te controleren het type van de machine, de diameter van de mangelrol, de invoerbreedte en de elektrische aansluiting van de machine vermeld op het typeplaatje (zie item 13 in afb. 3.4.A en 3.5.A, item 10 in afb. 3.6.A), dat op de achterzijfde van het rechter zijpaneel van de machine geplaatst is.
VOOR DE GASTYPES Het is ook noodzakelijk om te controleren het land van bestemming, de categorie, gasdruk en het type van gas (zie hoofdstuk „3.2. Uitvoeringen van de machine“) vermeld op het gasplaatje, dat onder het typeplaatje te vinden is.
4.1. HET VERPLAATSEN EN UITPAKKEN VAN DE MACHINE TIJDENS TRANSPORT De vereiste ruimte, die voor de installatie van de machine nodig is, kan normaal alleen van een gedetailleerd plan van het gebouw vastgesteld worden. Alle doorgangen en ruimtes, waardoor de machine tijdens installatie verplaatst moet worden, moeten groot genoeg zijn om aan de breedte, diepte en hoogte van de machine te voldoen. De afmetingen van de machine zijn aangegeven in hoofdstuk „3. Technische specificaties". 50 Machine Strijkmachine met cm 35 50 met beiderzijdse de rol uitgang Breedte D mm 920 1050 1320
Afb.4.1.A Afmetingen voor transport
HET VERPLAATSEN VAN DE MACHINE
504460A
Alle handelingen kunnen uitgevoerd worden alleen door de persoon, die met alle nodige informaties over de machine bekend is gemaakt. De machine wordt naar de gebruiker geleverd in een houten krat. De machine zelf is bovendien beschermd met een polyethylene folie. De machine is bevestigd op de houten pallet met vier schroeven M12x60.
1 1 2 Lepels van de heftruck Voetpedaal met geintegreerde schakelaar
1
Afb.4.1.B Manipulatie met de machine met behulp van een hefwagen of paletwagen 504462A
18
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
MANIPULATIE MET DE MACHINE MET BEHULP VAN EEN HEFWAGEN OF PALETWAGEN Voor de plaatsing van de strijkmachine neemt u de verpakking af, maakt vier ankerschroeven los en met behulp van een hefwagen of manuele paletwagen heft u de machine (Afb. 4.1.B). U plaatst dan de machine. !
WAARSCHUWING !
BIJ HET INSCHUIVEN VAN DE HEFINRICHTING ONDER DE HOOFDBINDINGEN VAN DE MACHINE MAG DE MIKROSCHAKELAAR VAN HET VOETPEDAAL NIET BESCHAADIGD WORDEN (ALS DE MACHINE VAN DIT PEDAAL VOORZIEN IS). HET PEDAAL MET DE GEINTEGREERDE MIKROSCHAKELAAR KUNT U IN NOODGEVAL DEMONTEREN (AFB. 4.1.B – POS. 2).
MANIPULATIE MET DE MACHINE IN HANGPOSITIE In noodgeval is het mogelijk de machine onder zekere condities in hangpositie te vervoeren. Voor de plaatsing van de strijkmachine moet de verpakking afgenomen en de vier ankerschroeven gedemonteert worden. Na de demontage van de voorste bovendeksels, de dekselhouders en de pijpen moeten de transportogen in de voorbereide openingen geïnstalleerd worden (afb. 4.1.C. pos. 2 - speciaal toebehoren). De hangpositie moet door een steunbalk (afb. 4.1.C pos.1) zo beveiligd worden dat de ogen bij de machineheffing alleen door verticale kracht belast worden (afb. 4.1.C).
Steunbalk Hangogen
2
1
2
2
1
504463A
Afb.4.1.C Manipulatie met de machine in hangpositie
ACCESSOIRES GELEVERD MET DE MACHINE Volgens de verder aangegeven lijst dient men te controleren of alle accessoires met de machine geleverd zijn: Voorschriften voor installatie en onderhoud van de machine 1 stuk (deze handleiding) Gebruiksaanwijzingen voor de machine 1 stuk Programmermanuaal 1 stuk Cataloog van reserveonderdelen 1 stuk Schema van de elektrische aansluitingen van de machine 2 stuks Schroef M16x160 4 stuks Moer M16 4 stuks Sluitring 4 stuks
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
19
4.2. WERKOMSTANDIGHEDEN VOOR DE MACHINE De temperatuur in de werkruimte is +15°C tot +40°C, en de gemiddelde temperatuur over 24 uur mag +35°C niet overschrijden. De zeespiegelhoogte zal onder 1000 m blijven. De relatieve vochtigheid moet tussen 30% en 70% zijn, zonder condensatie. De machine is niet bestemd voor de omgeving, waar men met direct spuitend water in contact kan komen. De machine mag niet bewaard en geinstalleerd worden op zulke plaatsen, waar de machine aan de invloed van weersomstandigheden of te hoge vochtigheid blootgesteld kan worden. Indien de machine na een plotselinge verandering van de temperatuur beslagen wordt, mag het water niet over de zijpanelen en afdekplaten lopen en op de vloer komen. De producent is niet verantwoordelijk voor corrosie van de machine die door het niet nakomen van de ventilatievoorschriften in de ruimte (bijv. dampen, agressieve chemische elementen of reinigingsproces) wordt veroorzaakt. ! WAARSCHUWING ! SOMMIGE MACHINES VOOR CHEMISCHE REINIGING, DIE AL IN EEN SLECHTE TECHNISCHE TOESTAND ZIJN, KUNNEN BEPAALDE GASSEN IN DE LUCHT LATEN VERDAMPEN. DEZE GASSEN ZIJN AFKOMSTIG VAN VERSCHILLENDE OPLOSMIDDELEN, DIE SAMEN MET WARMTE ZEER GIFTIGE EN BIJTENDE GASSEN VORMEN. DAAROM IS HET NOODZAKELIJK OM DE MAXIMALE AANDACHT AAN HET ONDERHOUD VAN DEZE MACHINES TE BESTEDEN.
De invoer van verse lucht moet 5x groter zijn dan de afvoer van afvalprodukten (stoom). Voor de gasverwarming moet de invoer van verse lucht, die voor het branden nodig is, 2 m3/uur voor 1 kW zijn. Indien meerdere machines of ketels in dezelfde ruimte met gedwongen of conventionele ventilatie geplaatst zijn, moet de totale doorsnede van de afvoer naar buiten minimaal de som van alle doorsneden voor elke machine zijn. Om de tocht in de ruimte te voorkomen, is het aangeraden om de machines met conventionele ventilatie nooit samen te plaatsen met de machines met gedwongen ventilatie en ventilatiegaten.
OMVANG VAN DE RUIMTE ! WAARSCHUWING ! INDIEN MEN ZICH NIET AAN DE VEREISTE AFMETINGEN EN AFSTANDEN TUSSEN DE MACHINE EN DE WANDEN IN DE RUIMTE AANHOUDT, KAN HET SERVICE ONDERHOUD VAN DE MACHINE MOEILIJKER GEDAAN WORDEN.
In afb. 4.2.A zijn aangegeven de minimale afmetingen van de ruimte, die voor het installeren van de mangel-machine nodig zijn. AFSTAND „L“ (m) Machine met Invoer-breedte MACHINETYPE de rol (cm) (mm) E S G 1,2 0,7 1,2 1400 35 1,2 0,7 1,2 1600 1,6 0,7 2 2000 1,2 0,7 1,2 1600 1,6 0,7 1,6 2000 50 2,2 0,7 2,2 2500 2,8 0,7 2,8 3200 50 Strijkmachine met beiderzijdse uitgang
2000
1,6
0,7
1,6
2500
2,2
0,7
2,2
3200
2,8
0,7
2,8
Tab. 4.2. Ruimte van de machine
20
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
Als u de machine voor onderhoudsdoelen (demontage van achterdeksels) naar voren kunt schuiven op A min.= 600 mm, kan dan de arbeidspositie van de machine A min.=200 mm zijn. Zou het niet gaan, moet dan A min.= 600mm zijn.
L
700
2500
1
Waterpas
1 A
1200
STRIJKMACHINE 35, 50
A
1500
STRIJKMACHINE MET PLOOIMACHINE voorste uitgang
1500
1
850
STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG, voor- en achteruitgang
504461B
Afb.4.2.A Minimale vereiste afmetingen van de ruimte (de afmetingen zijn in mm aangegeven)
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
21
4.3. HET PLAATSEN VAN DE MACHINE OP DE WERKVLOER Het is niet nodig om de machine op de werkvloer vast te schroeven, maar het is echter niet verkeerd. Indien er besloten wordt om dat te doen, dient men de vier gaten f "Z" mm in de zijpaneelen te gebruiken (zie afb. 4.3.A). ! WAARSCHUWING ! DE MACHINE MOET GEPLAATST WORDEN OP EEN RECHTE EN VLAKKE VLOER MET EEN HELLING DIE DE 0,5% NIET OVERSCHRIJDT. HET IS BELANGRIJK OM DE MACHINE WATERPAS NEER TE ZETTEN EN, INDIEN NODIG, ER VAN ONDER OP TE VULLEN. DE PLAATSING VAN DE MACHINE MOET GECONTROLEERD WORDEN MET BEHULP VAN EEN WATERPAS DAT OP DE BOVENAFDEKPLAAT EN DIRECT OP DE MANGELROL OF OP DE ZIJPANELEN GELEGD WORDT (ZIE AFB. 4.3.A).
X
Y
Z
Y1
X1
Afb. 4.3.A Afmetingen van de verankeringsopeningen Machine met de rol (cm) 35
50 50 Strijkmachine met beiderzijdse uitgang
Invoer-breedte (mm) 1400 1600 2000 1600 2000 2500 3200 2000 2500 3200
X (mm) 1 860 2 060 2 460 2 060 2 460 3 060 3 660 2 460 3 060 3 660
x1 (mm)
145
504464A
Y (mm)
y1 (mm)
618
63
734
Z (mm)
23 64
928
Tab. 4.3. Afmetingen van de verankering
22
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
4.4. ELEKTRISCHE AANSLUITING ! WAARSCHUWING ! DE MACHINE MOET AANGESLOTEN ZIJN BIJ DE ELEKTRISCHE BRON, AARDING, WATER, VENTILATIE EN STOOMLEIDING VOLGENS HET INSTALLATIEMANUAAL IN OVEREENSTEMING MET DE PLAATSELIJKE NORMEN EN DE AANSLUITING MOET DOOR GEKWALIFICEERDE PERSONEN MET EEN TOEBEHORENDE EN GELDIGE VERGUNNING DOORGEVOERD WORDEN. BIJ DE AANSLUITING BIJ HET PLAATSELIJKE ELEKTRISCHE NET (TT / TN / IT, ...) MOETEN GELDIGE VOORSCHRIFTEN IN ACHT GENOMEN WORDEN.
