Richtlijnen voor de beveiliging van het vervoer van gevaarlijke goederen Uitgave van de Commissie Transport Gevaarlijke Goederen
Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart - CBRB Ondernemersorganisatie voor haven en industrie – Deltalinqs Ondernemersorganisatie voor logistiek en transport - EVO Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek - FENEX Koninklijke Nederlands Vervoer – KNV Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders - KVNR Nederlandse Organisatie voor de Energiebranche - NOVE Nederlands Verbond van de Groothandel - NVG Ondernemingsvereniging Regio Amsterdam - ORAM Railion Transport en Logistiek Nederland - TLN Vereniging van Fabrikanten van Industriële Gassen - VFIG Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie – VNCI Vereniging van de Nederlandse Petroleum Industrie - VNPI Vereniging Vloeibaar Gas - VVG Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten – VVVF
WAT IS DE CTGG? De CTGG behartigt de belangen van de bovengenoemde organisaties, verenigd in het Centraal Overleg Gevaarlijke Goederen, op het terrein van de ontvangst, verlading, vervoer en overslag van gevaarlijke goederen. Het accent ligt op de betrokkenheid bij de totstandkoming van regels en voorschriften die van invloed zijn op de logistieke behandeling van gevaarlijke goederen. Daarnaast richten activiteiten zich op de uitwisseling van informatie op dit gebied, onder andere in de vorm van voorlichtingsdagen. De CTGG laat zich bij haar werkzaamheden leiden door het streven naar evenwichtige voorschriften, die bij voorkeur internationaal tot stand komen op basis van de aanbevelingen van de Verenigde Naties. 1. INLEIDING Deze richtlijnen zijn bestemd voor het management van verladers / afzenders, transportbedrijven of andere logistieke dienstverleners die verantwoordelijk zijn voor beveiliging van transport en de daarmee gepaard gaande handelingen zoals opslag en verlading van gevaarlijke goederen (zowel grondstoffen als eindproducten). Deze richtlijnen pretenderen geen uitgebreid overzicht te zijn van alle beveiligingsaspecten van vervoer van gevaarlijke goederen, maar richten zich op hoofdpunten waarmee rekening gehouden moet worden bij het evalueren en invoeren van maatregelen met betrekking tot het beveiligingsbeleid. 2. REIKWIJDTE Deze richtlijnen richten zich op de belangrijkste beveiligingsaspecten rond het vervoer en de daarmee gepaard gaande handelingen zoals de opslag, het laden/lossen van gevaarlijke goederen en de maatregelen ter beheersing van risico’s. Dit document bevat: De beveiliging tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen; Beveiligingsaanbevelingen; De vertaling van hoofdstuk 1.10 van RID/ADR; Een beslissingsschema over de toepasbaarheid van hoofdstuk 1.10 3. BEVEILIGING VAN TRANSPORT VAN GEVAARLIJKE GOEDEREN Nagenoeg alle bedrijven die zich bezighouden met het transport van gevaarlijke goederen, per spoor en over de weg, moeten met ingang van 1 januari 2005 (overgangstermijn tot 1 juli 2005) de beveiligingsvoorschriften in hoofdstuk 1.10 naleven. Voor de binnenvaart gelden specifieke bepalingen, waarop in deze folder niet wordt ingegaan. Alle bedrijven die zich bezighouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen in hoeveelheden groter dan de vrijstellingsgrens, moeten maatregelen nemen ter beveiliging van hun activiteiten. Deze maatregelen omvatten in hoofdzaak:
