Resultaten internetpanel Dienst Regelingen Resultaten peiling 15: gebruik social media juli 2012
1. Inleiding Tussen 1 juni en 10 juni konden panelleden van het internetpanel Dienst Regelingen een peiling invullen over (gebruik van) social media en apps voor smartphones en tablets. In de peiling komt eerst het algemene gebruik van apps en social media door de panelleden aan de orde. Vervolgens wordt de link met Dienst Regelingen (DR) gelegd: ziet het panel social media als geschikte manieren van DR om met hen te communiceren? De enquête is niet alleen aangeboden aan het internetpanel van Dienst Regelingen, maar ook uitgezet onder twee specifieke klantgroepen van DR: Flora- en faunawet en Visserij. Ook is de enquête twee weken opengesteld via www.drloket.nl. Hierdoor viel de respons aanzienlijk hoger dan normaal uit. In totaal hebben 954 respondenten de vragenlijst ingevuld. Tabel 1 laat de verdeling per groep zien. De relaties betroffen vooral flora- en faunawet (292). Het responspercentage onder leden van het internetpanel bedraagt 46 procent. Tabel 1 Verdeling respons. internetpanel
312
relatie
345
open enquête
307
totaal
964
2. Smartphone, tablet en apps Ruim eenderde van de respondenten heeft een smartphone of tablet. In de meeste gevallen alleen een smartphone. Nog eens 7 procent is van plan één van deze twee te kopen (figuur 1).
Figuur 1 Bezit smartphone/tablet. 20%
smartphone 6%
tablet beide van plan te kopen
9% 7%
nee, (nog) niet nodig
52%
weet niet wat het is
7% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
1
De bezitters van een smartphone maken vooral gebruik van een besturingssysteem van Android, op enige afstand gevolgd door iOS van Apple en Windows. Voor een tablet gebruikt de meerderheid het Apple-systeem, gevolgd door Android.
Figuur 2 Besturingssysteem voor smartphone of tablet. 26%
Android
51% 68%
iOS (Apple)
23% 3%
Windows BlackBerry OS
12% tablet (n=148) smartphone (n=278)
6%
Symbian
3%
geen idee
1% 3%
anders
1% 1% 0%
25%
50%
75%
100%
De bezitters van een smartphone of tablet gebruiken in de meeste gevallen (84 procent) apps. Ruim eenderde van hen doet dit dagelijks (figuur 3).
Figuur 3 Gebruikt u wel eens apps? (n=337)
dagelijks
37%
wekelijks
11%
maandelijks
9%
onregelmatig
27%
nooit
16% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
De gebruikers van apps maken nauwelijks gebruik van speciale apps voor overheidsinformatie (16 procent). De redenen om dit niet te doen zijn vooral omdat deze apps er nauwelijks zijn (44 procent) en omdat men hier geen behoefte aan heeft (door 40 procent genoemd). Gebruikers van overheidsapps noemen: Bouwbesluit, Wetten, Buiten Beter, Kadaster, Natura 2000 en Binnenlands Bestuur.
2
Figuur 4 Gebruikt u wel eens apps voor overheidsinformatie? (n=283)
dagelijks
1%
wekelijks
1%
maandelijks
2% 13%
onregelmatig nee, zijn nauwelijks beschikbaar
44% 40%
geen behoefte aan 0%
10%
20%
30%
40%
50%
3. Algemeen gebruik social media In deze paragraaf wordt de algemene bekendheid en het gebruik van social media door de respondenten geïnventariseerd. Om te beginnen is gevraagd naar de bekendheid van diverse (vormen van) social media. Facebook en YouTube zijn onder de respondenten het meest bekend, gevolgd door Hyves en Wikipedia. De minst bekende zijn fotodeelsites als Flickr en Picasa (44 procent) en blogs (zoals Wordpress).
Tabel 2 Bekendheid sociale media. (n=954) bekend
niet bekend
Facebook (sociaal netwerken)
89%
11%
YouTube, Vimeo etc. (video's delen)
89%
11%
Hyves (sociaal netwerken)
85%
15%
Wikipedia (kennis delen)
84%
16%
Twitter (micro-bloggen)
79%
21%
MSN (chatten)
78%
22%
Skype (online bellen)
77%
23%
LinkedIn (sociaal netwerken)
64%
36%
Forum (bekijken, mening delen)
63%
37%
Google+ (sociaal netwerken)
63%
37%
Blog (bloggen)
53%
47%
Flickr, Picasa etc. (foto's delen)
44%
56%
Wikipedia en YouTube meest gebruikte social media Onder respondenten die social media kennen is vervolgens doorgevraagd naar het gebruik. Wikipedia en YouTube worden het vaakst gebruikt door de respondenten. Hyves, MSN en Flickr/Picasa worden het vaakst niet meer gebruikt, maar vroeger wel. Google+ (40 procent dagelijks/wekelijks) en Facebook (37 procent) worden van alle social media het meest intensief gebruikt (tabel 3).
