Resultaten alumni-enquête Scheikunde In het kader van de accreditatie van de opleiding Scheikunde, is een enquête gehouden onder de alumni van deze opleiding. De enquête, bestaande uit vragen over de eerste baan en over waardevolle en gemiste kennis en vaardigheden vanuit de studie, is toegestuurd aan 302 afgestudeerden, allen van de afgelopen 8 jaar. Van de 302 aangeschreven hebben 138 alumni gereageerd; een respons van 43%. Daarbij in ogenschouw genomen dat het adressenbestand duidelijk niet up-to-date was is deze respons “hoog” te noemen. Hieronder staan de belangrijkste resultaten van de enquête. Deze resultaten geven een beeld over de ongedeelde opleiding scheikunde. Het betreft enkel de reacties van Nederlandse studenten, die de opleiding aan de UvA gestart zijn en hebben afgerond. De buitenlandse studenten worden apart benaderd.
Aantal deelnemers Het totaal aantal deelnemers aan de enquête bedroeg 138. In Figuur 1 staat weergegeven in welke jaren de deelnemers zijn afgestudeerd. Gezien de slinkende studentenaantallen gedurende de laatste jaren, is deze verdeling van het aantal reacties over de verschillende jaren een logische verdeling. 1996 jaar van afstuderen
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 0
5
10
15
20
25
aantal respondenten
Figuur 1: aantal deelnemers verdeeld over de verschillende afstudeerjaren
Huidige functies van de deelnemers en carrièreverloop. Veel van de respondenten zijn thans nog werkzaam in de chemie; hetzij in het onderzoek, het onderwijs, de commerciële sector of de industrie. Onderstaande beroepen, allen gerelateerd aan chemie, worden meermalen genoemd: • AIO / Postdoc • Adviseur • Beleidsmedewerker • Docent Scheikunde • Specialist chemische wetgeving / milieuwetgeving • Milieucoördinator • Projectmanager • Onderzoeker De respondenten die na hun studie zijn gaan promoveren en inmiddels hun promotie hebben afgerond, zijn vrijwel allemaal nog werkzaam in het onderzoek, hetzij als postdoc aan een (veelal buitenlandse) universiteit, hetzij als onderzoeker of projectleider in het bedrijfsleven. Een aantal van de respondenten is na hun studie terecht gekomen in de commerciële sector. Vaak was hun eerste baan nog zijdelings gerelateerd aan de scheikunde, maar in het verloop van de verdere carrière is deze relatie verloren gegaan en is men algemeen “salesmanager” geworden. Degenen die in de ICT zijn gaan werken en daar meestal nog werkzaam zijn, zijn allen afgestudeerd tussen 1996 en 1999. Een aantal van hen hebben zich na hun studie scheikunde laten omscholen tot ICT’er.
De eerste baan na de studie Tijd tussen afstuderen en de eerste baan In Figuur 2 staat weergegeven na hoeveel maanden men gemiddeld een baan vond. Opvallend hierbij is dat verreweg de meeste binnen drie maanden na afstuderen een baan vinden. Enkele respondenten gaven aan dat zij al een baan hadden gevonden voordat zij waren afgestudeerd. Ook gaven enkele respondenten aan dat zij eerst een grote buitenlandse reis hadden gemaakt of even hebben rondgesnuffeld op de arbeidsmarkt, voordat zij een passende baan zijn gaan zoeken. In dit geval hebben zij de tijd aangegeven tussen het actief zoeken naar een baan en het vinden van een baan.