het vastleggen van de verantwoordelijkheden van het personeel voor de beveiliging; het aanbieden ter vervoer uitsluitend aan bekende vervoerders; eisen te stellen aan de verlichting van, de beveiliging van en de toegang tot locaties legitimatie van betrokkenen en controles op de beveiliging; opleidingen ten behoeve van beveiligingsdoeleinden. Bedrijven die zich bezig houden met het vervoer van gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel (zie 1.10.5) moeten, ongeacht het vervoermiddel, een beveiligingsplan ontwikkelen (zie 1.10.3.2.). De onderstaande punten 3.1 t/m 3.8 dienen als steun voor bedrijven bij het invoeren van de verschillende aspecten die nodig zijn voor het beveiligingsplan voor het transport van gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel: 3.1. VERANTWOORDELIJKE PERSONEN Het bedrijf dient een beveiligingsspecialist (werknemer of externe specialist) in dienst te hebben met de benodigde kennis en vakbekwaamheid inzake beveiliging. Deze specialist dient het management advies te geven over maatregelen die de risico’s verminderen. Tevens dient deze specialist alle suggesties en informatie van werknemers over beveiliging aan het management te melden en is hij/zij verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie aan werknemers die in hun werk met gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel te maken hebben. 3.2. TRANSPORTGEGEVENS Het bedrijf dient alle gegevens met betrekking tot het transport van de verschillende soorten gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel te bewaren en deze op verzoek aan bevoegde instanties beschikbaar te stellen. 3.3. REVIEW VAN TRANSPORTACTIVITEITEN Bij het opstellen van het beveiligingsplan moeten alle huidige activiteiten op het gebied van opslag, behandeling en vervoer van gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel door het management te worden herzien. Periodiek moeten het
management en de beveiligingsspecialist samen een algemene review van de activiteiten vanuit beveiligingsoogpunt uitvoeren. De uitkomst van deze review dient ertoe om de benodigde maatregelen te nemen om incidenten te voorkomen en risico’s te reduceren. 3.4. OPLEIDING Iedere werknemer die werkzaamheden verricht met betrekking tot gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel moet opgeleid worden op het gebied van beveiligingsbewustzijn. Deze opleiding moet onderdeel uitmaken van de bestaande opleidingsprogramma’s. Als werknemers posities bekleden waardoor ze maken hebben met gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel, moeten ze door het management duidelijk op de hoogte gesteld worden van de beveiligingsmaatregelen. 3.5. HET MELDEN VAN INCIDENTEN Iedere werknemer die in zijn werk te maken heeft met gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel dient gevaren, overtredingen of incidenten die hij/zij met betrekking tot de beveiliging heeft waargenomen, te melden aan het management en/of de beveiligingsspecialist. Het management en/of de beveiligingsspecialist moeten daarop besluiten of zij de betrokken instanties hiervan op de hoogte moeten stellen. 3.6. INFORMATIEBESCHERMING Iedere werknemer die te maken heeft met gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel moet ervan op de hoogte zijn dat hij/zij geen informatie over de aard van de door zijn/haar werkgever en haar klanten te vervoeren en behandelen goederen mag geven aan derden. Dit is slechts toegestaan als dergelijke informatie volgens de regelgeving (bijv. gegevens in vervoers- en douanedocumenten) of op verzoek van bevoegde instanties verstrekt moet worden. Ook informatie over de van toepassing zijnde beveiligings-maatregelen en de inhoud van het beveiligingsplan moeten door werknemers vertrouwelijk behandeld worden. Voor de communicatie tussen de logistieke dienstverlener en de chauffeur moeten systemen gebruikt worden die beiden garantie bieden dat de ontvangen informatie uit een bekende en betrouwbare bron afkomstig is. De gebruikte methode moet voldoende zekerheid bieden dat de identiteit van de informatiebron nauwkeurig is vastgesteld.