3
Omdat het aantal gebruikers van Google+ in werkelijkheid veel kleiner is dan Facebook, vermoeden we dat bij het invullen gedacht is aan de zoekmachine Google. Dit vermoeden wordt gestaafd door het type gebruikers van Google+ (zie tabel 4) en het gebruik (zie tabel 5).
Tabel 3 Gebruik sociale media.
dagelijks
wekelijks
maandelijks
ooit gebruikt, nu niet meer
nooit gebruikt
n
Wikipedia
6%
28%
38%
10%
19%
806
YouTube, Vimeo etc.
6%
29%
34%
10%
22%
860
Forum
9%
17%
28%
15%
31%
610
Flickr, Picasa etc.
1%
8%
30%
24%
37%
421
Google+
25%
15%
11%
8%
41%
607
Skype
2%
8%
17%
21%
51%
745
LinkedIn
7%
19%
13%
10%
52%
618
Facebook
16%
11%
6%
7%
60%
854
MSN
2%
3%
5%
27%
63%
755
Hyves
1%
4%
6%
22%
68%
823
Twitter
8%
6%
5%
5%
75%
769
Blog
1%
3%
8%
9%
79%
511
Het daadwerkelijke gebruik van social media kan op verschillende manieren ingevuld worden. Enkele rollen die een gebruiker kan hebben zijn: • toeschouwer: ik plaats zelf weinig tot niets, ik bekijk voornamelijk informatie (zoals berichtjes, status updates, krabbels, foto's, video’s et cetera) van anderen; • deelnemer: ik plaats zelf soms informatie en bekijk informatie van anderen; • creator: ik plaats zelf vaak eigen informatie en bekijk informatie van anderen. Tabel 4 geeft weer welke rol de respondenten die social media gebruiken zichzelf toedichten. Toeschouwer en deelnemer worden in de regel het vaakst genoemd. Creators komen vooral voor op blogs (28 procent) en Twitter (24 procent). Tabel 4 Rol van de gebruikers op de diverse social media. toeschouwer
deelnemer
creator
n
14%
284
Facebook
36%
49%
Hyves
47%
47%
7%
86
LinkedIn
37%
55%
8%
239
YouTube, Vimeo etc.
90%
9%
1%
588
Flickr, Picasa etc.
62%
33%
6%
164
Wikipedia
91%
8%
1%
575
Twitter
36%
41%
24%
149
MSN
29%
67%
4%
79
Skype
14%
76%
10%
209
Blog
41%
31%
28%
58
Forum
55%
37%
8%
334
Google+
69%
30%
1%
310
4
Wikipedia en fora worden het vaakst gebruikt als informatiebron. De fotodeelsites en filmsites (Flickr en YouTube) gebruikt men het vaakst ter vermaak. Bloggen en twitteren zijn de voornaamste manieren voor panelleden om zichzelf te uiten. Skypen, MSN en Facebook zijn vooral voor de (sociale) contacten. Google+ wordt het meest gebruikt als informatiebron. We gaan ervan uit dat hierbij de zoekmachine wordt bedoeld.
Tabel 5 Waarvoor gebruikt u deze social media? informatiebron
plezier
zelf uiten
contacten
n
Facebook
14%
41%
3%
42%
284
Hyves
13%
52%
6%
29%
86
LinkedIn
46%
4%
4%
46%
239
YouTube, Vimeo etc.
36%
62%
1%
1%
588
Flickr, Picasa etc.
26%
62%
4%
8%
164
Wikipedia
96%
4%
1%
0%
575
Twitter
42%
17%
27%
15%
149
MSN
14%
35%
3%
48%
79
Skype
6%
20%
2%
72%
209
Blog
38%
19%
24%
19%
58
Forum
71%
8%
17%
4%
334
Google+
81%
8%
3%
8%
310
4. Bedrijfsmatig gebruik van social media Tweevijfde van de respondenten die bekend is met social media gebruikt deze specifiek voor bedrijfsmatige activiteiten. Dit zijn dan vooral Wikipedia (53 procent), Google+ (42 procent; waarschijnlijk de zoekmachine), videosites als YouTube (40 procent) en Linkedin (33 procent). Figuur 5 Gebruikt u social media specifiek voor uw bedrijfsmatige activiteiten, bijvoorbeeld om antwoord te vinden op uw bedrijfsvragen? (n=822)
41%
0%
25%
59%
50% ja
75%
100%
nee
Gebruik internetfora internetfora Panelleden die aangeven internetfora te gebruiken (347 in totaal) is gevraagd welke dit zijn. Internetfora die het vaakst worden genoemd en gericht zijn op agrariërs zijn: melkquota.startpagina.nl, boerderij connect, prikkebord, nieuwsgrazer en het veeteeltforum.