ELEKTRISCHE AANSLUITING VAN DE MACHINE ZONDER EEN VOORGESCHAKELDE VEILIG-HEIDSSCHAKELAAR De machines zijn geconstrueerd voor de aansluiting op de vierdraads- (TN-C) en vijfdraads- (TN-S) driefase elektrische distributiesystemen met de spanning van 380-415V 50/60Hz en 208-240V /50-60Hz. De manier van de elektrische aansluiting van de machine op individuële elektriciteitsnetten is aangegeven in afb. 4.4.A. Als de machine niet van een hoofdschakelaar voorzien is, moeten alle elektrische toevoeren vanaf de bron van de elektrische energie voorzien worden van een afsluitinrichting volgens de norm EN 60204-1, kapittel 5.3. Fase-draden Aarddraad Zekering van de voeding Machine Elektrisch schakelbord van de wasserij Hoofdschakelaar = voedingsklembord
Afb. 4.4.A Elektrische aansluiting van de machine op het elektriciteitsnet TN-C en TN-S zonder een veiligheidsschakelaar
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
23
ELEKTRISCHE AANSLUITING VAN DE MACHINE MET EEN VOORGESCHAKELDE VEILIG-HEIDSSCHAKELAAR Om de veiligheid van de bediening, ev. de servicearbeiders tijdens onderhoud en werk op de elektrische inrichting van de machine te verhogen, adviseren wij een beveiligingsschakelaar in de verdeler van de wasserij te installeren, het best met stroom 30 mA – voor strijkmachine, 100mA - voor strijkmachine met beiderzijdse uitgang.De hoofdcontacten van de machine moeten overeenkomstig zijn met het vermelde vermogen van de machine. De manier van de aansluiting van de veiligheidsschakelaar en de elektrische aansluiting van de machine op dit elektriciteitsnet is aangegeven in afb. 4.4.B. Fase-draden Aarddraad Zekering van de voeding Machine Elektrisch schakelbord van de wasserij Hoofdschakelaar = voedingsklembord Veiligheidsschakelaar (zie tab. 4.4.A, B)
Afb. 4.4.B Elektrische aansluiting van de machine op het elektriciteitsnet TN-C en TN-S met een veiligheidsschakelaar ! WAARSCHUWING! ALS ER OP DE INSTALLATIEPLAATS HET OPVOLGEN VAN DE NORM EN 60519 GEËIST WORDT, DIENT DE MACHINE BEDREVEN TE WORDEN MET EEN VOORGESCHAKELDE STROOMBEVEILIGING.
24
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
De aanbevolen types van veiligheidsschakelaars voor individuële uitvoeringen van de machine zijn aangegeven in tab. 4.4.A,B. MACHINETYPE E AANBEVOLEN TYPES VAN VEILIGHEIDSSCHAKELAAR VERMOGEN VAN DE ELEKTRISCHE MAXIMUM VEILIGHEIDSSPANNING STROOM (A) SCHAKELAAR VERWARMING (kW) 400 V 15,9 kW 26 FI.40.4.xxx. ... 1400 230 V 15,9 kW 42 FI.63.4.xxx. ... 400 V 24,3 kW 38 FI.63.4.xxx. ... 35 1600 230 V 24,3 kW 65 FI.80.4.xxx. ... 400 V 27,9 kW 43 FI.63.4.xxx. ... 2000 230 V 27,9 kW 75 FI.80.4.xxx. ... 400 V 32,4 kW 49 FI.63.4.xxx. ... 50 1600 230 V 32,4 kW 85 FI.100.4.xxx. ... 400 V 37,2 kW 58 FI.80.4.xxx. ... 2000 50 230 V 37,2 kW 97 FI.125.4.xxx. ... 50 400 V 54 kW 81 FI.80.4.xxx. ... 2500 Strijkmachine met 230 V 54 kW 140 FI.160.4.xxx. ... beiderzijdse 400 V 64,8 kW 97 FI.125.4.xxx. ... uitgang 3200 230 V 64,8 kW 168 FI.250.4.xxx. ... Tab. 4.4.A Veiligheidsschakelaars voor de machines met de elektrische verwarming Machine met de rol (cm)
Invoerbreedte (mm)
MACHINETYPE G, S AANBEVOLEN TYPES VAN VEILIGHEIDSSCHAKELAAR Machine met de rol (cm)
Invoer-breedte (mm)
SPANNING
SOORT VAN DE VERWARMI NG
MAXIMUM STROOM (A)
VEILIGHEIDSSCHAKELAAR
1400 1600 2000 6 1600 2000 gas, 50 400/230V FI.20.4.030. ... 2500 stoom 3200 50 2000 Strijkmachine met 10 2500 beiderzijdse uitgang 3200 Tab. 4.4.B Veiligheidsschakelaars voor de machines met de gas- en stoomverwarming 35
Voorbeeld van de aanduiding van veiligheidsschakelaars, onafhankelijk van de netspanning (FI...)
aanvullende aanduiding (b.v. dekking IP) vermogen van de veiligheidsschakelaar 030 / 100 / 300 (mA) aantal polen van de hoofdcontacten nominale stroom van de hoofdcontacten algemene aanduiding voor veiligheidsschakelaars, onafhankelijk van de netspanning
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
25
! WAARSCHUWING ! AANGEZIEN DAT DE BEDIENINGSCIRCUITS VAN DE MACHINE GEVOED ZIJN VANUIT DE SCHEIDINGS-TRANSFORMATOR, DE BESCHERMING DOOR DE VEILIGHEIDSSCHAKELAAR IS BEPAALD ALLEEN TOT DE ELEKTRISCHE VERMOGENSCIRCUITS, I.E. MOTOREN, VERWARMINGSELEMENTEN, MOTOR CONTACTORS, HOOFDSCHAKELAAR, ETC. (ZIE ELEKTRISCHE AANSLUITING ).
VOEDINGSDRADEN EN ZEKERING De voedingsdraden, eventueel de elektrische kabels voor het aansluiten van de machine op het elektriciteits-net, moeten koperkernen hebben. De dikte van de voedingsdraden is afhankelijk van de soort van verwarming van de mangelmachine en dus op zijn totaal elektrisch vermogen. Het zekeren van de elektrische kabel tegen kortsluiting of overbelasting moet gedaan worden met behulp van de cicruit-onderbrekers ("circuit breakers") of zekeringen in het schakelbord van de wasserij. De aanbevolen dikte van de elektrische kabels en de waarden van de zekeringen voor het zekeren van de voeding voor individuële machinetypes zijn aangegeven in tab. 4.4.C, D, E. MACHINETYPE E InvoerMachine met breedte de rol (cm) (mm)
SPANNING
VERMOGEN VAN DE ELEKTRISCHE VERWARMING (kW)
1
2
3
DIKTE VAN EEN FASEDRAAD (mm2)
DIKTE VAN EEN AARDDRAAD (mm2)
ZEKERING VAN VOEDING (A)
380 - 415V 6 6 15,9 208 - 240V 10 10 380 - 415V 10 10 24,3 1600 208 - 240V 16 10 380 - 415V 10 10 27,9 2000 208 - 240V 16 10 380 - 415V 16 16 32,4 1600 208 - 240V 25 16 380 - 415V 16 16 37,2 2000 208 - 240V 25 16 380 - 415V 25 16 54 2500 208 - 240V 35 25 380 - 415V 25 16 64,8 3200 208 - 240V 35 25 Tab. 4.4.C Voedingsdraden voor de machines met de elektrische verwarming 1400
35
50 50 Strijkmachine met beiderzijdse uitgang
32 50 50 80 50 80 63 100 63 125 100 150 125 180
MACHINETYPE S, G 1 Machine met de rol (cm)
Invoerbreedte (mm)
SPANNING
SOORT VAN DIKTE VAN EEN DE FASE-DRAAD VERWARMING (mm2)
2
3
DIKTE VAN EEN AARDDRAAD (mm2)
ZEKERING VAN VOEDING (A)
1400 35
1600
380 - 415V
2000 6
1600 50
2000 2500 3200
50 Strijkmachine met beiderzijdse uitgang
stoom, gas
1,5
1,5
208-240V
2000 10
2500 3200 Tab. 4.4.D Voedingsdraden voor de machines met de gas- en stoomverwarming
26
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
Min. doorsnede van fasegeleiders (mm2) (AWG)
Hoofdbeveiliging (US)
Min. doorsnede van beveiligingsgeleider (mm2) (AWG)
Scheidingsschakelaars Zekeringen A A 16 (15) 10 (10) 1.5 (AWG 15) 1.5 (AWG 15) 20 (20) 16 (15) 2.5 (AWG 13) 2.5 (AWG 13) 25 (-) 20 (20) 4 (AWG 11) 4 (AWG 11) 40 (40) 32 (30) 6 (AWG 9) 6 (AWG 9) 63A(-) 50 (50) 10 (AWG 7) 10 (AWG 7) 80 63 16 16 100 80 25 16 125 100 35 25 160 125 50 35 200 160 70 50 250 200 95 70 300 250 120 95 Tab.4.4.E Minimale doorsneden van toevoerkabels aanbevolen door de producent
VOORBEREIDING VAN DE ELEKTRISCHE KABEL ! WAARSCHUWING ! DE MACHINE MOET OP HET ELEKTRISCHE NET DOOR EEN VASTE TOEVOERKABEL AANGESLOTEN WORDEN. Voor het aansluiten van de machine dient men een elektrische kabel of snoer met koperdraden te gebruiken. De draadeinden moeten voorbereid zijn, zoals het in afb. 4.4.C aangegeven is. De aarddraad (groengeel) moet altijd iets langer gelaten worden om als de laatste te zijn in geval, dat de elektrische kabel bij toeval uitgetrokken wordt. Indien een kabel (harde koperdraden) gebruikt wordt, is het nodig om individuële draden af te isoleren maar alleen net zo veer, dat na het aansluiten geen onafgeisoleerd stuk uitsteekt (7 - meetpunt "X"). Indien een snoer (koperdraden) gebruikt wordt, is het nodig om individuële draden af te isoleren op dezelfde manier als de kabel of met behulp van isolatiebuisjes (6). In zo een geval dient men de isolatiebuisjes met geisoleerde kapjes te gebruiken die het aanraken van het gedeelte, dat na het aansluiten van de draden onder spanning staat, voorkomen.
Afb. 4.4.C Voorbereiding van de voedingskabel
Groengele – veiligheidskabel Zwarte-fasekabel Bruine-fasekabel (driefase-uitvoering) Blauwe-neutrale kabel (eenfase-uitvoering) 1. Zwarte-fasekabel (driefase-uitvoering) 2. Blauwe-neutrale kabel (driefase-uitvoering geldt voor de gasverwarming)
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
Hals van de persholte moet geïsoleerd worden, zodat het deel onder spanning niet aangeraakt kan worden (geleider) als de hoofdschakelaar uitgeschakeld is. De geïsoleerde geleiders van de toevoerkabel moeten zo lang zijn dat het geïsoleerde deel uit de klem van de hoofdschakelaar niet vooruitsteekt (toevoerklem)
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
27
IN EEN BOCHT HANGENDE ELEKTRISCHE KABEL De elektrische kabel kan op de machine op twee verschillende manieren aangesloten worden: – vanuit het kabelkanaal (van onder) – vanuit het kabelrooster (van boven) Indien de kabel van boven aangesloten is, is het aanbevolen om de kabel in een bocht te laten hangen, voor hij door de kabeldoorvoer gaat (zie afb. 4.4.D). Daardoor kan men voorkomen, dat de condens in de kabeldoorvoer of eventueel in de machine loopt.