BEVEILIGINGSAANBEVELINGEN Controlepunten voor binnenkomende transportmiddelen: Het gebruik van unieke ordernummers voor laden/lossen; Identificatie van het transportpersoneel d.m.v. een geldig identiteitsbewijs met foto; De verklaring van dienstbetrekking van het transportpersoneel (indien van toepassing); Identificatie van het transportmiddel d.m.v. voertuigdocumenten; De laad- of losdocumenten en eventuele passagiers zonder toestemming; Registratie van transportmiddel en -personeel, lading en bestemming op het terrein; Beveiligingsmaatregelen op het terrein; Beperkte en gereguleerde toegang van transportpersoneel en transportmiddelen in bedrijven en opslagplaatsen; Het melden van verdachte gebeurtenissen; Interne communicatiesystemen om contact op te nemen met de eigen beveiligingsdienst; Toereikende verlichting van laad- en losplaatsen; Gestandaardiseerde laad- en losprocedures; Volgprocedures voor de behandeling van inkomende en uitgaande goederen; Procedures voor het vaststellen van afwijkingen van gedocumenteerde hoeveelheden die geladen/gelost moeten worden (tekorten en restanten); Aparte opstelplaatsen voor privé auto’s en transportmiddelen; Periodieke inspectie van de binnen- en buitenzijde van gebouwen en het bedrijfsterrein: Systeem voor identificatie van al het personeel en bezoekers op het terrein; Verplichte routes voor transportmiddelen op het bedrijfsterrein. Beveiligingsmaatregelen onderweg
3.7. DIEFSTALPREVENTIE Als het transportmiddel voorzieningen heeft die diefstal van het transportmiddel of van de lading voorkomen moeten deze worden gebruikt.
Beperk het aantal stops en sluit transportmiddelen zoveel mogelijk af
3.8. AANVULLENDE MAATREGELEN Naast de hierboven beschreven maatregelen, moet elk bedrijf grondig nagaan of zijn activiteiten, of die van zijn klanten, specifiekere maatregelen behoeven om risico’s te verminderen.
Volg de bedrijfsinstructies indien het gevoel ontstaat gevolgd of geobserveerd te worden en tevens bij ongewenste gebeurtenissen.
Kies verlichte en veilige halteplaatsen om het transportmiddel in de gaten te houden
HOOFDSTUK 1.10 ADR/RID: VOORSCHRIFTEN VOOR DE BEVEILIGING Onder beveiliging in de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan: de maatregelen of voorzorgs- maatregelen met het doel de kans op diefstal of misbruik van gevaarlijke goederen, waardoor personen, goederen of het milieu in gevaar gebracht zouden kunnen worden, te verkleinen. 1.10.1 ALGEMENE BEPALINGEN 1.10.1.1 Alle personen die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen moeten gelet op hun verantwoordelijkheden rekening houden met de voorwaarden voor de beveiliging van het vervoer van gevaarlijke goederen, vastgelegd in dit hoofdstuk. 1.10.1.2 Gevaarlijke stoffen mogen slechts ten vervoer worden aangeboden aan vervoerders, waarvan de identiteit bekend is. 1.10.1.3 Gebieden, gelegen op terminals voor tijdelijke opslag, locaties voor tijdelijke opslag, voertuigdepots, aanlegplaatsen en rangeerterreinen, die voor de tussenopslag tijdens het vervoer worden gebruikt, moeten voldoende zijn beveiligd, goed zijn verlicht en moeten voorzover mogelijk en nodig niet toegankelijk zijn voor onbevoegden. 1.10.1.4 Alle bemanningleden van een trein/voertuig waarmee gevaarlijke stoffen worden vervoerd moeten tijdens het vervoer een legitimatiebewijs voorzien van een foto bij zich hebben. 1.10.1.5 De veiligheidscontroles overeenkomstig 1.8.1 (ADR: en 7.5.1.1) moeten ook de beveiligingsmaatregelen omvatten, die van toepassing zijn. 1.10.1.6 (ADR) De bevoegde autoriteit moet een bijgewerkte registratie in stand houden van alle geldige vakbekwaamheidscertificaten van bestuurders als bedoeld in sectie 8.2.1, afgegeven door deze autoriteit of door alle door haar erkende organisaties. 1.10.2 OPLEIDING VOOR BEVEILIGINGSDOELEINDEN 1.10.2.1 De opleiding en de bijscholingscursussen, bedoeld in 1.3.1 moet ook elementen omvatten die betrekking hebben op bewustzijn voor beveiliging. De bijscholingscursus hoeft wat betreft beveiliging niet uitsluitend samen te hangen met wijzigingen van de reglementering. 1.10.2.2 De opleiding op het gebied van het beveiligingsbewustzijn moet gericht zijn op de aard van de beveiligingsrisico´s en op het herkennen van die beveiligingsrisico’s, op methoden om dergelijke risico’s aan de orde te stellen en te verlagen en op maatregelen die moeten worden genomen in geval van inbreuk op de beveiliging. De opleiding moet verder inzicht omvatten in de beveiligingspannen (voor-