< 3 maanden
tijd
3 - 6 maanden 6 - 12 maanden > 1 jaar 0%
20%
40%
60%
80%
percentage
Figuur 2: tijd tussen het afstuderen en de eerste baan
Sector waarin en soort organisatie waarbij de eerste baan werd gevonden In Figuur 3 staat weergegeven in welke sector en bij welk soort organisatie de eerste baan gevonden werd. Iets meer dan 40% van de afgestudeerden gaat verder met promotieonderzoek en in alle gevallen behalve 1, vindt dit promotieonderzoek plaats aan de universiteit. Opvallend is dat veel van degenen die gaan promoveren een promotieplaats hebben gevonden aan dezelfde universiteit als waar zij hebben gestudeerd. Met andere woorden: velen blijven de UvA, en vaak zelfs dezelfde onderzoeksgroep als die waarin het afstuderen plaatsvond, trouw. De respondenten die hebben aangegeven een onderzoeksbaan te hebben gevonden, anders dan een promotieplaats, zijn verdeeld over de universiteiten, de zelfstandige onderzoeksinstituten en de multinationals (Shell, Akzo, TNO, Corus, etc.). Bij deze multinationals komen ook degenen terecht die werkzaam zijn in de industrie, maar niet in een onderzoeksbaan. Degenen die in de ICT terecht gekomen zijn, zijn meestal werkzaam bij de kleinere bedrijven. De afgestudeerden die in deze sector hun eerste baan hebben gevonden en ook vaak nu nog in deze sector werken zijn allen afgestuurd tussen 1996 en 1999. De sector “onderwijs” is logischerwijze direct gekoppeld aan de organisatie “Middelbare school of HBO”. Van degenen die het onderwijs zijn ingegaan is er één respondent werkzaam op het HBO; de overige zijn practicumbegeleider of docent Scheikunde op de middelbare school.
Promoveren
soort organisatie
Universiteit
sector
Onderzoek ICT Onderwijs Industrie Consultancy
Bedrijf, multinational Bedrijf, overig Middelbare school of HBO Overheid
Overig 0%
Onderzoeksinstituut
10%
20%
30%
40%
50%
0%
10%
percentage
20%
30%
percentage
Figuur 3: Sector waarin (links) en soort organisatie waarbij (rechts) de eerste baan werd gevonden
De verdeling van beroepen over de verschillende sectoren komt overeen met de landelijke gemiddeldes, zoals deze worden vermeld in de WO-monitor.
40%
50%
Was Scheikunde de passende studie? Op de vraag of Scheikunde de passende studie voor de eerste baan was, reageert 67% met een volmondig “Ja”. De overige 33% heeft verschillende redenen om scheikunde niet de passende studie te noemen: • Sommigen hebben een eerste baan gevonden, die niet aansloot bij het opleidingsniveau (baan op hbo- of mbo-niveau). Op zich was scheikunde wel de juiste studierichting, maar was academisch niveau niet nodig geweest. Kanttekening hierbij is dat sommigen respondenten slechts tijdelijk een baan onder hun niveau hebben gehad en vrij snel zijn doorgegroeid naar hogere functies • Een aantal respondenten geeft aan dat het op zich niet zoveel uitmaakte welke studie zij gedaan hadden; elke bètastudie was in principe goed geweest. Wel wordt vaker opgemerkt dat Natuurkunde misschien passender was geweest; enkelen geven hierbij als reden dat er in het scheikundecurriculum zeer weinig natuurkunde zit. • Een aantal respondenten geeft aan dat scheikunde op zich niet de meest aansluitende studie was, maar dat zij absoluut geen spijt hebben deze studie gevolgd te hebben. • Degenen die in de ICT een baan hebben gevonden geven aan dat Informatica een betere studie geweest zou zijn • Tot slot geeft een aantal respondenten aan dat bedrijfskunde of bestuurskunde ook passend was geweest. Tevens wordt regelmatig opgemerkt dat scheikunde wel passend is, maar dat een stuk bedrijfkunde of bestuurskunde gemist wordt. Voldeed de eerste baan aan de verwachting? 57% van de respondenten geeft aan dat de eerste baan inderdaad aan de verwachting voldeed. De toelichtingen die de overige 43% van de respondenten geven, hebben eigenlijk uitsluitend betrekking op hun eigen situatie. Velen hadden tijdens hun studie nog geen bepaalde baan voor ogen en zijn min of meer in hun huidige baan gerold of zijn in een ander vakgebied terecht gekomen. Een ander vaker genoemd antwoord is dat men wel een baan in de chemie wilde, maar die niet te vinden waren.