MECHANISCHE BEVEILIGING VAN DE ELEKTRISCHE KABEL Na het trekken van de kabel door de gleuf (2) maakt u de dichtingsmoer vast. Daardoor wordt de rubber ring in de kabeldoorvoer ingedrukt. Dat zorgt zowel voor de mechanische beveiliging van de kabel als voor de waterdichte doorvoer. Indien de mechanische beveiliging onvoldoende zal zijn, gebruik dan een kabelbeugel (3).
PLAATS VAN AANSLUITEN De plaats van het aansluiten van de elektrische kabel is op de hoofdschakelaar van de machine (1). De fase-klemmen zijn gemerkt als U, V, W. De aarddraad zal aangesloten worden direct op de aardklem die op de binnenkant van het linker zijpaneel van de mangelmachine geplaatst is. Deze klem is als PE gemerkt. Afb. 4.4.D Het aansluiten van de kabel 1. Hoofdschakelaar 2. Kabeldoorvoer 3. Kabelbeugel
4. Buitenaardklem M8 5. Binnenbeveiligingsklem
GELEIDENDE VERBINDING EN AARDING VAN MACHINES Om veiligheidsreden is het noodzakelijk, dat de mangelmachine op de aarding van de wasserij aangesloten wordt. Daarvoor dient de aardklem van de machine (zie afb. 4.4.E – item 4, M8). Deze aardklem bevindt zich achter op het linker zijpaneel van de machine (zie afb. 4.4.E – item 4) en wordt gemerkt met het „aarde“ teken. De aardkabel voor het aarden van de machine behoort niet tot de onderdelen, die samen met de machine geleverd worden. De dikte van de aardkabel moet overeenkomstig zijn minimaal met de waarden die in tab. 4.4.C,D,E aangegeven zijn. Indien de dikte van de elektrische kabel minder dan 2,5 mm2 is, is het aanbevolen om een kabel met een dikte van minimaal 4 mm2 voor de aarding te gebruiken. Door de geleidende verbinding en aarding van de mangelmachines kan men tegerlijkertijd de schadelijke invloed van statische elektriciteit op de werking van de machine voorkomen.
Afb. 4.4.E Geleidende verbinding en aarding van machines 1. Machine – zicht van achter 3. Buitenaardklem van de machine 2. Aarding van de wasserij 4. Aarddraad – aarding van machines
28
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
4.5. AFVOER VAN SCHADELIJKE AFVALPRODUKTEN Standaard bovenafvoer Tweede bovenafvoer voor de machine met een inlegbreedte van 2500 en 3200 mm
Invoer-breedte (mm)
1600
1600
2500
2000
2000
3200
A (mm)
119
120
120
120
120
B (mm)
267,5
276
276
276
276
D (mm)
150
150
2 x 150
150
2 x 150
A
A
2500 1600 3200
2
B
1400
115
50 Strijkmachine met beiderzijdse uitgang
50
35
B
Machine met de rol (cm)
1
D
Tab. 4.5.A 504471A
Afb. 4.5.A Aansluiting van afvoer schadelijke stoffen
AFVOERVENTILATIE De afvoerpijp voor gassen komt uit op de bovenkant van het rechter zijpaneel van de machine (en ook van het linker zijpaneel voor de machine met een inlegbreedte van 2500 en 3200 mm). De afvoer van gassen moet apart zijn, en de weg van het gebouw naar buiten moet zo kort mogelijk zijn (zie afb. 4.5.B). De diameter van de afvoerpijp mag niet kleiner zijn dan de afvoer van de machine. De maximum lengte van de afvoerpijp is 5 m. Indien de afvoerpijp langer is, is het nodig om een extra ventilator in de pijp te monteren. Gebruik scherp gebogen knieën 90°slechts in noodgeval.De binnenkant van de afvoerpijp moet glad zijn. Voor de ventilatie dient men gegalvaniseerd blik te gebruiken. De afgevoerde lucht mag niet op een wand, plafon of een ander deel van het gebouw gericht worden. De afvoerpijp zal op de machine bevestigd worden op zo een manier om eenvoudig en gemakkelijk verwijderd te kunnen worden. Het volume van de ventilatie in de werkruimte moet twee keer groter zijn dan de doorstroming van de afvoerventilator voor elke mangelmachine.
Afb. 4.5.B Ontluchtingsleiding
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
29
Machine met de rol (cm)
35 50 50 50 Strijkmachine met beiderzijdse uitgang
Invoerbreedte (mm)
MAXIMUM DOORSTROMING Totale beschikbare druk ZONDER (mm H2O) DRUKVERLIEZEN 3 (m /uur)
1400 1600 2000 1600 2000 2500 3200
Temperatuur van de lucht die uit de machine komt bij de werktemperatuur van 160180°C (°C)
990
23,8
70 - 90
990
23,8
70 - 90
2 x 990
2 x 23,8
70 – 90
Tab. 4.5.B Indien meerdere mangelmachines op een gezamelijke afvoerpijp geinstalleerd zijn, dan moet deze afvoerpijp op zo een manier gemaakt worden, dat elke machine met dezelfde (zo laag mogelijk) weerstand van lucht kan werken (zie afb. 4.5.C). ! WAARSCHUWING ! CONTROLEER OF ER GEEN LEKKAGE VAN DE AFVALPRODUKTEN (GAS) IS TUSSEN DE AANSLUITING VAN DE AFVOERPIJP OP DE MACHINE OF IN DE AFVOERPIJP ZELF. INDIEN JA, IS HET NODIG OM DEZE LEKKAGES TE VERWIJDEREN.
Afb. 4.5.C Ontluchtigsleiding voor groep van strijkers Aantal afvoerpijpen 1 2 3 4 6 8.5 10.5 12 Buitendiameter duimen van de afvoerpijp 153 216 265 306 mm Tab. 4.5.C Minimale afmetingen van de uitlaatleiding Minimale stroom (m3/uur) 500 2 x 500
5 13.5 342
Minimale stroomsnelheid op plaats „A“ (afb. 4.5.C) (m/s) 8 Tab. 4.5.D Minimale stroomsnelheid
30
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
4.6. HET AANSLUITEN VAN STOOM VOOR DE STOOMVERWARMING De aansluiting van stoom mag gedaan worden alleen door een persoon met de juiste geldige vergunning, volgens het desbetreffende installatieproject van de wasserij. Het schema van de invoer van stoom en de afvoer van condens is aangegeven in afb.4.6.A. Druk van stoom: 0,8-1,0 MPa (8-10 bar) ! WAARSCHUWING ! DOOR HET OVERSCHRIJDEN VAN DE MAXIMUM DRUK LOOPT MEN EEN RISICO VAN ZWARE OF DODELIJKE VERWONDINGEN !
!
WAARSCHUWING !
VOOR ELK STOOMVENTIEL MOET EEN FILTER GEPLAATST WORDEN MET EEN DOORLATENDHEID TOT 300 MICROMETER. EVENTUELE ONREINHEDEN DIE GROTER DAN 300 MICROMETER ZIJN, KUNNEN HET STOOMVENTIEL BESCHADIGEN EN ZIJN LEKKAGE VEROORZAKEN.
1. Machine 2. Invoer van stoom G3/4" 3. Filter G3/4" (een deel van de aflevering) 4. Manueel stoomventiel 5. Afwateringsventiel 6. Terugslagventiel 7. Condensatiebak met afvoer 8. Afvoer van condens 9. Manometer Afb. 4.6.A Componenten van stoomleiding Druk Temperatuur
bar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 119 133 143 151 158 164 169 174 179 184 °C Tab. 4.6.A Tabel van temperaturen in afhankelijkheid van de stoomdruk Om de invoer van stoom voor de maximum stoomdruk van 10 bar aan te sluiten, heeft men nodig: – stoomventiel met een manuële sluiting 2 stuks – afwateringsventiel 1 stuk – condensatiebak 1 stuk – omloopventiel 1 stuk – terugslagventiel (klepje) 1 stuk De maten en types van stoomaccessoires worden door de projectbewerker van de wasserij voorgeschreven. De aansluting van stoom dient men te installeren volgens het schema, op de achterkant van de machine: op de diameter G3/4" voor de invoer van stoom en op de diameter G3/4" voor de afvoer van condens.
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
31
1. Stoomkast 2. Filter 3. Elektromagnetisch ventiel 4. Invoerslang voor stoom
Afb. 4.6.B Installatieschema van stoomleiding 1. Stoomkast 2. Afvoerslang voor condens
Afb. 4.6.C Schema van het aansluiten van de afvoer van condens
32
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
4.7. HET AANSLUITEN VAN GAS VOOR DE GASVERWARMING ! WAARSCHUWING ! HET IS VERPLICHT DAT DE GASAANSLUITING EN LATERE REPARATIES ERVAN DOOR EEN BEVOEGDE FIRMA GEDAAN WORDEN. ALLE GEBRUIKTE INSTALLATIEMATERIALEN (REDUCEERVENTIEL, HANDVENTIEL, ETC.) EN DE GASAANSLUITING ZELF MOETEN VOLDOEN AAN ALLE NORMEN DIE GELDIG ZIJN IN HET LAND WAAR DE MACHINE GEBRUIKT WORDT.
De machines zijn bestemd om de gassoort te gebruiken, die op het typeplaatje van de machine aangegeven is (zie hoofdstuk „3.4. Machine met de mangelrol van 35 cm „,„3.5. Machine met de mangelrol van 50 cm“ en “ „3.6. Strijkmachine met beiderzijdse uitgang“) Gebruik nooit andere gassoorten. Voor de bepaalde machinetype en de bepaalde gassoort moet ook de juiste injector gebruikt worden. Let op, in algemeen is het niet toegestaan om de machines met gasverwarming te installeren in kelders en werkruimtes die van onvoldoende ventilatie zijn voorzien. In zulke gevallen is het nodig om de installatie te bespreken met de firma die gas levert. De machine moet geinstalleerd worden volgens de normen die in het desbetreffende land geldig zijn. Om de veiligheid van de gasinstallaties te verhogen, is het zeer belangrijk om vlak bij de machine een gasdetector te monteren. Het is verplicht dat binnen de werkruimte moet een poeder brandblusapparaat van minimaal 12 kg geplaatst worden, dat gemakkelijk toegankelijk en goed zichtbaar is. De firma, die de installatie doet, moet de machine op gas aansluiten volgens het project van de wasserij. De aansluiting voor gas bevind zich op de achterkant van het linker zijpaneel van de machine. De afmetingen van deze aansluiting zijn aangegeven in hoofdstuk „3.4. Machine met de mangelrol van 35 cm“, „3.5. Machine met de mangelrol van 50 cm“ en „3.6. Strijkmachine met beiderzijdse uitgang“) ! WAARSCHUWING ! VERANDER ZELF NOOIT DE INGESTELDE GASDRUK, DE INJECTORTYPE, DE AFSTAND TUSSEN DE INJECTOR EN DE MENGBUIS OF DE GASSOORT. DIT KAN NAMELIJK GROTE SCHADEN VEROORZAKEN. IN ZULKE GEVALLEN WEIGERT DE FABRIKANT ALLE VERANTWOORDELIJKHEID.