zover aanwezig), in overeenstemming met de plichten en verantwoordelijkheden van de personen en hun rol in de toepassing van het beveiligingsplan. 1.10.3 VOORSCHRIFTEN VOOR GEVAARLIJKE GOEDEREN MET HOOG RISICOPOTENTIEEL 1.10.3.1 ´Gevaarlijke stoffen met hoog risicopotentieel´ zijn goederen, waarvan mogelijk misbruik gemaakt kan worden voor terroristische doeleinden, en die als gevolg daarvan aanleiding kunnen geven tot ernstige effecten zoals grote aantallen dodelijke slachtoffers of vernielingen op grote schaal. De lijst van deze goederen is opgenomen in Tabel 1.10.5. 1.10.3.2 Beveiligingsplannen 1.10.3.2.1 Vervoerders, afzenders en andere betrokkenen, omschreven in 1.4.2 en 1.4.3, die bij het vervoer van stoffen met hoog risicopotentieel zijn betrokken moeten een beveiligingsplan implementeren, waarin ten minste de onderdelen, omschreven in 1.10.3.2.2 aan de orde komen. 1.10.3.2.2 Het beveiligingsplan moet ten minste bestaan uit de volgende onderdelen: a) specifieke toewijzing van verantwoordelijkheden voor de beveiliging aan competente en bevoegde personen, die beschikken over voldoende autoriteit om daaraan inhoud te geven; b) registratie van de betrokken gevaarlijke goederen of soorten gevaarlijke goederen; c) beoordeling van de huidige bedrijfsprocessen en inschatting van de beveiligingsrisico´s, met inbegrip van al het voor het vervoersproces noodzakelijk oponthoud, het verblijf van de goederen in het vervoermiddel, de tank of de container, vóór, tijdens of na de verplaatsing en de tijdelijke tussenopslag bij multimodale overslag of overlading tussen vervoermiddelen; d) duidelijke vastlegging van de maatregelen die moeten worden genomen om de beveiligingsrisico’s te verminderen, waaronder begrepen: opleiding beveiligingsbeleid bijv. optreden bij situaties met verhoogde dreiging, onderzoek van nieuw personeel, nieuwe functies, etc.; bedrijfsprocessen, bijv. keuze of gebruik van routes, voorzover bekend, toegang tot gevaarlijke stoffen tijdens de tussenopslag, omschreven bij c), nabijheid van kwetsbare infrastructuur, etc.; uitrusting en middelen, te gebruiken voor het verlagen van de risico’s voor de beveiliging; e) effectieve en moderne procedures voor de rapportage en de behandeling in geval van bedreiging, gebreken of incidenten van de beveiliging; f) procedures voor de evaluatie en de beproeving van beveiligingsplannen en procedures voor de periodieke herziening en modernisering van de plannen;
g) maatregelen om de fysieke beveiliging van informatie over het vervoer, vastgelegd in het beveiligingsplan te garanderen; h) maatregelen om te garanderen, dat de verspreiding van informatie met betrekking tot het vervoersproces, opgenomen in het beveiligingsplan, beperkt wordt tot degenen, die daarover moeten beschikken. Dergelijke maatregelen moet de verstrekking van elders in het RID/ADR voorgeschreven informatie niet uitsluiten. Opmerking Vervoerders, afzenders en geadresseerden moeten met elkaar en met de bevoegde autoriteiten samenwerken teneinde informatie uit te wisselen, geschikte beveiligingsmaatregelen tóe te passen en te reageren op incidenten in verband met de beveiliging. 1.10.3.3 Er moet gebruik worden gemaakt van apparaten, uitrustingsdelen of procedures, die tot doel hebben diefstal van het vervoermiddel, waarmee gevaarlijke goederen met hoog risicopotentieel (zie Tabel 1.10.5) of de lading daarvan te voorkomen en er moeten maatregelen zijn genomen om te garanderen, dat deze steeds operationeel en doeltreffend zijn. De toepassing van deze beschermende maatregelen mag de hulpverlening bij ongevallen niet belemmeren.