5
De meningen van de respondenten die internetfora gebruiken over de geschiktheid van fora om vragen te beantwoorden zijn niet onverdeeld positief. Een kwart vindt dit een goede zaak en denkt dat dit handig is. Meer dan de helft vindt dit echter niet nodig (40 procent) of zelfs vervelend (15 procent). Eén op de zes is neutraal.
Figuur 6 Hoe zou u het vinden als DR via deze fora uw vragen beantwoordt? (n=349)
goede zaak, handig
26%
niet nodig
40%
vervelend
15%
neutraal
18%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
5. DR op Twitter Twitter Dienst Regelingen heeft een twitteraccount (@DRLoket). Slechts een minderheid (4 procent) van de respondenten kent dit adres. In totaal hebben 21 respondenten (2 procent van de totale respons) de informatie die DR heeft gedeeld over de Gecombineerde opgave, gevolgd. Vier van hen hebben via Twitter contact gehad met DR over de Gecombineerde opgave.
Figuur 7 Bent u bekend met het twitteradres van DR? (n=964)
4%
0%
96%
25%
50% ja
75%
100%
nee
6
6. Filmpjes van DR op YouTube Er staan meerdere filmpjes van Dienst Regelingen op YouTube die te maken hebben met (het invullen van) de Gecombineerde opgave. Bijna eenvijfde van de respondenten weet dit (figuur 7).
Figuur 8 Bekendheid filmpjes DR op YouTube. (n=964)
19%
0%
81%
25%
50% ja
75%
100%
nee
Van de groep respondenten die deze filmpjes kent, heeft de meerderheid (57 procent) er ook wel eens naar gekeken als iets rondom de Gecombineerde opgave niet duidelijk was. Gepercenteerd over de totale respons is dit 11 procent.
Figuur 9 Gebruik filmpjes DR op YouTube door degenen die er bekend mee zijn. (n=187)
57%
0%
25%
43%
50% ja
75%
100%
nee
De respondenten hebben in meerderheid de voorkeur voor de gebruikelijke kanalen om informatie van DR te ontvangen (54 procent). Bijna drie op de tien vindt het positief dat hiervoor ook nieuwe media worden gebruikt (figuur 9).
7
Figuur 10 Oordeel over gebruik social media door DR. (n=964)
voorkeur voor bekende kanalen
54%
een goede zaak dat DR ook deze ‘nieuwe’ kanalen inzet
29%
weet niet/geen mening
17% 0%
25%
50%
75%
100%
7. Oordeel over het gebruik van apps en social media In de komende twee paragrafen worden de respondenten stellingen over apps, social media en innovatie voorgelegd. Om te beginnen enkele stellingen over apps (figuur 11). Panelleden laten het gebruik van apps vooral afhangen van het (verwachte) nut ervan. De meningen over het nut van apps om zaken te doen met DR zijn verdeeld. Hetzelfde geldt voor de handigheid van het afnemen van zaken van DR via apps. Ongeveer een kwart staat open voor apps van DR.
Figuur 11 Stellingen over het gebruik van apps. (n=964)
Of ik een app gebruik, hangt af van het nut van die app
50%
16% 11%
23%
Apps zijn voor fun, niet voor serieuze dingen
23%
21%
37%
20%
Als ik diensten van Dienst Regelingen af zou kunnen nemen via apps, zou ik dit wel handig vinden
22%
23%
34%
21%
De ontwikkeling van apps voor zaken met Dienst Regelingen is nuttig voor mij
19%
35%
20%
0% (helemaal) eens
neutraal
25%
25%
(helemaal) oneens
50%
75%
100%
weet niet
8
Vervolgens zijn enkele stellingen over het gebruik van social media aan de respondenten voorgelegd. De meerderheid vindt dat het open karakter van social media niet past bij het zakelijke contact dat men met DR heeft. Men is verdeeld over de stellingen dat social media de communicatie met DR (voor ondernemers) makkelijker maakt en de afstand tussen DR en hen verkleind. Net als bij de apps geldt dat ongeveer een kwart ronduit positief staat tegenover gebruik van social media door DR.
Figuur 12 12 Stellingen over het gebruik van social media (n=964)
Het open karakter van social media past niet bij het zakelijk contact dat ik met Dienst Regelingen heb
46%
Social media maken de communicatie tussen Dienst Regelingen en ondernemers makkelijker
26%
Door social media wordt de afstand tussen Dienst Regelingen en ondernemers kleiner
25%
0% (helemaal) eens
neutraal
23%
31%
29%
25%
(helemaal) oneens
21%
11%
28%
15%
33%
14%
50%
75%
100%
weet niet
8. Oordeel over innovatie Figuur 13 laat enkele stellingen over het innovatieve gehalte van DR zien. De respondenten oordelen doorgaans positief of neutraal over deze stellingen. Rond de 10 procent is het oneens met de stellingen dat DR vernieuwt, innovatief is en met de tijd meegaat. Met de negatief geformuleerde stelling dat DR achterblijft bij ontwikkelingen is 8 procent van de respondenten het eens.