Om de juiste druk bij elke machine te bezorgen, installeert u het buitenreduktieventiel dat de druk in de leiding op bedrijfsdruk instelt. Dit ventiel wordt niet samen met de machine geleverd. Een hand-sluitend gasventiel zal gemonteerd worden op een gemakkelijk toegankelijke plaats op zo een afstand, dat de lengte van de gaspijp vanaf het ventiel tot de aansluiting minder dan 2 m is. Tussen het reduceerventiel en het handventiel dient men een manometer te monteren, om de druk te kunnen controleren. De gaspijp tussen het reduceerventiel en de machine moet stevig zijn, met de voldoende doorstroming van gas die voor elke machine nodig is. Alle verbindingen moeten altijd voorzien worden van ondoorlatende dichting van een materiaal dat tegen de gebruikte gassen bestand is. ! WAARSCHUWING ! OM ZEKER TE ZIJN DAT DE AFVOER VAN GASSEN NAAR BUITEN LOOPT, IS HET NODIG OM DE DRAAIRICHTING VAN DE VENTILATOR TE CONTROLEREN. ZET DE MACHINE NOOIT AAN, INDIEN HET GELEVERDE GAS OF GEBRUIKTE DRUK NIET OVEREENKOMSTIG IS MET DE TECHNISCHE GEGEVENS VERMELD OP HET TYPEPLAATJE VAN DE MACHINE. DE GASDICHTHEID VAN ALLE VERBINDINGEN MOET REGELMATIG GECONTROLEERD WORDEN.
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
33
De gegevens zijn vermeld in bijlage: code 525185 Tab.4.7.A Aanwijzingen - Strijkrollen - Gas - Sproeiers
34
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
De gegevens zijn vermeld in bijlage: code 525185 Tab.4.7.B Aanwijzingen - Strijkrollen - Gas - Sproeiers
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
35
4.8. HET OVERGAAN OP EEN ANDER GAS ! WAARSCHUWING ! HET IS VERPLICHT DAT DE GASAANSLUITING EN LATERE REPARATIES ERVAN DOOR EEN BEVOEGDE FIRMA GEDAAN WORDEN. ALLE GEBRUIKTE INSTALLATIEMATERIALEN (REDUCEERVENTIEL, HANDVENTIEL, ETC.) EN DE GASAANSLUITING ZELF MOETEN VOLDOEN AAN ALLE NORMEN DIE GELDIG ZIJN IN HET LAND WAAR DE MACHINE GEBRUIKT WORDT. HET IS VERBODEN OVER TE GAAN OP HET GAS DIE NIET TOT DE CATEGORIE BEHOORT DIE OP HET GASPLAATJE VAN DE MACHINE AANGEGEVEN IS. ALLE ANDERE CATEGORIËN, TYPEN, GASDRUKKEN OF DE COMBINATIES ERVAN DIE IN KAPITTEL 4.7. NIET VERMELD ZIJN, (TAB.4.7A., TAB.4.7.B.) EN IN BIJLAGE 525185 NIET GESPECIFICEERD ZIJN, ZIJN NIET TOEGELATEN EN DE PRODUCENT WIJST IN ZULKE GEVALLEN ELKE VERANTWOORDELIJKHEID AF.
In geval van wijziging van het gastype en zijn werkingsdruk in het kader van een machinecategorie (tab.4.7.A.), dient de sproeier („d“) uitgewisseld te worden en de „primaire lucht“ („x“) juist ingesteld te worden. Schema dat deze parameters weergeeft, maakt een bestanddeel uit van tab.4.7.B. en bijlage 525185. Na de ombouw op een ander gastype in het kader van een machinecategorie dient het etiket „Ingesteld op“ vervangen te worden die zich boven de schroefverbinding van de gastoevoer bevindt (achteraan aan de benedenkant van het linkergestel).
4.9. HET VOORBEREIDEN VAN DE MACHINE OP WERKING Voor de machine in werking gesteld wordt, dient men te controlleren of alle installaties op de machine al uitgevoerd zijn (invoer van desbetreffende media, afvoer van gassen, plaatsing van de machine, voldoende ventilatie van de werkruimte, etc.), volgens deze voorschriften voor installatie en overeenkomstig met de normen die in het desbetreffende land geldig zijn. Voor de mangelmachine voor de eerste keer in werking gesteld wordt, dient men de beschermende verpakking van de mangelrol te verwijderen, de buitenkant van de rol te ontvetten en vervolgens goed afdrogen. Voor het ontvetten van de mangelrol wordt meestal technische benzine gebruikt. ! WAARSCHUWING ! TIJDENS HET WERKEN MET BRANDBARE MATERIALEN DIENT MEN GEEN OPEN VUUR TE GEBRUIKEN, NIET ROKEN OF ETEN, MAAR GOED VENTILEREN,.
U monteert de inleggoot met beschermdeksels, de afnamegoot en het voetpedaal. – Klap de invoerbak en de uitgangsbak neer en maak deze vast met de schroeven in de gaten van de zijpanelen. – Beschermende afdekplaten zijn op de zijpanelen van de machine gemonteerd. De strijkcylinder draait altijd in de juiste richting, waarvoor de frequentieomzetter zorgt. Voor versie met pedaal: U stelt de inschakeling van aandrijving van ingangtransporteur in. Voor versie met muntmachine: U stelt de tijd(en) voor munten en minimale tijd in. ! WAARSCHUWING ! TIJDENS HET AANZETTEN VAN DE GASVERWARMING VOOR DE EERSTE KEER IS HET AANBEVOLEN OM DE HELE CYCLUS TE VOLGEN MET DE DEUR VAN HET ZIJPANEEL OPEN. DAARDOOR KRIJGT MEN ZEKERHEID DAT ALLE BEDIENINGS- EN REGULATIE-ELEMENTEN VAN DE GASREGULATIE CORRECT FUNCTIONEREN.
36
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
5. ONDERHOUD EN BIJSTELLEN 5.1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR ONDERHOUD ! WAARSCHUWING ! HET ONDERHOUD VAN DE MACHINE MAG GEDAAN WORDEN ALLEEN DOOR EEN GOED OPGELEID PERSOON.VOOR ELKE HANDELING MET DE MECHANISMEN VAN DE MACHINE DIENT MEN TE CONTROLLEREN OF: ! WAARSCHUWING ! U MOET DE ONDERSTAANDE INSTRUCTIES VOLGEN DIE IN KAPITTEL 5. - ONDERHOUD EN INSTELLING AANGEVOERD ZIJN. 1. de hoofdschakelaar van de machine uit is, 2. de hoofdschakelaar (circuitonderbreker) van het elektrische schakelbord van de wasserij uit is en tegerlijkertijd mechanisch geblokeerd, 3. geen onderdeel door zijn traagheidskracht in beweging blijft, 4. de hele machine afgekoeld is, 5. een bord "MACHINE IN REPARATIE !" op de machine (of eventueel ook op het elektrische schakelbord) hangt en alle mensen over deze situatie geinformeerd zijn
VOOR DE VERSIE MET STOOM-/GASVERWARMING – of het handventiel op de invoer van stoom/gas gesloten en geblokeerd is. Door het volgen van de vermelde instructies wordt de goede werking van de machine bereikt, het risico van defecten verminderd en de levensduur van de mangelmachine verlengd. ! WAARSCHUWING ! HET IS NIET TOEGESTAAN DAT DE GEBRUIKERS ZELF HANDELINGEN DOEN, DIE NIET IN DE VOORSCHRIFTEN VOOR ONDERHOUD STAAN. DAARVOOR IS ALLEEN DE TECHNISCHE ONDERHOUDSDIENST BEVOEGD. ! WAARSCHUVING ! TENMINSTE TWEE KEER PER JAAR MOET U DE WASMACHINE VOLLEDIG REINIGEN VAN HET OPGEHOOPTE TEXTIELSTOF EN VERONTREINIGINGEN.
REINIGING VAN DE MACHINE 1. reiniging van de elektrische componenten (contacten) die in het toestellenpaneel geplaatst zijn, reiniging van de frequntietransformator 2. reiniging van alle luchtopeningen 3. reiniging van de binnenruimte van de machine – nodig is demontage van het achterdeksel, van de boven- en benedengoot, opklappen van het bovendeksel, reiniging van het filter 4. reiniging van het ventilatorwiel – nodig is demontage van de ventilatormotor 5. bij de machines met gasverwarming moet u de goot van de brander reinigen
5.2. MANGELROL Om een hoge kwaliteit van het strijken te bereiken moet de cilinder schoon en glanzend zijn. Hieraan draagt het regelmatige insmeren van de strijkijzercilinder met paraffine (een keer per maand) bij. Zie het hoofdstuk „5.2. Cilinder“. Verwijder zodra de kwaliteit van het strijken daalt, aanslag van wasmiddelen, stijfsel en klevende zouten van de strijkijzercilinder. 1. Stop de machine en schakel het elektriciteitsnet uit, i.e. zet de hoofdschakelaar in de positie "UIT". ! WAARSCHUWING ! ZORG ERVOOR DAT GEEN ANDERE PERSONEN DE MACHINE TIJDENS HET SCHOONMAKEN AANZETTEN.
2. Na opheffing van de achterste bovendeksels (afb. 5.4.A – pos. 4.1) demonteert u de achterdeksels (afb. 5.4.A – pos.4) en opent het filterdeksel (afb. 5.4.A – pos. 4.2). 3. U heft spancylinder van strijkbanden op in de technologische bovenpositie (afb. 5.4.A – pos. 5). 4. Dek de banden met een oude lap om deze tegen vervuiling te beschermen (afb. 5.4.C). 5. Verwijder de achterstang voor het leiden van de banden. Daarna kan het schoonmaken zelf beginnen. Om de lagen van wasmiddelen en kalk te verwijderen, is het in algemeen aanbevolen om alleen een zeer fijn schuurpapier (grofheid nr. 300) te gebruiken. Het schuren met het schuurpapier mag alleen in de richting van de invoer van het wasgoed. ! WAARSCHUWING ! TIJDENS HET SCHOONMAKEN DIENT MEN DE ROL HANDMATIG MET BEHULP VAN EEN SLINGER TE DRAAIEN. VERGEET NOOIT NA DE BEËINDIGING DE SLINGER VAN DE HANDAANDRIJVING VAN DE CILINDER IETS UIT TE SCHUIVEN EN IN DE BEGINSTAND TERUG TE SCHUIVEN !