Kennis en Vaardigheden Waardevolle kennis uit de studie De twee meest voorkomende antwoorden op deze vraag zijn dat algemene scheikundekennis en alle opgedane kennis waardevol is gebleken. Blijkbaar is volgens de respondenten een algemeen chemisch inzicht het meest waardevolle in de carrière van chemici zowel in de industrie als op universiteiten. Van de specifieke kennis wordt kennis op organisch gebied en kennis op het gebied van procestechnologie en transportverschijnselen het meest genoemd. Ruim 20% van de respondenten noemt organische en ruim 15% procestechnologische kennis als waardevol. Verder wordt kennis op het gebied van biochemie, wiskunde, natuurkunde/fysische chemie, anorganische chemie/organometaalchemie, analytische chemie en spectroscopie ook door velen als waardevol beschouwd, maar door een kleinere groep respondenten. Ook de kennis opgedaan bij practica en bij- en hoofdvakstages wordt door veel respondenten als zeer waardevol beschouwd. Commentaar Over het algemeen antwoorden veel respondenten op deze vraag vanuit hun huidige functie en noemen daarbij de specifieke kennis die ze daarin nodig hebben. Dit loopt zeer sterk uiteen in alle takken van de chemie. Opvallend is echter dat zij naast de specifieke kennis ook regelmatig de algemene basisscheikunde kennis nog gebruiken of in ieder geval als waardevol beschouwen. De terugkoppeling van deze resultaten naar het huidige programma is moeilijk, omdat een grote variëteit in de vakgebieden terug te vinden is. Echter zouden organische chemie en ook procestechnologie vertegenwoordigd moeten zijn in ons programma om de uitslag van de enquête recht te doen. Voor organische chemie is dat ook zeker het geval in het huidige curriculum, maar voor procestechnologie in veel mindere mate. Men moet zich echter wel realiseren dat aan het eind van de jaren 90 aan de UvA ook de opleiding tot chemisch ingenieur werd aangeboden en dat een deel van de respondenten daaruit voortkomt. De huidige opleiding is meer fundamenteel gericht en het is daarom de vraag in hoeverre de uitslag van deze vraag representatief is voor de huidige opleiding. Gemiste kennis tijdens de studie Allereerst moet vermeld worden dat veel geënquêteerden deze vraag blijkbaar niet goed hebben begrepen aangezien een significant deel gemiste vaardigheden noemt i.p.v. gemiste kennis. Daarom worden deze antwoorden m.b.t. vaardigheden buiten beschouwing gelaten. De gemiste kennis loopt zeer sterk uiteen afhankelijk van het huidige beroep van de respondenten. Het is daarom ook niet praktisch al deze kennis te noemen. Er zijn wel een aantal kennisgebieden die vaker worden genoemd. Dit zijn meer geavanceerde wiskunde en statistiek, ecologie/milieuchemie, bedrijfskunde, recht en meer geavanceerde natuurkunde. Vooral kennis op het gebied van bedrijfskunde wordt door een ruime tien procent van de respondenten genoemd als een gemis. Commentaar In het huidige bachelorprogramma is het mogelijk en wordt het gestimuleerd om vakken te volgen buiten de scheikunde. In het derde jaar is hiervoor een vrije keuzeruimte van 30 ECTS die met een geheel andere studierichting kan worden ingevuld. Waardevolle vaardigheden uit de studie Analytisch, kritisch en exact denken is voor de helft van alle respondenten een waardevolle vaardigheid die zij tijdens de studie hebben geleerd. Verder worden de praktische laboratoriumvaardigheden, schriftelijke rapporteervaardigheden en het geven van presentaties door velen genoemd als waardevolle vaardigheid. Door een kleinere groep wordt het kritisch lezen van vakliteratuur, samenwerken en spectroscopische technieken genoemd. Bovengenoemde vaardigheden die door de respondenten als waardevol worden beschouwd, zijn niet afhankelijk van het huidige beroep dat respondenten uitoefenen. De meeste vaardigheden komen namelijk van pas in alle functies. Commentaar Het feit dat de helft van alle geënquêteerden aangeeft dat zij analytisch, kritisch en exact hebben leren denken tijdens hun opleiding is een bevestiging van deze doelstelling die de opleiding scheikunde, evenals andere exacte opleidingen, heeft. Het valt op dat presenteer en schrijfvaardigheden die ook door veel respondenten als gemiste vaardigheid wordt genoemd (zie hieronder), door andere