Opmerking Indien telematica of andere geschikte methoden of inrichtingen voor het volgen van transporten reeds zijn aangebracht, kunnen deze middelen worden gebruikt om de verplaatsing van gevaarlijke goederen met hoog risicopotentieel (zie Tabel 1.10.5) te volgen. 1.10.4 Overeenkomstig het bepaalde in 1.1.3.6 zijn de voorschriften van 1.10.1, 1.10.2, 1.10.3 en (ADR) 8.1.2.1 d) niet van toepassing, indien de hoeveelheden vervoerd in (RID) wagens of grote containers / (ADR) transporteenheden de in 1.1.3.6/1.1.3.6.3 genoemde hoeveelheden niet overschrijden. Bovendien zijn de ADR voorschriften van 1.10.1, 1.10.2, 1.10.3 en 8.1.2.1 d) niet van toepassing, indien de hoeveelheden vervoerd in tanks of los gestort de in 1.1.3.6.3 genoemde hoeveelheden niet overschrijden. 1.10.5 De gevaarlijke goederen met hoog risicopotentieel zijn genoemd in onderstaande Tabel, voorzover zij worden vervoerd in hoeveelheden groter dan aangegeven in deze tabel
TABEL 1.10.5: LIJST VAN GEVAARLIJKE GOEDEREN MET HOOG RISICOPOTENTIEEL Klasse 1
Subklasse 1.1 1.2 1.3
Stof of voorwerp
6.1 6.2 7
Ontplofbare stoffen en voorwerpen Ontplofbare stoffen en voorwerpen Ontplofbare stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep C Ontplofbare stoffen en voorwerpen Brandbare gassen (alle classificatie- codes met letter F) Giftige gassen classificatiecodes T, TF, TC, TO, TFC of TOC) (excl. aerosols) Brandbare vloeistoffen van verpakkingsgroepen I en II Gedesensibiliseerde ontplofbare vloeistoffen Gedesensibiliseerde ontplofbare vaste stoffen Stoffen van verpakkingsgroep I Stoffen van verpakkingsgroep I Oxiderende vloeistoffen van verpakkingsgroep I Perchloraten, ammonium nitraat en ammoniumnitraathoudende meststoffen Giftige stoffen van verpakkingsgroep I Infectueuze stoffen van categorie A Radioactieve stoffen
8
Bijtende stoffen van verpakkingsgroep I
1.5 2
3
4.1 4.2 4.3 5.1
Tank(liter)
Hoeveelheid: Los gestort (kg)
Colli (kg)
a a
a a
0 0
a 0
a a
0 0
3000
a
b
0
a
0
3000 a a 3000 3000 3000
a a a a a a
b 0 0 b b b
a Niet van toepassing. b De voorschriften van 1.10.3 zijn niet van toepassing ongeacht de hoeveelheid.
3000 3000 b 0 a 0 a a 0 3000 A1 (speciale toestand) of 3000 A2, voor zover van toepassing, in Type B of Type C verpakkingen 3000 a b
BESLISSINGSSCHEMA OVER DE TOEPASBAARHEID VAN HOOFDSTUK 1.10
Nee
Ja
Hoeveelheidsgrenzen volgens 1.10.4 overschreden?
Hoofdstuk 1.10 niet van toepassing
Hoofdstuk 1.10, deel 1.10.1 & 1.10.2 van toepassing
Nee
Gevaarlijke goederen met een hoog risicopotentieel?
Uitsluitend delen 1.10.1 & 1.10.2 zijn van toepassing
Ja
Hoofdstuk 1.10, deel 1.10.3 is tevens van toepassing
Uitgave van de Commissie Transport Gevaarlijke Goederen