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
37
Om de aanslag te verwijderen, is het ook mogelijk een verdund zuur (b.v. oxaalzuur) of warm azijnzuur te gebruiken. ! WAARSCHUWING ! OM DE CHEMISCHE CORROSIE TE VOORKOMEN, VERGEET NIET ALLE OPPERVLAKKEN, DIE MET DE VERDUND ZUUROPLOSSING GEREINIGD ZIJN, MET WATER AF TE SPOELEN. GEBRUIK PERSONLIJKE VEILIGHEIDSMIDDELEN (B.V. HANDSCHOENEN, BRIL, ETC.) TIJDENS HET WERKEN MET ZUREN.
5.3. AFPLAKBAND CONTROLE VAN AFPLAKBANDEN AFB. 5.3.A + AFB. 5.4.A Controleer regelmatig 1 x per twee weken de toestand van de afplakbanden (afb. 5.3.A – pos. 2) die zich van voren in de machine onder de transportbanden bevinden. Als de afplakbanden door aanzetsel (wasmiddelen, paraffine, was, stof e.d.) verontreinigd zijn, moet het aanzetsel verwijderd worden. Bij strijkrollen met beiderzijdse uitgang moet het hele afplakband uit de arbeidspositie A in de onderhoudspositie B (afb. 5.3.A) verzet worden, zodat het visueel gecontroleerd, evt. zonder demontage onderhouden kan worden. 1.Schakel de machine met de hoofdschakelaar uit, wacht tot de machine afkoelt. 2.Maak de schroef van de drager van de afplakbanden (1) op beide staanders los. 3.Demonteer de arrêteerschroef (3) op beide staanders. 4.Maak de benedenschroef M6 van de drager van de afplakbanden (7) op beide staanders los. 5.Demonteer de bovenschroef M6 van de drager van de afplakbanden (7) op beide staanders. 6.Draai de drager van de het afplakband (7) in de bovenpositie om en hef het hele afplakband omhoog terwijl de drager (7) m.b.v. één schroef M6 in de bovenonderhoudspositie gehouden wordt. (Geldig voor beide staanders). Gebruik geen scherpe voorwerpen voor het reinigen. Controleer de aanvoerdruk van de strijkrol. Als hij te laag is, kan tussen het lemmet van het afplakband en de oppervlakte van de strijkrol plaatselijke speling ontstaan en het linnen kan vervolgens blijven plakken. Als de druk te hoog is, wordt het lemmet van het afplakband snel versleten. In het algemeen geldt dat de aanvoerdruk zo laag mogelijk zal zijn zonder plaatselijke spelingen tussen het lemmet en de oppervlakte van de strijkrol. De aanvoerdruk wordt ingesteld door de wijziging van de positie van de arrêteerschroef (3) (gelijk op beide staanders). Als het afplakband te versleten is, wissel het uit. UITWISSELING VAN HET AFPLAKBAND AFB. 5.3.A + AFB. 5.4.A 1. Schakel de machine met de hoofdschakelaar uit, wacht tot de machine afkoelt. 2. Maak de schroef van de drager van de afplakbanden (1) op beide staanders los. 3. Demonteer de arrêteerschroef (3) op beide staanders. 4. Neem het hele afplakband uit de machine. (Bij strijkrollen met beiderzijdse uitgang en met een plooimachine moet eerst de bovenbuis met roestvrije aanvoerplaten gedemonteerd worden (afb. 5.14.A) die een bestanddeel van het schuine uitgangstransportband is. 5. Monteer het herstelde, resp. nieuwe afplakband in de machine in de omgekeerde volgorde.
5.4. STRIJKBANDEN SPANNING VAN STRIJKBANDEN (AFB. 5.4.B) Strijkbanden worden automatisch d.m.v. trekveren gravitationeel gespannen (pos. 1) (één veer op elke kant bij strijkmachines 35, 50, twee veren op elke kant bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang. Bij het systeem van spanning van strijkbanden controleert u 1x per maand tijdens het bedrijf hoe de springveren voorgespannen zijn (pos.1). De voorspanning is gegeven door steek A=140-5 mm en wordt ingesteld door de verandering van positie van het benedenoog van springveer (pos.2).
HET VERVANGEN VAN DE MANGELBANDEN (AFB. 5.4.C) Individuële mangelbanden dient men te vervangen alleen als zij beschadigd (c.q. gescheurd) zijn. Anders is het aanbevolen om alle banden tegerlijkertijd te vervangen. Indien de mangelbanden door wasmiddelen en stof vervuild zijn, is het aanbevolen om de banden met normale wasmiddelen te wassen. Daardoor wordt de levensduur van de mangelbanden verlengd en de kwaliteit van het mangelen verhoogd. De levensduur van de banden is twee jaar, indien de machine 40 uur per week gebruikt wordt en alle instructies vermeld in deze handleiding gevolgd worden. 1. Zet de machine uit met behulp van de hoofdschakelaar, beveilig haar tegen het aanzetten en wacht tot de machine afgekoeld is. 2. U demonteert het achterdeksel (zie. kapittel „5.2. Reiniging van de cylinder“). 3. Zet de slinger in de transmissiebak en draai de mangelband (2) op, op zo een manier dat de gespen die beide einden van de band verbinden toegankelijk zijn. 4. U heft de spancylinder van strijkbanden in de technologische bovenpositie (afb. 5.4.A – pos.5). 5. Draai met de slinger net zo lang tot de hele nieuwe band om de rollen gewikkeld is. 6. Verwijder de oude mangelband en verbind beide einden van de nieuwe band met behulp van de gespen. 7. Herhaal deze procedure vanaf punt 2 voor alle mangelbanden. 8. Monteer de achterplaat (4) terug. !
WAARSCHUWING !
NA DE BEËINDIGING MOET U ALTIJD CONROLEREN OF DE MANUELE ZWENGEL BUITEN GREEP IS. 38
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
STRIJKMACHINE 1. Schroef van de drager MET BEIDERZIJDSE van afwekers UITGANG 2. Afweker 3. Vastzettingsschroef 7. Drager van het afplakband
Afb. 5.3.A Complete afweker STRIJKMACHINE 35, 50
4. Achterdeksel 4.1. Achterste bovendeksel 4.2. Filterdeksel
5. Spancylinder 6. Voorste bovendeksel
Afb. 5.4.A Kijk door de machine I – rechterkant
8. Trekveer 9. Insteloog
Afb. 5.4.B Systeem van spanning van strijkbanden
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
39
1. Nieuwe mangelband 2. Oude mangelband 3. Spanningsrol voor de mangelbanden
Afb. 5.4.C Uitwisseling en vastmaken van banden
5.5. TRANSPORTBANDEN / INGANGSTAFEL INSTELLING VAN TRANSPORTBANDEN (AFB. 5.5.B) – Transportbanden (pos. 1) moeten gespannen zijn met minimale mogelijke voorspanning die het niet veroorzaakt dat ze tijdens het inleggen van wasgoed blijven staan – Transportbanden worden voorgespannen door de beweging van cylinder van ingangstafel (pos. 3) die door de beweging van de spanschroef veroorzaakt wordt (pos. 2) – Afmeting „A“ wordt in het produktiebedrijf ingesteld, is verschillend voor de afzonderlijke machineversies en hoeft niet meer ingesteld te worden – Voordat u de ingangsbanden spant, hoeft u de lagerschroeven los te maken (pos. 4), verder de schroef van het banddeksel bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang (pos. 5), de bevestigingsschroeven van de ingangsgoot bij strijkmachines 35, 50 en bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang. – U spant de banden met behulp van spanschroef (pos. 2) – Bij de strijkmachines 35, 50 wordt de ingangsgoot zo geplaatst dat de distantie tussen de kant van de ingangsgoot en de banden op cylinder (pos.3) in de laagste positie 3 – 5 mm is – U maakt alle schroeven weer vast
INSTELLING VAN SCHAKELAAR VAN TRANSPORTBANDEN (AFB. 5.5.B) Hij wordt samen met het pedaal en het systeem van elektromagnetische koppeling van cylinder van ingangstafel als bijzonder toebehoren geleverd. – U stelt het moment van nodige inschakeling van de mikrosschakelaar (pos.6) door het voetpedaal (pos.7) en daardoor het stoppen van beweging van ingangsbanden (pos.1) zo in dat u de aanslagschroef (pos.8) vastmaakt
BEVEILIGINGSLATJE Het beveiligingslatje dient tot stoppen van de machine in geval van onjuist ingelegd wasgoed, ev. als de hand toevallig in de opening tussen het latje en de tafel geraakt. Teruggang wordt d.m.v. drukknop op het bedieningspaneel gestart.
Afb.5.5.A Beveiligingslatje 40
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
4
3
4
3
2 A
1
A
1 10
11 2
4
5
STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG
10
4
9 11
9
STRIJKMACHINE 35, 50
508998
7
7
8
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
1. Transportbanden 2. Spanschroef 3. Cylinder van ingangstafel 4. Lagerschroef van ingangscylinder 6 5. Schroef van houder van banddeksel 6. Mikroschakelaar 7. Voetpedaal 8. Aanslagschroef 9. Springveer van drukcylinder 10. Linten 11. Nomexopwinding Afb.5.5.B Kijk door de machine II – rechterkant VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
41
5.6. OMGEWIKKELDE BAND VAN DE DRUKROL ! WAARSCHUWING DE OMGEWIKKELDE BAND ZAKT DOOR DE WERKING VAN DE MACHINE, EN DAARDOOR IS HET NODIG OM NA ELKE 100 UUR WERKING DEZE BAND TE CONTROLEEREN EN EVENTUEEL VASTZETTEN.
HET VERVANGEN VAN DE OMGEWIKKELDE BAND VAN DE DRUKROL 1. Zet de machine uit met behulp van de hoofdschakelaar, beveilig haar tegen het aanzetten en wacht tot de machine afgekoeld is. 2. U demonteert het voorste bovendeksel (afb. 5.4.A – pos. 6), maakt los resp. demonteert drukspringveren (afb. 5.5.B – pos. 9). 3. Maak de lintjes (afb. 5.5.B – pos. 10).los of knip ze door. 4. Verwijder de schroef met de sluitring, waardoor de omgewikkelde band (afb. 5.5.B – pos. 11).tot de drukrol op beide einden bevestigd is. 5. Wikkel de omgewikkelde band af. 6. Schroef de nieuwe band op een eind van de drukrol vast. ! WAARSCHUWING ! DE GELE KANT VAN DE OMGEWIKKELDE BAND (NOMEX) MOET NA HET INSTALLEREN MET DE MANGELROL IN AANRAKING KOMEN.
7. Wikkel de band om de drukrol, tegerlijkertijd span de band en druk de omgewikkelde winding met een grote kracht na je toe. 8. Schroef de omgewikkelde band op het eind van de drukrol en knip het overblijvende deel van de band af. 9. Bind de lintjes (9) weer vast (afb.5.5.B – pos.10). 10. U spant de springveren van het drukcylinder (afb. 5.5.B – pos.9), zodat de spankracht op beide einden van het drukcylinder dezelfde is. 11. U monteert het voorste bovendeksel terug.