respondenten weer als waardevolle vaardigheid wordt aangegeven. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat in het curriculum van alumni uit eerdere jaargangen veel minder aandacht voor deze ´soft skills´ is geweest, terwijl deze vaardigheden in de recentere curricula meer aan bod zijn gekomen. Gemiste vaardigheden uit de studie Bij de analyse van de antwoorden op de vraag welke vaardigheden alumni hebben gemist in hun studie is het belangrijk te onderscheiden welke vaardigheden worden gemist die gerelateerd zijn aan de opleiding, en welke vaardigheden worden gemist die voortkomen uit het huidige specialisme van de alumni. De meest genoemde vaardigheden die alumni missen zijn overduidelijk presenteren en communicatie. 33 van de 137 respondenten geeft aan dat zij meer training in deze vaardigheden gehad zouden willen hebben. Nauw hieraan verwant is het werken in teamverband en het schrijven van publicaties/verslagen in het engels. Deze vaardigheden worden ook door een groot deel van de respondenten genoemd als gemiste vaardigheden in de opleiding. Opvallend is dat de meeste klachten over deze communicatieve vaardigheden komen van studenten die voor 2001 zijn afgestudeerd. Het missen van bovengenoemde communicatieve vaardigheden wordt niet alleen door respondenten uit een specifiek beroepenveld genoemd, maar dwars door alle beroepen heen. Zowel in het universitaire onderzoek als in het bedrijfsleven, zijn deze vaardigheden zeer belangrijk voor het goed functioneren. Door respondenten die in het onderzoek terecht zijn gekomen wordt het opzetten en plannen van onderzoek naast de bovengenoemde communicatievaardigheden zeer veelvuldig genoemd als gemiste vaardigheid. Door respondenten uit de industrie wordt leiding geven, onderhandelen, organisatiekunde en timemanagement. Bij deze beroepsgebonden vaardigheden is het echter de vraag of deze te maken hebben met de scheikunde opleiding. Tenslotte wordt door meerdere respondenten en beroepsgroepen wetenschapsfilosofie, loopbaanoriëntatie en didactische/educatieve aangegeven als gemiste vaardigheid. Commentaar Een groot deel van de deelnemers van de alumni-enquête heeft een curriculum gevolgd dat op een aantal punten verschilt van de huidige bachelor. In het huidige bachelorprogramma en het kandidaatsprogramma is veel meer aandacht voor communicatieve vaardigheden dan in het verleden het geval was. Bij practica en projecten wegen verslagen en presentatie mee in het cijfer en wordt hieraan aandacht besteed door de begeleiding. Verder krijgen de eerstejaars al meteen in het eerste semester de vakken academische basiscompetenties en algemene en onderzoeksvaardigheden. Deze cursussen besteden aandacht aan het geven van presentaties als ook het schrijven van verslagen waarbij het tweede vak voortbouwt op het eerste en de basiscompetenties meer concreet toepast op de scheikundestudie. Het schrijven van verslagen en het communiceren in het engels staat niet expliciet vermeld bij de practica in het tweede en derde jaar, maar doordat veel begeleiders van practica uit het buitenland komen wordt het engels spreken en soms ook het engels schrijven gestimuleerd. Samenwerking met andere disciplines Bijna 40% van de respondenten geeft aan dat de student tijdens de studie scheikunde niet genoeg wordt voorbereid op het werken met mensen uit andere (natuurwetenschappelijke) disciplines. Nadere bestudering van dit getal laat zien dat vooral de afgestudeerden tot het jaar 2000 vonden dat de studie niet genoeg voorbereidde op samenwerking met andere disciplines. Afgestudeerden na het jaar 2000 zijn meer tevreden: slechts 20% geeft nu nog aan niet voldoende te zijn voorbereid op samenwerking met mensen uit andere disciplines.