9
Figuur 13 Stellingen over het innovatieve gehalte van Dienst Regelingen. (n=964)
Dienst Regelingen vernieuwt
34%
38%
9%
19%
Dienst Regelingen gaat met de tijd mee
34%
38%
9%
19%
13%
19%
Dienst Regelingen is innovatief
25%
Dienst Regelingen blijft achter bij ontwikkelingen 8% op internetgebied
40%
0% (helemaal) eens
neutraal
44%
25%
26%
50%
(helemaal) oneens
23%
75%
100%
weet niet
De respondenten staan in meerderheid positief tegenover de mate waarin zij zelf innoveren en vernieuwen. Zo vindt 24 procent dat zij altijd de laatste zijn die nieuwe toepassingen ontdekt, en is 43 procent het hiermee oneens.
Figuur 14 Stellingen over innovatie in het algemeen. (n=964)
Ik probeer graag nieuwe dingen uit
40%
Vergeleken met anderen ben ik altijd een van de laatsten die nieuwe toepassingen ontdekt
24%
Over het algemeen ben ik minder geïnteresseerd in innovatie dan anderen
0% (helemaal) eens
neutraal
20% 5%
28%
19%
Als er iets nieuws op de markt is, sta ik met mijn 10% neus vooraan
36%
34%
30%
25%
(helemaal) oneens
43%
5%
42%
5%
55%
50%
75%
4%
100%
weet niet
10
9. Toekomstig gebruik social media door DR In deze laatste paragraaf is gevraagd of de respondenten gebruik zouden maken van mogelijkheden die DR via social media biedt. Het meest kansrijk is het nieuws over regelingen of uitleg hierover door middel van filmpjes. Meer dan de helft (53 procent) zou hier waarschijnlijk wel gebruik van maken. De mogelijkheid van een online forum voor het ontwikkelen van voorstellen voor het uitvoeren voor een praktijkgerichte uitvoering van de regelgeving zou door 36 procent waarschijnlijk wel gebruikt worden. Het gebruik van fora voor het delen van informatie, een facebook-account of een twitter-account (dat er overigens al is) zou door het overgrote deel van de respondenten waarschijnlijk niet gebruikt gaan worden.
Tabel 6 Zou u gebruik maken van bepaalde social media als DR deze zou inzetten? Als DR… (zeer) waarschijnlijk …nieuws over regelingen of uitleg zou aanbieden in de vorm van filmpjes, zou ik deze bekijken. …de mogelijkheid biedt samen om met DR en andere ondernemers via een online platform voorstellen te ontwikkelen voor een praktijkgerichte uitvoering van de regelgeving, maak ik hier gebruik van. …informatie gaat delen via een forum, word ik lid van dit forum …actief wordt op Facebook, word ik lid/volger. …informatie gaat delen via Twitter, ga ik het twitteraccount van DR volgen. …de mogelijkheid geeft om mijn mening te geven op Facebook, maak ik hier gebruik van.
neutraal
(zeer) onwaarschijnlijk
weet niet
53%
20%
25%
2%
36%
21%
38%
4%
21%
20%
55%
3%
12%
8%
75%
5%
12%
10%
74%
3%
11%
9%
76%
3%
In een open vraag kon men suggesties doen voor apps die DR zou kunnen ontwikkelen. De meeste reacties die worden gegeven zijn geen suggesties, maar meer in de trant van: ‘ga geen apps ontwikkelen’, of ‘niet doen’. Concrete suggesties die wel worden genoemd zijn een Mijn Dossier-app. Flora- en faunawet en subsidies. Tot slot konden er nog algemene suggesties worden gedaan.
10. Welk vervolg geeft DR aan deze uitkomsten? De resultaten uit het onderzoek naar de mediavoorkeuren geven DR inzicht in het gebruik van verschillende media en de voorkeuren daarin gelieerd aan DR. Ook geeft het onderzoek inzicht in de meningen over toekomstig gebruik van nieuwe media door DR. DR gebruikt deze inzichten bij het maken van keuzes over de mediakanalen die we wel of niet gaan gebruiken en wel of niet gaan ontwikkelen. De komende maanden wordt er bij DR gewerkt aan een social mediabeleid en keuzes over apps. De uitkomsten uit het onderzoek zijn basis voor de richting die DR daarin kiest.
11