5.7. LINTJES De lintjes dienen voor het losmaken van het wasgoed van de drukrol. Ontbrekend lint moet worden vervangen. Controleer de linten regelmatig een keer per week. 1. Zet de machine uit met behulp van de hoofdschakelaar, beveilig haar tegen het aanzetten en wacht tot de machine afgekoeld is. 2. U demonteert het voorste bovendeksel (afb. 5.4.B – pos. 6). 3. U bindt nieuwe linten (afb. 5.5.B – pos. 10). 4. U monteert het voorste bovendeksel terug.
5.8. LAGERS SMEREN (AFB. 5.11.A) Alle zo gemarkeerde lagers „ “ moet u 1 x per zes maanden smeren. Voor het smeren is er smeerolie geadviseerd voor hoge temperaturen, met lithiuminhoud en druppelpunt min.190°C. De producent adviseert olie UNIREX S2 (NLGI 2 KE 2S-50), fa. ESSO. Andere, niet gemarkeerde lagers zijn onderhoudsvrij.
5.9. RIEMAANDRIJVING SPANNEN VAN RIEMEN (AFB. 5.11.A) De riemen van de cilinderaandrijving (pos.1, resp. pos. 1.2) en de riemen van de aandrijving van de ingangsbanden (pos.4) in de rechterstaander van de machine moeten licht gespannen zijn. Tot het spannen dient de verschuifbare spankatrol (pos.2) die door een spanschroef (pos.3) voorgespannen wordt. Na de losmaking van de schroeven van de verschuifbare katrol (pos.2) span de riem (pos. 1, resp. pos. 1.2) in de richting F1. Tegelijk met het spannen van de ketting (pos.1, resp. pos. 1.2) wordt ook de aandrijfketting van de toevoerbanden (pos. 4) gespannen in de richting F2 door de duwschroef (pos. 12.1). Nadat beide riemen (pos.1, resp. pos. 1.2 en pos.4) voldoende gespannen zijn, maak de schroeven van de spankatrol vast (pos.2). SPANNEN VAN DE HOOFDRIEM NADAT DE BANDEN VAN DE SCHUINE UITGANGSTRANPORTEUR GESPANNEN ZIJN (GELDIG VOOR STRIJKROLLEN MET BEIDERZIJDSE UITGANG EN MET EEN PLOOIMACHINE), (AFB. 5.11.A). Nadat de banden van de schuine uitgangstransporteur gespannen zijn (pos.13) (richting Fa) (zie kap. 5.14), verandert de positie van het riemwiel van de schuine transporteur en wordt de hoofdriem losgemaakt 42
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
(pos.1, resp. pos. 1.2). Deze losmaking moet door een secundaire spanning van de riem gecompenseerd worden d.m.v. de katrol (poz.11) die in de richting F3 door de duwschroef (pos. 12.2) gespannen wordt. Het is nodig dat het riemdeel tussen de katrollen (pos.13 en pos.11) ongeveer horizontaal is, nadat de hoofdriem volledig gespannen is (pos.1, resp. pos. 1.2). Als het enkele spannen van de katrol niet volstaat (pos.11), moet de volledige instelling d.m.v. de spankatrol (pos.2) doorgevoerd worden, nadat de katrol in de juiste positie geplaatst is (pos.11). Opm. De positie van de katrol (pos.11) bij de strijkrollen met beiderzijdse uitgang en zonder een plooimachine verandert niet. Smeer de riemen en tanden van de riemwielen ongeveer 1x per week. (De producent beveelt hogedruksmeermiddelen met inhoud van molybdeen aan).
5.10. OVERBRENGING VAN MANUELE AANDRIJVING SPANNING (AFB. 5.11.A) Riem van manuele aandrijving (pos.5) wordt gespannen door schuifkatrol die bestanddeel is van het systeem van manuele zwengel (pos.6). Riem wordt gespannen met minimale kracht die het verzekert dat de beweging van hoofdmotor (pos.7) naar de riemschijf van de zwengel wordt overgebracht.
5.11. OVERBRENGINGEN (AFB. 5.11.A) De motoroverbrengingen moeten niet onderhouden worden.
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
43
STRIJKMACHINE MET BEIDERZIJDSE UITGANG
STRIJKMACHINE 35, 50
Afb. 5.11.A Kijk door de machine III – rechterkant 1.Hoofdriem (08 B1) van cylinderaandrijving 9.Motor met overbrenging – aandrijving van 1.2 Hoofdriem voor versie „E“ plooibalanceermachine 2.Schuifkatrol (alleen bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang) 3.Spanschroef 10. Induktieopnemer van toeren 4.Riem van aandrijving van ingangsbanden (06 B1) 11. Spankatrol 5.Riem van manuele aandrijving 12. Console van duwschroeven 6.Manuele noodzwengel 12.1. Duwschroef van katrol 2 7.Hoofdmotor met overbrenging 12.2. Duwschroef van katrol 11 8.Motor met overbrenging – aandrijving van 13. Uitgangstransporteur reversatietafel (alleen bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang)
44
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
5.12. FILTERS !
WAARSCHUWING !
VOOR DE REINIGING VAN FILTERS MOET U DE MACHINE MET HOOFDSCHAKELAAR UITSCHAKELEN EN WACHTEN TOT DE MACHINE AFKOELT.
HET SCHOONMAKEN VAN DE AFZUIGFILTERS Controleer regelmatig (1x per dag voor het starten van de machine) de vervuiling van de afzuigfilters door textielstof. Het stof moet van de filter verwijderd worden, anders wordt de effectiviteit van wegzuigen verminderd. De filterzeef is toegankelijk vanaf de zij- of achterkant van de machine na het omklappen van het filterdeksel(s) (afb. 4.7.B – pos. 4.2 en bijlage 525185 ). Na het omklappen van het deksel wordt de filterzeef uitgenomen. Na reiniging wordt hij teruggeschoven tot hij helemaal vast zit. Dan wordt het filterdeksel gesloten. ! WAARSCHUWING ! ALS U HET FILTERDEKSEL NIET KUNT OPENEN, IS DE FILTERZEEF WAARSCHIJNLIJK NIET IN DE RANDPOSITIE. IN DEZE TOESTAND MAG DE MACHINE NIET IN BEDRIJF GENOMEN WORDEN, WANT DE EFFECTIVITIET VAN WEGZUIGEN ZOU IN DIT GEVAL HEEL KLEIN ZIJN.
HET SCHOONMAKEN VAN HET FILTER VAN DE PRIMAIRE LUCHT VOOR DE BRANDER VAN DE GASVERWARMING Controleer regelmatig (1x per week) de vervuiling van het filter door textielstof. Het is nodig deze stof van het filter te verwijderen, anders wordt de capaciteit van verbranding verminderd. Het filter (zie tab. 4.7.B.,pos.4, bijlage 525185) is geplaatst op de gaspijp in het linker zijpaneel. Maak de clip (6) los, til de afdekplaat (5) op en verwijder het filter. Maak het zeefje van het filter schoon en monteer alles weer terug. Indien het filter te veel vervuild is, verwijder het oude en monteer een nieuw filter. ! WAARSCHUWING ! VERANDER ZELF NOOIT DE INJECTORTYPE EN DE AFSTAND TUSSEN DE INJECTOR EN DE MENGBUIS. DIT KAN NAMELIJK GROTE SCHADEN VEROORZAKEN. IN ZULKE GEVALLEN WEIGERT DE FABRIKANT ALLE VERANTWOORDELIJKHEID.
HET SCHOONMAKEN VAN HET STOOMFILTER Met de machines met de stoomverwarming is het nodig om het zeefje van het stoomfilter een keer per 1-3 maanden schoon te maken, afhankelijk van zijn vervuiling. De periode van het schoonmaken van het filter is afhankelijk van het aantal vaste deeltjes in stoom.
1. 2. 3. 4.
Lichaam van het filter Zeefje van het filter Dichtingsmateriaal Afsluitdop
Afb. 5.12.A Zeefje van de stoomfilter ! WAARSCHUWING ! 1. SLUIT AF DE INVOER VAN STOOM NAAR DE MACHINE EN WACHT TOT HET FILTER AFGEKOELD IS !
2. Verwijder de afsluitdop van het filter (zie afb. 5.12.A - item 4) en haal het filterzeefje (2) er uit. 3. Spoel het vuil van het filterzeefje af onder de waterkraan. Het is ook mogelijk de geperste lucht er doorheen te blazen. 4. Zet het filterzeefje (2) terug in het filterlichaam (1) en schroef de afsluitdop (4) vast. Indien de machine met stoomverwarming niet langer dan 1 maand buiten werking was, dienen de componenten van de stoom-verwarmingsapparatuur - met uitzondering van de stoomfilter (zie boven) – niet onderhounden of gecontroleerd te worden. 513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
45
Anders dient er bij een nieuwe inbedrijfstelling de functie van de componenten van de stoomverwarmingsapparatuur gecontroleerd te worden (zie kapittel 4.6.).
5.13. INDUCTIEOPNEMER VAN TOEREN Afb. 5.11.A – pos. 10, alleen bij strijkmachine met beiderzijdse uitgang met plooimachine. Waarde A (distantie vanaf de voorkant van de opnemer tot de opnemerdiskette) = 2÷3mm.
5.14. UITGANGSSYSTEEM SPANNEN VAN DE BANDEN VAN DE UITGANGSTRANSPORTEUR (GELDIG VOOR STRIJKROLLEN MET BEIDERZIJDSE UITGANG EN MET PLOOIMACHINE, AFB. 5.14.A). De spankracht van de banden (pos. 1.1) van de schuine uitgangstransporteur (pos.1) kan gecontroleerd worden alleen als de machine uitgeschakeld is en de ingangsgoot omgeklapt is. De spankracht van de banden dient 1x per twee weken gecontroleerd te worden en er moeten tenminste twee banden in het eerste en tweede derdedeel van de machinebreedte nagekeken worden. De band is juist gespannen, als hij door de werking van de kracht van ongeveer 10N op de plaats Fb ongeveer 10 mm veert. Het spannen wordt zo uitgevoerd dat de cilinder licht opgeheven wordt (pos. 1.2) d.m.v. spanschroeven (pos. 1.3) nadat ankerschroeven (poz. 1.9) losgemaakt worden die zich aan de binnenzijden van de gestellen bevinden, bij machines met een inlegbreedte van 250 en 320 nog in het midden van de afvoerband d.m.v. spanschroef (pos. 1.4) na de losmaking van ankerschroef (pos. 1.8) van het middelste spanlager (pos. 1.5). Als de banden gespannen en gecontroleerd zijn, worden de ankerschroeven (pos. 1.9) en (pos. 1.8) weer dichtgedraaid.