Overige opmerkingen Hieronder worden een aantal opmerkingen geciteerd. Ondanks dat het hier citaten betreft, wordt er geen mening weergegeven van een enkel individu. Er zijn enkel citaten opgenomen waarvan de strekking van de inhoud van de opmerking regelmatig terugkeert. • “Wat mij betreft was de studie veel te veel gericht op een baan als promovendus en verder in het onderzoek. Meer informatie over chemie buiten het onderzoek en andere informatie over industrie zouden zeker welkom geweest zijn.” • “Ik heb gedurende mijn studie Chemie, ook een propedeuse Kunstgeschiedenis gedaan. Dat heeft mij veel voordeel opgeleverd, voornamelijk op het gebied van presenteren, schrijven en onderwijzen. Ik denk dat deze onderdelen systematischer onderwezen zouden moeten worden bij de technisch-wetenschappelijke studies. Het hoeft niet tot in de detail te zijn, maar enige basisprincipes zijn in korte tijd bij te brengen. Voorts zou het interessant zijn de studenten iets meer een blik in de productie te laten krijgen. Dit kan door excursies, maar ook door het uitnodigen van mensen uit de industrie. Die zouden als speciaal programma een korte presentatie kunnen geven en vervolgens met de studenten kunnen discussieren.” • “Ik vond de studie scheikunde aan de lichte kant en had graag meer mogelijkheden gezien om wiskunde en natuurkunde vakken te kunnen kiezen. Verplichte natuurkunde vakken te weinig en niveau te laag.” • “Academische vorming hoort verder te gaan dan "inhoudelijk voeren", dat naar mijn mening in de jaren '90 veruit de boventoon voerde. Ik heb de kwaliteit van de studie overigens nooit als ondermaats ervaren, maar ik vond de opzet te smal. Een bovenbouwvak "algemene vaardigheden" (zoals wet- en regelgeving, economie, communicatieve vaardigheden, plaats in de maatschappij etc.) en wat meer filosofische inbedding zouden een waardevolle aanvulling geweest zijn.” • “Als AiO aan de UvA moet ik onderwijs geven aan nieuwe studenten. Hiervoor begeleid ik practica. Wat me is opgevallen is dat het aantal practicum-uren significant is afgenomen sinds mijn studie en dat er nog steeds practica geschrapt worden. Aangezien Scheikunde nog steeds een experimentele wetenschap is, en het practisch werk in het lab dus zeer belangrijk is, lijkt het mij essentieel voor hun verdere carriere dat de studenten practische vaardigheden opdoen tijdens hun studie. De enige manier hiervoor is het inroosteren van meer practica. Het inperken van de practica in het scheikunde onderwijs baart mij dus ernstige zorgen.” • “Ik kijk terug op een plezierige periode, waarin ik vele heb geleerd in een goede sfeer.” • “Terugblikkend is het lastig om te zeggen wat ik *tijdens mijn studie* aan kennis/vaardigheden gemist heb. Ondertussen heb ik zoveel bijgeleerd (tijdens mijn promotietijd al) Ik ben dus vergeten te vermelden dat ik aan de universiteit ook redelijk getraind ben om mij nieuwe kennis eigen te maken. Dat is misschien wel het belangrijkste. Deze vaardigheid vereist natuurlijk wel een solide basis van kennis. Over het algemeen heb ik nu een zeer positief beeld over de kwaliteit van de amsterdamse scheikundestudie.”
Jeroen Wassenaar, Marieke Kranenburg februari 2005