OPTISCHE SENSOR (POS. 1.6) (GELDIG VOOR STRIJKROLLEN MET BEIDERZIJDSE UITGANG EN MET PLOOIMACHINE, AFB. 5.14.A). Het onderhoud van de optische sensor bestaat in het reinigen (verwijderen) van het stof en aanzetsel op de plaats van de lichtbron, (poz. A). Het moet tenminste 1x per twee weken of vaker gedaan worden, in afhankelijkheid van de werkcondities en het type van het gestreken linnen. Opm. Bij het strijken van donker, resp. zwart linnen kan het gebeuren dat het linnen niet juist geplooid wordt.
ANTISTATISCHE ELEKTRODE (POS. 1.7) (GELDIG VOOR STRIJKROLLEN MET BEIDERZIJDSE UITGANG EN MET PLOOIMACHINE, AFB.5.14.A). Het onderhoud van de antistatische elektrode bestaat alleen in het reinigen (verwijderen) van het stof en aanzetsel op de plaats van de spitsen (pos. B). Het moet tenminste 1x per twee weken of vaker gedaan worden, in afhankelijkheid van de werkcondities en het type van het gestreken linnen.
REVERSTRANSPORTEUR – PLOOITAFEL (POS. 4, 5, 6) (GELDT VOOR STRIJKROLLEN MET BEIDERZIJDSE UITGANG, AFB. 5.14.A). De banden van de plooitafel (pos.4) worden zo gespannen dat de lagers van de voorcilinder van de plooimachine gelijkmatig verschoven worden, nadat de schroeven (pos.6) losgemaakt zijn. D.m.v. de spanschroeven (pos.5) in beide staanders van de machine span de banden van de plooitafel (pos.4) en maak de schroeven vast (pos.6). Om de banden van de plooitafel (pos.4) te wisselen maak de schroeven (pos.6) los, maak de spanschroeven (pos.5) los en ontkopel de banden (pos.4) door het uitnemen van het verbindingsstuk van silicone uit de metaalkoppelingen. De banden worden door nieuwe vervangen en gekoppeld. Nadien worden de banden d.m.v. spanschroeven (pos.5) gelijkmatig op beide kanten van de machine gespannen, de schroeven (pos.6) worden vastgemaakt. BOVENMATIGE SPANNING VAN DE BANDEN VEROORZAAKT OVERBELASTING VAN DE AANDRIJVING VAN REVERSIBELE TAFEL. OOK BIJ DOORHANGING MOETEN DE BANDEN ALTIJD TUSSEN DE GELEIDINGEN LIGGEN DIE ZICH AAN DE CILINDERS VAN DE REVERSIBELE TRANSPORTBAND BEVINDEN.
STRIJKCILINDERS BENEDEN – BALANS (POS. 3) (GELDIG VOOR STRIJKROLLEN MET BEIDERZIJDSE UITGANG EN MET PLOOIMACHINE, AFB. 5.14.A). De strijkcilinders beneden worden door een motor met transmissie aangedreven (afb. 5.11.A – pos.9). Het hele kinetische systeem wordt door de producent ingesteld en dient niet regelmatig onderhouden te worden. Alleen als de eindmicroschakelaars uitgewisseld worden die door een nokkenschijf gestuurd worden, wordt verlangd dat ze op de plaat met microschakelaars precies in dezelfde positie zijn als voordien.
46
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
HET MIDDEN (VERSIE 250, 320)
VAN DE ZIJDE
STRIJKMACHINES MET BEIDERZIJDSE UITGANG
1. Schuine uitgangstransporteur 1.1. Banden van de uitgangstransporteur 1.2. Cilinder van de uitgangstransporteur 1.3. Spanschroef – op de kant 1.4. Spanschroef – in het midden (inlegbreedte van de machine 250, 320) 1.5. Middelst spanlager (inlegbreedte van de machine 250, 320) 1.6. Optische sensor 1.7. Antistatische elektrode 1.8. Ankerschroef van het middelste spanlager 1.9. Ankerschroeven – op de kant 2. Leilijst beneden 3. Strijcilinders – balans 4. Banden van de plooitafel 5. Spanschroef 6. Schroeven van de spancilinder van de plooitafel Afb. 5.14.A Kijk door de machine IV – rechterkant
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
47
5.15. ELEKTRO-INSTALLATIE EN ONDERHOUD Elke reparatie van de elektrische installaties kan gedaan worden alleen door een bevoegde persoon die de juiste en geldige vergunning heeft. Voor het opzoeken van een defect dient men de elektrodocumentatie te gebruiken, die een onderdeel van de documentatie van de machine is. Zorg altijd ervoor dat de elektrische installaties na het repareren in de oorspronkelijke toestand gebracht worden. Het is bijzonders belangrijk om alle aarddraden terug aan te sluiten, indien zij tijdens de reparatie losgekoppeld zijn geworden. Zorg ervoor dat zij goed volgens het functieschema gemerkt worden tijdens het vervangen van de elektrische apparaten. Na het beëindigen van de reparatie controleer alle veiligheidselementen en hun instelling (eindschakelaars, veiligheidsthermostaat, etc.). Controleer regelmatig de aarding van de machine. Door een slechte aarding kan statische ontlading ontstaan, waardoor een slechte functie van de machine en dus een slechte kwaliteit van het mangelen veroorzaakt kan worden. Controleer de toestand en bevestiging van de schroeven van de hoofdschakelaar, contacten en bij de versie met elektrische verwarming ook de zekeringen en verwarmingstoestellen. Controleer het na de installatie van de machine en dan na elke 1000 werkuren of na zes maanden.
5.16. ZEKERINGEN SOORTEN VAN ZEKERINGEN EN HUN WAARDEN MACHINETYPE E BENAMING
BESTEMD VOOR:
Machine met de rol (cm) Invoerbreedte (mm) 35 50 50 50 2000 1600 2000 2500 6A 6A 6A 6A 2A 2A 2A 2A
35 1400 6A 2A
35 1600 6A 2A
Verwarmingselementen - 220 V
32 A 32 A
40 A 50 A
50 A 63 A
63 A 50 A
63 A 63 A
50 A 40 A
63 A 50 A
FU4, FU5 FU6, FU9, FU11, FU12 FU7
Primair van de transformator
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
Frequentieconverter
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
Koppeling
1A
1A
1A
1A
1A
1A
1A
FU8
Verwarmingselementen - 380 V
-
-
-
-
-
50 A
63 A
Verwarmingselementen - 220 V
25 A
25 A
32 A
50 A
63 A
40 A
50 A
-
40 A
50 A
FU1 FU2
Ventilator - 3 fasen
FU3
Verwarmingselementen - 380 V
Bedieningscircuits
FU13, FU14
BENAMING
Tab. 5.16.A Machines met de elektrische verwarming
Verwarmingselementen - 230V
BESTEMD VOOR:
50 3200 6A 2A
MACHINETYPE S Machine met de rol (cm) Invoerbreedte (mm)
FU1 FU2 FU4, FU5 FU6, FU9, FU11, FU12 FU7
48
35 1400 6A 2A
35 1600 6A 2A
35 2000 6A 2A
50 1600 6A 2A
50 2000 6A 2A
50 2500 6A 2A
50 3200 6A 2A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
2,5 A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
1A 1A 1A 1A Koppeling Tab. 5.16.B Machines met de stoomverwarming
1A
1A
1A
Ventilator Bedieningscircuits Primair van de transformator Frequentieconverter
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
MACHINETYPE G BENAMING
Machine met de rol (cm)
BESTEMD VOOR:
Invoerbreedte (mm)
FU1 FU2 FU4, FU5 FU6, FU9, FU11, FU12 FU7 FU10
35 1400 6A 2A
35 1600 6A 2A
35 2000 6A 2A
50 1600 6A 2A
50 2000 6A 2A
50 2500 6A 2A
50 3200 6A 2A
4A
4A
4A
4A
4A
4A
4A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
10 A
1A 1A 1A 1A Koppeling Ontsteking van de 4A 4A 4A 4A automatische brander Tab. 5.16.C Machines met de gasverwarming
1A
1A
1A
4A
4A
4A
Ventilator Bedieningscircuits Primair van de transformator Frequentieconverter
5.17. VEILIGHEIDSTHERMOSTAAT In de linkerstander van de machine is er samen met de programmeerschakelaar (pos. 1) ook de veiligheidsthermostaat (afb. 5.17.A-pos.2) die door de producent op de maximale cylindertemperatuur van 210°C ingesteld is.
2
1
504489A
Afb. 5.17.A Bord met thermostaten
5.18. FREQUENTIEOMZETTER Parameters van transformator(s) worden door de producent van de machine ingesteld.
5.19. ONDERHOUD VAN DE GASINSTALLATIE CONTROLE VAN DE DICHTHEID VAN DE GASINSTALLATIE De test om de gaslekkage te ontdekken wordt gedaan als volg: 1. Besmeer alle aansluitingen op de gaspijpen met sopwater met veel zeep. 2. Zet de machine aan. Indien blaasjes uitkomen, betekent het dat het gas lekt. 3. Laat alle ontdekte lekkages repareren door een persoon met de juiste geldige vergunning. ! WAARSCHUWING ! TIJDENS HET AANZETTEN VAN DE GASVERWARMING VOOR DE EERSTE KEER IS HET AANBEVOLEN OM DE HELE CYCLUS TE VOLGEN MET DE DEUR VAN HET ZIJPANEEL OPEN. DAARDOOR KRIJGT MEN ZEKERHEID DAT ALLE BEDIENINGS- EN REGULATIE-ELEMENTEN VAN DE GASREGULATIE CORRECT FUNCTIONEREN.
5.20. ONDERDRUKSCHAKELAAR - GASVERWARMING CONTROLE (INSTELLING) VAN ONDERDRUKSCHAKELAARS BIJ MACHINES MET GASVERWARMING Indien de machine (na beschadiging of storing) van een nieuwe onderdrukschakelaar (één of twee) voorzien moet worden, dient hij volgens de gegevens in tab.5.20 ingesteld te worden. Indien de onderdrukschakelaars niet beschadigd of defect zijn, moeten ze op geen enkele manier ingesteld worden.
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
49
Tab.5.20. Aanwijzingen - Strijkrollen - Gas - Onderdrukschakelaar
50
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
5.21. VEILIGHEIDSSCHAKELAAR VAN DE WASSERIJ HET TESTEN VAN DE VEILIGHEIDSSCHAKELAAR Indien een voorgeschakelde veiligheidsschakelaar voor de leiders van de elektriciteitsaansluting van de machine gemonteerd is, is het noodzakelijk om zijn functie regelmatig te controleren. De veiligheidsschakelaar is een zeer gevoelig mechanisme dat tot de veiligheid van de machine in grote mate bijdraagt. ! WAARSCHUWING ! DE TEST VAN DE JUISTE FUNCTIE VAN DE VEILIGHEIDSSCHAKELAAR MOET MINIMAAL 1X PER 3 MAANDEN DOOR EEN GEKWALIFICEERDE PERSOON GEDAAN WORDEN. DE TEST WORDT ONDER SPANNING GEDAAN, DOOR HET INDRUKKEN VAN DE TESTTOETS OP DE VEILIGHEIDSSCHAKELAAR. DE VEILIGHEIDSSCHAKELAAR MOET DAARDOOR UITGESCHAKELD WORDEN !
5.22. AFZETTEN VAN DE STRIJKER In het geval dat u de strijker voor een langere tijd niet gaat gebruiken (langer dan 5 werkploegen) is het noodzakelijk de cilinder met paraffine in te smeren. Het aanbrengen van de was "CLEANCOAT" op de cilinder zolang hij nog heet (80°C) is, wordt aanbevolen door de producent. Gebruik een doekje alleen voor de reiniging (d.w.z. stof of "WAX CLOTH"), vouw het en smeer was in de vouwen. Steek daarna het doekje enkele keren in de strijker. !
WAARSCHUWING !
VERGEET NIET VÓÓR U DE STRIJKER OPNIEUW GAAT GEBRUIKEN DE CILINDER VAN PARAFFINE TE REINIGEN (STEEK EEN STUK SCHONE OUDERE STOF BESTEMD VOOR DE REINIGING ENKELE KEREN IN DE MACHINE).
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
51
6. PROBLEMEN EN DEFECTEN 6.1. VERWIJDERING VAN STORINGEN Probleem
Oorzaak / toestand
Na de inschakeling van de hoofdschakelaar begint de display niet te schijnen
De machine reageert niet op het drukken van de drukknoppen op het toetsenbord
Onvoldoend strijkresultaat
Het linnen wordt geel
De storing is in de voedingsleiding Een van de centraalstops is gedrukt (in dit geval zoemt de zoemer) De zekering in de verdeler of direct in het stuursyteem is onderbroken Geen drukknop functioneert De beveiligingslijst of de kruk voor het manuele draaien zijn gedrukt (de drukknop „Start“ functioneert niet) Indien het linnen nat uitkomt, controleer de temperatuur van de strijkrol. Indien de temperatuur juist is, kan het veroorzaakt worden door: hoge vochtigheid van het linnen dikte van het gestreken linnen te hoge strijksnelheid Het linnen was niet voldoende gespoeld
Oplossing van het probleem
U controleert de buitenvoeding í U deactiveert (door het eruit te trekken) beide centraalstops U wisselt de zekering en als hij weer onderbroken wordt, is de storing in de elektroinstallatie U stelt vast of de connector „S1“ van het toetsenbord juist aangesloten is U maakt de lijst en de kruk los en controleert of de mikroschakelaar van beveiligingslijst of van de kruk niet ingevallen is
het linnen is niet voldoende gezwierd; droog het linnen in dit geval vooraf in de droogkast op de juiste restvochtigheid (max. 50%) verminder de strijksnelheid tot de juiste kwaliteit bereikt wordt
Druppel fenolftaleїne op het linnen – indien het naar paars begint te verkleuren, is de pH-waarde van het linnen te hoog. Dit betekent dat wasmiddelen in het linnen aanwezig zijn – het linnen was niet voldoende gespoeld. Om de pH-waarde vast te stellen, kan ook het lakmoespapier gebruikt worden dat gemakkelijker dan fenolftaleїne te krijgen is. Volg hierbij de aanwijzingen die bij het lakmoespapier gevoegd zijn – de pH-waarde zou lager dan 8 moeten zijn.
6.2. DEFECTEN VAN DE MACHINE MET DE GASVERWARMING HET BESCHRIJVEN EN VERWIJDEREN VAN DEFECTEN VAN DE GASINSTALLATIE 1. Type met voeding van 50 Hz: als het u niet lukt de brander aan te steken, geeft het systeem een foutmelding – zie „Programmeermanuaal“, fout 8. 2. Type met voeding van 60 Hz: als het u niet lukt de brander aan te steken, geeft het systeem geen foutmelding. U moet eerst de oorzaak verwijderen – zie „Programmeermanuaal“, fout 8, en dan de aanstekingseenheid van de brander restarten. Dat kunt u zo doen dat u de machine uitschakelt en opnieuw inschakelt (met centraalstop of hoofdschakelaar), of de drukknop op de aanstekingseenheid twee keer drukt – daarvoor moet u het deksel van de linkerstander van de machine wegnemen (de aanstekingseenheid bevindt zich boven de nad elektriciteitsverdeler). 3. Als u gas ruikt, sluit u het manuele ventiel op de gastoevoer van de machine en schakelt de machine uit. – U BELT DE ONDERHOUDSDIENST (CONTROLEERT DE DICHTHEID VAN GASTOEVOER EN GASINSTALLATIE IN DE MACHINE, CONTROLEERT DE FUNCTIE VAN VENTILATOR EN DOORGANG VAN WEGZUIGLEIDING BUITEN DE MACHINE). Verdere problemen en hun verwijdering – zie „Programmeermanuaal“. 52
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
7. TEKENINGEN, LIJSTEN EN DIAGRAMMEN VOOR HET ONDERHOUD 7.1. VOOR DE VERSIE MET DE GASVERWARMING ! WAARSCHUWING ! HET VERVANGEN VAN DEZE ONDERDELEN IS EEN ZEER INGEWIKKELDE INGREEP IN DE MACHINE EN DAARDOOR MAG HET ALLEEN DOOR DE FABRIKANT OF EEN BEVOEGDE SERVICE FIRMA GEDAAN WORDEN. INDIEN DE INSTRUCTIES VERMELD IN DEZE HANDLEIDING NIET GEVOLGD WORDEN, WEIGERT DE FABRIKANT ALLE VERANTWOORDELIJKHEID EN DE GARANTIE KAN VERVALLEN.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Brander Mengbuis - instelling (tab.4.7.B) en bijlage 525185 Sproier – vervanging (tab.4.7.A, tab.4.7.B, bijlage 525185) Gasventiel Ontstekingsautomatiek Ontstekingselektrode Onderdrukschakelaar – (tab.5.20.) instelling in de fabriek Ventilator
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
53
7.2. LIJST VAN DE AANBEVOLEN ONDERDELEN Nadere informatie en bestelcodes vindt u in de catalogus van vervangstukken of bij uw leverancier. Voor het onderhoud: 372021160100 502348
54
Wasdoek 160 x 100 cm CLEANCOAT was - 8kgs
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
7.3. AANTEKENINGEN OVER CONTROLES EN SCHOONMAAKBEURTEN Reinig de luchtfilters, stoomfilters (S) en de filter van primaire lucht (G). Controleer de afplakbanden, de toestand van de transportbanden, linten, het opgerolde linnen en de spanning van de riemaandrijvingen. Smeer de lagers. DATUM
SCHOONMAAKBEURT
DATUM
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
SCHOONMAAK -BEURT
DATUM
CONTROLE
DATUM
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
CONTROLE
55
8. HET UITSCHAKELEN VAN DE MACHINE 8.1. HET UITSCHAKELEN VAN DE MACHINE 1. Indien de machine nog werder gebruikt wordt, dient men de mangelrol volgens het hoofdstuk „5.22. Het uitschakelen van de mangelrol“ te paraffineren. 2. Koppel de machine los van het elektriciteitsnet. 3. U schakelt de hoofdschakelaar uit die aan de achterkant van de machine geplaatst is. ! WAARSCHUWING ! 4. WACHT TOT DE MACHINE EN DE AANSLUITINGEN VAN ALLE MEDIA AFGEKOELD ZIJN !
5. Koppel alle aansluitingen van elektriciteit, stoom of gas los.
8.2. LIQUIDATIE VAN DE MACHINE ! WAARSCHUWING! GEDURENDE DE DEMONTAGE VAN DE WASMACHINE NEEMT U ALLE MAATREGELEN OM KWETSUREN DOOR GLAS EN SCHERPE KANTEN VAN METALEN DELEN TE VOORKOMEN.
8.2.1. MOGELIJKE LIQUIDATIE VAN DE MACHINE DOOR EEN VAKKUNDIGE FIRMA Gegevens in verband met de richtlijn WEEE (Waste Electrical and Electronic Equipment, geldt slechts voor de landen de leden van EU zijn): – Voor de machine die u gekocht had, werden natuurmaterialen gebruikt die voor recycling en verder gebruikt bestemd zijn. De machine kan materialen bevatten die gevaarlijk zijn voor de gezondheid en de natuur. – Indien u de machine verwijdert, zorg ervoor dat deze materialen niet in de natuur ontsnappen en wees milieusparend. Wij bevelen aan vakbedrijven in uw regio te contacteren die zich met afvalafvoer en recycling bezig houden. Deze bedrijven zorgen voor de recycling van de componenten. – Symbool „doorgestreepte vuilnisbak met wieltjes“ ( ) betekent dat u afval zult sorteren. – Indien u verdere informatie wenst over de mogelijke afvoer en verwijdering van afval die voor recycling bestemd is, neem contact op met het bevoegde gemeente- of stadskantoor in uw regio/land (hanteren met afval). – Voor meer informatie kunt u ons contacteren omtrent de gevolgen van de verwijdering van onze producten voor de natuur. – Denk aub daaraan dat richtlijn WEEE algemeen geldig is slechts voor huisapparaten. In sommige landen bestaat categorie “professionele apparaten”. In sommige landen bestaat deze categorie niet. Daarom moet de machine van dit symbool niet voorzien zijn ( ). Informatie voor handelaars: Vanwege de verschillende nationale voorschriften kan de producent niet alle maatregelen nemen om aan alle nationale voorschriften van elke lidstaat te voldoen. Wij nemen aan dat elke handelaar die onze producten naar een lidstaat importeert (en op de markt brengt), alle noodzakelijk maatregelen neemt om aan de bepalingen van de nationale voorschriften (zoals dit de richtlijn vereist) te voldoen.
8.2.2. MOGELIJKE LIQUIDATIE VAN DE MACHINE OP EIGENE KRACHTEN Sorteer de delen naar het materiaal: metaal, niet-metaal, glas, plastiek, enz. en geef ze aan een bevoegd vakbedrijf af dat ze verder kan bewerken. Het materiaal moet in de afzonderlijke afvalcategorieën gesorteerd worden. Deze afvalcategorieën kunt u vinden op www.euwas.org. Geef het gesorteerde materiaal aan een bevoegd vakbedrijf af dat het verder kan bewerken.
56
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
NOTITIES:
513233_I_UITGAVE_8.4.2010.DOC
VOORSCHRIFTEN VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
57
BELANGRIJK ! MACHINETYPE: BEDIENING: - OPL-VERSIE - VERSIE MET EEN MUNTAUTOMAAT
INSTALLATIEDATUM
INSTALLATIE VERRICHT DOOR: SERIENUMMER:
ELEKTRISCHE SPECIFICATIES: SPANNING ……....V.…......FASEN .........Hz OPMERKING: BIJ ELK KONTAKT MET UW DEALER BETREFFENDE VEILIGHEID VAN DE MACHINE OF RESERVEONDERDELEN, MOET DEZE PAGINA VOLLEDIG INGEVULD WORDEN. DE HANDLEIDING ZAL VOOR LATERE REFERENTIE BEWAARD WORDEN.
DEALER: